Samenvatting (summary in Dutch) | 149
Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm, waarbij de meest extreme consequentie suïcide is. Het voorkomen of verlaten van het ontstaan van een depressie is daarom van groot belang. Dit kan bereikt worden door preventie. Er zijn 3 typen preventie: (1) universele preventie, waarbij op de gehele populatie gemikt wordt, (2) selectieve preventie, waarbij alleen specifieke groepen mensen worden benaderd die bepaalde risicofactoren gemeen hebben (bijvoorbeeld traumatische gebeurtenissen, armoede, enz.), (3) geïndiceerde preventie, waarbij alleen gekeken wordt naar mensen die zich in een vroeg stadium van depressie bevinden of alleen symptomen van depressie vertonen, maar nog niet voldoen aan de criteria voor depressie (ook wel subklinische depressie). Subklinische depressie wordt gezien als een prodromale fase van depressie en daarmee ook als de beste voorspeller op het ontwikkelen van een depressie. Mensen met een subklinische depressie vormen daarom een hoog-risico groep op het krijgen van een depressie. Er zijn verschillende manieren om subklinische depressie te operationaliseren; (1) een score boven een afkapwaarde op een screeningsinstrument, zonder dat voldaan wordt aan de DSM-V criteria voor depressie of (2) het hebben van een sombere stemming samen met andere symptomen, waarbij dit er minder zijn in aantal en ernst vergeleken met de DSM-V criteria voor een depressie. Subklinische depressie komt vaak voor en heeft, net als depressie, grote impact op het dagelijks leven en de maatschappij. Naar verwachting zijn er in Nederland 7.5% mensen, in de algemene populatie, die lijden aan subklinisch depressieve symptomen. Het voorkomen van depressie in mensen die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van een depressie is een goede eerste stap in het verlagen van de incidentie (nieuwe gevallen) van depressie. Subklinische depressie is in de literatuur consistent aangetoond als beste voorspeller voor het ontwikkelen van depressie. Dit proefschrift heeft zich daarom gericht op mensen die al depressie symptomen rapporteerden, maar niet voldeden aan de DSM-IV criteria voor een depressie diagnose en daarmee dus op geïndiceerde preventie. Hiermee komen de bekende woorden van Benjamin Franklin: “An Ounce of Prevention is worth a Pound of Cure” wellicht tot zijn recht. Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in het hulp-zoek gedrag en het ontstaan van depressie in mensen met subklinische depressie. Hoofdstuk 1 bevat een algemene introductie tot het onderwerp. Hierin wordt de definitie van subklinische depressie benoemd en wordt de literatuur omtrent hulp-zoek gedrag en preventie besproken.
S
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18 R19 R20 R21 R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35 R36 R37 R38 R39
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18 R19 R20 R21 R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35 R36 R37 R38 R39
150 | Chapter 7
Hoofdstuk 2 beschrijft de effectiviteit van preventieve cursussen (of interventies). De incidentie blijkt met 21% verlaagt te worden wanneer men preventieve interventies volgt. Er was geen verschil tussen de verschillende typen preventie, maar dit is wellicht beïnvloedt doordat onderzoek naar universele preventie schaars is. Het aantal mensen dat behandeld moet worden om 1 nieuw geval van depressie te voorkomen (NNT) is 20. Er is geen literatuur beschikbaar over wat hoge of lage NNT’s zijn, maar gezien de gevolgen van depressie op het leven, zowel economisch, sociaal, als fysiek lijkt 20 een acceptabel aantal. Hoofdstuk 3 ligt de redenen en factoren toe om (niet) deel te willen aan preventieve cursussen. Er werden 3 groepen mensen geïdentificeerd; (1) mensen die hulp hebben gekregen (vervulde behoefte), (2) mensen die aangeven wel hulp te willen ontvangen, maar dit niet hebben gekregen (onvervulde behoefte), (3) mensen die aangeven geen behoefte aan hulp te hebben (geen behoefte). Bijna de helft van de mensen (40%) gaf aan geen behoefte aan zorg te ervaren. Zij gaven aan geen symptomen te ervaren, in staat te zijn om de problemen zelf op te lossen, of zelf steun te vinden in de eigen omgeving. Mensen die geen behoefte aan zorg rapporteerden scoorde lager op neuroticisme en waren ouder in vergelijking tot mensen die een vervulde behoefte rapporteerden. Hoewel niet iedereen met subklinische depressie hulp nodig heeft, blijkt een belangrijk deel (33%) van de mensen een onvervulde behoefte te ervaren. Een groter begrip creëren over het hulp-zoek gedrag in deze groep mensen is belangrijk zodat de mensen die aangeven hulp nodig te hebben en te willen ontvangen, dit ook daadwerkelijk ontvangen. Hoofdstuk 4 beschrijft hoe goed mensen eigenlijk zijn in het identificeren van (symptomen van) depressie en angst bij henzelf. Het overgrote deel van de literatuur heeft zich gericht op hoe goed mensen depressie kunnen herkenning in anderen door middel van zogenaamde “vignette” studies. Dit zijn studies die fictieve personen omschrijven met en zonder depressie en vragen mensen dan om te identificeren welk fictief persoon wel en welke geen depressie hebben. Ook heeft onderzoek zich gericht op de vergelijking tussen het herkennen van symptomen bij mensen zelf in vergelijking tot wat anderen (vrienden, partner, familie) zien bij die persoon. Het is echter belangrijk om te weten hoe goed mensen het bij zichzelf kunnen herkennen, omdat dit één van de sterkste redenen is om hulp te zoeken. Hoewel de meeste mensen goed in staat lijken te zijn om de symptomen te identificeren bij zichzelf, is er een belangrijke minderheid die dit kan. Deze mensen onderschatten de symptomen die zij hebben. Dit was geassocieerd met meer persoonlijk stigma, gescheiden zijn, en een jongere leeftijd. Het verlagen van stigma bij de mensen lijkt dus belangrijk en zou kunnen zorgen voor beter hulp-zoek gedrag. In hoofdstuk 5 werd onderzocht hoe mensen tegen mentale gezondheidszorg aankeken. Mentale gezondheidszorg kan onderverdeeld worden in verschillende vormen:
Samenvatting (summary in Dutch) | 151
professionele zorg, informele zorg (bijvoorbeeld vrienden of familie) en de overtuiging dat men psychische problemen voor zichzelf houdt of zelfvoorzienend. Onderzoek heeft aangetoond dat niet iedereen hulp nodig heeft, maar de hoeveelheid mensen die wel hulp zoekt is drastisch lager dan de hoeveelheid die uiteindelijk een depressie ontwikkeld (en die dus baat hadden gehad bij hulp).Hoe men tegen zorg aankijkt (attitude) is bepalend in hoe zij omgaan met problemen. Mannen, jongere leeftijd, hogere controle op het leven, en makkelijke toegankelijkheid tot zorg leiden tot een positieve attitude ten opzichte van professionele zorg. Daarentegen blijken oudere leeftijd, lagere controle op het leven en mindere toegankelijkheid tot zorg samen te hangen met een positievere attitude ten opzichte van zelfvoorzienend zijn. Het niet hebben van werk en hogere controle op het leven hangen samen een positievere attitude ten opzichte van informele hulp. De attitude die men aan het begin van de studie had bepaalde in hoge mate de attitude na 4 jaar. Opvallend was dat uit de resultaten bleek dat mensen die problemen liever voor zich houden een mindere mate van controle op het leven rapporteerden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de problemen nog te veel geïnternaliseerd zijn en men er nog niet over kan praten of dat men denkt dat er over praten geen zin zal hebben. Hoofdstuk 6 toont de ontwikkeling van depressie en angststoornissen in mensen met een subklinische depressie. Tussen de basismeting en het follow-up moment blijkt 22% van de mensen te voldoen aan de criteria voor depressie (unipolair en/of dysthymie). Bij de basismeting bleek een minderheid (24%) een comorbide angststoornis te hebben. Figuur 1 laat het ontstaan van depressie en angst zien in mensen met subklinische depressie en mensen met subklinische depressie en een comorbide angststoornis. Hoewel het voorspellen van depressie en angststoornissen in mensen met subklinische depressie moeilijk blijft, laten de resultaten in dit proefschrift zien dat een levensgeschiedenis van depressie stoornissen een voorspeller is voor het opnieuw ontwikkelen van een depressie. De ernst van symptomen op het screeningsinstrument bleek het ontstaan van angststoornissen te voorspellen. Het vergoten van inzicht in welke factoren voorspellen of een depressie of angststoornis zal ontwikkelen is belangrijk, omdat dit preventie beter mogelijk maakt en kan helpen om de preventieve interventies aan te bieden en aan te passen aan mensen die er baat bij hebben. Hoofdstuk 7 vat de resultaten samen en bespreekt de suggesties voor verder onderzoek. Daarnaast worden de implicaties voor de klinische praktijk en beleid besproken. Overal ter wereld is de deelname aan preventieve interventies laag, ook al is aangetoond dat deze interventies effectief zijn. In Nederland is er een uniek gezondheidszorg stelsel waarin preventieve zorg in principe toegankelijk is voor iedereen tegen weinig tot geen kosten, maar ook in Nederland is de deelname bijzonder laag. Dit proefschrift vergroot de bestaande kennis en is een goede eerste stap om de behoefte aan zorg, het hulp-zoek
S
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18 R19 R20 R21 R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35 R36 R37 R38 R39
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18 R19 R20 R21 R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35 R36 R37 R38 R39
kosten, maar ook in Nederland is de deelname bijzonder laag. Dit proefschrift vergroot de
152 | Chapter 7
bestaande kennis en is een goede eerste stap om de behoefte aan zorg, het hulp-zoek gedrag en
het ontstaan van depressieve stoornissen in mensen die een hoog risico lopen beter te gedrag en het ontstaan van depressieve stoornissen in mensen die een hoog risico lopen begrijpen. beter te begrijpen. Depressieve stoornis (n = 22; 20.8%)
Subklinische depressie (n = 106; 76.3%)
Angst stoornis (n = 9; 7.1%) Comorbide depressie en angst stoornissen (n = 6; 5.7%) Geen depressie of angst (n = 69; 65.1%)
Sample (n = 139
Depressieve stoornis (n = 9; 27.3%)
Subklinische depressie en angst stoornis (n = 33; 23.7%)
Angst stoornis (n = 11; 33.3%) Comorbide depressie en angst stoornissen (n = 5; 15.2%) Geen depressie of angst (n = 8; 24.2%)
Figuur 1. Flowchart van diagnoses na 1 jaar in mensen met en zonder comorbide angststoornis.
Figuur 1. Flowchart van diagnoses na 1 jaar in mensen met en zonder comorbide angststoornis.
De resultaten uit dit tonen aanaan dat, hoewel De resultaten uitproefschrift dit proefschrift tonen dat, hoewelhet hetmoeilijk moeilijkblijkt blijktom om het het ontstaan ontstaan van van depressie te voorspellen, het belangrijk is om naar de ernst van symptomen en de depressie te voorspellen, het belangrijk is om naar de ernst van symptomen en de levensgeschiedenis van depressie stoornissen te kijken. Daarbij moet men zich bewust zijn van het feit dat niet alle gevallen de depressieve symptomen zich ontwikkelen levensgeschiedenis vanindepressie stoornissen te kijken. Daarbij moet men zich bewust zijn van tot een depressieve stoornis. Het is echter wel belangrijk dat GGZ-instellingen, het feit GGD-en dat niet inen alledegevallen de depressieve symptomen ontwikkelen een die huisartsen, overheid zich inzetten om zorgzich te leveren aan tot mensen een onvervulde behoefte aan zorg rapporteren. Mensen zijn over het algemeen goed in depressieve stoornis. Het is echter wel belangrijk dat GGZ-instellingen, huisartsen, GGD-en en staat om symptomen in zichzelf te identificeren, maar jonge mensen, gescheiden mensen en mensen die meer stigma ervaren hebben een grotere kans om hun symptomen te 168
Samenvatting (summary in Dutch) | 153
onderschatten. Dit kan leiden tot uitstel in het zoeken van hulp. De kans is namelijk groot dat deze mensen pas hulp zoeken wanneer de symptomen ernstiger worden. Het verlagen van stigma, met name in jonge mensen of mensen die gescheiden zijn, is belangrijk.
S
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18 R19 R20 R21 R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35 R36 R37 R38 R39