Samenvatting (Summary in Dutch) Het exporterende MKB in Europa Al eeuwenlang worden in Europa goederen (en tegenwoordig ook steeds meer diensten) internationaal verhandeld. Eén van de oudste manieren om over de grenzen van landen heen zaken te doen is exporteren. Al in de vijftiende eeuw ontstond een open wereldeconomie, die vele Europese landen achtereenvolgens roem en rijkdom bracht. In het bijzonder Nederland en Engeland profiteerden van dit internationale netwerk van markten (denk aan de Engelse en Hollandse handel met de (verre) Oost). Hoewel er in de loop van de jaren meer manieren van internationalisering zijn ontstaan is het belang van export voor Europese bedrijven nog steeds niet te onderschatten. Deze manier om de buitenlandse markt te betreden is vooral van belang voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) gezien de lage kosten en het relatief lage risico dat exporteren met zich mee brengt, vergeleken met bijvoorbeeld het opstarten van een joint venture of het opstarten van een eigen vestiging in het buitenland. Het is dan ook interessant te onderzoeken welke factoren het exportsucces van deze ondernemingen positief dan wel negatief beïnvloeden. Hieruit volgt de doelstelling van dit proefschrift: het verklaren van de exportprestatie van Europese exporterende MKB-bedrijven. Theoretische achtergrond In hoofdstuk 2, het theoretische hoofdstuk van deze studie, wordt een conceptueel raamwerk ontwikkeld dat als basis dient voor de empirische hoofdstukken. Teneinde de factoren die de exportprestatie beïnvloeden te kunnen benoemen en in relatie tot elkaar te kunnen plaatsen is de bestaande literatuur over exportsucces geanalyseerd. Als eerste zijn reeds gepubliceerde reviews geanalyseerd om tot een classificatie van de determinanten van exportprestatie te komen. Deze exercitie heeft tot de categorieën ‘omgeving’, ‘onderneming’, ‘manager’ en ‘exportactiviteiten’ geleid. Een verbijzondering is aangebracht in de categorie ‘manager’, aangezien het MKB de focus is van deze studie. Immers, de manager is
267
The Export Performance of European SMEs
het centrale punt van de MKB-onderneming en verschilt wezenlijk van het managementteam zoals we dat tegenkomen bij grote bedrijven. Daarom is een onderscheid gemaakt tussen zowel objectieve en subjectieve karakteristieken van de manager. Als tweede zijn, gebruik makend van een gestructureerde meta-analyse, 43 empirische onderzoeken op het gebied van exportprestatie, gepubliceerd in de periode 1989-2003, samengebracht. Over de operationalisering van exportprestatie valt te concluderen dat de meest gebruikte maatstaven exportverkopen en exportintensiteit zijn. Wel is er een ontwikkeling gaande naar het gebruik van ook subjectieve maatstaven van succes en het gebruik van meerdimensionale maatstaven. Deze meta-analyse resulteerde uiteindelijk in een integraal raamwerk met alle specifieke variabelen (ondergebracht in de respectievelijke categorieën), die volgens de literatuur exportprestatie kunnen verklaren. Daarnaast zijn alle onderlinge relaties tussen deze determinanten bepaald, evenals hun directe en /of indirecte invloed op exportsucces. Belangrijk is ook de conclusie dat slechts weinig empirische studies de determinanten van exportsucces integraal benaderen; vaak wordt slechts een deel van alle mogelijke variabelen opgenomen of wordt slechts één (of enkele) categorie(ën) met exportsucces in relatie gebracht. Bovendien wordt in veel gevallen alleen de directe invloed van de variabele op exportprestatie onderzocht; de mogelijke indirecte relaties blijven buiten beschouwing. Het integrale exportsuccesmodel is het startpunt voor de empirische verklaring van de exportprestatie van de Europese MKB-ondernemingen in deze studie. Methodologie Om het theoretische raamwerk op zijn verklarende waarde te beoordelen, zijn panelgegevens gebruikt die verzameld zijn door de Interstratos (International Strategic Orientation of Small- and Mediumsized Enterprises) onderzoeksgroep. Deze dataset is ontstaan uit een jaarlijks uitgestuurde schriftelijke enquête die ingevuld is door industriele MKB-ondernemingen met minder dan 500 personeelsleden in zeven Europese landen; te weten België, Nederland, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden, Noorwegen en Finland. De gebruikte paneldata bestaat uit gegevens van 1125 ondernemingen, die in de jaren 1991, 1993 en 1995 geparticipeerd hebben in de enquête (zie hoofdstuk 3).
268
Samenvatting (Summary in Dutch)
Aangezien vooral de prestatievariabelen een hoge mate van non-respons ten toon spreidden, zijn in hoofdstuk 4 met behulp van het programma NORM drie volledige datasets geïmputeerd, waarbij NORM een Bayesiaanse aanpak hanteert gebaseerd op de a-priori verdeling van de variabelen. Deze meervoudige imputatie van missende waarden heeft als voordeel boven een enkelvoudige imputatie, dat de onzekerheid rondom de geïmputeerde missende waarden wordt meegenomen. Hiertoe wordt één dataset gebruikt om het model vast te stellen en vervolgens te schatten. De andere twee datasets worden ook gebruikt om het model te schatten. Door de significantie, richting en grootte van de parameters van de drie modellen met elkaar te vergelijken wordt de robuustheid van het gevonden model vastgesteld. De gegevens zijn verder gevalideerd en geanalyseerd met behulp van SPSS en Structural Equations Modeling (Lisrel 8.30), waarbij een tweestapsaanpak. In de eerste stap worden de meetmodellen van de latente variabelen geschat en vastgezet, waarna in stap twee het structurele model wordt geschat. Empirische toets integrale exportsuccesmodel In hoofdstuk 5 wordt het geoperationaliseerde integrale exportsucces model empirisch getoetst voor één jaar, te weten 1995. Exportprestatie wordt hierbij gemeten als ‘exportverkopen’ en als ‘exportintensiteit’. Voor beide maatstaven wordt het model afzonderlijk geschat, gehoor gevend aan de discussie in de literatuur dat beide prestatiemaatstaven niet een zelfde onderliggende schaal reflecteren, maar twee verschillende (en soms conflicterende) maatstaven van succes zijn. Ondanks deze legitieme redenatie, geven de empirische resultaten van het integrale model aan dat er weinig verschillen zijn tussen het model met exportverkopen of exportintensiteit als afhankelijke variabele. De resultaten maken duidelijk dat exportprestatie met name wordt beïnvloed door omgevingsvariabelen (veranderingen op de aanbodsmarkt en de nationale en internationale verkoopmarkt), ondernemingsvariabelen (ondernemingsgrootte, de bekwaamheden van de onderneming en de exportervaring die een onderneming heeft) en exportactiviteiten (het verzamelen van formele en informele informatie op de buitenlandse markt en het samenwerken met buitenlandse partners). Empirische toets informatieverzamelingsmodel In de resultaten van het statische integrale model werd een significante invloed van het verzamelen van informatie geconstateerd. Recent zijn meerdere publicaties
269
The Export Performance of European SMEs
verschenen die het belang van informatie in een internationale setting benadrukken, daarbij voortbouwend op het welbekende marktoriëntatieconcept. De literatuur benadrukt daarbij ook de rol van de attitude van de manager in dit informatiegedrag; een rol die nog wordt versterkt in een MKB-bedrijf. In hoofdstuk 6 zijn daarom de relaties tussen de risicoattitudes van de manager (ten aanzien van veranderingen en planning), het informatieverzamelingsgedrag van de MKBonderneming en de exportprestatie zowel statisch (gebruikmakend van de 1995 data) en longitudinaal (gebruikmakend van de 1991, 1993 en 1995 data) geanalyseerd. Het informatieverzamelingsgedrag is gespecificeerd naar een tweetal dimensies: 1 Waar de informatie wordt verzameld, dat wil zeggen op de binnen- of buitenlandse markt, en 2 Het type informatie dat wordt verzameld, dat wil zeggen (1) formele versus informele informatie, of (2) export research, assistance of intelligence informatie. Een eerste opvallend resultaat is dat de MKB-ondernemingen in het panel slechts een klein deel van alle mogelijke informatiebronnen gebruikt, waarbij men meer vertrouwt op formele (of research) informatie van binnenlandse informatiebronnen, terwijl op de buitenlandse markt de intelligence bronnen meer worden geconsulteerd. Daarnaast negeert een groot gedeelte van het panel alle informatiebronnen. Uit de resultaten blijkt vervolgens dat: (1) Het verzamelen van exportinformatie de exportprestatie bevordert, in het bijzonder informatie van buitenlandse informatiebronnen; (2) De risicoaversie van de manager ten aanzien van veranderingen de hoeveelheid informatie die wordt verzameld reduceert, terwijl een voorkeur voor planning een manager aanspoort meer informatie te verzamelen; (3) De risicoaversie ten aanzien van veranderingen heeft een negatief effect op exportprestatie, maar alleen maar op exportverkopen, terwijl de houding van de manager ten aanzien van planning geen relatie heeft met exportprestatie; (4) De informatie die in het voorgaande jaar wordt verzameld de exportprestatie in het daaropvolgende jaar stimuleert; (5) De exportprestatie in het voorgaande jaar de hoeveelheid informatie die gezocht wordt in het daaropvolgende jaar stimuleert.
270
Samenvatting (Summary in Dutch)
Conclusies De belangrijkste conclusies uit dit proefschrift kunnen als volgt worden samengevat: (1) In de exportliteratuur bestaat nog geen consensus over de operationalisering van exportprestatie, noch over de determinanten van exportprestatie, noch over de soort verbanden tussen de determinanten en exportprestatie (direct en/ of indirect), noch over de causaliteit van de relaties tussen de determinanten. Dit proefschrift heeft een aanzet gegeven de verschillende conceptuele en empirische literatuur op het gebied van exportprestatie samen te brengen en zo tot een overzicht te komen dat kan dienen als basis voor verder empirisch onderzoek. (2) Het gebruik van meervoudige imputatiemethoden bij het omgaan van missende waarden heeft voordelen boven het gebruik van een enkelvoudige imputatie, omdat de hiermee de robuustheid van de oplossing op basis van één geïmputeerde dataset gevalideerd kan worden met de andere geïmputeerde datasets. Bij het opzetten van een longitudinaal onderzoek moet met name rekening worden gehouden met missende waarden. Ook blijken veel respondenten moeite te hebben met het vrijgeven van objectieve prestatieindicatoren, wat op te lossen is door tevens gebruik te maken van meer subjectieve maatstaven. (3) Indien een manager de exportprestatie van zijn of haar MKB-onderneming wil verbeteren, kan hij of zij ertoe over gaan meer informatie te verzamelen bij buitenlandse informatieverschaffers, en/of meer samen te werken met buitenlandse partners. Een internationale marktoriëntatie is dus voordelig. Ook kan hij bepaalde ondernemingskarakteristieken op het gebied van bekwaanmheden (inclujsief exportervaring) proberen te verbeteren. De andere significante omgevingsdeterminanten liggen veel meer buiten de controle van de manager en met hij/zij als onbeheersbaar beschouwen. Dat geldt ook voor de ondernemingskarakteristiek ‘ondernemingsgrootte’. Het is goed dat de manager er zich van bewust is dat zijn/haar risicohouding invloed heeft op zowel het informatieverzamelingsgedrag als de exportprestatie van de onderneming. Hiermee wordt meteen de speciale plaats van de eigenaar-manager in het geval van een MKB-onderneming benadrukt. Ook is gebleken dat een hogere exportprestatie een manager
271
The Export Performance of European SMEs
ertoe aanzet meer informatie te verzamelen in de toekomst, terwijl ook de verzamelde informatie nog een uitgesteld, positief effect heeft op de toekomstige exportprestatie.
272