INHOUDSOPGAVE
Samenvatting
1
Inleiding
1
Wat is spiritualiteit?
2
Nieuwe spiritualiteit
4
Individualisme
4
Expressief individualisme en nieuwe spiritualiteit
6
Methode
8
Meetinstrument
8
Procedure en deelnemers
9
Resultaten
10
Verwerking van de data
10
Factoranalyse expressief individualisme
11
Expressief individualisme
13
Spiritualiteit
13
Relatie expressief individualisme en spiritualiteit
14
Zelfontplooiing
15
Autonomie
15
Uniciteit
15
Samenvatting van het resultaat
16
Discussie
16
Referentielijst
21
Bijlagen Bijlage 1: De vragenlijst
23
Bijlage 2: Details procedure
28
SAMENVATTING In deze studie is een verkennend onderzoek uitgevoerd om de relatie tussen expressief individualisme en nieuwe spiritualiteit te bestuderen. Expressief individualisme kan begrepen worden als de mate van uniciteit, welke een individu wil ontplooien voor een waardig leven. Spiritualiteit is een persoonlijke zoektocht naar, of een ervaring van een heilig object. Dit heilig object kan qua vorm en betekenis op verschillende wijzen ingevuld worden door het individu. Het heilig object kan (1) transcendent of (2) immanent zijn. Bij nieuwe spiritualiteit staat (3) het zelf centraal als heilig object. Om de relatie tussen expressief individualisme en nieuwe spiritualiteit te bestuderen werd op verschillende forums op het internet een vragenlijst afgenomen. Daarbij werd verwacht dat (1) er geen samenhang is tussen de mate van spiritualiteit en de mate van expressief individualisme, (2) er wél een samenhang is tussen expressief individualisme en de spiritualiteitsstijl, oftewel invulling van het heilig object, en (3) er geen verschil is tussen de expres sief individualisme score van deelnemers met een transcendente of deelnemers met een immanente invulling van het heilig object. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de eerste verwachting klopt. De tweede verwachting werd ten dele bevestigd. De derde verwachting werd niet bevestigd. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat er een samenhang is tussen nieuwe spiritualiteit en zelfontplooiing. Eventueel vervolgonderzoek zou gericht moeten zijn op de psychologische betekenis van immanentie. Tevens zou er onderzoek moeten volgen over de invulling van het religieus denkkader van mensen met een immanent beeld van het heilig object.
INLEIDING
We leven in een geïndividualiseerde samenleving. ‘Jezelf zijn’ is een belangrijk begrip geworden waar eenieder een eigen invulling aan geeft, altijd en overal. Zo kopt De Trouw van 18 maart 2004 in haar bijlage De Verdieping: “Ego-religie verdringt godsdienst”. Met ego-religie wordt bedoeld dat mensen hun eigen geloof samenstellen uit allerhande overtuigingen. Datgene wat het beste bij het individu past wordt gekozen. Daarbij stelt men de religie ten dienste van zichzelf, in plaats van dat men zichzelf ten dienste stelt van de religie zoals vroeger het geval was. Religie is minder centraal komen te staan in het dagelijks handelen. Levensvragen zoals ‘Waar kom ik vandaan?’ en ‘Wie ben ik?’ zijn daardoor moeilijker te beantwoorden, omdat men deze niet zondermeer vanuit een religieuze traditie kan verklaren. Men gaat vaker op zoek naar een persoonlijk antwoord en een persoonlijke betekenis van het leven. Hierdoor blijkt spiritualiteit meer dan ooit een rol van betekenis te spelen in het leven van veel mensen. Dit roept meteen de vraag op, hoe individualisme en spirituele betrokkenheid samengaan. In deze scriptie beantwoord ik die vraag door de uiting van individualisme en spirituele betrokkenheid te bestuderen. Ik zal ten eerste de complexe begrippen spiritualiteit en individualisme definiëren, zonder tekort te doen aan de diversiteit van beide. Spiritualiteit kan op twee verschillende
1
wijzen onderscheiden worden, als (1) geloof in een buiten het zelf liggende macht, welke ik een externe macht noem, of (2) geloof in jezelf, welke ik een interne macht noem. Dit laatste definieer ik als nieuwe spiritualiteit, waarbij het individu centraal staat. Tot slot zal ik nieuwe spiritualiteit in relatie tot individualisme bespreken. Alhoewel het voor de hand liggend lijkt dat beide samenhangen, immers in beide staat het individu centraal, is deze relatie toch bestudeerd. Dit omdat, de relatie impliceert dat individuen die geloven in een religieuze traditie zichzelf minder vaak centraal zetten in geloof. Zij zouden diegene (of datgene) waarin ze geloven, bijvoorbeeld God, centraal zetten in hun leven. Echter de individualisering va n de gehele maatschappij op allerlei gebieden spreekt dit tegen.
Wat is spiritualiteit? De vraag ‘Wat is spiritualiteit?’ is niet eenvoudig te beantwoorden. Reeds vele wetenschappers hebben getracht spiritualiteit te operationaliseren, om te onderzoeken welke aspecten belangrijk zijn voor de mens. Echter, een alles omvattende definitie kan niet worden gegeven doordat de operationalisatie van spiritualiteit in onderzoek vaak verschilt (Garssen, van Dierendonck, & Tromp, 2001). Definities van spiritualiteit zijn er dan ook legio: als subcultuur voor het oplossen van levensvragen (Sheridan 1986); als persoonlijke beleving van religie (Besecke, 2001); als een diepe persoonlijke beleving van het leven waarbij ervaring belangrijk is (Gobbell, 1980). Een uitputtender definitie wordt gegeven door Jernigan (2001) die stelt dat spiritualiteit de organisatie van het individuele en collectieve leven is rond dynamische patronen van betekenis, waarden en sociale relaties die het leven de moeite waard maken en de dood betekenisvol. Toch blijkt uit onderzoek dat er geen eenvoudige duiding is waar de meerderheid van de mensen mee zou instemmen (Zinnbauer, Pargament, & Scott, 1999 In Garssen, Dierendonck, & Tromp, 2001). Gobbell (1980) verklaart dit door de rol van taal: “Much of the language deludes us into thinking that we are talking to each other when, in fact, we are talking past each other.” Door de ambiguïteit van taal is het volgens hem onmogelijk om elkaar te begrijpen. Ik zal trachten een eenvoudige definitie van sp iritualiteit te geven, zonder de diversiteit van het begrip te kort te doen. Spiritualiteit wordt in de literatuur vaak gedefinieerd in relatie tot religiositeit. Er zijn drie veel voorkomende denkkaders. Ten eerste zijn er definities die spiritualiteit en religiositeit als hetzelfde beschouwen. Hierbij worden beide begrippen omschreven als 2
een zoektocht naar, of een ervaring van het heilige. Het heilige wordt beschouwd als de ultieme werkelijkheid of waarheid die boven de wereld staat en onsterfelijk is. Het heilige kan een object of persoon zijn (Hill, & Hood, 1999). Tevens zijn er definities die spiritualiteit als onderdeel van religiositeit beschrijven. (Besecke, 2001; Gobell, 1980; Pargament (1999) in Lewis, 2001). In beide staat de zoektocht naar het heilige centraal. Echter, spiritualiteit is hier een aspect van religiositeit dat betekenis geeft aan deze zoektocht en het heilig object. Ten derde zijn er definities die beide begrippen als deels hetzelfde, deels verschillend beschrijven (Bibby, 1995 ; Lewis, 2001). De zoektocht naar het heilig object staat centraal, echter bij spiritualiteit is er sprake van een persoonlijke invulling van dit object, terwijl bij religiositeit deze invulling vanuit ideeën over heersende tradities is (Cartwright, 2001). Ondanks de vele ideeën over de definiëring en de relatie tussen spiritualiteit en religiositeit is het aannemelijk dat beide begrippen deels verschillend, deels hetzelfde zijn. Dit wordt bevestigd door Canadees onderzoek over de persoonlijke betekenis van spiritualiteit, waaruit blijkt dat de deelnemers aangeven óf spiritueel te zijn, óf religieus, óf spiritueel en religieus (Bibby, 1995). Volgens Lewis (2001) kunnen we, uit het feit dat mensen zeggen wel spiritueel en/of gelovig zijn maar niet (institutioneel) religieus, concluderen dat spiritualiteit en religiositeit niet noodzakelijk inwisselbare termen zijn, hoewel ze aan elkaar gerelateerd zijn. Uitgaande van de bevindingen van Bibby (1995) en Lewis (2001) definieer ik spiritualiteit als de persoonlijke zoektocht naar, of een ervaring van een heilig object. Dit heilig object is een hogere macht, buiten het zelf, waarvan de vorm en betekenis wordt bepaald door het individu zelf. Spirituele handelingen, zoals bijvoorbeeld bidden, zijn gericht op dit buiten het zelf liggende heilige object. Dit extern heilig object, kan transcendent of immanent worden begrepen (Cartwright, 2001; Sheridan, 1986). Een transcendent heilig object staat boven de schepping en heeft bovennatuurlijke mogelijkheden voorbijgaand aan de natuurwetten. Bijvoorbeeld God, een alleswetende, onsterfelijk macht. Een immanent heilig object staat niet boven de wereld, maar is opgenomen in de omgeving van het individu en vormt hiermee een eenheid. Met andere woorden het goddelijk is vervat in de omgeving (Hood, Spilka, Hunsberger, & Gorsuch, 1996). Een voorbeeld van een immanent heilig object is de natuurgod Pan die de kracht van de natuur, waarvan de mens onderdeel is, representeert.
3
Nieuwe spiritualiteit Heden ten dagen is er een toenemende belangstelling voor spiritualiteit (Bibby, 1995; Wulff, 1997), samengaand met een toenemende belangstelling voor het individu (Van Harskamp, 2004). In spiritualiteit staat steeds vaker ‘het zelf’ centraal als onderdeel van psychologische ontwikkeling (Wulff, 1997). Het impliceert de eigen constructie van kennis, betekenis en realiteit (Gobbell, 1980), zoals het individu zelf vorm en inhoud geeft aan het heilig object. Tegenwoordig stelt men daarbij steeds vaker zichzelf centraal als heilig object, in plaats van een externe transcendente of immanente invulling hiervan. Hierdoor kunnen we spreken van nieuwe spiritualiteit, waarbij in het geloof het heilig object staat voor ‘het zelf’ als intern heilig object. Elchardus en Lauwers (2000) noemen het eigenhandig creëren van geloof zelfreligie, waarbij het zelf eveneens centraal staat als heilig object. Dit he ilig object is voorwerp van trouw en respect en dient ontplooid te worden voor een waardig leven. Ik zal hier later op terugkomen. Het creëren van een eigen geloof en het aanpassen ervan aan de eisen van het eigen leven noemt Roof (1998, 1999; In Besecke, 2001) reflexieve spiritualiteit. Dit wordt gedefinieerd als een praktijk waarin het individu zijn denkbeelden constant bijstelt afhankelijk van de heersende (moderne) religies. Besecke (2001) beschouwt reflexieve spiritualiteit als persoonlijke religiositeit en een culturele hulpbron. Spiritualiteit helpt, als onderdeel van cultuur, bij het oplossen van levensvragen doordat de moderne mens door metaforische interpretatie een instrument heeft om het transcendente te begrijpen. Daarbij blijven beleving en observatie erg belangrijk. Door het constant kritisch zijn ten opzicht van het eigen geloof is het bijstellen van ideeën over het heilig object mogelijk. Dit is wat nieuwe spiritualiteit aantrekkelijk maakt: met het individu als heilig object kan men ideeën over onverklaarbare elementen bijstellen waardoor levensvragen beantwoord worden, zonder dat men aan zichzelf hoeft te twijfelen.
Individualisme Individualisme is een eeuwenoud Westers fenomeen dat het maximaliseren van het welzijn en de vrijheid van het individu inhoudt (Realo, Koido, Ceulemans, & Allik 2002). Afhankelijk van de heersende tijdsgeest en de moraal wordt er een invulling gegeven aan beide (De Lange, 1989). Toen na de Franse Revolutie (1789-1795) de burgerij opkwam, was het bezitsindividualistisch denken bijvoorbeeld erg belangrijk. 4
Niet iedereen genoot van welvaart, waardoor er mede op basis van bezit, en respect voor ieders bezit, er onderscheid werd gemaakt tussen rechten en plichten van individuen. Echter met de intrede van de consumptiemaatschappij (beginnend eind 18de eeuw, begin 19de eeuw) vielen zorgen over dagelijkse, primaire levensbehoeften weg, en werd materieel bezit meer gemeengoed. Hierdoor kreeg het individu de ruimte om zich te richten op andere zaken dan bezit. Zoals authenticiteit, het geloof dat men uniek is en dat uiting van deze uniekheid positieve gevolgen heeft voor zichzelf en de samenleving (Taylor 1991; In Elchardus, & Lauwers, 2000). En zelfontplooiing, wat inhoudt dat men zich moet verwezenlijken door origineel te zijn en anders dan anderen te zijn (Elchardus, & Lauwers, 2000). Beide werden grondmotieven van het dagelijks handelen (de Lange, 1989). Bellah, Madsen, Sullivan, Swidler, en Tipton (1996) noemen de huidige visie expressief individualistisch. Zij gaan ervan uit dat elk mens uniek is en in staat gesteld moet worden zijn uniciteit, de mate waarin men zich bewust is dat men als individu anders is dan andere mensen (Realo, et al., 2002), te ontplooien. Hierbij dient men rekening te houden met de uniekheid van anderen. De expressie van uniciteit leidt tot zelfontplooiing waarbij vrijheid en zelfbeschikking, oftewel welzijn, voorop staan (Elchardus, & Lauwers, 2002). Paradoxaal genoeg is het streven van elke mens naar uniciteit datgene dat zorgt voor gelijkheid. De expressie van menselijke verschillen maakt dat alle individuen op elkaar lijken door dezelfde opvattingen over uniciteit. Iedereen wil zichzelf ontplooien, omdat dit positief is voor zichzelf en de samenleving. De samenleving, oftewel de sociale omgeving, is belangrijk bij de uitdrukking van uniciteit. De sociale omgeving dient namelijk ter vergelijking of reflectie van bestaande gedachten waardoor expressie van het individu mogelijk is. Het belang van de sociale omgeving werd onderzocht door Realo, et al. (2002) waarbij werd gesteld dat individuele gedachten verschilden in verschillende sociale relaties. Er werden drie componenten van individualisme verondersteld: (1) autonomie: de mate waarin men onafhankelijk kan denken, beoordelen en ove rleven, (2) zelfverantwoordelijkheid: de mate waarin men zelf verantwoording neemt voor daden; het wel of niet internaliseren of externaliseren van het resultaat van handelen, en (3) uniciteit: de mate waarin men zich bewust is van de eigen uniekheid, het anders zijn dan anderen. Deze drie componenten werden in verband gebracht met drie typen sociale relaties: die met familie en naasten, die met leeftijdsgenoten en vrienden, en tenslotte de 5
relatie met de staat of natie. De individuele gedachten van de deelnemers met betrekking tot autonomie en uniciteit verschilden weinig met betrekking tot de drie verschillende sociale relaties. Zelfbehoud, een subcategorie van zelfverantwoordelijkheid, verschilde wel ten opzichte van de drie typen relaties. Opvallend is dat men in verschillende sociale situaties zich bewust is van de eigen uniekheid in onafhankelijk denken, beoordelen en overleven, maar voor het resultaat van handelen niet altijd verantwoording neemt. Dit maakt wederom duidelijk waarom nieuwe spiritualiteit aantrekkelijk is, met behoud van uniciteit en autonomie kan men ideeën over het onverklaarbare bijstellen (Besecke, 2001), zonder hierover verantwoording af te hoeven leggen tegenover de ander(en).
Expressief individualisme en nieuwe spiritualiteit Evenals bij het expressief individualisme staat in nieuwe spiritualiteit uniciteit centraal, alsmede het uniek zijn, ontdekken, ontplooien en het respecteren hiervan. Zoals eerder genoemd neemt hierin het zelf een belangrijk plek in als heilig object van geloof. Deze visie op het heilig object is onderzocht door Elchardus en Lauwers (2000) met een kwalitatieve analyse van 472 antwoordessays over de twee vragen ‘Wat is zichzelf zijn?’ en ‘Wat is zelfontplooiing?’. Hieruit konden drie belangrijke dimensie van zelfreligie, wat ik nieuwe spiritualiteit noem, worden onderscheiden: (1) zelfidentiteit, (2) zelfonderscheiding en (3) de zogenaamde emosturing. Zelfidentiteit staat voor het ontd ekken van en trouw zijn aan een uniek zelf. Zelfonderscheiding staat voor het vermogen en belang jezelf te onderscheiden van anderen. Emosturing staat voor de vrije uiting van emoties die een leidraad vormen voor handelen. Elchardus en Lauwers (2000) concluderen dat het zelf als heilig object staat voor het ontdekken van en het trouw zijn aan zichzelf, waarbij het belangrijk is dat men zichzelf van anderen onderscheidt door onafhankelijk te denken en te beoordelen. Volgens hen is de samenhang tussen het expressief individualisme en zelfreligie evident. In zelfreligie komt het expressief individualisme tot uitdrukking. Dit houdt in dat men zich bewust is van de eigen uniekheid en dat men deze wil ontplooien door zichzelf centraal te zetten als heilig object in het geloof. Een zwakte van deze conclusie is echter, dat de operationalisatie van zelfreligie aan de hand van de twee vragen ‘Wat is zichzelf zijn?’ en ‘Wat is zelfontplooiing?’ reeds impliceert dat in nieuwe spiritualiteit het individu centraal staat. Het ligt dan ook voor de hand dat deze conclusie klopt. 6
In dit onderzoek wil ik de veronderstelde relatie tussen nieuwe spiritualiteit en expressief individualisme bestuderen. Indien deze relatie bestaat betekent dit namelijk dat mensen die uitdrukking geven aan hun uniekheid in het dagelijks handelen, het heilig object van spiritualiteit vaker als interne macht beschouwen. Zoals reeds eerder aangegeven is het heilig object extern of intern. Dit veronderstelt een samenhang tussen expressief individualisme en spiritualiteit die gericht is op het zelf als heilig object, zoals Elchardus en Lauwers (2000) reeds bestudeerd hebben. Daartegenover staat echter dat mensen die minder behoefte hebben aan de uitdrukking van uniekheid vaker het heilig object als externe macht beschouwen. Dit laatste maakt het interessant om de relatie nader te bestuderen. Het meer op het zelf gericht zijn in handelen maakt het niet vanzelfsprekend dat mensen met een transcendent of immanent beeld van het bestaan van een hogere werkelijkheid minder behoefte hebben aan uitdrukking van de eigen uniekheid. Het is belangrijk om bij bestuderen van de relatie tussen expressief individualisme en spiritualiteit rekening te houden met de invulling van het heilig object. De evidente relatie tussen spiritualiteit en expressief individualisme lijkt alleen van toepassing indien het heilig object intern is, oftewel gericht op het zelf. De vraag is of mensen met een extern heilig object werkelijk minder behoefte hebben aan expressie van het zelf. De eerste verwachting is dat er geen samenhang is tussen spiritualiteit en expressief individualisme. Uitgaande van de huidige tijdsgeest heeft iedereen een zekere behoefte zichzelf uit te drukken als uniek mens in dagelijks handelen. Dit is ongeacht de behoefte aan spiritualiteit. De tweede verwachting is dat er wél een samenhang is tussen expressief individualisme en de invulling van het heilig object. Dit noem ik de spiritualiteitsstijl. De verwachting is dat deelnemers met een externe heilig object lager scoren op de mate van expressief individualisme dan deelnemers met een intern heilig object. Dat wil zeggen dat deelnemers met een transcendente of immanente spiritualiteitsstijl lager scoren op de expressief individualisme variabele dan deelnemers met een spiritualiteitsstijl gericht op het zelf. Voortkomend uit de tweede verwachting is de derde verwachting dat er geen verschil is in de expressief individualisme score tussen deelnemers met een transcendente of immanente invulling van het heilig object, daar beid e invullingen van het heilig object extern zijn.
7
M ETHODE
Meetinstrument Om de samenhang tussen nieuwe spiritualiteit en expressief individualisme (EI) te bestuderen is (1) de mate van EI, (2) de mate van spiritualiteit, en (3) de spiritualiteitsstijl vastgesteld. Dit is gedaan door op internet een vragenlijst af te nemen bestaande uit vijf onderdelen met in totaal 56 vragen (zie bijlage 1). Het eerste deel van de vragenlijst bevat vier gesloten vragen over geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Het tweede deel bevat 28 stellingen met betrekking tot het EI. Deze vragenlijst komt voort uit de in de inleiding aangehaalde essayanalyse van Elchardus en Lauwers (2000). Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier subschalen van EI: uniciteit1 , zelfontplooiing, zelfidentiteit, en autonomiestreven. Uniciteit en zelfidentiteit bevatten ieder zeven items, autonomiesteven bevat acht items, zelfontplooiing bevat zes items. De deelnemer dient aan te geven in hoeverre hij het eens is met het item: (1) helemaal niet mee eens, (2) niet mee eens, (3) neutraal, (4) mee eens, en (5) helemaal mee eens. Voor elke subschaal wordt een gemiddelde berekend. Hetzelfde geldt voor de EIS als geheel. Deze gemiddelden gelden als de score van de deelnemer op de subschalen, respectievelijk de hele schaal. Een voorbeelditem van uniciteit is: “Men moet zoveel mogelijk vermijden te zijn zoals de meeste mensen.” Een voorbeeld item van zelfontplooiing is: “Ik vind het belangrijk dat ik mijn interesses kan volgen.” Een voorbeeld item van zelfidentiteit is: “Ieder mens is uniek.” Een voorbeeld item van autonomiestreven is: “Ik wil kunnen doen en laten wat ik zelf wil.” Het derde deel van de vragenlijst bevat één open vraag over wat spiritualiteit is volgens de deelnemer, in combinatie met een Cantrill schaal. De deelnemer dient tussen de één (helemaal niet) en tien (heel erg) aan te geven in hoeverre spiritualiteit belangrijk is in zijn leven. Het vierde gedeelte van de lijst bestaat uit zes kerkelijkheid vragen overgenomen uit het SOCON 2000 (Sociaal- Culturele Ontwikkelingen in Nederland 2000) onderzoek. Deze vragen zijn opgenomen om te controleren of de huidige geloofsovertuiging overeenkomt met de zelfgegeven definitie van spiritualiteit. Het vijfde deel van de vragenlijst bevat elf stellingen over levensbeschouwelijke opvattingen ten aanzien van het bestaan van een hogere werkelijkheid. Deze stellingen zijn opgenomen 1
Elchardus noemt de subschaal uniciteit oorspronkelijk “uniciteit/zelfonderscheiding”. In dit werk is gekozen voor de aanduiding uniciteit.
8
als reservevragen indien de respons op de open spiritualiteitsvraag onvoldoende was. De deelnemer dient aan te geven op een 6-puntssc haal in hoeverre hij het eens is met de opvatting. Van (1) nog nooit over nagedacht, tot (6) helemaal van overtuigd. Een voorbeeld van een opvatting is: “God is voor mij niets anders dan het waardevolle in de mens.”. Het duurde ongeveer 20 minuten alle 56 vragen te beantwoorden. Aan het einde van de lijst werd gevraagd of de deelnemer via de mail de resultaten wenste te ontvangen, en of men eventueel zou willen deelnemen aan ander wetenschappelijk onderzoek.
Procedure en deelnemers De deelnemers zijn via forums op internet gevraagd mee te werken aan onderzoek in verband met een afstudeerproject aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Tevens werd de vermoedelijke duur van het onderzoek en het aantal vragen vermeld. Daarnaast werd de anonimiteit van de deelnemer gegarandeerd. In het bericht dat geplaatst was op het forum, stond een link naar de vragenlijst. Na de plaatsing van de vragenlijst werd, indien dit mogelijk was op het forum, enkele dagen lang genoteerd hoe vaak er door de forumbezoekers gekeken werd naar het bericht. Na dertien dagen is de link verwijderd daar het aantal keren dat het bericht werd bekeken toen nog marginaal toenam. Op deze dag is er een bericht geplaatst op elk forum met daarin het totale aantal deelnemers van het onderzoek, en een woord van dank. Men werd ook geïnformeerd over de achtergrond van het onderzoek, de verwachtingen omtrent de resultaten, en dat de resultaten halverwege 2005 bekend zouden zijn (zie bijlage 2 voor details van de procedure). De vragenlijst is 303 maal geopend op internet, 57.1 % van de deelnemers heeft alle vragen ingevuld, 42.9% heeft één of meer vragen beantwoord 2 . De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 26 jaar, de jongste deelnemer is 14 jaar, de oudste deelnemers is 59 jaar. Van de deelnemers is 41.5% man met een gemiddelde leeftijd van 27 jaar. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen is 25 jaar. Van de deelnemers heeft 23.7% de middelbare school afgerond of is nog scholier. 75.3% Heeft een vervolgopleiding op middelbaar-, hoger-, of universitair niveau afgerond, of is nog student. 1% geeft aan een andere onderwijsvorm te hebben afgerond of nog te volgen. 48.2 % Van de deelnemers geeft aan christelijk te zijn. 22.3% Twijfelt aan het bestaan 2
Bij het berekenen van de percentage in de methode en resultaten sectie zijn de missing values buiten beschouwing gelaten.
9
van een hogere werkelijkheid en 20.3% gelooft in een paganistische 3 stroming. De overige deelnemers (9.1%) gelooft niets, of iets anders.
R ESULTATEN
Verwerking van de data Eerstens is een factoranalyse uitgevoerd op de items van de expressief individualisme schaal (EIS) om eventuele dimensies te kunnen onderscheiden. Ten tweede zijn de antwoorden die de deelnemers gaven op de open vraag “Wat is spiritualiteit voor u?” gecategoriseerd in drie spiritualiteitsstijlen: (1) transcendent, (2) immanent, en (3) zelf. Tevens is het gemiddelde cijfer dat men zichzelf gaf op de Cantrill schaal van 1 tot 10 uitgerekend per spiritualiteitsstijl. Ten derde is berekend of er samenhang is tussen de EI score en het spiritualiteitscijfer. Ten vierde is voor elke spiritualiteitsstijl de gemiddelde EI score berekend en zijn deze voor de drie stijlen met elkaar vergeleken. Ten vijfde is voor elke spiritualiteitsstijl de gemiddelde zelfontplooiing, autonomie en uniciteit score met elkaar vergeleken.
Factoranalyse Expressief individualisme Als eerste stap in de factoranalyse zijn de communaliteiten van de items berekend. Bij de items “Een goed vriend is iemand waarbij je niet moet doen alsof, maar waarbij je altijd eerlijk en oprecht kunt zijn” en “Ik heb liever mensen die toegeven dat zij maskers dragen dan mens die beweren dat zij geen maskers dragen” was deze waarde lager dan .20. Beide items worden buiten beschouwing gelaten in verdere analyse. Als tweede stap van de factoranalyse zijn het aantal factoren bepaald. Volgens het scree-plot is een vierfactoroplossing optimaal. Bij een hoofdcomponenten analyse met varimax rotatie hebben de items “Jezelf kunnen zijn betekent: ontdekken wie je werkelijk bent”, “Ieder 3
‘De term paganisme omschrijft een zeer rijke variëteit aan religieuze stromingen, die een aantal gemeenschappelijke kenmerken hebben. Zo wordt de natuur ervaren als heilig, als een expressie van de goddelijke krachten. Het goddelijke wordt vaak voorgesteld als mannelijk en vrouwelijk, als God en Godin. De cyclus van de seizoenen wordt gevierd met jaarfeesten. Inhoudelijk voelen de meeste groepen zich verwant met de pre-christelijke natuurreligies. Organisatorisch gaat het om een wijd netwerk van groepen en kringen zonder overkoepelend 'gezag'. Individuele vrijheid en direct persoonlijk contact met de goddelijke werkelijkheid staan voorop.’ Bron: http://www.nl.paganfederation.org/
10
mens is uniek” en “Men moet in alles persoonlijkheid nastreven, geen kuddedier zijn” een criterium lager dan .40. Bij eenzelfde analyse zonder deze drie items heeft het item “Elke mens heeft unieke kenmerken, het zijn deze kenmerken die de mens boeiend maken” eveneens een criterium lager dan .40. Derhalve zijn deze vier items bij verdere analyse buiten beschouwing gelaten. Vervolgens geeft het scree-plot van de resterende items een oplossing waarbij het onduidelijk is of drie óf vier factoren optimaal is. Het verschil tussen de drie- en vierfactoroplossing heeft betrekking op de itemverdeling van de subschaal uniciteit. Bij een hoofdcomponenten analyse met varimax rotatie wordt bij de vierfactoroplossing de subschaal uniciteit verdeeld over twee factoren, bij de driefactoroplossing laden deze items op één factor. Bij de vierfactoroplossing laden de items “Men moet zich van anderen onder scheiden”, “Een van de belangrijkste doelen in het leven is er voor te zorgen dat men geen kopie wordt van iemand anders” en “Men moet zoveel mogelijk vermijden te zijn zoals de meeste mensen” op een factor. En de items “Jezelf kunnen zijn betekent: je van anderen onderscheiden”, “Jezelf kunnen zijn betekent: je originaliteit beschermen”, “Originele mensen stijgen onvermijdelijk boven de massa uit” en “Mensen die zichzelf zijn, vallen op door hun originaliteit” laden op een factor. In dit onderzoek is gekozen voor de driefactoroplossing. Daar deze in overeenstemming is met de door Elchardus gekozen subschalen van EI zonder de subschaal zelfidentiteit (waarvan in deze dataset reeds zes van de zeven items buitenbeschouwing zijn gelaten). Alle items van de hoofdcomponenten analyse met varimax rotatie hebben in deze oplossing een criterium hoger dan .40. De factoroplossing wordt weergegeven in tabel 1. De eigenwaarden van de drie factoren uniciteit, zelfontplooiing en autonomie zijn respectievelijk 5.37, 2.00 en 1.40. De factoren verklaren respectievelijk 24.40%, 9.08%, 6.34% van de variantie, in totaal wordt er door de factoren 39.86% van de variantie verklaard. Cronbach’s alpha is respectievelijk .77, .83, en .84. De factoren van de EIS hebben een positieve, significante samenhang (p<.01). Dit was te verwachten daar de factoren samen één concept meten, het EI. De samenhang tussen autonomie en zelfontplooiing is het sterkst (r=.42). Zie tabel 2.
11
Tabel 1 De factorladingen * van de driefactoroplossing van de hoofdcomponenten analyse met varimax rotatie van de items van de expressief individualisme schaal. Zelfontplooiing Autonomie Uniciteit Ik vind het belangrijk dat ik mijn interesses kan volgen. .67 Ik wil een eigen invulling geven aan het leven. .64 Ik wil voldoende tijd en energie overhouden om mijn persoonlijke .62 interesses te beoefenen. Het is belangrijk voor mij om creatief werk te vinden waarin ik .62 mezelf kan ontplooien. Ik wil kunnen doen en laten wat ik zelf wil. .57 .54 Ik voel een sterke drang naar nieuwe ervaringen. .56 Het is voor mij van groot belang dat ik reizen kan maken die mezelf .53 verrijken. Ik wil van niemand afhankelijk zijn. .46 .40 Jezelf kunnen zijn betekent: je eigen keuzes maken in het leven. .42 Ik wil zelf kunnen uitmaken wat mag en niet mag. .68 Ik doe altijd mijn eigen zin, ook al gaat het volledig in tegen wat .66 algemeen aanvaard is. Ik doe in eerste plaats mijn eigen zin. Wat de anderen daarvan denken .63 kan mij niet veel schelen. Zowel binnenshuis als buitenshuis trek ik me niets aan van de .62 gebruiken en gewoontes in de samenleving. Ik doe mijn eigen zin en daarmee uit. .60 Ik wil niet aan regels gebonden zijn. .54 Men moet zoveel mogelijk vermijden te zijn zoals de meeste mensen. .73 Jezelf kunnen zijn betekent: je van anderen onderscheiden. .62 Men moet zich van anderen onderscheiden. .60 Jezelf kunnen zijn betekent: je originaliteit beschermen. .56 Een van de belangrijkste doelen in het leven is er voor te zorgen dat .48 men geen kopie wordt van iemand anders. Mensen die zichzelf zijn, vallen op door hun originaliteit. .46 Originele mensen stijgen onvermijdelijk boven de massa uit. .43 *Alles items met een lading lager dan .40 zijn weggelaten.
Tabel 2 De samenhang tussen de factoren van de expressief individualisme schaal. Autonomie Uniciteit Autonomie (.84)* Uniciteit .22** (.77) Zelfontplooiing .42** .26**
Zelfontplooiing
(.83)
* In de diagonaal van de tabel is de Cronbach’s alpha van de factor weergegeven. ** De samenhang tussen de variabelen is significant p<.01.
De dimensie zelfontplooiing staat voor zichzelf verwezenlijking door origineel te zijn. Door originaliteit kan men anders zijn dan anderen, wat leidt tot de eigen ontplooiing. De dimensie autonomie staat voor in hoeverre men onafhankelijk kan denken en beoordelen. Zoals reeds eerder aangeven in de inleiding, blijkt uit onderzoek van Realo, et al. (2002) dat men zich in verschillende sociale relatie bewust is van de eigen uniekheid in onafhankelijk denken en beoordelen, alhoewel men de sociale
12
omgeving nodig heeft ter vergelijking of reflectie van bestaande gedachten. Uniciteit staat voor de mate waarin men zich bewust is van de eigen uniekheid. Dat men anders is dan anderen, en men zich dusdanig wil profileren.
Expressief individualisme 264 deelnemers hebben één of meer items van de EIS beantwoord. De score van de deelnemers op de EIS varieert tussen een minimum van 1.28 en een maximum van 4.26. Gemiddeld scoren de deelnemers 3.08 op de EIS, en is de standaardafwijking.53. De gemiddelde scores op de subschalen zelfontplooiing, autonomie en uniciteit zijn respectievelijk 3.64, 2.62 en 2.97. De standaardafwijking is respectievelijk .66, .76, en .75. De verdeling van de scores op de (sub)schalen zijn bij benadering normaal.
Spiritualiteit Op de open vraag “Wat is spiritualiteit voor u?” hebben 174 deelnemers geantwoord. De antwoorden konden onderscheiden worden in drie spiritualiteitstijlen: (1) transcendent, (2) immanent, en (3) zelf. Dit onderscheid is gebaseerd op de in de inleiding aangehaalde definitie van spiritualiteit, waarin het gedefinieerd wordt als een persoonlijke zoektocht naar of ervaring van, een heilig object. Dit heilig object kan onderscheiden worden als een extern heilig object, welke transcendent of immanent kan zijn. Daarnaast kan het ook een intern heilig object zijn waarbij men het zelf centraal stelt. Een voorbeeldantwoord van een transcendente spiritualiteitsstijl is: “Je bezig houden met het bovennatuurlijke, dat hoeft niet perse een God te zijn, maar kan ook een oerkracht zijn.” Een voorbeeldantwoord van een immanent stijl is: “Spiritualiteit is je onderdeel voelen met je omgeving, mens en natuur, en zowel de eenheid als de verscheidenheid hierbinnen en de beweging erkennen en herkennen.” Een voorbeeldantwoord van de spiritualiteitsstijl gericht op het zelf is: “Spiritualiteit is voor mij de zoektocht naar je innerlijke krachten en de manier waarop je ze het meest effectief kan gebruiken.” 53.4% van de deelnemers gaf een transcendente duiding aan spiritualiteit, 16.1% gaf een immanente duiding, 26.4% stelde zichzelf centraal in spiritualiteit. 4% Van de antwoorden was niet te categoriseren in een van de drie spiritualiteitsstijlen. Op de vraag “Kunt u middels een cijfer tussen de 1 en de 10 aangeven hoe belangrijk spiritualiteit is in uw leven?” gaven 205 deelnemers antwoord. Het gemiddelde 13
cijfer voor hoe belangrijk spiritualiteit is in het eigen leven is 7.9, met een standaardafwijking van 2.4. De verdeling is rechtsscheef. Een GLM -Univariaat van de drie spiritualiteitsstijlen (transcendent/immanent/zelf) liet een significant verschil tussen de deelnemers zien op de kwantitatieve spiritualiteitsscore (F(3, 171)=2.97; p<.03). Dit verschil is echter zwak (Eta2 =.05). Uit de post-hoc vergelijkingen volgens de Tamhanemethode blijkt dat deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl zichzelf een lagere spiritualiteitsscore geven (gem.=7.85; sd=2.58) dan deelnemers die zichzelf ce ntraal zetten als heilig object in spiritualiteit (gem.=8.85; sd=1.09) (p<.01). De deelnemers met een immanente spiritualiteitsstijl verschillen niet significant van de andere deelnemers voor de gemiddelde spiritualiteitsscore (gem.=8.59; sd=1.47; p<.31).
Relatie expressief individualisme en spiritualiteit Om de relatie tussen het EI en spiritualiteit te bestuderen is ten eerste de Pearson correlatie tussen de mate van spiritualiteit (gem.= 7.9; sd=2.4) en de mate van EI (gem.=3.08; sd=.53) berekend. De samenhang is niet significant (r=.08; p<.28). Dat wil zeggen dat deelnemers die zichzelf een hoge spiritualiteitsscore geven, niet hoger scoren op de EIS, ten opzichte van deelnemers die zichzelf minder spiritueel vinden. Ditzelfde geldt voor autonomie (r=.08; p<.24), uniciteit (r=.05; p<.48), en zelfontplooiing (r=.03; p<.64). Ten tweede is de spiritualiteitsstijl bestudeerd in relatie tot de EI score. Een GLMunivariaat
laat
een
significant
effect
zien
van
spiritualiteitsstijl
(transcendent/immanent/zelf) op de EI score (F(3, 172)=7.45; p<.01). Dit effect is matig (Eta 2 =.12). Uit de post- hoc vergelijkingen volgens de Bonferroni- methode blijkt dat deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl significant lager scoren op de EIS (gem. 2.96; sd=.50) dan deelnemers met een immanente stijl (gem.=3.42; sd=.40; p<.01), of deelnemers met een spiritualiteitsstijl gericht op het zelf (gem.=3.21; sd=.49; p<.03). Er worden geen significante verschillen gevonden op de EIS als de deelnemers met een immanente en op het zelf gerichte spiritualiteitsstijl met elkaar worden vergeleken (p<.52). Tevens is de zelfontplooiing, autonomie, en uniciteit scores per spiritualiteitsstijl berekend. Het resultaat zal per (sub)schaal besproken worden. Zie tabel 3 voor alle gemiddelde scores en de standaardafwijking per spiritualiteitsstijl. 14
Tabel 3 Het aantal antwoorden per spiritualiteitsstijl.Het gemiddelde en de standaardafwijking van de EI, zelfontplooiing, autonomie en uniciteit score (minimum 1,maximum 5). EI Zelfontplooiing Autonomie Uniciteit N Gemiddelde Sd Gemiddelde Sd Gemiddelde Sd Gemiddelde Transcendent 93 2.96 .50 3.52 .67 2.43 .72 2.92 Immanent 27 3.42 .40 3.99 .40 3.02 .60 3.25 Zelf 46 3.21 .49 3.94 .53 2.72 .75 2.98
sd .60 .78 .69
Zelfontplooiing Een
GLM-univariaat
laat
een
significant
effect
zien
van
spiritualiteitsstijl
(transcendent/immanent/zelf) op de zelfontplooiing score (F(3, 172)=7.61; p<.01). Dit effect is matig (Eta2 =.12). Volgens de Tamhane-methode blijkt dat de zelfontplooiing score bij deelnemers met een transcendente stijl (gem.=3.52; sd=.67) lager is dan bij deelnemers met een immanente stijl (gem.=4.00; sd=.40; p<.01). Ditzelfde geldt voor deelnemers met een spiritualiteitsstijl gericht op het zelf (gem.=3.94; sd.=.53; p<.01). Bij de vergelijking tussen deelnemers met een immanente en deelnemers met een spiritualiteitsstijl gericht op het zelf wordt er geen significant verschil gevonden voor de zelfontplooiing score (p<1.00).
Autonomie Een
GLM-univariaat
laat
een
significant
effect
zien
van
spiritualiteitsstijl
(transcendent/immanent/zelf) op autonomiescore (F(3, 172)= 5,48; p<.01). Dit effect is zwak (Eta2 =.09). Volgens de Tamhane- methode blijkt dat alleen de autonomie score voor deelnemers met een transcendente stijl (gem.=2.43; sd=.72) significant lager is dan voor deelnemers
met een immanente spiritualiteitsstijl (gem.=3.02; sd=.60). Tussen de
overige deelnemers worden geen significante verschillen gevonden voor de autonomie score.
Uniciteit Een GLM-univariaat laat geen significante verschillen zien tussen de verschillende spiritualiteitsstijlen (transcendent/immanent/zelf) op de uniciteit score (F(3, 172)=2,359; p<.073).
15
Samenvatting van het resultaat De veronderstelde relatie tussen EI en nieuwe spiritualiteit werd, zoals verwacht, in deze populatie niet gevonden bij het bestuderen van de mate van EI en spiritualiteit. De tweede verwachting, dat er een samenhang is tussen EI en spiritualiteitsstijl, is ten delen uitgekomen. De deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl scoren lager op de EIS dan deelnemers met een immanente of op het zelf gerichte stijl. Ditzelfde geldt voor zelfontplooiing, deelnemers met een transcendente invulling van het heilig object scoren het laagst. Het effect van spiritualiteitsstijl op de EI en zelfontplooiing score is daarbij zwak. Er wordt echter geen verschil gevonden tussen deelnemers met een immanente stijl en deelnemers met een spiritualiteitsstijl gericht op het zelf voor EI en zelfontplooiing. Er werd wél een verschil verwacht. Voor autonomie geldt dat deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl lager scoren dan deelnemers met een immanente spiritualiteitssijl. Er werd echter geen verschil gevonden tussen deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl en de stijl gericht op het zelf. Voor uniciteit wordt er geen noemenswaardig verschil gevonden tussen de deelnemers rekening houdend met de spiritualiteitsstijl.
D ISCUSSIE
In de literatuur werd verondersteld dat de samenhang tussen nieuwe spiritualiteit en expressief individualisme evident is, daar in beide het zelf centraal staat (Elchardus & Lauwers, 2000). Deze samenhang is in dit onderzoek bestudeerd. Er zijn daartoe drie verwachtingen getoetst om de relatie tussen nieuwe spiritualiteit en expressief individualisme te onderzoeken. Het resultaat van elke verwachting wordt apart besproken. Vervolgens zal worden ingegaan op de mogelijke betekenis van de resultaten. Tot slot volgen suggesties voor vervolgonderzoek. De eerste verwachting in dit onderzoek was dat er geen samenhang zou zijn tussen de mate van expressie van het individu en de mate van spiritualiteit. Dit werd bevestigd, de score op de EIS van de deelnemers aan dit onderzoek is niet significant gerelateerd aan hoe belangrijk men spiritualiteit vindt in het eigen leven. De tweede verwachting, dat de stijl van spiritualiteit wél samenhangt met de mate van expressief 16
individualisme werd ten dele bevestigd. Er werd een significant verschil gevonden tussen de deelnemers, echter enkel de deelnemers met een transcendente stijl scoorden significant lager op de EIS ten opzichte van deelnemers met een immanente of op het zelf gerichte stijl. Tussen de deelnemers met de twee laatst genoemde spiritualiteitsstijlen werden er geen verschillen gevonden op de EIS. Dit brengt ons bij de derde verwachting. Deze was dat er geen verschil zou zijn op de EIS tussen de deelnemers die geloven in een transcendent of immanent heilig object. Dit werd verwacht, omdat een transcendent en immanent heilig object beide beschouwd kunnen worden als een extern heilig object. Tussen de deelnemers met een transcendent en immanent heilig object werd echter wel een significant verschil gevonden op de EIS. De deelnemers met een transcendent beeld van het heilig object bleken minder expressief individualistisch dan deelnemers met een immanent beeld van het heilig object. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat deelnemers die spiritualiteit belangrijk vinden in het leven geen grotere behoefte hebben aan expressie van henzelf dan deelnemers die spiritualiteit minder belangrijk vinden. Wel is er een samenhang tussen de spiritualiteitsstijl en expressie van het individu. Opmerkelijk is dat deelnemers met een transcendent heilig object lager scoren op de EIS dan deelnemers met een immanent of op het zelf gericht heilig object. Dit betekent ten eerste dat deelnemers die geloven in het bestaan van een heilig object buiten zichzelf, zoals christenen geloven in God, 4 uitdrukking van hun uniekheid in het dagelijks handelen minder belangrijk vinden. Een mogelijke verklaring hiervoor is het religieus denkkader waar vanuit men kan handelen. Religie gaat samen met allerlei tradities, rituelen, voorschriften, morele codes, instituties en dergelijke, waarop het denkkader is gebaseerd (Wulff, 1997). Zoals in de inleiding reeds is genoemd, bestaat het denkkader uit ideeën over tradities (Cartwright, 2001). Mensen die bijvoorbeeld geloven in God, handelen in hun dagelijks leven volgens de tradities, rituelen, voorschriften en de morele codes van het christendom. Deze kunnen dienen als leidraad in dagelijks handelen waardoor er mogelijk minder behoefte is aan individuele expressie. Ten tweede betekent dit dat deelnemers met een immanent beeld van het heilig object dezelfde opvatting hebben over hun uniekheid en de uiting daarvan 4
In de discussie zijn enkele voorbeelden opgenomen ter verduidelijking van de resultaten en hun betekenis ervan. Er is voor christelijke voorbeelden gekozen, omdat in onze westerse samenleving het christendom een belangrijke rol speelt als dominante religie.
17
als deelnemers die het zelf centraal stellen als heilig object. Het in de inleiding gemaakte onderscheid van het heilig object als extern of intern wordt door dit resultaat niet ondersteund. Immanentie is in dit onderzoek gedefinieerd als een macht die is opgenomen in de omgeving van het individu, welke samen – omgeving en macht – een eenheid vormen (Hood, Spilka, Hunsberger, & Gorsuch, 1996). De hier genoemde macht is het heilig object in spiritualiteit. Op basis van het bovenstaande resultaat, het niet gevonden verschil voor expressief individualisme tussen deelnemers met immanent heilig object en deelnemers met een heilig object gericht op het zelf, is het aannemelijk dat de invulling van het heilig object gelijk is voor de deelnemers. Moge lijk is de invulling van het heilig object voor deelnemers met een spiritualiteitsstijl gericht op het zelf gelijk aan een immanente invulling van het heilig object. In plaats van het heilig object te onderscheiden als extern of intern, kan immanentie mogelijk onderscheiden worden als extern of intern. Echter in de literatuur heb ik geen bronnen kunnen vinden die dit onderscheid van immanentie ondersteunen. Eventueel vervolgonderzoek zou daarom gericht moeten zijn op de psychologische betekenis van immanentie. Welke betekenis heeft het heilig object voor het individu als het object immanent wordt begrepen? De vraag is dan of er onderscheid gemaakt kan worden in de mate van expressie van het individu tussen mensen met een immanent heilig object gericht buiten het zelf en mensen met een immanent heilig object gericht op het zelf. Om de relatie tussen expressief individualisme en spiritualiteit te bestuderen is de relatie tevens per subschaal bestudeerd. Het resultaat en de betekenis van de uitkomst zal per subschaal zelfontplooiing, autonomie en uniciteit worden besproken. Deelnemers met een transcendent heilig object scoren lager op zelfontplooiing dan deelnemers met een immanent of op het zelf gericht heilig object. Dit betekent dat deelnemers met een transcendent beeld van het heilig object minder uitdrukking geven aan de eigen originaliteit om tot zelfverwezenlijking te komen, dan de overige deelnemers. Deelnemers met een immanent of op het zelf gericht heilig object hebben evenveel behoefte anders te zijn dan anderen en hieraan uiting te geven. Een mogelijk verklaring voor dit resultaat is wederom het religieus denkkader. Mogelijk maken de eerder genoemde tradities, rituelen, voorschriften, en morele codes dat deelnemers met een transcendent heilig object ze lfverwezenlijking minder belangrijk vinden. Door het delen 18
van tradities en rituelen met medegelovigen is de behoefte om anders te zijn dan anderen, en hieraan uitdrukking te geven, wellicht minder groot. Eventueel vervolgonderzoek zou gericht moeten zijn op het religieus denkkader van mensen met een immanent beeld van het heilig object. Indien mensen met een immanent heilig object geen of weinig tradities, rituelen, voorschriften, morele codes, of instituties hebben, zou dit het bovenstaand resultaat voor deze deelnemers kunnen verklaren. Doordat er mogelijk geen sterk religieus denkkader is voor het handelen, maken mensen meer individuele keuzes. Hierbij dient wel opgemerkt te worden, dat er nieuwe religies zijn die claimen vanuit traditie te werken. Eén vijfde van de deelnemers van dit onderzoek volgt een paganistische stroming. Het heilig object wordt hierbij als immanent beschouwd. Vaak worden deze stromingen in de literatuur geschaard onder nieuwe spiritualiteit. De vraag is echter of dit terecht is. Indien er stromingen zijn die een oorspronkelijke traditie volgen, zou dit kunnen betekenen dat mensen die hierin geloven een immanent, buiten het zelf gericht beeld hebben van het heilig object, waarbij het denkkader gevormd wordt door de eeuwenoude tradit ies en rituelen. Het is opmerkelijk dat er geen verschil in score wordt gevonden op de subschaal uniciteit tussen de deelnemers rekening houdend met hun spiritualiteitsstijl. Dit werd wel verwacht, daar uniciteit een belangrijk onderdeel is van nieuwe spiritualiteit. Wel moet worden opgemerkt dat de p-waarde <.07 is bij de vergelijking van de scores van de deelnemers, rekeninghoudend met de spiritualiteitsstijl. In dit onderzoek is er een significantieniveau van < 5% aangehouden waardoor er geconcludeerd is dat er geen significante verschillen zijn gevonden voor deze variabele en de spiritualiteitsstijl. Uniciteit hangt niet samen met spiritualiteit. De eerder gegeven definitie van uniciteit leidt tot de conclusie dat de deelnemers van dit onderzoek zich op dezelfde wijze als uniek profileren. De uitdrukking van uniciteit is onafhankelijk van de invulling van het heilig object. Tevens is het opmerkelijk dat voor de subschaal autonomie enkel de deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl lager scoren op deze variabele, in vergelijking met de deelnemers met een immanente stijl. Voor de overige vergelijkingen tussen de transcendente, immanente en op het zelf gerichte spiritualiteitsstijl worden er geen significante verschillen gevonden. Het belang om onafhankelijk te denken en te beoordelen is alleen voor de deelnemers met een transcendente spiritualiteitsstijl 19
significant lager in vergelijking met de overige deelnemers. Voor deelnemers met een immanente of op het zelf gericht stijl werd er geen verschil gevonden voor de mate van autonomie. Het belang om onafhankelijk te denken en beoordelen is voor deze deelnemers gelijk. Ook dit kan mogelijk verklaard worden door het religieus denkkader. Zoals eerder aangeven kan bijvoorbeeld het woord van God dienen als richtsnoer in beslissingen. Mogelijk vragen deelnemers met een transcendente (christelijke) spiritualiteitsstijl zich af ‘Wat zou God doen?’ in plaats van ‘Wat zal ik doen?’. Een voorbeeld hiervan is de verkoop van armbandjes en kettinkjes op onder and ere de EO (Evangelische Omroep) jongerendagen met daarop de afkorting “WWJD?”: What Would Jesus Do? In de inleiding werd gesteld dat de evidente relatie tussen spiritualiteit en expressief individualisme alleen van toepassing is indien het heilig object gericht is op het zelf. Naar aanleiding van de resultaten en hun mogelijke betekenis zou ik willen stellen dat niet de relatie tussen nieuwe spiritualiteit en expressief individualisme evident is, maar de relatie tussen nieuwe spiritualiteit en zelfontplooiing. Autonomie is voor niet alle deelnemers even belangrijk. Het gevonden effect voor autonomie was echter zwak. Voor uniciteit werd er geen verschil gevonden tussen de deelnemers met een transcendent, immanent of gericht op het zelf heilig object. Voor zelfontplooiing werd er wel een matig effect gevonden. Ditzelfde geldt voor de EIS. Het verschil tussen de deelnemers op de EIS wordt mogelijk enkel verklaard door het verschil op de score zelfontplooiing. Vandaar dat ik stel dat de relatie tussen nieuwe spiritualiteit en zelfontplooiing evident is. Daarbij is het belangrijk dat men zichzelf onderscheidt door origineel te zijn. Geloof in God als heilig object blijkt samen te gaan met de visie dat originaliteit minder belangrijk wordt geacht om tot zelfverweze nlijking te komen.
20
R EFERENTIELIJST Bellah, R.N., Madsen, R., Sullivan, W., Swidler, A., & Tipton, S.M. (1996). Habits of the hearth: Individualism and commitment in American life (2de druk). Berkeley, CA: University of California Press. Besecke, K. (2001). Speaking of meaning in modernity: Reflexive spirituality as a cultural resource. Sociology of religion, 62, 365-381. Bibby, R.W. (oktober 1995). Beyond Headlines, Hype, and Hope: Shedding Some Light on Spiritualit y. Paper presented at the annual meeting of the Society for the Scientific Study of Religion, St. Louis. Cartwright, K.B. (2001). Cognitive developmental theory and spiritual development. Journal of Adult Development, 8, 213-220. Dekker, G. (2004, 18 maart). Ego-religie verdringt godsdienst. Trouw, pp.14. Elchardus, M., & Lauwers, S. (2000). De zelfreligie: Een exploratie van haar betekenis en dimensies. Sociologische Gids, 5, 330-349. Garssen, B., Dierendonck, D. van, & Tromp, S. (2001). Meten van spirituele ervaringen: Aspecten van en vragenlijsten over spiritualiteit. Gedrag & Gezondheid, 29, 211227. Gobbell, A.R. (1980). On constructing spirituality. Religious Education, 75, 409-421. Jernigan, H.L. (2001). Spirituality in older adults: A cross-cultural and interfaith perspective. Pastoral Pyschology, 49, 413-437. Hill, P.C., & Hood, R. W. Jr. (1999). Affect, religion and unconscious processes. Journal of Personality, 67, 1015-1046. Hood, R.W., Jr. Spilka, B., Hunsberger, B., & Gorsuch, R. (1996). The psychology of religion (2e Ed.). New York, NY: The Guilford Press. Harskamp, A. van. (19 maart 2004). Gewoon uitzonderlijk: Doorgaande secularisering in Nederland? Symposium conducted at the meeting of ReLiC, Amsterdam, Nederland. Lange, F. de. (1989). Individualisme: Een partijdig onderzoek naar een omstreden denkwijze. Kampen, Nederland: Kok Agora. Lewis, M.M. (2001). Spirituality, counseling, and elderly: An introduction to the spiritual life review. Journal of Adult Development, 8, 231-240.
21
Pagan Federation International. Afdeling Nederland. Wat is paganisme? Retrieved March 18, 2002, from http://www.nl.paganfederation.org/ Pearson, J. (2000). Demarcating the field: Paganism, wicca and witchcraft. Diskus, 6. Retrieved April 9, 2002, from http://www.unimarburg.de/religionswissenschaft/journal/diskus/pearson.html.
Sheridan, D.P. (1986). Discerning difference: A taxonomy of culture, spirituality, and religion. The Journal of Religion, 66, 37-43. Realo, A., Koido, K, Ceulemans, E., & Allik, J. (2002). Three components of individua lism. European Journal of Personality, 16, 163-184. Wulff, D.M. (1997). Psychology of religion: Classic and comtemporary (2e Ed.). New York, NY: John Wiley & Sons.
22
Bijlage 1 De vragenlijst. Geachte mevrouw, meneer, We leven in een geïndividualiseerde samenleving. Echter, spiritualiteit blijkt ook meer dan ooit een rol van betekenis te spelen in het leven van veel mensen. Dit roept meteen de vraag op, hoe dat individualisme en die spirituele betrokkenheid samen kunnen gaan. Deze vraag wil ik proberen te beantwoorden in het kader van mijn afstudeeropdracht van de sectie Cultuur- en Persoonlijkheidspsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarom wil ik u verzoeken deze vragenlijst in te vullen. Het duurt ongeveer 20 minuten om de in to taal 56 vragen te beantwoorden. Het is belangrijk dat u bij de beantwoording van de vragen uw persoonlijke mening verwoordt. Bij het beantwoorden van de vragen hoeft u niet te lang na te denken, want het gaat om uw eerste spontane reactie. Elk antwoord is juist, zolang het uw mening weerspiegelt. Het is van belang dat u per vraag slechts één antwoord kiest. Als u twijfelt tussen antwoordmogelijkheden, kies dan degene die het beste past bij uw situatie. Vul de vragen in op de volgorde waarop ze gesteld zijn en slaat u ook geen vragen over. Uw medewerking aan dit onderzoek is geheel anoniem. Uw e-mail adres zal bij het versturen van de vragenlijst niet geregistreerd worden, waardoor ik de door u gegeven antwoorden niet naar u persoonlijk kan herleiden. Ik wil u alvast hartelijk danken voor de door u genomen moeite van het beantwoorden van de vragen. Met vriendelijke groeten, Leonie Wiering
[email protected] -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 1/11
1) Wat is uw geslacht? q Vrouw q Man 2) Wat is uw leeftijd? q … jaar 3) Wat is de hoogste schoolopleiding die u heeft voltooid? q VMBO/MAVO q HAVO q VWO
23
MBO HBO q Universiteit q Anders, namelijk… q q
4) Indien u nu een opleiding volgt; op welk opleidingsniveau is dat? q Ik volg momenteel geen opleiding q VMBO q HAVO q VWO q MBO q HBO q Universiteit q Anders, namelijk… -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 2/11
De volgende uitspraken gaan over hoe belangrijk u het vindt om uiting te geven aan wie u bent en wat de rol daarbij is van anderen. Probeert u zo goed mogelijk antwoord te geven, ook al lijken de vragen soms op elkaar. Het is van belang dat u aangeeft wat uw eerste ingeving is na het lezen van de uitspraak. Kunt u aangeven in welke mate u het eens ben met de volgende uitspraken? (1) helemaal niet mee eens
(2)
(3)
niet mee eens neutraal
(4)
(5)
mee eens
helemaal mee eens
5) Ik doe mijn eigen zin en daarmee uit. 6) Een goed vriend is iemand waarbij je niet moet doen alsof, maar waarbij je altijd eerlijk en oprecht kunt zijn. 7) Een van de belangrijkste doelen in het leven is er voor te zorgen dat men geen kopie wordt van iemand anders. 8) Ik wil een eigen invulling geven aan het leven. 9) Het is belangrijk voor mij om creatief werk te vinden waarin ik mezelf kan ontplooien. 10) Ieder mens is uniek. 11) Ik doe in eerste plaats mijn eigen zin. Wat de anderen daarvan denken kan mij niet veel schelen. 12) Ik voel een sterke drang naar nieuwe ervaringen. 13) Ik vind het belangrijk dat ik mijn interesses kan volgen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 3/11
(1) helemaal niet mee een s
(2)
(3)
niet mee eens neutraal
(4)
(5)
mee eens
helemaal mee eens
14) Ik heb liever mensen die toegeven dat zij maskers dragen dan mens die beweren dat zij geen maskers dragen. 15) Men moet zich van anderen onderscheiden. 16) Ik wil kunnen doen en laten wat ik zelf wil. 17) Ik wil voldoende tijd en energie overhouden om mijn persoonlijke interesses te beoefenen. 18) Originele mensen stijgen onvermijdelijk boven de massa uit. 19) Ik wil zelf kunnen uitmaken wat mag en niet mag.
24
20) Jezelf kunnen zijn betekent: je originaliteit beschermen. 21) Ik doe altijd mijn eigen zin, ook al gaat het volledig in tegen wat algemeen aanvaard is. 22) Ik wil van niemand afhankelijk zijn. -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 4/11
(1) helemaal niet mee eens
(2)
(3)
niet mee eens neutraal
(4)
(5)
mee eens
helemaal mee eens
23) Mensen die zichzelf zijn, vallen op door hun originaliteit. 24) Jezelf kunnen zijn betekent: je eigen keuzes maken in het leven. 25) Ik wil niet aan regels gebonden zijn. 26) Zowel binnenshuis als buitenshuis trek ik me niets aan van de gebruiken en gewoontes in de samenleving. 27) Jezelf kunnen zijn betekent: je van anderen onderscheiden. 28) Men moet in alles persoonlijkheid nastreven, geen kuddedier zijn. 29) Jezelf kunnen zijn betekent: ontdekken wie je werkelijk bent. 30) Het is voor mij van groot belang dat ik reizen kan maken die mezelf verrijken. 31) Elke mens heeft unieke kenmerken, het zijn deze kenmerken die de mens boeiend maken. 32) Men moet zoveel mogelijk vermijden te zijn zoals de meeste mensen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 5/11
Het nu volgende deel van de vragenlijst gaat over hoe belangrijk spiritualiteit is in uw leven. De meningen over de betekenis van het woord ‘spiritualiteit’ verschillen nogal. Bij het beantwoorden van de open vragen is het wederom van belang dat u uw eerste ingeving noteert. 33) Wat is spiritualiteit voor u? … 34) Kunt u middels een cijfer tussen de 1 (helemaal niet belangrijk) en 10 (heel erg belangrijk) aangeven hoe belangrijk spiritualiteit is in uw leven? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 6/11
35) Heeft u wel eens een ervaring gehad van een aanwezigheid of kracht, ongeacht of u die goddelijk noemt of niet, die anders is dan uw dagelijkse zelf? q Ja q Nee Als u deze vraag met Nee heeft beantwoord kunt u naar de volgende pagina gaan. Kunt u deze ervaring kort beschrijven? … 36) Hoe vaak heeft u zo'n ervaring gehad? q … 37) Wanneer heeft u deze ervaring voor het laatst gehad? Wilt u dit zo nauwkeurig mogelijk aangeven? q … 25
38) Wanneer heeft u de ervaring voor het eerst gehad? Wilt u dit zo nauwkeurig mogelijk aangeven? q … 39) Was er een directe aanleiding voor? q Ja q Nee Zo ja, kunt u deze aanleiding kort beschrijven? … -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 7/11
40) Welke geloofsovertuiging heeft u vanuit uw opvoeding? q Katholiek q Protestants, namelijk… q Joods q Islamitisch q Geen q Anders, namelijk… 41) Wat is uw huidige geloofsovertuiging? q Katholiek q Protestants, namelijk… q Joods q Islamitisch q Geen q Ik weet het niet q Anders, namelijk… 42) Beschouwt u zichzelf op dit moment als lid van een kerk of geloofsgemeenschap? q Ja q Nee q Ik weet het niet -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 8/11
43) Bezoekt u wel eens diensten van een kerk of geloofsgemeenschap? q Ja, ongeveer 1 maal per week q Ja, ongeveer 1 maal per maand q Ja, één of enkele malen per jaar q Nee, (praktisch) nooit 44) Hebt u een (speciale) taak of functie binnen een kerk of geloofsge meenschap? Zo ja, welke taak of functie vervult u? q Ja, namelijk… q Nee 45) Bent u actief lid van groepen of verenigingen in kerkelijk of geloofsverband? q Ja, namelijk… 26
q Nee ----------------------------------------------------------------------------------- --------------------Pagina 9/11
Kunt u aangeven in welke mate u het eens ben met de volgende uitspraken? (1) nog nooit over nagedacht (2) helemaal niet van overtuigd (3) niet van overtuigd (4) onzeker over (5) van overtuigd (6)helemaal van overtuigd (1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
46) Er bestaat een God die zich met ieder mens persoonlijk bezighoudt. 47) Er bestaat zoiets als een hogere macht die het leven beheerst. 48) Ik geloof in het bestaan van een opperwezen. 49) Het leven is slechts een evolutieproces. 50) God is voor mij niets anders dan het waardevolle in de mens. 51) Ik kan niet weten of er meer is tussen hemel en aarde. 52) God is niet daarboven, maar alleen in de harten van de mensen. 53) Ons leven wordt uiteindelijk bepaald door de wetten der natuur. 54) Er is een God, die God voor ons wil zijn. 55) Het is puur toeval dat zich op aarde menselijk leven heeft ontwikkeld. 56) Volgens mij bestaat er geen god of hogere macht. -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 10/11
Heeft u tot slot nog opmerkingen of suggesties over deze vragenlijst? … -------------------------------------------------------------------------------------------------------Pagina 11/11
Wilt u de resultate n ontvangen van dit onderzoek? Het gaat hierbij niet om uw eigen antwoorden, maar om de resultaten die de onderzoeksvraag beantwoorden. q Ja q Nee Zou u bereid zijn in de toekomst mee te werken aan ander wetenschappelijk onderzoek? q Ja q Nee Vul hier u emailadres in… Dit waren de vragen, hartelijk dank voor uw medewerking. Uw e-mail adres zal alleen gebruikt worden om de resultaten naar u toe te mailen of om u te benaderen voor ander wetenschappelijk onderzoek. De e- mail adressen worden niet samen met de inge vulde enquête opgeslagen. Indien u de resultaten wilt ontvangen zult u naar verwachting in de tweede helft van 2005 een samenvatting van de uitkomst van dit onderzoek ontvangen. Leonie Wiering
27
Bijlage 2 Details procedure. Om de deelnemers van dit onderzoek te werven zijn er twintig willekeurige forums aangeschreven, die gezocht zijn op internet met behulp van de zoekmachine Google. Na een korte uitleg over de opzet van het onderzoek is er toestemming gevraagd aan de moderators voor plaatsing van de vragenlijst. Van de negen christelijke forums die zijn aangeschreven hebben zes moderators toestemming geven. Van de elf aangeschreven niet-christelijke forums hebben vijf moderators toestemming geven voor plaatsing van de vragenlijst. Twee moderators wilden vooraf de vragenlijst inzien. Alle moderators hebben per mail bericht gekregen dat de lijst geplaatst werd op het forum. 7 Januari 2005 is de vragenlijst op zeven forums geplaatst. Vier forums stuurden na aanmelding later een wachtwoord, na vijf dagen stond op elf forums de vragenlijst. Het bericht met daarin de link naar de vragenlijst informeerde de bezoeker over het doel van het onderzoek, de duur en het aantal vragen. Tevens werd de anonimiteit van de deelnemer gegarandeerd. Het verzoek aan de moderators om eventuele reacties of posts naar aanleiding van het onderzoek te blokkeren werd op twee forums ingewilligd. De overige forums voldeden niet aan het verzoek, omdat dit tegenstrijdig werd geacht aan het open karakter van het forum. In totaal waren er 11.984 geregistreerde forumgebruikers op 31 december 2004, zie tabel 4. Het werkelijk aantal forumgebruikers is waarschijnlijk lager, doordat (1) in het totaal aantal geregistreerde gebruikers mogelijk dubbele namen zijn opgenomen van gebruikers die zich tweemaal hebben aangemeld met verschillende nicknames, (2) tevens zijn er waarschijnlijk gebruikers die op verschillende forums berichten posten, en (3) zijn er eventuele niet-actieve gebruikers geregistreerd. Tabel 4. Aantal geregistreerde gebruikers per forum op 31 december 2004 Forum Aantal geregistreerde gebruikers 31 december 2004 Christelijk www.Credible.nl 2386 www.GKV.nl 2388 www.GodFashion.nl 1107 www.HeavenlyQuality.nl 1190 www.refoweb.nl 2659 www.WaaromGod.nl 187 Totaal 9917 Spiritueel www.namaskar.be 33 www.heksen.bespreking.nl 761
[email protected] 366 www.silvercircle.org 346 www.occultforum.nl 561 Totaal 2067
Na plaatsing van de vragenlijst werd, indien dit mogelijk was op het forum, enkele dagen genoteerd hoe vaak er door de forumbezoekers keken werd naar het bericht, zie figuur 1. Op dag vier en acht is niet genoteerd hoe vaak men het bericht heeft bekeken.
28
Aantal keren dat het bericht is bekeken 2000 1500 1000 500 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Aantal dagen
Figuur 1. Totaal aantal keren dat het bericht, met daarin de link naar de vragenlijst, is bekeken op de forums.
Op 19 januari 2005, dag dertien, is de vragenlijst verwijderd, omdat het aantal keren dat het bericht werd bekeken marginaal toenam. De moderators zijn per mail op de hoogte gesteld van de sluiting van de vragenlijst en werden bedankt voor hun toestemming. Dezelfde dag is er een bericht gepost op elk forum met daarin de debriefing voor de deelnemers. Dit verklaart de toename van het aantal keren dat men gekeken heeft op het forum (zie figuur 1, dag dertien). In het bericht stond het totale geschatte aantal deelnemers, en een woord van dank. Tevens werd men geïnformeerd over de achtergrond van het onderzoek, de verwachtingen omtrent de resultaten en wanneer ongeveer de resultaten bekend zullen zijn. Indien de deelnemer zijn mailadres heeft opgegeven kan deze halverwege 2005 de resultaten van het onderzoek verwachten.
29