Samenvatting beroepsethiek 3de bachelor psychologie KU Leuven
Cédric Vanneste
Academiejaar 2010-2011 Docente: Prof. Mia Leijssen Handboek: Gids Beroepsethiek
1. Respect (HB 21) Rechten van cliënt: - recht op vrije deelname en inzagerecht - recht op geheimhouding - zelfbeschikkingsrecht Plichten hulpverlener (HV): - informatieplicht - zwijgplicht - plicht tot eerbied voor morele waarden - Bij personen met beperkte autonomie toont men respect door de gebieden waarop ze wel autonome keuzes kunnen maken, zoveel mogelijk uit te breiden
1.1
Informatieplicht van de hulpverlener – recht op vrije deelname en inzagerecht van de cliënt (HB 26)
Begin professionele relatie: - Recht op vrije deelname – informed consent – geïnformeerde toestemming De cliënt moet toestemming geven, gebaseerd op degelijke informatie, om de professionele relatie te laten aanvangen Tijdens en na professionele relatie: - Inzagerecht - Correctierecht - Blokkeringsrecht - Vernietigingsrecht
a) Recht op vrije deelname (HB 26) HV geeft een begrijpelijke en waarheidsgetrouwe beschrijving van zijn tussenkomsten en van het hulpverleningsproces in het geheel. Cliënt mag werkrelatie weigeren en op elk moment stopzetten. Uitzondering bij de professionele relatie die tot stand komt op vraag van een externe opdrachtgever die daartoe wettelijke bevoegdheid heeft. Hier is toestemming van de cliënt niet vereist. Bij jonge kinderen, sommige categorieën van cliënten wiens vermogen om te oordelen gestoord is, ernstig mentaal gehandicapten en gedetineerden, wordt de beslissingsbevoegdheid overgedragen aan de ‘direct betrokkenen’ of wettelijke vertegenwoordigers: ouders, partner, voogd of rechter.
Wat behoort tot de noodzakelijke informatie? - specifieke deskundigheid en ervaring vd hulpverlener - doelen van de professionele relatie - methoden van onderzoek en behandeling - hierbij horende risico’s of baten - alternatieve procedures - algemene voorwaarden (honoraria, vertrouwelijkheid,…) (HB 27) - algemene gang van zaken om afspraken te regelen - welke rechten de cliënt heeft Hoe moet de informatie gegeven worden? - gewone, duidelijk mensentaal zonder vakjargon - vermelding via folder is niet voldoende (HB 28) - Amerika: ‘gelezen en goedgekeurd’ ondertekenen, is in België niet gebruikelijk maar kan gedaan worden Is informed consent haalbaar? (HB 29) Soms kan inzicht in de methode, de methode zelf onwerkzaam maken. Soms moet bij een experiment bepaalde info bij aanvang achtergehouden worden, belangrijk hier is dan een uitvoerige debriefing bij afloop van het experiment. Tijd van eerste contact moet ook niet volledig opgesoupeerd worden aan het geven van álle info. Er moet info gegeven worden zodanig dat persoon autonoom een beslissing kan nemen: geen volledige info, wel voldoende info. Hebben minderjarigen toestemmingsrecht? (HB 30) Tot de leeftijd van 12 jaar: rechten van kinderen uitgeoefend door wettelijke vertegenwoordiger. HV’s mogen afwijken van deze regel en bij kinderen onder de 12 jaar geen toestemming vragen aan de ouders, maar dan moeten ze ervan uitgaan dat de belangen van het kind ernstig geschaad worden, en moeten ze goed kunnen motiveren waarom ze afwijken van het toestemmingsrecht van de ouders. Vanaf 12 jaar worden de kinderen zoveel mogelijk zelf betrokken bij de uitoefening van hun rechten. Naast de wettelijke toestemming van de ouders is hierbij dus eveneens de toestemming nodig van het kind zelf. Vanaf 16 jaar heeft het kind zelf het toestemmingsrecht in handen, toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger is niet meer nodig. Reken niet op “niets zeggen is toestemmen”/procedure van passieve toestemming (vb. HB 31) Wat bij volwassenen met onvoldoende keuzebekwaamheid? (HB 32) Tweevoudig criterium: -
Begripsvermogen: kan de cliënt de informatie begrijpen
-
Oordeelsvermogen: kan de cliënt een niet-onredelijke keuze maken obv het afwegen van de voor- en nadelen
Indien onvoldoende keuzebekwaam: informed consent niet mogelijk. In dit geval moet hulpverlener de nodige info geven en cliënten motiveren tot samenwerking. Bij belangrijke beslissingen: plaatsvervangende toestemming van familie, voogd of wettelijke vertegenwoordiger. Mogen hulpverleners dwang uitoefenen? (HB 32-33) In principe niet. Eén uitzondering: wanneer de cliënt door zijn gedrag de eigen fysieke of psychische onschendbaarheid of die van een ander bedreigt of schaadt. Twee soorten dwangmaatregelen betreffende de beperking op vrije deelname: -
gedwongen opname of collocatie: kan als alle andere middelen uitgeput zijn en de gezondheid of veiligheid van de cliënt of iemand anders in gevaar zijn
-
gedwongen behandeling: toegelaten op voorwaarde dat het gevaarlijke karakter van de ziekte daardoor vermindert
b) Inzagerecht, correctierecht, blokkeringsrecht, vernietigingsrecht (HB 34) Cliënt heeft inzagerecht: HV moet voor elke cliënt een dossier aanleggen waarin hij rapporteert over de professionele contacten Welke richtlijnen geven wetten en gedragscodes? Wet ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer of wet op de privacy - van toepassing op persoonsgegevens (alle gegevens waarmee iemand geïdentificeerd kan worden) - gebruik volgens finaliteitsprincipe of geoorloofd doel: er moeten drie voorwaarden vervuld zijn: a) doelstelling moet duidelijk omschreven zijn b) doelstelling moet wettelijk zijn c) doelstelling moet kaderen binnen de activiteit van de houder van het bestand Wet op de patiëntenrechten - recht op info van de gezondheidstoestand - rechten ivm patiëntendossier Het inzagerecht is alleen van toepassing op de gedeelten betreffende de persoon. Op verzoek van de cliënt moeten er verbeteringen, aanvullingen of verwijdering van gegevens aangebracht worden. Cliënt mag rapportage blokkeren of vernietigen, tenzij dat verboden is door een wettelijke regeling die bevoegdheid verleent aan een externe opdrachtgever. Als het gaat om een opdrachtrelatie is de beroepsbeoefenaar vooraf verplicht de cliënt op de hoogte te stellen of die al dan niet blokkeringsrecht heeft. Hoe maak je goede notities? HB 36-37 HV heeft het recht een paralleldossier bij te houden waarin hij persoonlijke aantekeningen maakt die minder relevant zijn voor de verslaggeving over de patiënt. Deze zijn voor eigen gebruik. (HB 38)
Als cliënt inzage vraagt mag HV zichzelf (max. 2 weken) tijd gunnen als hij twijfels heeft over de motivatie van de cliënt of om bepaalde gegevens te verwijderen (bv. over andere cliënten). Principe van finaliteit is prioritair op het inzagerecht: de hulpverlener hoeft slechts inzagerecht te verlenen als het gebruik van persoonsgegevens verenigbaar is met bepaalde doeleinden. (HB 39) Correctierecht: indien HV het niet eens is met de visie van de cliënt, moet de HV de opmerkingen of correcties van de cliënt in een schriftelijk attest toevoegen aan het verslag, met de duidelijke vermelding dat de cliënt beroep doet op zijn correctierecht. Hoelang moeten dossiers bewaard blijven? (HB 40) HV heeft de plicht de cliënt te informeren over de wijze waarop de gegevens bewaard worden. Verslagen dienen niet langer bewaard dan noodzakelijk. In het algemeen: bewaartermijn van minimaal 2 jaar. Verslagen mogen niet vernietigd worden (op verzoek van de cliënt) indien de HV oordeelt dat het ontbreken van het verslag de cliënt ernstig schaadt. Enkele vuistregels om de informatieplicht in de praktijk hanteerbaar te houden: HB 41
1.2
Zwijgplicht van de hulpverlener – recht opgeheimhouding van de cliënt (beroepsgeheim) (HB 42)
Essentie: cliënt moet in alle vrijheid mededelingen kunnen doen aan een vertrouwenspersoon Wet: zwijgplicht, geheimhoudingsplicht of beroepsgeheim: Slaat op alles wat je door de cliënt is toevertrouwd tijdens je beroepsuitoefening. Dit houdt ook info over derden die de cliënt je vertelt in, evenals info die je per vergissing bereikt. Uitzonderingen: spreekplicht (aanmeldingsplicht of waarschuwingsplicht), spreekrecht, zwijgrecht (verschoningsplicht) Spreekplicht: Als je getuige bent van feiten die bedreigend zijn voor iemands leven of eigendom. Belangrijk: je moet zelf de feiten vaststellen! Schuldig verzuim = mensen in nood geen hulp bieden Hulpverleningsverantwoordelijkheid heeft prioriteit: als je betere hulp biedt door geen aanmelding te doen is het ‘nood breekt wet-principe’ van kracht
Spreekrecht: Je mag het beroepsgeheim doorbreken, maar je moet niet. Je kiest voor je spreekrecht of zwijgrecht. Kan gebruikt worden bij: - misdrijven op minderjarigen - getuigen onder eed (indien niet onder eed, zoals bij politieverhoor, blijft zwijgplicht van kracht) - feiten waar cliënt zelf slachtoffer van is (indien toestemming van de cliënt) - gedeeld beroepsgeheim (indien toestemming van de cliënt) - eigen verdediging Samenvattend schema: HB 44 Beroepsgeheim blijft van kracht na overlijden van de cliënt. (HB 45) In de praktijk: altijd prioriteit aan de zwijgplicht (HB 45) Het recht op info dat ouders hebben bij minderjarigen, is ondergeschikt aan de verplichting om de best mogelijke hulp te verlenen (HB 46-47) Algemeen: beroepsgeheim moet vervallen om zware schade te voorkomen. Veel HV geven zo lang mogelijk prioriteit aan de vertrouwensrelatie met de cliënt. Beroepsgeheim wordt doorbroken indien het dreigende gevaar zeer groot wordt bij een cliënt met wie men een slechte werkalliantie heeft of met wie het contact verbroken is Aanmeldingsplicht bij kindermisbruik: veel HV’s kiezen om niet de juridische weg in te slaan (en het aan te melden), maar via andere wegen het kind te beschermen, omdat het kind zelf geen aanmelding van de feiten wil. Indien het kind gevaar loopt zal men het beroepsgeheim hier toch moeten doorbreken ten voordele van de aanmeldingsplicht. (HB 49) Beroepsgeheim beschermt de HV die geen aangifte doet, maar de HV moet de geheimhouding doorbreken in zover het nodig is om hulp te verlenen. Anders riskeert men vervolging voor schuldig hulpverzuim. (HB 51) Kennis hebben van strafbare feiten is niet voldoende om het beroepsgeheim te doorbreken (HB 52). Als de HV merkt dat de cliënt opnieuw in omstandigheden komt die uitnodigen tot het opnieuw plegen van strafbare feiten en de cliënt niet uit zichzelf de kracht mobiliseert om te weerstaan aan de misdaad, moet de HV ingrijpen en het beroepsgeheim doorbreken. Bij drugsgebruik minderjarige: wat leerling vertelt is beroepsgeheim, terwijl de ouders recht op info hebben: HV moet beslissen wat beste is. Wrs is het stilzwijgen van de HV hier nodig voor adequate hulpverlening. School van minderjarige kan derde betrokken partij zijn. Cliënt die suïcidaal is: Hier mag HV beroepsgeheim doorbreken omdat er direct gevaar is voor het leven dan de cliënt. Blijft twistpunt of men de HV na zelfdoding iets mag verwijten. Overleg met collega’s is (zoals zeer dikwijls) aangewezen. Noodzakelijk om voldoende structurele maatregelen te nemen om de acute crisis op te vangen. Belangrijk hierbij heldere afspraken te maken en zich niet te laten manipuleren. Bijzondere situaties: (HB 56) Meerdere betrokken partijen: gedeeld beroepsgeheim en beperkt toestemmingsrecht van de cliënt. Therapeut wordt onder druk gezet: begrip uitdrukken voor behoefte aan info, maar vasthouden aan beroepsheheim. Kan opgelost worden door de cliënt om toestemming te vragen (bepaalde) info mee te delen.
Beroepsgeheim na de dood van cliënt: kan enkel verbroken worden als dat deze info de enige manier is om ernstig gevaar of grote materiële schade te voorkomen. (HB 58) Bij twijfel: houd goed voor ogen: wie is mijn cliënt? Vb. politie is op zoek naar dader: HV moet zich niet geroepen voelen het speurwerk van de politie te vergemakkelijken, politie is dan niet zijn cliënt. Dagelijkse toepassingen van het beroepsgeheim: Bewaring gegevens: HV draagt verantwoordelijkheid dat geschreven info niet toegankelijk is voor anderen en dat privé gegevens achter slot en grendel bewaakt worden. HV heeft plicht om cliënt erop te wijzen dat vertrouwelijkheid bij correspondentie via e-mail geen vertrouwelijkheid gegarandeerd kan worden. Vernietiging dossier: Dossiers dienen vernietigd te worden op een manier waarop de geheimhouding gegarandeerd kan worden: snijd het dossier niet in vier stukken, maar verpulver in een miljard stukken, bij voorkeur. Praten met familie: kan, is zeer menselijk, maar de anonimiteit van de cliënt moet blijven. Eigen kinderen: probeer ze zo weinig mogelijk in contact te laten komen met de beroepsbeoefening. Indien dat toch gebeurt moet hen uitgelegd worden wat het beroepsgeheim is en hoe belangrijk dit is. Groepstherapie: Iedereen hoort alles van iedereen, belangrijk om engagement van eenieder te vragen om de gesprekken vertrouwelijk te houden Toestemming cliënt info te delen: in dit geval is de HV ontslagen van zijn zwijgplicht, maar dan wordt ‘discretie’ naast het beroepsgeheim geplaatst. Tot besluit: Het is raadzaam de cliënten bij aanvang op de hoogte te brengen met wie de info gedeeld kan worden (overleg met collega’s, in supervisie gaan, steun zoeken, oplossingen bedenken,…) (HB 63) Vuistregel: zou de cliënt zich voldoende gerespecteerd voelen als die zou kunnen horen hoe jij er nu over praat?
1.3
Eerbied voor morele waarden – zelfbeschikkingsrecht van de cliënt (HB 64)
Beroepscode: plicht tot eerbied voor de hele menselijke persoon: - eerbiediging van morele waarden - geen discriminatie - geen manipulatie van het lijden of de problemen - niet verder doordringen in privé-leven dan noodzakelijk - eenieder dezelfde kansen geven - binnen evt beperkingen vd cliënt de zelfbeschikking zoveel mogelijk tot haar recht laten komen Waardelading sterk aanwezig bij HV: cliënt heeft recht op info betreffende de verhoudingswijze van de HV tot dat thema. De HV kan dit sober, zonder veel details meedelen.
Doorverwijzing indien: HV niet vertrouwd met bepaalde waarden in thematiek cliënt, HV heeft sterk onbehagen bij de waarden die de cliënt aanhangt, HV heeft drang tot ‘bekeren’ van de cliënt. Zelfdoding: waarde van de onschendbaarheid van het leven vs. waarde van autonomie als keuzevrijheid van de cliënt. Betrokkene moet actief gesteund worden om tot uitdrukking te brengen wat voor hen wezenlijk van belang is. (HB 71) Zelfbeschikkingsrecht bij minderjarigen: Belang van jongere of kind weegt zwaarder dan de belangen van andere instanties of personen. Luister naar verhaal, ga na waar jongere echt waarde aan hecht. Waarden aanreiken kan, eigen mening opdringen kan niet. Respect voor morele waarden en discriminatie: (HB 73) Hulpverlener in een organisatie: (HB 74) Waarden en belangen individu stemmen niet steeds overeen met waarden en belangen organisatie. Zo goed mogelijk de balans tussen de twee zoeken is aangewezen. Besluit: (HB 75-76) Respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt: HV onderkent zijn eigen persoonlijke waarden, maar smokkelt ze niet binnen en dringt ze niet op aan de cliënt.
2. Integriteit (HB 79) Belangrijkste gedragsregels voor hulpverleners: - eerlijkheid en nauwkeurigheid - oprechtheid en openheid - rolintegriteit
2.1 Eerlijkheid en nauwkeurigheid (HB 82) -
objectiviteit juistheid duidelijkheid
Beroepscode: diensten objectief voorstellen, correcte vermelding geven van titels, kwalificaties, opleidingen, ervaring en competentie, alsmede de beroepsorganisatie waartoe zij horen. HV in de media: voor zover eerlijke info verstrekt wordt aan een breed publiek is er geen probleem.
2.2
Oprechtheid en openheid (HB 84) -
het goede willen voor de cliënt geen verboren agenda hanteren niet te veel en niet te weinig zeggen en doen
Is niet: alles zeggen. Cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat de hulpverlener geen belangrijke info achterhoudt, dat wat hij zegt gemeend is, en dat de keuze in het belang van de cliënt gemaakt wordt. Betekent dat wanneer het beter is voor de cliënt dat die iets niet weet, dat ook niet meegedeeld wordt.
2.3
Rolintegriteit/belangenconflicten en exploitatie (HB 86)
Rolintegriteit: wanneer HV een heldere grens stelt tussen wat onder beroepsuitoefening kan vallen en wat daar niet mee te verenigen is. Seksueel misbruik en meerdere rollen zijn voorbeelden van problemen met rolintegriteit. Oneigenlijk bevorderen van persoonlijke, religieuze, ideologische of politieke belangen: HB 87 Geschenken in de professionele relatie: Er zijn geschenken die de professionele relatie ondermijnen, dit is meestal zo naarmate de waarde van het geschenk toeneemt. Kleine geschenken kunnen op hun plaats zijn voorzover ze bepaalde aspecten van de professionele relatie beter tot uitdrukking brengen en daarmee het zelfinzicht bij de cliënt bevorderen. Bovendien kan het weigeren van een geschenk nefast zijn voor de professionele relatie met de cliënt, en kan acceptatie van het geschenk extra belangrijk zijn voor sommigen. Dezelfde regels blijven van kracht indien de HV iets schenkt aan een cliënt (HB 91-92) Meervoudige relaties: = wanneer de HV behalve de professionele relatie nog een tweede relatie (al dan niet van professionele aard) heeft met de cliënt. Is niet strafbaar, behalve een seksuele relatie die wordt aangegaan in de context van hulpverlenerschap. Beroepscode waarschuwt voor die bekommernissen: - meervoudige relatie vergroot de kans op uitbuiting en machtsmisbruik - risico dat de kwaliteit van de ene en/of de andere relatie aangetast wordt - effectiviteit van diagnose of behandeling kan in het gedrang komen als de objectiviteit zoek is
Verschillende soorten meervoudige relaties: a) b) c) d) e) f) g) h)
diensten in ruil voor diensten (HB 94) professionele relaties met werknemers (HB 94) professionele relaties met familieleden of vrienden (HB 95) vriendschap met cliënten (HB 97) functionele relaties met ex-cliënten (HB 98) ongewone therapeutische setting (HB 98) toevallige ontmoetingen (H99) meerdere rollen in één en dezelfde professionele relatie (HB 101)
Meervoudige relaties zijn niet noodzakelijk onethisch. Soms kan het zelfs een voordeel zijn een cliënt te leren kennen in een andere setting. Bovendien is het soms niet mogelijk om meervoudige relaties constant te vermijden (bv. bij toevallige ontmoeting). Het belangrijkste is oog te hebben voor de dynamiek die in de professionele relatie binnensluit ten gevolge van de meervoudige relatie, en alert te zijn voor de gevolgen die eruit voortvloeien voor de professionele verhouding. Andersoortige contacten zouden steeds bespreekbaar moeten zijn met de cliënt, dan kunnen er ook afspraken rond gemaakt worden. Zoals vaak is het aan te raden dit soort vermengingen te evalueren met collega’s. Soms worden psychologen in verschillende (moeilijk te verenigen) rollen geplaatst (HB 102) Vuistregel: vermijd indien het kan zoveel mogelijk meervoudige relaties. Indien niet te vermijden: maak het bespreekbaar, stel de grenzen duidelijk. Bespreek het met collega’s die op geen enkele manier betrokken partij zijn. Een beslissingsmodel: HB 103
2.4
Seksueel contact tussen hulpverlener en cliënt (HB 105)
Alle beroepscodes: verbod op seksueel contact, variëren van één jaar tot tien jaar na beëindiging van de professionele relatie Intiem seksueel contact is altijd schadelijk voor de professionele relatie. Elke cliënt heeft het recht de HV uit te dagen om vervolgens te kunnen ervaren dat de grenzen desondanks overeind blijven. De seksuele gevoelens van de HV moeten niet in een taboesfeer belanden. Het is immers een menselijke reactie. Beste is de gevoelens te onderkennen, te bespreken met collega’s, de reden erachter te analyseren, en voorts geen acties ondernemen die daadwerkelijk seksueel contact met de cliënt kunnen bevorderen. Voor de cliënt zijn dergelijke gevoelens bespreekbaar met de HV zelf. Sommigen hebben hieruit de verregaande conclusie getrokken dat iedere aanrakingsvorm te mijden is binnen therapie. Heel wat onderzoek heeft echter uitgewezen dat aanrakingen de cliënt ten goede komt.
2.5
Lichamelijk contact in de professionele relatie (HB 110)
Diverse soorten aanrakingen: HB 111-112-113 - accidentele aanraking - taakgerichte aanraking - aandachtsaanraking - affectieve aanraking - expressieve aanraking - ondersteunende aanraking – holing- of containmentaanraking - sussende aanraking - speelse aanraking - agressieve aanraking - catharsische aanraking - sensuele aanraking Bij lichamelijk contact moet aan vier voorwaarden voldaan worden: (HB 114) 1) duidelijkheid omtrent wat wel en niet kan 2) cliënt houdt zelf controle 3) aanraking moet ervaren worden als authentiek en passend bij het thema 4) cliënt moet ervaren dan HV niet handelt uit eigen nood, maar uit bestwil voor de cliënt Bij bepaalde cliënten zijn aanrakingen niet aangewezen (acuut vijandigen, paranoïden), evenals wanneer de HV vermoeid is, zich niet goed voelt, agressieve gevoelens heeft of seksuele lading ervaart. Ethisch aanraken: handen, schouders en rug meest aangewezen; in sommige gevallen denkbaar dat HV zonder seksuele intentie de genitale zones op ethische manier aanraakt (HB 115)
2.6
De betrouwbare hulpverlener (HB 116)
De betrouwbare HV is iemand die niet achteloos reageert, maar bewust van verschillende gevoeligheden ‘het goede’ tracht te doen, met als leidmotief: het belang van de cliënt in de specifieke context.
3. Verantwoordelijkheid (HB 119) Verantwoordelijkheid nemen: niets of niemand schade toebrengen, zich engageren en zorg dragen voor anderen Juridisch: - aansprakelijkheidsverantwoordelijkheid: De gedragsregels uit de beroepscode en wetgeving zijn gekend en worden nageleefd. Juridisch kan HV aansprakelijk gesteld worden bij zware fout, opzettelijke fout of herhaaldelijk herval in lichte fouten. - zorgverantwoordelijkheid: Kwaliteit waarmee men taak vervult, HV doet alles wat in zijn vermogen ligt om de cliënt zo goed mogelijk te helpen.
Verschillende soorten verantwoordelijkheid (HB 121): - persoonlijke verantwoordelijkheid - professionele verantwoordelijkheid - organisatorische verantwoordelijkheid - collectieve verantwoordelijkheid Beroepscodes formuleren diverse gedragsregels die verantwoordelijkheid van de HV concretiseren. Belangrijkste regels zijn: - schade voorkomen - continuïteit van het beroepsmatig handelen - zorg voor kwaliteit - verantwoordelijkheid voor collega’s
3.1 Schade voorkomen (HB 122) Beroepscode: HV’s mogen geen methoden aanwenden die schade toebrengen of iemand kunnen raken in zijn waardigheid, en zij mogen geen oneigenlijk gebruik maken van hun bijzondere kennis. Drie soorten schade: economisch, fysiek, psychisch Vuistregel: bij een vermoeden dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen, laat men de mogelijke schadelijke interventies achterwege Moeilijkheid: wat is precies schadelijk? Dilemmamethode: methode om stil te staan bij de verschillende kanten van het dilemma (HB 123-124) Behoort eveneens tot de verantwoordelijkheid van de HV om maatregelen te treffen wanneer er evt nadelige gevolgen kunnen zijn voor cliënten (vb. groepstherapie HB 124) Beroepsverzekering nemen is niet dom (HB 125)
3.2 Continuïteit van beroepsmatig handelen (HB 125) HV’s hebben de plicht om de continuïteit van zorg voor hun cliënten te garanderen. Dit houdt in: regelingen treffen om andere professionele relatie te starten en het dossier van de cliënt zodanig bij bijgewerkt hebben dat die door een andere HV onmiddellijk overgenomen kan worden
3.2 Zorg voor kwaliteit (HB 126) HV moet handelen naar aanvaarde wetenschappelijke inzichten en volgens professionele en ethische standaarden. HV moet rekening houden met recente ontwikkelingen in het vakgebied. Kan inhouden dat HV regelmatig een kwaliteits-check doorvoert bij de cliënten om de effectiviteit van de behandelingen te toetsen. Onderzoek heeft uitgewezen dat een positief resultaat staat of valt met de kwaliteit van de werkrelatie.
Vaak is er een spanningsveld waarbij de HV keuzes moet maken tussen administratie verzorgen, cliënten zien, vakliteratuur bijhouden, teamoverleg plegen, … De ethiek van de verantwoordelijkheid houdt dan in bewuste keuzes te maken, prioriteiten stellen en de keuzes kunnen verantwoorden.
3.3 Verantwoordelijkheid voor collega’s (HB 128) Onethisch gedrag van collega’s omvat een vijftal categorieën: -
onbekwaamheid persoonlijke problemen financiële onregelmatigheden onzorgvuldig omspringen met vertrouwelijke info overinvolvmentgedrag en grensoverschrijdingen
In de praktijk zou een minderheid onethisch gedrag van een collega melden. Lees in HB 129 hoe men constructief kan reageren op beroepsethische fouten van collega’s. Collegialiteit: niet onmiddellijk oordelen, maar evenmin de problemen negeren. Vooreerst de betrokken partijen de gelegenheid bieden hun versie van de feiten te weergeven. De realiteit vervolgens in al haar nuances onder ogen nemen.
4. Deskundigheid (HB 135) Beroepscode: verplichting om vakbekwaamheid in stand te houden en te blijven ontwikkelen, alleen methoden hanteren die doelmatig zijn, geen opdrachten aannemen waarvoor hij de deskundigheid mist en geen methoden gebruiken waarvoor hij onvoldoende gekwalificeerd is, ethisch bewustzijn voor de dag leggen en stoppen met praktiseren bij psychische of fysische problemen.
4.1 Intellectuele deskundigheid (HB 136) Moet gegarandeerd zijn bij de selectie voor de opleiding tot therapeut
4.2 Vaktechnische deskundigheid Wordt tijdens de opleiding verworden en is meestal onvoldoende om specifieke problemen uit de praktijk het hoofd te bieden. In België zijn HV’s niet verplicht om zich na hun opleiding te blijven bijscholen of lid te zijn van een beroepsvereniging die waakt over de kwaliteit van de beroepsuitoefening
4.3 Emotionele deskundigheid (HB 137) Om goed te kunnen omgaan met de gevoelswereld van de psychisch gekwetste mens, en als rots in de branding te blijven staan in belastende omstandigheden, is emotionele deskundigheid essentiëler dan methodisch-technische interventies. Eigen leertherapie (voor de HV) kan een krachtige en constructieve bron van leren zijn, die de eigen emotionele deskundigheid kan versterken. (HB 139) Betrokkenheid van de HV in zoveel menselijke ellende is ook voor de HV zelf niet zonder gevaar. Naast een flinke dosis relativerende humor is een duurzaam ondersteuningssysteem voor de HV onontbeerlijk. Overleg en intervisie met collega’s zijn noodzakelijk om een
vangnet te bieden voor de gevoelens die zich bij de HV opstapelen. Vooral burn-out loert wel eens om de hoek bij HV’s. Beroepscodes verplichten HV’s geen collegiale ondersteuning op te bouwen, maar dit kan, en zeker voor zelfstandigen, zeer belangrijk zijn in het eigen functioneren.
4.4 Morele deskundigheid (HB 144) Ethisch handelen bestaat uit vier componenten: 1) ethische gevoeligheid (HB 145) 2) ethisch redeneren (HB 145) 3) ethisch keuze maken (HB 146) 4) uitvoering van ethisch gedrag (HB 147) Concreet: 1) het welzijn van anderen bevorderen 2) geen schade veroorzaken 3) autonomie van anderen respecteren 4) eerlijk zijn 5) betrouwbaar zijn Case + uitwerking: HB 147-148-149 Allerlaatste vuistregel: Als men bevestigend kan antwoorden op de vraag of men een bepaalde behandeling of bejegening ook zou willen voor zichzelf, zijn geliefden, alle mensen onder dezelfde omstandigheden, dan heeft men een goed criterium voor veralgemeenbaarheid.