provincie limburg
drs. H.M. Kersten
Éa.
Lid Gedeputeerde Staten
r
Het dagelijks bestuur van het Waterschap Peel en Maasvallei Postbus 3390 5902 RJ VENLO
Ons kenmerk Faxnummer Bijlage(n)
2013/31560 (043) 389 76 43 2
WA NO
•i 1
INGľK.
UN 2013
Uw kenmerk Telefoon Maastricht
2013.10261 (043) 389 76 32 28 mei 2013
VERZONDEN 1 1 JUN I 2013 Onderwerp Herziening waterschapsbestel
Geacht bestuur, De afgelopen maanden is onder leiding van de Stuurgroep herziening waterschapsbestel een evaluatie van de toekomstvastheid van het watreschapsbestel utgevoerd. Het evaluatierapport is uw waterschap bekend en hierover is in uw algemeen bestuur een standpunt ingenomen. Gedeputeerde Staten hebben op 28 mei 2013 besloten om op basis van het evaluatierapport, gezien de standpunten van de waterschappen en de ingekomen reacties, de formele procedure tot herziening van het waterschapsbestel in gang te zetten. De GS-nota met bijbehorende inspra a knota op basis waarvan dit besluit is genomen is ter informatie bijgevoegd. De overige bijlagen bij deze GS-nota zijn u bekend en daarom niet bijgevoegd. Bedoeld besluit betekent concreet dat Gedeputeerde Sta ten de in artikel 3 en 4 van de Waterschapswet voorgeschreven overleggen met de dagelijks besturen van de waterschappen zullen voeren en aansluitend het voorstel voor Provinciale Staten voor inspraak ter inzage zullen leggen, een en ander conform het door de Stuurgroep herziening waterschapsbestel vastgestelde pla n van aanpak.
Bezoekadres: Limburglaan 10 NL-6229GA Maastricht
Postbus 5700 NL-6202 MA Maastricht
[email protected]
Tel * 31 (0)43 389 99 99 Fax * 31 (0)43 361 80 99 www.limburg.nl
IBAN -nummer: Bereikbaar via: N L08RABO0132575728 Lijn 1 (richting De Heeg) BIC-code: RABON L2U
provincie limburg
Ik hoop u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben. Voor eventuele vragen kunt u zich richten tot de heer H. ter Heegde, e-mail hi.ter.heeqdę@prvlimburq.nl, telefoon (043) 389 76 32.
GedeputeéřderStaten van Limburg derşte
er
L
ş^tířetaris tans
2013/28301
provincie limburg Nota voor Gedeputeerde Staten afdeling Landelijk Gebied
•Stuknummer ;
Onderwerp Behandeld Datum Bijlage(n) Afschrift
2013/28304
herziening waterschapsbestel Harry ter Heegde 2Ĉ*nei2013 5
0. Samenvatt i ng Deze nota bevat op hoofdlijnen de volgende elementen: » de conclusies van de evaluatie van de toekomstvastheid van het huidige waterschapsbestel; » de standpunten die het Algemeen Bestuur (AB) van het Waterschap Roer en Overmaas (WRO) en het AB van het Waterschap Peel en Maasvallei (WPM) hebben ingenomen en een beoordeling daarvan; » de ingekomen reacties van stakeholders en een beoordeling daarvan; » een voorstel aan GS om de formele procedure tot fusie van de waterschappen te starten, leidende tot en voorstel aan PS in het voorjaar van 2014. 1. Beoogd resultaat (output/outcome) Beoogd resultaat is een besluit van GS omtrent de start van de formele procedure tot fusie van de waterschappen in Limburg. 2. Toel i cht i ng Voorgeschiedenis Het dossier herziening waterschapsbestel kent kort samengevat de volgende voorgeschiedenis. » Coalitieakkoord 2011-2015: bevat het voornemen om de beide Limburgse waterschappen samen te voegen; « Najaar 2011: overleggen portefeuillehouder met dagelijks besturen waterschappen, leidende tot oprichting van de Stuurgroep waterschapsbestel en vaststelling van een plan van aanpak. K ern van het plan van aanpak is een evaluatie toekomstvastheid waterschapsbestel. Dit plan van aanpak is vastgesteld in de stuurgroep, behandeld in GS op 8 november 2011 en ter informatie aan de Statencommissie voor Economie, Bestuur en Duurzaamheid (SCEBD) gezonden. » Coalitieakkoord 2012-2015: bevat opmerking dat het fusieproces waterschappen wordt voortgezet. » De ondernemingsraden van WRO en WPM hebben op 13 februari 2012 een gezamenlijke brief verzonden waarin spoedige besluitvorming over 'vergaande samenwerking' en 'herstructurering van het waterbeheer wordt bepleit. » De definitieve versie van het evaluatierapport (bijlage 1) is op 2 april 2013 vastgesteld in de stuurgroep. Het rapport is bij brief van 13 maart 2013 ter informatie aan de SCEBD gezonden. » Bij brief van 9 april 2013 is het evaluatierapport aan stakeholders verzonden waarbij hen de mogelijkheid tot reactie is geboden. » De SCEBD heeft op 12 april 2013 verzocht om een sonderend stuk over de herziening van het waterschapsbestel te agenderen voor de commissievergadering van 13 september 2013. Ook is gevraagd om informatie te verstrekken over de wettelijk voorgeschreven procedure tot herziening van het waterschapsbestel. 1
2013/28301
»
De algemeen besturen waterschappen hebben op 23 en 24 april 2013 hun standpunt bepaald (zie hierna onder Standpunten algemeen besturen waterschappen)
Het proces is begeleid door dhr. G. Kok, voormalig voorzitter van het waterschap Rivierenland. De evaluatie is uitgevoerd door het adviesbureau Policy Research Corporation. Conclusies evaluatierapport Het evaluatierapport (blz. 33) bevat de volgende conclusies. » De huidige inrichting van het Limburgse waterschapsbestel {1+ variant) stelt - voor de korte termijn - de waterschappen in staat om de kerntaken naar behoren te verrichten. » Echter, gelet op de eigenstandige organisatie van de waterzuiveringstaken in het WBL, zijn de overige delen van de beide waterschappen WPM en WRO in termen van budget en formatie beperkt van omvang. » Die beperkte omvang houdt risico in voor kwaliteit en continuïteit van specialistische functies, zowel wat betreft primaire als ondersteunende taken. » De 2* variant is niet bevorderlijk voor eenduidig, slagvaardig optreden, gegeven ook de ontwikkeling naar schaalvergroting ín de bestuurlijke context; de huidige bestuurlijke omvang is groot in relatie tot de bestuurlijke taakstelling. « Binnen het huidige bestel lopen de waterschappen - mede in relatie tot de vastgelegde ambitie richting 2015/2020 - dan ook aan tegen hun grenzen, in bijzonder ten aanzien van robuustheid en bestuurlijke effectiviteit (slagvaardigheid). « Het alternatief voor 'niets doen' is het opzoeken van verdergaande samenwerking om zo de kwetsbaarheden van het huidige bestel af te bouwen en invulling te geven aan de nieuwe ambities. » Van de verschillende onderzochte vormen van verdergaande samenwerking biedt fusie de meeste meerwaarde op basis van vergelijking van de toekomstvastheid volgens de criteria: legitimiteit, robuustheid, professionaliteit, doelmatigheid, slagvaardigheid en representativiteit. » De meerwaarde van fusie lijkt niet zozeer te liggen in de mogelijkheden voor besparing van bestuurlijke en personele kosten (doelmatigheid); de meerwaarde lijkt vooral te liggen in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van vergaande ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid; de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen. Het evaluatierapport is, met vermelde conclusies, zoals hierboven vermeld vastgesteld door de Stuurgroep waterschapsbestel, waarin ook vertegenwoordigers van de waterschappen zitting hadden.
2013/28301
2
Standpunten algemeen besturen waterschappen Het AB van WRO heeft zich op 23 april 2013 in meerderheid uitgesproken tegen fusie. De argumenten daarvoor zijn vermeld in een motie (bijlage 2) en houden het volgende in. a. De toegevoegde waarde van fusie is te gering in vergelijking met de risico's daarvan. b. De nadelen van fusie voor de verbondenheid met de belastingbetaler, de legitimiteit van het bestuur, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid worden niet gecompenseerd door de mogelijke voordelen van fusie. c. Het robuuster en meer toekomstvast maken van het waterschapsbestel is mogelijk met een beperkte uitbreiding van de personeelsformatie en dus met minder ingrijpende maatregelen dan fusie. d. Na fusie stijgt de belastingdruk in het beheergebied van WRO onevenredig. e. De waterschappen zijn op dit moment reeds kostenefficiënt. Verdere efficiencyvoordelen kunnen bereikt worden door de samenwerking met WPM te intensiveren. Dit standpunt is tot stand gekomen (mede) op basis van een voorstel van het dagelijks bestuur, waarin voor- en nadelen van fusie zijn vermeld (bijlage 3). Het AB van WPM heeft op 24 april 2013 het standpunt ingenomen dat fusie niet noodzakelijk is (bijlage 4). De daarvoor gehanteerde argumenten zijn kort samengevat de volgende. f.
De conclusie uit het evaluatierapport dat fusie dienstig is ter versterking van de robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid van de waterschappen wordt niet gedeeld. Bedoelde versterking wordt door het AB ook mogelijk geacht met minder ingrijpende maatregelen (uitbreiding personeelsformatie), die een beperkte lastenstijging tot gevolg zullen hebben. g. De uitkomst van de ontwikkelingen op (internationale schaal rond de waterschappen (opheffen of opschalen waterschappen, stroomgebiedbenadering) is nog onzeker. Gelet hierop is wijziging van het waterschapsbestel op dit moment niet raadzaam.
Beoordeling standpunten waterschappen De hierboven vermelde argumenten van de waterschappen kunnen als volgt beoordeeld worden. WRO Ad 1. toegevoegde waarde van fusie te gering in vergelijking met de risico's Zoals hiervoor vermeld wordt in het evaluatierapport geconcludeerd dat de meerwaarde van fusie vooral ligt in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van vergaande ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid. Verder kan de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen. Omtrent de mogelijkheden voor doelmatigheidswinst wordt in het evaluatierapport het volgende vermeld. « Een uitgebreide evaluatie van doelmatigheid van de werking van de huidige waterschappen vraagt om een apart onderzoek van de werkprocessen van beide waterschappen en valt buiten de scope van de evaluatie (blz. 20). Om deze reden is kan de omvang van doelmatigheidswinst bij fusie enkel bij benadering worden aangegeven.
2013/28301
3
«
De huidige waterschappen lijken reeds behoorlijk 'lean-and-mean' te zijn georganiseerd. Grote besparingen kunnen daarom niet verwacht worden. Wel wordt bij fusie een besparing van enkele miljoenen euro's per jaar mogelijk geacht (blz. 31) op de volgende posten: o een besparing van C 1 miljoen per jaar op personeel- en bestuurskosten; o het voorkomen van meeruitgaven ad C 1 miljoen per jaar, die zonder fusie nodig zouden zijn om extra personeel aan te trekken om kwetsbaarheden in de organisatie op te vangen; o het voorkomen van meeruitgaven door het samen delen van infrastructuur en vastgoed.
Een fusie kan, naast de structurele doelmatigheidswinst, ook incidenteel frictiekosten opleveren. Deze frictiekosten zijn in het evaluatierapport (zie blz. 24) niet becijferd. Immers de hoogte van de frictiekosten wordt volledig bepaald door de wijze waarop de nieuwe waterschapsorganisatie -door de waterschappen zelf- wordt ingericht (zie ook blz. 7 voorstel van het dagelijks bestuur van WRO, bijlage 3 ) . Op deze inrichting bestaat op dit moment geen zicht. Omdat in het evaluatierapport geen grote bezuinigingen mogelijk worden geacht op de personeelskosten van de waterschappen (besparing van C 1 miljoen per jaar op personeel- en bestuurskosten, rest is het voorkomen van meeruitgaven) kan verwacht worden dat de personele frictiekosten beperkt zullen zijn. Met de risico's van fusie lijkt te worden gedpeld op de door WRO aanwezig geachte nadelen voor verbondenheid, legitimiteit, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid en de stijging van de lastendruk. Dit wordt hierna, onder ad 2 en ad 4, behandeld. Het oordeel of meerwaarde van fusie groot genoeg is vraagt een afweging van alle argumenten, vermeld in het evaluatierapport en ingebracht door de waterschappen en de stakeholders. Deze afweging vindt hierna, onder het kopje standpuntbepaling in GS, plaats. Ad 2. verbondenheid, legitimiteit, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid De termen verbondenheid, legitimiteit, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid worden in de stukken van WRO niet helder gedefinieerd. De termen legitimiteit en representativiteit worden gebruikt in relatie tot de afstand tussen kiezer en gekozene (zie blz. 2 voorstel van het dagelijks bestuur van WRO), dus in een wat engere zin dan in het evaluatierapport, zoals hieronder zal worden toegelicht. Onderstaand wordt aangenomen dat de term verbondenheid eveneens ziet op de afstand tussen kiezer en gekozene en dus onderdeel is van de in het evaluatierapport opgenomen beoordeling van legitimiteit en representativiteit. Verder wordt aangenomen dat met de term gebiedsgeoriënteerdheid wordt gedoeld op aandacht voor de regionale verschillen en daarmee onderdeel uitmaakt van de in het evaluatierapport opgenomen beoordeling van representativiteit. Legitimiteit wordt in het evaluatierapport omschreven als de mate waarin er bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak is voor de organisatorische inrichting van het waterschapsbestel. Het evaluatierapport (blz. 26-27) bevat op dit punt de volgende overwegingen: » Fusie geeft het meest invulling aan de trend van opschaling in het waterbeheer en binnen de overheid (Bestuursakkoord Water, Regeerakkoord W D en PvdA 2012). « Fusie zal resulteren in één beleid ten aanzien van de uitvoering watertaken en gelijke belastingtarieven in heel Limburg. « Fusie leidt mogelijk tot tariefverschuivingen (zie nader onder ad 4) waarbij tariefverhoging naar de achterban moeilijker uitlegbaar zal zijn als tariefdaling. « De legitimiteit kan vanuit de drie bovenstaande invalshoeken verschillend gewogen worden.
2013/28301
4
Representativiteit wordt in het evaluatierapport opgevat als de mate waarin aandacht is voor de regionale verschillen en de verschillende belanghebbenden die de waterschappen bedienen in hun taakuitvoering. In het evaluatierapport (blz. 30) wordt geconcludeerd borging van representativiteit bij alle vormen van verdergaande samenwerking goed mogelijk is. Dit is een terechte conclusie. Immers ook de bestaande waterschappen blijken in staat om adequaat om te gaan met de binnen hun beheergebieden bestaande verschillen in de fysieke kenmerken van het gebied en met de verschillende belanghebbenden. Er is geen reden om aan te nemen dat een groter waterschap niet in staat is om representativiteit te borgen. Een waterschap zal, net als andere overheidsorganen, adequaat moeten kunnen 'schakelen tussen schalen': het waterschap zal enerzijds moeten kunnen acteren op de grote schaal (bijv. op het niveau van stroomgebieden) en anderzijds op de regionale schaal (bij de uitvoering van maatregelen in de regio of bij samenwerking met gemeenten). Dat ook grotere waterschappen hiertoe in staat zijn blijkt al uit de historie (zie hierna: in 1990 waren er 129 waterschappen;en in 2013 zijn dat er nog 25). Ad 3. beperkte uitbreiding van de personeelsformatie In het evaluatierapport (blz. 18) wordt aangegeven dat de huidige waterschappen in hun personeelsformatie kwetsbaar zijn en dat het oplossen van de belangrijkste kwetsbaarheden een extra inzet van gemiddeld 6 fte voor beide waterschappen vergt. Inzet van 6 fte zal ca. C 1 miljoen per jaar vergen (zie hiervoor onder ad 1). Dit zal inderdaad met een relatief beperkte stijging van de waterschapsheffing op te vangen zijn. Anderzijds kunnen deze meerkosten bij fusie vermeden worden. Bovendien biedt een uitbreiding van de personeelformatie geen oplossing voor de andere geconstateerde zwakten van het huidige waterschapsbestel, met name op het vlak van slagvaardigheid, doelmatigheid en professionaliteit.
2013/28301
5
Ad 4. stijging belastingdruk Er zijn signalen dat de gevolgen van een fusie voor de waterschapsheffing een zwaarwegend argument zijn voor het AB van WRO. Om deze reden wordt in het navolgende hieraan bijzondere aandacht besteed. Het evaluatierapport (blz. 53-55) geeft het volgende indicatieve beeld van de effecten van een fusie op de waterschapstarieven. verschil
«192,59
indicatieve situatie bij fusie 2013 « 187,20
« 184,87
« 187,20
+ C 2.33(1,3 Zo)
« 265,84
« 245,70
-/-« 20,14 (7,6 Zo)
«235,12
« 245,70
+ C 10,58 (4,5 Zo)
«1.130,80
« 1.046,52
-/-« 84,28 (7,5 Zo)
« 866,69
«1.046,52
+ É 179,83 (20 Zo)
werkelijke situatie 2013 aanslag meerpersoonshuishouden met huurwoning WPM aanslag meerpersoonshuishouden met huurwoning WRO aanslag meerpersoonshuishouden met gemiddelde koopwoning WPM . aanslag meerpersoonshuishouden met gemiddelde koopwoning WRO aanslag gemiddeld agrarisch bedrijf WPM aanslag gemiddeld agrarisch bedrijf WRO
-/-«5,39 (2,8 7o) 0
0
c
0
0
0
Over deze cijfers kan het volgende worden opgemerkt. »
De huidige geldende tarieven bij WRO zijn over de hele linie lager dan bij WPM. WRO heeft meer inwoners en kan de kosten dus meer spreiden. WPM heeft minder inwoners maar toch een flink groot beheergebied met navenante kosten (verdrogingsbestrijding, beekherstel, hoogwaterbescherming).
»
Bij fusie zullen eenheidstarieven voor de hele provincie ontstaan. Uitgaande van de fictieve situatie dat beide waterschappen in 2013 een gezamenlijke begroting zouden hebben (zie hieromtrent hieronder nader) heeft dat tot gevolg dat de tarieven WRO stijgen en de tarieven WPM dalen, als aangegeven in bovenstaande tabel.
»
De tariefstijgingen zijn voor ingezetenen (meerpersoonshuishouden met huurwoning) bij WRO minimaal (« 2.33; 1,30/0). Voor ingezetenen die tevens een eigen woning hebben (categorie gebouwd, in tabel: meerpersoonshuishouden met gemiddelde koopwoning) is de stijging bij WRO groter (6 10,58; 4,50/0). Het huidige tarief gebouwd is bij WPM 0,0293 Zo (percentage WOZ-waarde) en bij WRO 0,02010/0. In een gezamenlijke begrotng wordt dit uitgemiddeld tot 0,0234 Zo 0
0
«
De tariefstijgingen bij WRO zijn voor agrarisch bedrijven fors (« 179,83; 20 Zo). Voor het ene deel komt dit door egalisering van het tarief gebouwd (zie vorigeaandachtspunt; een agrarisch bedrijf heeft immers ook bedrijfsopstallen) en voor het andere deel door het uitmiddelen van de huidige geldende 0
tarieven ongebouwd (WPM « 33,45 per ha, WRO « 24,68 per ha).
»
De verschillende tarieven per categorie worden veroorzaakt door het feit dat de waterschappen in het verleden verschillende keuzes hebben gemaakt bij de verdeling van de kosten over de diverse categorieën belastingplichtigen.
2013/28301
6
Bij voormelde cijfers zijn de volgende belangrijke kanttekeningen te maken. «
Zoals gezegd zijn bovenstaande cijfers opgesteld uitgaande van de fictieve situatie dat beide waterschappen in 2013 een gezamenlijke begroting zouden hebben (zie blz. 52 van het evaluatierapport). Daarmee worden de verschillende bestuurlijke keuzes over de tariefstructuur die de waterschappen in het verleden hebben gemaakt simpelweg cijfermatig uitgemiddeld, met de beschreven verschuivingen als gevolg. Na fusie zal het nieuwe waterschapsbestuur bestuurlijke keuzes moeten maken over de tariefstructuur (in de zgn. kostentoedelingsverordening); dat is wat anders dan simpelweg uitmiddelen. Bij het opstellen van een nieuwe tariefstructuur kunnen 'scherpe randjes' van tariefwijzigingen weggenornen worden; verwachting is wel dat, bij gelijkblijvende ambitie, het effect ontstaat van iets stijgende lasten voor zuid en dalende voor noord.
»
Het thans bestaande verschil in tarieven wordt mede veroorzaakt door verschillen in de begrotingsstructuur van beide waterschappen. WRO zet egalisatiereserves in om de tarieven te dempen terwijl WPM de structurele kosten volledig afdekt door belastingopbrengsten (zie blz. 52 van het evaluatierapport).
»
De efficiencywinst die fusie kan opleveren (enkele milijoenen euro's per jaar, zie hierboven onder ad 1) is in voormelde cijfers niet meegenomen. Deze efficiencywinst zal zeker een positief effect hebben op de tariefontwikkeling. Ook de doelmatigheidswinst die een verbeterde samenwerking in de waterketen (zie blz. 33 evaluatierapport: de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen) kan opleveren is de tariefontwikkeling ten gunste komen.
Ad 5. intensivering samenwerking In het evaluatierapport (blz. 28-29) is de doelmatigheidswinst van verschillende samenwerkingsvormen beoordeeld. Dit levert de volgende conclusies op. « Verdere organische samenwerking zal binnen het huidige bestel naar verwachting niet leiden tot fundamentele doelmatigheidswinsten (verschillen in aansturing en werkwijzen tussen WPM en WRO, focus op eigen organisatie en samenwerking geen prioriteit). » Een shared service-organisatie biedt doelmatigheidswinst in de ondersteunende, maar niet in de primaire processen. « Het SETA-model ('samen en toch apart': volledige ambtelijke integratie) biedt doelmatigheidswinst in de ondersteunende en primaire processen maar heeft wel de kosten van twee afzonderlijke besturen die de gedeelde diensten (strak) moeten aansturen. » Fusie biedt de mogelijkheid tot verdergaande optimalisatie in de bedrijfsvoering door afstemming van processen en aansturing vanuit één bestuur en één directie. Fusie kan organisatiebreed synergiewinsten opleveren: in het bestuur en management (directie en afdelingshoofden), in de ondersteunende processen en in de primaire processen. Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat intensivering van de samenwerking tussen WRO en WPM dezelfde doelmatigheidswinst kan opleveren als fusie. Bovendien geldt dat de meerwaarde van fusie niet ligt in doelmatigheidswinst maar in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van vergaande ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid. Verder kan de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen. WPM Ad 6. beperkte uitbreiding van de personeelsformatie Hetzelfde argument is door WRO gebruikţ. Zie hierboven onder ad 3.
2013/28301
7
Ad 7. onzekere ontwikkelingen Periodiek wordt in Haagse kringen het bestaansrecht van de waterschappen ter discussie gesteld. Het Regeerakkoord W D en PvdA 2012 voorziet op langere termijn ( » ) samenvoeging van landsdelen met waterschappen. Of dit te zijner tijd ook geëffectueerd zal worden is op dit moment inderdaad nog onzeker. Wel zeker is de trend van schaalvergroting van overheidsinstanties. Zoals in het evaluatierapport (blz. 7) is beschreven: » waren er in 1970 nog ruim 1000 waterschappen, in 1990 129 en in 2013 zijn er 25 waterschappen; « wordt in het Bestuursakkoord Water (2011 )een verdere opschaling van de waterschappen voorzien; « is in het Regeerakkoord W D en PvdA 2012 opgenomen dat, voor de kortere termijnopschaling tot tien à twaalf waterschappen wordt bevorderd; voor de langere termijn (2025) wordt samenvoeging van de waterschap met de landsdelen voorzien;. « is door herindeling het aantal gemeenten in de afgelopen decennia sterk afgenomen terwijl het genoemde regeerakkoord streeft naar verdere schaalvergroting (gemeenten van meer dan 100.000 inwoners). Een fusie van WRO en WPM past in deze -zekere- trend van schaalvergroting. Een -onzekereontwikkeling van samenvoeging van landsdelen en waterschappen wordt door een dergelijke fusie niet belemmerd. Een ontwikkeling op internationale schaal is de stroomgebiedbenadering: Europese richtlijnen zoals de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's verplichten tot afstemming op de schaal van de stroomgebieden van de grote rivieren. Dit is meestal een internationale schaal: zo omvat het stroomgebied van de Maas delen van Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Bedoelde richtlijnen verplichten, zoals gezegd, tot afstemming maar geven geen regels voor de organisatie van het waterbeheer in elke lidstaat. Deze richtlijnen zijn dus niet rechtstreeks bepalend voor fusie van de waterschappen in Limburg. Wel geldt het volgende. « De schaal van het stroomgebied van de Maas is vele malen groter dan van WRO en WPM. » WRO en WPM - en dus ook een gefuseerd waterschap in Limburg- liggen beide volledig binnen het stroomgebied van de Maas. Door fusie ontstaat dus geen waterschap dat in twee stroomgebieden ligt. « Fusie van WRO en WPM doet dus zeker geen afbreuk aan de stroomgebiedbenadering. Sterker nog: verwacht mag worden dat een gefuseerd waterschap slagvaardiger zal kunnen opereren op de schaal van het stroomgebied. Ingekomen reacties van stakeholders en beoordeling daarvan Van de hieronder genoemde organisaties is een inhoudelijke reactie op het evaluatierapport ontvangen: « de gemeenten binnen de regio Maas- en Mergelland (Maastricht, Simpelveld, Gulpen-Wittem, Vaals, Meerssen, Valkenburg en Eijsden-Maŗgraten); » de gemeente Roermond; « de gemeente Maasgouw; » de gemeente Sittard-Geleen; » het Waterschap Groot Salland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; « het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard; » de Vereniging Industriewater Limburg en de Kamer van Koophandel Limburg; « de LLTB.
2013/28301
8
Deze reacties worden beschreven en beoordeeld in bijgevoegde inspraaknota (bijlage 5). Vanwege de gedeeltelijke samenhang tussen de beantwoording van de reacties van de stakeholders en de bovenstaande beoordeling van de standpunten van de waterschappen is deze beoordeling ook opgenomen in de inspraaknota. Het grootste deel va de ingekomen reacties is positief-kritisch ten opzichte van fusie. Met name word aandacht gevraagd voor de gevolgen van fusie voor de waterschapsheffing en voor het borgen van de representativiteit. Gesteld kan worden dat alle ingekomen reacties adequaat beantwoord kunnen worden en geen aanleiding geven om af te zien van het in gang zetten van de formele procedure tot herziening van het waterschapsbestel. Verder zijn een aantal ontvangstbevestigingen ontvangen die verder geen vermelding behoeven. De stakeholders is de gelegenheid geboden om uiterlijk 10 mei 2013 een inspraakreactie in te dienen, het is, mede wegens de meivakantie, mogelijk dat nog een aantal inspraakreacties na-ijlen. Daarom wordt uw college voorgesteld: » bijgevoegde inspraaknota vast te stellen; « de portefeuillehouder te machtigen eventuele nagekomen inspraakreacties te beantwoorden in lijn met het vermeld in deze GS-nota en de bijgesloten inspraaknota en deze toe te voegen aan de inspraaknota; » de portefeuillehouder te machtigen de insprekers te berichten omtrent de ie beantwoording van hun reactie door toezending van de inspraaknota.
Standpuntbepaling in GS Wettelijk is bepaald dat PS kunnen beslissen over fusie van waterschappen. Zij doen dit op voorstel van GS en nadat GS met de waterschappen twee keer overleg hebben gevoerd. In het eerste overleg worden de gronden voor fusie, die GS aanwezig achten, besproken. Deze procedure wordt hierna onder het kopje 'verdere procedure' nader beschreven. De vraag die nu aan uw college voorligt is of u gronden aanwezig acht voor fusie en daarom de voorbereiding van een PS-besluit daaromtrent wilt starten. Overwegingen hierbij zijn de volgende. «
» «
De hiervoor vermelde conclusies uit het evaluatierapport, vastgesteld door de Stuurgroep waterschapsbestel, zijn consistent Zoals hierboven onder 'Beoordeling standpunten waterschappen' aangegeven doen de door de waterschappen bij hun standpuntbepaling gehanteerde argumenten geen afbreuk aan deze conclusies. Hoofdconclusie is dat fusie kansen biedt voor verbeteringen vooral op het vlak van robuustheid, professionaliteit, slagvaardigheid en, in beperktere mate, doelmatigheid van het waterschapsbestel. De mogelijkheid bestaat dat fusie voor de belastingplichtigen in het beheergebied van WRO zal leiden tot een belastingverhoging. Voor de belastingplichtigen in het beheergebied van WPM kan er sprake zijn van een belastingdaling. Verwacht kan worden dat deze tariefverschuivingen, bij het vaststellen van de tariefstructuur door het bestuur van het nieuwe waterschap, beperkt kunnen worden gehouden. Provinċiebreed ontstaat één tarief, en dus solidariteit tussen alle belastingplichtigen in Limburg voor het waterbeheer in de provincie.
2013/28301
9
»
«
«
Het grootste deel va de ingekomen reacties van stakeholders is positief-kritisch ten opzichte van fusie. Met name word aandacht gevraagd voor de gevolgen van fusie voor de waterschapsheffing en voor het borgen van de representativiteit. Gesteld kan worden dat alle ingekomen reacties adequaat beantwoord kunnen worden en geen aanleiding geven om af te zien van het in gang zetten van de formele procedure tot herziening van het waterschapsbestel. Gezien de standpunten van de beide AB's is er bij de waterschapsbesturen onvoldoende draagvlak voor fusie. Opmerkelijk is wel dat, blijkens genoemde brief van de ondernemingsraden van de waterschappen, er bij het personeel wel draagvlak voor fusie is. Een eventuele fusie zal dan 'top-down' geschieden. Dit is redelijk uniek: fusies elders in Nederland komen in de regel op initiatief van de waterschappen zelf tot stand. In het verdere proces moet op weerstand van de waterschappen worden gerekend. Bij een voorstel aan PS tot fusie van WRO en WPM zal een reglement voor het nieuwe waterschap worden gevoegd, waarbij o.a. de zetelverdeling in het AB wordt geregeld. Dit reglement zal de komende maanden na overleg met de waterschappen tot stand komen. De toekomstige zetelverdeling is nu nog niet exact te voorzien. Wel kan verwacht worden dat, op vergelijkbare wijze als bij de tarieven, een bepaalde uitmiddeling van de zetelverdeling binnen de huidige waterschappen zal ontstaan.
Voorgesteld wordt om: » kennis te nemen van de evaluatienota; « op basis van de evaluatienota, gezien de standpunten van de waterschappen en de ingekomen reacties van de stakeholders, te besluiten om de formele procedure tot herziening van het waterschapsbestel in gang te zetten. Verdere procedure De formele procedure voor het opheffen en instellen van waterschappen is voorgeschreven in de Waterschapswet en omvat de volgende stappen. » PS kunnen beslissen over fusie van waterschappen (art. 2). » Indien naar het oordeel van GS gronden aanwezig zijn om het opheffen of instellen van een waterschap, treden zij voor de bepaling van hun standpunt in overleg met de dagelijks besturen van de desbetreffende waterschappen (art. 3). » Over het PS-voorstel wordt overleg gevoerd met de met de dagelijks besturen van de desbetreffende waterschappen (art. 4). » Het PS-voorstel wordt ter inzage gelegd voor inspraak (art. 4). » Het PS-besluit behoeft goedkeuring van de Minister van l&M (art. 5) Voor deze stappen is in het plan van aanpak een tijdpad uitgezet, startende na de zomer van 2013 met het overleg als bedoeld in art. 3, besluitvorming in PS in mei 2014 en goedkeuring (uiterlijk) in augustus 2014. Voorgesteld wordt om de portefeuillehouder te machtigen om het overleg als bedoeld in artikel 3 en artikel 4 van de Waterschapswet met de dagelijks besturen van de waterschappen te voeren. Communicatie met de SCEBD Zoals hiervoor vermeld heeft de SCEBD heeft op 12 april 2013 verzocht om een sonderend stuk over de herziening van het waterschapsbestel te agenderen voor de commissievergadering van 13 september 2013. Ook is gevraagd om informatie te verstrekken over de wettelijk voorgeschreven procedure tot herziening van het waterschapsbestel.
2013/28301
10
Bedoeld sonderend stuk zal uiteraard te zijner tijd aan uw college worden voorgelegd. Voorgesteld wordt wel om de portefeuillehouder te machtigen om op korte termijn, voorafgaand aan de volgende commissievergadering van 31 mei 2013, een informatieve mededeling aan de commissie te zenden met de volgende inhoud: « kennisgeving van het besluit van uw college omtrent het in gang zetten van de de formele procedure tot herziening van het waterschapsbestel; » bevestiging van de afspraak dat een sonderend stuk wordt geagendeerd voor de commissievergadering van 13 september 2013; » informatie over de wettelijke procedure als vastgelegd in de waterschapswet.
3. Bestuurlijke aandachtspunten Zie hierboven onder 2, standpuntbepaling in GS. 4. Relatie met Programmabegroting Herziening van het waterschapsbestel is opgenomen in programmalijn 2.6 van de programmabegroting 2013. 5. Juridische aspecten In artikel 2 van de Waterschapswet is bepaald dat PS kunnen beslissen over fusie van waterschappen. Zij doen dit op voorstel van GS en nadat GS met de waterschappen twee keer overleg hebben gevoerd. Deze procedure, vastgelegd in artikel 3 tot en met 5 van de Waterschapswet, is hierboven onder het kopje 'verdere procedure' nader beschreven. 6. Inkoop- en aanbestedingsaspecten Geen. 7. Financiële aspecten Geen. 8. Formatieve aspecten Geen. 9. Samenwerking/afstemming andere afdelingen N.v.t.
2013/28301
11
10. Voorstel Aan uw college wordt voorgesteld om: a. kennis te nemen van de evaluatienota; b. bijgevoegde inspraaknota vast te stellen; c. de portefeuillehouder te machtigen eventuele nagekomen inspraakreacties te beantwoorden in lijn met het vermeld in deze GS-nota en de bijgesloten inspraaknota en deze toe te voegen aan de inspraaknota; d. de portefeuillehouder te machtigen de insprekers te berichten omtrent de ie beantwoording van hun reactie door toezending van de inspraaknota; e. op basis van de evaluatienota, gezien de standpunten van de waterschappen en de ingekomen reacties van de stakeholders, te besluiten om de formele procedure tot herziening van het waterschapsbestel in gang te zetten; f. de portefeuillehouder te machtigen een informatieve mededeling aan de commissie te zenden met de in deze nota beschreven inhoud: g. de portefeuillehouder te machtigen om het overleg als bedoeld in artikel 3 en artikel 4 van de Waterschapswet met de dagelijks besturen van de waterschappen te voeren.
2013/28301
1
Inspraaknota herziening waterschapsbestel: standpunten algemeen besturen, reacties stakeholders en de beoordeling daarvan Bijlage bij GS-nota Herziening waterschapsbestel 28 mei 2013 Standpunten algemeen besturen waterschappen Het AB van WRO heeft zich op 23 april 2013 in meerderheid uitgesproken tegen fusie. De argumenten daarvoor zijn vermeld in een motie en houden het volgende in. 1. 2.
De toegevoegde waarde van fusie is te gering in vergelijking met de risico's daarvan. De nadelen van fusie voor de verbondenheid met de belastingbetaler, de legitimiteit van het bestuur, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid worden niet gecompenseerd door de mogelijke voordelen van fusie. 3. Het robuuster en meer toekomstvast maken van het waterschapsbestel is mogelijk met een beperkte uitbreiding van de personeelsformatie en dus met minder ingrijpende maatregelen dan fusie. 4. Na fusie stijgt de belastingdruk in het beheergebied van WRO onevenredig. 5. De waterschappen zijn op dit moment reeds kostenefficiënt. Verdere efficiencyvoordelen kunnen bereikt worden door de samenwerking met WPM te intensiveren. Dit standpunt is tot stand gekomen (mede) op basis van een voorstel van het dagelijks bestuur, waarin voor- en nadelen van fusie zijn vermeld. Het AB van WPM heeft op 24 april 2013 het standpunt ingenomen dat fusie niet noodzakelijk is (bijlage 4). De daarvoor gehanteerde argumenten zijn kort samengevat de volgende. 6.
De conclusie uit het evaluatierapport dat fusie dienstig is ter versterking van de robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid van de waterschappen wordt niet gedeeld. Bedoelde versterking wordt door het AB ook mogelijk geacht met minder ingrijpende maatregelen (uitbreiding personeelsformatie), die een beperkte lastenstijging tot gevolg zullen hebben. 7. De uitkomst van de ontwikkelingen op (inter)nationale schaal rond de waterschappen (opheffen of opschalen waterschappen, strooŕrigebiedbenadering) is nog onzeker. Gelet hierop is wijziging van het waterschapsbestel op dit moment niet raadzaam.
Beoordeling standpunten waterschappen De hierboven vermelde argumenten van de waterschappen kunnen als volgt beoordeeld worden. WRO Ad 1. toegevoegde waarde van fusie te gering in vergelijking met de risico's Zoals hiervoor vermeld wordt in het evaluatierapport geconcludeerd dat de meerwaarde van fusie vooral ligt in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van vergaande ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid. Verder kan de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen. Omtrent de mogelijkheden voor doelmatigheidswinst wordt in het evaluatierapport het volgende vermeld. » Een uitgebreide evaluatie van doelmatigheid van de werking van de huidige waterschappen vraagt om een apart onderzoek van de werkprocessen van beide waterschappen en valt buiten de scope van de evaluatie (blz. 20). Om deze reden is kan de omvang van doelmatigheidswinst bij fusie enkel bij benadering worden aangegeven.
2013/31569
»
De huidige waterschappen lijken reeds behoorlijk 'lean-and-mean' te zijn georganiseerd. Grote besparingen kunnen daarom niet verwacht worden. Wel wordt bij fusie een besparing van enkele miljoenen euro's per jaar mogelijk geacht (blz. 31) op de volgende posten: o een besparing van C 1 miljoen per jaar op personeel- en bestuurskosten; o het voorkomen van meeruitgavėn ad 6 1 miljoen per jaar, die zonder fusie nodig zouden zijn om extra personeel aan te trekken om kwetsbaarheden in de organisatie op te vangen; o het voorkomen van meeruitgaven door het samen delen van infrastructuur en vastgoed.
Een fusie kan, naast de structurele doelmatigheidswinst, ook incidenteel frictiekosten opleveren. Deze frictiekosten zijn in het evaluatierapport (zie blz. 24) niet becijferd. Immers de hoogte van de frictiekosten wordt volledig bepaald door de wijze waarop de nieuwe waterschapsorganisatie -door de waterschappen zelf- wordt ingericht (zie ook blz. 7 voorstel van het dagelijks bestuur van WRO, bijlage 3 ) . Op deze inrichting bestaat op dit moment geen zicht. Omdat in het evaluatierapport geen grote bezuinigingen mogelijk worden geacht op de personeelskosten van de waterschappen (besparing van C 1 miljoen per jaar op personeel- en bestuurskosten, rest is het voorkomen van meeruitgaven) kan verwacht worden dat de personele frictiekosten beperkt zullen zijn. Met de risico's van fusie lijkt te worden gedoeld op de door WRO aanwezig geachte nadelen voor verbondenheid, legitimiteit, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid en de stijging van de lastendruk. Dit wordt hierna, onder ad 2 en ad 4, behandeld. Het oordeel of meerwaarde van fusie groot genoeg is vraagt een afweging van alle argumenten, vermeld in het evaluatierapport en ingebracht door de waterschappen en de stakeholders. Deze afweging vindt hierna, onder het kopje standpuntbepaling in GS, plaats. Ad 2. verbondenheid, legitimiteit, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid De termen verbondenheid, legitimiteit, representativiteit en gebiedsgeoriënteerdheid worden in de stukken van WRO niet helder gedefinieerd. De termen legitimiteit en representativiteit worden gebruikt in relatie tot de afstand tussen kiezer en gekozene (zie blz. 2 voorstel van het dagelijks bestuur van WRO), dus in een wat engere zin dan in het evaluatierapport, zoals hieronder zal worden toegelicht. Onderstaand wordt aangenomen dat de term verbondenheid eveneens ziet op de afstand tussen kiezer en gekozene en dus onderdeel is van de in het evaluatierapport opgenomen beoordeling van legitimiteit en representativiteit. Verder wordt aangenornen dat met de term gebiedsgeoriënteerdheid wordt gedoeld op aandacht voor de regionale verschillen en daarmee onderdeel uitmaakt van de in het evaluatierapport opgenomen beoordeling van representativiteit. Legitimiteit wordt in het evaluatierapport omschreven als de mate waarin er bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak is voor de organisatorische inrichting van het waterschapsbestel. Het evaluatierapport (blz. 26-27) bevat op dit punt de volgende overwegingen: » Fusie geeft het meest invulling aan de trend van opschaling in het waterbeheer en binnen de overheid (Bestuursakkoord Water, Regeerakkoord W D en PvdA 2012). » Fusie zal resulteren in één beleid ten aanzien van de uitvoering watertaken en gelijke belastingtarieven in heel Limburg. » Fusie leidt mogelijk tot tariefverschuivingen (zie nader onder ad 4) waarbij tariefverhoging naar de achterban moeilijker uitlegbaar zal zijn ais tariefdaling. » De legitimiteit kan vanuit de drie bovenştaande invalshoeken verschillend gewogen worden.
2
Representativiteit wordt in het evaluatierapport opgevat als de mate waarin aandacht is voor de regionale verschillen en de verschillende belanghebbenden die de waterschappen bedienen in hun taakuitvoering. In het evaluatierapport (blz. 30) wordt geconcludeerd borging van representativiteit bij alle vormen van verdergaande samenwerking goed mogelijk is. Dit is een terechte conclusie. Immers ook de bestaande waterschappen blijken in staat om adequaat om te gaan met de binnen hun beheergebieden bestaande verschillen in de fysieke kenmerken van het gebied en met de verschillende belanghebbenden. Er is geen reden om aan te nemen dat een groter waterschap niet in staat is om representativiteit te borgen. Een waterschap zal, net als andere overheidsorganen, adequaat moeten kunnen 'schakelen tussen schalen': het waterschap zal enerzijds moeten kunnen acteren op de grote schaal (bijv. op het niveau van stroomgebieden) en anderzijds op de regionale schaal (bij de uitvoering van maatregelen in de regio of bij samenwerking met gemeenten). Dat ook grotere waterschappen hiertoe in staat zijn blijkt al uit de historie (zie hierna: in 1990 waren er 129 waterschappen;en in 2013 zijn dat er nog 25). Ad 3. beperkte uitbreiding van de personeelsformatie In het evaluatierapport (blz. 18) wordt aangegeven dat de huidige waterschappen in hun personeelsformatie kwetsbaar zijn en dat het oplossen van de belangrijkste kwetsbaarheden een extra inzet van gemiddeld 6 fte voor beide waterschappen vergt. Inzet van 6 fte zal ca. C 1 miljoen per jaar vergen (zie hiervoor onder ad 1). Dit zal inderdaad met een relatief beperkte stijging van de waterschapsheffing op te vangen zijn. Anderzijds kunnen deze meerkosten bij fusie vermeden worden. Bovendien biedt een uitbreiding van de personeelformatie geen oplossing voor de andere geconstateerde zwakten van het huidige waterschapsbestel, met name op het vlak van slagvaardigheid, doelmatigheid en professionaliteit.
3
Ad 4. stijging belastingdruk Er zijn signalen dat de gevolgen van een fusie voor de waterschapsheffing een zwaarwegend argument zijn voor het AB van WRO. Om deze reden wordt in het navolgende hieraan bijzondere aandacht besteed. Het evaluatierapport (blz. 53-55) geeft het volgende indicatieve beeld van de effecten van een fusie op de waterschapstarieven. verschil
« 192,59
indicatieve situatie bij fusie 2013 «187,20
« 184,87
«187,20
H-«2.33(1,3 ZO)
« 265,84
« 245,70
-/-«20,14(7,6 Zo)
«235,12
« 245,70
* « 10,58 (4,5 Zo)
«1.130,80
«1.046,52
-/-« 84,28 (7,5 Zo)
« 866,69
«1.046,52
+ Ĉ 179,83 (20 Zo)
werkelijke situatie 2013 aanslag meerpersoonshuishouden met huurwoning WPM aanslag meerpersoonshuishouden met huurwoning WRO aanslag meerpersoonshuishouden met gemiddelde koopwoning WPM aanslag meerpersoonshuishouden met gemiddelde koopwoning WRO aanslag gemiddeld agrarisch bedrijf WPM aanslag gemiddeld agrarisch bedrijf WRO
0
-/-«5,39 (2,8 Zo)
0
0
0
0
o
Over deze cijfers kan het volgende worden opgemerkt. »
De huidige geldende tarieven bij WRO zijn over de hele linie lager dan bij WPM. WRO heeft meer inwoners en kan de kosten dus meer spreiden. WPM heeft minder inwoners maar toch een flink groot beheergebied met navenante kosten (verdrogingsbestrijding, beekherstel, hoogwaterbescherming).
»
Bij fusie zullen eenheidstarieven voor de hele provincie ontstaan. Uitgaande van de fictieve situatie dat beide waterschappen in 2 0 1 3 een gezamenlijke begroting zouden hebben (zie hieromtrent hieronder nader) heeft dat tot gevolg dat de tarieven WRO stijgen en de tarieven WPM dalen, als aangegeven in bovenstaande tabel.
«
De tariefstijgingen zijn voor ingezetenen (meerpersoonshuishouden met huurwoning) bij WRO minimaal (« 2.33; 1,3 Zo). Voor ingezetenen die tevens een eigen woning hebben (categorie gebouwd, in tabel: meerpersoonshuishouden met gemiddelde koopwoning) is de stijging bij WRO groter (« 10,58; 4,5 Zo). Het huidige tarief gebouwd is bij WPM 0,0293 Zo (percentage WOZ-waarde) en bij WRO 0,0201 Zo. In een gezamenlijke begrotng wordt dit uitgemiddeld tot 0,0234 Zo 0
0
o
0
»
o
o
De tariefstijgingen bij WRO zijn voor agrarisch bedrijven fors (« 179,83; 20 Zo). Voor het ene deel komt dit door egalisering van het tarief gebouwd (zie vorigeaandachtspunt; een agrarisch bedrijf heeft immers ook bedrijfsopstallen) en voor het andere deel door het uitmiddelen van de huidige geldende tarieven ongebouwd (WPM « 33,45 per ha, WRO « 24,68 per ha).
»
De verschillende tarieven per categorie worden veroorzaakt door het feit dat de waterschappen in het verleden verschillende keuzes hebben gemaakt bij de verdeling van de kosten over de diverse categorieën belastingplichtigen.
4
Bij voormelde cijfers zijn de volgende belangrijke kanttekeningen te maken. »
Zoals gezegd zijn bovenstaande cijfers opgesteld uitgaande van de fictieve situatie dat beide waterschappen in 2013 een gezamenlijke begroting zouden hebben (zie blz. 52 van het evaluatierapport). Daarmee worden de verschillende bestuurlijke keuzes over de tariefstructuur die de waterschappen in het verleden hebben gemaakt simpelweg cijfermatig uitgemiddeld, met de beschreven verschuivingen als gevolg. Na fusie zal het nieuwe waterschapsbestuur bestuurlijke keuzes moeten maken over de tariefstructuur (in de zgn. kostentoedelingsverordening); dat is wat anders dan simpelweg uitmiddelen. Bij het opstellen van een nieuwe tariefstructuur kunnen 'scherpe randjes' van tariefwijzigingen weggenomen worden; verwachting is wel dat, bij gelijkblijvende ambitie, het effect ontstaat van iets stijgende lasten voor zuid en dalende voor noord.
»
Het thans bestaande verschil in tarieven wordt mede veroorzaakt door verschillen in de begrotingsstructuur van beide waterschappen. WRO zet egalisatiereserves in om de tarieven te dempen terwijl WPM de structurele kosten volledig afdekt door belastingopbrengsten (zie blz. 52 van het evaluatierapport).
»
De efficiencywinst die fusie kan opleveren (enkele milijoenen euro's per jaar, zie hierboven onder ad 1) is in voormelde cijfers niet meegenomen. Deze efficiencywinst zal zeker een positief effect hebben op de tariefontwikkeling. Ook de doelmatigheidswinst die een verbeterde samenwerking in de waterketen (zie blz. 33 evaluatierapport de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen) kan opleveren is de tariefontwikkeling ten gunste komen.
Ad 5. intensivering samenwerking In het evaluatierapport (blz. 28-29) is de doelmatigheidswinst van verschillende samenwerkingsvormen beoordeeld. Dit levert de volgende conclusies op. » Verdere organische samenwerking zal binnen het huidige bestel naar verwachting niet leiden tot fundamentele doelmatigheidswinsten (verschillen in aansturing en werkwijzen tussen WPM en WRO, focus op eigen organisatie en samenwerking geen prioriteit). « Een shared service-organisatie biedt doelmatigheidswinst in de ondersteunende, maar niet in de primaire processen. » Het SETA-model ('samen en toch apart: volledige ambtelijke integratie) biedt doelmatigheidswinst in de ondersteunende en primaire processen maar heeft wel de kosten van twee afzonderlijke besturen die de gedeelde diensten (strak) moeten aansturen. » Fusie biedt de mogelijkheid tot verdergaande optimalisatie in de bedrijfsvoering door afstemming van processen en aansturing vanuit één bestuur en één directie. Fusie kan organisatiebreed synergiewinsten opleveren: in het bestuur en management (directie en afdelingshoofden), in de ondersteunende processen en in de primaire processen. Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat intensivering van de samenwerking tussen WRO en WPM dezelfde doelmatigheidswinst kan opleveren als fusie. Bovendien geldt dat de meerwaarde van fusie niet ligt in doelmatigheidswinst maar in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van vergaande ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid. Verder kan de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen.
5
WPM Ad 6. beperkte uitbreiding van de personeelsformatie Hetzelfde argument is door WRO gebruikt. Zie hierboven onder ad 3. Ad 7. onzekere ontwikkelingen Periodiek wordt in Haagse kringen het bestaansrecht van de waterschappen ter discussie gesteld. Het Regeerakkoord W D en PvdA 2012 voorziet op langere termijn samenvoeging van landsdelen met waterschappen. Of dit te zijner tijd ook geëffectueerd zal worden is op dit moment inderdaad nog onzeker. Wel zeker is de trend van schaalvergroting van overheidsinstanties. Zoals in het evaluatierapport (blz. 7) is beschreven: » waren er in 1970 nog ruim 1000 waterschappen, in 1990 129 en in 2013 zijn er 25 waterschappen; « wordt in het Bestuursakkoord Water (2011)een verdere opschaling van de waterschappen voorzien; » is in het Regeerakkoord W D en PvdA 2012 opgenomen dat, voor de kortere termijnopschaling tot tien à twaalf waterschappen wordt bevorderd; voor de langere termijn (2025) wordt samenvoeging van de waterschap met de landsdelen voorzien;. » is door herindeling het aantal gemeenten in de afgelopen decennia sterk afgenomen terwijl het genoemde regeerakkoord streeft naar verdere schaalvergroting (gemeenten van meer dan 100.000 inwoners). Een fusie van WRO en WPM past in deze -zekere- trend van schaalvergroting. Een -onzekereontwikkeling van samenvoeging van landsdelen en waterschappen wordt door een dergelijke fusie niet belemmerd. Een ontwikkeling op internationale schaal is de stroomgebiedbenadering: Europese richtlijnen zoals de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's verplichten tot afstemming op de schaal van de stroomgebieden van de grote rivieren. Dit is meestal een internationale schaal: zo omvat het stroomgebied van de Maas delen van Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Bedoelde richtlijnen verplichten, zoals gezegd, tot afstemming maar geven geen regels voor de organisatie van het waterbeheer in elke lidstaat. Deze richtlijnen zijn dus niet rechtstreeks bepalend voor fusie van de waterschappen in Limburg. Wel geldt het volgende. » De schaal van het stroomgebied van de Maas is vele malen groter dan van WRO en WPM. « WRO en WPM - en dus ook een gefuseerd waterschap in Limburg- liggen beide volledig binnen het stroomgebied van de Maas. Door fusie ontstaat dus geen waterschap dat in twee stroomgebieden ligt. » Fusie van WRO en WPM doet dus zeker geen afbreuk aan de stroomgebiedbenadering. Sterker nog: verwacht mag worden dat een gefuseerd waterschap slagvaardiger zal kunnen opereren op de schaal van het stroomgebied.
6
Ingekomen reacties van stakeholders en beoordeling daarvan Van de hieronder genoemde organisaties is een inhoudelijke reactie op het evaluatierapport ontvangen. Bij elk van die reacties wordt een beoordeling gegeven. Verder zijn een aantal ontvangstbevestigingen ontvangen. de gemeenten binnen de regio Maas- en Mergelland Deze gemeenten (Maastricht, Simpelveld, Gulpen-Wittem, Vaals, Meerssen, Valkenburg en EijsdenMargraten) hebben ambtelijk een gezamenlijke reactie gegeven, die het volgende inhoudt. 8. Waarom is de doelmatigheid van de huidige waterschappen niet geëvalueerd? 9. Wie is voor het evaluatieonderzoek geïnterviewd? Is er een gespreksprotocol gevolgd? Waarom zijn er geen (beleids)medewerkers geïnterviewd? Als vakinhoudelijke specialisten zijn zij toch goed in staat om trends/opgaven te identificeren? Waarom zijn gemeenten, als belangrijke waterpartner niet geïnterviewd? 10. De 'Visie waterbeheer Limburg in 2020' is op 18 december 2012 vastgesteld door de besturen van WRO en WPM. Drie dagen later (21 december 2012) wordt er een tussenrapportage door Policy Research Corporation gepubliceerd van de evaluatiestudie inclusief een voorlopige conclusie. Hoe kan een conclusie getrokken worden als de interviews nog moeten plaatsvinden? 11. Waarom wordt in evaluatie de provinciale grens als leidend genomen en niet de grenzen van het watersysteem? In Noord-Limburg spelen andere zaken als in Zuid-Limburg. 12. Hoe verhoudt de studie zich tot de landelijke discussie over de vorming van landsdelen? 13. Wegen de beoogde financiële voordelen van «1.000.000,- op tegen bijvoorbeeld de frictiekosten? 14. Gevreesd wordt voor een grotere afstand van het waterschap met actoren als burgers, bedrijven, agrariërs en gemeenten. WRO participeert in ons samenwerkingsverband Maas S Mergelland. Gemeenten vrezen dat WRO in een volledig naar binnen zal zijn gekeerd. 15. Het huidige waterschapbestel kent zwaktes vanwege een beperkte personele capaciteit en de kwetsbaarheid op de verschillende functies. Vergroting van de robuustheid is van belang om voldoende te zijn toegerust op de toekomstige zaken. Een fusie zal de robuustheid sterk verbeteren. 16. Behoud en vergroten van de professionaliteit is noodzakelijk voor de toekomstvastheid van de waterschappen. Aansturing vanuit twee besturen is niet bevorderlijk voor de professionaliteit van een sterk op de uitvoering gerichte organisatie. Fusie biedt de mogelijkheden tot volledige deling van kennis, ervaring en specialisatie. Daarnaast maakt schaalvergroting als gevolg van fusie de organisatie aantrekkelijker als werkgever. 17. Fusie biedt de mogelijkheid tot verdergaande optimalisatie in bedrijfsvoering door afstemming van processen en aansturing vanuit een bestuur en een directie. 18. Fusie vergroot de bestuurlijke effectiviteit doordat de bestuurlijke drukte zal afnemen en een groter waterschap als meer professionele bestuurlijke tegenspeler kan fungeren. De positie is sterker en de capaciteit is groter om beleid en uitvoering op niveau van stroomgebied van de Maas, Rijk en Unie van Waterschappen te beïnvloeden. 19. Van belang is dat de representativiteit van de regio's Noord en Zuid Limburg en van de verschillende belangengroepen op goede wijze wordt geborgd. 20. Samenvattend stellen de gemeenten enerzijds stellen wij ons vragen bij de representativiteit van de evaluatiestudie. Anderzijds zijn zij ambtelijk voorstander van een fusie, waarbij wel van belang wordt geacht dat de samenwerking in de huidige vorm wordt gecontinueerd en dat lokale, regionale kennis van het waterschap wordt geborgd en dat de afstand tussen waterschap en gemeenten niet te groot wordt.
7
Beoordeling ad 8. Met de waterschappen is afgesproken en vastgelegd in het plan van aanpak dat niet het huidig functioneren van de waterschappen maar de toekomstvastheid van het waterschapsbestel wordt geëvalueerd. De vraag is dus niet of de waterschappen het nu goed doen maar of ze voldoende zijn toegerust voor de voor de taken en de ontwikkelingen die voor de nabije toekomst zijn geïdentificeerd in de door de waterschappen opgestelde Visie waterbeheer 2020. ad 9. De geïnterviewden zijn vermeld op blz. 3, noot 7, van het evaluatierapport. Voor de interviews is een uniforme gesprekleidraad gehanteerd. Verder is het opstellen van het evaluatierapport begeleid door een werkgroep waarin ter zake deskundige medewerkers van waterschappen en provincie zitting hadden. Verder is de mening van het personeel van de waterschappen verwoord in de hiervoor genoemde brieven van de ondernemingsraden. Gemeenten is bij genoemde brief van 9 april 2013 de gelegenheid geboden te reageren op het evaluatierapport, op vergelijkbare wijze als dat met de Visie waterbeheer 2020 is geschied. In de verdere procedure wordt belanghebbenden de gelegenheid geboden om in te spreken op het ontwerpbesluit voor Provinciale Staten. ad 10. Het opstellen van het evaluatierapport is gestart nadat de bedoelde visie door de Stuurgroep waterschapsbestel was geaccordeerd. Vaststelling van de visie in de waterschapsbesturen heeft op een later tijdstip plaatsgevonden. In zoverre is er dus een parallel proces gevolgd. ad 11. Zowel WRO als WPM vallen geheel binnen het stroomgebied van de Maas (zie ook onder ad g). Ook een gefuseerd waterschap zal dus geheel binnen dat stroomgebied vallen en dus vanuit de optiek van het watersysteem een logische begrenzing kennen. ad 12. Zie onder ad 7. ad 13. Zie onder ad 1. ad 14. Wat betreft de afstand van het waterschap tot de diverse actoren wordt verwezen naar ad 1. Verder mag van de huidige waterschappen en een toekomstig gefuseerd waterschap verwacht worden dat zij ook gedurende een fusieproces in staat zijn hun taken naar behoren uit te voeren. Zou dit niet het geval zijn, zou nooit enige wijziging van het waterschapsbestel mogelijk zijn of zijn geweest. ad 15. tot en met 18. Het onder deze punten vermelde komt overeen met de conclusies uit het evaluatierapport. ad 19. Zoals onder ad 2 vermeld wordt borging van representativiteit bij alle vormen van verdergaande samenwerking goed mogelijk geacht. Er is geen reden om aan te nemen dat een groter waterschap niet in staat is om representativiteit te borgen. Een waterschap zal, net als andere overheidsorganen, adequaat moeten kunnen 'schakelen tussen schalen': het waterschap zal enerzijds moeten kunnen acteren op de grote schaal (bijv. op het niveau van stroomgebieden) en anderzijds op de regionale schaal (bij de uitvoering van maatregelen in de regio of bij samenwerking met gemeenten). Dat ook grotere waterschappen hiertoe in staat zijn blijkt al uit de historie ( zie hierna: in 1990 waren er 129 waterschappen en in 2013 zijn dat er nog 25).
8
ad 20. Zoals hiervoor toegelicht is het evaluatierapport op een deugdelijke wijze tot stand gekomen, waarbij ook gemeenten de gelegenheid is en in een later stadium nogmaals wordt geboden om hun reactie te geven. Dat het nodig is om de lokale, regionale kennis van het waterschap te borgen en om ervoor te waken dat de afstand tussen waterschap en gemeenten niet te groot wordt staat niet ter discussie. Zoals hiervoor onder ad 1 vermeld moet ook een gefuseerd waterschap hiertoe in staat worden geacht.. de gemeente Roermond De gemeente onderschrijft de conclusies uit het evaluatierapport. Het feit dat na fusie de bestaande situatie, waarin de gemeente te maken heeft met twee waterschappen en de bewoners van de gemeente worden geconfronteerd met twee verschillende tarieven, eindigt wordt als positief ervaren. Verder verwacht de gemeente dat er mogelijkheden zijn de becijferde theoretische tariefverhoging voor de belastingplichtigen in het gebied van WRO te mitigeren. Beoordeling De opmerkingen van de gemeente kunnen worden onderschreven. de gemeente Maasgouw De gemeente onderschrijft de conclusies uit het evaluatierapport. Wel stelt de gemeente voor de standpuntbepaling binnen de waterschappen (die ten tijde van het geven van de reactie nog niet bekend was) af te wachten. Verder wordt het feit dat na fusie de bestaande situatie, waarin de gemeente te maken heeft met twee waterschappen wordt als positief ervaren. Beoordeling De opmerkingen van de gemeente kunnen worden onderschreven. de gemeente Sittard-Geleen De reactie van de gemeente houdt het volgende in. 21. Op basis van de berekende lastenstijging voor de burgers in de gemeente ten gevolge van fusie van beide waterschappen is de gemeente tegen die fusie. 22. De gemeente heeft een aantal opmerkingen op de evaluatiestudie en de conclusie van de studie lijkt ons te ingrijpend en voorbarig. 23. De gemeente ervaart de huidige omvang van en het huidige beheersgebied van het waterschap als adequaat. 24. De waterpartners hebben de komende jaren een behoorlijke opgave als het gaat om kostenbesparing, vermindering van de kwetsbaarheid en verhoging van de kwaliteit en zijn daarom in elk geval de komende jaren gebaat bij een stabiel waterschapsbestel. Het Bestuursakkoord Water (BAW) benoemt samenwerking als middel om deze doelen te behalen. 25. De gemeente stelt voor om eerst de doelen van het Bestuursakkoord Water aan te pakken en daarna pas een besluit te nemen over de toekomst van het waterschapsbestel. Tussentijds kan een uitgebreide evaluatie van de doelmatigheid van de werking van de huidige waterschappen door onderzoek van de werkprocessen van beide waterschappen uitgevoerd worden
9
Beoordeling ad 21 Zie onder ad 4. ad 22. Zie onder ad 8 tot en met 10. Het evaluatierapport biedt voldoende basis voor een besluit omtrent fusie. ad 23. Zoals in het evaluatierapport is toegelicht heeft fusie meerwaarde die vooral ligt in de kansen die zo ontstaan voor het realiseren van vergaande ambities ten aanzien van robuustheid, professionaliteit en slagvaardigheid; de eenduidigheid van bestuur bij fusie kan onder meer de samenwerking met partners in de waterketen ten goede komen. Daarbij wordt het mogelijk geacht om ook bij een groter beheergebied de representativiteit te borgen zie onder ad 2. ad 24 en 25. Zie onder ad 14. Verder kan worden opgemerkt dat in het Bestuursakkoord Water een verdere opschaling van de waterschappen wordt voorzien.
het Waterschap Groot Salland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Beide waterschappen melden dat zij geen aanleiding zien tot een reactie op het evaluatierapport.
het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Het waterschap verwijst naar de inmiddels door WRO en WPM ingenomen standpunten. Beoordeling De standpunten van WRO en WPM zijn hierboven onder ad 1 tot en met ad 7 behandeld.
de Vereniging Industriewater Limburg en ds Kamer van Koophandel Limburg Beide organisaties hebben een gelijkluidende reactie gegeven, die het volgende inhoudt. 26. Een fusie wordt als positief ervaren mits er een financieel voordeel is, dat tot uitdrukking komt in de tarieven waarbij het laagste tarief uitgangspunt is en de frictiekosten worden geminimaliseerd door het proces voldoende tijd te gunnen. 27. De bedoelde financiële taakstelling kan worden gerealiseerd door het herijken van ambities, beperking tot kerntaken en doelmatig werken. De provincie dient mede borg te staan voor deze taakstelling. 28. In overweging wordt gegeven om een kwartiermakeroverleg in te richten om een fusieplan te maken, dat voor 1 maart 2014 wordt opgeleverd en de basis vormt voor definitieve besluitvorming. 29. Aandacht wordt gevraagd voor de samenstelling van het algemeen bestuur na fusie en de zeggenschap van de sector bedrijven daarin.
10
Beoordeling ad 26 en 27. Het is primair aan het bestuur van het gefuseerde waterschap om te beslissen om de tarieven die het nieuwe waterschap zal hanteren. Zoals hiervoor onder ad 1 vermeld is bij fusie een doelmatigheidswinst van enkele miljoenen euro's per jaar mogelijk. Dit zál, provinciebreed, ongetwijfeld een gunstig effect hebben op de lastendruk. Voor de belastingplichtigen in het beheergebied van WRO kan, zoals ad 4 vermeld, de lastendruk enigszins toenemen terwijl de lastendruk voor het WPM-gebied wat kan dalen. Zoals hiervoor vermeld kan verwacht worden dat bij het opstellen van een nieuwe tariefstructuur de 'scherpe randjes' van tariefwijzigingen kunnen worden weggenomen zodat de lastenstijging voor het WRO-gebied beperkt blijft. Herijking van ambities lijkt vooralsnog niet noodzakelijk. De ambitie van het waterschap wordt voor een belangrijk deel bepaald door het provinciale waterbeleid: dit beleid wordt door het waterschap immers uitgevoerd, de provincie zal met het waterschap in overleg treden indien het provinciale waterbeleid zou leiden tot onevenredige stijging van de waterschapsbelasting. ad. 28. Het evaluatierapport biedt voldoende basis voor een besluit omtrent fusie. Indien wordt besloten tot fusie zal het effectueren daarvan de nodige voorbereiding vragen. Een kwartiermakeroverleg als voorgesteld kan daarbij nuttig zijn. Het instellen van een dergelijk overleg kan met de waterschappen tijdens de nog te voeren overleggen (zie hierna onder verdere procedure) worden besproken. Doel van een kwartiermakersoverleg is dan wel het voorbereiden van de fusie. ad 29. Indien de verder te volgen procedure leidt tot een voorstel aan Provinciale Staten tot herziening van het waterschapsbestel zal het voorstel ook een reglement voor het nieuwe waterschap bevatten. Hierin wordt, binnen de wettelijk aangegeven kaders, ook de bestuurssamenstelling van het nieuwe waterschap vastgelegd.
de Limburgse Land- en Tuinbouw Bond De reactie van de LLTB houdt het volgende in. 30. De LLTB ziet de voordelen van een fusie maar kan op basis van het voorliggende rapport geen onderbouwd standpunt innemen. Voor de LLTB is doorslaggevend dat: a. een fusie tot een financieel voordeel leidt voor de ingelanden, en dat dit tot uitdrukking komt in de tarieven, waarbij het laagste tarief het uitgangspunt is; b. de gemaakte afspraken gecontinueerd worden, voor zover de gevolgen voor de waterschapheffingen acceptabel zijn (NLP, strategisch onderhoudsplan, beregening, drainage, erosiebestrijding). 31. De bestaande kennis van het gebied en het detailwatersysteem mag niet verloren mag gaan. 32. De kwaliteit van de werkzaamheden en het niveau van dienstverlening behouden moet blijven. 33. de bestuurders en medewerkers herkenbaar en aanspreekbaar blijven. Beoordeling ad 30. Zie hierboven onder ad 26 en 27 wat betreft de tarieven. Na fusie is het nieuwe waterschap de rechtsopvolger van WRO en WPM (zie art. 5b Waterschapswet). Gemaakte afspraken blijven dan gelden tot het moment waarop nieuwe afspraken worden gemaakt. Daar waar door WRO en WPM over hetzelfde onderwerp verschillende afspraken zijn gemaakt is het mogelijk dat het nieuwe waterschap zal willen komen tot eensluidende afspraken voor het gehele waterschapsgebied. Verwacht mag worden dat het waterschap dit doet in overleg met de daarbij betrokken partijen. ad 31 tot en met 33. Zie het hierboven vermelde onder ad 2.
11
de gemeente Heerlen De reactie van de gemeente houdt het volgende in. 34. Fusie tussen de beide waterschappen biedt de meeste mogelijkheden om een goede, robuuste, slagvaardige, professionele en doelmatige uitvoering van de waterschapstaken ook in de toekomst te borgen. 35. Fusie past binnen de trend van opschaling binnen de overheid. Verder resulteert fusie in één beleid ten aanzien van de uitvoering van waterschapstaken en gelijke tarieven in heel Limburg. 36. Van belang is het om de representativiteit van de regio's Noord- en Zuid-Limburg en de verschillende belangengroepen op een goede wijze te borgen. 37. De gemeente wil graag bij het vervolgtraject betrokken worden om een goede samenwerking met het waterschap te borgen. Beoordeling ad 34. en 35. De standpunten van de gemeente sporen met de conclusies uit het evaluatierapport en kunnen worden onderschreven. ad 36. Zie hierboven onder ad 2. ad 37. Een voorstel van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten tot fusie van de waterschappen moet krachtens artikel 4 van de Waterschapswet voor inspraak ter inzage gelegd.
de Stichting Milieufederatie Limburg De Stichting brengt het volgende naar voren. 38. De conclusie uit het evaluatierapport, inhoudende dat fusie de beste randvoorwaarden oplevert voor een toekomstgericht waterschap, wordt onderschreven. Wel moet er voor worden gezorgd dat in de gefuseerde situatie het waterschapsbestuur nog een duidelijke meerwaarde heeft in het bestaande bestuurlijke systeem in de provincie. Beoordeling ad 39. In de Waterschapswet is geregeld dat waterschappen zelfstandige overheidslichamen zijn aan wie de zorg voor het watersysteem wordt opgedragen. Deze regel geldt ongeacht het aantal waterschappen in de provincie. Het is niet aan de provincie om deze wettelijke regeling te wijzigen. Naast dit formele argument zien wij een duidelijke meerwaarde van het waterschap als professionele beheerder van het watersysteem en uitvoerder van het provinciale waterbeleid.
12
de NV Waterleiding Maatschappij Limburg Het volgende wordt naar voren gebracht.
39. De conclusies van het rapport worden ondersteund. De vorming van één waterschap leidt tot een schaal die aansluit bij de schaal waarop WML en WBL al opereren. Het draagt daarmee bij tot vereenvoudiging van de huidige en toekomstige samenwerking in de watercyclus. Schaalvergroting biedt voor verkleinen van kwetsbaarheid en specialisatie. De vorming van één waterschap zal bijdragen aan eenheid in beleid, met ruimte voor differentiatie vanwege de verschillen in de regio's, en kan de slagvaardigheid vergroten. 40. In het kader van het Bestuursakkoord Water zijn op dit moment veel samenwerkingsinitiatieven opgestart of staan op het punt van start te gaan. Het is belangrijk dat deze initiatieven geen hinder ondervinden van het fusieproces. 41. WML heeft positieve ervaring met het effectueren van veranderingen tegen lage frictiekosten en is bereid deze ervaring ter beschikking te stellen van partijen. Beoordeling ad 39. Het standpunt van WML spoort met de conclusies uit het evaluatierapport en kan worden onderschreven. ad 40. Zie onder ad 14. ad 41. Van de ervaring van WML dat er mogelijkheden zijn om de frictiekosten te beperken wordt nota genomen. Zoals onder ad 1 vermeld is het in geval van fusie aan de waterschappen om een nieuwe waterschapsorganisatie in te richten. Wij vertrouwen erop dat de waterschappen daarbij de frictiekosten zoveel mogelijk zullen beperken. Het is daarbij aan de waterschappen om gebruik te maken van de ervaringen van WML op dit terrein.
13