overdenking voor 4e 40dt – Veerkracht. Suthema ‘leven tussen lijden en liefhebben’
Gemeente van Christus, Het volk is in de woestijn. Eindelijk bevrijd. Weg uit Egypte, weg uit de slavernij, gevangenschap. Eindelijk kunnen ze zelf hun eigen weg kiezen in het leven, zijn ze vrij, zelf verantwoordelijk. Je zou hun gang als een proces van volwassenwording kunnen zien. Helaas hoort daarbij dat je leert dat volwassen worden misschien wel het Beloofde Land lijkt, maar dat het dat niet is. Volwassen worden is juist leren om te gaan met al die weerbarstigheden in het leven. Je denkt dat alles lekker gaat en dan blijk je geen water te hebben, je brood is op. En hoe ga je daar dan mee om? Hoe ga je om met de talloze situaties waarin je denkt: hoe ga ik dit nu oplossen? Hoe vind ik een weg door een probleem heen? Heb je iemand anders nodig, ben je afhankelijk, kun je jezelf redden, of soms wel en soms niet? We geloven graag dat het leven mooi is, we streven naar geluk en genieten. Maar het leven bestaat in werkelijkheid uit kleine en grote golfbewegingen die veerkracht van ons vragen, flexibiliteit zelfstandigheid. En dat is lastig. We zijn geneigd de controle over de golfbewegingen te zoeken. We willen houvast, zekerheid, vastigheid, weten waar we aan toe zijn, hoe het geregeld is, hoe we met onbekende zaken moeten omgaan. En ook al valt dat in het OP nog wel mee, de neiging herken je vast wel. Richtlijnen, wetsregels, voorschriften, protocollen – ze geven helderheid en zekerheid. Alleen kunnen ze niet meebewegen in al die verschillende levenssituaties en kun je er daarom ook in vast lopen. Leven tussen lijden en liefhebben heb ik het maar genoemd. Waar bestaat de veerkracht uit die we in het leven nodig hebben? Waar is de veerkracht om volwassen te worden en volwassen te zijn? In dit verband is het wel interessant om eens te horen hoe dit Exodusverhaal is ontstaan. Het is namelijk eerder een legende dan een waargebeurd verhaal. Al is het waarschijnlijk wel op bepaalde feiten gebaseerd. Het ontstaan van dit Exodusverhaal, en de werking ervan in de geschiedenis – daarover wil ik nu iets vertellen.
Dat gebeurde in een tijd en op een manier die wij nu niet zo snel herkennen. Maar ook in die vroegere eeuwen zie je dat mensen zoeken naar houvast, naar samenhang onderling, naar richting. Naar veerkracht, kort gezegd. In de 18e en 17e eeuw voor Christus gebeurt het geregeld dat Kanaänieten in tijden van droogte en hongersnood uitwijken naar Egypte. Daar kan het ook droog zijn, maar er is de Nijl en dus zijn er ook altijd vruchtbare gronden. Rond 1670 gaan er zoveel Kanaänieten in Egypte wonen, dat ze er de leiding overnemen. Rond 1440, na bijna 200 jaar, worden ze weggejaagd. Vanaf dat moment gaat Egypte zijn grenzen goed bewaken. Kanaänieten kunnen nauwelijks meer de grens met Egypte over, maar blijven tot 1200 de invloed van Egypte nog altijd goed voelen. Verhalen over de nieuwe farao sijpelen bijvoorbeeld door. Dat is van belang, want die nieuwe farao is Echnaton. Een bijzondere farao, want hij wijkt nogal af van de traditie. Hij gelooft namelijk in één god, heel ongebruikelijk in Egypte. Na zijn dood wordt hij uit de Egyptische kronieken geschrapt, want hij week zo af van wat gebruikelijk was, dat hij als on-Egyptisch werd ervaren. Maar hij leeft verder in allerlei legendes. Waarschijnlijk raakt een legende over Echnaton, de farao die in één god gelooft, vermengd met een legende over een andere held. Deze held heet Osarsiph, ofwel Moyses, die een groep vluchtelingen uit Egypte wegleidt, vermoedelijk tijdens hun uitdrijving. En zo ontstaat de figuur van Mozes zoals wij die uit de bijbel kennen: opgegroeid aan het hof van de farao, gelovend in één God, die de Kanaänieten wegleidt uit Egypte. Ik maak even een sprong in de geschiedenis, van 1200 naar 700 voor Christus. Manasse is koning over Juda geworden, het zuidelijk deel van het land. De economie is zich na onrustige perioden weer aan het herstellen. Volgens de bijbel heeft Hizkia, de vader van Manasse, voor de positieve omwenteling gezorgd. Want hij heeft de eredienst van één God en God alleen rond de ene tempel in Jeruzalem ingevoerd, en heeft de verering van godin Asjera onmogelijk gemaakt door alle Asjerapalen in het land te vernietigen. In werkelijkheid is er een nationalistische stroming aan het ontstaan onder Hizkia, die in de jaren na zijn regeerperiode steeds strakker aan de touwtjes gaat trekken. Deze nationalisten zijn niet zo blij met Manasse, en als hij aftreedt zien zij hun kans.
Als de zoon van Manasse op de troon komt, wordt hij naar alle waarschijnlijkheid vermoord - want hij is maar heel kort koning wanneer hij plotseling sterft - en wordt de kleinzoon van Manasse, Josia, op 8-jarige leeftijd tot koning gemaakt. Zo kunnen ze hem kneden en klaarstomen voor het koningschap. Wanneer Josia achttien is, hebben de nationalisten een slimme truc bedacht. Door de hogepriester wordt bij werkzaamheden aan de tempel ‘heel toevallig’ een nieuwe wet ontdekt, rechtstreeks komend van de hand van Mozes, zeggen ze erbij. Deuteronomium heet het boek, de tweede wet. Dit wordt tot de nieuwe wet van het land gemaakt. Ze moeten wel, want als het van Mozes komt, kunnen ze er niet omheen. Ze hebben er staan veel sociale en rituele voorschriften in opgenomen, want zulke wetten geven een eenheidsgevoel onder het volk, iets waar het de nationalisten natuurlijk om ging. Mozes groeit door het boek Deuteronomium en door de verhalen die nu opnieuw over hem verteld worden, uit tot de grote man. Hij kan tussen God en mens bemiddelen, want hij kan enige de schok aan tussen de onaantastbare God en de kleine mens. Tegelijk bevestigt het boek Deuteronomium het idee van een reeds bestaand verbond tussen God en zijn volk. Waarom is een groot icoon als Mozes belangrijk in die tijd? De nationalisten hebben iemand nodig met veel gezag, een nieuw soort Abraham. Hij heeft eertijds zijn volk bevrijd uit de slavernij. Zo zal ook het respect voor zijn wet voortaan bevrijding en beveiliging scheppen. Mozes geeft zo, eeuwen na het ontstaan van zijn legende, het volk opnieuw kracht en saamhorigheid. Iets wat ze hard nodig hebben in een tijd waarin er veel bedreigingen zijn van buurvolkeren met expansiedrang. Zo zien we dat het volk Israël in deze roerige periode zocht naar houvast en sociale samenhang. De golfbeweging van dorst, honger, waar is water, die worsteling in het leven hoe je keuzes moet maken, problemen op kunt lossen, het houdt nooit op. Het is deel van het leven zelf. In de tijd van koning Josia werd de oplossing voor de problemen gezocht in veel wetten en voorschriften, door mensen te laten vertrouwen op grote autoriteit, iemand die de onderlinge verbondenheid kon voeden. Een strak kader, een sterke leider en saamhorigheid werden de ingrediënten voor de veerkracht die ze toen nodig hadden.
Hoe doen wij dat dan? Wij, nu, in deze wereld, in de huidige maatschappij? En wij, nu, hier, zoals we hier zitten? Een willekeurig voorbeeld uit de krant afgelopen week: Iemand schreef in een ingezonden brief:
De medische zorg richt zich op ziektes, niet op het verbeteren van de gezondheid. Mijn visie van gezondheid draait niet om de aanwezigheid van ziektes, maar om hoe je er als persoon mee omgaat. Daarbij staan functioneren, veerkracht, levensvreugde en regiebehoud voorop. Met andere woorden: deze mevrouw, ouderenarts, vindt dat we het menselijke aspect in de zorg aan het kwijtraken zijn. We zien ziekte niet als onderdeel van het leven, vragen ons niet af waar je de veerkracht vandaan haalt om met moeilijke situaties om te gaan, hoe je daarin je levensvreugde vasthoudt en zelf de regie blijft houden. Maar we focussen op de ziekte zelf, los van wat het met een mens doet. Wat kunnen wij nu zelf met al deze voorbeelden, die uiteindelijk steeds op dezelfde vraag terecht komen: het leven is een doorlopende golfbeweging. Soms honger, dan weer te eten, soms dorst, soms onverwacht water, dan weer verlangen naar vroeger, naar anders, naar beter. Waar halen we de veerkracht en de flexibiliteit vandaan om het leven te leven? Om bij onze bron te blijven, om met een zekere stevigheid en met zelfvertrouwen het leven tegemoet te treden? Gelukkig zegt de bijbel daar óók iets over, bijvoorbeeld in het evangelie van Lucas. De leerlingen vragen om meer geloof. Jezus antwoordt dan dat als ze geloof hadden als een mosterdzaadje, ze dingen kunnen doen die boven hun macht uitstijgen. Met andere woorden: het gaat er niet om hoeveel geloof of vertrouwen je hebt. Het gaat erom dát je het hebt. Dat vertrouwen is namelijk de bron van je veerkracht. Ik kan het heel kort, met één beeld uitleggen, en daar eindig ik dan ook mee: Een vogel is nooit bang dat de tak waarop hij zit, breekt. Want een vogel vertrouwt niet op de tak, maar op zijn vleugels. amen. Ds. Kirsten Slettenaar