Paul Klaassen
NIEUWSBRIEF 6 • april 2011
Over deze nieuwsbrief Op 4 maart 2010 gaf Minister Gerda Verburg van LNV samen met de voorzitter van het RCW, Commissaris van de Koningin John Jorritsma, het startsein tot uitvoering van het Programma naar een Rijke Waddenzee. Onze opdracht is de Waddenzee als natuurgebied haar veerkracht terug te laten winnen, niet alleen door de natuur te herstellen, maar ook door duurzaam gebruik van het Wad te stimuleren. Wilt u meer weten over het programma of hoe u met uw plannen bij ons kunt aansluiten, stuur dan een mail naar:
[email protected], of, wanneer u specifieke vragen heeft, bel dan met de contactpersoon die onder elk nieuwsbericht is genoemd. Deze nieuwsbrief informeert u over waar het Programma naar een Rijke Waddenzee aan werkt. We gaan ervan uit dat u deze nieuwsbrief wilt ontvangen. Is dat niet het geval, dan kunt u dat kenbaar maken door een mail te sturen naar
[email protected]
In deze nieuwsbrief: • • • • • • • • • • •
Voortgangsrapportage 2010 PRW Transitie van de mosselsector Exoten Japanse oester Waddenfondsbijdragen METAWAD 1, WaLTER, Ruim baan voor vissen Trilaterale kombergingsatlas Natuurambitie structuurvisie Afsluitdijk Natuurlijker variant zeewering op Texel Integraal Management Plan Eems Ecologisch streefbeeld Eems-estuarium Flyway-workshop
Kijk voor de laatste stand van zaken ook op de website www.rijkewaddenzee.nl.
VOORTGANGSRAPPORTAGE 2010 AAN BLEKER EN JORRITSMA AANGEBODEN Wilt u weten wat we in het startjaar 2010 hebben gedaan, waar we aan begonnen zijn, waar we mee bezig zijn en wat we inmiddels hebben afgerond, download dan de voortgangsrapportage over de Uitvoering van de Transitie van de Mosselsector en het Programma naar een Rijke Waddenzee die wij 1
voor onze opdrachtgevers het RCW en de minister van EL&I hebben opgesteld. Het Programma naar een Rijke Waddenzee en het Uitvoeringsplan Transitie van de Mosselsector vinden hun basis in het ‘Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee’ en het Beheer- en Ontwikkelingsplan van het Regionaal College Waddengebied. De resultaten van de afgelopen jaren in de transitie van de mosselsector en de belevenissen uit het eerste jaar PRW zijn vanuit onze gezamenlijke opdracht gebundeld uitgebracht. Op 14 maart 2011 is de jaarrapportage 2010 door de Regiekamer vastgesteld en mede namens het Bestuurlijk Overleg Transitie Mosselsector aan staatssecretaris EL&I, Henk Bleker en voorzitter van het RCW, John Jorritsma gestuurd. Download hier de Voortgangsrapportage 2010 Programma naar een Rijke Waddenzee en Uitvoering Transitie Mosselsector Download hier de aanbiedingsbrief Download hier de brief aan de Tweede Kamer over Voortgangsrapportage Voor meer informatie: Kees van Es, 06 22 28 54 10. Terug naar inhoudsopgave
GROTE STAPPEN VOORWAARTS IN DE TRANSITIE VAN DE MOSSELSECTOR Onder ‘transitie van de mosselsector’ wordt verstaan: de stapsgewijze verschuiving van de visserij op natuurlijke mosselzaadbanken naar alternatieve manieren van vangst. Mosselzaad bestaat uit jonge mosseltjes en vormt de ‘grondstof’ voor de kweek tot consumptiemosselen. Het belangrijkste alternatief voor de visserij bestaat momenteel uit mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s), geplaatst op de Waddenzee, de Oosterschelde en de Zeeuwse Voordelta. De coördinatie van de transitie is belegd bij het Programma naar een Rijke Waddenzee. Het goede nieuws van 2010 is dat de MZI’s het in 2010 boven verwachting goed hebben gedaan. In totaal is ruim 9 miljoen kilo mosselen ingevangen, ofwel bijna een kwart van de gemiddelde oogst van de zaadvisserij. En dat in een jaar dat er, door een vreemde speling van de natuur, vrijwel geen mosselzaadbanken in de Waddenzee werden aangetroffen. De transitie is hiermee voortvarend op weg naar het beoogde dubbele doel: de mosselsector èn de natuur van de Waddenzee een handje helpen. Natuurlijk is er ook nog wel een aantal obstakels. Het belangrijkste is dat mosselzaad dat ingevangen wordt in Voordelta en Oosterschelde niet naar de Waddenzee kan worden getransporteerd. Deze transporten zijn een wens van de mosselkwekers omdat de jonge mosselen in de Waddenzee veel beter opgroeien. Dat mag nu niet, omdat er een risico is dat op die manier exotische organismen in de Waddenzee terechtkomen die daar schade aan de natuur kunnen veroorzaken. In 2011 wordt gezocht naar manieren om die transporten wel mogelijk te maken zonder dat ze risico’s opleveren. Ook bestaan er bezwaren tegen de voor bevestiging van de MZI’s gebruikte paalankers die een flink eind boven het water uitsteken en die, bij het aanbrengen, mogelijk voor verstoring van zeehonden en bruinvissen zorgen. De paalankers zijn echter het meest veilig en bedrijfszeker en nemen weinig ruimte in. In 2011 wordt onderzocht of het aanbrengen van de paalankers daadwerkelijk verstoring voor zeezoogdieren oplevert en zo ja, wat we daaraan kunnen doen. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden om de paalankers minder te laten opvallen in het waddenlandschap, bijvoorbeeld door het aanbrengen van camouflagekleuren. Voor meer informatie: Hein Sas, 06 53 19 34 95. Download hier de Voortgangsrapportage 2010 Programma naar een Rijke Waddenzee 2
en Uitvoering Transitie Mosselsector Terug naar inhoudsopgave
EXOTEN IN DE WADDENZEE, JA OF NEE?
De Chinese wolhandkrab, de gewone slingerzakpijp en de Japanse oester. Enkele voorbeelden van soorten die van oudsher niet in de Waddenzee voorkomen. Zij zijn uitheems, exoten. De vraag is of dit erg is, en zo ja, of er dan iets tegen gedaan kan worden. De laatste decennia worden regelmatig nieuwe soorten waargenomen in de kustwateren en de Waddenzee. De belangrijkste routes waarlangs exoten binnenkomen zijn via ballastwater, schelpdiertransporten en hull fouling, dat is een verzamelterm voor vervuilingen van de scheepshuid, ankers e.d. Ondersteund door het Programma naar een Rijke Waddenzee vindt er nu een audit plaats om inzicht te krijgen in de risico’s van schelpdiertransporten. Onderdeel van de afspraken over schelpdiertransporten is ook onderzoek naar de mogelijkheid of onder voorwaarden verplaatsingen van mosselen van de Oosterschelde naar de Waddenzee kunnen worden toegestaan. Dat mag nu niet, omdat in de Oosterschelde meer exoten voorkomen dan in de Waddenzee. Omdat in deze kwestie een gezamenlijke aanpak van alle drie de Waddenzeelanden nodig is om effectief te zijn, draagt het Programma naar een Rijke Waddenzee ook bij aan een eerste inventariserende stap op trilateraal niveau. Hierbij wordt de huidige stand van zaken met betrekking tot beleid, beheer en de juridische situatie op (inter)nationaal niveau bekeken. Voor meer informatie: Bernard Baerends, 050-599 23 41 en Hein Sas, 06 53 19 34 95. Terug naar inhoudsopgave
EEN HELDERE KIJK OP DE ROL VAN DE JAPANSE OESTER IN DE WADDENZEE? Dit voorjaar laat het Programma naar een Rijke Waddenzee een onderzoek uitvoeren naar de rol en 3
verspreiding van de Japanse oester in de Waddenzee. Doel van het onderzoek is tot een beter begrip te komen van wat de Japanse oester voor het ecosysteem betekent. De Japanse Oester is een exoot die zich heel snel in de Waddenzee verspreidt. Op diverse plekken heeft hij zelfs vestigingsplaatsen van mosselbanken overgenomen en voor een aantal belangrijke wadvogels, zoals eidereenden en scholeksters, is hij niet geschikt als voedsel. Dat maakt dat deze oestersoort lange tijd vooral als bedreiging werd gezien. Maar er zijn ook positieve kanten zoals:
• •
Rifvorming: de oester maakt stabielere riffen dan de mossel, omdat de schelpen van oesters, i.t.t. die van de mosselen, na het afsterven lang aan elkaar blijven zitten. Habitatfunctie: omdat een oesterbank veel hoekjes en gaatjes heeft, biedt hij een uitstekende vestigings- en schuilplaats voor allerlei andere organismen.
Dit voorjaar organiseert het PRW een workshop waarin de inzichten worden besproken met experts, beleidsmakers en beheerders van de Waddenzee. Dit als opstap naar uitgebreider effectonderzoek en uiteindelijk - een beheer dat gerichter inspeelt op zowel de goede als de slechte kanten van de Japanse oester. Voor meer informatie: Bernard Baerends, 050-599 23 41 en Hein Sas, 06 53 19 34 95. Terug naar inhoudsopgave
WADDENFONDS BRENGT DOELEN RIJKE WADDENZEE DICHTERBIJ In de derde tender Waddenfonds (2010) heeft de Minister van I&M een aantal belangrijke projecten goedgekeurd die bijdragen aan de realisatie van de doelen van het Programma naar een Rijke Waddenzee zoals:
• • •
Metawad 1 (2,9 mln). WaLTER – Wadden Sea Long-Term Ecosystem Research (4.4 mln). Ruim baan voor vissen in het Waddengebied (6,3 mln).
Metawad; het belang van gezonde trekvogelpopulaties voor de Waddenzee Met de resultaten van dit onderzoek kunnen we belangrijke aanbevelingen doen voor beheer van een Rijke Waddenzee met gezonde trekvogelpopulaties. De Waddenzee is onderdeel van een wereldwijd netwerk van ecosystemen; het zogenaamde metaecosysteem. Voor miljoenen trekvogels is een rijke Waddenzee van levensbelang op hun tocht van broedgebied naar overwintergebied. Omgekeerd vormt de komst van miljoenen hongerige vogels een cruciaal onderdeel van een gezond voedselweb in de Waddenzee. En dat geldt natuurlijk ook voor alle andere gebieden langs de vogeltrekroute. Want: 'Een herstelprogramma voor de zalm in de Rijn, houdt ook niet op bij Lobith!' volgens Jeroen Reneerkens. Binnen METAWAD zal het wel en wee en het terreingebruik van trekvogels in de Waddenzee worden bestudeerd door vogels individueel te merken met kleurige ringen of zendertjes. Een internationaal netwerk van vrijwillige waarnemers wordt ingezet om de vogels te volgen. Zo achterhalen we niet alleen hoe de overlevingskansen van trekvogelpopulaties veranderen, maar ook welke veranderingen in de omgeving, positief en negatief, hieraan ten grondslag liggen. Tegelijkertijd creëren we, door het betrekken van vrijwilligers, een groter draagvlak voor internationale natuurbescherming. Voor meer informatie: Manon Tentij: 06 15134244 of 06 5074 6097. WaLTER 4
De ontwikkeling van een geïntegreerd monitorplan voor de Waddenzee. Het project Wadden Sea Long-Term Ecosystem Research (WaLTER) betreft de ontwikkeling van een geïntegreerd plan voor de monitoring van de Waddenzee. In de huidige situatie worden in de Waddenzee allerlei zaken, van watertemperatuur tot aantallen zeehonden, door een reeks van instanties in de gaten gehouden. Dat gebeurt echter zonder veel onderlinge samenhang en vaak met weinig aandacht voor de spreiding van de monstername in zowel de tijd als de ruimte. Ook is er nog veel verbetering mogelijk met betrekking tot de betrouwbaarheid van de uitkomsten, o.a. door de meetmethoden te verifiëren en op elkaar af te stemmen. Ruim baan voor vissen Dit project is gericht op het oplossen van de knelpunten voor vismigratie langs de gehele waddenkust, met inbegrip van het achterland. Doel is het realiseren van vismigratievoorzieningen, waardoor knelpunten op het gebied van vismigratie tussen de Waddenzee en het achterland worden opgeheven (inclusief inrichting van natuurvriendelijke oevers). Door monitoring en onderzoek wordt het effect van de maatregelen gevolgd. Met de realisatie van dit project worden de kop van Noord-Holland, Friesland, Groningen en Noord-Drenthe in één keer voor vissen ontsloten. Niet alleen vissen die van zout naar zoet water en andersom trekken (paling, zeeforel, fint) profiteren hiervan, ook zoetwatersoorten als winde en blankvoorn kunnen rekenen op vergroting van hun leefgebied. Terug naar inhoudsopgave
TRILATERALE KOMBERGINGSATLAS; WELKE DATA NEMEN WE OP? Een belangrijk onderdeel van het Programma naar een Rijke Waddenzee is het stimuleren van duurzaam menselijk gebruik. Daarom willen we weten wat de invloed is van menselijke activiteiten op de natuur. Het is moeilijk om hier een goed beeld van te krijgen omdat de natuurlijke processen en het menselijk gebruik in de internationale Waddenzee sterk variëren. De variatie biedt echter ook kansen voor vergelijkend onderzoek naar oorzaak-gevolg relaties voor het ontwikkelen van duurzaam beleid. De Waddenzee bestaat uit een groot aantal kombergingen die vanuit hydrodynamisch, morfologisch en ecologisch perspectief, logische functionele eenheden vormen. Kombergingen hebben verschillende kenmerkende eigenschappen, zoals het volume water dat bij een getij in en uit de kombergingen stroomt (getijdeprisma), de oppervlakte van wadplaten en het voorkomen van verschillende typen habitat en soorten. Ook vanuit beleidsmatig perspectief is een komberging een logische eenheid omdat de effecten van menselijk gebruik zoals van visserij, baggerwerkzaamheden en zandsuppleties vaak op dit niveau zichtbaar worden. In een voorstudie is samen met experts uit verschillende vakgebieden, landen en werkterreinen een overzicht gemaakt van de belangrijkste huidige en toekomstige thema’s en de daarbij behorende kennisvragen. Vervolgens is de beschikbaarheid van relevante gegevens in Denemarken, Duitsland en Nederland onderzocht. Over het algemeen bleken ruwe data die in monitorprogramma’s worden verzameld, openbaar toegankelijk te zijn. In wetenschappelijke literatuur zijn belangrijke hydrodynamische en morfologische gegevens beschikbaar. Gegevens over menselijk gebruik, zoals visserij, zijn echter veel moeilijker te achterhalen. Op basis van wenselijkheid en beschikbaarheid van gegevens zijn prioriteiten gesteld t.a.v. de concrete data die in de atlas zullen worden opgenomen.
5
Voor meer informatie: Folkert de Jong, 00 49 4421 9108 13.
Het oppervlakte-aandeel wadplaat per komberging voor de trilaterale Waddenzee. De figuur maakt inzichtelijk welke kombergingen relatief veel en welke relatief weinig wadplaat bevatten. Het valt op dat bij het Marsdiep (meest westelijke komberging in het Nederlandse deel) en bij de kombergingen waar rivieren op uitmonden het aandeel wadplaat relatief laag is. Terug naar inhoudsopgave
PRW FORMULEERT DE NATUURAMBITIE VOOR DE STRUCTUURVISIE AFSLUITDIJK De Afsluitdijk voldoet niet meer aan de veiligheidsnormen en moet worden gerenoveerd. Vorig jaar hebben diverse consortia innovatieve plannen voor de uitvoering van de renovatie gemaakt. En inmiddels heeft minister Schultz van I&M bij de Tweede Kamer aangekondigd namens het rijk een structuurvisie op te stellen, die op z’n vroegst eind 2011 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. De structuurvisie zal de voorkeursbeslissing bevatten voor de toekomst van de Afsluitdijk. Hoewel het beschikbare budget beperkt is, heeft de Kamer uitgesproken dat ze een integraal plan van groot belang vindt en dat ruimte moet worden geboden aan kansrijke ambities, ook als die financieel niet direct gedekt zijn. Via bestuurlijke trechtering zijn nu nog twee denklijnen in beeld. De ene denklijn gaat in de richting van een 6
traditionele verhoging, eventueel in combinatie met een overslagbestendige dijk en de andere is de wat meer ambitieuze lijn waarvan een stormschild een van de onderdelen is. In de structuurvisie zullen naast het veiligheidsaspect nog een 5-tal nevenambities of planelementen worden beschreven: het duurzaamheidcentrum, duurzame energie, recreatieve ontwikkelingen, zilte teelten en natuur. PRW heeft op verzoek van het ministerie van I&M, samen met o.a. de betrokken provincies een gezamenlijk realistische natuurambitie geformuleerd die wordt ingebracht in de structuurvisie. PRW wil zich op termijn ook inspannen bij de vertaling van de ambitie in een concreet uitvoeringsplan. Voor meer informatie: Wim Schoorlemmer, 06 48 58 60 53. Terug naar inhoudsopgave
ONDERZOEK NATUURLIJKER VARIANT ZEEWERING OP TEXEL De dijk langs de Prins Hendrikpolder op Texel is afgetoetst. In vakjargon betekent dat dat de dijk niet meer aan de veiligheidsnormen voldoet. Vanuit het PRW werken we aan zachtere, natuurlijker overgangen van land naar Waddenzee, uiteraard zonder dat dat ten koste van de veiligheid gaat. De dijk langs de Prins Hendrikpolder op Texel biedt een uitgelezen kans om de mogelijkheden voor natuurlijker varianten van de zeewering langs de eilandpolders nader te verkennen. In overleg met de gemeente en het Hoogheemraadschap is een workshop met deskundigen gehouden waar een schets is gemaakt van een buitendijkse zandige zeewering, oftewel een kunstmatig aangelegde duinenpartij. In opdracht van het Hoogheemraadschap is deze schets nader bekeken op ecologische meerwaarde en de kansrijkheid binnen de randvoorwaarden van de natuurbeschermingswet. De ecologische meerwaarde blijkt duidelijk aanwezig maar het blijft onzeker of realisatie binnen de natuurbeschermingswet mogelijk is. Desondanks ondersteunt PRW een extra onderzoek naar deze variant, dat wordt uitgevoerd in het kader van de milieueffectrapportage. De m.e.r. is medio 2011 gereed. Het onderzoek levert belangrijke informatie op over de ecologische meerwaarde van deze zeewering, de veiligheid, de kosten en de onderhoudsgevoeligheid. Deze kennis zal ook toepasbaar zijn op andere te renoveren dijkvakken op de eilanden. Voor meer informatie: Wim Schoorlemmer, 06 48 58 60 53. Terug naar inhoudsopgave
OPSTELLING INTEGRAAL MANAGEMENT PLAN EEMS VAN START Op 17 december 2010 vond in het provinciehuis van Groningen de start plaats van het Integraal Management Plan (IMP) Eems-Dollard. Het IMP wordt opgesteld onder regie van de ministeries van EL&I, IenM en de provincie Groningen. PRW draagt bij door het bijeenbrengen van de beschikbare kennis en het formuleren van een gezamenlijk streefbeeld als input voor het IPM. Over het IMP wordt al enkele jaren gesproken. De aanleiding ligt in de afspraken van de Kaderrichtlijn Water, de aanwijzing van de Eems-Dollard als Natura 2000 gebied en andere aandachtspunten tussen Duitsland en Nederland, zoals overstromingsrisico's. De start van het IMP heeft gewacht op de aanmelding van het Natura 2000 gebied aan Duitse zijde in 2010. In het plan komt te staan hoe Nederland en Duitsland de opgaven van Natura 2000 en andere verdragen gaan uitvoeren. En wat dat betekent voor het (economisch) gebruik van het gebied. Het belangrijkste onderdeel van het IMP is het Natura 2000-beheerplan. Daarin wordt ondermeer
7
beschreven hoe we zorg blijven dragen voor de belangrijke populatie van de kluut.
De interactie tussen het Duitse en het Nederlandse plan is groot. Specifiek voor Nederland zal er een Nederlandse Natura 2000 werkgroep komen. In 2011 staat vooral centraal wat we met het Eems-estuarium willen bereiken. De kennisbouwsteen en het Ecologisch Streefbeeld vanuit Rijke Waddenzee zullen rond de zomer in concept gereed zijn en vormen een belangrijke basis voor het IMP. De planning van de tussenresultaten is gesynchroniseerd. Voor meer informatie: Gábor Oolthuis, EL&I 06 18 60 99 76; Michiel Firet, PRW 06 12 96 18 98. Terug naar inhoudsopgave
ECOLOGISCH STREEFBEELD EEMS-ESTUARIUM Op 18 januari 2011 werd in Delfzijl de aftrap gegeven voor het opstellen van het Ecologisch Streefbeeld Eems-estuarium als input voor het IMP. Mist ontnam de deelnemers in het begin het zicht. Niet alleen op de Eems, maar ook op een passende aanpak in de veelheid van planprocessen die in de Eems-regio spelen. Geleidelijk aan trok de mist buiten op en werd de Bocht van Watum zichtbaar. En binnen werd de aanpak duidelijk. In het programmaplan schreven we: 'Vertrekpunt voor Nederland ... is te komen tot een gezamenlijk streefbeeld en bijbehorende uitvoeringsagenda voor natuurherstel en een duurzame economische ontwikkeling in de Eems-Dollard regio.' Op 18 januari hebben we geconstateerd dat het nog te vroeg is om een uitvoeringsagenda in detail uit te werken. Eerst is de vraag aan de orde wat we gezamenlijk vanuit de ecologie in het Eems-estuarium willen bereiken. Hoe werkt het ecosysteem van een estuarium als de Eems. Wat zijn de specifieke kenmerken en hoe werkt het menselijke beheer voor veiligheid en bereikbaarheid daarop in. Wat zijn de regelknoppen om het ecosysteem van de Eems gezonder te krijgen? In december 2010 heeft de Coalitie Wadden Natuurlijk haar conceptvisie op de Eems gepresenteerd. En in Duitsland is door het WWF een studiedag over de Unterems – van de Dollard tot aan Herbrum – gehouden. Inmiddels is duidelijk dat het beheer van de getijde-energie cruciaal is. En daarbij moet het hele estuarium, van Herbrum tot het zeegat in ogenschouw blijven. Het streefbeeld zal tot stand komen met input uit de kennisbundeling en interviews met stakeholders op basis van de vraag 'wat is uw ecologisch streefbeeld van het Eems-estuarium?' Na de zomer zullen bouwsteen en streefbeeld beschikbaar zijn voor breder gebruik. Voor meer informatie: Michiel Firet, 06 12 96 18 98.
8
Terug naar inhoudsopgave
FLYWAY WORKSHOP: THE WADDEN SEA - STRENGTHENING MANAGEMENT AND RESEARCH ALONG THE AFRICAN EURASIAN FLYWAY The workshop 'The Wadden Sea – Strengthening Management and Research along the African Eurasian Flyway' for invited speakers and participants is carried out on behalf of the Trilateral Wadden Sea Cooperation, which is hosted by the Dutch Ministry of Economic Affairs, Agriculture and Innovation and the German Federal Ministry for the Environment, Nature Conservation and Nuclear Safety on 22 and 23 March 2011, in Wilhelmshaven, Germany. The workshop is an international workshop with participants from in particular the EU, Russia and West Africa. The Wadden Sea is used as staging, moulting and wintering area by more than 10 million water birds on their way from their breeding grounds in Russia, Canada and Scandinavia to their wintering areas in Western Europe and Africa. Within the African-Eurasian migration system this combination of breeding, staging and wintering areas is known as the East Atlantic Flyway. Within flyways migratory waterbirds are completely dependent on a critical network of sites and habitats. For an effective conservation and management of 9
migratory waterbirds using the Wadden Sea, increased international cooperation is essential. As a follow up of the decision of the World Heritage Committee, the Wadden Sea Ministerial Conference at Sylt agreed to engage in a close cooperation with the African Eurasian Waterbird Agreement (AEWA) to promote and strengthen cooperation on management and research within the African Eurasian Flyways with relevant state parties as requested by the World Heritage Committee and establish cooperation for the protection and management of migratory birds relying on the Wadden Sea. The main objective of the workshop is to provide specific guidance for priorities in international cooperation enhancing conservation and proper management of migratory waterbirds connecting the Wadden Sea within the East Atlantic Flyway. Voor meer informatie: Folkert de Jong, 00 49 4421 9108 13. Terug naar inhoudsopgave
Informatie Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Kees van Es, programmamanager, e-mail:
[email protected]; tel. 06 22 28 54 10.
De volgende partijen werken samen aan het Programma naar een Rijke Waddenzee: Het Ministerie van EL&I, het Ministerie van IenM, Rijkswaterstaat, leden van RCW (Regionaal College Waddengebied), de Coalitie Wadden Natuurlijk (bestaande uit de Waddenvereniging, Natuurmonumenten, Vogelbescherming, Stichting WAD, Staatsbosbeheer, Groninger Landschap, It Fryske Gea en het NoordHollands Landschap) en een toenemend aantal partners.
10