1
Orkanje W.J. van Kooij-van Dijk
ORKANJ E: OP DEZE PLEK ZIJN WE OPGEGROEID.
Leusden, lente 2001
2
W ILLEMINA VAN KOOIJ-VAN D IJK
Tweede druk: 2007 Foto’s familiearchief Van Kooij-Van Dijk Grafische verzorging: vof Voorburg Z & D, Leusden © Copyright 2007 by mevrouw W.J. van Kooij-van Dijk (Kloosterhof 27, 3831CL Leusden) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograpf, film or any other means without permission in writing from the publisher.
3
Voorwoord Waarom ik er toe ben gekomen om mijn ervaringen en gebeurtenissen uit mijn leven in een boek weer te geven? De aanleiding hiertoe was die ene foto van mijn grootouders van moeders zijde die thuis aan de muur hing. Van hun 50 jarig Huwelijk, twee oude mensen, de een wat scheef gezakt, de ander leunend op een stok. Ik was geïnteresseerd hoe deze mensen vroeger geleefd en gewerkt zouden hebben. Zij die zoveel zwaar werk moesten verrichten op hun boerderij. Van vaders kant (Van Dijk) was er helemaal niets, zelfs geen foto. Dit heb ik altijd jammer gevonden. Alleen weet ik uit overlevering dat grootvader in een rolstoel heeft gezeten (ziekte onbekend) en op 54 jarige leeftijd is overleden. In de 20ste eeuw hebben op technisch en medisch gebied grote ontwikkelingen plaats gevonden. In de toekomst zullen er zeker nog velen ontwikkelingen tot stand worden gebracht. Wij weten nu wat de genen betreft, dat wij wat mee gekregen hebben van onze ouders en grootouders. Soms vroeg ik mij wel eens af, zou er later nog iemand nieuwsgierig zijn hoe ons leven is verlopen? Omdat de veranderingen zich zo snel ontwikkelen, wil ik toch iets achterlaten voor mijn kinderen en kleinkinderen. Als men een verhaal verzint, kun je langs grote omwegen alle kanten op en daar een spannend geheel van maken. Maar dit zijn gewone eenvoudige gebeurtenissen uit mijn leven, geen extreme uitspattingen, of grote ruzies, die het geheel weer wat boeiender kunnen maken. Nee dat zit niet in mijn karakter. Het werden gewone fragmenten en gebeurtenissen uit het leven van één generatie van de familie van Dijk geboren in Stoutenburg.
Willemina Johanna van Kooij - van Dijk. Geboren 10 maart 1918 te Stoutenburg (Leusden)
4
Eenvoudig leven op het platteland Als men op Stoutenburg op de Hessenweg rijdt valt het plankje langs de weg bijna niet op met daarop geschreven “Musschendorp”, je bent er ook zo weer doorheen. Het is 1150 meter lang. De eens zo mooie bochtige weg is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een bijna kaarsrechte racebaan. Waarover de automobilist zich nu haastig verplaatst. Zonder de koeien op te merken die in de groene weide grazen. Die behoren bij de boerderijen, die iets terug liggen in de steeg. Dicht tegen de weg staan de vier woningen aan elkaar die van buiten wit bepleistert waren, ook wel de Kazerne genoemd. Het café De drie Linden en nog enkele woonhuizen. En Mas van de Span waar men petroleum kon kopen. Even buiten het ”Musschendorp” stond nog een klein protestants schooltje. Maar het kruideniers winkeltje van mevrouw Fij Kok was voor ons heel gemakkelijk, anders moest men daar helemaal voor naar Achterveld als men even om een pond suiker, zout, of iets dergelijks verlegen zat. Haar man Kobus zag men regelmatig in de berm langs de weg lopen, met aan een touw een mannetjesvarken, een twijgje in zijn hand hem nu en dan een tik gevend dat hij door moest lopen. Want de baas zijn geld was niet van blik. Zo was het ook bij de boeren waar hij met de beer naar toe ging, de hokken moesten gevuld en de varkensstapel op pijl blijven. Thuis had hij ook nog een paar koetjes te verzorgen, daarna ging hij weer de weg op, alles ging er heel gemoedelijk aan toe. De mensen hielpen elkaar als het nodig was, soms even op kraamvisite of op ziekenbezoek. Ik zie mijn moeder nog gauw even dwars over de straat gaan naar buurvrouw Jans, die ik zelf niet anders gekend heb dan veel ziek op bed. Voor haar stond er een ledikant in de woonkamer dicht bij een potkacheltje met ronde zwarte plaat waarop je de voeten kon zetten, dan bleven die lekker warm. Boven op het kacheltje stond de hele dag een pruttelend koffiekannetje klaar. Het dijkje was alweer de grens van het “Musschendorp”, het was een smal paadje en aan beiden kanten begroeid. Als men elkaar wilden passeren kon men beter even afstappen. Bijna op het einde van het pad zaten nog een paar lelijke mollenritten, daar is mijn broer Jan eens met zijn fiets lelijk komen te vallen, hij bleef gelukkig nog net op een houtwal hangen met zijn hoofd boven de sloot. Hij keek liever in een gewone spiegel vertelde hij later, hij had het daar wel benauwd gehad omdat hij moeilijk overeind had kunnen komen. Als je dan dwars over je de Emelaarseweg gaat, over het Ossendrijverbruggetje heen, dan komt men in een mooi natuur gebied. Wat verder op zie je daar de twee reusachtige eiken, wellicht de meeste beroemde bomen van toen nog gemeente Stoutenburg, de Adam en Eva bomen. Johan van Oldenbarnevelt die eigenaar van Stoutenburg is geweest zou volgens overlevering deze eiken hebben geplant. Hij heeft geen half werk gedaan, het zijn enorme bomen geworden, die kunnen bij goede verzorging nog wel een paar eeuwen mee.
5
HET MUSSCHENDORP
Wanneer men verder fietst richting Stoutenburgerlaan staat daar nog een mooi kasteeltje, even verder kom je weer op de Hessenweg uit. Zo nu heb ik een rondje gemaakt en ga ik weer terug naar het dijkje aan de Hessenweg. Naast het dijkje woonden wij. Ik kan mij het oude huis dat aan de voorkant grijs bepleisterd was met luiken ervoor nog heel goed herinneren. Aan de voorgevel stond de naam Orkanje. De betekenis hiervan heb ik nooit kunnen achterhalen. Het achterhuis was met riet bedekt, waarin de paardenstal was en ook de koeien in de wintermaanden stonden. De geut lag links van huis, dat was een ruimte waar het meeste werk werd gedaan. Daar stond een pomp, de was werd er gedaan en gekarnd. Op de vloer lagen rode plavuizen, je kon daar met je klompen zo gemakkelijk in en uit lopen. Tegen de boerderij stond de waterput, daar schepten wij water uit om de straat te schrobben. Boven op het deksel stonden de schoongemaakte melkbussen met de emmers en theems er omgekeerd bovenop (waar de melk door ging om gereinigd te worden). Wij hadden thuis een heel eigenwijs geitje dat zo graag ging klimmen, als hij de kans zag om uit te breken sprong hij eerst op de waterput dan op de melkbussen, nog een sprongetje en hij was op het dak van het huis en klom verder naar boven tot op de nok. Daar stond hij dan heel trots met een scheef kopje naar beneden te kijken of hij zeggen wilde, kom mij hier maar eens halen. Ik zie mijn vader nog heel bezorgd naar het rieten dak kijken want hij kon met al die gein het dak lelijk vernielen. Mijn ouders die hebben zeker ook hun zorgen en verdriet gekend met hun groot gezin. Twee van de tien kinderen hebben zij alweer heel vroeg moeten missen. Een zusje Annie en mijn tweelingbroer Hendrik. Een herinnering aan hen waren de twee even grote schilderijtjes die naast de klok hingen, één van mijn zusje Annie, deze was met roze zijde gedrapeerd met haar naam en geboortedatum 31 december 1916. De andere van blauwe zijde met een engelenkopje in het midden, van mijn tweeling broer Hendrik geboren 10 maart 1918. Wat vond ik die mooi. Aan de zijkant tegen de slaapkamer hing een schilderij van mijn grootouders beiden in klederdracht, grootmoeder wat scheef weg gezakt in de leuningstoel en grootvader leunend op een stok. Mijn eerste gedachte was, die hebben zeker altijd heel hard moeten werken. Dit alles in het ouderlijk huis, waar toen nog de rieten stoelen netjes in de kamer op een rij werden gezet iets schuin voorover met de achterpoten op de plint. 6
Dit huis is afgebroken in 1930 en weer opgebouwd. Er is nog een boerderij die er heel veel op leek, dat is De Ruiter genaamd, die staat er nog, iets verderop richting Achterveld. Naast ons huis stond een rosmolen die voor het dorsen van koren werd gebruikt, daar zat een lange balk aan waarvoor het paard rondjes liep. Dat vond ik prachtig en ging dan op de balk zitten, dat was voor mij een fijne draaimolen. Andere speeltjes maakten wijzelf van lege doosjes die moeder voor ons bewaarde uit de keuken. Van lege lucifersdoosjes maakten wij een lange trein, van grotere dozen een huisje naar mijn mening heb ik op een pop erg lang moeten wachten. Wij hadden genoeg om mee te spelen op de boerderij. In de loods vond mijn broer Hendrik nog een paar rollen kippengaas. Wij begonnen aan de weg, wie het eerst achter aan de schuur was had gewonnen. Soms rolden wij er overheen, dat kwam hard aan. De kleding had ook veel te verduren, de huid herstelde vanzelf, hoorden wij dan zeggen maar niet onze kleding. Moeder had al werk genoeg, gelukkig was er wel een goede naaimachine. Het was een kleermakersnaaimachine, daar kon je van dat zware stof mee naaien, Manchester broeken en blauwe kielen. Die mijnheer die hem hier had gebracht kwam nu en dan nog eens langs. Ik vond hem een engerd met zijn grote snor en zijn praatjes, hij keek mij dan aan en zei steeds, dat deerntje wil ik wel hebben, die zal ik maar eens meenemen. Ik vertrouwde het niet. Toen ik hem weer aan zag komen rende ik naar achter het weiland in. Daar stond nog een hok voor het vee en ik verstopte mij, hier zou hij mij niet kunnen vinden. Hoelang ik mij daar schuil heb gehouden weet ik niet, voor mij waren het wel uren. Van de acht kinderen was ik thuis op één na de jongste, dus moest ik ook vroeger naar bed, daar was ik een hele tijd alleen op die grote zolder. Als de lamp uit ging en het donker was dan meende ik altijd spoken te zien, dat was doodeng en ik kroop heel diep onder de dekens, stiekem nu en dan even kijkend. Ja hoor die engerds waren er nog en ik begon te huilen, dat hoorden zij beneden. Moeder kwam dan naar boven en de lamp mocht weer aan totdat mijn zussen ook boven kwamen. In het achterhuis waren op zolderhoogte balken gelegd waarop hooi en stro lag, waarin natuurlijk ook muizen zaten. Wij hadden wel drie poesen, één mooie rode driekleur en twee grijzen, maar soms zagen wij toch muizen bij ons op de kamer. Dat vond ik doodeng, als ik in de nacht van bed af moest om een plas te doen, dan durfde ik bijna de trap niet af, natuurlijk werd ik daarmee geplaagd. Gelukkig werd er toen een po onder mijn bed gezet, daar was ik heel blij mee al was het maar voor korte duur. Toen de nood op zijn hoogst was en ik er gebruik van zou maken had één van hen hem tot de rand toe vol met water gezet, dat vond ik een rot streek. Wie of dat gedaan heeft daar ben ik nooit achter gekomen.
Naar school Dicht in de buurt stond tot het jaar 1970 ook een protestant schooltje, mijn oudste broer is daar nog een tijdje naar toe geweest, hij was toen nog een vleug ventje anders moest hij drie kwartier lopen naar Achterveld. Toen kwam Johan aan de beurt en wij hoorden bij de R.K. school op Achterveld. Vader vond hiervoor een oplossing en vroeg aan de melkrijder, die bij ons de melk op kwam halen om naar de fabriek te brengen, of de kinderen achter op de wagen mee mochten rijden, dat vond hij goed. Johan die verknalde het natuurlijk weer, hij trok onderweg de deksels van de melkbussen af en gooide ze in de berm van de weg, de melkrijder moest ze dan weer zien te vinden. Het was hun eigen schuld dat ze dat grote eind weer moesten lopen. Als de jongens thuis kwamen uit school moesten zij eerst aardappelen schillen, ze werden netjes uit geteld, ieder even 7
veel. Piet de derde van het stel was ook uitgekookt en zocht ze goed uit zodat hij altijd het eerste klaar was. Mijn twee ouderen zusjes moesten kousen breien, die hadden veel te lijden van het iedere dag op klompen te lopen. Zo leerde ze allemaal heel jong mee te helpen in het gezin. Ik was nu zes jaar, ook mijn schooltijd kwam er aan, een paar dagen van tevoren namen ze mij mee om daar eens te gaan kijken, Wat was dat allemaal groot en veel kinderen, ik voelden mij daar helemaal niet thuis. Ik was nog bijna niet van huis geweest. Nu was het zover, met een mooi strikje in mijn haar, een broodzakje mee voor het overblijven. Zo liep ik tussen Heintje en Geertje in het voor mij grote onbekende tegemoet. Hoe dichter wij bij de school kwamen hoe harder zij mij mee moesten trekken. Daar stonden kinderen twee aan twee netjes in de rij. Het liefste was ik weer terug gegaan maar dat ging niet op. Een Juffrouw kwam naar mij toe, zij was wel heel vriendelijk en wilde mij gerust stellen, eerst mijn klompen in het klompenhokje zetten, in een rek tegen de wand, twee rijen boven elkaar. Mijn manteltje daarboven aan een haakje, ieder kreeg zijn eigen nummer. De juffrouw wilde mij voor in de klas hebben maar ik bleef die dag wat onwennig op de achterste bank zitten, het was voor mij een grote verandering. Lang op tripklompen lopen dat viel niet altijd mee, vooral als het riempje soms stuk ging, oei wat was dat pijnlijk lopen. Onze schoenen waren alleen voor de zondag bestemd, toch heb ik ze wel eens stiekem mee genomen, onderweg verruilde ik ze voor mijn klompen. Omdat er al een paar meisjes van het dorp schoenen mochten dragen, dat wilde ik ook wel, maar durfde dat niet zo vaak te doen.
IN ZO’N TENTWAGEN GINGEN MIJN OUDERS ZONDAGS NAAR DE KERK.
Op zondagmorgen was het altijd heel vroeg opstaan, mijn ouders gingen met de tentwagen naar de kerk. Moeder (Minkemeu) met de knipmuts op en vader (Hendrikoom) in een zwart pak met bef en zwarte pet op. Uit de buurt reden er nog een paar mee, Cielemeu, Evertje Hagen, en Hanna Steenbeek, bij de winterdag ging er altijd een warme stoof mee. In de kerk was het ook niet zo warm. Als er sneeuw lag 8
of het glad was moest voor die tijd het paard nog scherp gezet worden om uitglijden te voorkomen. Het paard werd bij de Roskam uitgespannen. Als de kerk uit was gingen zij daar eerst koffie drinken en namen uit het winkeltje meteen maar wat boodschappen mee. Moeder zette later de knipmuts af, er kwam een hoed voor in de plaats. Dus ik had het niet van een vreemde, om met de mode mee te willen gaan. Op school werd kort haar de mode, daar zongen ze het liedje. Polka haar is mode polka staat sjiek. Polka haar dragen de meisjes van de knopenfabriek. Daar voelde ik ook wel voor, lekker gemakkelijk, niet dat haarvlechten meer, maar ik dorst het niet aan mijn ouders te vragen. Dan maar aan mijn oudste zus, zeg durf jij mijn vlechten er af knippen? Eerst werd er nog even geaarzeld, maar waarom ook niet! De schaar ging er in, eerst de ene vlecht toen de andere. Ik haalde de overige plukjes haar uit elkaar en keek in de spiegel, wat schrok ik ervan, het was geen gezicht allemaal hompen. Ik rende in paniek naar mijn neef Jan van Dijk die aan de andere zijde van het dijkje woonde. Hij begon eerst hartelijk te lachen, ik vond dat daar niks om te lachen viel, maar hij heeft het toen weer wat in fatsoen gebracht. Wat zouden mijn ouders er straks van zeggen? Ik zette een muts op en liep terug de kamer uit. Natuurlijk had mijn moeder daar erg in, en zei toen, als jij nu nog een lange broek er bij aantrek dan ben je precies een jongen. Het ergste bleef uit en het viel mij nogal mee, misschien vonden zij het ook wel gemakkelijk want ze hadden evenwel genoeg werk met dit stel. Voor gereedschappen om mee te werken kwam Aris Kleinveld zo nu en dan eens langs met zijn transportfiets, voorop een grote mand waar van alles in zat. Borstels om de melkbussen schoon te maken, heiboenders om de klompen te schuren, stoffer en blik, garen, band, knopen, elastiek enz., enz. Als wij niets nodig hadden, zei hij: ”even goede vrienden dan maar tot de volgende keer”. Ook bakker Huppelschoten kwam bij ons thuis het brood bezorgen met paard en wagen. Jan Koenen bleef bij het paard, die brachten wij in de winterdag buiten een kop warme koffie. Waar hij eerst zijn handen aan opwarmde, want hij droeg handschoenen zonder vingers. Moeder kon zelf ook lekker brood bakken, dan hoopte ik altijd dat er een rand vast bleef zitten aan de broodbus. Dat was heerlijk, een stuk warm brood met eigen gekarnde boter en suiker, wat hadden wij het toch goed. Dat was heel anders met die arme mensen die langs de weg zwierven, die geen vaste woon- of slaapplaats hadden en bij ons kwamen vragen of zij in de hooiberg mochten overnachten. De twee hooibergen tegenover de schuur werden ook wel als slaapplaats gebruikt voor de landlopers, zo werden deze arme mensen genoemd. Zij zwierven de hele dag langs de weg en zo nu en dan kwamen zij om eten vragen, warm of koud hinderde niet, of om een boterham als zij maar wat te eten hadden. Het waren meestal dezelfde personen Jantje Halfweg, Soepie, en nog een paar andere. Tegen de avond kwamen zij vragen om in de hooiberg te mogen slapen, zij maakten een holletje in het hooi, de jas legden ze over zich heen waar meestal nog een fles blauw spul (brandspiritus) in zat om van binnen ook warm te blijven. Met de nodige waarschuwingen erbij, dat er vooral niet gerookt mocht worden, brachten zij daarin de nacht door. Eén keer moest vader er aan te pas komen door het grote lawaai, ze hadden grote ruzie, wij waren bang dat ze elkaar boven uit de berg zouden duwen. Dit moest afgelopen zijn anders moesten beiden er uit. Nu hadden zij nog een slaapplaats. Na die waarschuwing werd het meestal weer stil. De volgende morgen waren ze al vroeg vertrokken. Anders kregen zij eerst nog een warme kop koffie met een boterham en gingen daarna weer zwerven. Aan het begin van het 9
“Musschendorp” ligt een verbindingsweg Eemelaarseweg-Hessenweg tussen Stoutenburg en Achterveld, daaraan ligt nog het vilderskerkhof waar deze eenzame mensen zonder have en goed later werden begraven.
Ons weiland grensde tegen het smalle dijkje aan, dat tevens als waterkering diende. Vader heeft daar eens stiekem een riool door gelegd omdat bij hoog water het achterste stuk weiland anders blank kwam te staan. Het vee moest dan naar voren gehaald worden. Het weiland had daar erg onder te lijden, maar de kinderen vonden het prachtig. Peter Wijntjes bij ons uit de buurt gunde de jongens ook wel een pleziertje. Hij bracht een houten gierbak mee, die kon mooi als boot gebruikt worden. Hij duwde hem het water in, mijn broers stapte in en Peter maar duwen, dat ging even goed, maar hij had niet op die sloot gerekend die midden door het weiland liep, en door de hoge waterstand niet meer te zien was. Hij werd steeds kleiner en nam de zogenaamde boot waaraan hij zich vast hield met zich mee. Toen kantelde het hele stel om. Gelukkig is het nog goed afgelopen, het bleef alleen bij de schrik en een nat pak. Als het ging vriezen was het weer een mooie ijsbaan. Mijn broers Piet en Hendrik konden heel goed schaatsen, ze zwierden met die mooie grote halen over het ijs. Ik wilde dat ook wel, maar op mijn lage schoenen en die houten schaatsen met gele bandjes waarvan die hakriemen steeds los gingen zitten, lukte dat natuurlijk niet. Wel was ik een beetje jaloers op mijn broers, het was een mooi gezicht dat wel. Maar ik dacht, als zij het op deze houten schaatsen moesten doen en lage schoenen zou het hen ook niet zo goed af gaan. Toch was ik graag op het ijs. Het was in het jaar 1929 toen ik mijn ouders hoorde zeggen dat onze boerderij zou worden afgebroken en vernieuwd moest worden. Een boerderij die daar heel veel van weg had was de Ruiter genaamd, die staat er nog steeds, iets verderop richting Achterveld, maar die van ons werd gesloopt. Wij zouden zo lang in een kippenhok gaan wonen, die was daar nu voor ingericht. Maar met ons grote gezin kwamen wij een paar slaapplaatsen te kort. Er werd met buurvrouw Mie van de Koedijk, die naast ons woonde, afgesproken dat mijn oudste zus Heintje en ik daar mochten gaan slapen. Er werd een gat in de heg gemaakt, dan gingen wij langs de moestuin binnendoor en hoefde wij niet in 10
donker over de straat. Zo gingen wij iedere avond naar onze nieuwe slaapverblijf. Ik vond het best leuk. Behalve die ene avond zouden wij nooit vergeten en kregen wij de schrik van ons leven. Wij waren op weg naar de buurvrouw toen wij langs de hooiberg liepen. Alle twee kregen we wat zwaars van boven op ons hoofd gegooid. Wij schrokken vreselijk, in paniek gooide wij dat ding van ons af en zetten het op een lopen. Nu vlug door het gat van de heg, daar waren wij al iets veiliger. Geheel overstuur kwamen wij bij buurvrouw Mie aan. Wat was het toch geweest? Wij hadden niemand gezien. Later hoorde wij dat broer Jan een geintje had willen uithalen, om die meiden eens de stuipen op het lijf te jagen, nou dat was hem dan goed gelukt. Hij was boven in de hooiberg geklommen met een oude jas, juist als wij dan langs kwamen gooide hij dat ding naar beneden. Hij had goed gemikt, wij vonden dit heus geen geintje meer. Maar zoiets kan je te verwachten als je vijf broers hebt.
EERSTE STEEN GELEGD OP 11-06-1930. V.L.N.R. VÓÓR HET MUURTJE EN OP DE TRAP: JAN, GEERTJE, HEINTJE, HENDRIK (MET STEEN), MINA, VADER EN MOEDER, N.N., AANNEMER A. BOERSEN (MET HOED), JOB, PIET EN JOHAN. ACHTER HET MUURTJE STAAN DE BOUWVAKKERS .
Aris Boersen had het aangenomen om het nieuwe huis te gaan bouwen. Mijn ouders waren het niet helemaal eens, mijn moeder had tussen de twee kamers graag schuifdeuren. Wij waren met een groot gezin en met verjaardagen of iets anders kon men er één grote kamer van maken, moeder keek even vooruit, vader vond het eerst nog niet zo nodig. Het zou later toch wel eens van pas kunnen komen, dus werd er besloten dat de schuifdeuren er kwamen. Er werd hard aan gewerkt om het voor de winter onder de pannen te krijgen. Er kwam geen rieten deken meer op. Mijn broer Hendrik en ik hadden het voorrecht om de eerste steen hiervan te mogen leggen, er zit een tegel in gemetseld met onze namen er in, met de datum 11 juni 1930. De naam Orkanje van het oude huis is er later weer netjes op gezet. Toen het huis eenmaal klaar was konden wij het kippenhok weer verwisselen voor het nieuwe huis. De spulletjes kregen weer een eigen plekje. De trouwpijp van vader, een lange witte stenen pijp in een langwerpig houten kistje met glas ervoor, die daarin altijd bewaard bleef, werd weer naast de schoorsteen gehangen. Dit was een stukje dorpsfolklore. In die tijd gaf de bruid bij het huwelijk haar geliefde deze mooie pijp deze is met groene blaadjes versierd en gevuld met 11
Friese baai (tabak) die op dag die dag werd gerookt. Zo ook bij het volgende jubileum, bij het 25 jarig huwelijk werden de blaadjes verzilverd, jammer, het goud hebben zij niet meer mogen beleven. Deze mooie pijp heeft mijn zus Heintje jaren later mee gekregen en is bij de familie Middelaar op Hoogland gebleven, waar deze traditie werd voort gezet. Ook de twee schilderijtjes die mij zo dierbaar waren, een van mijn zusje Annie de andere van mijn tweelingbroer Hendrik, werden weer naast de klok gehangen. Alleen het kabinet werd nu in de slaapkamer gezet, daar kon men heel wat spulletjes in kwijt. In plaats daarvan kwam er een nieuw buffet met een spiegel, daarboven de foto van mijn grootouders en zo kreeg alles weer een eigen plek. De heerd (de beste kamer) was nu gescheiden door schuifdeuren van de woonkeuken, waarin de leuningstoel van vader dicht bij de huishoudkachel en de hoge zwarte leuningstoel van moeder met een rechte rug voor de schuifdeuren werd gezet. De rieten stoelen weer netjes naast elkaar tegen de wand. Na het avondeten zaten wij geknield voor de stoel en baden gezamenlijk ons avondgebed en moeder bad voor, wij hierna en vader kwam altijd een stukje achteraan. Natuurlijk had ik mijn gedachte daar niet altijd bij, soms viel ik in slaap (dan kreeg ik wel een por), geen wonder als je ruim 10 kilometer had gelopen naar en van school, het was voor mij al een lange dag geweest. Het avondgebed werd soms wel erg lang, omdat er altijd wel iemand ziek was die een extra gebedje nodig had. Wij hadden toen ook een logé die wel van een grap hield en het avondgebed ook wat lang vond, die haalde stiekem een tientje van de rozenkrans af. Moeder had daar geen erg in, maar hij vond het wel raadzaam om het toch even te vertellen voor hij vertrok. Op het platteland was toen nog niet zo de gewoonte dat de kinderen na de lagere school verder door studeerde. De jongens volgden later een avondcursus op de landbouwschool. Eerst gingen zij het in de praktijk leren en werden dan voor een jaar verhuurd bij een boer. De meisjes kregen eerst naailes, dat was heel belangrijk voor later in de huishouding. Als zij thuis niet nodig waren voor het werk, gingen ook zij voor één of twee jaar weg.
De crisisjaren Alles was goedkoop en de opbrengsten van de boerderij waren laag. De kinderen moesten een handje mee helpen, er moest toch wat verdiend worden. Zo ging er ieder jaar weer één van ons de deur uit om bij een boer te gaan werken. Zij konden toch ook niet allemaal thuis blijven. Eerst ging Johan naar een boer, toen Piet, later mijn zus Geertje, toen was Job aan de beurt. Allen werden eerst voor een jaar verhuurd voor dag en nacht, als het dan daar goed beviel bleven zij nog langer. Geertje mocht alleen op zondag naar huis, mijn broers kwamen soms nog eens midden in de week thuis om schone dichte sokken te halen en gingen dan dezelfde avond weer terug. Ze gingen een paar avonden in de week naar de landbouwschool. Ik vond het maar niets, je zag hen zo weinig, ik was een van de jongste thuis. Waarschijnlijk ook vanwege het grote leeftijdsverschil en de andere gingen zo jong de deur al uit, kan ik mij niet herinneren dat ik ooit ruzie met hen heb gehad. Mij dunkt, met mijn jongste broer moet dat toch zeker eens het geval zijn geweest, anders was het ook niet normaal. In die tijd was ik ongeveer 12 jaar en ze vonden thuis dat het tijd werd dat ik ‘s morgens ook maar eens vroeg moest opstaan om de koeien te helpen melken. Daar moest ik alvast aan wennen was het antwoord. Ik was daar heus niet blij mee, volgens mij konden de anderen die paar koeien er best bij doen, maar ik werd de volgende 12
morgen al vroeg wakker gemaakt. Zo rammelde ik heel vroeg met de melkkar, een paar bussen, met de theems en drie emmers naar het weiland, dat naast buurvrouw Mie lag. De andere spande de koe voor mij zodat hij niet de emmer met melk kon omtrappen. Maar ze konden zo lelijk met hun staart om je hoofd slaan, laat staan als zij er mee in een vlaai hadden gelegen. Daarvoor zette ik een muts op. Moortje gaf een hele emmer vol, die ik bijna niet baas kon, de bles ontliep ik ook liever, dat was weer een hele taaie die kon ook zo gemeen trappen, die moesten de andere maar nemen. Ik zocht wel de gemakkelijkste uit. Zoals ik al zei lag dat weiland naast buurvrouw Mie. Zij had een grote witte haan die uit de ren was gebroken, hij kwam hier het weiland in, het leek wel of hij het op mij had voorzien en ik ging hem al een paar stappen uit de weg. Die haan liep nog een paar stappen mee, nu begon ik echt bang te worden en begon te rennen. Daar had hij zeker op gewacht, die haan kwam mij achterop, ik ben het hele weiland door gerend met die lelijke haan op mijn hielen. Ik was bang dat hij op mijn hoofd zou springen, hij had van die grote sporen aan zijn poten zitten. Het ging er nu om wie het, het langste volhield, de haan of ik. De andere vonden het zeker een koddig gezicht want niemand kwam mij helpen. De buurvrouw had medelijden met mij, zij heeft er voor gezorgd dat mij zoiets niet meer kon overkomen. Ik heb die haan nooit meer terug gezien, ik denkt dat hij in de pan beland is. Eens was ik zo ongelukkig toen ik de koeien aan het ophalen was, gleed ik uit over een grote molshoop en verzwikte mijn voet, hij zwol meteen op, zodat ik er niet meer op kon lopen en deed veel pijn. De dokter constateerde dat er een pees over de enkel was gescheurd, zes weken ben ik er zoet mee geweest, nu had ik een gedwongen vakantie. Het liep al tegen de crisisjaren, de verdienste waren niet best van de boerderij, de melk en eieren waren erg goedkoop. In die tijd werden er ook veel kippen bij de boeren uit de hokken gestolen. Wij hadden achter in het weiland ook een kippenhok staan, daaruit konden gemakkelijk kippen worden gestolen. Mijn broers hadden volgens hen wat uitgevonden dat de kippendieven de schrik op het lijf zou jagen. Zij monteerden boven aan de deur een buis en stopte daar kruit in plus een pen, als de dieven de deur zouden openen zou deze afgaan, dat zou hen wel afschrikken. Dat gebeurde ook maar op het verkeerde moment. Op een morgen hoorde wij een enorme klap, de kippen vlogen van schrik allemaal in een hoek op elkaar, waarvan vele het niet overleefde, de golfplaten lagen van het dak her en der door het land verspreid. Een geluk was het dat het boven tegen het dak bevestigd zat en mijn broer zelf geen letsel heeft opgelopen. Hij was even vergeten om het eerst onklaar te maken. In ieder geval hadden ze gemerkt dat het goed werkte. Eigenlijk had ik hem vandaag voor mijn vader voor de dag moeten halen zijn rode trekharmonica. Dat deed ik wel meer, hij speelde daar wel eens op bijvoorbeeld van het vrouwtje van Stavoren en de drie Ruitertjes elk met zijn 14 coupletten. Zo waren er nog meer van die liedjes, meestal met een trieste afloop. Maar vandaag was het voor ons een beetje een feestdag. Want eens in het jaar op 18 oktober vierden de jonge lui ossenmarktdag, dan kregen zij hun loon uitbetaald waarvoor zij het hele jaar hard hadden moeten werken. Ze brachten dit mee naar huis, Johan, Piet, Geertje en Job, alle vier waren ze in loondienst. Voor de jeugd was het een bijzondere dag ook voor mijn ouders. Het verlichte weer heel wat, maar ik vond het fijn om ze allemaal weer thuis te zien. Na de middag gingen zij met anderen jongens en meisjes naar de stad om het te vieren, natuurlijk werden er dan ook stiekeme afspraakjes gemaakt. Wat ontspanning mochten zij wel hebben, dat hadden ze onderhand wel verdiend.
13
Voor het eerst van huis Nu waren we nog met zijn vieren thuis, maar dat zou niet zo lang meer duren, twee meiden thuis was ook overbodig, ze schoven het werk toch maar op elkaar. Vreemde ogen maken mensen zeiden mijn ouders altijd. Dus nu was het mijn beurt om wat mee te gaan verdienen. Iemand uit Barneveld kwam bij ons thuis, die had hulp nodig, mijn ouders zagen ervan af omdat daar een cafeetje bij was en vonden dit niet zo geschikt. Op een middag kwam er een klein boertje met een pet op aan fietsen. Hij maakte zich bekend als Piet van het Klooster uit Hoogland zijn vrouw was al een tijd ziek. En zijn dochter was pas 11 jaar, verder waren er nog vier jongens. Daar moest twee keer per dag kaas worden gemaakt, ze waren heel hard om hulp verlegen. Mijn ouders vonden dat deze man geholpen moest worden. Omdat ik de weg niet kende werd er afgesproken dat hij mij zou komen ophalen. Ik kreeg 5 gulden, dat hoorde erbij als men had afgesproken voor een jaar te gaan werken. Ik vond dat ik dat zelf niet nodig had want ik was daar toch voor dag en nacht en gaf de helft aan mijn ouders terug en vroeg hen of zij die andere ƒ 2,50 op een boekje wilden zetten. Dit was mijn eerst spaargeld, op het einde van het jaar kwam daar hopelijk weer wat bij. Het was zover, met achter op de fiets een bundeltje kleding gebonden stond ik gereed en zag er best tegen op. Hoogland, ik kende daar niemand en hier liet ik ook mijn vriendinnen achter. Voor de eerste keer ging ik van huis, ik moest mijn eigen groot houden en niets laten merken, zouden de anderen het ook zo ervaren hebben toen zij voor het eerst een jaar van huis gingen? De boer was er al en stond te wachten, ik slikte even wat weg, nog even zwaaien en wij fietsten weg. Het was een heel eind naar de Nieuwlandseweg. Van het Klooster had niet te veel gezegd, er was hard hulp nodig, zijn vrouw kon door haar ziekte niet veel. Het was een grote boerderij. De boer zelf was een harde werker, ze waren allen heel aardig tegen mij. Met dochter Aaltje kon ik het al gauw heel goed vinden. Als de koeien gemolken waren, zorgde ik dat het water in het fornuis dat met hout werd gestookt in de werkschuur aan de kook was. Straks moest het melkgerei, de kaastobbe, vaten en andere gereedschappen daarmee schoongemaakt worden. Van het Klooster leerde mij al heel gauw hoe ik kaas moest maken dan kon hij weer ander werk gaan doen. Mevrouw van het Klooster was nog steeds ziek en lag veel op bed. Dochter Aaltje was gek op dieren, het liefst was zij achter op de boerderij bij de paarden waar zij graag op ging rijden en niet te vergeten bij het kleine veulentje. Al was het voor mijn leeftijd hard werken toch deed ik het met plezier en voelde ik mij daar thuis. Met één ding had ik het soms wat moeilijk, het feit dat ik zo weinig thuis was. Alleen op zondag na het middageten en de afwas mocht ik eindelijk weer eens naar huis. Het was een heel eind fietsen en ik kon maar zo kort thuis wezen. Om negen uur moest ik weer terug zijn, na het avondgebed gingen zij onder de wol, morgen was het weer vroeg beginnen. Maandag was een drukke dag, het was de wasdag, het fornuis had ik al aangemaakt. Aan de overkant van de weg was de wetering, met mooi helder water, daarover lag een vlonder zodat men gemakkelijk uit het midden de emmers water kon scheppen. Die morgen had het iets geregend, het plankje was wat glad, ik bukte mij met de emmer in mijn hand en gleed weg. Daar ging ik kopje onder en kon niet 14
zwemmen, in het wild sloeg ik om me heen en kreeg het benauwd. Ik dacht bij mezelf, Mina daar ga je. Het leek zolang te duren, eindelijk voelde ik een graspol en klampte mij er aan vast, mijn hoofd kwam weer boven water. Nu nog eruit zien te komen, daar stond ik als een bezopen katje drijfnat op de kant. Ze schrokken toen ze mij daar zo zagen staan, maar gelukkig ik was er nog, later hebben wij er hartelijk om moeten lachen. De emmers moesten zij een stuk verder op gaan zoeken, die waren afgedreven de wetering op. Ik kreeg steeds meer taken te doen, kaas maken, voor het eten zorgen. Aan één ding kregen ze mij niet. Op vrijdag gingen zij in Amersfoort naar de markt, ze kwamen dan terug met levende garnalen. Daar had ik een afkeer van, die gingen levend de pan in met kokende water, vreselijk vond ik dat. Ik werd daar natuurlijk door de jongens mee geplaagd en niet alleen voor grote spinnen, maar op deze springers was ik ook niet gesteld. Dit was nu hun kans om mij eens te plagen. Voor deze kleine beestjes hoefde ik heus niet bang te zijn, zij pakten een handje vol, zijn dit geen mooie beestjes? Ik vond het maar griezels en deed hiervoor graag een stap terug totdat ik buiten was. Voor geen geld zou ik ze zo in het kokende water durven doen, ik denk dat dit er toe heeft bijgedragen dat ik deze delicatesse niet meer heb gegeten. Met mevrouw van het Klooster ging het steeds verder achteruit, zij had hierdoor meer verzorging nodig. Thuis zagen ze wel in dat het voor mij te zwaar werd, ik was 16 jaar. Mijn zus Heintje was 5 jaar ouder, zij heeft mijn taak zolang over genomen. Intussen ben ik nog voor een jaar naar een andere boer geweest. Daar vond ik het niet zo prettig, met die mevrouw ging het best maar de boer vond ik maar een oude brompot. Als het eten niet naar zijn zin was en dat gebeurde wel meer, dan pakte hij zijn bord op en bracht hij het naar de varkens, ofschoon op het eten niets was aan te merken. Je snapt het wel, de sfeer leed hieronder, ik kon daar niet tegen en ben weggegaan. Totdat mijn zus Heintje kennis kreeg met Toon Middelaar uit Hoogland en ging trouwen. Er werd gewisseld, nu kwam zus Geertje thuis. Ik ging weer terug naar mijn oude betrekking in Hoogland. Mevrouw was intussen overleden, dochter Aaltje kon het niet alleen aan. Ik nam mijn werk weer op en voelde mij al gauw weer helemaal thuis. Ondanks dat er hard gewerkt moest worden heb ik dat altijd met plezier gedaan. Je hoorde nooit een verwijtend woord, wij konden goed met elkaar opschieten. Ook had ik daar leuke vriendinnen. Wij zagen elkaar hoofdzakelijk op zondag na de mis van 10 uur. We liepen met ons zevenen bij elkaar, met de winteravonden werden er “deeresklits” gehouden (vriendinnen onder elkaar). Dit was een oud gebruik, dan gingen wij met zijn allen om de beurt naar elkaar toe en maakte er een gezellige avond van. Wij begonnen eerst met koffie en wat lekkers, dan kwam er een glaasje op tafel, als de stemming er goed in zat ging de club de deel op. Daar werd gedanst en gezongen. Soms waren de jongens dit te weten gekomen, dan hoorde je de achterdeur zachtjes opengaan en kwamen ze erbij. Die dansten en hotsten dan gezellig mee. Van “scheepje zeilen” of “wie kiest er een vogeltje”. Natuurlijk werden er dan stiekeme afspraakjes gemaakt. Als het tijd werd gingen wij eerst naar binnen voor een lekkere kop chocolademelk met broodjes en krentenbollen. De jongens wachten dan wel even, maar zij konden het feest ook lelijk in de war schoppen. Op een avond moesten wij naar Corrie Esveld, de hele avond ging het goed, wij hadden het gezellig op de deel. Er waren wel een paar jongens bij geweest, maar stiekem hadden de anderen plannen gemaakt. Nu werd het tijd voor ons en gingen wij naar binnen voor de broodjes en chocolademelk. Daar hadden wij onderhand wel 15
trek in. De moeder van Corrie ging de kelder in om de broodjes te halen, tot haar schrik waren alle met zorg klaargemaakte broodjes verdwenen. De jongens waren ons voor geweest, ze hadden met een lange stok met op het einde een grote spijker door het kelderraam de lekkere broodjes voor onze neus weggepikt. Wij spraken met elkaar af niets te laten merken, dan hadden zij er geen aardigheid van. Wij hadden toch even goed pret gehad. Omdat ik altijd alles eerlijk vertelde thuis, ook over die derensfeestjes en dat wij nog bij een andere vriendin waren uitgenodigd, had ik het mezelf erg moeilijk gemaakt. De reactie van mijn ouders was niet zo enthousiast. Hoe laat is het feest afgelopen vroeg vader bezorgd? Ja ik moest het wel zo ongeveer zeggen, nou dan zal ik zorgen dat ik er op tijd ben om je naar van het Klooster te brengen zei vader. Het overviel mij, dit had ik helemaal niet verwacht. Mijn vriendinnen zouden daar zeker om moeten lachen, als vader mij op zou komen halen, nee dit mocht niet door gaan. Toen de avond hiervoor aangebroken was dacht ik nog even, zou vader dit wel écht doen? Ik durfde het risico niet te nemen en zo zat ik die avond, waar ik mij zo op verheugd had, mokkend thuis. Het duurde niet zo lang meer of ik kreeg kennis aan Kees, een jongen uit Hoogland, hij meende het heel serieus. Dat heeft wel een tijdje geduurd, mijn ouders vonden het goed, maar zelf was ik er niet zo zeker van en heb het uitgemaakt. Ook andere afspraakjes waren van korte duur. Ofschoon het met de wintermaanden wel prettig was als je dat lange stuk op de fiets niet alleen in het donker hoefde af te leggen. Op een zondagavond toen ik van huis weer naar Hoogland terug fietste schrok ik hevig, doordat ineens iemand, waar hij zo gauw vandaan kwam weet ik niet, mij tegen hield en mij van de fiets aftrok en ik bijna kwam te vallen. Hij zei niets. Meteen dacht ik, Ik moet maken dat ik weg kom maar hoe, was er maar iemand in de buurt. Ik raakte al iets in paniek en probeerde los te komen. Toen kwam daar de oplossing, ik zag in de verte een fietslichtje aankomen en vroeg om hulp. De man maakte bliksemsnel dat hij weg kwam. De onbekende redder heeft mij veilig thuis gebracht. Vanaf die tijd bleef ik de zondagavond thuis en fietste niet meer in donker terug. Maandagmorgen ging ik dan weer vroeg van huis. Toevallig viel deze maandag op 1 april. Dit was mijn kans om mijn broer Jan ook eens tuk te nemen, hij had altijd nog wat te goed. Ik moest wat verzinnen, hij zat onder een koe te melken, de emmer bijna vol en zei gedag, ik deed de achterdeur achter mij dicht zodat het net leek of ik weg ging, en kwam meteen weer terug en riep, Jan kom eens gauw, de varkens zijn losgebroken, ze lopen hier rond. Ik kan toch zomaar niet onder deze verse koe (die had pas een kalfje en gaf een grote emmer vol melk) weglopen, zei hij. Je moet het zelf weten, zei ik en keek bezorgd naar buiten om de hoek. O, ze gaan de weg al op, riep ik en hoorde hem een vloek zeggen. Daar kwam hij aan en had geen tijd meer om de emmer over te gieten in de melkbus zodat de poezen op de deel er ook nog van profiteerden. Ik zie ze niet, riep Jan. Aan deze kant van het huis lopen er wat en de rest loopt op straat, riep ik. Het was nog donker en hij maar zoeken, ik kon mijn lachen bijna niet houden. Het werd tijd dat ik weg kwam en riep nog even 1 april. De rest maar niet meer afgewacht, eindelijk had ik hem nu ook eens beet. Het jaar 1940, de Duitsers waren in aantocht. Om de vijand tegen te houden werden de gebieden ten noorden van de linie en het valleikanaal onder water gezet. Boerderijen en huizen werden in brand gestoken om het schootsveld te verruimen, vrijwel de hele bevolking in deze omgeving werd naar Noord-Holland geëvacueerd. Op Hoogland werd ook over evacuatie gesproken, van het Klooster maakten met 16
de jongens een soort schuilplaats waar hij spullen in kon opbergen die hij eventueel straks weer nodig had als wij weer terug zouden komen. Ook ik meende hierin een steentje bij te moeten dragen en dacht dat ik op mijn manier heel technisch bezig was, gewapend met een zaag en hamer ging ik naar boven. Op de slaapkamer schoof ik het ledikant opzij. Tussen de balken en de zoldervloer was een hele ruimte. Ik zaagde daar twee planken los, stouwde daar waardevolle spullen in die straks waarschijnlijk niet meer te krijgen zouden zijn. De planken werden weer keurig vastgemaakt, het ledikant weer op zijn plaats en niemand zou dit volgens mij ooit kunnen vinden. Wij moesten nu weg vanuit Hoogland, het werd hoogtijd. In de buurt zagen wij dat al enkele huizen door de Duitsers in brand waren gestoken. Ook een boerderij in de watersteeg stond in de fik. Het was begin mei 1940, wij zouden vanuit Spakenburg met de boot vertrekken, daar zag ik ineens mijn zus Heintje met de kinderwagen en haar baby, de andere kleuter liep ernaast. Wat vond ik dat erg als men met zulke kleintjes moet vluchten. Heel even heb ik haar maar gezien, wij moesten de boot op. Zij kwam weer op een andere plaats terecht. Wij werden in Edam ondergebracht. Zouden ze thuis uit Stoutenburg en Achterveld ook hebben moeten vluchten? Eindelijk hoorde wij dat ook zij in het noorden zaten. De mensen, broer en zus Conijn, waren heel bezorgd over ons. Ook voor hen was het nu behelpen met ons erbij, het heeft gelukkig maar een week geduurd. Op 5 mei 1940 capituleerde Nederland, met deze gastvrije mensen bleef ik later nog altijd contact houden. Toen wij terug keerden zagen we hoe veel schade in die korte tijd was aangericht. Al onze voorzorgsmaatregelen waren verloren geweest. De boerderij van Piet van het Klooster aan de Nieuwlandseweg was helaas ook afgebrand, alleen het land kon weer bewerkt worden en voor het vee worden gezorgd. De boerderij moest eerst weer opnieuw worden opgebouwd dus tijdelijk werd er voor onderdak gezorgd. Mijn fietstochten van en naar Hoogland zaten er nu definitief op.
Er verandert heel wat Mijn zus Geertje had ook trouwplannen gekregen, dat was de derde die ging trouwen, nu kwam ik weer een poosje thuis. Er werden nog meer plannen gemaakt, mijn ouders werden een dagje ouder dus werd er wat geregeld voor de toekomst. Jan de oudste zou thuis blijven op de boerderij om mijn ouders te helpen. Vader kon het huis van buurvrouw Mie erbij kopen want zij ging naar het dorp, dat kwam heel goed uit. Dan kon Hendrik de jongste van het stel daar later gaan wonen. Het land moest nog worden verdeeld, het was niet zo groot, maar met wat polderland erbij zouden ze elk wel hun brood daaraan kunnen verdienen. En zouden ze, als het nodig mocht zijn, elkaar over en weer nog eens kunnen helpen. Piet en Job waren er ook nog, die werkten nog bij een boer, jaren hadden zij voor een ander gewerkt en ze wilden ook wel eens voor zichzelf beginnen.
17
HET GEZIN VAN DIJK, VADER EN MOEDER MET DAARACHTER VAN LINKS NAAR RECHTS: HENDRIK, JAN, JOHAN, PIET , HEINTJE, JOB, GEERTJE, MINA.
Die gelegenheid deed zich voor toen er een groot stuk polderland te koop kwam in Brabant bij Oss. Vroeger wilde dat wel eens onder water lopen. Dit was nu verbeterd door goede waterafvoer vanaf de rivier de Maas. Met drie boeren, Peel van de Hengel boer Visser, en mijn vader, gingen zij daar eens een kijkje nemen, allen hadden zij grote jongens thuis. Het was wel een stuk van huis, de jongens zouden zelf een beslissing moeten nemen of zij daar een nieuwe toekomst op wilden gaan bouwen. Ja hoor het ging door. Mijn vader en de andere twee boeren kochten daar elk een stuk grond. Het duurde nog wel even eer Piet en Job daar definitief heen gingen, soms reden zij met paard en wagen naar Oss om het nodige daarheen te vervoeren, je begrijpt dat het heel veel tijd zou kosten. Later hebben ze daar in de buurt een kosthuis op gezocht zodat ze dicht bij hun werk waren, zolang de boerderij nog niet klaar was. Toevallig kwamen er nu weer twee broers naast elkaar te wonen, Piet en Job. Deze twee konden als het nodig mocht zijn elkander ook weer helpen. De schuifdeuren die thuis zo gemakkelijk waren geweest, met zoveel kinderen, om er als het nodig was één grote kamer van te maken, was nu niet meer nodig en werden dicht gemaakt. Jan bleef met schoonzus Marie thuis op de boerderij, Vader en moeder bleven apart wonen. Als mijn ouders hulp nodig hadden waren zij dicht in de buurt. Zo had iedereen bij ons zijn eigen stekkie gevonden behalve ik. Het heeft zeker zo moeten zijn. Broer Johan, die op Achterveld woonde, had intussen al een groot gezinnetje, zelfs ertussenin nog een tweeling. Zijn vrouw Jans was weer in verwachting en men was hard om hulp verlegen, ik ging daar helpen. En zo verhuisde ik naar mijn broer en schoonzus. Je kon wel zeggen dat wij een sterke familieband hadden. Dit was weer heel wat anders, nu ineens in een gezin met kleine kinderen. Ik wist nog heel goed dat de twee oudsten bij hun geboorte zo’n grote haast hadden. Mientje de oudste kon de negen maanden niet eens afwachten. Bertus de tweede maakte het nog bonter. Johan en Jans wilden toch nog even naar vaders verjaardag gaan. Zij waren een klein stukje met de fiets 18
onderweg, toen Jans zei, ik geloof dat wij maar terug moeten gaan ik voel mij niet goed, maar die kans kreeg zij al niet meer. Zij waren gelukkig net tegenover Gijs Steenbeek in de Eemelaarseweg en maakte daar een noodstop. Mevr. Steenbeek was heel bezorgd, ga maar even op mijn bed liggen dan zakt de pijn straks wel weer af. Het liep allemaal anders, zij kreeg er onverwachts nog een logé erbij. Bertus werd daar geboren, Jans werd met haar zoontje daar de hele week gastvrij verzorgd. Ik ben daar toen de was gaan doen om Mevr. Steenbeek met al het extra werk die zij onverwachts erbij had gekregen wat te ontlasten. Henk, één van de tweeling die daarop volgde, was een deugniet, eens had zijn vader hem van tafel gestuurd hij moest zich maar eens beter gedragen. Al spoedig was hij weer terug, dan maar in de schuur, zei zijn vader, ik heb toch gezegd een poosje weg te blijven. En deed hierbij de deur op slot, ziezo nu zal hij het wel afleren. Maar tot onze verbazing zagen wij hem even later boven op de nok van het dak lopen. Op zaterdag moest het hele stel (toen nog negen) in de geut om de beurt in de teil gewassen worden. Eerst de kleinste en zo verder naar de oudste. Nu en dan wat heet water bijvullend. Er was heel wat te doen in dit grote gezin, dat ook weer een grote was met zich meebracht die met de hand gedaan moest worden. Jans moest op een morgen naar het dorp, voor die tijd zetten zij alvast de bruine bonensoep op de huishoudkachel. Ik had een van-Dijken-kwaaltje en kon heel slecht ruiken. De kinderen hielden mij zo bezig, dat ik de soep vergeten was, Jans kwam terug en zei, vandaag kunnen wij zingen, ik rook het al op de dam. Wat erg, ik had het eten aan laten branden, waar ik later nog wel eens mee werd geplaagd.
Onderduikers Ons land was nog steeds bezet door de Duitsers, veel mensen werden vervolgd of opgepakt. Maar stiekem werkten velen, ondanks het grote risico voor zichzelf, bij de ondergrondse. Ook gaven zij mensen onderdak om veilig de oorlog door te komen. Mijn broer en schoonzus zaten ook bij deze groep ondanks het feit dat zij zelf negen kinderen hadden. Ook waren zij bereid om deze mensen onderdak te verlenen. Op een zekere dag kwam iemand daar zijn intrek nemen, hij was van Joodse afkomst, wij noemde hem ome Jan. Daarna kwamen Arie en Cor erbij, alles moest geheim blijven. Er waren een paar schuilkelders gemaakt, je wist maar nooit, als er soms onverwachts een inval kwam. Later hoorde wij dat er parachutisten waren geland bij Arnhem. Eén van hen was Robert William Peatling, hij zag hoe zijn kameraden al waren gesneuveld eer zij de grond hadden bereikt. Hij was hard terechtgekomen. Met een pijnlijk been vluchten hij een schoolgebouw binnen, niets vermoedend dat hij in het hol van de leeuw terecht was gekomen. De Duitsers liepen hier in en uit. Hij klom vlug boven op een grote boekenkast en had gelukkig nog een noodrantsoen bij zich. In de nacht ging hij op zoek naar water. Deze toestand duurde 21 dagen totdat hij door de ondergrondse werd bevrijd uit zijn benarde toestand. In Duitse uniformen hielp de ondergrondse hem te ontvluchten. En ook deze persoon kwam uiteindelijk hier terecht en vanaf nu was hij ome Kees. Wij waren nu met 16 personen en zaten toch echt vol. Ome Jan schilde dagelijks de aardappelen voor de hele club en ook de anderen probeerden hun steentje bij te dragen. Ome Kees moest voor de veiligheid de eerste zes weken boven blijven. Op een morgen was hij zich beneden bij de pomp aan het wassen, niet opkijkend toen de buitendeur open ging. Hij was in de veronderstelling dat wij het waren en riep “Good Morning”, dat was een grote 19
fout. Het was er niet een van ons maar tante Griet stond in de deur. Heel verbaast kwam zij naar mij toe en fluisterde, wie is die rare knul, ik stelde haar gerust. Dat het iemand was die zich vuil had gemaakt in de volkstuin en had gevraagd zich even hier te mogen wassen. Ik dacht bij mijzelf, wat heeft Johan nu weer in huis gehaald, zei tante Griet. Maak je maar niet ongerust hij gaat zo dadelijk weer weg. Wij konden hem ook niet zo vuil weg laten gaan en de pomp staat hier zo om de hoek. Zij was nu gerustgesteld, gelukkig was het niet iemand anders geweest. Dit was weer een les voor ons, dat wij voorzichtiger moesten zijn want onverwachts kwam je soms in moeilijke situaties. Ome Kees droeg een koppelriem met holster waarin een geladen revolver zat met 6 scherpe patronen, die hij altijd bij zich droeg. Dit liep te veel in de gaten, daarom had ik in zijn colbertjasje een extra zak genaaid. Op een morgen was hij zijn revolver kwijt, hij begreep daar niets van. Altijd droeg hij hem bij zich, maar heel even had hij zijn jasje uitgedaan toen hij naar het toilet was gegaan. De hele dag hebben de mannen lopen zoeken zonder resultaat. Voor ik naar bed ging zette ik de kinderen nog even op de po zodat zij de nacht goed door kwamen, dat spaarde weer extra was uit. Ik beurde Bertus slaapdronken uit zijn bed en schrok vreselijk, daar lag de geladen revolver met zes scherpe patronen. Bertus lag daar rustig bovenop te slapen, de kinderen hadden een goede engelbewaarder gehad. Ze hadden er de hele dag mee gespeeld achter het kippenhok. Gelukkig zat daar een goede veiligheid op, zodat de kinderen die er niet af hadden kunnen krijgen. Wij zouden nog wel eens meer in angst zitten. Ome Kees wilde ook wel eens de frisse buitenlucht in. Ik was in de schuur met de grote was bezig, toen hij even om de hoek kwam kijken op het verkeerde ogenblik. Juist kwamen er ook twee Duitsers aan, die wilden graag wat eieren hebben. Er was afgesproken dat hij als hij in een gevaarlijke situatie kwam zich onnozel en stokdoof moest houden. Hij had weer geluk gehad. Ik vroeg mij wel eens af, zou het altijd goed blijven gaan? Ook die keer toen broer Johan naar Achterveld was, Jans bij de kinderen in huis. Daar liepen weer Duitsers naast het huis met het geweer op hun schouders. Ik wist dat de Engelsman buiten was dus liep ik naar de Duitsers toe en zag ome Kees in het weiland lopen. Vlug ging ik zo staan dat de Duitsers met de rug naar het weiland gekeerd stonden. Ze kwamen het paard vorderen. Ik keek stiekem of de Engelsman het niet op een lopen ging zetten, het ging goed, hij was bijna bij het kippenhok. Tegen de soldaten zei ik op mijn manier (want ik kende geen Duits) en zij verstonden mij toch niet goed: Dat paard kan niet mee het is hoog drachtig, daar heeft u niets aan, hij krijgt zo een veulentje. Het duurde even om dat met gebaren uit te leggen, dat was ook mijn bedoeling om de tijd te rekken, zodat ome Kees weg kon komen. Het was gelukt, het paard lieten ze lopen. Het voornaamste was dat de Engelsman op tijd weg had kunnen komen. Ome Kees dorst de hele dag niet meer terug te keren naar huis en bleef tot de avond toe bij de beek liggen. Wat zou er gebeurd zijn als zij maar iets eerder waren gekomen. De vrouw van Arie wist niet waar haar man ondergedoken zat, zij hadden elkaar een lange tijd niet meer gezien. Zij was op zoek naar hem, hij had ons ‘n keer een foto van haar laten zien en die zat nog goed in mijn geheugen. Op zekere dag kwam hier een mevrouw aan de deur vragen om wat melk, dat gebeurde wel meer want alles was schaars. Het gezicht kwam mij wel bekend voor. Toen zij weg was, riep ik Arie, kan het zijn dat uw vrouw net hier was? Heeft zij zulke kleding? Ja dat was zo, welke kant is zij opgegaan, vroeg hij verrast en pakte vlug een fiets, ook hij was nieuwsgierig naar zijn vrouw maar kon haar helaas niet meer vinden. Als het weer gebeurd, roep mij dan, dat 20
beloofde ik. Wat was dat erg zo gescheiden te moeten leven, wat een rot tijd. Het duurde weer een tijdje, weer kwam dezelfde mevrouw aan de deur vragen om wat melk, nu gaf ik mij geen tijd om Jans te waarschuwen en vroeg haar of zij even wilde wachten. Ik ging Arie roepen, neem mij niet kwalijk als het een ander is zei ik. En ja hoor het was werkelijk zijn vrouw. Eindelijk had zij hem gevonden. Op dat ogenblik waren er weer twee gelukkige mensen. Gelukkig dat mijn broer en schoonzus zo nuchter reageerden, dat was deze keer heel belangrijk. Als het avond was zat altijd de buitendeur op slot, nu even niet omdat Ome Jan naar buiten was gegaan. Wij zaten allen rond de tafel, Johan, Jans en vier onderduikers, ik was aan het kousen stoppen. Ineens hoorde wij zware voetstappen van laarzen. Wij schrokken van dat geluid, er was nog een kamer tussen, waar geen lamp brandde, voordat ze bij ons waren. Heel snel werd er gereageerd, Cor sprong achter een deur van die kamer, dus die liepen ze voorbij, de anderen vluchtten door het slaapkamerraam naar buiten. Onze eerste gedachte was verraad, het ging allemaal zo vlug. Ik voelde dat mijn hand iets trilde, gelukkig zat daar een kous over heen waarmee ik aan het stoppen was. Johan en zo te zien ook Jans, bleven heel rustig. Johan vroeg, wat is er van u dienst? Morgen vroeg moest hij wat werk voor hen doen. Hij beloofde het gelukkig en ze vertrokken weer. Mijn broer kennende ging hij er natuurlijk nooit heen en bleef rustig thuis. Zij hadden het eens moeten weten dat er een Engelsman gewapend buiten achter het slaapkamerraam lag en een Jood vlak in de buurt met nog andere onderduikers. Arie vond het te gevaarlijk worden met ome Kees erbij, die vertrok na een tijdje, wij moesten er ook niet aan denken als er werkelijk iets gebeurd was. Het was streng verboden om naar de geheime zender te luisteren maar hier werd alles goed bij gehouden, hoe ver of het land bevrijd was enz. In het zuiden was het zover, Ome Jan die drie jaar hier was geweest kon nu eindelijk naar zijn vrouw en kinderen, hij had het overleefd. Ook Cor kon naar huis, de bevrijders kwamen steeds dichterbij. Toen ome Kees hoorde dat zij in Barneveld zaten wilde hij er meteen heen, mijn broer vond het beter nog even te wachten. Hij was niet meer te houden en wilde naar zijn kameraden die zo dichtbij waren, wij zouden nog van hem horen. Zo ging ook hij binnendoor over weilanden en sloten de vrijheid tegemoet. Maar wij waren nog niet bevrijd. Op een zondagmiddag zaten wij in de katholieke St.Josefkerk in Achterveld toen die werd beschoten. De granaten hoorde je in de verte met een hoge fluittoon al aan komen, niemand mocht de kerk verlaten. De soldaten stonden de wacht te houden, behalve de hoofdingang waren er ook nog een paar zijdeuren. Griet Hak en Marie Ommen waagde het toch om de kerk te verlaten, ze werden echter geraakt door granaatscherven. De eerste was op slag dood en de andere zwaar gewond. Wij wachtten tot het sein werd gegeven dat we eruit mochten. Onderweg naar huis hoorden wij weer die granaten afschieten en we doken gelijk in een greppel en wachtte daar tot het weer voorbij was. Het was 18 april toen de Canadese zeven Duitsers overmeesterden bij de toren (uitkijkpost). Wij hadden niet gedacht dat wij op het laatst nog zoveel narigheid zouden meemaken.
21
IK ZAT IN DE KERK IN ACHTERVELD TOEN DEZE WERD BESCHOTEN.
De bevrijders kwamen steeds dichterbij, totdat wij er tussenin kwamen te zitten, ieder aan een kant van het huis. Johan had uit voorzorg zakken zand voor de kelderdeur opgestapeld. Die bewuste nacht op 24 april zaten wij met ongeveer 20 personen in de kelder, ook kinderen van de familie, aan de ene kant van het huis de Duitsers en de andere kant onze bevrijders. In de nacht keek ik even door het keukenraam, die was stuk. Er was een granaat naar binnen gegooid die niet ontploft was, in de verte zag ik iets branden, het werd te gevaarlijk. Wij zouden met zijn allen de volgende morgen vertrekken naar Terschuur niet ver van Barneveld. De volgende morgen zagen wij in de verte de buren al aankomen, die gingen al weg. De familie Bosman met paard en wagen. De man met naast zich voor op de wagen de twee kinderen en zijn vrouw liep er een heel stuk achteraan met de kinderwagen, daarin had zij het een en ander mee genomen wat ze voor het dagelijks gebruik nodig hadden. Ze waren precies bij ons op de dam toen het vreselijke gebeurde. Wij hoorden een enorme knal en zagen niemand meer, geen paard en wagen of mensen, alleen wat kleding hing nog boven in de boom. Daar kwam mevr. Bosman aan lopen geheel overstuur roepend, waar is Jan, waar zijn mijn kinderen, wat is er gebeurd? Hoe moesten wij haar troosten, woorden schoten tekort, wij belden de huisarts, er was iets vreselijks gebeurd, hij kwam onmiddellijk en gaf haar iets om wat te kalmeren. Die nacht waren er landmijnen gelegd, mijn broer kwam naar mij toe en vroeg, zeg Mina wil jij even naar het weiland gaan, het vee loop er nog en neem wat mee. Ik wist wat het betekende toen ik het verminkte lijk zag en kon het niet meer opbrengen om daar wat overheen te leggen. Het was vreselijk en ik vroeg mijn broer dit over te nemen. Daarna liep ik met de huisarts mee naar de overkant waar nog een klein meisje lag in een rood manteltje, zo te zien ongeschonden. Maar ook hun dochtertje Truusje was 22
helaas overleden, er kon niets meer voor haar gedaan worden. Kijk maar niet te lang zei de arts tegen mij en wij liepen terug. Wat zag ik daar liggen tegen de heg aan, in de buurt waar de landmijn ontploft was, het was een gewricht met daaraan nog een groot stuk vlees. Breng het maar even weg zei dokter Braun misschien moet het straks mee naar het kerkhof. Ik moest wel en pakte met afgrijzen het nog heel warm aanvoelend verscheurde gedeelte op. Wat voor zo kort geleden nog een sterk iemand was geweest, hij die zijn gezin in veiligheid had willen brengen. Ik legde het zolang in een kas in de tuin. Wij waren zo dicht bij de bevrijding geweest waarom moest dit nog gebeuren. Een zoontje van hen Wim werd gewond in een sloot gevonden, hij had het samen met zijn moeder overleefd. Voordat er nog meer ongelukken zouden gebeuren gingen wij met de kinderen weg. Enkelen liepen naast de fiets die wij hadden meegenomen, die konden straks nog van pas komen. Eén van de kinderen raapte onderweg iets op, het bleek een handgranaat te zijn, leg voorzichtig neer werd er geroepen nergens aankomen en we liepen weer verder. Totdat wij in Terschuur waren, hier was het veilig. Er waren velen slachtoffers gevallen. De onderduikers die bij ons hadden gezeten hadden het overleefd, wij waren ongeveer een week weg geweest. Op 5 mei tussen 17.00 uur en 18.00 uur vond de ondertekening plaats van het capitulatiebesluit in Hotel de Wereld te Wageningen. Eindelijk was de oorlog voorbij, wij konden weer terug naar huis. De oorlog had zijn sporen achter gelaten, heel veel slachtoffers waren er gevallen. De onderduikers en wijzelf hadden het overleefd, ofschoon er soms wel bange momenten waren geweest. Veel moest er weer worden opgebouwd. Het gewone leven kon nu weer een aanvang nemen. 31 augustus: de verjaardag van onze Koningin werd gevierd, jongens en meisjes zochten elkaar op. Een jongen kwam naar mij toe, hij wilde met mij samen deze avond door brengen. Ik ging daar niet op in en had met mijn vriendinnen afgesproken. Ik zei tegen hen, leve de vrijgezellenclub, we blijven vanavond bij elkaar want ik kende hem niet. In de herfst werd er een toneeluitvoering gegeven door de jongeren van Achterveld, dat waren altijd leuke avonden. Samen met mijn vriendinnen gingen wij daar heen, daar zag ik hem weer en dacht die komt zeker voor mij hierheen. Ik wilde nog een poosje vrijgezel blijven net als mijn vriendinnen en ging aan de andere kant van de zaal er weer uit. Deze avond hadden wij dan met z’n allen pech, want ik miste nu ook mijn toneelavond. Hij liet zich niet zo gauw uit het veld slaan. Hoe hij aan mijn adres was gekomen weet ik niet maar er kwam een keurige brief thuis voor een nadere kennismaking. Deze jongen meende het dus echt, wat moest ik daar mee aan. Met mijn schoonzus Jans kon ik goed overweg, zeg wat zou jij doen grapte ik, nou je bent er toch nog niet aan getrouwd, zei ze daarop en ze had wel gelijk ook. Zou ik die gijn eens hebben en een afspraakje maken? En zo ging mijn eerste briefje aan Johan de deur uit. Wij zouden elkaar ontmoeten tegenover mijn thuis, bij de steeg van Ossendrijver. Bij deze ene afspraak bleef het echter niet er volgde er meer. Wij ontmoeten elkaar één keer in de week op zondagavond. Ik snap nog niet dat hij dit geduld kon opbrengen. Want ik kon pas weg als de kinderen op bed lagen, want Jans mijn schoonzus had mij nodig, omdat zij weer in verwachting was kon zij al dat werk niet alleen aan. Op een zondagavond fietste ik met mijn nieuwe vriend door de Kiefkamp, het was een smal paadje binnendoor. Johan fietste voorop ik daar achteraan en zijn voorwiel kwam in de bocht in een mollenrit terecht, dat ging niet goed. Hij maakte een salto over het stuur daar lag hij in het weiland, ik moest wel lachen, het was ook een koddig gezicht. Hij zal zich wel pijn hebben gedaan, maar liet niets merken, eerst het stuur maar even recht zetten zei hij en dan gaan we gewoon weer verder. Ja, je moet er heel wat voor over hebben zei hij eens toen hij lopend naar huis moest. Op een 23
zondagmiddag was het al beginnen te sneeuwen, de vlokken werden steeds groter en met de avond lag er al een dik pak sneeuw. Wij hoopten dat de sneeuwploeg nog zou komen, die lag al aan de kant van een weiland klaar, het was een grote driehoek waar het paard voor werd gespannen. Maar de sneeuwploeg zagen wij nog steeds niet komen. Door de harde wind was het op grote wallen gewaaid en er was bijna geen doorkomen meer aan. Johan moest de volgende morgen ook thuis zijn om zijn vee te verzorgen. Fietsen ging nu niet meer dan maar omgekeerd dacht hij en pakte zijn fiets op zijn nek, er zat niets anders op en ging lopen. Wat had hij aangehaald. Hij was doodmoe thuis gekomen, zijn gedachte waren toen geweest, ik stop hiermee, dit is de laatste keer. Maar na een week was hij weer goed uitgerust en dacht hij er weer anders over, zulk weer gebeurd toch ook maar zelden. Bij je vriendin in hetzelfde huis overnachten was er niet bij, dat hoorde niet. Laat naar huis gaan kon soms ook weer problemen geven. Dat ondervonden wij toen mijn broer en schoonzus waren uitgenodigd op een bruiloft, ik zou die avond op de kinderen passen en Johan hield mij gezelschap. Ik moest toegeven dat het wat laat was geworden, de klok wees al bijna half twee toen mijn broer en schoonzus thuis kwamen en wij nog rustig in de kamer zaten. Jans keek niet zo vriendelijk toen ze ons nog zag zitten en zei jullie hadden al lang op bed moeten liggen, ik had haast uit de grap gezegd wees blij dat wij dat niet gedaan hebben. Ik snapte het niet, toen ik zag dat zij het meende, hield ik mij gauw stil. Ik wist, wij hadden het te laat gemaakt, ik dacht dat zij zich onnodig bezorgd maakte, je wist maar nooit met een verliefd stelletje in huis. Zou dit het kunnen zijn vroeg ik mijzelf af? Je hoorde maagd te blijven tot aan je huwelijk. Dat respecteerden wij ook, middelen om zoiets te voorkomen bestonden niet. Dit zal de reden moeten zijn dacht ik waar ze zich bezorgd over maakte. Jans moest nog even hierop reageren, Mina als je maar goed begrijpt dat jij morgen weer vroeg op moet. Dit kwam er nogal wat nors uit, ik had niet verwacht dat Jans boos op mij zou worden. Er was toch immers geen reden voor geweest. Over onderwerpen als seksualiteit werd nooit openlijk gesproken, je leefde immers op het platteland op een boerderij waarin de lente het nieuw leven weer zichtbaar was. Waar gezaaid en geoogst werd. De volgende dag was alles weer gewoon, men kon nergens meer iets van merken. De sfeer was gelukkig weer als voorheen.
Een eigen toekomst opbouwen Wij hadden nu ongeveer twee jaar verkering. Johan die zelf al wat koetjes had, wat jongvee en een hok met kippen, keek al uit naar een boerderij om voor zichzelf te beginnen. Hij was al eens in Brabant wezen kijken maar dat was goed tegen gevallen. Er kwam een boerderij vrij van ruim 9 hectaren in Achterveld van een ouder echtpaar zonder kinderen van Albert Voskuilen, ze hadden wel een inwonende broer. Zij wilde er zelf nog naast blijven wonen en een paar kippen houden. Dat was nogal wat, hoe moest het met de woonruimte? Om precies te krijgen wat men graag zou willen dat red je haast nooit. Johan ging eens kijken met mijn vader. Als er een keukentje aangebouwd werd zou het kunnen. De boerderij lag aan een zijweg van de Helweg. Waar wij alle twee aan zouden moeten wennen was dat er geen elektriciteit was. Dat zou dan heel romantisch kunnen zijn. Samen bij een petroleumlampje, als je voor jezelf wilt beginnen moet je dat maar voor lief nemen. Het werd gekocht en ook nog koeien, een paard en wat kippen. Op 1 oktober kon Johan daar beginnen, hij bracht zijn eigen vee ook daarheen en zo begon hij vol enthousiasme een nieuwe toekomst op te bouwen. 24
HIER OP HET HAVIKHORSTERPAD 3 TE ACHTERVELD HEBBEN WE 18 JAAR GEWOOND, VAN 5 NOVEMBER 1947 TOT 23 JULI 1965. HIER ZIJN WE BEGONNEN.
Onze trouwdag werd op 5 november gezet. De koffie was nog steeds op de bon, schoonzus Jans ging al vast sparen voor echte koffie. Zodat wij die dag geen surrogaat hoefden te drinken zoals in de oorlog. Daar waren wij met zijn allen bij mijn broer gelukkig goed doorheen gekomen, toen zaten wij met een grote club rond de tafel. Later zouden dit bij hen er weer 16 worden, zijzelf en dan hun 14 kinderen. Het was één gezin uit duizend. Van mijn broer Johan en schoonzus Jans en de kinderen had ik al afscheid genomen. Een zus van Johan zou mijn trouwjurk maken, zij kon heel goed naaien en zo werd er van alles geregeld. De bruiloft zou thuis bij mijn ouders gevierd worden, wat kwamen de schuifdeuren weer goed van pas. Van de twee kamers werd weer één grote kamer gemaakt, meubels werden eruit gezet en daar werden nu de dissen geplaatst. Samen met mijn nicht Truus die de volgende dag ook zou helpen, waren wij de avond voor de bruiloft nog heel laat bezig om alles klaar te zetten. Dit was mijn laatste nacht thuis, eindelijk was het dan zover. Gekleed in een keurig door Mien gemaakte trouwjurk, Johan in een nieuw pak kwam de heer Kleinveld ons voor de middag ophalen met de auto. En gingen wij met ouders en familie op weg naar de boerderij de Ruiter in Stoutenburg waarvan een vertrek aan de zijkant van de boerderij het raadhuis was om daar voor de wet te gaan trouwen. Daarna gingen wij naar Achterveld, voor ons was een kerkelijke huwelijksinzegening toch het voornaamste. Na de Eucharistieviering werd er een bloemetje bij Maria neergelegd met een extra gebedje dat wij op haar voorspraak in voor en tegenspoed in ons verdere leven zouden worden bijgestaan, dat zouden wij net als iedereen in het leven wel eens nodig kunnen hebben. Zo begonnen wij aan onze nieuwe toekomst. Het was een koude dag, allen hadden onderhand trek in een warme kop echte koffie met een 25
lekker gebakje. Die stond al op ons te wachten zoals van tevoren was afgesproken bij Restaurant Buitenlust daarna werd het feest thuis voortgezet. Ik geloof dat mijn ouders net zo gelukkig waren als wij nu de laatste van hun acht kinderen op plaats van bestemming was.
ONZE TROUWFOTO.
In die tijd was het nog gebruikelijk dat het huis waar je ging wonen eerst werd gezegend, dit was wel een mooie traditie. Het was voor mij een grote verandering, eerst werken in een groot gezin nu met ons tweetjes, deze rust had ik ook wel even nodig want ik had een drukke tijd achter de rug. Geen elektriciteit gaf wel veel extra werk, lucifers moest je altijd bij de hand hebben voor de petroleumlamp, voor de verlichting etc. De huishoudkachel en het petroleumstel om het eten op te laten sudderen. De was moest met de hand gedaan worden, zo ook de kamer schoon maken met stoffer en blik. Dat alles wende wel en ik had nu ook meer tijd. Johan was achter druk bezig op het land en met zijn vee, hij was bezig een zeug in het hok te doen dat wilde maar steeds niet lukken. Ik ging hem hierbij even helpen, dat beest was echt zo verkeerd als een varken, als wij hem bijna hadden ontglipte hij ons weer het weiland in. Voskuilen die vanuit zijn keukenraam dit een tijdje had aangezien kwam ons een handje helpen. Het was goed bedoeld, hij zou dat beest wel even tegen houden. Dat varken zag kans om precies tussen zijn kromme beentjes door te gaan, maar bleef daar vast zitten en nam Voskuilen achterstevoren op zijn rug mee. Deze kreeg een gratis ritje door het weiland. Het leek net een ervaren circusartiest en maakte nog een salto, daar lag hij in het weiland, jammer dat wij geen foto toestel hadden. In het weekend kreeg alles een goede beurt, op zaterdag werd naast het huis de straat geveegd, de paadjes in de tuin netjes geharkt. Zo verliepen er een paar maanden. Het was vrijdag de koperpoetsdag, ik had op de tafel kranten gelegd met daarop de koperen lamp uit de kamer, de koffiemolen, een schildlamp en wat er nog meer te poetsen viel. Ik was daar druk mee bezig toen er op de deur werd geklopt. Dokter Lanting de plaatsvervanger van onze huisarts stond daar, ik vroeg mij af wat hij kwam 26
doen. Pak even een stoel zei ik, hij ging rustig in de rookstoel zitten en pakte meteen even de courant erbij voor het laatste nieuws. Hoe gaat het eigenlijk met u, vroeg de dokter. Want Johan had zich de laatste tijd over mij zorgen gemaakt, de afgelopen maanden voelde ik mijzelf goed beroerd. Zonder dat ik het wist had hij de huisarts hiervan op de hoogte gesteld. Ja, dat was wel zo moest ik bekennen en merkte dat ik iets een rode kleur kreeg. Hij zou het in de gaten houden, groette vriendelijk en vertrok weer. Ja, ik was in verwachting. Het bleef sukkelen, de laatste maanden kwam de huisarts regelmatig even aan, wij hadden er samen wel eens over gehad om ons op te geven bij het ziekenfonds. Daar was nog niets van gekomen, wij rekende er niet op dat wij in hoge onkosten zouden komen te vervallen. De huisarts raden het ons wel aan. Ondertussen was ik aan het breien geslagen, een pakje voor onze aanstaande baby. De lakens en slopen daar borduurde ik een mooi randje op, alles lag keurig gereed. Van familie uit Oss hadden wij een boekje gekregen, over het leven en werken van de H.Ignatius van Loyola, waar wij nog nooit van hadden gehoord. Wij zouden op zijn voorspaak een novene kunnen houden dat alles goed zou mogen verlopen, dit hebben wij dan maar ter hand genomen. Het kon nog wel een paar weken aanlopen. Maar nu kreeg ik erge krampen en zei tegen Johan ik geloof dat de baby zich aankondigt, maar het was nog iets te vroeg.
Een klein wondertje In de morgen werd het tijd om Annie van Nimwegen de vroedvrouw te waarschuwen, zij kwam al spoedig. De eerste keer kan het wel wat langer duren, zei zij en dat klopte ook wel. Het was jammer dat toevallig nu onze huisarts met vakantie was. Zijn plaatsvervanger Dr. Berging kwam later nog eens kijken en zei na een poosje, ik kom vanmiddag wel weer terug. Het wilde maar niet vlotten, het was inmiddels al avond geworden, Annie begon zich zorgen te maken, ik zal een kaarsje opsteken, zei ze. Dokter Berging vroeg aan mij of ik vroeger Engelse ziekte had gehad, nou dat wist ik niet. Het was mij nooit verteld. Hoe laat kon u lopen, vroeg hij nog eens, wat kon mij dat nu schelen ik verging bijna van de pijn. Breng mij alstublieft naar het ziekenhuis vroeg ik hem, zo gaat het niet goed. Even meen ik iets van een opluchting te constateren toen ik dat voorstelde. Wij hadden hier thuis geen telefoon, wie er is gaan bellen bij de buren weet ik niet, maar het duurde niet lang meer of de ambulance was er. Wat reed hij langzaam er kwam geen eind aan, hoe ver zijn wij vroeg ik, bij de tweede steeg was het antwoord, rij toch wat harder zei ik, dat mogen wij niet, was hun antwoord, het duurde mij veel te lang. Eindelijk waren wij bij het ziekenhuis, dokter Marsman stond mij al op te wachten. Alles zat tegen, het was tevens nog een stuitligging. Na drie kwartier maakten ze mij eindelijk eens weg, toen ik onder narcose was vertelde ze mij later, heb ik meermalen om Jo geroepen want zo noemde ik Johan altijd. Hij mocht er niet bij zijn, het moet nog een hele tijd geduurd hebben, met de keizersnee kon waarschijnlijk ook niet meer. Toen ik bij kwam had ik totaal geen gevoel meer in mijn buik. Onze huisarts dokter Braun kwam een dag later terug, hij kwam al vlug naar mij toe. Dat het net moest plaatsvinden toen ik met vakantie was en wat heeft U dit duur moeten kopen zei hij. Na drie dagen mocht ik mijn zoon eens zien, wat een klein teer mensje lag daar in de couveuse die ze even naast mijn bed zetten. Zijn hoofdje was iets beschadigd vertelde ze mij en hij zou nog een tijdje hier moeten blijven. Twee dagen later pakte dokter Marsman een stoel en kwam naast mijn bed zitten. Mevrouw van Kooij ik moet even met u praten zei hij. Zelf ben ik niet katholiek maar hier is echt een wonder gebeurd dat jij en de baby alle twee nog leven. Dus toen dacht ik bij mezelf Ignatius heeft ons hierbij geholpen! Uit dankbaarheid kreeg onze zoon die wij 27
Wouterus Hendrikus noemden nu de naam Ignatius erbij. Na zes weken mocht hij mee naar huis. Hij moest nog door een kinderarts onderzocht worden of hij geen nadelig letsels had opgelopen maar na onderzoek bleek dat alles goed was. Wel moest hij nog weken thuis met zijn hoofdje tussen twee opgerolde lakentjes in liggen. Wij waren dankbaar dat alles nog zo goed was verlopen. Wel kregen wij het advies dat het beter zou zijn dat er geen kinderen meer zouden komen. Maar het boekje bewaarde ik zorgvuldig, wie weet kon soms toch nog eens van pas komen.
Het ongeluk Het was 1948, het was koud weer, het begon al iets te sneeuwen juist nu het morgen Kerstmis was. Johan zou de kap van de hooiberg even laten zakken want door sneeuw werd het hooi nat. Toen gebeurde er iets wat zijn verdere leven altijd zou beïnvloeden. De bergnaaf schoot uit en viel iets tegen zijn hoofd, met een wond boven zijn linkeroog kwam hij binnen, ik bemerkte dat het niet goed was. De dokter werd gebeld Johan had een hersenschudding opgelopen en moest een tijdje rust houden. Maar er was nog veel meer aan de hand wat wij toen nog niet wisten en zich later openbaarde. Het netvlies van zijn oog was daardoor ook gescheurd. Zolang hij plat op bed lag, bleef het netvlies op zijn plaats liggen. Hij was kalm aan weer aan het werk gegaan en was met de weg bezig om die te verharden, ineens kon hij niets meer zien, want aan zijn andere oog was hij blind. Op zijn 16de was het verprutst, toen waren zij nog niet zo deskundig. Met veel moeite kwam hij binnen strompelen, nog dezelfde avond lag hij in het ooglijdersgasthuis te Utrecht. Het was 21 februari 1949. Dat was een hele toestand, hoe zou het aflopen, zou hij straks weer kunnen zien? Al deze vragen speelden door mijn hoofd, morgen zou ik naar hem toegaan. Er moest nog heel wat gebeuren, vroeg opstaan, de koeien moesten met de hand gemolken worden, de kippen voeren waarvan de hokken heel achter in het weiland stonden, de varkens voeren met daarbij de hokken schoonmaken. Dit alles moest klaar zijn voordat onze zoon wakker werd en ik aan mijn huishoudelijke bezigheden kon beginnen. In de middag fietste ik weg met Woutje achterop in het mandje over het smalle paadje binnendoor met aan beiden kanten een klein stukje bos richting Helweg. Waar ik op het einde daarvan mijn fiets zolang bij een woning op de hoek neer mocht zetten. Dan verder met de bus tot Stoutenburg waar mijn ouders woonden die zolang op ons zoontje zouden passen, intussen reed de bus natuurlijk door. Dus wachtte ik op de volgende die naar het station reed, dan verder met de trein naar Utrecht, nu nog met buslijn 9 naar het ooglijdersgasthuis aan de Donderstraat. Ik was erg nieuwsgierig, daar lag Johan, zijn bed stond aan de achterkant omhoog, hij was al aan zijn oog geopereerd, wij hoopten dat het geslaagd was. Hij mocht niet gewassen of geschoren worden vertelde hij. Johan zat erover in hoe het thuis verder moest, ik zei dat gaat wel goed maak je daar maar geen zorgen over, het voornaamste is dat het met je oog weer goed komt, morgen kom ik weer. De terugreis ging op dezelfde manier, op Stoutenburg bij mijn ouders eerst onze zoon ophalen en weer wachten op de volgende bus, dat kostte heel veel tijd. Toen ik thuis kwam was het vlug mijn werkkleding aantrekken en de koeien melken en de rest van het vee verzorgen. 28
Zo verliepen er enkele weken, iedere dag ging ik naar hem toe, het was voor ons beiden moeilijk. Vooral toen wij hoorden dat hij na acht weken opnieuw geopereerd moest worden. Op zondag moest ik extra vroeg op want ik wilde net als altijd om 10 uur naar de kerk. En ik was nog bezig de varkenshokken schoon te maken toen ineens de staldeur werd geopend daar stond dokter Braun. Gunst dokter u hier, neem me niet kwalijk het ruikt hier lang niet fris zei ik. Dat geeft niets, ik kwam alleen maar eens horen hoe het hier gaat en hoe het met uw man is. Ondanks zijn drukke werkzaamheden kwam hij als arts even op de zondagmorgen kijken hoe het ermee stond. Ik geloofde dat ook hij zich zorgen maakte over de toestand waarin wij zaten. Nu lag hij daar al acht weken, toen ik daar binnen kwam, zaten de gordijnen dicht, alles was donker op de zaal, ik vond het maar raar. De dokter zat naast Johan zijn bed, een groot papier bij zich en tekende daar zijn oog in het groot op uit. Hij liet mij die zien, kijk hier ligt het netvlies weer los, morgen zal hij opnieuw nu voor derde keer daaraan geopereerd moeten worden. Gaat u hier maar zitten zei hij en maakte meteen plaats voor mij, uw man heeft u nu hard nodig. Geen wonder dat hij overstuur was, dit hadden wij niet verwacht, hij lag er acht weken. Inmiddels had ik het boekje weer opgezocht want nood leert bidden zeggen ze weleens, en bij Maria een kaarsje opgestoken, Johan zelf kon ook al niet veel anders meer doen, zijn ogen waren met een dop afgesloten. Die middag was mijn schoonmoeder bij ons om op de kleine te passen. Ik vertelde haar van deze tegenvaller. Zij was ook erg bezorgd, als je eens naar een helderziende ging vroeg ze mij? Nou daar had ik nog nooit van gehoord, wat is dat voor iemand vroeg ik haar? Zij had wel eens gehoord dat er mensen door haar geholpen waren, zij wilde dan wel zolang op ons zoontje komen passen. Als je pech hebt prakkiseer je soms rare dingen, ik zei nou baat het niet dan schaadt het niet. En zo ging ik de volgende dag met mijn broodzakje al vroeg op weg, enigszins hopend en ook een beetje nieuwsgierig hoe dat vrouwtje er wel uit zou zien op weg naar Gemert in Brabant. Die Brabanders waren toch wel aardige mensen, ik stond op een pleintje te wachten op de bus (ondertussen mijn brood op te eten) die mij verder naar Gemert zou brengen. Toen er een vrouwtje naar mij toekwam en vroeg, zeg kom toch even mee naar binnen, dan krijgt u er een warme kop koffie bij. Het was goed bedoeld maar mijn bus kon zo komen. Ik had geen tijd te verliezen en bedankte haar vriendelijk voor dit gastvrije aanbod. En reisde weer verder, nu nog een stukje lopen door een landweggetje, zo te zien woonde ze ook op een boerderij, eindelijk was ik er. Een mijnheer kwam naar mij toe, mevrouw het spijt mij maar vandaag kunt u hier niet terecht, op woensdag is het een speciale dag voor religieuze die anders weinig tijd hebben. Hij moest eens weten hoe weinig tijd ik had, zou ik nu die lange reis helemaal voor niets hebben gemaakt? Ik vertelde van mijn reis hier naar toe, nou dan zal ik aan mijn vrouw vragen of zij u even tussen door wilt helpen. Hebt u soms iets bij u wat u man vaak bij zich draagt of gebruikt heeft? Ik gaf hem iets en hij ging daarmee naar zijn vrouw, in spanning zat ik te wachten. Daar kwam hij terug met een boodschap van zijn vrouw die hem verteld had dat mijn man nu in het ziekenhuis lag en dat zij hem wilden opereren. Ze zullen er spoedig achterkomen dat het nu niet meer nodig zal zijn. En hij zal ook spoedig weer thuis zijn. Jammer dat ik haar zelf niet gezien had, ik wist niet wat ik hoorde, zou deze vrouw in de toekomst kunnen kijken? Ik was heel verbaasd maar het waren tenminste goede berichten, of het allemaal zou uitkomen moesten wij nog afwachten. In ieder geval was mijn stemming een stuk verbeterd, toen ik op de terugweg meteen bij het ziekenhuis aanging. Want vandaag zou hij geopereerd worden. Hoe zou het met hem zijn? Johan wist niets van mijn reis naar Brabant. Bij binnenkomst zag ik dat er geen verband voor zijn oog zat, zou het dan toch, ging er door mij heen. Ik vroeg of de operatie soms was uitgesteld. Nee het ging 29
zo raar vanmorgen, zei hij, de professor kwam voor de operatie eerst nog even bij mij kijken, tot zijn verbazing kon hij de loslating van het netvlies niet meer vinden, ook de andere doctoren die erbij kwamen niet, de operatie ging niet door. Als het goed bleef gaan zou hij spoedig naar huis mogen. Hoe of dit mogelijk was bleef een raadsel. Wat wel eens werd gezegd, was hier zeker van toepassing, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Want een week later op 22 april mocht hij onverwachts naar huis. Met de mededeling vooral niets te tillen, maar hij was ziende gebleven. De professor had daar zijn twijfels over gehad. Een gebedje uit dankbaarheid was hier zeker op zijn plaats. Negen weken had hij daar gelegen en iedere dag was ik daar heen gegaan. Hij was nu gelukkig weer thuis, ik had ook in angst gezeten. Één ding had ik Johan nooit durven te vertellen, anders had hij zich maar ongerust gemaakt. Op de terugweg fietste ik weer eens binnendoor over het smalle paadje waar een klein stukje bos was dat scheelde weer iets, ineens stond daar iemand. Hij zette zijn fiets dwars over het smalle pad zodat ik er niet langs kon maar hij deed zijn mond niet open, ik vond het verdacht. Er was niemand in de buurt die mij kon helpen. Ik moest zo snel mogelijk weg zien te komen maar hoe? Ik gaf onverwachts een harde dauw met mijn fiets tegen zijn voorwiel aan, daar had hij niet op gerekend. Zo kreeg ik even wat ruimte en peesde weg, hij mij achterop, ik was nu in onze dam, gooide mijn fiets van mij af, waar hij over viel, en rende naar de deur, schoof de grendel er op. Gelukkig nu was ik veilig binnen, mijn hart bonkte in mijn keel en moest even bijkomen van de schrik. Wij hadden nu een hulp voor achter erbij gekregen, dat was hard nodig, Johan mocht niet meer zwaar tillen, verder ging het heel goed. Wij hadden ook goede buren. Eens in het jaar was het hier de gewoonte dat de hele buurt om de beurt bij elkaar kwam voor een buurtfeest, dan waren wij met vijf echtparen. Als er hulp nodig was hielp je elkaar, nu hadden wij wel graag iemand er bij, want er stond een koe op kalven. Op tijd hadden wij gevraagd aan buurman van Veelen ons hierbij even te willen helpen omdat Johan niet mocht tillen, hij bracht tegelijk buurman van de Hengel ook maar mee dan konden ze samen het kalfje straks naar zijn hokje dragen. Eerst maar een kop koffie drinken, de koe moest er zelf nog even aan werken. Ze gingen nog eens bij de koe kijken. Wij kunnen maar beter alvast een borrel nemen op de goede afloop zeiden zij. Ze waren zo gezellig in een gesprek geraakt dat zij de hele koe vergaten, misschien had het glaasje daar ook wel invloed op want ze hadden zichzelf nog eens ingeschonken. Ik was al een paar keer wezen kijken hoever het was, ja hoor, deze keer lag daar een mooi bond kalfje achter de koe. De buren waren niet verloren gekomen, hij moest nog naar zijn nieuwe verblijf gedragen worden, tevens hadden zij ook nog een gezellige avond gehad. Zo zie je maar, een goede buur is beter dan een verre vriend. Wat ik ook erg vertederend vond waren die kleine donzige gele kuikentjes waarvan er iedere lente een paar honderd kwamen, die later de oude kippen gingen vervangen. Een paar dagen van tevoren werd het hok in gereedheid gebracht en werd de kachel warm gestookt. Een paar meter daarom heen werd een kartonnen rand geplaatst zodat zij niet te ver van de warme kachel afdwaalde, later werd de kring dan weer groter gemaakt. In dozen met de nodige luchtopeningen erin kwam het kleine grut aan, zo uit de broedmachine van Janus Voskuilen. Dit was een pracht gezicht en met hun geluidjes erbij was het één groot orkest. Natuurlijk liep ik er vaak naar toe om de kachel bij te vullen, maar vooral omdat ik daar zo van genoot. 30
Soms was het werk op de boerderij het tegenovergestelde en ging het er ruig aan toe. Dat had ik thuis als kind ook al meegemaakt wanneer er een varken geslacht moest worden. Als ik Bart Steenbeek aan zag komen, in mijn ogen al een heel oud mannetje, want hij liep voorover met zijn ellebogen wat achteruit, wist ik wat er ging gebeuren, er moest geslacht worden. Dat vond ik echt beulenwerk en vroeg dan, kunnen jullie dat beest eerst niet iets verdoven? Nee dat was niet gebruikelijk. Er werd een touw om zijn poten gebonden, iemand trok hem dan neer. Dat oude mannetje bleek dan erg vlug te zijn, met één knie boven op het varken en dan dat lange mes. Dan maakte ik dat ik snel boven kwam om dat geschreeuw van het varken niet te kunnen horen. Op een dag hadden wij ook zoiets, het was werkelijk een pechdag. Want er was een noodslachting. Wij hadden hem niet laten keuren daar was geen tijd meer voor. De slager was in de schuur daarmee bezig, toen er twee politie aankwamen. Wij schrokken en wisten dat wij in overtreding waren, vlug werd ermee gestopt en dachten nu gaan we op de bon. Maar zij kwamen voor heel wat anders, er waren in het bosje naast het binnenpaadje, een broekriem, een zakmes en een paar laarzen gevonden, daar zou waarschijnlijk ook een lijk liggen. Daar was wat ernstigs gebeurd, of wij ooit iets gehoord hadden, nee wij hadden nooit iets gemerkt, het kon al jaren geleden gebeurd zijn, toen woonde wij hier nog niet. Het konden ook wel landlopers geweest zijn die ruzie hadden gekregen, je wist maar nooit. De politie had ons wel even laten schrikken. Toen zij vertrokken waren ging de slager weer door met zijn werk en tegen de avond hing het varken aan de leer (ladder). De volgende avond zou hij terug komen om het in kleine stukken te hakken. Ik had de koffie al klaar, die stond op een plaat achter de kachel. Wij moesten ons nog steeds behelpen met een petroleumlamp. Door het slechte licht liep ik even later in mijn haast de koffiepot omver en kreeg de hele inhoud over mijn voet, oei het was erg pijnlijk. De dokter moest toch maar even komen. Het was erg verbrand, daar zou ik wel zes weken mee zoet zijn, zei hij, juist nu wij het zo druk hadden moest ik een gedwongen rust nemen. Eerst moest er een oplossing worden gevonden om al het vlees zo vlug mogelijk te kunnen verwerken. Gelukkig vonden wij iemand die ons kwam helpen, voorlopig was ik een tijdje uitgeschakeld. Aan onze zoon Wout was nu niet meer te merken dat hij als een klein teer mensje in een couveuse had gelegen. Hij had zich door de omstandigheden toen Johan in het ziekenhuis lag wel wat langer met wat speeltjes in de box moeten vermaken. Hij had wel de rare gewoonte om met zijn hoofd op de rand van de box te timmeren, ik was bezorgd dat hij zich pijn zou doen, daarom had ik er een deken omgewikkeld. De huisarts vroeg waarom, het is toch zijn eigen hoofd zei hij. Nu liep hij al overal rond en ging al op verkenning uit. Ondanks het advies van de arts dat het beter zou zijn dat wij geen kinderen meer zouden krijgen, was ik toch weer in verwachting geraakt, dat kon ook haast niet anders. Door alleen een beperkte uitleg over de periodieke onthouding, want andere mogelijkheden om het te voorkomen waren er niet. Ik moest nu maar niet aan de eerste bevalling denken, het was nu eenmaal zo. Uiteindelijk was het toch allemaal goed gekomen. Intussen was het hier de laatste paar maanden wel wat verandert. De familie Voskuilen was wat ouder en moeilijker ter been geworden, zij waren dichter bij het dorp gaan wonen, zodoende kregen wij wat meer woonruimte dat kwam heel goed uit. Het zou niet zo lang meer duren dat ons gezinnetje zou worden uitgebreid. De huisarts had wel gezegd geen risico te durven nemen, als het zover was moest ik naar het ziekenhuis. Wanneer er complicaties bij kwamen is daar alles bij de hand. Ik dacht dat hij zich daar nu nog meer zorgen over maakte dan wijzelf. Nu ik er weer voorstond dacht ik ook terug aan de woorden van dokter Marsman, die mij de eerste keer geholpen had bij de geboorte van onze zoon Wout en het buiten zijn verwachting zo goed was verlopen. Daar vertrouwde ik nu maar weer op, maar het bleven altijd spannende momenten. Men vroeg zich af of het een 31
gezond kindje zou zijn en of alles goed zou verlopen. Daarom hadden wij deze keer het boekje weer opgezocht van Ignatius en een novene gehouden dat het deze keer ook goed zou mogen verlopen. We stelden daar alle vertrouwen in. Het was zover, al duurde het wel lang en het verliep gelukkig allemaal goed. Wij hoorden haar eerste geluidjes, dat was een goed teken. Meteen dacht ik weer terug aan de woorden van dokter Marsman wat hij toen had gezegd. Deze keer was het allemaal ook weer goed verlopen! Het was onze eerste dochter, wij waren daar heel gelukkig mee. Het was de gewoonte dat de kinderen eerst naar de grootouders en de ouders werden genoemd, dat vonden wij een mooie traditie. Wout had er een extra naam bij gekregen en natuurlijk kreeg onze dochter Willie, zo hadden wij haar genoemd, bij haar doopsel de namen Wilhelmina Margaretha Maria. Het werd een heel vriendelijk meisje, zij lachte veel, vooral als wij dicht bij box kwamen wist zij al precies hoe zij het moest aanpakken om er uitgehaald te worden. Nu hadden wij twee gezonde kinderen. Zo zie je maar weer, het kan allemaal heel anders verlopen. Dit hebben wij zelf niet in de hand.
Een bewogen jaar Ik had gelukkig, zeker als wij erom verlegen waren, een goede hulp aan Mien, het was een vrolijke meid, je hoorde haar al in de verten aankomen voordat zij het paadje binnendoor nam, luid zingend al fietsend op de Helweg. Deze keer trof Mien mij in bed aan, ik had erge pijn, wij hadden de huisarts iets gevraagd tegen de pijn, maar hij zou zelf eerst even komen kijken. Mien bleef wat langer omdat Johan achter nog niet klaar was met zijn werk en het begon al donker te worden, daar kwam de dokter, kom erin zei Mien, ik zal u even voorgaan want op de heerd (de beste kamer) brandt nog geen lamp. Zij pakte de stormlamp van de deel en ging hem voor naar de slaapkamer en zette de lamp op een kastje. Zo, nu kunt u het wel redden hé dokter, ik kan nu wel naar huis gaan. Zo was Mien, altijd heel gewoon en toch bezorgd. Dit was mijn eerste galsteen aanval, deze zou mij in de toekomst wel eens meer komen plagen. Daarbij wist ik ook dat ik weer in verwachting was, dat was wel erg vlug, maar zo ik al eerder vermelde, de huisarts had wel veel medicijnen, maar had voor mij geen pilletjes om zoiets te voorkomen. Het vertrouwde beeld dat ik van mijn ouders had was dat van wanneer zij op weg waren naar hier en in de verte achter elkaar aan kwamen fietsen op het Havikhorsterpad. Moeder altijd voorop en vader een heel stuk erachteraan komend. Dit beeld zou ik niet meer te zien krijgen. Vader die voor vier jaar terug nog samen met Johan hier naar dit boerderijtje was wezen kijken, was ernstig ziek geworden, hij was echter ook al 80 jaar. Ook moeder van Kooij was heel erg aan het tobben geraakt, beiden waren zij ernstig ziek, mijn schoonmoeder was nog een stuk jonger, pas 65 jaar, zij wilde perse nog eens hier komen. Want onze tweede dochter Marga was in de herfst geboren, zij kreeg bij haar doopsel de namen Margaretha Wilhelmina Maria. Zij was naar Johan zijn moeder genoemd. Op deze manier kon men later de stamboom ook nog gemakkelijker volgen. Trouwens het waren ook fijne mensen. Johan zijn moeder wilde haar kleindochter o zo graag nog even zien. Zij leefde altijd heel erg mee en had ook grote zorgen gehad over Johan zijn ogen en dat hij daardoor het werk op zijn boerderij niet goed meer had kunnen waarnemen. Ondanks dat zij ernstig ziek was liet zij zich hierheen rijden, ze kon alleen nog maar een slokje water gebruiken. Zij had erop gestaan nog even haar kleindochter te mogen zien. Het was haar gelukt. Niet zo lang meer zouden wij Johan z’n moeder en mijn vader in ons midden mogen hebben, ruim vijf maanden na elkaar stierven ze beiden. Moeder van Kooij op 2 januari en vader 29 juni 1952. Ik hoor het mijn 32
vader nog zeggen toen zijn jongste kleinzoon Henkie was geboren, die naar hem was vernoemd. Nu wordt het tijd dat ik plaats gaat maken voor de nieuwe generatie. Voor mijn moeder was dit een groot verlies en zij had hierdoor een hele knak gekregen. Nu had ze gelukkig een hele steun aan mijn broer en schoonzus Marie die naast haar woonde op het oude vertrouwde Orkanje. Voor ons was het juist nu heel goed geweest dat ons gezinnetje was uitgebreid en de kleine Marga ons de nodige zorg en afleiding gaf. Het was een heel zoete baby, eigenlijk veel té zoet. Voor de voeding moest je haar wakker maken want je hoorde haar bijna nooit, dit was geen goed teken. Een keer liet zij mij toch wel heel erg schrikken. Toen ik haar uit het bedje tilde hing zij zo slap in mijn armen dat ik werkelijk even op de gedachten kwam dat wij haar kwijt waren. Wij lieten de huisarts komen, hij constateerde een begin van uitdroging, dat kon een kleine baby heel niet hebben. Zij kreeg dadelijk andere voeding voorgeschreven om weer op kracht te komen. Dat had gelukkig resultaat, zij liet dit na een tijdje weer merken. Wij moeten er niet aan denken als zij ons eens ontglipt was.
Beter licht met butagas Het was al een hele verbetering nu wij andere verlichting hadden gekregen, de petroleumlamp werd vervangen door butagas. Dit licht was veel helderder, vooral als ik sokken moest stoppen of naaien. Wel moest je voorzichtig zijn met de lamp afstoffen, als men tegen het ronde bolletje (kousje) aan kwam dan was het stuk en moest het vervangen worden. Wij moesten ervoor zorgen deze altijd in voorraad te hebben. Zo ook de butagasflessen die wij in het kippenhok gebruikten om in de winter bij de lange nachten het kippenhok te verlichten, anders gingen ze van de leg, want kippen gaan vroeg op stok. Door in de morgen al vroeg een lamp te laten branden legden ze hierdoor ook meer eieren. Er zat één nadeel aan het butagas, het kon bevriezen, dit gaf extra werk. Zo ik al vertelde, de hokken stonden een stuk van huis af achter in het weiland. Daar ging Johan met een kruiwagen de gasflessen ophalen en tegen de avond weer terug plaatsen. Wij hadden een paar dagen terug van een buurjongen een grote gele hond gekregen, die liep ook achter in het weiland. Deze belette Johan om met zijn kruiwagen naar huis te gaan, grommend bleef hij voor hem staan, flink liet hij hierbij zijn tanden zien. Johan was bang geworden voor dat beest, hij vertrouwde hem niet. Het duurde een hele tijd, ik dacht al wat blijft hij lang weg, het was al koffietijd. Nog wat witjes kwam hij binnen. Dat beest gaat vandaag nog terug naar waar hij vandaan gekomen is, zei Johan. Later bleek het een afgerichte politiehond te zijn. Eigenlijk had dat beest geen schuld, hij had toch zijn werk goed gedaan. Het was dan ook geen wonder, iemand te zien met een pet diep voor zijn ogen en die rode zakdoek om zijn nek. Hij heeft jou voor een boef aan gezien. Ik heb niets aan hem, zei hij met de schrik nog in zijn benen, koeien en varkens brengen tenminste nog wat op. Johan gaf niets om een hond, Wout speet het dat hij weer weg moest, maar hij kreeg daarvoor nu een ander klein hondje in de plaats.
De Klaphekjes Het smalle paadje en het kleine beruchte bosje met het daartegen gelegen weiland was van eigenaar veranderd, deze wilde het pad afsluiten en aan beide 33
kanten er weiland van maken. Velen waren het daar niet mee eens. Het pad had al 30 jaar als kerkpad dienst gedaan, ook de post maakte er gebruik van. Vooral de bewoners van de drie daarachter gelegen boerderijen fietsten altijd binnendoor. Ondanks dat de mensen er bezwaar tegen hadden kwamen er klaphekjes te staan, deze waren een grote hindernis. Op een morgen waren ze dan ook verdwenen. Er kwamen weer nieuwe klaphekjes, maar van zaterdagavond op zondag hoorden wij een krakend geluid en zeiden tegen elkaar, misschien zijn dat de hekjes wel weer die eraf gaan. En dat bleek ook zo te zijn. Burgsteden, zo heette de nieuwe eigenaar waaraan het pad ook behoorde, had nu de politie er over ingelicht en zette er weer nieuwe hekjes. Ook deze werden weer afgebroken, deze keer hadden ze het veel te gek gemaakt, want de afrastering hadden ze ook doorgeknipt zodat het vee was uitgebroken. Wie zou dit gedaan hebben? Wij wisten het niet maar omdat wij en buurman van Veelen het dichtste bij woonden, waren wij de eerste verdachte. Wie zou daar anders belang bij hebben? Daar kwam de politie met eigenaar Burgsteden, mag ik uw gereedschap even zien, vroeg de politie wat nors aan Johan. Zie je wel deze zijn nog kort geleden gebruikt! Hij dacht nu de verdachte te hebben maar een paar dagen daarvoor had Johan ze gebruikt. Ja dat is zo, gaf hij toe, maar wel om onze heiningen te repareren en niet om wat af te breken. Ik zei nog even dat mijn man daar niet eens voldoende voor kon zien en wat dacht u als het donker is. Evenwel zou hij zoiets nooit doen. Ook buurman van Veelen, die wel van een grapje hield, zou andermans spullen nooit vernielen. De politie geloofde ons niet. Wat geeft dat, zei buurman van Veelen, zeg buur wij nemen een stok kaarten mee naar de cel en wij gaan samen zitten, dat zal gezellig worden en dan weten wij ook eens hoe dat is. De politie vroeg wie er op visite was geweest, daar zouden zij naar toe gaan, eerst de autosporen nog opmeten. Toen de politie bij die persoon aankwam met zijn verhaal en hem ervan verdachte, was hij geheel overstuur. Maar de echte dader werd nog niet gevonden. Daar kwamen wij jaren later bij toeval achter, omdat de bewuste persoon zich versprak, voor hem was dit een grapje geweest, maar wel één die behoorlijk uit de hand was gelopen. Wij vonden het beter om dit voor ons zelf te houden, het Havikhorsterpad was al genoeg in de publiciteit geweest.
Johan gaat een week mee op reis Als je een bedrijfje hebt en met kleine kinderen zit kan je natuurlijk niet beiden tegelijk weg. Het was in het voorjaar 1953 toen Johan een uitnodiging kreeg van rector van Vree of hij met 23 andere meeging naar Lourdes. Hier wil ik eerst een korte uitleg geven over het ontstaan van dit bedevaartsoord, waar gedurende meer dan 100 jaar tientallen miljoenen pelgrims naar toe zijn gegaan. Er leeft daar een aparte religieuze sfeer die men nergens anders ter wereld aantreft. Het is begonnen in het voorjaar 1858 toen Maria 18 keer was verschenen aan een arm eenvoudig 14 jarig meisje Bernadette Soubirous, zij is op 35 jarige leeftijd overleden en haar stoffelijk overschot is drie maal opgegraven, de eerste keer op 22 september 1909, de tweede maal op 3 april 1919 en tenslotte op 15 april 1925. En driemaal constateerden de met het onderzoek belaste kerkelijke en burgerlijke autoriteiten en geneesheren, dat het lichaam van Bernadette Soubirous in vrijwel volmaakte toestand was geconserveerd. In het klooster St. Gildard in Nevers wordt haar lichaam in een schrijn bewaard, waar ook vele pelgrims naar toe gaan. Eerst naar jaren strenge medische keuringen volgens overleveringen, werden daar spontane genezingen vastgesteld. De meeste mensen gaan daar niet speciaal voor heen, maar keren altijd geestelijk verrijkt weer huiswaarts. Als je daar geweest bent tellen je eigen kwaaltjes niet meer mee. Het had Johan ook goed gedaan, het was een 34
fijn gezelschap geweest waar hij mee samen reisde, en zei net als vele andere dat hij in de toekomst daar zeker nog weer eens heen wilde. Het ging allemaal zo goed, maar nu kreeg Johan last van Glaucoom, dat is een verhoogde druk op het oog, die veel schade kan toebrengen bij het zien en niet meer te herstellen is. Soms kan dit met druppels of medicijnen in balans worden gehouden. Maar het was veel te hoog en hij moest er aan geopereerd worden. Maar nu kon hij dichterbij blijven in Amersfoort waar hij door dokter Hupsel werd geholpen. Johan moest onder controle blijven en er goed om blijven denken met tillen. Het ergste was dat zijn gezichtsvermogen hierdoor weer een stuk terug was gegaan. Gelukkig had hij voor het zware werk achter nu een hulp voor dag en nacht erbij gekregen. Wat hij ook erg miste, was dat hij niet meer kon zien om te fietsen.
Zoeken naar een oplossing In mijn eentje zat ik vaak naar een oplossing te zoeken, het leven bestond toch niet alleen uit werken, wat ontspanning heeft men immers ook nodig. Wij waren nog jong en wilden ook wel eens naar onze familie waar wij een hechte band mee hadden. Hoe moesten we er komen? Een bus reed daar niet heen, een taxi dat was veel te luxe, daar dacht men niet eens aan op het platteland. Steeds maar blijven vragen, komt het u uit dat wij soms mee kunnen rijden naar een verjaardag, dat vond ik erg vervelend, daar was maar één oplossing voor. Johan weet je wat ik eens moet gaan doen? Hij werd al nieuwsgierig, en dat is? Nu moest ik er mee voor de dag komen, leren auto rijden. Hé wat prakkiseer je nu weer. Het zicht kan bij jou niet meer beter worden. Ja, ik wil zo graag dat wij ons zelf kunnen redden als je hier of daar eens naar toe wilt. Wij zijn veel te jong om altijd maar thuis te blijven. Hoe kunnen wij er anders komen? Er is op heel Achterveld niet één vrouw die auto rijdt, was zijn antwoord. Nou dat wordt dan tijd dat ik er eens mee begin. Dan zullen ze jou wel uitlachen, dit zou toch haast schande zijn. Ik liet mij hierdoor niet uit het veld slaan. Het spreekwoord zegt, wie het laatst lacht, lacht het best, voor ons is dit geen luxe maar een bittere noodzaak. Hij moest er eerst nog een nacht over slapen en tenslotte stemde hij er mee in. Zo begon ik uit te kijken naar iemand die mij rijles zou kunnen geven, het kostte acht gulden per uur. Ik moest met de fiets naar Amersfoort heen en terug want ophalen of thuis brengen was er niet bij. Ik vroeg, kan ik niet beter eerst de theorie doornemen dan heb ik niet alles tegelijk. Ik heb er nog nooit achter gezeten en heb alle aandacht nodig voor de auto zelf. Nee hoor, daar doen wij niet aan, was het korte antwoord, aan mijn kant zitten goede remmen. Het sturen dat viel al mee maar de rest, thuis leerde ik de verkeersregels alvast. Zo fietste ik eens in de week naar Amersfoort, ik moest er heel wat voor over hebben om het roze papiertje te bemachtigen. Want als ik thuis kwam moest ik vlug mijn eigen weer omkleden om de schade weer in te halen, want het werk bleef op mij wachten. Zo verliep er een tijdje, ik begon het best leuk te vinden. Nou u kunt wel gaan afrijden, zei de instructeur op een dag, ik meende dat ik daar nog niet aan toe was, het duurt altijd nog even voor u een oproep krijgt. Toen het zover was zakte ik natuurlijk als een baksteen. Maar ging weer opnieuw aan de slag en fietste weer heen en terug naar Amersfoort. Na een tijdje moest ik er mee stoppen, het werd mij nu te zwaar want ik was weer in verwachting. De rijlessen kon ik voorlopig wel vergeten. Er waren nu weer andere bezigheden om voor te zorgen. Het babybedje hadden wij in het begin ruim gekocht, ik vond dat een mooi bijpassend stelletje. De commode en het ledikantje met aan de voorkant een 35
ronde stang en dan dat hemeltje met die geplooide stof eromheen, dat moest er straks weer opgezet worden. Hier konden zij zeker tot de leeftijd van drie jaar in blijven. Maar we waren er al eerder om verlegen geweest. Nu moest het weer klaar gezet worden voor ons vierde kindje. De commode moest weer aangevuld worden. Als het een meisje zou zijn, had ik voorlopig kleertjes genoeg. En zo werd alles in gereedheid gebracht en nu maar afwachten. Ja hoor het werd een meisje, een hele flinke zelfs van zes pond, dat hadden de andere niet kunnen halen. Het was een mooie baby met een bos zwart haar, Zij kreeg bij het doopsel de namen Maria Wilhelmina Johanna. Ook deze keer moest ik langer het bed houden vanwege een aderontsteking, daar had ik de andere keren ook last van gehad. Gelukkig hadden wij nu een tijdelijke hulp in huis en kreeg ik tevens de tijd om wat bij te komen. Maria was een heel gemakkelijk kind dat zich alleen heel goed kon vermaken, uren kon zij alleen spelen met haar poppen. Met mooi weer nam zij ze later mee naar buiten en zette ze dan in de rij boven op de melkbussen. Zo stond zij daar als jong moedertje vermanend voor. Het was zomer, ik vond het tijd worden om de rijlessen weer eens op te nemen, ik was er al een hele tijd uit geweest en anders kwam ik er nooit mee klaar. Ik begon weer met volle moed. Eens in de week fietste ik weer naar Amersfoort heen en terug, het was tevens een beetje ontspanning voor mij. Misschien heeft mijn familie wel eens gezegd, wat haalt zij toch in haar hoofd. Ik dacht alleen aan een vervoersmiddel nu Johan niet meer kon fietsen, achter op een brommer ging ook niet, wat trouwens bij winterdag toch niet meeviel. Ik stond erop, dit moet ik halen, na nog een paar keer gezakt te zijn kreeg ik eindelijk mijn veel begeerde rijbewijs. Later zou pas blijken hoe belangrijk dit voor ons zou wezen. De moeite was beloond, al had ik er veel voor moeten doen, vooral het heen en weer fietsen naar Amersfoort ging veel tijd in zitten, en als ik thuis kwam weer vlug omkleden en weer aan de slag. Nu moesten wij nog een tweedehands autootje zien te krijgen, daar hadden wij geluk mee. Bij garage Kleinveld in Achterveld stond een donkerrode Engelse wagen, een Vanquart Standaard. Wij kochten hem voor ƒ 875,- , hij was wel niet zo modieus maar daar ging het bij ons niet om. Maar hij lag stevig op de weg, dat was ook wat waard en het blik kon tegen een stootje. Wij waren daar al heel gelukkig mee. De eerst stap was gezet, het duurde niet lang of mevrouw nummer twee uit Achterveld ging ook rijles nemen. De twee oudste gingen al naar school maar vandaag konden zij er echt niet door. Het had al bijna de hele week geregend en de Barneveldse beek kon het water niet voldoende verwerken, daarom stonden stukken weiland onder water. Nu stond er ook een heel stuk van de Helweg blank, wij besloten de kinderen even met de auto weg te brengen. Het water stond veel hoger dan wij hadden gedacht. De auto begon al tegen te sputteren, hij begon iets weg te drijven, keren kon daar niet want er lag ook nog een sloot naast, verbeeld je eens als wij daar in zouden komen, dan zou hij kantelen. Kom wij moeten eruit, zei ik en pakte de kinderen op. Er zat niets anders op dan ze met de voeten in het water te zetten, en ons rode autootje alleen achter te laten en wachten tot het water ging zakken. Toen ik hem later op ging halen stond hij niet meer alleen. De pers stond er bij om foto’s te maken van deze situatie, de kinderen vonden het prachtig, ze hadden een paar dagen extra vrij van school. Het heeft geholpen dat er aandacht aan werd besteed, de Barneveldse beek werd later uitgediept om het water beter te kunnen verwerken. Het lag op de grens van twee gemeentes. Wij hoorden net nog bij de gemeente Barneveld.
36
Eindelijk elektriciteit Het was in 1957, de drie boerderijen die aan het Havikhorsterpad stonden, waaronder wij ook behoorden, hadden er tien jaar op moeten wachten. Eindelijk kregen wij hier ook eens elektriciteit, wat een gemak, vooral de verlichting in huis. Nu niet meer met stoffer en blik de kamer doen, niet meer eerst het fornuis op moeten stoken en de was met de hand doen, want de waslijn werd hier steeds groter. Johan kon nu ook schrikdraad voor de afrastering voor het weiland gebruiken. De dieren hadden er niet veel mee op als ze met hun natte neus er tegenaan kwamen. En leerden al gauw dat zij daar vanaf moesten blijven. Het ging regelmatig even aan en uit, maar kwam je er mee in aanraking dan kreeg je toch een behoorlijke schok. Dat ondervond ook onze gast, de Engelsman (ome Kees). Zo werd hij in de oorlog genoemd toen hij bij mijn broer ondergedoken was. Die nu samen met mijn broer en schoonzus hier op visite. Het was een mooie zomerse dag. Wij gingen een stukje door het weiland wandelen tussen de koetjes en kalfjes en naar de kippenhokken achter in het weiland. Ome Kees kreeg na een tijdje last van hoog water en liep bij ons vandaan, daar bij de slootkant stonden nog wat struiken, hier liep toch geen politie of iemand anders en kon hij wel even wildplassen, hij had natuurlijk geen ogenblik aan het schrikdraad gedacht, wat zijn naam dan ook eer aan deed. Hij kreeg dan ook een flinke schok toen het ermee in aanraking kwam, daar had hij niet op gerekend. De rest kun je wel raden. Het was in 1958, wij waren wel blij met de elektriciteit, eerst dacht ik veel tijd over te houden maar dat was van korte duur. Ja we kregen al een heel gezinnetje, dat ging wel door want onze vijfde baby meldde zich. Het was een heel teer klein poppetje dat extra verzorging nodig had. Wij laten hier een couveuse thuis komen, zei de dokter, dat vertrouw ik u wel toe. Gelukkig mochten wij haar thuis houden. En zo lag onze kleine Henriëtte, die net als de andere bij haar doop drie namen gekregen had, Hendrika Geertruida Wilhelmina. Tussen drie warme kruiken in, die om beurten heet gemaakt moesten worden, om haar op temperatuur te houden. Met de kraamverzorgster had ik het deze keer niet erg getroffen. Volgens mij was zij helemaal niet geschikt voor dit werk, eigenlijk had ik een klacht in moeten dienen bij het hoofd, want ik was niet tevreden over haar werk. Als ik hiertoe over ging ontnam ik haar misschien de kans om hierin verder te leren, maar ik lag ook heel niet rustig op bed. Zij nam veel te veel risico’s. Soms pakte zij de kleine baby uit de warme couveuse en liep zo maar met haar naar het achterhuis, bij de koeien op de deel waar veel stof en mest was. Dit om haar aan onze hulp te laten zien, die bezig was het vee te verzorgen en vuile kleding aan had. Is dit nu geen schatje, vroeg zij? En nam daar nog alle tijd voor ook. Dit was op een na haar laatste werkplek. Bij de familie Horst, haar volgende adres waar een tweeling geboren was, kreeg zei haar ontslag. Onze kleine meid heeft het overleefd, als ik haar oppakte met haar twee donkere kijkertjes leek het of zij zeggen wilde, ik vecht er zelf ook voor!
Wij wisselen met het werk Zo heb ik al eerder verteld hoe verraderlijk glaucoom op het oog is en deze schade kan toebrengen aan het gezichtsvermogen, wat daarna niet meer hersteld kan worden. Nu kreeg Johan een acute aanval en was doodziek, had erge hoofdpijn en moest veel overgeven, daarvoor nam ik wat mee voor onderweg. Hij moest naar het 37
ziekenhuis, er moest zo spoedig mogelijk wat aan gedaan worden. Ik pakte een paar gemakkelijke kussens en reed weg. Johan was zo ziek dat hij heel scheef tegen de deur aan leunde, uit voorzorg deed ik het portier aan zijn kant maar op slot. Ik was bang dat hij er anders uit zou vallen. Hoe heeft u hem toch hier gekregen, vroeg de dokter toen wij daar aankwamen. Hij begon eerst met druppelen om de druk naar beneden te krijgen. Maar het werd toch een operatie. Toen hij weer naar huis mocht kreeg hij de boodschap mee niet meer te tillen en geen zwaar werk doen. Dit was op de boerderij een grote handicap waar zoveel zwaar werk te doen was. Alleen de meelzakken al die al 50 kilo wogen, lichtere zakken waren er niet, we hadden nog geen silo. Ik was bang dat Johan toch nog te veel zou doen in verband met het werk achter. Weet je wat wij nu maar moesten doen, zei ik tegen hem, laten wij het werk maar eens omruilen, laat mij nu maar achter gaan werken. Doe jij het lichtere werk maar in huis dan loop je dat risico niet. Voor het hele zware werk bij hooien, sloten schoonmaken enz. kwam Wim Hilhorst trouw naar ons toe, wij hoefden het hem zelfs niet eens meer te vragen, ondanks dat bleef er evenwel nog genoeg te doen. Johan was nu druk met zijn huishouden bezig, stofzuigen, aardappels schillen, glazen wassen, vooral koffie zetten kon hij goed. En wat heel voornaam was, er was altijd iemand bij de kinderen. Toen Johan voor controle terug moest komen, was dan ook de vraag van de oogarts, jullie hebben toch een boerderij, hoe doe je het met al het werk als je niet mag bukken of tillen? Dat hebben wij samen opgelost, we hebben gewoon geruild, was ons antwoord, en dat gaat heel goed zo. Dokter Hupsel een Indische arts bleef altijd geïnteresseerd, hij leefde erg met ons mee. Als wij kwamen begon hij over koetjes en kalfjes te praten en nam er alle tijd voor, soms dacht ik, hij laat anderen in de wachtkamer wel erg lang wachten. Maar voor Johan was dit gesprek heel wat waard. Zoals iedere lente vóór de koeien en de pinken in de weide gingen, was het hier nog de gewoonte dat ze eerst met een palmtakje met weiwater werden besprenkeld. Dit was omdat ze beschermd zouden mogen blijven in het open veld tegen onweer. Het gebeurde wel eens dat ze door de bliksem werden getroffen. Dan was het een hele strop, je kon ze niet missen. Later zijn deze gebruiken steeds minder geworden. Alleen in Spanje in de plaats Denia en omgeving is deze gewoonte in begin van de jaren 90 weer in ere hersteld. Daar word op de dag van St. Antonius, de beschermheilige van de dieren, jaarlijks alle dieren van paarden tot kleine dieren door de pastoor van de parochie gezegend. Ook vanuit Nederland gaan ze daar wel eens een kijkje nemen. In mei 1959, toen de koeien na de lange winterperiode weer voor de eerste keer het weiland in gingen, waren ze door het dolle heen. Nu hadden ze weer de ruimte gekregen. En ze renden van gekkigheid met hun staart omhoog het hele weiland rond. Meestal bleven wij daar nog even naar staan kijken, het was een mooi gezicht. Dan moesten wij weer aan de slag, het achterhuis kon nu schoongemaakt worden, dat was een heel karwei. Eén dag van tevoren werd de stal en de deel in de week gezet, de volgende morgen was het boenen en schrobben om al het aangekoekte vuil van de hele winter eraf te krijgen. Ook de zolder boven de koeien, de hilt geheten, kreeg een beurt. Daarna werden de muren gewit en de stalramen blauw gemaakt, daar hadden de vliegen een hekel aan, alles zag er dan weer schoon en fris uit. Dit jaar hadden wij er wat haast achter gezet want op 5 mei waren wij twaalf en een half jaar getrouwd, dat moest toch even gevierd worden. We hadden hierbij de familie ook uitgenodigd. Op de heerd (de beste kamer) hadden we ruimte gemaakt, dissen werden langs de kanten geplaatst. Van tevoren hadden wij het uitgeteld. Zo konden de gasten allemaal zitten, het ging net. Bij de koffie had Wim (onze trouwe hulp) een beetje pech, hij kreeg een kop koffie 38
over zijn mooie witte overhemd, maar bij de borrel zag niemand daar nog iets van. Jan speelde op zijn harmonica, de stemming kwam er goed in. Later ging de hele club mee naar buiten waar gedanst of beter gezegd gehost werd. Voor zij naar huis gingen kwamen er eerst nog broodjes op de tafel. Wat ik het mooiste vond? Dat de kinderen er zo van genoten. Wout, Willie en Marga liepen na twaalf uur nog buiten te springen tussen de anderen in. Maria was te moe geworden, al had zij lang op mogen blijven, ze sliep nu al rustig tussen al dat leven door. Zo ook onze kleine Henriëtte, maar nu werd het ook tijd voor de anderen om naar bed te gaan, het was mooi geweest. Stiekem hoopte Johan dat zijn oudste zoon later ook interesse zou hebben voor het boerenbedrijf zodat hij later weer wat met het vee kon uitbreiden. Voorlopig moest het de eerste jaren nog zo blijven, en de schooltijd eerst worden afgemaakt. Mijn moeder was een beetje aan het tobben met haar gezondheid en was op haar hoge leeftijd nog aan haar galblaas geopereerd. Vandaag waren al haar kinderen thuis. De kamer was vol want de schuifdeuren konden niet meer open omdat mijn broer Jan met schoonzus Marie aan de andere kant woonde. Moeder werd vandaag 84 jaar. Vroeger had zij het heus niet gemakkelijk gehad, met zo’n groot gezin, en ook heeft ze veel verdriet gekend, toen zij twee van haar kinderen zo vroeg had moeten missen. Nu zat zij heel tevreden tussen ons in, en luisterde naar onze verhalen van vroeger, wat wij allemaal hadden uitgespookt. Zeg weet je nog dat het weiland blank stond en Peter Wijntjes met een gierbak, die als bootje werd gebruikt, in de berermeend (ondergelopen stuk weiland) met ons erin omsloeg? En van die uitvinding tegen het kippen stelen? Daar hadden wij toen teveel kruit in gedaan, toen waren er veel kippen mee gegaan. De melkbus die de jongens gebruikten met oudejaarsavond waar ze dan carbid in deden, zodat met een harde knal de deksel een stuk weg vloog? Het beste was dan om er gewoon bovenop te gaan zitten, dan kreeg je het deksel tenminste niet tegen je kop. Moeder genoot nu van al haar kinderen om haar heen. Mijn oudste zus Heintje zat naast haar. Weet je nog dat Mina heel niet wilde lopen naar school en dat Geertje en ik haar mee moesten trekken, zo verkeerd was zij! Dus na al die jaren hadden ze nog nooit goed begrepen hoe bang ik toen was, omdat ik bijna niet van huis was geweest, daar hadden mijn ouders immers geen tijd voor gehad. Zo passeerde die dag alles nog eens de revue, dit zou op één na haar laatste verjaardag zijn. Haar verjaardag was alweer maanden geleden, moeder werd steeds minder. Ik wilde nog een keer naar haar toe, want straks zou het een tijdje niet meer kunnen omdat ik bijna op het laats liep van nummer zes. Ik ging op een avond alleen met de auto naar mijn ouderlijk huis. Johan bleef bij de kinderen, moeder was erg minnetjes, zij was erg gauw moe. Ik bleef niet zo lang en beloofde haar, zo gauw ik kon, weer eens terug te komen. Ik was maar een klein stukje van het huis, wat was het toch, het stuur moest ik goed vasthouden, het trok helemaal één kant op. Wat een pech, de voorband was lek, ik zette hem voor de boerderij de Ruiter neer, daar was het verhard en ik probeerde of ik de reserveband er op zou kunnen krijgen, want ik was in een spijker gereden. Het viel niet mee met mijn dikke buik en ik pakte de krik uit de achterbak, ik had wel gelezen dat deze op de juiste plaats onder de auto moest worden gezet. Die moeren van het wiel zaten wel erg vast, daar had ik veel kracht voor nodig. De jonge boer van de Ruiter, Jop Hartman had binnen wat gerommel gehoord en kwam eens buiten kijken wat er aan de hand was. Hij zal de toestand waarin ik verkeerde wel gezien hebben. Geef maar gauw hier, dat is heel geen werk voor jou. Wat een geluk dat het juist hier gebeurde, zei ik, en was maar wat blij dat hij dit karweitje van mij overnam. Ik wist niet of ik het wel alleen gered zou hebben en bedankte hem voor zijn spontane hulp. Nu 39
kon het rode autootje weer vooruit. Ondanks dit ongemak was ik blij dat ik gegaan was. Moeder had niet meer zolang te gaan. Toen ik even thuis was vernam ik het al, onze 6e baby was op komst. Met al dat gedoe was hij zeker ook onrustig geworden, wij belden de kraamverzorgster en de huisarts. De kinderen zouden morgenvroeg zolang naar de familie gaan, dat was voor ons iets rustiger. Hé eindelijk, zei de kraamverzorgster, na de middag, met een zucht van verlichting net of zij zelf de baby had gekregen. Met de andere zal het wel wat beter zijn gegaan. Ik liet het maar zo want als je dan weer een gezonde baby ziet liggen vergeet je de rest. Ik was nu 44 jaar en hij zou nu de jongste wel blijven. Daarom wilde wij hem nu naar Johan en naar mijn vader noemen, ook hij kreeg net als de andere bij het doopsel drie namen Johannes Hendrikus Jozef, in het dagelijks leven werd hij Jos genoemd. Wij waren dan ook dankbaar nu zes gezonde kinderen te hebben, wat een rijkdom. Kinderen ademen morgen de lucht in, die wij vandaag uitademen Kinderen eten morgen van de aarde, waarop wij onze voetstappen zetten Kinderen spreken morgen de taal, die wij hun vandaag leren Kinderen gaan morgen de wegen,die wij hen vandaag zijn voorgegaan Kinderen hebben later toekomst, die ik en jij hen morgen durven geven
Vreugde en verdriet liggen soms dicht bij elkaar Naast de vreugde in het leven, zijn er ook verdrietige momenten. Met mijn moeder ging het steeds verder achteruit, zij had de ziekenzalving ontvangen. De laatste woorden die ik van haar hoorde waren meerdere malen, ik kan niet meer, haar kaarsje was opgebrand. Moeder stierf op 10 december, een paar maanden na haar 85ste verjaardag, met haar heengaan was ook het ouderlijk thuis mee weggegaan. Wij kregen allemaal wat van haar spulletjes mee, en tevens hadden wij nog iets als aandenken. Wij hebben hier nog heel lang het vloerkleed gebruikt waar ik thuis zoveel voetstappen op had gezet. De gesloten schuifdeuren tussen de twee vertrekken gingen weer open, nu werd er één grote kamer van gemaakt voor Jan en Marie die voorheen in de andere helft gewoond hadden. Ik hoor het mijn vader nog zeggen toen hij 80 was geworden, en er weer een kleinzoon Henkie rond liep: nu moet ik onderhand plaats gaan maken voor de jongere generatie. Zo zal het altijd door blijven gaan, en het zal zich steeds weer herhalen.
Dat viel even tegen Wout was nu niet meer alleen tussen al die meiden. Hij had na 14 jaar versterking gekregen van zijn kleine broertje Jos. En dan te bedenken dat in 1948 de dokter bang was geweest als er nog ooit één bij zou komen. Wout zat nu als grote broer al op de landbouwschool bij meester Willemsen. Pa rekende er haast iets op dat hij straks boer zou worden, en hem hiermee zou kunnen helpen. De veestapel werd dus weer iets uitgebreid. Om wat gemakkelijker te kunnen werken kwam er een tweedehands tractor in plaats van het paard, en een melkmachine. Je hoorde weer het vertrouwde geluid van koeien op de stal. Wout begon al trouw mee te helpen, vooral tractor rijden deed hij graag, het ging allemaal prima zo. Dat ging een paar jaar goed, ook Willie begon een handje mee te helpen. Wout was nu 16 jaar. Maar op school was hij op andere 40
gedachte gekomen. Het was in de grote vakantie en hoe dichter de schooltijd naderde, hoe meer hij er tegen op begon te zien, op een dag kwam het er uit! Pa, ik ga niet meer naar Willemsen toe, ik heb er echt geen zin meer in. Maar jongen wat wil je dan? Dat weet ik nog niet maar geen boer, misschien wel loonwerker want tractor rijden doe ik graag, antwoordde Wout. Natuurlijk was dat eerst een tegenvaller. Wij adviseerden hem eerst een vak te gaan leren om te zorgen dat hij voor later een diploma op zak kreeg. Wij zaten daar wel een beetje mee. De vakanties waren bijna om, het begon tijd te worden, dus belde wij naar het hoofd van een technische school voor een afspraak en legde hem de situatie voor. Iemand tegen zijn zin in boer laten worden was ook niets. De onderwijzer had daar alle begrip voor. Wout was blij omdat hij daar werd aangenomen. Voor ons was het de vraag hoe wij verder zouden gaan, omdat de veestapel geleidelijk aan weer was opgebouwd en alles iets gemakkelijker was gemaakt door een melkmachine en een tractor. Voor de zware meelzakken van 100 pond, die je anders leeg moest zien te krijgen in de tonnen, daar was een silo voor gekomen. Misschien met wat meer hulp erbij voor het zwaardere werk, dan zou het wel lukken. Zo boerde wij met onze trouwe hulp Wim Hilhorst nog weer een tijdje door, wij hoefde het hem niet eens te vragen, hij wist precies wanneer hij nodig was, dan kwam hij uit zichzelf al hier heen. Er bleef achter nog genoeg te doen voor ons, in het weiland achter in het land stonden nog twee kippenhokken. Bij huis stond er ook nog een, waar voer en water heen gebracht moesten worden, maar ook de eieren eruit halen, en de varkens moesten gevoederd worden. Bij winterdag hoorde je het vertrouwde geluid weer van de kluisters waaraan de koeien vast zaten, die op en neer gaan. In de avond ging Pa het hooi nog even aanvegen voor de koeien zodat ze er goed bij konden komen. Als ik de kinderen hielp en onze jongste zoon Jos die nu ruim twee jaar was, dacht ik bij mezelf, daar moeten wij voordat we hem als hulp kunnen gebruiken nog een hele tijd op wachten. Wel liep hij met zijn kruiwagentje en een schepje op deel om Pa te helpen. Maar eer hij 16 jaar was, wat duurde dat nog lang, misschien zou hij later ook wel zeggen, Pa ik word geen boer. Ik maakte mij daar erg veel zorgen over, het boeren was nu eenmaal ook Johan zijn hobby, hij werkte het liefst tussen zijn dieren. Het was nog altijd te veel wat hij deed, en met dit werk nam hij ook veel risico voor zichzelf. Verbeeld je eens in, als het weer mis zou gaan, en later misschien niets meer zou kunnen zien. Ik begon er heel voorzichtig over met Johan, en wist dat dit onderwerp hem heel na aan het hart lag. Zou het niet beter zijn om het wat kalmer aan te gaan doen, om je aan het advies van de dokter te houden? Hij wist goed dat het voor hemzelf met zoveel werk ook risico’s met zich meebracht en dat viel niet mee. Wij besloten samen dat het toch maar beter was om wat koeien te verkopen. En in het vervolg in de zomermaanden pinken in het weiland aan te nemen van andere boeren om het gras kort te houden. Later konden wij wel verder zien, zo gezegd zo gedaan. Het waren allemaal zwartbonte pinken die nu in het weiland liepen, allen verschillend gevlekt, Johan kende ze allemaal uit elkaar en wist precies van wie ze waren. Tegen de winter werden ze weer door de eigenaars opgehaald. Zo kwam boer Kooloos zijn beestjes in de herfst weer ophalen, hij had er zes aan een touw om ze mee naar huis te nemen. Johan zag dat hij de verkeerde had, en zei tegen Kooloos, u heeft de verkeerde pinken (eenjarige) bij u, dat geloofde hij helemaal niet. Johan zei, ga eerst thuis maar even de schetsen halen, daar staan ze op uitgetekend, dan weten wij het zeker en laat ze eerst nog maar even hier staan. Inderdaad Johan had gelijk, deze waren niet van hem, ze gingen weer terug het weiland in. Hoe bestaat het dat ik mijn eigen vee niet meer ken, zei boer Kooloos, en u wel. Als Iemand van dieren houdt, kent die ze allemaal uit elkaar. 41
Johan werd uitgeloot Het was 1963, en alweer 10 jaar geleden dat Johan een keer naar Lourdes was geweest, daar had hij toen van genoten. Deze keer was hij hiervoor door de Zonnebloem uitgeloot om samen met andere zieken en gehandicapten mee te gaan. Er zouden voldoende begeleiders bij zijn, zo werd ons verteld, en Johan had er wel zin in. Ik was er nog niet zo gerust op dat hij alleen mee ging. Het is daar zo vreselijk druk en ik wist hoe slecht hij zich op een vreemde plaats alleen kon redden. De koffer werd klaargemaakt, ik deed er nog een paar sneetjes eigengebakken krentenbrood bij, die hij zo graag lustte voor onderweg. Wij spraken af dat ik hem op de terugreis samen met de kinderen zou ophalen vanuit Roosendaal. Ze hebben nog nooit in een trein gezeten en dat vinden ze vast leuk. Achteraf vernamen wij dat mijn ongerustheid dat hij alleen met zo’n grote club meeging niet helemaal ongegrond was geweest. Het begon al met het inladen van zijn koffer, dit moesten anderen voor hem doen en zo kwam deze in de verkeerde trein terecht. De hele tijd geen schoon ondergoed, geen overhemden, geen scheerapparaat. Daar stond hij tussen al die menigten, allen soorten talen hoorde hij om zich heen maar geen Hollands, waar waren nu zijn begeleiders? Die waren druk bezig met de mensen in de rolstoelen, hij kon tenminste nog lopen maar had geen kenteken bij zich van slechtziende. Eindelijk kwam er iemand naar hem toe, eenmaal in het hospitaal ging het goed, en werd er goed voor hem gezorgd. De kinderen verheugden zich er al op om Papa op te halen. De auto werd bij het station neer gezet, daar verder met de trein, en we moesten in Utrecht overstappen. Ik zei bij het controleren van de kaartjes dat wij verder reisden naar Roosendaal. Mevrouw dat moet u niet doen, zij komen hier aan. Ja maar dit hadden wij met elkaar afgesproken, daar zouden wij hem afhalen, anders zit hij daar verloren te wachten. Mevrouw maakt u zich maar niet zo ongerust, dit kom heus goed. Laat U het dan even omroepen in Roosendaal, vroeg ik nog, anders zit hij daar verloren te wachten en wij hier in Utrecht. Daar kwam een lange trein aan. En ik zei tegen de kinderen dat ik aan de achterkant ging kijken. Blijven jullie hier staan, let goed op of Papa erbij is. Er volgde nog meer treinen, steeds zonder Johan. Die zat moederziel alleen op het station in Roosendaal te wachten op ons, zich afvragend of er soms een ongeluk was gebeurd met de auto, dat moest wel anders waren zij onderhand wel hier geweest. Het was nu al vier uur, waar bleven ze toch? Nog maar even wachten, er zat niets anders op, gelukkig daar kwam iemand naar hem toe en zag het insigne op zijn jas zitten van Lourdes. Wel mijnheer, wat doet u hier alleen, bent u soms iemand kwijt. Mijn vrouw zou mij met de kinderen hier op komen halen, ik weet niet wat er gebeurd is, zei Pa, ongerust. Ik zal iemand voor u opzoeken die u verder zal helpen. Een jonge man sprak hem aan, ik ben van de padvindersclub, zal ik met u mee reizen naar Utrecht, vroeg hij vriendelijk. Zullen wij dan maar, en hij hielp Johan in de trein. Het was bijna vijf uur, waar bleef Pa nou, had ik maar niet geluisterd naar de conducteur en was ik maar doorgereisd naar Roosendaal. De kinderen hadden onderhand genoeg treinen gezien, daar kwam er weer een aan, eindelijk daar was hij bij. Pa nog wat overstuur maar toch gelukkig dat wij dankzij deze hulpvaardige jongeman elkaar weer gevonden hadden. Het eerste wat hij zei, ik ga nooit meer alleen zonder jou weg. Ik kon het me goed voorstellen hoe hij zich daar gevoeld had. De helpsters konden ook niet overal tegelijk zijn. Eén ding was zeker, hij had nu eens een echte bedevaart meegemaakt. 42
Oud-minister Drees had voor vijf jaar terug een nieuwe wet opgericht voor een goede voorziening voor mensen boven de 65. Wij zeiden tegen elkaar, eigenlijk had er nog wel een wet bij mogen komen, voor mensen die arbeidsongeschikt waren geworden en daardoor hun bedrijf niet volledig meer kon uitoefenen, waardoor het inkomen ook sterk was verminderd. In deze categorie zouden heel veel mensen vallen, het zou goed zijn als deze mensen ook een tegemoetkoming kregen. Toch maar eens schrijven naar Minister Andriessen, ik kreeg een keurig briefje terug, dat dit was voorgelegd aan de SER (Sociaal economisch raad), maar het zou nog jaren kunnen duren voordat het in werking zou treden. Niet dat wij te klagen hadden want op een boerderij kon men een stuk voordeliger leven. Je had de groente uit eigen tuin, melk van de koeien, je kon men boter karnen, had eieren van de kippen, eens in het jaar slachtte je een varken voor het vlees. Toch was ik eens aan het rekenen geslagen hoeveel wij met ons achten nodig hadden. Jan Hamersveld de kruidenier kwam eens in de week het boekje brengen voor de boodschappen die werden daarin opschreven. Zaterdag kwam hij ze bezorgen, de kinderen stonden hem al op te wachten voor het zakje snoep dat er meestal voor hen bij zat. Zelf bakte ik ook wel brood, maar bakker Huppelschoten kwam ook een paar keer in de week langs. Voor de bakker en de kruidenier, deze twee samen daar kon ik met ƒ 60,- in de week van rond komen, behalve kleding en schoenen.
Een hele omschakeling Hoe zou jij er over denken, vroeg ik eens aan Johan want zelf zou hij daar nooit over beginnen, als wij dit boerderijtje eens zouden verkopen en een klein nestje terug kochten. Daar zouden wij waarschijnlijk nog aan over kunnen houden om verder te kunnen nadat wij de hypotheek afgelost hebben. De jongste die was pas drie. Jos kon later ook nog zeggen, Pa ik wordt geen boer. Tegen die tijd hebben wij ons misschien alle twee teveel gegeven. Ik wist dat het voor Johan heel erg moeilijk zou worden. Zoiets moest terdege overwogen worden. Dat doe je niet zomaar, het was dan ook een hele beslissing. Hoe vaak hadden wij het boekje dat wij eens van de familie uit Oss hadden gekregen, ter hand genomen en een novene gehouden als wij voor iets moeilijks stonden. Uiteindelijk was het toen toch ook allemaal goed gekomen, waarom zou het nu niet gaan, wij hadden daar alle vertrouwen in. Wij besloten het er op te wagen. De verkoop gaven we in handen van Makelaar Kap in Barneveld. Wij gingen intussen met ons autootje op weg om hier en daar eens te kijken of er voor ons iets geschikts te vinden was. Wij gingen een paar keer achter Barneveld kijken, naar Wekerum, in Leusbroek. Ik vond het allemaal veel te veel achteraf liggen want je moest ook rekening houden met onze schoolgaande kinderen. Toen hoorde wij van iemand dat er in Hamersveld (nu Leusden) ook wat te koop was, dat stond ons beter aan. Johan vond het wel wat te duur, ik was bang dat hij deze kans zou laten schieten, ik vond het een gunstige ligging en een bekende omgeving, waar Johan was geboren en heel veel mensen kende. En wat belangrijk was, dat voor de kinderen de school en kerk dichtbij waren. Van mij mocht het wel iets meer kosten, je hoopte er nog jaren plezier van te hebben. Als men uit het raam keek zag men daar tegenover in de Smousesteeg ook koeien en paarden lopen, het zag er heel landelijk uit. Hij kon hier zijn eigen koetje ook nog meenemen, en we konden nog wat kippen en varkens houden. Ik vond dat wij dit plekje niet voorbij mochten laten gaan, je hoopte maar één keer over te verhuizen. Intussen was Makelaar Kap ook ver gevorderd en had voor onze boerderij een serieuze koper gevonden. De koop in Hamersveld en verkoop in 43
Achterveld van onze boerderij gingen door. De prijzen hiervan staan in een acte beschreven en zijn bewaard gebleven. Op 23 juli 1965 zouden wij naar Hamersveld gaan. De onderhandelingen waren voor beide partijen heel prettig verlopen, dat was heel wat waard.
1965: NAAR DE HAMERSVELDSEWEG 78 TE HAMERSVELD (LEUSDEN), WIJ GAAN KLEINER WONEN.
Er moest nog veel geregeld worden. De nieuwe eigenaar zou de melkmachine, de trommelschudder, wat gereedschap en wat koeien overnemen. Onze enige roodbonte had Gijs Boersen gekocht, nog een andere ging naar Job Burgsteden op Moorst. Ze bleven een beetje in de buurt. Het is wel fijn als je weet waar ze naar toe gaan en dat ze goed verzorgd worden, toevallig kwam er later weer een bij de nieuwe buurman Greefhorst te lopen, Johan kon ze nog eens op gaan zoeken als hij dat wilde. De andere werden verkocht op één na, de koe met de mooie witte kol die ook veel melk gaf, die wilde Johan zelf houden, en meenemen naar ons nieuwe stekkie. Wij leefden er al helemaal naar toe en waren al druk aan het overhuizen. Nu was het zover en zaten wij in de auto met de kinderen achterin, de oudste gingen op de fiets en Josje zat bij papa op schoot. Even nog achterom kijken naar waar wij 18 jaar gewoond hadden. Ik was bang dat Johan het er even moeilijk mee zou hebben. Wij reden weg en ik zei, zullen we nu maar even zingen! Wij gaan verhuizen, wie gaat er mee. Josje zong op het hards, het kwam er zo koddig uit dat wij allemaal begonnen te lachen, en het ijs was gebroken. Hij zorgde ervoor dat het weggaan wat gemakkelijker ging. Het bedrijf waar wij hard voor geknokt hadden en 18 jaar hadden gewoond, lieten wij nu voor goed achter ons. Als je uit het raam keek, naar de overkant van de weg de Smoussesteeg in, met aan beide kanten weilanden, zag men daar ook vee lopen, wij woonde hier heel landelijk en toch midden in het dorp. Onze zwartbonte met zijn witte kol liep achter het huis in het weiland rustig te grazen, hij had hier het rijk alleen, en zo te zien had hij het ook best naar zijn zin. Johan wilde hier nog een schuur bij bouwen voor wat varkens, zo 44
kon hij hier zijn hobby om met dieren om te gaan nog mooi uitvoeren. Wij waren al gauw gewend en woonde nu overal kort bij, de kinderen konden lopend naar school en hadden spoedig nieuwe vriendinnetjes. Jos ging een paar jaar later naar de kleuterschool, of de juffrouw daar nu zo blij mee was, met deze nieuwe leerling, dat weet ik niet. Jos zijn hobby was met sleutels spelen, daar kreeg hij op school nu ook de kans voor. Eén keer had hij straf verdiend, en werd de gang op gestuurd. Hij verveelde zich kennelijk, omdat hij daar niets te doen had, ging hij naar buiten draaide daar eerst de sleutel om. Voor je weggaat behoord men eerst goed af te sluiten. De Juffrouw en de kinderen zaten nu wel opgesloten, Jos maakte zich daar niet naar om, die konden nog altijd via het raam naar buiten en ging rustig naar huis.
De meisjes zijn al echte tieners In de vakantie gingen de kinderen meestal over en weer bij nichtjes, neefjes of bij kennissen spelen, naar Henriëtte Kok, Truus Middelaar, of Martha en Ineke Hilhorst. Onderhand waren de twee oudste meisjes 14 en 15 jaar geworden, wij vonden dat zij nu wel eens drie dagen met de bus mee mochten naar Kevelaer, dat was weer even anders. Er gingen altijd meisjes mee als bruidje voor de processie, trouwens zij waren onder goede begeleiding, en ik hoopte dat zij zich netjes zouden gedragen. Zoals wij later hoorden hadden zij zich goed vermaakt, zij konden het niet laten om onder de processie een zijstraat in te gaan. Even kijken of daar soms wat anders te beleven viel, dit vonden zij wel een beetje saai, hier konden zij zich kennelijk niet zo uitleven, dit was meer iets voor ouderen. Misschien waren daar over de grens wel leuke jongens. Een pasfoto die zij van de jongens gekregen hadden, hielden zij natuurlijk voor ons goed verborgen. Ja het waren al echte pubers geworden. Bij mijn thuis werd vroeger nooit over seks gesproken, misschien dachten zij, daar komen ze vanzelf wel achter, zoiets hoefde je niet te leren. Wij waren hiermee alweer een klein stapje verder. Hier had ik de meisjes een boekje gegeven waarin keurig en netjes hierover uitleg werd gegeven, zodat ik het zelf niet beter had kunnen doen. Zeker was dit van groot belang. Maar In de jaren zestig werd de aandacht daar wel erg veel op gevestigd. Een paar jaar later gingen de twee oudsten met hun vriendinnen uit naar Hoogland in Concordia, daar kwamen de jongelui bij elkaar om gezellig wat samen te drinken en te dansen. Wij maakten ons wel eens bezorgd met wie ze omgingen. En als het wat laat werd maakte wij ons ongerust en gingen wel eens buiten kijken of wij hen al eraan zagen komen. Misschien werden wij hierin ook wel eens misleid, maar wij konden vast niet slapen voordat iedereen weer thuis was. Eén keer toen het erg laat was geworden zei Johan, zou je hen niet even op gaan halen? Toen ik in Concordia kwam waren de jongelui nog gezellig bezig, en keken wel vreemd op toen ze mij daar aan zagen komen. Als ouders zijnde kun je soms ook te bezorgd zijn. Natuurlijk ben je het lang niet altijd met ze eens. Vooral niet toen die hele korte rokjes in de mode kwamen, als ze dan nog strak zaten moesten zij wel met de benen over elkaar blijven zitten anders zaten ze gewoon voor schut. Van ons moesten die rokjes wat langer, dat deden zij dan ook keurig zolang ze thuis waren. Ze wisten dat wij daar een hekel aan hadden maar als zij uit gingen werden de rokjes onderweg van boven weer opgerold, zodat zij er straks weer heel modieus uitzagen. Wij wisten donders goed, dat zij hierin liever niet achteraan liepen, en wij weleens door hen in de maling werden 45
genomen. Dan dacht ik eraan hoe alles zich weer herhaalde van toen ik zelf in die leeftijd was geweest, en mijn vader mij wilde ophalen van een deresklits (een meisjes feest) in Hoogland. Daar schaamde ik mij voor tegenover mijn vriendinnen, verbeeld je eens als vader dat echt zou doen! Ik was die avond mokkend thuis gebleven omdat ik dan soms uitgelachen zou worden, en had hierdoor mijn uitstapje moeten missen. Ook ik wilde niet achter blijven, toen polkahaar bij de meisjes in de mode kwam heb ik de schaar aan mijn zus gegeven en vroeg of zij mijn haar af wilde knippen. Er was niets meer aan te doen, het was eraf gegaan. Wel was ik bang geweest voor de reactie van mijn ouders. Het was meegevallen, misschien was het toch wel gemakkelijk geweest voor hen, die al zoveel werk hadden met het grote gezin. Elke generatie groeit weer anders op, met zijn kleine of grotere zorgen. Nu was het onze taak om onze kinderen zo goed mogelijk te begeleiden. Waar ik mij echt kwaad om kon maken was als er een formulier ingevuld moest worden met de vraag, wat is het beroep van uw echtgenote? Dan werd er altijd als antwoord opgezet: zonder. Ik meende altijd dat zes kinderen groot brengen een grote verantwoordelijkheid met zich meebracht, dit werd volgens mij wel erg onderschat.
Wat een pech jaar Het ging toch wel vlug, de drie oudsten waren inmiddels al in een betrekking. Dit jaar 1970 zouden wij niet gauw vergeten, het was wel een pech jaar. Zelf was ik ermee begonnen toen ik een ontstoken galblaas kreeg, geen wonder, de galsteen had mij al jaren geplaagd en was uitgegroeid tot de grote van een duivenei. De eerste week moest er een ijszak op, daarna zou ik geopereerd worden, wat toen nog een tamelijk, grote ingreep was. Wij vroegen ons af wie van de meisjes wij naar nu naar huis zouden halen. Willie werkte in de gezinszorg, die kon het beste maar thuis komen helpen. Het liep heel anders, toen ik er drie dagen lag werd er nog een patiënt de zaal binnen gereden, ze kwamen met Willie aanrijden, zij was door een auto aangereden op de Heiligerbergerweg en had hierbij een hersenschudding opgelopen met een hoofdwond. De zuster vroeg aan mij, zal ik uw dochter maar naast u leggen? Het was een grote lange zaal. Neen laten wij dat maar niet doen, zei ik. Het zal beter zijn voor ons beiden, zij heeft haar rust ook nodig, dus brachten ze Willie achter in de zaal waar zij tussen anderen in kwam te liggen. Naast mij kwam een buitenlands vrouwtje te liggen, zij liet merken dat ze erge hoofdpijn had, ik gaf haar een verfrischugstugs van het bekende merk 1477, misschien zou dat iets kunnen helpen, maar even later zag ik haar een heel vies gezicht trekken, geen wonder zij had het in haar mond gestopt, het geef wel wat verwarring als je elkaar niet kunt verstaan. Nu was ik weer thuis en moest nog wat aansterken toen pa last begon te krijgen van nierstenen, ook hij moest geopereerd worden. Jaren lang had hij Diamox gebruik als medicijnen voor zijn ogen, daar waren ze wel goed voor geweest, maar volgens de Uroloog zetten die tabletten weer aan tot nierstenen. Wij vroegen ons af, of er dan geen ander middel geweest? Voordat Pa terug kwam uit het ziekenhuis zette ik beneden een bed klaar, dan hoefde hij niet de trap op, want de plek was nog gevoelig. Hij was een paar weken thuis en nog herstellende. Op een zondagavond ongeveer 10 uur ging de bel, zo laat nog er zal nu toch geen visite meer komen? Henk Kok een vriend van Wout stond daar. Ja ik heb niet zo’n mooi bericht voor u, Wout ligt in het ziekenhuis, hij heeft een ongeluk gehad met de motor bij de zandbrinkermolen in Asschat. Wij schrokken ervan, dit kon er ook nog wel bij. Ik trok mijn jas aan en ging op weg. Het was tamelijk ernstig, hij had wel een helm op gehad maar was met zijn voorhoofd tegen een 46
paal gekomen, hij lag drie dagen in een coma. Het waren spannende dagen maar gelukkig knapte ook hij weer op. Soms ben je heel verwonderd, als je verder maar gezond bent, wat een mens hebben kan. Dit jaar werd er wel erg veel van onze energie gevraagd, want wij kregen zelf haast geen tijd om aan te sterken. Toen kwam Willie nog een keer terug, bij haar was een breuk geconstateerd waar zij ook nog aan geholpen moest worden. Zou dit nu de laatste zijn dit jaar? Nee, want Johan kwam ook nog eens terug. Ons werd al gevraagd of wij soms een abonnement hadden op het ziekenhuis. Toevallig kwam het allemaal achter elkaar, dit jaar zouden wij niet zo gauw meer vergeten. Het was in 1971 toen iemand hier kwam die door de gemeente was aangesteld. Om grond op te kopen voor het plan Groenhouten dat achter ons ligt, voor woningbouw. Daar hadden zij grond voor nodig, ook waar onze varkensschuur op stond en het weiland waar ons koetje liep. Hij overrompelde ons hier mee. Dat zou betekenen dat de varkensschuur die wij hadden laten bouwen weer afgebroken moest worden. En dat we ons koetje weer weg moesten doen, dat was nogal wat. Als wij samen niet tot een akkoord konden komen, zo werd ons gemeld, zou het later onteigend moeten worden, en dan zou de prijs wel eens veel lager uit kunnen vallen. Wel zouden wij het weiland en de schuur mogen gebruiken totdat de gemeente er om verlegen was. Hij kwam nog eens terug, wij vonden dat hij nogal bruut over kwam, ja wat moesten wij doen? Johan was ook tegen onteigenen, met heel veel tegenzin ging hij toch akkoord. De tijd gaat veel vlugger als men denkt, en we kregen bericht dat wij het land moesten laten liggen, en de schuur ontruimd moest worden. Johan had spijt van deze opgedrongen verkoop. Hoe had hij zich zo kunnen laten ompraten? Er kwamen een paar mannen het weiland afbakenen en zij zetten daar paaltjes in. Johan schrok daarvan, nu ging het echt gebeuren. Dat leek hem helemaal niet. Kom Wout, zei Pa, wij gaan de paaltjes er vanavond samen weer uittrekken. Zo gezegd zo gedaan, maar de palen werden er wel weer in geplaatst. Ook deze keer gingen de palen er weer uit, niemand wist wie dat gedaan had. Pa wilde zo lang mogelijk zijn koetje en de varkens blijven houden, dit kon niet goed blijven gaan. Daar werd door de gemeente op gereageerd, natuurlijk hadden wij daar geen recht meer op. Maar die persoon die hier was geweest, had ons gewoon gedwongen om dit stuk grond te verkopen, of het werd onteigend. Pa zou straks niets meer te doen hebben, dat was niets voor hem. Wij pakte de auto en gingen persoonlijk alle raadsleden langs, zij kenden onze situatie. Johan kon niets meer zien om de courant te lezen of televisie te kijken. Wat had hij er aan om achter het raam te gaan zitten niksen, hij kon niet eens zien wie of er langs kwam. Er werd geluisterd en in de gemeenteraad over vergaderd, zij stuurde nu mijnheer van Dam naar ons toe. Natuurlijk moesten wij het laten liggen, dat stond vast. Nu kwam er tenminste een redelijk gesprek, zij zouden zelf zorgen dat de schuur werd afgebroken. Een gedeelte daarvan werd als garage weer opgebouwd, daarin werd ook elektriciteit aangelegd en er werd voor een goede afscheiding gezorgd. De grondprijs zou voor ons niet belast worden, dat was voor de gemeente, verder zouden wij nog een vergoeding krijgen. Dit klonk al heel wat beter. Het had wel wat opgeleverd, dat wij persoonlijk de raadsleden ingelicht hadden over de gedwongen verkoop. Dat Pa en Wout de paaltjes er weer uit getrokken hadden, had toch wel resultaat gehad. De afspraak was dat er hier verder géén agrarisch bedrijf meer mocht worden uitgeoefend. Voordat ons koetje met zijn witte kol moest gaan vertrekken, ging hij eerst nog met zijn baasje voor de laatst keer op de foto. Het achterhuis waar voorheen ook de varkensstal was geweest, werd nu ingericht als kippenhok. Aan de weg werd een bordje geplaatst, “te koop verse eieren”. Johan begon aan zijn nieuwe beroep als eierenhandelaar. 47
Het was voor hem een mooie afleiding, maakte een praatje met de mensen. Eén ding had hij wel moeten doen, tussen de middag even sluiten. Maar hij wilde zijn klanten niet verloren laten komen. Zo gebeurde het heel vaak dat hij zelf lekker op de bank lag te slapen als die vervelende bel weer ging. Hij schrok dan wakker, stond soms nog slaapdronken op, even zoekend waar de deur zat. Maar inmiddels was zijn klant dan alweer vertrokken voordat hij bij de deur was. Jarenlang heeft hij daar last van gehouden, dat hij tussen de middag de bel meende te horen als hij aan het rusten was, dan sprong hij overeind, ook toen wij de kippen allang hadden weggedaan. Hij was zijn klanten nog niet vergeten.
MIJN LAATSTE KOETJE: JOHAN VAN KOOIJ
Drie oudsten hebben trouwplannen Johan kwam weer eens in het ziekenhuis terecht, nu vanwege een veel te hoge bloeddruk, en moest het iets rustiger aan gaan doen. Eén ding vond Pa niet zo prettig. Toen hij in het ziekenhuis lag kreeg hij te horen dat de drie oudsten zich gingen verloven. Ja, zij begonnen al plannen te maken. Hij vond dat ze daar wel even mee hadden kunnen wachten totdat hij er weer bij kon zijn, nu miste hij dat feestje. Men weet, dat je de kinderen die aan je zorgen zijn toevertrouwd niet voor jezelf opvoedt, je begeleid hen alleen maar zover, dan gaan ze een eigen toekomst opbouwen. Wij zouden daar even aan moeten wennen dat de drie oudsten het huis uit zouden gaan. Willie verliet in 1971 als éérste het ouderlijk huis, Wout in het voorjaar 1972 en Marga volgde hen in het najaar 1972. Gelukkig hadden wij nog drie kinderen thuis, anders zou het wel erg stil zijn geworden. Ja ons gezinnetje begon al kleiner te worden. Nu waren er leuke berichten. Het was wel eens omgekeerd geweest, zoals in 1970 toen wij achter elkaar in het ziekenhuis belandden. Nu waren er kort na elkaar bruiloften. Eerst die van de drie oudste kinderen. En op 5 november van dit jaar waren wijzelf 25 jaar getrouwd. Dat wilden wij ook niet ongemerkt voorbij laten gaan. Net als bij iedereen passeert er heel wat in die tijd, mooie en zorgelijke dagen. Hoe vaak hadden wij het boekje ter hand genomen en een novene gehouden, en een kaarsje opgestoken als het moeilijk was geweest. Altijd was het weer goed gekomen, waarom zouden wij daar onze dankbaarheid niet voor uiten? Daarom gingen wij met zijn allen voor het feest, dat wij in de Ros Beyaart zouden vieren die zaterdagavond. Eerst naar de Mis, behalve ons eerste kleinkind Elmar, die was nog te klein. Vreugde en droefheid liggen soms zo kort bij elkaar, daar werden 48
wij die avond nog mee geconfronteerd. Toen wij in de kerk waren hoorden we dat de avond ervoor, een van onze gasten plotseling was overleden. Zij was nog naar de kapper geweest om er netjes uit te zien voor ons feest. Iedereen was enigszins hiervan onder de indruk, wie kende de familie Tolboom niet, wie moest er nu voor haar twee ongelukkige kinderen zorgen? Die zij zelf altijd verzorgde en nooit in een tehuis had willen doen, Jan haar man kon dat niet alleen en nu gebeurde er dit. Wij hadden even tijd nodig om over te schakelen om feest te kunnen vieren. Want iedereen leefde mee, in het begin voelde je dit heel sterk aan. Dan waardeer je het dubbel dat je het 25 jarig huwelijk nog samen kon vieren. Door de muziek die binnen kwam en begon te spelen, veranderde de stemming. Daarvoor waren wij immers ook hier bijeen. De jeugd vermaakte zich best, er werd mee gezongen en gedanst, dat hoorde erbij, gelukkig werd het toch nog gezellig. Het mooie cadeau die wij van de kinderen kregen, dat wij samen een vliegreis mochten maken naar Lourdes, stelden wij uit tot het voorjaar 1973. Het was alweer 10 jaar geleden dat Johan daar geweest was, er was toen van alles mis gegaan, zijn koffer kwijt, hij was bijna verdwaald tussen die mensenmenigte. Het was ook niet de schuld van de vrijwilligers geweest, maar omdat Johan geen kenteken bij zich had dat hij slechtziende was. Nu waren wij hier samen met een grote groep mensen, in stilte bij de grot. Het laat je niet onberoerd op de plek te zijn waar eens Maria was verschenen aan Bernadette, een tegel herinnerde nog aan waar zij toen geknield had. De bron waaruit nog dagelijks het water vloeit, die nu met bloemen en een glasplaat bedekt was. Waar duizenden mensen uit alle landen hier één zijn, zo waren er mensen uit Ierland hier in vrede bij elkaar. Het blijft een plek die bemoediging geeft en waar je geestelijk gesterkt weer vandaan gaat. Ook zijn wij in Cite Secour St. Pierre geweest waar arme mensen die geen hotel kunnen betalen gratis een week onderdak en te eten krijgen, waar dan weer vrijwilligers zijn om te helpen. We hadden wel eens gehoord over commercie, al die souvenirs en hotels. Volgens mij kan dat haast niet anders, waar zoveel mensen een paar dagen naar toe gaan, moeten er plaatsen zijn voor onderdak. Ook wij namen een klein aandenken mee naar huis, met de hoop hier nog eens terug te mogen komen. Naast ons zit Herder met een loodgietersbedrijf en zes man personeel en die nacht had ik toch zo raar gedroomd. Het kwam allemaal zo duidelijk over, een man die er al jaren werkte, vertelde aan mij dat hij daar vandaan ging. Hij had er ruim tien jaar gewerkt, hij vond het mooi geweest, en wilde nu eens gaan veranderen. Die morgen kwam Marga, zij was boodschappen wezen doen hier tegenover en kwam even langs voor een kopje koffie. Ik vertelde haar van mijn droom en nieuwsgierig vroeg zij, en welke gaat er dan weg? Ik zei, dromen zijn bedrog, daar zullen we het maar niet verder over hebben. Maar je kunt toch wel zeggen wie het was, drong zij een paar keer aan. Toen vertelde ik haar dat het de heer van Dorth was, die met een dochter van de groenteboer getrouwd was. Neem het maar met een korreltje zout zei ik, het was maar een droom. Drie maanden later zei onze schoonzoon tegen ons, er gaat een knecht van Herder weg. Ik vroeg aan hem, welke? Diegene die er al zo lang was, de heer van Dorth, was zijn antwoord. Dus mijn droom was toch nog werkelijkheid geworden. Jos moest nodig een andere fiets hebben, hij ging straks naar de technisch school van Don Bosco, voor verder onderwijs. Trouwens voor mijzelf moest ik er ook één hebben. Mijn buurvrouw vertelde mij hoe men heel voordelig aan een goede fiets kon komen. Het was in Utrecht waar jaarlijks gevonden en gestolen fietsen, die nooit meer werden opgehaald, werden verkocht. Zo ging ik in mijn eentje naar Utrecht en zorgde daar bijtijds te zijn, dan kon ik ze voor die tijd eerst even bekijken. Daar stonden best wat goede tussen, voor mijzelf had ik mijn oog laten vallen op een Union en voor 49
Jos op een Batavus en ik noteerde de nummers, plus een reserve, mocht hij mij niet gegund worden. Maar sommige leken wel zo uit de gracht gehaald te zijn. Er kwamen nog meer mensen, het is toch wat als je hier je eigen fiets weer terug kon kopen, ja de wereld is hard. Een mijnheer met een aktetas bij zich begon aan de veiling. Ik wachtte mijn nummer af en begon als een volleerde koper te bieden en begon met een tientje, daar ging iemand overheen. Weer deed ik er een tientje bovenop, nog een keer, wat zat hij mij dwars. Ja maar voor ƒ 37,- was hij dan toch van mij. Die mijnheer had zeker geen tijd gehad om hem goed te bekijken. Nu nog de Batavus voor Jos, daar had ik ook geluk mee. En ik was heel blij met mijn koopjes, nu zien om ze thuis te krijgen, ik vroeg om het sleuteltje van mijn fiets. Mevrouw u heeft hem gekocht zoals hij hier staat, u moet maar zien. Ik ging met mijn nieuwe aanwinst naar een fietsenmaker om het slot door te laten zagen. Niet erg gerust of die van Jos er straks nog wel zou staan, maar dat viel mee. Ik stapte nu, met aan elke hand een fiets, de weg op naar het station, maar hoe kom ik nu op het 12de perron. Ik had weer geluk, een mijnheer van de spoorwegen vroeg aan mij waar ik heen wilde. Kom maar achter mij aan, wij gaan dwars over de spoorlijn, er komt nu niets aan. En zo was ik vlug op het juiste perron. Toen vroeg ik aan een mijnheer of hij mij even de fietsen aan wilde geven, en stapte tegelijk hiermee in de bagage ruimte. Ik werd wel heen en weer geschud maar we waren toch zo in Amersfoort. De deuren gingen open, de trein moest niet te snel weg rijden anders nam hij mijn fiets nog mee. Ik vroeg of iemand hem even aan wilde pakken. Daar stond ik nu maar was nog niet thuis. Toen belde ik Wout maar op en vroeg of hij met zijn aanhangwagen mij op wou komen halen, weer had ik geluk dat hij thuis was, hier zat ik toch gemakkelijker dan in de bagageruimte. Trots als een pauw kwam ik thuis met mijn voordelige koopjes, je moest er wel wat voor over hebben. Tot nu toe heb ik zelf nog steeds dezelfde fiets.
Eindelijk gaat de nieuwe wet in Het was al jaren geleden toen wij nog op Achterveld zaten, dat ik eens een brief had geschreven naar de toenmalige Minister Andriesen, of er geen wet kon komen voor mensen die zelfstandig waren begonnen en in hun werk arbeidsongeschikt waren geworden, voor een financiële tegemoetkoming. Wij hadden toen een keurig briefje thuis gekregen, het was aan de SER voorgelegd, er zou aan gewerkt worden. Er werd wel bij gezegd dat het nog jaren zou kunnen duren eer dit in werking zou treden. Wij hadden het met zijn achten goed gered omdat wij op een boerderij woonden. Waar men veel voordeliger kon leven, maar anderen zaten daar ook al jaren op te wachten. In 1965 hadden wij de boerderij verkocht en waren kleiner begonnen, daar hadden wij ook aan overgehouden. Nu kregen wij bericht dat deze wet er door was. Van de Agrarische Sociale Fondsen uit Gouda kregen wij nu om de drie maanden een uitkering. De eerste keer was van 1 oktober tot 31 december 1976 een bedrag van ƒ 5041,- , nou dat was héél wat. Eerst denk je, zouden wij dit nu wel nodig hebben, want je was het helemaal niet gewend zoveel geld te besteden, maar men gaat er ook weer naar leven. Wij waren zolang wij getrouwd waren, behalve met een bedevaart, nog nooit op vakantie geweest, dus dat moesten wij nu eerst maar eens gaan doen. Johan was inmiddels allang lid geworden van de Nederlandse bond voor blinden en slechtzienden. Dan zie je dat je lang niet alleen bent met deze handicap, en bouwde daar ook vriendschap op. Met deze club gingen wij samen voor het eerst op vakantie naar het zwarte woud in Duitsland. Ons hotel Garni lag boven in de bergen 920 meter hoog. Het witte hotel stak mooi af tussen al dat groen, het was een mooi gezicht, het enige nadeel was wel dat het 50
daar klimmen was. Het pad ernaar toe liep nogal steil omhoog, er was nog wel een pad dat minder steil was maar met een grote omweg. Tegen betaling kon je ook met een busje meerijden naar het dorp voor diegene die het te vermoeiend vonden. Wij hadden de tijd, dus wij gingen lopen, in de buurt was ook een wildpark en de natuur is daar erg mooi. Met lotgenoten op vakantie gaan was goed bevallen en was voor herhaling vatbaar. Het liep al tegen de herfst, de avonden werden al wat langer, tijd voor kaartavondjes. Er werd mij gevraagd een avond te helpen met kaarten bij de familie Vrijhoef, schoonzus Jans van Kooij was er ook, zij kwamen een persoon te kort. Vroeger thuis had ik het wel gedaan, dat was al jaren geleden, en wilde het wel weer eens proberen. Het oude spel van Nederlands pandoeren werd weer opgehaald. Ik vond het best gezellig, toen ik naar huis zou gaan vroegen zij mij weer voor de volgende week, dat was niet mijn bedoeling geweest. Dan zit Johan de hele avond alleen, zei ik. Weet je wat, kreeg ik als antwoord, dan komen jullie toch samen. Twee keer ging Johan mee, behalve eerst gezamenlijk koffie drinken had hij er zelf weinig aan. Hij kon alleen maar toekijken. Ik ging op zoek naar een oplossing en belde eens hier en daarheen, en vroeg of er geen mogelijkheden waren, of met een ander soort kaarten waar slechtzienden of blinden mee konden spelen. Er moest toch een oplossing zijn. En ja hoor, in Zuilen achter Utrecht daar waren ze te krijgen. Er werd een afspraak gemaakt, wij zouden samen naar Zuilen gaan, in de ontspanningszaal de Paraplu werden wij heel vriendelijk ontvangen. De gastvrouw legde het allemaal duidelijk uit, het ging beter als Johan het maar gelijk eens probeerde. Hij was een snelle leerling, voor dat wij naar huis gingen kon hij klaverjassen. De kaarten waren niet goedkoop, ze kostten ƒ 80,- maar voor ons waren ze veel meer waard. Andere ontspanning had hij niet, dit was toch een prachtige oplossing, aan de courant had hij niets of de televisie kon hij niet zien. Nu hoefde hij het niet langer toe te kijken maar kon zelf mee doen, wat een uitkomst, nu konden wij zelf een eigen kaartclub oprichten. Buurman Greefhorst wilde dat bij Johan eens goed uitproberen, hij geloofde het niet dat hij dit zou kunnen, extra vlug gingen de kaarten over en weer over de tafel, maar Johan kon hem best bijhouden. Later gingen wij een avondje naar mijn broer Johan van Dijk, en bij mijn andere broer Hendrik kaarten. Omdat wij samen hier in de buurt met Arie en Tinie Vrijhoef ook gingen kaarten, werden dat drie avonden in de week. Wat een geluk dat deze mogelijkheden er waren, en dat wij in Zuilen terecht waren gekomen, wij genoten beiden van deze ontspanningsavondjes.
Familie van Dijk wordt kleiner Zoals ik al eens eerder vertelde, hadden wij een sterke familieband. Regelmatig kwamen wij bij elkaar, al woonde er een paar een eind uit de buurt. Twee broers in Oss en mijn zus in Ruurlo. Als wij daar heen gingen haalden wij eerst mijn andere zus Heintje en haar man uit Hoogland op, en gingen met zijn vieren een dagje uit. Onderweg soms eerst nog even in Kesteren bij een kersenboomgaard aan of onderweg even opsteken voor een kop koffie met een gebakje, wij namen er de tijd voor en maakten er dan een gezellige dag van. Deze keer was het geheel anders, wij gingen op ziekenbezoek in Ruurlo, mijn zus Geertje had een beroerte gekregen. Wij schrokken van haar, zij was half verlamd. Wat ik ook zo vreselijk vond, zij kon niet meer praten, en kon niet eens kenbaar maken als ze pijn had. Wij hoopten zo dat het weer goed zou komen. Daar lag zij die zich altijd zo uitgesloofd had als wij kwamen en van alles klaar maakte om het ons naar de zin te maken. Geertje kwam in het ziekenhuis in Groenlo terecht, het was erger geworden. 51
Wat hadden wij een waardering voor Toon van de Hoven (haar man) die iedere dag naar haar toe ging. De hele dag bleef hij in het ziekenhuis en zat naast haar bed, en praatte tegen haar ofschoon zij geen woord terug kon zeggen. Als wij bij haar kwamen praten wij ook tegen haar en hoopte dat zij er nog iets van zou kunnen volgen. Twee jaar heeft zij daar zo gelegen voordat zij stierf, wat toen voor haar gelukkig was, op 11 augustus 1980 op 66 jarige leeftijd, zij was de eerste van de acht uit ons gezin die wij moesten missen. Drie jaar later geheel onverwachts op 3 augustus 1983 stierf mijn jongste broer Hendrik, dat was even schrikken. Twee dagen daarvoor waren wij met zijn vieren de hele dag uit geweest naar Brabant. Eens in de week kwamen wij altijd bij elkaar en nu dit. Hij had de laatste jaren wel last gehad van suiker, maar daar kun je ook oud mee worden, zoiets daar reken je niet op. Hij kreeg onverwachts een hartstilstand en is 64 jaar geworden. Hij was net zo oud als Johan, jaren lang hadden wij samen gekaart, en hij was altijd in voor een grapje. Wat had hij een binnenpret gehad als hij jouw mooie slag kon aftroeven, dan keek hij heel schalks even opzij, wij zouden hem erg missen.
Ons gezin wordt kleiner Ook in ons eigen gezinnetje was in de afgelopen jaren veel verandering gekomen. Toen de meisjes nog als tieners thuis waren hoorde je soms het gekibbel aan als ze elkaars kleding stiekem hadden aangetrokken, ze wilden ook wel eens wat anders aan, het paste, waarom dan niet? Als de afwas gedaan moest worden, moest toevallig de ander altijd eerst nog even naar de wc, of stond er aan de weg een jongen te wachten, dit alles hoorde erbij. Nu hoorden wij dit niet meer, het was stiller geworden. De laatste twee dochters waren ook uitgevlogen, Maria was gaan samen wonen, en Henriëtte had ook haar eigen stekkie gevonden. Gelukkig hadden wij Jos nog thuis om voor te kunnen zorgen, anders zou het wel heel erg stil zijn geworden. Jos had nog geen vriendin maar wel een auto, daar was hij zuinig op en wilde hem graag binnenzetten. In de garage stond onze auto, het beste was even een aanvraag in te dienen voor het bouwen van een carport. Zijn zelf gemaakte tekening diende hij in bij de gemeente, het zag er goed uit. Het leek wel of het door een architect gedaan was, hij kreeg hiervoor een vergunning. Nu ermee aan het werk, eerst moest er nog een vloer gesloopt worden, dat gaf nogal veel puin. Met dat werk hielpen wij hem even om het op een aanhanger te laden. Ik had hierbij een schort voor gedaan en een hoofddoek op voor de stof. De kar was vol en ik deed mijn hoofddoek af want die zat te warm, mijn schort kon ik wel zolang voorhouden, want hij moest nog gelost worden in de buurt bij het afvalstation. Had ik deze week de courant maar beter gelezen, dan hadden wij geweten dat juist deze middag de officiële opening zou plaatsvinden. Niets vermoedend reden Jos en ik, nog met mijn schort voor, bij het afvalstation de oprit op. Het viel mij op dat er keurig geklede dames en heren stonden, die zou je hier toch niet verwachten. Een fotograaf die daar aanwezig was om straks het gebeuren vast te leggen kwam naar ons toe, deze toeval dat er zelfs nu gelost werd, die kans moest hij grijpen om daar vlug een foto van te maken. Een wat zenuwachtige mijnheer kwam naar ons toe lopen want zo dadelijk moest de opening plaatsvinden. Zeg, hoelang hebben jullie nog werk? Nou nu wij hier toch waren wilden wij het eerst graag kwijt, dan heel vlug, zei hij, u krijgt nog een klein beetje tijd. Wij beloofden ons best te zullen doen. Toen wij weg reden kwam een ambtenaar nog gauw even naar ons toe met de boodschap. Hebben jullie soms nog meer puin? Ja, dat hadden wij wel. Jullie komen vanmiddag toch zeker niet nog eens terug hé, 52
daar moet je dan mee wachten tot morgen. Ik keek de volgende dag in de courant. Waar ik al bang voor was, daar stonden Jos en ik met mijn schort voor, het steenpuin te lossen op de foto. Daar naast geschreven, men kan alles nog zogoed regelen, er zijn altijd mensen die het protocol doorkruisen. Wij hadden hen hoofdbrekens bezorgd, gelukkig waren wij net op tijd weggeweest voordat wethouder Wagenaar het afvalstation officieel moest openen. 1983. Het was inmiddels al weer tien jaar geleden, wat ging het snel. We hadden besloten dit jaar weer eens naar Zuid Frankrijk te gaan, maar zou het wel door kunnen gaan? Ik voelde mij al een heel tijdje niet zo lekker, nu lag ik met wat koorts op bed. Vandaag was het zondag en schrok even, omdat ik rode plekken op mijn benen kreeg, en lichtte mijn huisarts hierover in, hij zou even komen kijken. Hij zei niet veel alleen, ik kom morgen weer. Toen kon ik niet meer op mijn benen staan, en werd per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Daar werden allerlei onderzoeken verricht en kreeg ik na een paar dagen medicijnen tegen de koorts, zij hielpen goed, de plekken werden minder en ik voelde mij al gauw een stuk beter, zodat ik na een week weer naar huis mocht, met de boodschap de medicijnen op te maken. Het gekke was, als ik daar mee stopte, keerde de koorts weer terug. De huisarts schreef dezelfde medicijnen weer voor. Zo ging het nog een hele tijd door, als ik die maar gebruikte was er niets aan de hand. Wij besloten de reis waarvoor wij ons op hadden gegeven toch door te laten gaan. Voldoende gewapend met medicijnen gingen wij vijf dagen weg. Dat ging goed en we waren blij dat wij dit toch mee hadden kunnen maken. En, vroeg de dokter, hoe is het gegaan? Eigenaardig de koorts kwam steeds terug als ik die medicijnen niet gebruikte. Daar moest toch een reden voor zijn, dan schrijf ik even nieuwe uit zei de arts. Ik had ze geteld, onderhand had ik al 300 van die pillen op, dat kon zo toch niet door blijven gaan. Het kwam eruit, dokter ik ben niet van plan om ze nog langer te gebruiken. Deze reactie had de huisarts niet van mij verwacht. Maar mevrouw van Kooij, vroeg hij enigszins verbaast, wat wilt u dan? Ik wil graag eerst de oorzaak hiervan weten. In het ziekenhuis waren allerlei onderzoeken gedaan, maar misschien was aan één ding te weinig aandacht geschonken. Wij hebben toch alles onderzocht, zei hij. Dokter, zei ik, kan het niet doodgewoon aan mijn keelamandelen liggen, dat die ontstoken kunnen zijn? Maar daar heb ik toch ook naar gekeken, zei hij. Soms moet men zijn eigen intuïtie volgen, ik wilde geen medicijnen meer. Nou dan zal ik maar een verwijsbriefje schrijven voor de K.N.O. arts, zei hij. Toen ik thuis kwam maakte ik snel een afspraak, want ik zat er al zo lang mee. Zo en daar komt u nu pas mee aan, zei de specialist wat kort. Het is niet mijn schuld dokter, ze hebben dit over het hoofd gezien. Het wordt een spoedopname, zei hij. En zo kwam ik weer in het ziekenhuis terecht. De zuster wilde mij gerust stellen, mevrouw van Kooij mijn schoonmoeder is er nog aangeholpen toen zij al 60 jaar was, het is best gegaan. Ik zag er helemaal niet tegen op zoals de zuster vermoedde. Hoe oud denkt u dat ik ben, vroeg ik, 65 en ik ben erg blij dat er eindelijk iets aan gedaan wordt. Binnen een week was ik weer thuis, eindelijk van die narigheid af. Zo zie je maar weer, iedereen kan zich eens vergissen, toch moet men zelf als het kan ook alert zijn.
Samen op de tandem Johan had al eens gezegd het jammer te vinden niet meer te kunnen fietsen, al jaren had hij dit niet kunnen doen. Daar was wel een oplossing voor, en we kochten een tandem. Als het mooi weer was gingen wij er op uit, ma voorop en pa met zijn hoed op en een grote sigaar achterop, zo fietsten wij de Voskuilerdijk op langs mooie landerijen. Zeg vrouw, nu moet je eens zien hoe mooi het weiland er bij staat, en al die koeien, 53
het is toch een mooi gezicht. Wij kwamen nog een fietser tegen. Zeg mevrouw die je daar achterop hebt, laat jou alleen trappen hoor, die zit met zijn benen omhoog lekker te genieten, en laat jou het werk doen. Zo te horen genoot hij er ook van. Zo fietsten wij dan eens naar familie op Hoogland, dan weer eens naar Achterveld of Stoutenburg, onderweg even op steken en een ijsje kopen, 15 jaar hebben wij daar plezier van gehad.
Een bijzondere ervaring Zoals ik heel in het begin al vertelde, woonden er twee getrouwde broers van mij in Oss. Piet die was met zijn eigen aan het sukkelen en had wat last van zijn maag. Het was in het najaar 1984 toen hij ons opbelde, of het uit kwam dat hij met zijn vrouw Martha hier zou komen. Natuurlijk vonden wij dat fijn, omdat hij dan toch in de buurt was wilde hij daarna ook nog naar zus Heintje op Hoogland, hij wilde de familie nog eens langs. Later zouden wij begrijpen waarom. Hij had al enkele onderzoeken gehad in het ziekenhuis, ik denk dat hij het zelf al niet erg vertrouwde. Net op zijn verjaardag op 8 januari kreeg hij te horen, het spijt ons wij kunnen niets meer voor u doen. U hoeft echt geen pijn te hebben, daar word voor gezorgd. Slechter nieuws had hij niet kunnen krijgen, dan stort je wereld in, eerst opstandig dan het leren aanvaarden. Piet die altijd zo opgeruimd was, Ik had mij wel eens afgevraagd hoe of hij het de hele avond vol kon houden op de dansvloer als er een feestje was, en nu dit. Heel vaak reden wij nu naar Oss om hem op te zoeken, zijn gezondheid ging achteruit. Mijn andere broer Johan was met zijn vrouw Jans, waar ik vroeger geholpen had, voor een jaar naar hun kinderen in Nieuw Zeeland. In een brief liet ik het hun weten over de toestand van broer Piet, wij zouden hen op de hoogte blijven houden, misschien zagen zij elkaar nooit meer en nu konden ze hem nog schrijven. Piet zei eens tegen ons, ik durf niet meer op de weegschaal te gaan staan, deze wijst steeds lichter aan, dat was geen goed teken. Ik hield de familie in Nieuw Zeeland op de hoogte en heel wat brieven gingen er heen en weer. Ik denk dat Piet een voor hem nu heel waardevolle brief had gekregen van zijn broer Johan waar hij veel steun aan had. Hij kon hem zelf al niet meer in één keer lezen, straks de andere helft maar. En vroeg dan, vrouw geef mij de brief nog eens aan. Of, mag ik hem nog eens lezen. Wij gingen weer eens op ziekenbezoek, dit zou het laatste afscheid zijn, voor wij weggingen zwaaide ik nog even naar Piet, hij zwaaide terug of hij zeggen wilde, tot ziens. In de nacht van 7 op 8 maart 1985 kreeg ik een hele bijzondere ervaring, net of ik telepathisch met hem verbonden was, het was een soort van voorschouw. Het was in de nacht en ik was klaar wakker, wat raar, het leek net of ik van deze wereld wegging. Ik ging nu door een tunnel, daar doorheen, hé wat kon ik nu verlicht ademhalen. Er stonden een paar mensen mij op te wachten (voor mij niet herkenbaar) één kwam naar mij toe, pakte mij bij mijn elleboog en bracht mij naar een grote ruimte. Ik vroeg hem, wat is dit voor een ruimte? Dit is vroeger een kerk geweest, was zijn antwoord, het wordt nu hier voor gebruikt. Er is ook lichte muziek op de achtergrond, vertelde hij mij en leidde mij naar de linkse kant, toen was ik weer alleen. Even later, wat raar, daar zag ik mijn schoonzus Martha met haar dochter aan een tafeltje zitten, ze waren erg verdrietig en troosten elkaar. Ik ging recht op zitten in bed. Mijn broer Piet moest zo juist gestorven zijn, zou ik even kijken hoe laat het is, neen laat ik het niet doen, ik wilde dit beeld nog even vast houden en ging weer liggen. Nu stonden Johan en ik samen, aan de overkant van de weg voor een apothekerszaak tegenover de kerk. Wij waren op tijd, de klokken 54
begonnen net te luiden voor de uitvaartmis, veel mensen waren daar aanwezig. De kerk zat bijna vol, hij had ook zoveel vrienden dat kon men wel zien. Later vanaf het kerkhof liepen de mensen binnendoor rechts langs de kerk (waarschijnlijk naar het hotel voor de koffietafel). Toen het morgen was zei ik tegen Johan, mijn broer Piet is vannacht gestorven, en we zullen zo wel uit Oss gebeld worden, het was zo. Om 7 uur ging de telefoon, wij waren nog boven, eer wij beneden waren was de hoorn er weer opgelegd, intussen hadden zij waarschijnlijk de andere familie ingelicht. Schoonzus Annie, de vrouw van Job die naast hen woonde, belde ons voor de tweede keer, ze vertelde dat Piet vannacht was overleden, ik zei dat wij vandaag nog even zouden komen. Zeg, vroeg Annie, kom dan ook even hier, want Job is zo verdrietig, altijd hebben deze twee samen gewerkt, de laatste week ging hij er iedere dag even heen, dat beloofde wij. Ik had ook niet anders verwacht dan dat wij vandaag daar even heen zouden gaan nu Piet was overleden. Ik had de afgelopen nacht een heel stuk met hem mee mogen gaan. Iemand had mij bij de arm genomen en op deze plaats gebracht, de woorden die hij sprak en een gebouw dat vroeger een kerk was geweest. Hoe hij mij naar de linkse kant had geleid, de hele begrafenis, alles was zo duidelijk geweest. Martha had nog niet tegen ons gezegd waar Piet was opgebaard. Wij hadden schoonzus Annie beloofd om hen na de middag ook te bezoeken en aten daar een sneetje brood mee. En ik vroeg, waar ligt Piet nu opgebaard, en wanneer is daar gelegenheid om afscheid te nemen. O, die gelegenheid is daar heel geschikt voor maar het is nog niet zolang in gebruik, zei Annie, het is vroeger een kerk geweest, er is lichte muziek op de achtergrond. Op dat ogenblik ging er een lichte schok door mij heen, even kon ik niets zeggen. Samen gingen wij die avond daar heen, daar zag ik Martha al met haar dochter Ria aan een tafeltje zitten. Ze troosten elkaar. Dit was hetzelfde beeld dat ik al gezien had. Piet lag in het vertrek aan de linkse kant en lag er heel vredig bij, volgens mij hadden zij daarboven al op hem staan wachten. Drie dagen later gingen wij met de familie naar de avondwaken. De volgende morgen gingen we op tijd van huis voor de begrafenis. Het was nog een heel stukje rijden naar Oss, de plechtigheden zouden best een heel tijdje kunnen duren. Ik zei tegen Johan, ik ga voor die tijd eerst nog even naar het toilet, en liepen we dwars over de straat daar bij de Apotheek, daar moest ik het maar even vragen, anders zag ik geen gelegenheid, en zei, wacht hier maar even ik ben zo weer terug. De mensen waren heel vriendelijk. Natuurlijk, dat gebeurd hier wel meer als de mensen van veraf komen, zei hij. Toen ik terug kwam stond Johan nog op het trottoir te wachten, de klokken begonnen te luiden voor de uitvaartmis, er was een kerk vol mensen. Na de begrafenisplechtigheden liepen heel veel mensen langs de rechterkant van de kerk weer terug (ze waren binnendoor gegaan omdat er een weg was afgezet). De ervaring die ik daarvoor heb gehad zou ik nooit meer vergeten, maar deze had ik ook niet graag willen missen. Piet is 73 Jaar geworden en hij stierf 8 maart 1985. Wees hier opnieuw verbeeldingskracht geef taal en toon aan dromen geef stem aan wat verborgen is laat hier uw rijk maar komen.
55
Niet alles is pais en vree Het jaar 1986 verliep heel rustig, daar waren geen bijzondere gebeurtenissen over te vermelden. Maar 1987 was een jaar vol tegenstellingen. Het gewone rustige leventje van alle dag werd ineens ruw verstoord, we kwamen in een hele vervelende situatie terecht. Nog nooit hadden wij met iemand ruzie gehad, maar dit konden wij beslist niet goed vinden, dat buurman Herder ongevraagd de afscheiding die er altijd tussen ons had gestaan zonder overleg zomaar ging afbreken. Dan zou Johan niet meer veilig hier op zijn eigen oprit kunnen lopen. Buurman naast ons, woonde in een helft van een dubbel woonhuis en had een loodgieters bedrijf. In de andere helft woonde een wat ouder echtpaar de familie van Deden die het iets kalmer aan wilden gaan doen. De winkel die zij runden werd hen te veel, dit pand gingen zij verkopen, deze helft van het woonhuis was nog iets groter. Wij hadden zo terloops al eens tegen hem gezegd, dit is voor u een mooie kans voor meer ruimte. Er was nog een winkel bij, en een garage die was van hout op gebouwd, maar ruimte was er genoeg, daarachter lag nog een diepe tuin. De Makelaar had tegen ons gezegd dat het gehele pand voor ƒ 40.000,- te koop was. De buurman liet deze kans voorbij gaan, omdat, zo hijzelf gezegd had, hij dit geld deze mensen niet gunde, en dacht het straks wel weer terug te kunnen kopen van de nieuwe eigenaar, die hem nu voor was geweest. Dat lukte hem niet, hij maakte zich zo kwaad hierover dat hij deze familie vreselijk begon te pesten en dacht dan gaan ze wel. De familie Stuiver echte Friezen lieten zich niet zo maar weg jagen. Zij klaagden daarover bij ons, zij hadden heel wat te verduren maar hielden stand, dit heeft jaren zo geduurd. Hij moet zeker gedacht hebben dan probeer ik het maar even aan de andere kant want die hebben ruimte genoeg. Op een avond kwam Arie een broer van Johan bij ons en vroeg waarom wij een stuk afscheiding hadden weggehaald. Heel verwonderd hierover ging ik meteen kijken, hoe kan dat nou? De volgende morgen liep ik naar de buurman, en vroeg of hij hier iets van afwist. Ja buurvrouw, ken je me onderhand nog niet, als mij iets in de weg staat moet het meteen gebeuren. U heeft er al die jaren toch nooit last van gehad waarom dan nu wel, vroeg ik hem? wij hebben dit nooit anders gekend, toen wij dit pand in 1965 kochten stond er al een afscheiding, dit gaat zo maar niet. Als wij dit weg halen, was zijn antwoord, dan hebben wij een veel bredere dam voor de auto’s en vrachtauto’s. Als u het nu eerst netjes overlegd had, om vooraan een stukje weg te mogen halen om gemakkelijker in en uit te kunnen rijden, maar dit kunnen wij niet goed heten, zei ik. Johan zou hierdoor niet meer veilig op zijn eigen oprit kunnen lopen, hij zou zelf zijn post niet durven halen. Wij hadden noch nooit ruzie met iemand gehad. Hij had zeker gedacht, deze mensen zeggen hier niets van. Dat had hij dan mis gerekend, alleen de twee voorste paaltjes mochten er af, had Johan gezegd, voor het gemakkelijk in en uit rijden maar het andere moest weer hersteld worden. Ik hoorde hem nog hardop mopperen, alles gaat eruit. Op 15 september 1987 was het inderdaad zo, dit ging alle perken te buiten. Hij deed eerst net of het een ongelukje was geweest omdat daar een tractor aan het werk was. Er kwam ook geen verontschuldiging van zijn kant hij liet niets van zich horen. Nu wisten wij dat het opzet was geweest. Trouwens dit had hij zelf al eens genoemd dat het zou gaan gebeuren. Wij konden dit niet zomaar toelaten en wisten dat er niets meer te overleggen viel. Dit konden wij niet alleen oplossen, wij wisten hoe hij de andere buren had behandeld en stelde de politie van deze vernieling op de hoogte. Het werd hem goed duidelijk gemaakt, dat hij van de eigendommen van een ander af moest blijven en dat hij dit weer herstellen moest. Daar zouden wij wel lang op moeten wachten. Om verdere bonje te voorkomen hebben wij het daar niet meer over gehad. Onze zoon Wout heeft het weer keurig in orde gemaakt. De verstandhouding had hierdoor wel een 56
knak gekregen. Mevrouw en de kinderen bleven even vriendelijk tegen ons, zij kende hem langer dan wij. Het was voor ons een onaangename verrassing geweest, maar wel met een ervaring rijker. Gelukkig kwam er nog een mooie nazomer en konden wij daar van genieten. De kinderen waar wij heen gingen, de kleinkinderen die inmiddels waren uitgebreid tot tien waarvoor ik weleens een nieuwe rits, of een nieuwe knie in een broek zette. Verder hadden wij thuis nog genoeg te doen, Johan had zijn schaapjes, en een paar kippen, gras maaien, de tuin om te spitten. Ik het schoonhouden ervan, eind juli moesten de boontjes geplukt worden, in de herfst de andijvie om in te vriezen, de boerenkool, want als er een strenge winter kwam, bleef daar niet veel meer van over, zo waren wij altijd bezig. Maar vanavond mochten wij het niet te laat maken, want morgen was het zover, 5 november dan vierden wij ons 40 jarige huwelijksfeest. Wij waren de hele avond thuis geweest, hoe de kinderen dit voor elkaar hadden gekregen zonder dat wij iets gemerkt hadden dat snapten wij niet. Die morgen stond er een mooie versierde poort naast het huis, wat een verrassing. De kinderen en de kleinkinderen kwamen thuis en vonden dat er toch eerst een foto van ons allen gemaakt moest worden, het beste was maar voor het huis. Kijk nou eens wat daar hangt, zei ik tegen Johan, een heel grote spandoek met hartelijk gefeliciteerd erop, nu kon iedereen zien dat er hier wat te vieren was. Wij begonnen het feest die dag met een Eucharistieviering uit dankbaarheid waar ook vrienden en kennissen bij aanwezig waren, daarna gingen wij met zijn allen naar “Ons Gebouw” in Achterveld. De kinderen waren van tevoren onze oude buren nog eens langs geweest om wat informatie te krijgen, om dat in een voordracht de revue te laten passeren. Natuurlijk kwam ons gele kevertje er in voor, waarmee ik eens een aanrijding had gehad, niet zolang geleden had ik nog op zitten scheppen dat ik in geen 25 jaar een aanrijding had gehad. Nu had ik eerst een touw moeten lenen om de deur vast te kunnen houden om er mee thuis te kunnen komen. De kinderen hadden nog meer verrassingen in petto voor ons, maar één was niet gelukt. Wij zouden die morgen opgebeld worden met een felicitatienummer via de radio, zij hebben bijna de hele regio afgebeld, maar tussen al die van Kooij, van Kooy, van de Kooi, konden zij ons niet vinden. De kinderen hadden onze reactie hierop wel eens willen horen. Marga had het opgenomen dus wij hebben dit later nog kunnen afluisteren, hoe geweldig zij hun best hebben gedaan om ons te bereiken. Dat was ook al leuk om aan te horen. Wij wisten niet half hoe creatief de kinderen wel waren. Als cadeau hadden zij een koets gemaakt met twee versierde paarden er voor, daarin twee aangeklede poppetjes met een brilletje op, die wij moesten voorstellen, alles keurig afgewerkt met een verassing daarbij ingesloten, het was geweldig. De kleinkinderen hadden ook wat ingestudeerd, wat zij heel leuk naar voren brachten. Later op de avond werd de polonaise gelopen met Weimtje Kuier in de rolstoel voorop. Iedereen die lopen kon deed er aan mee. Dankzij de grote inzet van de kinderen werd het voor ons een onvergetelijke dag. Het mooie cadeau die wij van hen kregen, zij wisten wel dat wij graag nog eens een reis naar zuid Frankrijk wilden maken. Deze stelde wij uit tot het voorjaar.
57
Zo waren wij ook begonnen Jos de jongste die nog steeds thuis was wilde onderhand ook wel eens op zichzelf gaan wonen, en had bij de gemeente aangevraagd of er naast ons nog gebouwd mocht worden, dat werd afgewezen. Dan maar vast eens in laten schrijven of hij voor een koopwoning met subsidie in aanmerking kon komen. Die moesten nog gebouwd worden. En ja hoor daar kwam hij voor in aanmerking. Het was een zachte winter, ze waren er druk mee aan het bouwen, vanwege het zachte weer ging het allemaal vlot.
DE KINDEREN, EEN NIEUWE GENERATIE.
Op 15 maart werd het huis al op geleverd, de 18de kreeg hij de sleutel. Nu kon hij binnen aan het werk. Om het zomaar alleen te laten was niet verstandig, dit vanwege inbraak. Hij besloot er maar vast heen te gaan. Omdat hij alleen was hielpen wij hem. Johan spitte zijn tuin alvast om, het moest extra diep vanwege het witte zand. Eigenlijk was dat werk veel te zwaar voor hem maar hij wilde dat nu éénmaal doen. Jos had zijn meubels al uitgezocht, op 9 mei werden die bezorgd. Er stond al teveel in huis omdat alleen te laten staan, en hij ging daar slapen. Zelf maakte ik zijn vitrage, en overgordijnen, en maakte zijn huis schoon, Jos had alvast een kooitje, het vogeltje zou wel komen. En zo vertrok ook onze laatste telg de deur uit, wij zouden daar aan moeten wennen. Zo waren wij ook begonnen, met ons tweetjes. Toch blijf je altijd meeleven met het wel en wee van de kinderen en als het nodig blijkt te zijn, om hen nog een handje te kunnen helpen. Ook hun leven zou soms doorkruist kunnen worden met iets waar ze niet op gerekend hadden. Zo was het ook bij ons gegaan. Even dacht ik terug aan het korte gedicht, dat ik had geschreven toen wij 40 jaar getrouwd waren. Met Vertrouwen en Geloven kom je alle zorg te boven. 58
Angst en twijfel is een last, hoop doet leven dat staat vast. Laten we onze gedachten daar maar op zetten, er was genoeg waar wij ons mee bezig konden houden.
Genieten op oudere leeftijd, kan dat? Hierover zou een cursus worden gegeven onder leiding van Mieke Jansen. Ik dacht dat is net iets voor mij, daar was ik wel voor te porren, nu had ik de tijd daarvoor, je neemt er altijd wat van mee. Het ging uit van de K.P.O. (een vrouwenvereniging) hier in Leusden. Met ons vijven gingen wij naar Arnhem waar de cursus werd gegeven, ik had gedacht dat wij ook creatief met onze handen bezig zouden zijn, maar wij werden goed aan het denken gezet. Er werden verschillende thema’s behandeld, over terug kijken en vooruit zien werd besproken. Hoe is mijn leven verlopen toen de kinderen nog klein waren, zou je het net zo over willen doen? Heeft u misschien te maken gehad met ziekte of dood, hoe moet het in de toekomst? Verschillende woonvormen kwamen aan de orde. We concludeerden dat huisvrouwen goede managers kunnen zijn. In de gesprekken kwam tot uiting dat jij de verantwoordelijke bent en niet de andere persoon. Wij moesten er voor naar Arnhem, het was de moeite waard geweest. Wij hadden weer iets geleerd, daar is men nooit te oud voor. Het was vier jaar geleden dat wij er geweest waren, nu gingen wij met 60 leden van de R.K.G., een onderdeel van de Nederlandse Vereniging voor Blinden en Slechtzienden mee. Op 22 mei was de 125ste treinbedevaart naar Lourdes. De lengte van de trein gaf overigens wat problemen, het treinstel was zo lang, dat er op de tussenstations van Amsterdam richting Maastricht vijf rijtuigen niet langs het perron konden komen te staan, en de mensen die daar instapten met hun bagage zowel de heen- als de terugweg via de keukenwagen moesten gaan. Wij hadden daar geen last van. Gerekend over 1200 Km mag de snelheid inclusief stoppen in Jeumon, St. Pierre, Tours en Bordeaux, dan toch wel op gemiddeld 100 Km per uur worden gesteld (dit sommetje hadden wij natuurlijk niet zelf uitgerekend). Wat wij heel gevaarlijk vonden was dat de deuren onder het rijden in deze buitenlandse trein niet vergrendeld waren, te denken met deze groep mensen. Het is natuurlijk voor de leiders een hele klus omdat allemaal zo goed en veilig mogelijk te laten verlopen. Daarom moest elke blinde of slechtziende een begeleider bij zich hebben. Met twee bekenden Martien en Nellie en nog twee anderen zaten wij met ons zessen in een coupé. En moesten proberen die nacht wat te slapen. Ik dorst niet bovenin te liggen, daar moest je met een laddertje in zien te komen, en was bang dat ik in mijn slaap er uit zou vallen, dan moest de jongste maar bovenin. Ondanks alles hebben we pret gehad, omdat zij elkaars schoenen aantrokken, natuurlijk had ik daar een handje aan mee geholpen om ze even te verwisselen. Maar laat in de avond werden wij opgeschikt door een stem uit de microfoon. Of wij wilden kijken of er soms iemand per vergissing in de verkeerde coupé zat, er werd iemand vermist. De trein reed met hoge snelheid door. Vóór dat wij op plaats van bestemming aankwamen, werd er al gebeld door een politie uit Tours en hoorden wij het nare nieuws. Een passagier had haar begeleidster die bovenin had liggen 59
slapen niet wakker durven maken, en was alleen op zoek gegaan naar het toilet, zij had hierbij de verkeerde deur geopend, die precies er tegenover zat, en was uit de trein gevallen. Het was vreselijk voor haar begeleidster, hier kon niemand iets aan doen. Wij waren er allemaal door geschokt, ongelukken kunnen overal gebeuren. Deze mevrouw uit Brabant heeft Lourdes niet meer kunnen bereiken maar was recht door naar haar bestemming gegaan. Er werd terdege op gewezen dat de blinde passagiers niet zonder begeleiding naar het toilet mochten gaan, ondanks deze waarschuwing hoorde ik dezelfde nacht wat gerommel in onze coupé, en zag een mevrouw waarvan haar begeleidster ook bovenin lag te slapen, zachtjes het gangetje opgaan, vlug liep ik haar achterna, het had zo weer kunnen gebeuren. Het was goed bedoeld geweest, zij wilde een ander niet tot last zijn met alle risico’s van dien. Maar van sommige stond je versteld hoe goed zij zich konden redden, bijvoorbeeld mijnheer de Rijk een van de leiders was zelf ook blind, en een ervaren reliëfkaartlezer. Hij was slechts eenmaal in Lourdes geweest, maar bracht ons in grote verbazing over zijn kennis van het stratenplan van Lourdes dat hij van tevoren danig had bestudeerd. Met zijn vingers over de kaart gaande noemde hij de straten met de daaraan gelegen hotels en wist zo precies de weg. Hij verbaasde zijn trouwe begeleidster Miep Verstraten toen zij terugkwamen van de grot en wees haarfijn een kortere weg terug naar hun hotel. Wel was Lourdes deze keer extra druk, het werd overspoeld met 16.000 militairen uit 14 verschillende landen, toevallig dat dit samen viel. Het had hierdoor een ander gezicht. Omdat er minder plaats was voor de andere pelgrims, zouden wij niet naar de ondergrondse Pius X-kerk gaan die was afgesloten en waar nu al die militairen waren. Het moest verzet worden naar een andere tijd. En zo konden enkele van tevoren gemaakte afspraken niet doorgaan, omdat op dat moment de locaties bezet waren. Een militaire bedevaart heeft verschillende gezichten, getekend door jonge militairen. Sommigen zaten stilletjes terug getrokken in de buurt van de grot te bidden, waar aangegeven staat, ‘Silence’ (stilte) waar je jezelf kunt zijn ondanks de grote menigte. In de ondergrondse Pius X werd een vlaggenparade door hen gehouden, even hebben wij daar nog iets van gezien. Om een hele dag de bergen in (die met sneeuw waren bedekt) naar Calvernie en Pont in Spanje te gaan met onze groep, daarin hadden wij niet zoveel zin, Johan en ik hebben dit overgeslagen want wij waren daar al eens geweest. Het is een bergketen die de natuurlijke grens vormt tussen Frankrijk en Spanje. Men kon onderweg nog op een ezel rijden de bergen in naar de sneeuw, dan moest je nog een goede aantreffen anders liet hij soms nog merken, waar hij groot gelijk in had, ga jij zelf maar lopen. Maar als men achter in de bus zat, en door haarspeldbochten reed, zag men daar onder die diepe ravijnen liggen, daar had ik niet veel mee op. De anderen hadden van deze tocht genoten ofschoon zij op de terugreis wel een klein busje beneden hadden zien liggen, van de persoon van een schildersbedrijf, daar uit de buurt, hijzelf was er nog goed vanaf gekomen. Nee, dan bleef ik liever hier en we gingen samen dit plaatsje verder verkennen, het oude stadsgedeelte in. Deze mooie dagen waren weer vlug voorbij. Ongeveer een maand later van 19 tot 23 juni waren wij met 20 blinde en slechtziende oudere deelnemers op de Keijenberg, een vormingscentrum in Renkum waarover deze onderwerpen besproken werd: Het verwerken van de visuele handicap. Hoe zijn de anderen bezig hun leven opnieuw in te richten? Hoe red je het als je alleen zou zijn? Praktische tips over hulpmiddelen. 60
Invloed van de visuele handicap op je relatie. Partners van blinden en slechtzienden zullen ook voor zichzelf moeten blijven zorgen. Dat wil zeggen, als goed ziende hebben ze hun eigen mogelijkheden die hun partner niet meer heeft. Wat je vroeger samen deed kun je nu alleen doen. Het risico is groot dat men zich gaat richten naar de mogelijkheden van de visueel gehandicapte partner. Omwille van hem of haar laat men de dingen liggen die men soms zou willen doen. Over allerlei zaken werd er besproken. Zolang als mogelijk is zelfstandig blijven wonen. Maar als men alleen is, wat vind je dan van de volgende stelling? Zou u ooit de keuze kunnen maken in een verzorgingshuis voor alleen blinde en slechtziende ouderen te gaan wonen? Dat heeft ook zijn voor- en nadelen. Na de middag gingen wij eens een kijkje nemen in Wolfheze waar alles is afgestemd op deze bewoners en ook het personeel. Het nadeel vindt men dat je de hele dag lotgenoten om je heen hebt. Je mist de informatie die een goed ziende zou kunnen geven, je kunt waarschijnlijk minder hulp verwachten van medebewoners, dit alles werd nog eens doorgenomen. “Oriënteren op het gehoor” Op speelse en muzikale oefeningen laten merken, hoe het gehoor extra getraind kan worden om geluiden waar te nemen die je informatie geeft over je omgeving. Er werd veel informatie gegeven die we nog niet kenden, kant en klare oplossingen zijn hier niet gegeven, maar dat kan ook niet, maar je word wel gestimuleerd. Het was een leerzame week. Dit was alweer een jaar geleden, Johan kreeg ook weer meer last van zijn ogen, voor hem was het net of er om de andere dag een dichte mist was en ging hij hiervoor 22 maart 1988 naar Nijmegen voor een driedaags uitgebreid onderzoek, met Echo, met Elektrode, met Lichtflitsen voor de oogzenuw, onder verdoving kreeg hij een speciale lens op zijn oog. Zij hebben van alles geprobeerd. Maar ook voor hen bleef het een raadsel wat deze klacht betrof, het beste was om er niet veel meer aan te laten doen (het was nu eenmaal slecht) en net wat professor Greve later had gezegd, alleen de oogdruk op peil proberen te houden. Gelukkig stond hij er niet alleen voor, wij hadden het voorrecht dat we nog samen waren, tegenwoordig gingen wij samen er nogal eens op uit. We hadden tijd genoeg, zolang als dat kan moet men daar van profiteren, om een keer in het jaar met vakantie te gaan. Deze zomer gingen wij met de Achtervelders mee naar Duitsland en maakte daar enkele excursies, dan zie je weer andere interessante dingen, een week is dan gauw voorbij. Wij waren dit jaar best veel weg geweest. In het najaar nog een dag met de bus van Triomf Tours naar de Kempen dicht bij België, een smokkelroute door een bos over een zandweg heen. Daar stapte een ervaren oud smokkelaar als gids in de bus, die vroeger hier de kost mee verdiende. Vooral in de winter was het zwaar ook voor de vrouwen die daar aan mee hielpen. Die wijde rokken waren daar heel goed geschikt voor om boter mee te smokkelen. Het gebeurden in de winter wel dat zij zich onderweg even gingen opwarmen bij een kachel, dat kon natuurlijk niet, de gevolgen bleven niet uit, de boter begon te smelten dan waren ze er weer bij. Hij kon het heel smakelijk vertellen. Deze uitstapjes waren gezellig, u zult wel denken, wat een kleppers, deden zij nog wat anders! Thuis was voor ons ook nog genoeg te doen, het was alweer lente ’89 geworden. Johan had de moestuin omgespit en die lag klaar om gezaaid en gepoot te worden. Het gras moest alweer gemaaid worden. Zo hadden wij nog altijd onze bezigheden.
61
Wij hadden ons zelf ook verwend, wat wij vroeger niet zoveel hadden kunnen doen, om een week weg te gaan, we hadden nog wat in te halen. Deze keer gingen wij begin juni 89’ eens een week naar Schin op Geul, nu ook weer met leden van de N.V.B.S.. Wij logeerden in het Hotel op de Beek, het was daar een mooie omgeving. Wij gingen die avond samen de omgeving eens verkennen, maakten een flinke wandeling langs het Geuldal, daar stond nog een mooi kasteeltje, wij hadden zeker een uur gelopen door deze prachtige streek. De volgende dag met zijn allen in de bus naar Valkenburg, een bekende toeristische plaats. Om met excursies te gaan met deze groep was het fijne ervaring. Er werd extra uitleg gegeven, of ze lieten het voelen, ze besteedden daar alle aandacht aan, dat deze mensen zich daar een goede voorstelling van konden maken en ook zouden genieten van dit uitje. Even zijn wij nog binnen in het casino geweest, wat een luxe, daarachter lag volgens de chauffeur soms heel veel verborgen verdriet. Hij vertelde hoe deze week enkele personen al hun geld verloren hadden met het gokken, zij zagen geen oplossing meer en hadden er een einde aan gemaakt, soms een gezin achterlatend. Het is uitkijken om daar mee te beginnen, je kan eraan verslaaft raken. Ook namen wij een kijkje in de mijnen, daar staat Limburg om bekend. Deze uitstapjes hadden wij alvast gehad. Voorlopig zou het er niet meer van komen.
Johan maakte een lelijke val Johan was heel wat van plan geweest op 24 augustus 1989, hij wilde de zolder in het achterhuis eens schoonmaken. Hij wist dat ik dit karwei waarschijnlijk voor hem te riskant zou vinden vanwege zijn beperkte gezichtsvermogen, omdat hij naar boven moest en dan door een luik moest klimmen. Daarom had hij tegen mij maar niets gezegd. Hij zette de ladder niet goed neer, en was bijna boven bij het luik, toen ging het mis. De ladder schoot weg en hij viel mee naar beneden op de betonnen vloer. Ik was in de keuken bezig, daar kwam hij aan strompelen, hoe of hij dit nog had kunnen redden was mij een raadsel. Ik schrok van zijn pijnlijk vertrokken gezicht en hielp hem in een gemakkelijke stoel nog even vragend wat er was gebeurd. Meteen de telefoon in mijn hand om een arts te bellen, die was er snel. Heeft u soms een pijnstiller bij de hand, vroeg hij aan mij, ga dan over een half uur naar het ziekenhuis. Ik zal ze vast hierover inlichten. Ik gaf Johan de pijnstiller, nog vlug even mijn dochter gebeld, pakte meteen een paar gemakkelijke kussens voor in de auto, en zei, laten wij maar niet langer wachten en meteen naar het ziekenhuis rijden. Ik hielp Johan in de auto, reed heel voorzichtig om de hobbels in de weg te vermijden. Daar stonden ze hem al op te wachten, er werden foto’s genomen. De dokter richtte zich tot mij en zei, uw man kan nog even zelf ademhalen maar dat is zo afgelopen, hij heeft vijf en een halve rib gebroken, en zijn long is hierdoor beschadigd. hij gaat zo dadelijk aan de longmachine. wat een geluk dat u nog op tijd hier bent. Ik was geschrokken van die uitslag. hij zou wel veel pijn hebben. Die nacht kreeg hij via een slangetje nog een pijnstiller toegediend, die was te sterk geweest, even was er paniek want hij raakte hierdoor geheel van de kaart, in ieder geval had hij toen geen pijn meer gevoeld. Gelukkig zag het na een week er weer veel beter uit. En na 14 dagen mocht hij alweer naar huis. Voor de gebroken ribben had hij ter ondersteuning een soort van elastieken korset omgekregen. Het genas heel snel, want na drie maanden was hij alweer iets in de tuin bezig. Zo zie je maar, een mens kan toch nog een heel duwtje hebben. De hele zomer ging er zowat mee heen, omdat Johan later nog een paar dagen opgenomen moest worden. Dat was jammer, zodoende konden wij niet naar de 62
80ste verjaardag van mijn oudste broer Jan, dat is wel een mijlpaal in je leven die velen niet bereiken. Om er nog een beetje bij te zijn stuurden wij hem een kaart en zette dit kleine gedicht bij. Als wij om kijken na al deze jaren terug. Wat ging die tijd dan ontzettend vlug. En wat er in deze 80 jaar zoal is geschied. Kijk naar de vooruitgang in de techniek. Van Mobiel, Vliegtuig, tot Raket. Dit even in de vlucht op een rij gezet. Jan blijft liever met beide benen op de grond. Hij gaat wandelen, fietsen, dat is gezond. Rustig samen er op uit met Marie aan z’n zij. Genieten van de natuur met schaapjes in de wei. 80 jaar wonen nog steeds op dezelfde stee. Op Orkanje in Stoutenburg en zéér tevreden. Al eerder was er over gesproken om een reünie met de familie van Dijk te houden. Neefjes en nichtjes waren overal heen getrokken, wat zou het leuk zijn om elkaar weer eens te ontmoeten, ze zouden elkaar haast niet meer kennen. Greet en Henk in de familie namen deze klus op zich om dat alles te regelen. Vandaag waren we met zijn allen bij mijn zus Heintje, zij was ook al weduwe. Greet was erbij om wat gegevens en foto’s bij elkaar te verzamelen voor het feest. Er was een stamboomonderzoek gedaan tot 6 generaties terug. Uit het oude officieel document in het Rijksarchief in Utrecht uit het jaar 1780 betreft het Huwelijk op 4 juni van Cornelus Evertsen (van Dijk) met Marritje Hendriks. De aantekeningen zijn uit de trouwboeken. Deze stamboom ging van vader op vader. Wij zeiden tegen elkaar, nu horen wij bij de stoottroepen en zitten nu in de voorste linie, want de ooms en tantes zijn allemaal al overleden. Jan de oudste was van ons met zijn 80 jaar die las de courant nog zonder bril en zei, ik heb nog nooit in een ziekenhuis gelegen of ernstig ziek geweest, ik heb zelfs nog nooit over hoeven te geven. Dit was echt zeldzaam, zoiets mag men wel afkloppen. Daar kan o zo gauw verandering in komen. Dat ondervonden wij, de reünie moest uitgesteld worden, want broer Jan kreeg plotseling een beroerte en kwam voor het eerst van zijn leven in het ziekenhuis terecht. Hij vond het vreselijk om op een po gezet te moeten worden. Het liefst ging hij dadelijk weg maar dat kon natuurlijk niet. Een paar dagen later raakte hij in een coma en stierf op 8 maart 1990. Hij is zonder pijn rustig ingeslapen. Hierdoor was ons gezin vanuit het ouderlijk huis op de helft gekomen en waren nu met zijn vieren. Jan heeft 80 jaar op dezelfde plek mogen wonen op Orkanje in Stoutenburg waar wij allen waren grootgebracht. En waar mijn vader Hendrik van Dijk ook 80 had mogen worden. Voor schoonzus Marie was het wel erg vlug gegaan, maar ze zei, ik moet er niet aan denken als hij als invalide in een rolstoel was komen te zitten, wat zou hij zich dan ongelukkig gevoeld hebben, iemand die nog nooit ziek was geweest. Zij gaf te kennen dat reünie toch door moest gaan, deze werd nu op 5 mei gezet. Het was wel jammer dat Jan dit niet meer kon meemaken. Enkele waren verhinderd, dat kon ook haast niet anders met zo’n grote familie, er waren over de 100 personen aanwezig. Ook uit Nieuw Zeeland waren er wat over gekomen. Van de anderen die daar woonden werden er films gedraaid. Zij gaven zelf uitleg hoe ze daar woonden en werkten, op deze manier
63
waren zij er ook dicht bij betrokken. Het werd een fantastische avond, de neefjes en nichtjes die elkaar in geen jaren gesproken hadden zouden nog wel uren door kunnen praten, deze avond was eigelijk veel te gauw voorbij. Later stelde broer Johan en schoonzus Jans voor om samen eens drie dagen een busreis te maken, en wel op 26 mei naar Banneu in België, wij stemde er mee in. Deze dagen hadden wij alvast gehad. Gelukkig dat wij op dit voorstel waren ingegaan, want voorlopig zou daar niets meer van komen.
64
Voorlopig was ik een tijdje uitgeschakeld Wij hadden samen met andere buurtbewoners van Groenhouten waaronder wij behoorden een uitnodiging gehad om 19 juni op het gemeentehuis te komen. Daar zou uitleg worden gegeven over het nieuwe bestemmingsplan. Wij waren er op tijd, dus gingen wij alvast rustig de kaart met de plattegrond hiervan bekijken. Ik schrok, nu moet je eens zien, zei ik tegen Johan, ons hebben ze al helemaal weggevaagd, het perceel staat er niet eens meer op. Hiervan waren wij niet eens op de hoogte gesteld. Wij waren daar wel over gepikeerd, moesten wij dit nu pas op deze vergadering horen? Dat lieten wij in het verdere gesprek ook merken, en bemerkte al gauw dat het hoofdzakelijk om ons perceel ging, op de tafels lagen gele formulieren die je kon invullen, dus nam ik er een van mee, die zouden wij morgenavond thuis wel invullen. Daar moesten wij het eerst nog eens samen over hebben, er was nog tijd genoeg.
De volgende morgen gingen wij samen de voortuin doen, dat was nog een heel karwei voor ons. Het was 20 meter van de weg tot het huis, Johan zou het gras maaien, ik ging de bloemperken langs. En ik zag dat die berkenboom aan de weg ook nodig eens gesnoeid moest worden, ik vroeg aan Johan, wil jij de ladder even voor mij halen. Hij zette hem alvast tegen de boom, intussen ging ik een zaag halen, wat vervelend dat juist de scherpe zaag was uitgeleend. Nou ja, dan maar met deze ofschoon die wel wat bot was. Daar was ik druk mee bezig en stond boven aan de ladder. Wat takken had ik al verwijderd, deze dikke tak viel niet mee, ik moest er flink aan trekken, even helde ik te ver over. En oh jé daar viel ik achterover. Van alles ging in een sneltreinvaart door mijn hoofd, ik had nooit kunnen denken, dat er in een paar seconde zoveel door iemands hoofd kan gaan. Hou die zaag van je af anders val je daar ook nog in. Hoe zou ik nu terechtkomen? Als ik maar niets gebroken heb. Daar lag ik en was op mijn rug gevallen en had erge pijn, even stil blijven liggen. Voorzichtig probeerde ik eerst de ene arm, die was goed, toen mijn andere arm, ook goed, wat deed mijn rug toch pijn. Johan was nog aan het gras maaien. En had nog steeds niets gemerkt. Daar kwam een mevrouw aan lopen, zij zag mij vanaf de weg liggen, mevrouw zal ik u overeind helpen? Nog even niet, ik moet eerst zien of ik het wel kan. Er kwam nog een mevrouw aan die zag dat hier wat gebeurd was. Johan hoorde praten, wat is hier toch aan de hand en schrok toen hij mij daar 65
zag liggen. Had ik die ladder maar niet gehaald, dit is ook geen werk voor jou. Zullen wij u nu maar overeind helpen, vroegen de hulpvaardige dames. Eerst even kijken of ik mijn eigen iets kan draaien. Heel voorzichtig probeerde ik het, mijn benen mankeerde niets, het grootste probleem was wel mijn rug. Tussen de twee dames in strompelde ik naar binnen. Bel eerst de dokter, maar ik kon ook niet zitten van de pijn. Nu ging alles even snel, de dokter, de ambulance, de broeders zette mij een kapje op mijn neus, dan heeft u geen pijn als wij u straks hierop leggen. De huisarts was heel bezorgd, er werd een ledikant bij de kruisvereniging gehaald, voorlopig was ik uitgeschakeld, drie maanden heb ik thuis gelegen. De kinderen hielpen ons gelukkig hier goed doorheen, daarna nog een tijd therapie voor mijn rug. Maar intussen moest ik nog zorgen dat het gele formulier van de gemeente nog op tijd binnen kwam. Het ging niet gemakkelijk op bed, in gedeeltes redde ik het. Gelukkig hadden wij die avond van tevoren nog kunnen zien wat de bedoelingen hiervan waren, daar hing teveel van af. Met stukjes en beetjes schreef ik beide kanten vol. De kinderen zouden er voor zorgen dat hij bij de gemeente kwam. Eerst had Johan een lelijke val gemaakt nu ik, in september begon ik weer met lichte bezigheden, mijn rug zou wel gevoelig blijven. God zij dank, wij waren allen twee na die lelijke val er nog goed van afgekomen. Eén ding hadden wij nu geleerd, als men de 70 is gepasseerd kan men dit werk beter aan de jongere generatie overlaten. Over de ladder van een levensweg, had ik eens deze rijm horen zeggen. 10 zijn de kinderjaren, 20 gaat men aan het paren. 30 moet men zijn getrouwd, 40 is men al te oud. 50 gaat men al aan het zakken, 60 komen de ongemakken. 70 kan men nog wel leven, 80 word nog toegegeven. 90 neemt het leven af, 100 rust men in het graf. Zoals u ziet hadden wij die fase op onze levensweg al een heel eind mogen af leggen. Als het ons gegeven was hoopten wij daarin nog een stukje verder te mogen gaan. Natuurlijk krijg je op deze leeftijd wat ongemakken. Zo moest Johan weer eens naar het ziekenhuis aan een liesbreuk worden geholpen, en nog eens voor die vervelende nierstenen om die te laten vergruizen, alles konden zij nog niet weg krijgen, er bleef nog wat zitten. Het was in de winter en alle tijd om het rustig aan te doen. Gelukkig kwamen die ongemakken van ons niet tegelijk, zodoende konden wij elkaar steeds weer helpen. Ik heb weleens gedacht, dit heeft ook weer zijn goede kanten. Als men zorgen heeft voor elkaar, kan zoiets bevorderlijk werken voor een goede verstandhouding. Het was inmiddels alweer lente geworden, we deden weer ons gewone werk alleen kwamen er nu geen ladders meer aan te pas, die waren goed opgeborgen. Vanavond moesten wij naar onze oude buren de familie Greefhorst die jaren aan de andere zijde van ons hadden gewoond. Wij gingen één keer in de maand naar elkaar toe, dan kwamen later de kaarten op tafel voor het klaverjassen. Zo ook de 25ste maart 1991, de buurman zo bleven wij hem evenwel noemen deed de deur voor ons open, hoe ik er op kwam weet ik niet, maar toen ik de buurvrouw zag dacht ik gelijk, U bent helemaal niet in orde. De hele avond was er verder niets aan haar te merken, zij gebruikte gewoon haar koffie met iets erbij, later een glas rode wijn waarvan zij altijd een mooi rood kleurtje kreeg, en nam daar nog een paar hartige hapjes bij. In de nacht van 14 april kreeg ik weer een soort van voorschouw, zo zal ik het maar noemen. De buurman kwam met zijn dochter naar mij toelopen, hij droeg een beige regenjas en had daarbij een licht 66
grijze pet op. Beiden waren ze heel erg verdrietig, ik vroeg hen, kan ik soms iets voor u doen, en zij schudden toen met het hoofd van nee. De buurman begon hierbij te huilen, ik vroeg mij af vanwaar dat verdriet, er moest iets aan de hand zijn. Ik zette die dag een kleine aantekening op de kalender waar ik alleen zelf uit kon opmaken wat het te betekenen had. Op 5 mei werd er bij ons aangebeld, daar stond buurman Greefhorst voor de deur. Hij had dezelfde beige regenjas aan en zijn lichtgrijze pet op, en was heel verdrietig, kom er in, zei ik. Eenmaal binnen vertelde hij dat zijn vrouw was opgenomen in het ziekenhuis, volgens de doktoren was het ernstig, hij begon te huilen. Dus toch, dacht ik, zou dit uitkomen? Later heb ik in een soort van droom de buurvrouw weer gezien, zij moest hierbij wat op haar hoofd zetten, het haar begon uit te vallen, zij had eens verteld, vroeger wilde ik zo graag wat magerder worden, nu hoef ik daar niets meer voor te doen. Met niemand praatte ik hierover, ook niet met Johan. Nu en dan bracht ik haar een kort bezoek. Dat heb ik liever, zei zij, en kom dan een keer meer. Intussen bad ik voor haar, ook voor het gezin. Het zou moeilijk voor hen zijn, het was altijd een kordate vrouw, die nooit iets mankeerde. Alleen aan de huisarts heb ik over mijn ervaring verteld toen het in een gesprek van pas kwam, zelf had ik het daar best moeilijk mee. Op 23 oktober is zij overleden. Voor Johan moest er een recept gehaald worden bij de huisarts, ik was de wachtkamer al uit toen de dokter mij even achterna liep en vroeg, hoe gaat het nu met u? Dokter ik heb nergens last meer van, alles is over. Wat heel veel later gebeurde en wat hiermee te maken had, wil ik u niet onthouden. Wij hadden in het achterhuis vouwcaravans geplaatst. Zo was er ook een bij van een mijnheer die ik nog niet goed kende, hij was later hier in Leusden komen wonen. Hij kwam binnen om te betalen. Mevrouw, zei hij na een tijdje, ik moet voor u een grote bos bloemen hier voor u op de tafel leggen. Ik snapte er niets van want ik zag helemaal geen bloemen. Neen, ik bedoel het symbolisch, zei hij, deze mevrouw leeft niet meer. Zij is u zo dankbaar en zou u wel een knuffel willen geven. Wat bedoelt u, vroeg ik hem. Kun je dan niet raden over wie ik het heb? Nee, dat wist ik niet. Hij zei, ik heb haar ook nooit gekend maar nu zie ik haar, zij is niet zo groot maar een heel kittig vrouwtje. Even dacht ik terug aan mijn oude buurvrouw, maar liet het niet merken want dit kon toch niet. Als u het nu nog niet weet, zei hij en liep naar het zijraam in de kamer, om mij het duidelijk te maken. Zij zegt tegen mij, ik heb hier naast u gewoond. Ik stond perplex. Toen moest ik wel toegeven dat ik wist wie hij bedoelde, wel had ik tijdens haar ziekte veel voor haar gebeden. Hoe was dit toch mogelijk, dan denk je er is toch meer tussen hemel en aarde. Maar nu zijn we hier, laten wij even nadenken: hoe gaan wij met elkaar om, wat is op het ogenblik belangrijk? Als men ouder wordt denk men dieper na over de zin van het leven.
Het nieuwe bestemmingsplan Naast ons waar de familie Greefhorst voorheen gewoond had was nu een sportschool gekomen. Er was hier al heel wat veranderd, en als het aan de gemeente lag zouden er nog meer veranderingen komen in verband met de afronding van het nieuwe winkelcentrum dat nu pal tegenover ons lag. Dat zou nog verder moeten worden uitgebreid. Tegen dat plan had ik nog met moeite, toen ik uit de boom gevallen was, het gele formulier op bed ingevuld, wij waren de enigste geweest die wat terug gestuurd hadden. Nu had de gemeente op ons perceel een bestemmingsplan 67
gelegd, “centrum doeleinden 1”, dat al ter visie had gelegen. Het kon voor verschillende doeleinden worden gebruikt, voor een paar baliewinkeltjes, voor een parkeerplaats, of voor een plein. U begrijpt wat de consequenties dan voor ons zouden zijn. Johan had al zoveel in moeten leveren, wat zijn werk en tevens zijn hobby was, dan zou het laatste ook nog worden afgenomen. Zijn schaapjes, zijn kippetjes, zijn tuin, niet meer rustig op zijn vertrouwde omgeving kunnen lopen, wat voor hem zo belangrijk was omdat hij visueel gehandicapt was. Ik had besloten om daar tegen te vechten en er alles aan te doen om dit te voorkomen. Verbeeld u eens dat Johan achter het raam moest gaan zitten niksen. Wat daar voorbij liep kon hij ook niet zien, wat had je aan het geld dat je daarvoor kreeg als je, je dood zat te vervelen. Wij kregen een telefoontje of wij op het gemeentehuis wilden komen, ik vroeg waar het over ging, natuurlijk ging het daar weer over. Ik zei dat wij daar geen belang in stelden. Ze moesten maar zelf eens komen kijken wat zij mijn man af wilden nemen. Wij kregen weer iets hoop toen wethouder de Jong van R.O. bij ons kwam en wij dit aan hem voor legden. Hij beloofde ons dat wij hier mochten blijven wonen, dit moet zo blijven, zei hij. Johan zei, dan wil ik dit graag schriftelijk bevestigd hebben. Hij beloofde dat het binnen 14 dagen hier binnen zou zijn. Maar het tegendeel bleek het geval te zijn, wij kregen bericht dat wij weg moesten. Wij waren boos en teleurgesteld en belde de wethouder hiervoor op, die was natuurlijk net voor een vakantie vertrokken. Dan maar een brief schrijven, nu naar B. en W. en de raad, dat wij deze toezegging die ons was beloofd alsnog tegemoet wilden zien. Ik had daar tevens een kopie van gemaakt, misschien hadden wij die later nog eens nodig. Ook hadden wij tegen het bestemmingsplan een bezwaar ingediend. Dit was het begin van een lange procedure. Veel bemoedigde woorden hoorde ik thuis niet. Je kan je de moeite wel besparen, hoorde ik van de kinderen, alleen vechten tegen de gemeente dat lukt je nooit, zeiden de buren. Zelf dacht ik er anders over. Waarom zouden onze belangen sociaalmedisch gezien achtergesteld moeten worden bij de gemeentelijke belangen. De wethouder had ons niet eerlijk behandeld en zich niet aan zijn woord gehouden, ze zouden het heus niet zomaar onteigenen. Wij hadden zoiets natuurlijk nog nooit meegemaakt. Gelukkig woonden wij dicht bij de bibliotheek en ging ik de wetboeken eens inzien. Eén ding wist ik al, dat de gemeente geen zekerheid had dat zijn bestemmingsplan binnen de gestelde periode gerealiseerd kon worden, omdat wij dit pand nog steeds niet wilden verkopen. Als Johan al op bed lag, zat ik soms nog een bezwaarschrift op te maken, en las dit aan hem de volgende morgen voor. Ik vroeg aan Johan wat hij er nog aan veranderd wilde hebben, of er nog iets moest. Neen, het is wel goed zo, en toen ging het op de post. Veel vertrouwen had hij er ook niet in. Op 18 augustus ging ons tweede bezwaar de deur uit, nu naar de Gedeputeerde Staten van Utrecht. Met een kopie van de brief die ik naar B en W had gestuurd zodat zij ook hiervan op de hoogte waren. 25 oktober daarop volgend kregen wij bericht van de Sub Commissie van de Planologische Commissie dat ons bezwaarschrift gegrond was. Dat was alvast een hele geruststelling, het verdere verloop moesten wij nog afwachten, daar zou nog wel weer een tijdje over heen gaan. Eerst moest ik nog drie dagen met mijn klachten naar het ziekenhuis, voor poliepen in mijn neus en voorhoofdsholteontsteking. Ik zal het meteen maar goed aanpakken, zei de K.N.O. arts, anders hebt u er zo weer last van. Na een week moest ik weer terug komen. De dokter zei, nu ga ik er even met een kleine soort van stofzuigertje door, om het geronnen bloed weg te zuigen. Nou dat was alles behalve prettig geweest, maar ik kon weer door mijn neus ademhalen. 68
Het kwam goed uit, net op tijd was ik hieraan geholpen want wij kregen een uitnodiging om op 19 november aan staande om op het Provincie Kantoor Rijnsweerd in Utrecht te komen voor een hoorzitting, ook de gemeente werd verzocht hierbij aanwezig te zijn. Wout onze zoon zou ons daar heen brengen. Ik wilde daar heen maar voelde mij nog steeds niet goed, en had wat verhoging. Ik liet daar natuurlijk niets van merken, dit vond ik te belangrijk. De ambtenaar van de gemeente hing daar een plankaart op waarop ons perceel al was weggevaagd. Gelukkig kreeg Johan nu ook eens de gelegenheid om zijn verweer tegen deze plannen kenbaar te maken. Ook de ambtenaar van de gemeente kreeg toen de gelegenheid om de voordelen van de gemeenteplannen naar voren te brengen. Maar over zijn verhaal was ik het helemaal niet eens, en ging daar ook op in. Ik twijfelde aan de juistheid hiervan. De voorzitter de heer Meier, de heer Wilkens en mevrouw van de Sluis aan de voorkant van de tafel, begonnen toen hierover vragen te stellen. De voorzitter vroeg het driemaal aan de ambtenaar, is dit wel juist? Zijn antwoord bleef bevestigend hierop ja. Naar mijn mening klopte er iets niet. Waarom stonden in de brieven die wij van de gemeente Leusden kregen altijd verkeerde huisnummers vermeld? Bijvoorbeeld ons perceel nummer 78 stond vermeld tussen de nummers 80 en 74. Mijn vraag was steeds, waarom laten jullie nummer 76 van het loodgieters bedrijf van de heer Herder er tussenuit? Hij had nog een nieuwe schuur erbij gebouwd van 12 bij 18 meter, daar zou later een woonhuis bij opgebouwd worden. Deze stond strak tegen onze grens aan. De gemeente wist donders goed dat Herder daar op nummer 76 woonde. Ondanks dat ik mij goed beroerd voelde, schreef ik dezelfde avond nog een brief naar de Gedeputeerde Staten dat wij twijfelden aan de juistheid van de antwoorden van de ambtenaar van de gemeente Leusden. Als deze niet juist waren zouden wij in ons vertrouwen en de rechtszekerheid hierin worden geschaad. De brief ging dezelfde avond nog op de post, verder moesten wij het maar afwachten, wie of er gelijk zou krijgen, dit zou nog wel even op zich laten wachten. Toen wij er heen waren gegaan de 19de voelde ik mij al niet in orde. Ik werd daarna ook ernstig ziek, kreeg hoge koorts en een hele stijve nek en kon haast niet bewegen. Ik had erge pijn en de huisarts kwam een paar dagen achtereen kijken, gaf mij een injectie tegen de pijn, ik had bijna geen kracht meer. Mevrouw van Kooij ik heb de pieper op zak, bel mij alstublieft, al is het midden in de nacht ik kom dadelijk, zei hij. Die nacht had ik een hele slechte nacht, Johan durfde ik niet wakker te maken, hij had al zoveel met mij te stellen gehad, die moest nodig rusten. Even dacht ik, zou het wel goed met mij aflopen, daar mocht ik niet aan toegeven, en ik was blij dat het morgen was. De dokter kwam, mevrouw van Kooij wat denkt u zelf dat u heeft? Waarom vroeg hij naar mijn mening? Ik ben geen arts, zei ik, maar ik ben bang voor een hersenvliesontsteking, ik was zo ziek en kon mijn nek bijna niet meer bewegen en had heel veel pijn. Ik ook, zei hij, en ik ga nu dadelijk het ziekenhuis bellen. Op 12 december lag ik daar, de artsen hebben nog contact opgenomen met de K.N.O. arts of het met de laatste operatie iets te maken kon hebben. Ik zeg niet dat het niet mogelijk is, het ligt allemaal kort bij elkaar maar ik heb het zelf nog nooit meegemaakt, was het antwoord. Wat het wel was wist ik niet maar ik was er goed ziek van, met medicijnen begon ik weer wat op te knappen. Omdat het Kerstmis was mocht ik iets eerder naar huis, ik was nog niets waard maar gelukkig toch weer thuis waar ik de nodige therapie kreeg en geleidelijk aan weer op krachten kon komen. Het was op 16 januari, als je zo’n bericht thuis gestuurd krijgt dan moet je wel op knappen. Er kwam bericht van Gedeputeerde Staten van Utrecht dat het bestemmingsplan op ons perceel was afgekeurd, weer waren wij een stapje dichter bij gekomen. Voor de gemeente Leusden was het een grote teleurstelling, zij lieten het er dan ook niet bij zitten, en zochten het bij de hoogste instantie, bij de Raad van State. Wij kregen een 69
bepaalde tijd om hierop te reageren, voor ons werd het weer wat moeilijker, wij hadden zoiets nog nooit bij de hand gehad. Dus het volgende bezwaar ging de deur uit, daarop kregen wij een telefoontje van mijnheer van Montfoort van het adviesbureau van de Raad van State of hij eens poolshoogte mocht komen nemen. De gemeente bracht weer heel wat anders naar voren dan wij, ik zei het fijn te vinden, dan kon hij persoonlijk de situatie eens opnemen, wij spraken af op 25 mei om drie uur. Die middag zagen wij aan de overkant een mijnheer lopen druk doende foto’s te nemen bij de gemeente, daarna naast ons van nummer 76 of dat wel klopte met de verklaring die de ambtenaar had afgelegd bij Gedeputeerde Staten. Hij kwam binnen, wij zouden hierover een rapport thuis krijgen, zei hij. Ik had gezorgd dat er een verweerbrief was opgemaakt. Johan vroeg heel voorzichtig, zouden wij nog een kans maken om dit proces te kunnen winnen? Hij mocht hierover niets uitlaten, wat ook begrijpelijk was. Eén ding zei hij wel, jullie kunnen rustig gaan slapen, dat zegt al genoeg. Mijnheer van Montfoort nam de verweerbrief mee, die kon hij alvast doornemen. Ik had die naar ik zelf meende heel zorgvuldig opgemaakt. Deze had ik Johan eerst voorgelezen, hij vond hem goed, dus weer afwachten hoe het verder zou uit pakken, meer konden wij niet doen. Natuurlijk was het spannend, daar hing heel wat van af. Voor ons was de vraag, zou onze woning gesloopt moeten worden zodat Johan zijn schaapjes, zijn kippen en de tuin moest op geven? Wij hadden nog hoop want mijnheer van Montfoort had immers gezegd, jullie kunnen gerust gaan slapen. De kinderen zeiden eens, zouden jullie geen advocaat er bij nemen, zo red je het toch nooit. Tot zover was het gelukt, de rest zou ook wel gaan, maar even een gratis advies kon toch geen kwaad. Maar hij zag het niet zitten, volgens de advocaat redden we dit nooit. Maar ik gaf de moed niet op en ging verder. Anders moest je hun het ook eerst weer allemaal uitleggen, en zouden ze het soms weer anders naar voren brengen, wij wisten precies wat er allemaal was gepasseerd. Ik zou ervoor blijven vechten, het was gek maar zelf twijfelde ik daar geen ogenblik aan dat wij dit proces niet zouden winnen. Maar nu hadden wij onze gedachte eerst even bij wat anders nodig. Ja wij zaten echt in de jaren van de ongemakken. Wij kwamen nogal eens wat tegen. Nu moest Johan de 6de juni voor een prostaatoperatie weer naar het ziekenhuis. Daar had hij later nog een lange tijd last van maar dat hoorde er waarschijnlijk bij. Er was verder niets om ons ongerust over te maken, vertelde de arts. Het herstelde zich vanzelf, dit alles had even tijd nodig. Johan was weer voldoende hersteld toen de oproep kwam. Zij verwachtte ons en ook de gemeente Leusden op 27 augustus 1992 bij de afdeling voor geschillen van bestuur van de Raad van State, verder mochten wij nog een pleitnota indienen, ook werd gevraagd of wij iemand hadden die ons hierbij zou vertegenwoordigen. Dan moesten wij zijn naam en functie vroegtijdig doorgeven. Wij namen er dus niemand bij, de laatste stap deden wij ook zelf. Over die pleitnota moest ik eerst even informeren bij de R.V.S. want dat was natuurlijk ook vreemd voor mij. Of zoiets mondeling of schriftelijk ingediend moest worden. Alles moest schriftelijk, was het antwoord, dus moest ik weer aan het schrijven, hopelijk nu voor de laatste keer. Deze keer bracht Jos met zijn vriendin ons weg. Een half uur voor de tijd moesten wij aanwezig zijn, ik vond het best interessant om zoiets eens mee te maken. De ambtenaar van gemeente zei tegen ons, ik heb niet zo veel te vertellen. Ik zei, nou wij nog heel wat, maar als wij u straks wat aanvallen is dit heus niet persoonlijk bedoeld hoor. Dat nam hij ons niet kwalijk ieder kwam voor zijn eigen belangen op, hij was ook maar afgevaardigde van de gemeente. U hebt het zeker nog over de Rabobank, vroeg hij ons. Heel verwonderd zei ik, wij hebben toch niets met deze bank te maken maar wel met de gemeente. Even ging er bij mij een lichtje branden, zijn ze daarom hier foto’s wezen nemen? De gemeente had nummer 76 al die tijd er tussenuit gelaten en gezegd dat zij dit pand geheel hadden opgekocht. Wat volgens mij helemaal 70
niet klopte omdat Herder met zijn loodgieters bedrijf een nieuwe schuur tegen onze grens had gebouwd, waar nog een woning bovenop zou komen. Alleen het oude huis ging weg, misschien wilde ze wel voor de Rabobank meer parkeerplaatsen, wie weet. Zou de gemeente hun iets toegezegd hebben? Maar de bank had toch al eigen parkeerplaatsen. Daar ging de grote groene deur open, een mijnheer kwam de pleitnota in ontvangst nemen en vroeg of er eerst kopieën van gemaakt mochten worden voor de zitting, wij zouden hem daarna weer terug krijgen. Ik vroeg of mijn man zelf zijn verweer naar voren mocht brengen. Het was gebruikelijk dat één persoon het woord zou voeren, maar hij zou het vragen. Wij mochten nu naar binnen. De ambtenaar van de gemeente was wat te snel en liep al vooruit, hij kreeg meteen een berisping, hó mijnheer dat gaat zo maar niet u wordt een plaats toegewezen. Aan de bestuurstafel zaten 6 personen met als voorzitter oudminister van der Stoel. Er stonden twee lessenaars met een glas water voor diegene die het woord moest voeren. Voor ons was het een grote verrassing dat er ook iemand was van Gedeputeerde Staten die als eerste het woord kreeg en ons in het gelijk stelde, dat was alvast een winstpuntje voor ons. Toen werd de gemeente Leusden uitgenodigd om het woord te nemen, inderdaad zo hij zelf al gezegd had, had hij niet zoveel te melden en hield het kort. Daarna was het woord aan ons, omdat Johan het niet kon lezen en ik het al bijna uit mijn hoofd kende, omdat ik het zelf had opgemaakt, was deze taak aan mij toebedeeld. Ik had nog nooit in het openbaar gesproken, maar als je vecht voor het behoud van je stekkie dan kun je wel iets meer. Met alleen maar een korte schoolopleiding stond ik tegenover deze geleerde heren aan de andere kant van de tafel. Wij hadden ons al zoveel keren kwaad gemaakt, het was begonnen toen wij op de kaart zagen over de toekomstige plannen van de gemeente Leusden. Zonder dat wij hiervan in kennis waren gesteld, was ons perceel al van de kaart weggevaagd, en dan de wethouder die geen woord had gehouden. Volgens mij was er nog iets wat niet klopte. En wat hadden zij pas nog in de courant geschreven, de oudjes aan de Hamersveldseweg moesten maar eens weten waar ze mee af waren, dat zij heel zeker weg moesten. Daar moest ik maar aan denken dan maakte ik me er weer kwaad over. Dit was het juiste moment en ik had gelukkig geen last van zenuwen. Wij mochten op onze plaats blijven, en men vond het ook passen dat ik naast Johan bleef staan. Omdat wij vooraan zaten konden ze mij hier ook wel verstaan. Zo begon ik net als een ervaren spreekster aan mij met zorg opgemaakte pleitnota. Geachte Voorzitter, leden van de Raad. Wij hebben bezwaar ingediend, zowel tegen het ontwerp als tegen het vastgestelde bestemmingsplan. Voor zover betrekking hebbende op het feit dat onze woning is weggestemd, om plaatst te moeten maken voor centrumdoeleinden. Het aantonen van de gemeente voor de noodzaak hiervan was niet aanwezig. In het aangrenzende winkelcentrum “de Hamershof”, nu nog in ontwikkeling is daar met ruime mate op parkeermogelijkheden gerekend. (Ik was van tevoren al de parkeerplaatsen wezen tellen en kwam uit op 950 plaatsen.) Er zouden nog zeker meer plaatsen bijkomen. De voorzitter vroeg aan de ambtenaar hoeveel parkeerplaatsen er waren. O, dat kunnen er wel 1000 zijn, was het antwoord. In de brieven die wij gekregen hadden werd ook over een plein, en balie winkeltjes gesproken. Wat een plein betreft komt er naast het plein ‘t Erf nog een tweede plein bij die is al in wording, en een derde vind ik geheel overbodig. Weer werd door de Voorzitter een vraag gesteld aan de gemeente, zijn jullie om een derde plein verlegen, nou dat kon wel eens gemakkelijk wezen was het antwoord. 71
Baliewinkeltjes aan de achterkant waarvoor geparkeerd kon worden zouden ook niet tot zijn recht komen. Dit alles bij elkaar vinden wij dat op ons perceel geen noodzaak is voor centrumdoeleinden. De realisering van genoemde plan zou ten koste moeten gaan van ons perceel hierdoor zouden wij erg geschaad worden. Daar mijn man visueel gehandicapt is, nu kan hij veilig rondom zijn huis lopen waar elk plekje hem vertrouwd is. Het voornaamste is dat hij hierop zijn bezigheden heeft. Wij menen dat de sociaal medische belangen niet ondergeschikt dienen te worden gemaakt aan de belangen van de gemeente. Wij kunnen niet vooruit zien in de tijd, maar nu zijn we er nog lang niet aan toe om dit te verkopen. Het betreft hier dus geen aankoop op korte termijn, maar op een lange termijn visie. Hierdoor staat ook onvoldoende vast, of het bestemmingsplan binnen de planperiode gerealiseerd kan worden. Ik bedankte de Voorzitter dat wij de gelegenheid hadden gekregen om onze mening naar voren te brengen. (dit is verkort weergegeven). De hamer kwam op tafel en de zitting werd geschorst. Wij gingen allen een kop koffie drinken met wat lekkers erbij, dat hadden wij onderhand wel verdiend. Daar kwam een mijnheer naar mij toe en klopte op mijn schouder en gaf mij een compliment. Zeg mevrouw wat hield u toch een goede toespraak, wij hoeven niet meer te vragen wie dit proces heeft gewonnen. De gemeente was toch nergens, zei hij. Nou dat weet ik nog niet, gaf ik als antwoord. Wil men daarvan overtuigd zijn moet men dit eerst zwart op wit in huis hebben, daar zou nog wel een tijdje over heen gaan. Voor Johan zijn verjaardag hadden wij de familie thuis uitgenodigd, maar voor ons gezin hadden wij andere plannen gemaakt. Het scheelde maar twee dagen, dan was het ook onze 45 jarig trouwdag, die wilden wij met ons gezin eens elders gaan vieren. Omdat zij die dag alvast vrij konden houden, stuurden wij hen deze uitnodiging. Wij zijn dankbaar voor deze 45 jaren samen. En hopen dat wij nu rustig op ons vertrouwde stekkie kunnen blijven wonen. Dit willen wij nu met onze kinderen en kleinkinderen, met hun vriend of vriendin vieren. Door met een dinertje gezellig samen te zijn. Op zondag acht november om half vier worden wij verwacht in Renswoude bij de dennen. Waar wij ons fijn, even laten verwennen. Het diner was heerlijk en het was ook leuk om ze allemaal eens tegelijk om je heen te hebben, wij waren met 22 personen waaronder 11 kleinkinderen dat was heel gezellig. Alleen Maria had ons nog even laten schrikken toen zij pardoes daar onderuit ging, het was gelukkig niet iets om zich bezorgd over te maken, voordat wij weggingen kregen wij van de gastheer nog een grote doos bonbons mee naar huis, voor het geval dat?
72
De moeite was niet tevergeefs geweest Inderdaad het werd 16 december 1992 toen wij een niet alledaagse brief thuis kregen met een kroontje erop, heel nieuwsgierig openden wij de brief. Wij hadden nog nooit zo’n mooie brief gehad, het was de officiële verklaring dat wij de procedure gewonnen hadden. Hier volgen een paar regels: Wij Beatrix, Bij de Gratie Gods Koningin Der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau enz., enz., enz. Beschikken bij besluit op het beroep ingesteld door de raad der gemeente Leusden (dan volgt het overzicht geschil), dat wij nog bewaard hebben in een map. Beslissing in het kort: Gezien de wet op de Raad van State en de wet op de Ruimtelijke Ordening hebben wij goed gevonden en verstaan, het beroep ongegrond te verklaren. Ondertekend ……… Wat waren wij blij, eindelijk was al onze moeite hiervoor beloond. Ik was met koorts nog naar de hoorzitting gegaan, dit was te belangrijk geweest om thuis te blijven, thuis gekomen nog een brief geschreven naar de Gedeputeerde Staten toen wij twijfelden aan de juistheid van daar afgelegde verklaringen van de gemeente. Ik meende dat wij hierdoor in het vertrouwen en rechtszekerheid geschaad werden, wij hadden er heel veel voor moeten doen. Beiden hadden wij tussendoor in het ziekenhuis gelegen. Maar nu gingen wij weer met volle moed aan de slag. Wij mochten blijven wonen, het huis werd niet gesloopt, Johan kon zijn werk blijven doen. Wij hoopten daar nog een hele tijd van te mogen genieten. Wij hoorden dat broer Job uit Oss ook aan het tobben was, en gingen er met enkelen van ons op een vrijdagmiddag op ziekenbezoek. Wij samen, broer Johan en schoonzus Jans met dochter Truus die ons zou rijden. Inderdaad Job was heel erg ziek, voor een paar jaar terug had hij eens een lichte beroerte gehad maar dat was weer goed gekomen, nu had hij erge last van zijn maag, gelukkig dat wij hem nog een bezoek brachten, hij vond het fijn de familie weer te zien. Het andere interesseerde hem al niet veel meer, men kon merken dat hij al wat aan het afscheid nemen was. Wij maakten het niet te lang, en het werd al gauw donkerder. Truus had deze weg nog nooit gereden. Daar hoefde zij zich niet ongerust over te maken, wij kende de weg uit ons hoofd. Tegen de avond begon Truus ook al wat raar te worden in haar buik, stiekem zag zij er wel tegen op. En zei, misschien is het beter dat ik eerst even een snee brood eet. Daarna reden wij weg. Goed halfweg ging het mis, onze chauffeur voelde zich niet goed worden en reed de kant in, daar stonden wij, niemand kon het stuur over nemen, ook haar vader niet. Ik kreeg last van staar op mijn ogen en dan nog in een vreemde auto, dat risico durfde ik niet te nemen. Ik kan echt niet verder, zei Truus nogmaals, ik zit helemaal te trillen, en mijn hart bonst. Wij vroegen aan haar of zij was aangesloten bij de wegenwacht, ja gelukkig wel. Ik stapte uit de auto en zocht een praatpaal op, en vertelde de situatie waarin wij zaten en waar wij stonden. Maakt u zich niet ongerust, was het vriendelijke antwoord ,wij zorgen voor de rest, het komt in orde. Het was weekend en het kon nog wel even duren, wij hadden niet op dit oponthoud gerekend. Er kwam nog een probleem bij, Jans die plaspillen gebruikte begon last te krijgen van hoog water. Ik hou het niet meer, zei ze, ik ga eruit. Ik zei tegen haar, zal ik de paraplu er voor houden want voor wildplassen krijg je een bekeuring hoor. Ik ben zo klaar, zei ze en ging naast de auto zitten, net op tijd, wat een opluchting. Op dat moment kwam daar een brede lichtbundel aan die haar volop in het licht zette. Wat hebben wij ondanks alles nog moeten lachen. Al vlug kwam als eerste de ambulance voor Truus, die haar toch maar even uit 73
voorzorg naar het ziekenhuis bracht. Daarachter een truck met oplegger waarop onze auto werd gezet, en wij namen met zijn vieren in de cabine van de truck plaats. Zo kwamen wij op de plaats van bestemming aan, natuurlijk dachten ze eerst dat wij een ongeluk met de auto hadden gehad, omdat de auto op de aanhanger stond. Met Truus bleek het ook allemaal mee te vallen, want zij mocht de volgende dag weer naar huis. Met broer Job ging het hard achteruit, gelukkig dat wij er nog waren geweest. Hij was altijd de rustigste van ons allemaal geweest, en had nooit behoefte gehad aan een vakantie. Hij was altijd tevreden thuis, en had iedere dag genoten van de natuur met zijn levende have op zijn boerderij. Hij zei vaak, ik heb hier iedere dag vakantie. Wel had hij er heel erg onder geleden toen zijn dochtertje Liesje van zeven jaar was verongelukt. Toen zij voor het eerst haar fiets mee nam naar school, en de straat zo glibberig was vanwege werkzaamheden. Heel ongelukkig was zij toen onder een zandwagen terechtgekomen. Ik zie het beeld nog altijd voor me. Job nog één laatste keer met zijn kleine dochtertje thuis, voordat zij werd weg gedragen. Nu ging hij naar zijn dochtertje Liesje en stierf de 22ste januari 1993 op 77 jarige leeftijd. Weer was er iemand van de familie van Dijk ons ontvallen, wij waren nu nog met ons drieën over. Dit voelde je extra aan, toen mijn zus Heintje in februari haar 80ste verjaardag vierde, wat een mijlpaal is in je leven, zij was de derde die dit mocht bereiken. Op deze leeftijd is men er wel op voorbereid, maar je mist de andere wel, de familie werd steeds kleiner. Het gewone leven moet gewoon weer door gaan. Zo ook je dagelijkse bezigheden thuis, je kinderen, je kleinkinderen, je kaartavondjes. Later gingen wij dan met zijn vieren de kaartpot weer eens leeg maken, onder het genot van een drankje en een lekker dinertje, wat hadden wij het goed. Zo kan men als men nog mobiel is genieten als men wat ouder wordt. Een dag uit van de Zonnebloem, of een dag met de K.B.O. (Katholieke Bond voor Ouderen) een busreis maken, het zijn zo van die kleinigheidjes die heel veel waard zijn. Zo was er half maart ook al een krankeledenbal, het woord zegt het al, een avond voor de kranken. Dat was een feestavond voor zieken en gehandicapten, daar rekenden ze ons ook bij. Het ging uit van de Zonnebloem, het werd verzorgd door een carnavalsvereniging de kiezelvoorters uit Amersfoort met hun dansmariekes. Tussendoor traden er bekende artiesten op, de muziek was meestal aan de harde kant. Ze dachten zeker dat ze allemaal nog doof erbij waren. Johan kon jammer genoeg niet zien wat op het podium gebeurde, maar des te beter horen, later op de avond werd de polonese gelopen, ook de mensen in rolstoelen deden mee, dan werden de zorgen eens op zij gezet, zoiets was een mooie afleiding tussendoor. Er werd best heel veel gedaan voor de ouderen. Het werken werd iets minder ofschoon ik thuis nog genoeg te doen had. Als wij jarig waren, ik was het in deze tijd, dan waren wij wel een week lang jarig. Eerst vierden wij het met de kinderen, kleinkinderen, dan in twee delen met de andere familie. Anders vond ik het te druk worden, het was best een drukke week, gelukkig dat wij dicht bij het winkelcentrum woonden om inkopen te doen. Het was alweer 6 jaar geleden, wij gingen deze zomer van 3 tot 10 juni weer eens vijf dagen naar Zuid Frankrijk, deze plek konden wij toch niet vergeten. Dit jaar was als thema voor de bedevaart gekozen, de oproep voor de armen om een wereldwijde solidariteit en elkaars hulp en steun te zijn. Men was immers niet alleen op stap, deze oproep kon meteen in daden worden omgezet, omdat een reis ook zijn moeilijkheden en ongemakken kent en men elkaar daarbij kon helpen. De solidariteit werd hier ook daadwerkelijk uitgeoefend in de zorg voor de zieken en voor de medepelgrims, door verplegenden en alle vrijwilligers die spontaan hun vakantie hieraan opofferden. 74
Wij zagen dat deze keer dat de pers, en Tros Actua daar ook belangstelling voor hadden, er werd een reportage gemaakt die zou later in de zomer zou worden uitgezonden. Hier las ik geen courant, waar meestal nare berichten in stonden, maar hier zag en ondervond men de andere kant. Dit was het vermelden zeker waard. Willie ging dit jaar met Pa mee naar ‘s Hertogenbosch naar de blindenbondvergadering van de R.K.G. omdat ik nog steeds tamelijk last had van mijn rug, deze vergadering was maar één keer in het jaar, en Pa wilde deze niet graag missen, het is ook belangrijk om contacten te blijven houden. Ik heb zoveel mogelijk bijgehouden waar wij samen in die jaren naar toe zijn geweest, sommige uitstapjes van ons heb ik met datum genoemd, andere kunnen soms maanden tussen zitten. Natuurlijk zijn wij ook een paar keer naar een broer van Johan geweest die zich later met zijn gezin in de omgeving van Wenen had gevestigd. Het kwam beter uit voor zijn werk, hierdoor moest hij evenwel nog vaak elders naar het buitenland. De opvoeding van hun kinderen kwam hoofdzakelijk op zijn vrouw neer, wat zij voortreffelijk heeft gedaan. Jan had later ook de nodige zorg gekend toen zijn vrouw Lidie die nare ziekte van kanker kreeg, daar was nog steeds geen kruid tegen gewassen. Juist toen hij meer tijd had om thuis te kunnen zijn, stond hij er nu alleen voor. Vandaag waren we bij hem en liet hij ons het mooie Wenen zien. Ik had weer eens een eigenaardige droom of een soort van voorschouw gehad, zo zal ik het maar noemen. Ik zag hierin een breed wit huis, het leek een soort bungalow te zijn, met een niet helemaal plat dak. Aan de voorkant en ook aan de zijkant zat een deur. En ik zag bij dit huis heel veel mensen de zijdeur in en uit lopen. Een iets oudere mevrouw ging stil staan op de weg voor het huis, en hoorde haar duidelijk zeggen, wat erg dat deze jonge moeder van hier weg moet gaan. Dit beeld heeft mij niet meer los gelaten en ik wist niet waar dit kon zijn. Omdat mij zoiets al eens eerder was overkomen tekende ik het uit en bewaarde het, wachten of dit soms iets te betekenen kon hebben. Later begon ik te denken aan de reünie die wij eens hadden gehouden. Toen wij op een zondag bij onze dochter waren, vroeg ik of zij voor mij de video uit Nieuw Zeeland nog eens wilde afdraaien. Ik wilde deze graag nog eens terug zien. Verder zei ik niets van mijn ervaringen. Waar ik al iets bang voor was, ik herkende het huis hierin. Maar Ansje een nicht van mij was toen al ziek, met tussenposen van hoop ging het toch slecht met haar. Ik vond het erg en bad voor haar dat zij niet zo veel pijn zou hebben, en de zorgen die zij bij zich droeg zouden mogen worden opgelost. Wat is er allemaal gebeurd de laatste tijd? Als ik voor haar bad leek het net of ik met haar praatte. Een paar dagen voor haar sterven bad ik, Ans dat de engelen nu dicht bij u mogen zijn. De volgende dag, Ans als de tijd daar is mogen zij u meenemen naar omhoog. Die avond kwamen haar ouders (Johan en Jans) hier naar toe, normaal was dit ons kaartavondje. Wij zijn toch maar even gekomen, zeiden ze, Ans ligt in een soort van coma, men weet niet hoe lang dit nog kan duren. Wij namen eerst een kop koffie en hebben ondertussen wat gepraat, met onze gedachten bij Nieuw Zeeland, toch nog even een kaartje gelegd. Toen ging de bel, vader en moeder van Dijk zeiden, dit is zeker geen goed bericht. Het was zo, Ans was heen gegaan bij volle maan, zo als zij graag gewild had. Daags daarna wilde ik nog eens voor haar bidden, nee het ging echt niet, net of zij zeggen wilde: voor mij! Nee, dat hoeft niet meer, ik ben nu gelukkig. Zo wij hoorden, regende het op de dag van haar begrafenis 26 juni 1994 in de morgen, en tekende later zich daarboven een mooie regenboog.
75
Een tegenvaller Ofschoon ik thuis op een na de jongste was betekende het wel dat ik nu ook al bij de bejaarden hoorde, dat merkte ik aan verschillende kleinigheidjes. Zo had ik wel eens therapie nodig voor wat pijnlijke spieren en rugklachten. Nou, die hadden in de loop van al die jaren vooral met het vallen wel iets te verduren gehad. Ook kreeg ik last met mijn ogen, daarmee was ik naar de oogarts geweest en bleek staar te hebben. Dat gebeurd heel vaak bij ouderen, daarom had ik mij daar ook niet bezorgd over gemaakt. Ik moest er aan geopereerd worden, de voorbereidingen hiervoor begonnen met bloedonderzoek en een hartfilmpje. Op 25 oktober 1994 werd ik aan mijn linkeroog onder narcose geopereerd. De hele nacht heb ik niet kunnen slapen, mijn oog deed pijn en ik voelde mij goed beroerd van de narcose. In de morgen kwam de arts naar mij toe, mevrouw van Kooij, ik heb bij u een andere operatie moeten toepassen, de lens zit ook anders, maar u mag wel naar huis. Eigenlijk was ik heel geen mens om zo naar huis te gaan, ik voelde mij goed beroerd. Hoe ik mijn spulletjes bij elkaar heb gekregen en mij aangekleed heb dat snap ik nog niet, ik kon totaal niets zien. Wout kwam mij halen, ik bemerkte thuis dat ik mijn gebit ook nog had laten liggen, er zat niet anders op, Wout ging daarvoor nog eens terug. Maar het ergste was dat ik niets meer uit mijn oog kon zien en belde de oogarts. Kom dan vandaag nog even terug, was zijn antwoord. Waarom had hij mij zo laten gaan? Een tweede oogarts werd erbij gehaald, ze zetten een apart instrumentenkastje naast mij neer, maar konden daar ook niets mee beginnen. Jammer deze keer was het niet goed gegaan, er was oogbolvocht weggelopen, de oogarts had er een clowlens in moeten plaatsen. Ik kon bijna niets meer zien, maar kon hem ook geen verwijten maken en bemerkte dat hij daar zelf erg mee zat, omdat Johan zelf ook al zo weinig meer kon zien. Hij zei, dit hebben wij zelf ook niet altijd in de hand, wij hebben ook liever dat het slaagt. Vaak moest ik terug komen en veel druppelen, het hielp weinig. Toch noteerde ik het als er kleine veranderingen in kwamen. Zo begon ik 11 november, ik kan de lamp die aan het plafond hangt in de slaapkamer niet eens zien, er zit een waas voor mijn oog. 18 November, het bord met letters bij de oogarts zie ik niet, alleen een klein licht vierkantje. 24 November kreeg ik weer hoop, de lamp op onze slaapkamer begon ik wazig te onderscheiden. Drie maanden kon ik de deur niet uit omdat ik daarvoor onvoldoende zag. Johan was daar heel erg verdrietig over, soms begon hij te huilen, altijd heb je mij geholpen en nu zit je daar zelf mee. Ik bleef toch positief denken, misschien hield ik mijzelf wel extra groot voor hem en zei, ik kan nog zoveel andere dingen doen, met mij heeft het alleen wat meer tijd nodig. Vroeger gaven wij de moed ook niet op, waarom zouden wij het nu doen? Het is toch altijd nog goed gekomen. Geleidelijk aan begon ik een klein beetje meer te onderscheiden. Nu probeerde ik voor de eerste keer om naast ons naar de Rabobank te gaan. Wat viel dat tegen, ik struikelde over een bloembak die daar intussen was gekomen, en ik kon de deur niet vinden, gelukkig ging die ineens uit zichzelf open. Ik kon heel geen zonlicht verdragen, daar heb ik altijd nog wat last van blijven houden. Maar wat zit ik toch te zeuren. Voor ongeveer een jaar terug was ik eens op een open dag geweest in Leersum waar mensen na een ongeluk revalideerden, een nicht van mij was er ook geweest toen zij een dubbele beenbreuk had opgelopen van een duikplank af in het zwembad. Hier zag je hele jonge mensen die na een auto ongeluk verlamd waren geraakt, die nog een heel leven voor zich hadden. Wat was dit van mij als je het nu met hen vergeleek. Als ik straks aan het andere oog geholpen zou worden, kon dat ook weer verbetering geven. Ik zei tegen de oogarts, neem me niet kwalijk, maar deze keer ga ik naar een professor, want anders zitten wij beiden soms met dezelfde problemen. Hij kon dit heel goed begrijpen en gaf mij hiervoor een verwijskaart. Ik kreeg nog iets te horen, de internist had bij mij ontdekt dat ik een soort van bloedarmoede had waarvoor ik regelmatig om 76
de acht weken naar de huisarts zou moeten voor een injectie met hydrocobamine, daar zou ik waarschijnlijk nooit meer van afkomen. Het was een vitamine-B12 tekort. Wanneer de instrinsiefactor ontbreekt, kan deze vitamine niet meer tot zijn recht komen. Hier stond nog die oude schrijfmachine waar de kinderen vroeger op hadden leren typen, de boeken waren er nog bij, dus ik begon daarop te leren typen. Mijn eerste zelf getypte brief, ging naar professor Gréve in Amsterdam en ik legde mijn probleem aan hem voor, en vroeg een consult aan. Zo reisde ik een paar keer naar Amsterdam, eerst voor onderzoek en later nog eens om de lens aan te meten. Ik vroeg of hij de operatie persoonlijk wilde doen, anders was ik er niet gerust op dat het zou gebeuren. U mag hier vier dagen blijven, zei hij. Dat was heel wat anders dan iemand ziek naar huis sturen zoals de vorige keer was gebeurd en ik dezelfde dag toch weer terug moest komen. Misschien had hij er ook geen erg in gehad dat ik mij toen zo naar gevoeld had. Nu hoopte ik dat de andere oogoperatie, die in augustus zou plaatsvinden, beter zou slagen. Zover was het nog niet. Juni 1995 werd door de gemeente Leusden alle gehandicapte uitgenodigd en werden er extra faciliteiten geboden door A.V.O. (Integratie gehandicapte vervoer). Zo kwamen er dicht bij de winkels rolstoelen te staan voor mensen die moeilijk konden lopen en die er dan gebruik van konden maken om te gaan winkelen. Ook kon men gebruik maken van een rolstoelbusje om mee te nemen op vakantie. Tevens had Siza aangepaste vakantiebungalows. Bij Butget Rent-A-Car kon men hiervoor ook via A.V.O. een auto huren voor één week, de volgende week gratis erbij. Dit project zou 12 juni officieel geopend worden. Voor blinden en slechtzienden waren er al extra voelbare tegels gelegd in het winkelcentrum om de weg te kunnen vinden. Zo werd er extra aandacht besteedt aan de gehandicapten. Wij werden ontvangen met koffie en cake, buiten werd een demonstratie gegeven en met het busje gereden, weer binnen had iedereen een nummer gekregen. Er werd een eenvoudige maaltijd geserveerd, na de lunch kwam een verloting. Tot onze grote verbazing viel die prijs op ons nummer, ik had hem graag aan een ander gegund, maar hij was aan ons toebedeeld. We werden er mee gefeliciteerd, de prijs was niet mis, een week gratis in een Siza bungalow voor 6 personen plus een auto voor die week beschikbaar. Er zou verder nog contact met ons worden opgenomen wanneer wij daarvan gebruik konden maken. Voorlopig zou het niet kunnen omdat ik nog aan mijn rechteroog geopereerd moest worden. Het was een jaar geldig, vertelden zij en we kregen hiervoor alle tijd. Op 7 augustus 1995 was het dan zover en ik moest in Amsterdam in het St. Lucas Ziekenhuis zijn. De volgende dag zou ik geholpen worden, wilt u onder narcose of plaatselijk verdoofd, in geen geval meer onder narcose. Een verpleegster druppelde het oog in om de pupillen te laten vergroten, nu en dan kwam de professor even kijken. Nu konden zij er aan beginnen. Wij werken hier prettig met een leuk team samen, zei professor Greve en pakte een kruk en ging achter mij zitten. Intussen zo nu en dan neuriënd vertelde hij wat hij aan het doen was. Hij vroeg aan zijn assistenten het een en ander aan te geven, ik kon alles volgen. Zie zo, zei hij na een poosje, het is klaar. Nu al? Dat was meegevallen, de staar operatie was gelukt, alleen die vervelende zwarte wolkjes voor mijn oog, die er voor die tijd ook waren geweest, zaten er nog, maar dat had een andere oorzaak. Ik hoop niet dat u mij vraagt deze weg te laten nemen, zei de professor. Ik was blij dat dit alvast zover was en bedankte hem, want ik twijfelde er niet aan, deze keer was het goed gelukt. Drie dagen later voelde ik mij zo goed dat ik naar huis wilde, later moest ik nog even voor controle terug komen. Ook Johan liet daar zijn oog nog eens nazien. Maar daar was jammer genoeg niets meer aan te doen, alleen de glaucoom (hoge druk) moest alleen goed onder controle worden gehouden. 77
De Zonnebloem vond dat wij nu wel eens een weekje mee moesten gaan met een bootreis, en kwamen vragen of wij daar idee voor hadden, en ze zouden ons opgeven aan het hoofdbureau in Breda. Dan zouden wij later er wel iets van horen of wij daar voor in aanmerking kwamen. Hier had men ook een medische verklaring voor nodig. Dit moesten we dus nog afwachten, dat kon wel herfst worden.
Je moet maar pech hebben Voor die tijd hadden we afgesproken met Mien (een zus van Johan) en Kees haar man om op 6 november samen met de auto naar zijn broer Jan te gaan bij Wenen. Halfweg de reis overnachtten we in een hotel. De volgende morgen lag er een dik pak sneeuw, Kees moest eerst een tijdje krabben voor wij weg konden rijden. Mijn grote zonnebril kwam hier ook weer goed van pas want ik had nog steeds tamelijk last van het zonlicht vooral met de sneeuw erbij, de wegen waren ook niet best. Eenmaal daar liet Jan ons alle mooie plekjes van Wenen zien, ook nam hij ons mee naar een opera. Wenen is een muziekstad, er is daar veel te zien, het is de moeite waard om daar eens heen te gaan. En hadden ook hier weer van genoten. Maar de terugreis verliep minder prettig. Halfweg gingen we weer overnachten op dezelfde plaats. In de nacht moest ik er uit om naar het toilet te gaan, daar gleed het matje onderuit, en viel ik met mijn hoofd op de verwarming. Het bloedde hevig en mijn nek deed ook pijn, Johan kon geen hulp halen, want daar was een diepe trap naar beneden, daar zag hij te slecht voor. Dan zouden er soms nog meer ongelukken gebeuren, hij kon hierdoor Kees en Mien ook niet bereiken. Geef mij even een handdoek, vroeg ik, dan leg ik die op het kussen, alles word vuil. Johan was er heel druk mee om de zaak schoon te maken, ik had ook geen telefoon gezien op de kamer en moest de morgen maar afwachten. Wat is hier aan de hand, ze hadden wel gerommel gehoord in de nacht. Wij vroegen om een pleister, zouden wij niet eerst naar een dokter gaan stelde Kees voor. Ik vond het beter om vlug te ontbijten en naar huis te rijden. Eer men bij een dokter was duurde nog heel even en intussen zijn we al een stuk op weg. Het had gehecht moeten worden, zei mijn huisarts, dat kon niet meer omdat het de vorige avond al gebeurd was. Je moet maar pech hebben. Volgens mij mochten er zulke gevaarlijke rotmatjes helemaal niet liggen, dit had niet hoeven te gebeuren, maar ik zat er weer een tijdje mee. Gelukkig was het niet op de heenreis gebeurd, dan waren de anderen daar ook nog de dupe van geweest. Nu hadden we tenminste samen eerst nog een mooie week gehad. De hoofdwond genas wel, maar mijn nek en rug vielen erg tegen, daar heb ik nog een half jaar therapie voor moeten hebben. In april kwam daar eindelijk verbetering in na een manuele therapie. Intussen werd het tijd om eens uit te gaan zoeken met wie wij de gewonnen bungalowvakantie zouden gaan delen. Wijzelf waren er onderhand ook aan toe! Je moet maar boffen, het zou jammer zijn als wij die niet zouden gebruiken. Onze kinderen kregen natuurlijk de voorkeur, wij bespraken dit met hen, maar het kwam niet zo goed uit vanwege de kinderen. Een paar anderen konden niet zo lang uit de zaak weg. Dan gunde we het graag iemand die in een rolstoel zat. Mijn zus Heintje, zij was al een hele tijd weduwe. De keus viel op Bertus (een neef van ons) en zijn vrouw, zij zat ook in een rolstoel, wij belde hen op. Heel verbaast dat er zo maar een gratis vakantie werd aangeboden, wie zou daar nee op zeggen? Van 23 juni tot 5 juli waren de bungalow en de auto tot onze beschikking. Bertus kon de auto dan ophalen. Het was een Opel Astra Combi, daar konden de opvouwbare rolstoel plus de koffers gemakkelijk 78
in. De bungalows stonden in een bosrijke omgeving aan de rand van Arnhem, met een ruime zitkamer, drie slaapkamers, een keuken waar alle nodige spullen daarvoor gereed lagen. Bertus was ‘s morgens al vroeg op pad naar de warme bakker, na het ontbijt gingen wij met de auto er op uit, eerst maar naar het dierenpark. Voor Bertus was het toch wel douwen tegen de hoogte op achter de rolstoel, maar dat had hij er graag voor over, ze genoten er allen van. De volgende dag zagen we wel waar wij heen zouden gaan, we waren onze eigen baas. Daar zagen wij vlaggen uithangen met vandaag open dag, eerst maar eens gaan kijken. Aan de poort stonden twee soldaten zo strak in de houding dat ik twijfelde of ze wel echte waren. Ik zei, stop even dan knijp ik even in een arm dan zie ik wel of zij een spier vertrekken, maar Bertus reed door. Het was bij Brombeek bij de oude militairen uit Indonesië, die brachten hier hun oude dag door. Binnen was veel te bezichtigen, alle soorten materiaal en voorwerpen die zij daar gebruikt hadden, en prachtige opgezette vlinders die men daar tegen kan komen, het was best de moeite waard. De tocht ging verder, weer was er een open dag maar nu bij een kasteel, waar men een rondleiding kreeg. Zo werd iedere dag de auto gebruikt en zochten wij weer wat anders op. Deze keer maar eens de grote kerk op de markt gaan bezichtigen, je kon ook met een lift helemaal naar boven en over de stad heen zien, dat hebben we niet gedaan. Eerst maar even van binnen bekijken, voorin zagen wij een trapje dat naar beneden ging, natuurlijk waren wij nieuwsgierig waarheen dat zou leiden. Als wij goed nagedacht hadden dan hadden wij het kunnen denken, vroeger werd in de kerken daar meer gebruik van gemaakt. Voor in de kerk stond een graftombe en het zal vroeger wel een voornaam persoon geweest zijn. Johan, Heintje, en Riet bleven boven, zij vertelden intussen over de mooie beschilderingen. Bertus daalde als eerste het trapje af naar beneden, ik volgde hem. Wat was het hier donker, je moest voorzichtig doen anders struikelde je over de stenen, Bertus hielp mij daarbij. Nu brandde er een zwak lichtje en daar lagen rechts van ons in het zand drie skeletten van overledenen, in een uitholling aan de zijkant lagen er nog een paar. Hier waren de woorden die vroeger weleens gezegd werden op Aswoensdag goed van toepassing, mens bedenkt dat gij van stof bent en tot stof zult wederkeren. Het gaf te denken dat het leven hier maar zo betrekkelijk was. Het was geen prettige ontdekking en we gingen maar vlug weer naar de andere toe. Kom laten wij de frisse buitenlucht maar weer eens opzoeken en genieten van de natuur, morgen weer eens een andere route nemen. De meeste keren gingen wij uit eten, wij hadden immers vakantie. In de avond gingen we een spelletje kaarten, we konden het goed samen vinden. Maar zeven dagen waren zo weer voorbij. De avond tevoren verklaarden ze mij voor gek, ik was buiten de straat aan het vegen en het groen er tussenuit plukken. Ik vond dat ik wel iets terug mocht doen, en alles netjes schoon achter moest laten. Zo ook de auto, als dank voor gratis gebruik hiervan en de mooie vakantie week. Johan vond het heel erg dat ik geen auto meer kon rijden. Ik ging van het standpunt uit dat wij er ruim 40 jaar hiervan hadden mogen profiteren. Het zou ook wel weer wennen, wij woonden niet zover van een bushalte en lopen konden wij beiden nog goed. Als men wat ouder wordt moet men zo zachtjes aan wat inleveren. Het voornaamste was dat wij samen weer boodschappen konden doen. Het was heel veel waard dat wij overal dichtbij woonden, het openbaar vervoer was ook een stuk beter geworden. Johan had al lang een begeleidingskaart van de Nederlandse Spoorwegen, dan mocht diegene die hem begeleidde gratis mee met de trein, dat geldt ook voor de bus, maar niet voor groepsreizen. De gemeente had de zorgplicht dat gehandicapten overal konden komen, zo kregen zij nu van de W.V.G. ook taxi onkostenvergoeding als men niet boven een bepaald budget van je inkomsten heen ging. Als er met ons geen bijzonderheden aan de hand waren, zo je gemerkt hebt gebeurde dat wel eens, maakte wij regelmatig gebruik van de bus en trein. Vooral voor Johan waren de contacten heel 79
belangrijk, zo hadden wij de gewoonte om één keer in het jaar naar de parochie van St. Odilia in Zwijkhuizen te gaan, naar ‘s Hertogenbosch of Arnhem voor de landelijke vergadering van de R.K.G, een onderdeel van de N.V.B.S. Ook ging ik met hem mee naar de andere vergaderingen, en niet te vergeten de heerlijke barbecuemiddagen. Eens in het jaar naar Kevelaer, nee we zaten lang niet stil. Zelf was ik lid van een katholieke plattelandsorganisatie, waarvan ik op Achterveld ook lid van was geweest, en die ik in Leusden ook trouw bezocht. Met het platteland had het niet zo veel meer te maken, de meeste leden waren al burgers die zich hier in Leusden hadden gevestigd. Onder deze organisatie ontvingen ze nog wat subsidie, waarvan dan weer cursussen konden worden gegeven. Het was een actieve club waar ik graag naar toe ging, dit was ook bijna de enige keer behalve inkopen doen dat ik alleen op pad ging. Wat dat betreft waren wij echt een paar apart, omdat je ons altijd samen zag maar nooit apart. Voor ik vertrok zei ik dan nog wat bezorgd, als er vanavond soms aangebeld wordt doe je maar net of er niemand thuis is want je weet maar nooit wie er voor de deur staat, je hoort tegenwoordig zulke rare dingen. Eens toen ik thuis kwam zei Johan, je raad nooit wie ik vanavond op visite heb gehad. Er werd gebeld en ik vroeg wie er was, je broer Jan uit Wenen, was het antwoord. Hij herkende hem aan zijn stem, maakte een grap en zei, maar Mina heeft mij aangeraden dat ik voor niemand open moest doen. Nou ik zou het toch maar doen, het is goed volk. Wie verwacht jou nu nog om deze tijd, hoe ben je hier gekomen? Hij zou naar Achterveld gaan maar de bus reed in de avond niet verder dan Leusden, Johan had koffie gezet en Jan schonk ze in, ondertussen werden de verhalen van vroeger weer eens naar boven gehaald. De drie broers waren heel verschillend. Arie was thuis op de boerderij gebleven ofschoon hij nogal van muziek hield, hij was ook organist in de kerk. Jan had gewerkt bij de wereldvoedselorganisatie, en Johan was ook boer geworden. Uiteindelijk hadden ze alle drie hun bijdrage geleverd aan hetzelfde doel, zorgen voor voedsel. Nu hadden we nog een paar dieren als hobby, een groot wit schaap en een kleine zwarte, die konden het gras tevens kort houden, twee zwartbonte berggeitjes, en drie kippen. Ze sliepen allemaal in één hok, het grote witte schaap was de baas, met slecht weer lag hij met zijn brede rug voor de deur met zijn kop naar buiten, zodat niemand er door kon, hij liet wel merken wanneer zij weer naar buiten mochten. De geitjes meenden dat ze helemaal bij de schapen hoorden en waren erg jaloers, maar de kippen die bijna iedere dag een ei legde, lieten het goed horen dat ze er wel degelijk bij hoorden. Ze meenden dat ze een extra ritje boven op het schaap wel verdiend hadden. Ze stonden even met de kop omhoog de afstand op te meten, namen dan een sprongetje boven op het schaap, de andere twee volgden dan. Jammer dat ik geen fototoestel had, het was een leuk gezicht, de drie kippen naast elkaar boven op het schaap. Maar in de lente werd het oorlog in het anders zo rustig verblijf als er op een dag twee kleine lammetjes waren geboren, die heel dicht tegen moederschaap aan lagen. Dit waren twee vreemdelingen erbij, dat heetten de twee dwerggeitjes niet goed. Met hun lelijke kleine hoorns moesten de lammetjes het ontgelden, ze mochten niet eens melk drinken, het was hun plaats. Dat kon natuurlijk niet zo doorgaan, Johan zette ze voor straf apart. Ieder jaar was dit hetzelfde liedje, wij hebben ze jammer genoeg hierdoor weg moeten doen. Zo bleef je bezig, in de lente kwamen de werkzaamheden in de groentetuin weer. Het was wel heerlijk die verse groente met die mooie gele kroppen sla, maar als we een weekje weg wilden moest je daar rekening mee houden. In het voorjaar waren de aardbeien rijp, die je iedere dag moest plukken, anders waren de vogels je voor, 80
in juli waren er volop boontjes, in het najaar kwam weer de kool en de andijvie. Dat vond ik altijd een heel werk, die moesten eerst vaak gewassen worden, dan fijn snijden en de diepvries in. Johan zorgde voor de aardappelen poten en later weer rooien, want hij zag ze niet liggen en ging ze met de hand uitrooien, op zijn knieën over de grond voelend waar de aardappelen lagen, dit was voor hem nog een heel karwei. Johan ging ook graag een dagje ergens heen, de vergaderingen van de N.V.B.S. werden meestal in het ziekenfonds gebouw van ANOVA gegeven. Dat wij daar een zaal beschikbaar kregen, hadden wij te danken aan onze voorzitter die daar werkte. Vanavond kwam Hennie van de Oss spreken over de mogelijkheden die er waren voor blinden en slechtzienden in Ermelo, over een dagopvang op Sonneheerdt. Een vriend van Johan maakte daar al gebruik van. Er werd aan hem gevraagd of hij daar ook idee voor had, ik ga er nooit alleen heen, als mijn vrouw niet meekan denk ik er niet over, zei hij. Omdat mijn gezichtsvermogen ook niet optimaal was, stemde ze daar mee in, er werd afgesproken dat wij eens een dagje op proef zouden mee draaien. Het beviel heel goed, vanaf begin juni werd dit onze vaste rit, namelijk op maandag naar Ermelo gaan. Dan eens reisden we met een overstap met de bus, soms met de trein. Het was wel een beetje omslachtig, bij de zomerdag was het wel te doen, maar voor de winter zouden we proberen andere mogelijkheden te vinden. Eer het zover was kregen we nog een meevaller want intussen was het bericht binnen gekomen uit Breda, dat wij in de week van 21 oktober mee mochten met een hotelschip van de Zonnebloem. Dat kwam mooi uit, wij waren er wel aan toe, Johan voelde zijn eigen de laatste tijd niet helemaal in orde. Nu was het dan zover, Wout bracht ons naar de Rijnkade in Arnhem vanwaar de boot ging vertrekken. Wij werden welkom geheten door de bemanning, die bestond in het geheel uit tien man, we kregen onze sleutel nummer 209 van onze hut. Het viel ons op hoe ruim die was, ook de gangen waren echt op rolstoelen berekend. Daar kwam Francien al aan voor verdere informatie en nam ons mee, eerst maar even kop koffie of thee nemen en kennis maken met de andere gasten. Aan boord waren 130 personen, waaronder 60 gasten, daarnaast ook 60 vrijwilligers die elkaar veelal nog niet eerder ontmoet hadden. Ze werden begeleid door een ervaren staf van 4 personen, waaronder ook een arts was, dus we kunnen veilig op reis gaan. Omdat wij met zo’n grote groep mensen zijn werden we verdeeld in 4 groepen die we konden onderscheiden in 4 kleuren, rood, groen, blauw en geel. Wij hoorden bij de gele kleur, onze begeleidsters hadden dan ook een kenbare gele kleur op hun jasjes, zo kreeg ieder zijn eigen taak. Er was ook een bar aan boord. Om 6 uur stond in het restaurant het diner klaar, het smaakte heerlijk, fijn nu eens niet zelf koken of afwassen maar als gast heerlijk worden bediend. Het zag er allemaal keurig verzorgd uit, we waren hier echt in een hotel. Dinsdag: heb ik goed geslapen, Johan iets minder, de motor begon om 5 uur in de morgen weer te draaien, daar moesten we nog aan wennen, je werd er wel wakker van. We varen naar Keulen, daar wordt de boot aangemeerd, en kunnen we de stad gaan bezichtigen, onze begeleidster gaat mee, want er mag niets mis gaan, je zou kunnen verdwalen. Eerst word er afgemeld en bij terugkomst weer aangemeld, er mag niemand achterblijven. De temperatuur is goed vandaag, 17 graden, eerst de Dom even gaan bezichtigen, wat waren ze toch kundig in die jaren, de mooie gebrandschilderde ramen, de schatkamers met zijn kostbaarheden, het was de moeite waard. Nog even door Keulen gewandeld en koffie wezen drinken, iets over halfzes weer op de boot. Na een heerlijk diner kwam er in de avond een zanger (muzikant) aan boord die de verdere avond ons kwam vermaken, hij wist de stemming er goed in te brengen, zodat de hele zaal meedeed en later de polonese mee liepen, zelfs Pa liep mee en vergat zijn moeheid, om half 12 gingen we naar bed. 81
Woensdag: wij zijn goed uitgerust, het zonnetje schijnt alweer, het word vandaag 18 graden, we treffen het wel, op lange tafels staat het ontbijt klaar, men kan het zelf gaan uitzoeken. Voor anderen die het niet zelf kunnen, en dat waren er velen, werd het gehaald en klaargemaakt. Om 10 uur is het weer koffietijd, voor de lunch kwam er een fotograaf om later als aandenken aan deze tocht iets mee te kunnen geven. De groep was te groot en er werd apart van de vier gekleurde groepen een foto gemaakt. Om half één waren we in Andernach en gingen wij van boord om een 2000 jaar oude stad te bezichtigen. De prachtige rijnoevers met plantsoenen en parken nodigen uit tot ontspanning en wandelen, we zijn daar de stad in geweest, waar ik nog een schort heb gekocht die ik thuis in mijn werk kan dragen. Het is ook gemakkelijk, en spaart je goede kleding tegen vuil worden. Wie het wilde mocht na het diner weer de stad in, maar de meesten bleven op de boot. Wij gingen met andere kaarten, en spelletjes doen. Ik kende er nog een paar van thuis die mijn broers vroeger ook speelden, bijvoorbeeld van vier boeren die ook eens met vakantie wilden, en liet eerst de 4 boeren bij elkaar zien, en stopten ze tussen de stok kaarten. Natuurlijk met een verhaal erom heen. Als het tijd werd om naar huis te gaan naar hun koetjes en kalfjes, dan moesten zij gelijk weer bij elkaar zien te komen. Een mevrouw zei, dat wil ik ook leren, wij hebben thuis ook een boerderij, dan zal ik voor mijn man mijn toverkunst eens laten zien. Nou voordat de vakantie om is zal ik het u leren, zei ik, en hoe ik mijn best deed, zij kon het maar niet begrijpen, natuurlijk weet je dat je voor de gek wordt gehouden, net kleine kinderen. Maar zo kon je met heel weinig veel lol maken, wij hebben dan ook heel wat afgelachen, dat is gezond. De problemen even vergeten. Om elf uur was het mooi geweest en zochten wij onze slaapplaats weer op. Donderdag: vandaag varen wij over het mooiste deel van de Rijn, links en rechts wisselen oude kastelen, burchten en historische plaatsen elkaar af, mensen die langs de kant zitten naast hun caravan genieten nog even van het najaarszonnetje, het is 17 graden. Zij kenden deze boot en zwaaien naar ons, nu zien wij aan het gele nummerbord dat het Hollanders zijn, wij zwaaien terug. Wij varen langs de bekende Lorelei, de beruchte en beroemde rotspunt waar een heel verhaal bij hoort. Je ziet daar het bekende beeld van Lorie. Vandaar gaat het naar Koblenz, het punt waar de Moezel in de Rijn stroomt, en wij van boord zullen gaan om ook deze stad te gaan bezichtigen. Deze is vrij eenvoudig te bereiken en goed voor rolstoelen toegankelijk. Gelukkig voor de helpsters, die hebben al heel wat afgeduwd. Zij hebben hun eigen vakantie hieraan opgeofferd om deze mensen te gaan helpen, en te laten genieten. Ja ik neem mijn petje voor ze af. Wij doen het vandaag rustig aan want Johan voelt zich niet zo goed en is erg moe. Wij gaan samen met onze begeleidster ergens zitten om wat bij te komen en wat te drinken. Bij terugkomst op de boot toch maar even de dokter ernaar laten kijken, het kwam door zijn schildklier zei hij, en gaf Johan wat medicijnen waar hij al iets van opknapte, met het advies, als wij thuis kwamen moest hij naar de huisarts gaan. In de avond kwamen er artiesten aan boord om er weer een gezellige avond van te maken. Vrijdag: de temperatuur begin iets te zakken, vandaag is het 15 graden en iets bewolkt, wat hebben wij het getroffen deze week met het weer. Het is alweer de laatste dag, deze is beslist ook de moeite waard en er valt genoeg te zien en beleven. Vanmiddag gaan we door naar onze volgende pleisterplaats om weer een andere stad te bezichtigen. Deze middag is het Bonn, een stad tussen twee gebergten, de Eifel en het Zevengebergte bekend om zijn parlementsgebouwen, dat nog steeds alle regeringsgebouwen van het voormalige West Duitsland herbergt. Er is een mooi stadspark en er zijn winkelmogelijkheden. En als gewoonlijk zoeken we later een rustig plekje op om wat te gebruiken. Nadat we vanmiddag voor het laatst de stad in zijn geweest volgt vanavond het slotdiner. Wat hebben ze zich weer afgesloofd, een keurig gedekte tafel, hoelang zijn ze wel druk geweest om het servetje zo kunstig te vouwen. Het menu, dat iedere dag heerlijk was, maar nu extra feestelijk. Na het diner werden enkele 82
jubilerende vrijwilligers even in het zonnetje gezet, dat hadden zij dan ook verdiend. De avond werd verder in gepaste gezelligheid doorgebracht. Tussendoor vaarden wij door in de richting van ons eigen Nederland, vanavond laat leggen we aan in Ruhrort bij Duisburg, daar hadden we de eerste nacht ook gelegen. Het is donker buiten maar ach we missen niets. Het enige wat we niet zien, zijn industriegebieden, wij gaan slapen (Johan was moe) voor de laatste nacht in onze hut nummer 209. Nu hadden wij het persoonlijk ondervonden, hoe hard de vrijwilligers hier belangeloos aan zoiets meewerkten, soms in hun eigen vakantietijd. Met ons hadden ze niet veel te stellen gehad, wij konden gelukkig ons zelf redden, maar als je hier om je heen keek, versterkte dat bij mij het bewustzijn hoezeer je als mens soms zo gauw iets kan krijgen, waar men elkaar dan bij nodig heeft. Morgenvroeg om ongeveer 10 uur komt Wout ons weer ophalen. Wij hadden een week gehad waar we mooi op terug konden zien. Zoals was afgesproken nam Johan contact op met zijn huisarts, deze verwees hem door naar een specialist. Voor 31 oktober had hij een afspraak lopen. De laatste weken waren wij nergens meer geweest omdat Johan zijn klachten verergerden en hij zich ziek voelde. Hij lag in de kamer op de bank, ik zag hoe sterk hij al vermagerd was, hij woog nog geen 114 pond meer, ik begon mij echt zorgen te maken. Vandaag was het zaterdag, ik dorst het niet langer uit te stellen en belde de dokter, een ernstige overdosis van de schildklierhormoon was de oorzaak. Ik weet welke medicijnen hij moet hebben, zei de huisarts, maar die mag ik niet uitschrijven, daarvoor moet hij naar de specialist. Zij begon te bellen, het kan mij niet schelen wie, als er maar iemand is waar hij vandaag nog terecht kan, zei de arts. Het duurde zeker een kwartier, eindelijk kon hij in het Lichtenberg Ziekenhuis terecht. Daar wilden ze Johan meteen opnemen, maar de dokter veranderde weer van gedachte en gaf medicijnen mee, deze moest hij een hele tijd gebruiken, de controle afspraak kon blijven staan. Eerst afwachten hoe hij op de medicijnen zou reageren, die sloegen goed aan, dat ging goed, zienderogen begon hij weer op te knappen. Je lichaam lijkt soms net op een ingewikkelde machine, alles werkt op elkaar in, er hoeft maar een kleinigheid te stagneren en het hele gestel is verstoord. Natuurlijk speelt de ouderdom hierin ook een grote rol. Johan kon gelukkig mee naar het feest. Ook schoonzus Jans was heel ernstig ziek geweest, en gelukkig weer herstellende, zodat hun 60 jarig huwelijksfeest door kon gaan. Van hun kinderen kregen wij een uitnodiging. Dat hun ouders Johan en Jans van DijkRutten de 11de november dit heuglijke feit wilden herdenken. Deze unieke gebeurtenis wilden de kinderen niet zomaar ongemerkt voorbij laten gaan. Zij wilden deze feestdag samen met de familie vieren, tevens was daarbij een blad van een A4-tje bijgesloten met dit verzoek. Wij willen onze ouders een boek aanbieden, en daarin zoveel mogelijk mensen de gelegenheid geven voor een persoonlijke bijdrage. Die kan bestaan uit een woord of gedicht of een leuke anekdotes. Daar hebben wij en de anderen natuurlijk gebruik van gemaakt. Zij hadden ook een hele grote kennissenkring. Nu was het motto hoe groter het boek hoe waardevoller, met alle mooie herinneringen, en deze zou die dag aan hun ouders worden aangeboden. Een groot gedeelte van zijn bedrijf had mijn broer nu voor volkstuintjes verhuurd. Iedereen was er altijd welkom geweest, Jans had altijd de koffie klaar gehad. Omdat het zo weinig voorkomt, en ik daar een hele tijd was geweest, besteedde ik hier ook wat extra aandacht aan. De buren hadden gezorgd dat er die morgen een mooie poort aan de weg stond met daarin het getal 60. Burgermeester Panis kwam persoonlijk even gelukwensen, hij had nog heel wat te bespreken, omdat mijn broer van 1945 tot 1969 in de gemeenteraad van het toen nog zelfstandige Stoutenburg had gezeten. Na de samenvoeging met Leusden zat hij tot 1974 in de Leusdense raad, hiervoor kreeg hij nu een koninklijke onderscheiding in de vorm van een 83
eremedaille in goud. Ook waren er mensen uit de oorlogstijd die daar ondergedoken gezeten hadden, waaronder de Engelse parachutist, die wij zolang ome Kees hadden genoemd, tot de bevrijding was hij daar gebleven. Als dank daarvoor kregen zij een door Eisenhouwer ondertekende oorkonde, een Britse oorkonde en het verzetsherdenkingskruis. Ik wist maar al te goed hoeveel gevaren ze hadden geriskeerd om deze mensen uit de handen van de vijand te houden, want in die jaren had ik daar steeds geholpen. De avond begon dan met een Eucharistieviering uit dankbaarheid, daarna een receptie in Ons Gebouw in Achterveld, voor het diner voerden de kinderen leuke sketches op. Voor de sluiting van het feest, werd op de grond een groot hart geplaatst, waarna alle gasten daarop een waxinelichtje zetten. In de zaal ging het licht uit zodat deze verlichting extra mooi uitkwam, het betekende dat iedereen dit Bruidspaar een warm hart toedroeg, dat was ook zo, in hun leven hadden zij altijd voor anderen klaar gestaan. Johan had gelukkig mee gekund naar het feest, hij voelde zich weer tamelijk goed maar moest nog een lange tijd onder controle blijven. Na een tijd afwezig te zijn geweest gingen wij op maandag 8 december weer samen naar Sonneheerdt in Ermelo. December was altijd druk maand, bij verschillende verenigingen werden wij uitgenodigd om Kerstmis te komen vieren. Daarna kreeg je weer de nieuwjaarsrecepties, om elkaar alle goeds toe te wensen voor het jaar dat voor ons lag. Het jaar 1997: de eerste twee maanden verliepen zo als gewoonlijk heel rustig, eind februari was het weer tijd voor Johan om voor controle te komen wat zijn schildklier betrof, hij moest nog door blijven gaan met drie maal daags Strumasol en Tyrax te gebruiken. In mei nog weer terug komen, het zat zeker iets in de familie, er waren er nog een paar die daar eerder ook problemen mee hadden. Vroeger begon je om deze tijd aan de grote schoonmaak, alle kamers kregen dan een extra grote beurt. Je begon boven bij de slaapkamers, en werkte je zo naar beneden, de wollen dekens hingen in een rij aan de waslijn, de kasten werden ontruimd en schoongemaakt, de schoorstenen geveegd, wat een hoop stof gaf, als het nodig was kregen de muren een nieuw behang. Voor de Pasen wilde men klaar zijn. Deze gewoonte was allang niet meer zo, maar toch gaf men alles even een goede beurt. Want in maart als ik jarig was, kwamen de kinderen, kleinkinderen en de familie op bezoek, dan wilde je dat alles er weer netjes en fris uit zag. Er moest van tevoren heel wat in huis gehaald worden. Ik had al een boodschappenkarretje opgedaan waar ik veel gemak van had, dat was beter dan die zware tassen sjouwen, want in de jaren had mijn rug wel iets te verduren gehad, ik zou daar nu niet meer omheen kunnen. De kinderen zouden niet met dat ding willen lopen, dat was iets voor de oudjes. Verder verliep het net als andere jaren, nu en dan gingen wij er eens tussenuit. Als de gezondheid het toelaat, moet je zoiets blijven doen. 23 april noem ik toch even. Daar hebben wij ook van genoten, naar een orchideeënkwekerij in Luttelgeest, daarna maakten wij een rondvaart door de weerribben, met links en rechts rietkragen, één man was daar bezig wat riet op te binden met zijn trouwe herdershond die zolang het bootje bewaakte en rustig op zijn baasje wachtte tot hij weer terug kwam. Wat een mooie natuur waar wij doorheen varen, langs de kant zien we een nest met drie piepjonge vogeltjes op moeders rug, een pracht gezicht, en die rust die hiervan uitgaat, Nederland is zeker mooi. Zo zijn wij ook eens dichtbij gebleven en door de Amersfoortse grachten gevaren, onder
84
de oude stadspoorten door, langs de kant oude gebouwen, en tegen de grachtenmuren op groeiden vreemde planten, weer heel wat anders maar wel interessant, soms lopen mensen in de haast ongemerkt aan veel moois voorbij. Beide waren wij nu achter in de zeventig. Zoals ik voor jaren terug eens in rijm had opgeschreven, in de reis door een mensenleven, dan kwamen gemiddeld in de jaren zestig de ongemakken. Die hadden wij net als vele anderen ook wel ervaren, maar tot nog toe waren wij daar goed door gekomen. Johan voelde zich weer de oude, en had de 20ste oktober gelukkig te horen gekregen dat hij mocht stoppen met de medicijnen voor zijn schildklier.
50 jaar getrouwd 5 november 1997 zouden wij ons 50 jaar huwelijk vieren, mijn zus Heintje was er heel dichtbij geweest, jammer een paar maanden daarvoor stierf haar man. Wij waren thuis met ons achten geweest, alleen broer Johan en ik hadden dit mogen bereiken. Het gebeurd zo zelden, daarom wilden wij dit ook niet ongemerkt voorbij laten gaan. Hoe wij deze dag ervaren hebben met al zijn verrassingen, daar wil ik wel iets uitgebreider op ingaan. Wij waren dankbaar dat we dit mochten beleven en wilden het feest vooraf laten gaan met een Eucharistieviering. Wij hadden hiervoor een gesprek gehad met Pastor Bloem, en mochten zelf wat gebeden en gezangen uitkiezen, die werden in het boekje geplaatst. Daar hebben wij dan ook maar gebruik van gemaakt. De omslag had ik uitgetekend op de juiste grootte, met voorin een korte overweging, wat gezangen uitgezocht en met een geschreven tekst voor het evangelie, ik was daar heel druk mee geweest. Deze voorkeursideeën had ik bij elkaar in één enveloppe bij de Pastor in de brievenbus gedaan. Voor een receptie hadden we een afspraak bij de Ros Beayaart gemaakt, die zou het verder verzorgen, gemakkelijk dat een ander die drukte van je over neemt. Met onze kinderen en kleinkinderen zouden wij nadien gezamenlijk daar gaan dineren. De uitnodigingskaarten naar familie en vrienden waren onderweg, alleen Jan uit Wenen had laten weten dat hij die dag hier niet aanwezig zou kunnen zijn, omdat hij op de Canarische eilanden vertoefde, hij zou 14 dagen later komen. Daags tevoren kwamen er al bloemstukjes binnen, een van B.en W. van de gemeente Leusden, die krijg je als je de 50 vol maakt. En van enkele bestuursleden van de organisatie waarvan wij lid waren, wel leuk dat zij aan ons gedacht hadden. Zonder dat wij het wisten hadden de kinderen intussen ook niet stil gezeten. 5 november, het was een mooie herfstdag, de zon scheen, ongeveer 16 graden, mijn wintermantel kon ik vanmiddag wel thuis laten. Ik had vanmorgen in de keuken frisdrank en wat lekkers klaar gezet, dan konden de kinderen en de kleinkinderen eerst nog iets gebruiken voor wij weg gingen. Daar ging de bel, het waren Marga en Ton die zelf een bloemenzaak runden, zij hadden een doos met corsages bij zich en spelden Pa en mij alvast één op. Vind je niet dat je er nog een beetje kaal uitziet, vroeg Marga aan mij, en liep naar de auto en haalde nog eens een prachtig bijpassend boeket tevoorschijn, het leek wel of wij opnieuw in het huwelijk traden. Buiten zagen wij een prachtig versierde auto staan. Tjonge wat hadden zij daar een werk van gemaakt, moesten wij daar straks in? Het was te gek. Ton stond 85
met een filmtoestel te draaien. Ik zei, daar zit toch zeker geen geluid bij dat je dit opneemt, nee hoor was zijn antwoord. Maar ondertussen nam hij ons in de maling, en werden wij net als de anderen en de kleinkinderen, die lekker uit de schaal snoepten, er stiekem op gezet, dan konden wij dit alles later nog eens terug zien. Alleen ons jongste kleinkind Dominique was er niet bij, die was nog te klein, daar paste een andere oma op. Het werd tijd om te gaan als je voor de kerk nog een groepsfoto wilde maken, het was nog geen drie uur. Ton reed in zijn versierde auto nog even een rondje, bij de kerk stonden er twee rijen ons op te wachten. Het orgelgeluid was te horen, het koor nam nog wat liederen door, toen wij naar binnen traden werd het stil, ook voor mij. Wat was de kerk apart versierd, op de vloer mooie gekleurde herfstbladeren. Ik vertelde het aan Pa, jammer dat hij het niet kon zien. Het geheel paste ook wel een beetje bij ons, nu wij in de herfst van ons leven zaten. Familie en vrienden waren er al, voor het altaar stond een grote schaal met bloemen met daarin een grote kaars met onze namen erop, in goud kleur de letters 50. Wij hoefden niet te vragen wie hier voor gezorgd had, we hadden immers creatieve kinderen. Ik pakte het boekje op dat op de bank lag, u begrijpt mijn verbazing, in plaats dat het netjes was over overgenomen en getypt was, hadden ze het precies zo gelaten, hier en daar wat ongelijk, want zo scherp zag ik ook weer niet. Wie weet misschien wel met hier of daar een foutje, ook het evangelie was in mijn eigen handschrift geschreven. De Pastor en Jos hadden dit samen bedacht, zij vonden het leuk om het precies zo te laten. Twee kleinkinderen mochten nu eens misdienettes zijn, om Pastor Bloem te assisteren. Hij heette ons allen welkom en het openingslied werd ingezet, daarna deed Marga een mooi woordje als begroeting, na het Kyrie eléison was het Jos die de eerste lezing hield. Ze hadden alles mooi stil gehouden voor ons, het moest een verrassing zijn, daar waren zij dan zeker in geslaagd. Het was een mooi lied dat werd gezongen, “waar vriendschap is en liefde daar is God”. Wij hadden elkaar in die jaren er doorheen geholpen, daar hadden we zeker wel wat hulp van boven bij nodig gehad. Na een woordje van de Pastor, werd de tafel klaar gemaakt en volgde de Eucharistieviering. Op het einde van de viering brachten de kleinkinderen een gebedje voor Opa en Oma naar voren. Hoe vaak hadden wij in deze 50 jaar soms een extra kaarsje opgestoken en om uitkomst gevraagd, of het novene boekje gebruikt dat wij in de beginjaren van ons huwelijk eens van familie uit Oss hadden gekregen. Daar zaten de nu gekartelde bladeren met plakband vastgeplakt, de omslag was al eens vernieuwd, maar had nog steeds een vast plek. Deze dag kon voor ons niet meer stuk. Er kwamen nog meer verassingen, bij de Ros Beyaart moesten wij door een haag van rozen van de kinderen en kleinkinderen naar binnen. Velen waren er op de receptie, waaronder het koor dat wij hadden gevraagd om eerst even koffie met gebak te komen nemen, die hadden ze zeker verdiend. Een paar blinde vrienden van Johan brachten een paar leuke stukjes naar voren. Om ongeveer 19 uur was het diner, nou ze hebben ons die dag aardig in het zonnetje gezet waarbij de kinderen tussendoor wat opvoerden. Wat hadden zij er een drukte van gemaakt, dit alles had grote indruk op ons gemaakt, en dan al die cadeaus, deze dag zullen wij nooit vergeten. Hierbij nogmaals hartelijk dank aan onze kinderen en kleinkinderen die er zoveel aan gedaan hebben om ons deze onvergetelijke dag te bezorgen.
86
Hier konden wij een tijdje mee vooruit, het leek wel of alles steeds sneller ging. Geen wonder, hoor ik jou al zeggen, als je nu een paar maanden overslaat dan is er zo een jaar voorbij. Het was nu begin februari 1998, toen mijn zus Heintje in het partycentrum Hooghlandt haar 85ste verjaardag vierde. Zij was 5 jaar ouder dan ik, dat betekende wel dat ik over een goede maand ook het cijfertje acht er voor kreeg. Ik denk dat Pa het niet leuk vond. Wat hij duidelijk liet merken als er iemand kwam. Ja mijn vrouw is ook al tachtig, zei hij dan. Wacht maar, jij bent er ook zo aan toe, gaf ik dan als antwoord, straks begin ik mij hierdoor nog oud te voelen ook. Ik heb het duidelijk gemerkt, diverse keren dat ik wat ‘jong’ beleef, wat mij het leven biedt. Ik moet mij zelf met spoed ‘het ouder worden’ leren ‘k Begin er morgen mee….. of toch maar niet. Dit jaar werd er een Zie-Zo beurs gehouden voor blinden en slechtzienden in Nieuwegein in Utrecht. Daar kan men alle soorten van hulpmiddelen zien, vorig jaar waren we daar ook geweest. Tot mijn verbazing waren er deze keer heel veel computers, je zou haast zeggen, wat kan een blinde nou met een computer doen. Maar de techniek staat nergens voor, met wat aanpassingen die ook weer verschilden of de persoon blind of slechtziende was, kunnen zij zich daarmee soms heel goed redden. Natuurlijk kwamen daar wel extra kosten bij, zo waren er met een sterk vergroot beeld, voor de mensen die nog iets konden zien, en met brailleleesregel voor diegenen die braille kenden. Voor diegenen die geen braille kende was er een spraaksynthesizer bij, die ook al in meerdere talen te verkrijgen was. Ik vond het heel interessant, wat men anders op cassette had, zo kon je nu boeken en tijdschriften en de courant via de computer lezen. Johan zei al gauw, dit is niets voor mij, ik leer niets meer, ik vond het gelukkig dat die mogelijkheden er waren. Wel kocht Johan daar een memo, voorheen kon hij heel veel nummers uit zijn hoofd 87
onthouden, maar nu de telefoon tot 10 cijfers was uitgebreid viel dat niet meer mee. Laat staan al die 06 nummers van de mobiele telefoons, die steeds meer in gebruik kwamen. Hij had allang een gesproken wekker en een horloge, je hoefde maar op een knopje te drukken dan werd de juiste tijd vermeld, tevens een goed alarm om af te laten lopen. Dat het eens op een verkeerd moment gebeurde dat was mijn schuld. Een oude onderduiker uit Engeland, ome Kees zo noemde wij hem nog altijd, kwam samen met mijn broer Johan op een zaterdagmiddag hier weer eens op bezoek. Hij had het sprekende horloge van Pa nog nooit gezien, ik zei, je kan zelfs een haan laten kraaien als je zo gewekt wilt worden. Dat geloofde hij niet en wilde dat wel eens horen, ik ging er mee aan het prutsen, maar het duurde mij te lang, en liet het erbij zitten, dan later maar. De volgende morgen, zondag, gingen wij naar de kerk, er is altijd een ogenblik stilte voor een persoonlijk gebed, ineens hoorden wij een haan kraaien, nummer twee er achteraan. Ik dacht nog bij mezelf die haan van de buren kun je toch hier niet horen? Ineens schoot het te binnen, ik had gisteren aan dat horloge zitten draaien, en stootte Johan aan en zei zachtjes, dat is jouw haan toch zeker niet? Hij kon dat ding ook niet zo gauw stil krijgen. Hou je hand er bovenop, zei ik, en schoot in een lach, het was alleen niet op het juiste moment. Wij wilden het ons een beetje gemakkelijker maken. Het werd tijd dat wij de groentetuin wat kleiner maakten, en geen aardappelen meer verbouwden. Johan had te veel moeite met het rooien, en met de tuin spitten. Daar kon nu zo gras in gezaaid worden en dat bij het schapenland getrokken worden. De diepvries was nog niet eens leeg van vorig jaar, anders maar even dwars over naar de groenteboer. Wij hadden ons opgegeven om eind april aanwezig te zijn bij de vier middagen waar interessante lezingen gehouden zouden worden bij de Rabobank, over overheidsbeleid, geldzaken, erfenis. Daar was een Notaris aanwezig, waar men een persoonlijk gesprek mee kon voeren, tegenwoordig werden alle soorten contracten opgemaakt, er werd rekening gehouden met verschillende levensvormen, samenleven, echtscheidingen, enz. Wij vonden het zelf allang tijd worden dat wij ons oude testament weer eens gingen aanpassen, aan de tijd waarin we nu leefden. Wel een gek idee dat men nog zorgen ging maken voor later als men er zelf niet meer bij was. Zelf had ik altijd vreselijk hekel gehad aan ruzie, ik hoopte dat onze kinderen dat van ons zouden erven. De plannen waren er al om van de zomer weer eens naar Zuid Frankrijk te gaan, misschien was het wel de laatste. Deze keer reisden we met het vliegtuig, dat was iets minder vermoeiend. Het werd 23 september 1998 toen wij vanaf Eindhoven in het vliegtuig stapten voor de bedevaart naar Lourdes. Wij ervaren dit ook als een vakantie, ondanks de grote menigte is er een plek van stilte rondom de grot. Steeds opnieuw bleef het voor ons een indrukwekkende ervaring waar je geestelijk verrijkt en gesterkt van terug keert. Wat ik eens in een blad had gelezen over bedevaarten daar wil ik even bij stilstaan.
Op postmoderne bedevaart…..? Sommige dingen lijken in onze postmoderne maatschappij hopeloos ouderwets, voorbij, iets van onze (over)grootouders. Bedevaarten, zou je denken, horen daar ook bij, de vrome pelgrimage van onze voorouders heeft allang plaats gemaakt voor onze meermalen per jaar vakantie. Maar niets is minder waar! De pelgrimsroute Santiago de Compostella (Noord Spanje) een wandel- en fiets bedevaart is nog nooit zo 88
druk geweest. Rome ontving het jubeljaar 2000 miljoenen pelgrims. Ook het Heilig land mag zich verheugen in een groeiende stroom pelgrimtoeristen. En dichterbij Banneaux, Kevelaer (dit jaar voor de 250ste keer), Handel, Den Bosch, ook Maria staat weer volop in de belangstelling. Overal in het land wordt weer geprobeerd om kerken overdag (gedeeltelijk) open te stellen. Zit de kerk weer in de lift? Mensen schamen zich niet meer, om voor hun geloof uit te komen. We zijn (weer) op zoek naar de zin van ons bestaan. Keer op keer worden we geconfronteerd met zinloosheid, oorlog, geweld op straat. Daarbij is hulp nodig, velen vinden die in oude gebruiken, een massale processie met bloemen en kaarsen, een stille mars tegen het zinloos geweld. Natuurlijk is het wel zo, als men ouder wordt, neemt men alles iets serieuzer. Je gaat iets dieper nadenken over de broosheid en de zin van het leven omdat er al veel familieleden en vrienden ons al waren ontvallen. Eigenlijk is ons hele leven één pelgrimstocht. Het leek wel of de tijd ook sneller ging. Want nu had ik zelf ook de leeftijd bereikt van mijn vader, 80 jaar. Zijn ouders, dus mijn grootvader en grootmoeder van Dijk had ik nooit gekend, er was zo weinig over hen verteld, er was zelfs geen foto van hen. Dat had ik altijd zo jammer gevonden, hoe hadden zij geleefd, waaraan waren zij gestorven? Ik had alleen gehoord dat grootvader in een rolstoel heeft gezeten en maar 54 jaar was geworden. Alleen van de ouders aan mijn moeders kant, de van Burgsteden was er één foto. Deze twee hadden hun 50 jarig huwelijk nog mee mogen maken. En ik stelde mij de vraag, zou ons nageslacht later voor zoiets nog interesse hebben? Wij erven toch iets van hun genen, soms zie je dat er bepaalde ziektes in één familie meer voorkomen dan andere. Ik vond het opmerkelijk dat aan de van Burgsteden kant, een tak van mijn moeders zijde, dat daar veel beroertes in voortkwamen, en aan mijn vaders van Dijk kant op latere leeftijd weer kanker. Ja op het laatst zoeken ze heus wel iets voor je op. Maar ik hoop dat dit nog een heel tijdje bij ons vandaan ligt. Een broer van Johan was altijd erg geïnteresseerd in de genealogie. Hij zocht de stamboom heel zorgvuldig uit, en was hiermee tot voor het jaar 1700 gekomen, het waren jaartallen van onze stamboom. Zo was ook mijn nichtje Lies van Sluisveld van Dijk uit Oss bezig om de stamboom van de familie van Dijk uit te zoeken en daarmee verder te gaan. Zeker was dat ook interessant. Zo had ieder zijn eigen hobby. Ik was weer erg geïnteresseerd in hoe die mensen in hun tijd geleefd hadden, dat kon ik nergens vinden. Over eenvoudige mensen van het platteland hoorde je zo weinig hoe zij geleefd en gewerkt hadden. Soms vroeg ik mij weleens af zou er later nog iemand nieuwsgierig zijn, hoe ons leven was verlopen? Ik zou het mij haast niet kunnen indenken van een eenvoudig iemand, geboren op het platteland, al jong aan het werk, later getrouwd, een gewone huismoeder, niets geen bijzonderheden. Maar intussen was er zoveel veranderd, hierover begon ik aantekeningen te maken, ongemerkt ging ik daar verder mee. Over mijn leven thuis van vroeger, natuurlijk wilde ik dat ook netjes doen, wat viel dat tegen. Waar ben ik toch aan begonnen? Ook zag ik niet meer zo scherp, daar stond weer een fout of ik was iets vergeten, weg met het papier, en scheurde het over midden. Ik ben nu eenmaal geen schrijfster. Soms kreeg ik pijn in mijn nek en in mijn rug van deze houding, maar later pakte ik het weer op. Als men een verhaal verzint kun je langs grote omwegen alle kanten op, en daar een heel spannend geheel van maken. Maar dit waren gewone eenvoudige gebeurtenissen uit mijn leven. Misschien soms wat saai, geen extreme uitspattingen of grote ruzies, wat het geheel weer iets boeiender kan maken, neen dat zat niet in mijn karakter. Het waren gewone fragmenten, gebeurtenissen uit het leven van één generatie van Dijk. Het was al bijna het einde van het jaar toen ik in de courant las dat er een computercursus gegeven zou worden voor ouderen. Nou als je 80 bent hoor je 89
daar ook onder. De cursus zou begin van het jaar 1999 beginnen, deze werd financieel gesteund door de Rabobank. Op de Zie-Zo beurs hadden al die computers mij al geboeid, je moest toch meegaan met je tijd. Je kleinkinderen groeiden er al mee op, ik vroeg voorzichtig aan Johan zal ik mij maar opgeven? Een mens is toch nooit te oud om te leren? Ik dacht, hij zal mij wel uitlachen, het viel mee. Ik liet er geen gras over groeien en liet mij inschrijven, misschien was ik wel de oudste van de club. De 22ste januari begon ik aan de eerste les van 2 uur. Van mijn kinderen kreeg ik een oude computer. Zij hadden er inmiddels weer een die wat sneller was, voor mij was deze prima, waar ik op kon oefenen. Met deze acht lessen werd ik hierop wegwijs gemaakt. Daar heb ik heel veel gemak van gehad. Als er nog probleempjes waren kon ik altijd bij Jos terecht. Ook was het fijn dat je de letters kunt inzoomen, dus groter maken, mijn ogen waren nu eenmaal niet zo best. Voor Johan zou het niet prettig zijn als ik steeds boven zat, en werkte daaraan als hij zijn middagdutje deed, of nog even voor ik zelf naar bed ging. Zeker was het voor mij nog een hele klus, ik heb mij wel eens goed kwaad gemaakt op dat ding. Toen er van de met zorg opgemaakte pagina’s plotsklaps een stel verdwenen was. Dan laat je het weer even liggen, om later de schade toch maar weer zien bij te werken. Ofschoon deze houding wat het schrijven betrof veel beter voor mij was, bleef ik rug en nekklachten houden, daarvoor kreeg ik weer eens therapie, het had volgens de arts ook met degeneratie te maken, en begon op haar advies nogmaals met een kuur van didronel, dat was goed voor het botweefsel. Bij jonge mensen is de opbouw van botweefsel groter dan de afbraak, op onze leeftijd werkt dat juist andersom, wat extra kon geen kwaad. Voor de verandering gingen we net als ieder jaar weer mee met de tussendoor uitstapjes, waaronder nog eens naar het dolfinarium in Harderwijk. Het was jaren geleden dat wij daar geweest waren, toen de kinderen nog klein waren. We hadden het toen niet erg getroffen, de wind was aangewakkerd, ik voel nog als ik er aan denk de scherpe grind tegen mijn benen. Vandaag was het mooi weer, er waren meer soorten dieren bij gekomen, die kon je zien, als men o.a. met een lift naar beneden onderwater door een tunnel liep, dan ziet men de haaien dicht langs het glas voorbij zwemmen. Wij kenden het niet meer terug. Ook het samenspel van mensen en dolfijnen, met deze toch wel intelligente dieren. Het was moeite waard om dit weer eens terug te zien. Johan die zei, hier heb ik niet veel aan, hij hoorde ze wel plonsen, maar zag er verder niets van, daar had hij wel gelijk in. Voor hem betekende dit gewoon een dagje er tussenuit, en bij het koffie drinken hoopte hij dat hij tegenover bekenden kwam te zitten, waar hij een praatje mee kon maken. Hij zei soms, ik ben de enige die hier met een blindenstok loopt. Die had hij nodig als hij op een vreemde plaats was, voor een stoep of trappen klimmen. Wat dat betrof ging hij liever met zijn eigen club de visuele gehandicapte mee. Heel vaak hoorde je hem zeggen, de mensen zien tegenwoordig veel te veel. Daar had hij inderdaad gelijk in. Dat merkte je als de kleinkinderen hier waren, en perse een programma op de T.V. wilden zien, wij vonden dat sommige programma’s meestal met veel bruut geweld waren, anders was het niet spannend genoeg. Al was het maar spel, dat het op kinderen invloed kon uitoefenen. Soms hoorde men dat schoolgaande kinderen al een oude T.V. op hun kamer hadden. Wat waren wij alweer ouderwets. Ja, onze kinderen zouden het misschien moeilijker krijgen dan wij, om hun gezin in deze moderne wereld groot te brengen. Waarbij op het voortgezet onderwijs zij zich zorgen moesten maakten, of zij onderling niet stiekem al met drugs gingen experimenteren. Voor de jeugd zou het ook niet altijd gemakkelijk zijn, een goede voorlichting hierin is zeker op zijn plaats. 90
Zou de welvaart waarin wij nu leefden hierin ook geen rol spelen? Maar wij profiteerden hier immers ook van, om ieder jaar weer met vakantie te kunnen gaan, deze keer zou het nazomer worden. Bijna had het oude schaap ervoor gezorgd dat het niet door kon gaan. Ik was in het schapenhok bezig waar ook een paar kippen huisden. Zij dacht zeker dat ik wat extra voor haar bracht, omdat ze op het laatst liep, en nam met zijn dikke buik een sprong over de drempel, en kwam hierdoor nogal hardhandig tegen mijn knie op, wat nogal pijnlijk was, zodat ik hem niet goed meer kon buigen, daar was ik weer een paar weken zoet mee. Maar hij maakte het later weer goed door ons te verrassen, en had op een morgen drie mooie witte lammetjes naast zich liggen. Het was 20 september, onze geplande vakantie van het rode kruis. Wout bracht ons naar de Valkenberg in Rheden. Jos zou ons dan na vijf dagen weer op komen halen. De witte villa stak mooi af tegen het groene weiland waarvoor zwart witte koeien rustig liepen te grazen. Toen wij de laan inreden stond daar een groot beeld van Henri Dunant als aandenken. Hij was hulpverlener en beschermer van de gewonden in oorlogstijd, gevolgd door de oprichting van het rode kruis. Die is uitgegroeid tot een wereldwijd netwerk van hulpverleners. Het motto is dan “zorg voor elkaar”. Het landgoed de Valkenberg met gebouwen werd in 1964 door de toenmalige eigenaresse douairière C.C. van SminiaHobokken aan het rode kruis geschonken voor het symbolische bedrag van één gulden. Met daarachter nog een groot bosrijke omgeving waarin men heerlijk kan wandelen. Een ideaal vakantieoord nu met een extra verwarmd zwembad waar de gasten gebruik van konden maken. Er waren ook 22 vrijwilligers bij om te helpen. Johan ging voor de eerste keer met hulp van hen hierin zwemmen. Wij maakten onder begeleiding van de boswachter die alle soorten bomen en planten kende een lange wandeling. Ook stonden er elke dag drie busjes voor je klaar om ergens naar toe te gaan. De ene groep in de voormiddag, de andere in de namiddag. In de avond waren er optredens van verschillende groepen. De gasten werden deze week echt verwend. Maar er moet bij gezegd worden, zonder al die vrijwilligers erbij hadden ze dit nooit zo kunnen waarmaken. Zo werken ze bij de Zonnebloem, in verzorgingshuizen, in parochiekerken, en ziekenhuizen, enz. enz. Hier kon je persoonlijk weer ervaren waar men gewoonlijk niet bij stil staat, hoeveel mensen er zijn die zich hiervoor inzetten, om alles draaiende te houden. Zo zie je maar weer dat naast de veel nare berichten die men vaak leest en hoort, er ook heel veel goede dingen in de wereld plaatsvinden. Johan was erg goed in getallen en kon goed uit zijn hoofd rekenen maar het getal 80 was hij niet zo gelukkig, vooral niet toen ik dat getal bij mijn verjaardag erbij gekregen had. Zoals in de rijm van de levensweg stond, de jaren tachtig wordt nog toegegeven, wij moesten als Pa het werd, hier maar eens extra aandacht aan besteden. En dit nu eens met onze kinderen en kleinkinderen en aanhang gaan vieren in de Dennen in Woudenberg, het was gezellig om ze dan allemaal om je heen te hebben. Het jaar begon al op te schieten. Er werd al druk gesproken over het nieuwe millennium. Ik geloof dat er geen eeuw is geweest waarin zoveel nieuwe ontwikkelingen op medisch en technisch gebied hebben plaatst gevonden. Het begon met sneller vervoersmiddelen, fiets, auto, vliegtuig. De eerste radiogolven die de lucht ingingen, de T.V., de telecommunicatie. In 1969 heb ik de hele nacht opgezeten, om te zien hoe de eerste stappen op de maan werden gezet, en in 1952 waren de eerste computers er al. Toch waren ze bang dat er straks met het millennium nog iets mis zou gaan. Eindelijk was het 2000 en alles werkte nog, alle voorspellingen ten spijt, de wereld draait in het nieuwe millennium gewoon door. Ondanks dat wij bij onze werkzaamheden 91
soms maar op een knopje hoefden te drukken, kon ik niet zeggen dat er zoveel tijd meer over bleef, dan waren weer andere dingen die je bezig hield. De mensen leken meer gehaast te zijn. De technisch ontwikkelingen zullen zeker in de toekomst in een versneld tempo door gaan. Hoe zal het in het jaar 2050 er uitzien? Zouden ze de mensen dan ouder kunnen laten worden, de verkeerde cellen die ons nu ziek maken, kunnen vervangen door goede? Misschien lopen ze dan ook met kleine chipjes in hun lichaam, of gaan ze op vakantie in het heelal. Wat zit ik toch te fantaseren. Laten we maar met beide benen hier op de grond blijven en genieten van gewone kleine dingen om ons heen. De paar kippen die hier dicht bij huis lopen, van onze schaapjes, waarnaast in de lente de kleine lammetjes weer ronddartelen. De tuin waar de sneeuwklokjes nu al proberen boven de grond te komen. De natuur die elk seizoen weer anders is. Om echt te leven moet je vandaag leven als je vandaag niet leeft, is dat een verloren dag. Laat je geest niet benevelen door angst en zorg voor morgen, en draag in je hart niet alle miseries mee van gisteren leef vandaag. Begin januari was weer de eerste vergadering van de vereniging de K.P.O. waar ik nog steeds lid van was en tevens ook een van de oudste leden. De opening van het nieuwe seizoen werd meestal vooraf gegaan door een Eucharistieviering. Deze keer wilden ze het een extra tintje geven (jaar 2000). Van tevoren werd aan een paar leden en ook aan mij gevraagd, of wij daar een kort woordje wilden doen. Ik vroeg mij af waarom aan mij, en zou ik dat wel kunnen? Ik nam hiervoor even bedenktijd en besloot het erop te wagen, want in de toekomst zou het volgende belangrijk blijven. Het is nog zo kort geleden dat wij de overstap maakten naar 2000 en nu met dankbaarheid kunnen zeggen, wij hebben het gehaald. Veel is er gesproken over de nieuwe ontwikkelingen van de afgelopen eeuw. Waarin wij nog geleerd hebben om sober te leven. Maar ook hebben mogen delen in deze welvaartsgroei. Tegenstellingen komen nog steeds voor, zo ook de zorgen. Die kunnen landelijk zijn, of in de buurt, soms is het heel dichtbij. Hoe belangrijk is dan een goede samenwerking. Werken aan zorg voor elkaar. Laten wij allen deze goede voornemens meenemen in de toekomst en een deur openen zodat de ander er niet alleen voor staat. Wie had kunnen denken dat zo gauw alle aandacht en zorg naar onze eigen familie zouden uitgaan. Eind januari hadden wij al een schoonzus verloren. Nu was mijn zus Heintje die in Hoogland woonde ernstig ziek, zij was 87 jaar. Ondanks haar hoge leeftijd had zij nog een borstoperatie moeten ondergaan en kreeg nu te horen dat het verder was uitgezaaid, dan is het even slikken. Ja ik weet wel, velen zouden er voor willen tekenen als ze deze leeftijd zouden mogen halen. Johan en ik gingen weer eens haar toe, zij lag in het ziekenhuis. Zij wilde zo graag net als vroeger, ons een kopje thee geven, steeds starend naar de deur, 92
wat bleef die kar nou lang weg. Ik zei, dan ga ik het straks wel even beneden halen uit het restaurant. Nee, zij wilde zelf nog graag ons wat geven, de kar moest nu wel dichtbij zijn, zij stond op en liep de gang in en ik liep haar achterna om haar te helpen. Wat kon zij nog vlug lopen en zonder stok, fier rechtop zo was haar houding. Wij hadden niet kunnen vermoeden dat zij toen nog maar elf dagen te gaan had. Zij stierf te Amersfoort op 10 april 2000. Afscheid nemen, is loslaten Mooie herinneringen houden wij vast. Samen groeiden wij op, in een groot gezin en ik, ik was je kleine zus. Samen naar school, jij hield mijn hand vast, die zorg hoorde zo bij jou. Jij nam het werk van mij over voor mijn leeftijd soms te zwaar. Bij een zieke moeder hier in Hoogland nam jij het gezin toen waar. Heintje hartelijk dank voor al Uw zorgen Alles ligt nu in Gods hand. Mina Broer Johan en ik waren nu de enige nog, vanuit het ouderlijk huis. Als ik door Stoutenburg rij moet ik altijd even om kijken naar het huis met de naam Orkanje, waar wij met zijn achten waren opgegroeid. Een heel klein stukje ervan was immers nog van mij, die ene steen die mijn broer en ik samen hadden gelegd, toen de boerderij voor 70 jaar terug opnieuw moest worden opgebouwd. De tegel met onze namen erop, herinnerd daar nog aan. Er woont nog steeds een familie van Dijk, maar nu een kleinzoon van onze ouders. Een nieuwe generatie. Ons bestaan speelt zich af in de tijd De tijd is wat was, of komt Het leek zo snel te gaan En hoort zo weer tot het verleden De tijd geeft het mij, en ik beleef het In het nu of straks, soms vanuit het verleden Voor iets waar men geen tijd voor had Dank voor die tijd, die ons werd gegeven.
93
94
Een paar jaar later Hoe verliep het verder met broer Johan en mijn persoontje Mina. Ik voel mij bevoorrecht dat ik nog in de gelegenheid mag zijn om er nog iets aan te kunnen toevoegen. Omdat het boek steeds gebaseerd is op ware gebeurtenissen in het gewone alledaagse leven, wil ik aan deze laatste hoofdstukken ook extra aandacht besteden. Op het ogenblik is het vakantie, enkele van de kinderen zijn al weg. Het is zondag dus vanmiddag zal wel niemand meer thuis komen. Ik blader nog eens in mijn boek waarin ik enkele fragmenten en gebeurtenissen heb opgeschreven. De laatste regel neem ik nog eens extra door: dank voor de tijd die ons werd gegeven en terecht ben ik God hier heel dankbaar voor. Daar hebben we zelf immers niets over te zeggen. Wij zijn nu alweer zes jaar verder. Eigenlijk is mijn boek nog niet af zoals ik al zei. Ik wil er nog iets aan toevoegen wat voor mij heel belangrijk is geweest. Ik realiseer me goed dat deze zes jaar bij mij ook zijn doorgegaan. In die tijd heb ik weinig op mijn computertje gewerkt, nu en dan om wat op te zoeken. Ik had hem van de kinderen gekregen en heb er heel veel aan gehad. Dus ga ik het eerst even uitproberen, nu bemerk ik dat de diskette niet meer uit de lade kan want die is stuk, dus alles kopiëren en hopen dat de rest het blijf doen. Ik zal er meteen maar mee beginnen. We wonen nu al weer 37 jaar aan de Hamersveldseweg op nummer 78. Soms komt de gedachte bij me op, zou het niet tijd zijn om iets kleiner te gaan wonen. Hier is altijd nog steeds veel werk, het schoonhouden van de groentetuin en later het verwerken ervan. De straat die weer zo groen werd en nodig afgeboend moet worden want er zit geen dakgoot aan het achterhuis. Er moeten dan heel wat emmertjes water gesjouwd worden. Voor Johan begint het ook al moeilijker te worden om het gras netjes te maaien. Hij kan het verschil niet meer zien waar hij is geweest. Nu zie ik hem vanuit het raam bij zijn schaapjes, hij is gek op zijn dieren, die komen niets te kort. Tevens bemerk ik hoe moeilijk het voor hem is om de uitgang weer terug te vinden. Ik maakte mij zorgen als ik zie hoe hij tastend langs de heining probeert te komen om het hek voor de uitgang weer terug te vinden. Er waren wel echt tekens dat het beter zou zijn om een huis te vinden waar alles gelijkvloers was. Ik moet er niet aan denken aan een misstap hier met al die trappen in huis, en wat voor een gevolgen dat zou kunnen hebben. Ja, nu ben ik wel erg pessimistisch bezig. Later zou blijken dat wij er allebei toch in onze gedachten mee bezig waren. Ik hield dit voor mezelf, over deze grote beslissing moest Johan maar over beginnen. Voor hem zou een verandering het meest aangrijpen. Er werd wel eens gesproken over Geertruideshof. Deze woningen staan op een mooie locatie voor ouderen. Ikzelf vond de Kloosterhof iets beter, alles was iets ruimer, op beiden plekken waren wij al eens binnen geweest. Geheel onverwachts kwam dit toch ter sprake. Onze kennissen, de familie Kok waren van de kloosterhof naar een verzorgingshuis gegaan. Ik was in afwachting hoe Johan hierop zou reageren, maar ik hoorde niets. Zo verliepen er weken, de kinderen van Kok hadden het nu in handen gegeven aan een makelaar. Het was zaterdagochtend en las de krant voor. Zo ook de advertentie huis te koop op Kloosterhof. Johan zei, zullen wij even gaan kijken. Dus hij was er zelf toch ook mee bezig geweest. Ik liet hier natuurlijk geen gras over groeien, ja dat kunnen we wel even doen. Het stond hard te regenen maar binnendoor het winkelcentrum was men er vlug. Wat een teleurstelling toen we daar een bord zagen staan verkocht, we hadden eerder moeten reageren. Zo gaat het als men het er op aan laat komen. In die buurt was nog een woning waar ik best zou willen wonen. Dat vertelde ik aan Johan, maar daar woonde nog iemand. Zijn vrouw was een paar jaar geleden overleden en hijzelf was ook niet zo best meer ter been. Wij hadden geen haast om te gaan verhuizen en deze mijnheer hoefde dat ook niet te doen. Geen van beide voelden hiervoor om daar met hem over te gaan 95
praten. Het zou er op lijken of wij hem graag weg wilden hebben en dat was niet onze bedoeling. Er kwam een vriend van ons op bezoek die zelf ook met hem bevriend was en dat kwam goed uit. Durf jij met hem hierover te gaan praten en zeggen wat ons bezig houdt? Natuurlijk wel was zijn antwoord. Dat was het begin aan een grote verandering die ons te wachten stond. De heer Voskuilen, zo heette hij en kende Johan nog van de lagere school. Wij waren de eerste die hier naar gevraagd hadden en hij zou het in zijn gedachten houden en zou bellen als hij daaraan toe was. Donderdag 9 maart kwam mijn nichtje Lenie Middelaar op bezoek. Zojuist had ik haar verteld, als wij een woning kunnen krijgen die voor ons wat gemakkelijker zou zijn en dat wij er aan toe waren om kleiner te gaan wonen. Daar ging de telefoon, ja met mijnheer Voskuilen, ik ben er nu aan toe om naar een verzorgingshuis te gaan. Mijn benen willen niet meer en doen veel pijn. Willen jullie zaterdag even komen praten. Natuurlijk hebben wij dat gedaan, het zag er goed uit van binnen, een ruime zitkamer, ook de slaapkamer en de douche. Buiten een mooi terrasje waar je rustig kan zitten en wat een uitzicht. Stiekem fluisterde ik Johan in zijn oor, als het aan mij ligt is het al haast gekocht. Maar het voornaamste moest nog komen. Onder een kopje koffie haalde hij wat papieren te voorschijn waarop hij alles had genoteerd en ook wat er zou blijven staan. De koelkast, de wasmachine, de kast met de schuifdeuren, vloerbedekking en met de prijs er achter. Dit alles kon hij niet meenemen en bleef dus staan. Het was een echte zakenman, heel kort en over de prijs was niets af te dingen. Johan vond het nog te hoog en ze konden het niet eens worden. Ik probeerde hem hierin bij te staan en zei, hier is geen makelaar bij nodig geweest als jullie het verschil nu eens samen delen. Dat is mooi geprobeerd zij hij, maar daar trap ik niet in. Hier gaat geen cent vanaf en wilde het zo spoedig mogelijk afwerken en zei erbij dat er nog iemand was die dit graag wilde hebben. Echt weer iets van een handelsman. Johan zei, dinsdag hoor je van ons of het doorgaat, ja of nee. We namen een van onze kinderen mee want er moest nog heel veel geregeld worden en het zijn geen paar schoenen die men eventjes wil gaan kopen. Op 13 maart waren wij beiden met veel tevredenheid tot een overeenstemming gekomen. Het was toch een goede keus geweest. Nu nog ons huis kwijt zien te raken. Hier hadden we wel een makelaar bij genomen. Hij had daar niet zoveel werk mee want de buren hadden er al eerder naar gevraagd. Zij wilde het graag, omdat het strak tegen hen perceel aangrensde. De afhandeling hiervan ging allemaal heel snel en dit was alweer een hele zorg minder. Nu kwam er voor mij een hele drukke tijd aan, uitzoeken wat er wel of niet meekon. Inpakken, adreswijzingen schrijven, toch wel een hele klus omdat johan daar niet veel aan mee kon helpen. Maar ik moet er wel bij zeggen, bij de verhuizing hebben de kinderen geweldig geholpen en ook met het nieuw huis schoonmaken. Op 25 mei 2002 was het zover en gingen wij over naar ons nieuwe stekkie. Ik had er geen moeite mee want gemak wend gauw. Maar Johan had wel even meer tijd nodig, hij miste zijn dieren, even door het weiland lopen en rondom het huis. Ja men zal er aan moeten wennen als men ouder wordt, dan moet je wel wat inleveren. Samen gingen we nu de boodschappen doen in het winkelcentrum. Soms kwamen we bekenden tegen voor een praatje. Wat betreft de buren, hadden we het ook getroffen. Later kwam er nog een boeren echtpaar die ook rustiger aan ging doen en tegenover ons ging wonen. Johan kende hen goed, zodoende begon het steeds beter te gaan. Tegenwoordig kan men als de gezondheid het toelaat en zonodig met wat hulp erbij, soms nog lang in je eigen huisje wonen. We hopen van deze rust op Kloosterhof nog een hele tijd te mogen genieten.
96
Broer Johan Hij woonde al ruim 61 jaar op zijn boerderij aan de Eemelaarseweg in Achterveld. Zijn dochter Truus met haar man Gait woonde naast hem, daar had hij heel veel steun aan. Vooral omdat zijn vrouw Jans een paar jaar terug was overleden. Hij miste haar heel erg en wij ook. Vooral de gezellige kaartavondjes die wij wekelijks hadden en Jans die altijd zo leuk uit de hoek kon komen met haar droge humor, het was er niet meer bij. Wij gingen nog regelmatig naar mijn broer, dan haalde hij zogenaamd de oude koeien weer eens uit de sloot en praatte hij veel over vroeger. Ja hij was altijd een harde werker geweest voor zijn grote gezin. Toen ging hij ook naast zijn boerderij, nog werken bij de coöperatie als kuikenselecteur en ging hij bij de boeren de eendaagse oude kuikentjes seksen op haantjes of hennetjes. Ieder kreeg zo een bestemming en voor de haantjes zag het er minder gunstig uit. Wij noemden hem voor de grap soms de kippendokter. We hebben nog meegemaakt dat de kippen een brilletje op hadden, dat was om te beletten dat ze elkaar gingen pikken en dat was een heel koddig gezicht. Met zijn varkens had hij soms ook heel wat mee te stellen, die laten zich niet zo gemakkelijk vangen. Daar was hij in de wei mee bezig en als hij hem naar rechts wilde sturen, ging dat varken naar links, het wilde maar niet lukken. De huisarts dokter Braun die net op zijn scooter langs kwam en een goede bekende was bij de familie van Dijk vanwege het grote gezin, zag dat even aan. Hier kon hij wel even helpen en tevens zijn oude hobby lasso werpen weer eens uitproberen. Voor hem was dit ook even een ontspanning. Hij zette zijn scooter in de dam bij van Dijk en stapte het weiland in. Hebt u een lang touw voor mij, dan zal ik even komen helpen. Deze onverwachte hulp waar hij niet op gerekend had kwam nu goed van pas. Dat varken liep natuurlijk met zijn kop naar beneden zodat het hierdoor iets moeilijker op werd. Maar na een paar pogingen lukte het en zat het dier gevangen. Niet altijd is er zo’n goede hulp in de buurt als men er om verlegen zit. Zo vertelde mijn broer, had hij een karretje achter zijn motor gemaakt om daarin een varken te kunnen vervoeren en op een keer was het helemaal fout gegaan. Ja hij was hem zelfs verloren, het deurtje was los gegaan en het arme beest was in een sloot naast de weg terechtgekomen. Ziet hem daar maar eens uit te krijgen in je eentje. Zo kon hij veel vertellen van zijn boerderij waar het ook zwaar werken is. Vooral de sloten schoonmaken wat toen heel gebruikelijk was, moest dit met de hand gedaan worden. Daar konden de beiden Johannen met elkaar goed over praten en alles nog goed herinneren. Ja daar hadden ze alle twee mee gewerkt. Eerst had je een “lajïk” nodig om de modder onder uit de sloot te halen. Een “noord” waar je de zijkanten mee schoon maakt en een haak om de rotzooi er mee uit te trekken. Het was een heel zwaar karwei, dagen was je daarmee bezig. Dit alles had hij nog heel lang kunnen doen. Nu was dit alles verleden tijd. Het werken was afgelopen en zijn leeftijd telde ook mee. Broer Johan was aan het sukkelen geraakt en had nu steeds meer verzorging nodig. Voor de kinderen die hem altijd zo liefdevol verzorgd hadden werd het toch te zwaar. Op 20 december 2003 verhuisde hij naar het verzorgingshuis St. Jozeph in Achterveld. Zijn vertrouwde meubeltjes gingen mee, zijn stoel, een kast, foto’s, de televisie. Dit alles ook om daar iets gemakkelijker te kunnen wennen. Zo ook de inmiddels groter wordende stamboom van al zijn kinderen, klein, achter en achterkleinkinderen en onder aan de stamboom lag zijn trouwe hond puk. Ook aan de muur een landkaart van Nieuw Zeeland. Dit alles was hier aanwezig. Als wij bij hem op bezoek kwamen werden we daar heel vaak op gewezen. Kijk, daar ben ik samen met mijn vrouw meerdere keren geweest, daar op die en die plaatsen. Ja daar in Nieuw Zeeland zijn onze kinderen naartoe gegaan. Ik moest het dan even aanwijzen. Soms schoot hij heel hard in de lach als hij daaraan terug dacht, toen hij daar bij oude kennissen op bezoek was geweest. Het was heerlijk weer geweest, hun kinderen waren buiten aan het touwtje springen. Zijn 97
gastheer J., zijn naam zal ik niet voluit schrijven omdat deze ervaring voor hem minder prettig was, die wilde laten zien hoe jong en sportief hij nog was. Met een sprongetje, in spin de bocht in gaat, daar ging hij ook touwtje springen. Voor deze grote fors gebouwde man was de bocht te klein geweest, zijn mooie donkere haardos zat ineens om het touw gestrengeld. Aan zijn gezicht was te merken geweest hoe hij zich op dat moment voelde. Voor hen was hij zonder pruik wel iets ouder geworden. Op de tafel bij mijn broer lag een dagboek, daar schreef ik soms wat in. De kinderen konden dan zien dat wij hier geweest waren. Steeds meer zagen we hem achteruit gaan. Soms kwamen er oude herinneringen bij hem boven en beleefde hij het alsof het juist gebeurd was. Zo kon hij ineens heel verdrietig worden en waren zijn gedachte bij de oorlog. Toen zijn buurman de heer Bosman op een landmijn bij hem in de dam verongelukt was, dan begon hij te huilen. Ik probeerde hem dan te troosten. Dit is allang voorbij zei ik, het is gelukkig al weer vrede en begonnen wij maar gauw over iets anders te praten zodat er weer een glimlach tevoorschijn kwam. Nadat zijn gezondheid verder achteruit ging werd hij op 20 november 2004 naar het ziekenhuis gebracht. Op 10 december is hij nog een paar dagen terug geweest in zijn kamertje in Achterveld. Na eerst de ziekenzalf te hebben ontvangen is mijn broer Johan op 17 december overleden. Precies op zijn 94ste levensjaar, 22 december 2004 werd zijn stoffelijk overschot ter rusten gelegd bij zijn geliefde vrouw Jans. Hij had een sterk geloof en zo hoopte hij haar in de hemel weer terug te zien. Niemand uit ons ouderlijk huis had deze hoge leeftijd nog mogen bereiken. Ik moest er even aan wennen om nu de laatste te zijn uit een groot gezin waarin wij allemaal waren opgegroeid.
Een wonderlijke gebeurtenis Soms blijft een fragment of gebeurtenis uit je leven je altijd bij en zeg je, hoe bestaat het, dit gaat ons begrip te boven. Zo ook het volgende. Het begon in de eerste helft van juli 2003 toen we op vakantie waren met een club van blinde en slechtziende mensen, een vereniging waar Johan ook lid van was. In het plaatsje de Lutte logeerden we in “het kleine zwaantje”. Het was mooi weer en gingen een wandeling maken. Men kon kiezen tussen een grote of een kortere wandeling. Ik had nogal last van een pijnlijke knie, dus wij kozen de kleinere route, deze bleek nog te groot te zijn. Samen liepen we terug naar het hotel en wachtten daar totdat de anderen weer terug kwamen. Weer thuis besloot ik om ermee naar mijn huisarts te gaan, die zei, ik zal je even door sturen naar dokter Koch, hij heeft een extra studie over gewrichten gedaan. Deze meende dat het kapsel van mijn knie iets gescheurd was en daar ging ik mee naar huis, maar de pijn bleef aanhouden. Mijn huisarts adviseerde me om therapie te nemen, dat gaf na wat behandelingen ook geen resultaat. Isabel raadde mij aan om met een kruk te gaan lopen want rust, roest en beweging was goed. Maar de knie mocht niet belast worden. Eerst vond ik het erg om met zo’n opvallend ding te moeten lopen, maar de boodschappen moesten toch gedaan worden. Johan die kon dat natuurlijk niet alleen. Anders let je daar niet op maar nu zag ik dat er meer mee lopen die soms nog jonger zijn. Een tijdje later werd mij geadviseerd om een foto van de knie te laten maken en werd ik door mijn therapeute doorgestuurd naar een orthopedist. Ik vroeg haar wat zou hij er aan kunnen doen? Die zal er wel in gaan snijden was haar antwoord. Dit was niet prettig om te horen, als het dan maar helpt. Samen met dokter Vermeer bekeken wij de foto, er stond nog iets bij geschreven over een scherp puntje, maar hij schonk daar verder ook niet veel aandacht aan. En wat voor medicijnen gebruik u, was de vraag? Alleen moet ik om de acht weken een injectie halen voor de vitamine B12. Zeg mevrouw vroeg hij, hoe oud bent u eigenlijk? Ik vertelde hem dat ik 85 jaar was. Nou zei hij, als ik dat mag beleven hoop ik dat het op dezelfde manier 98
mag gaan als bij u. Het was wel een hele aardige man, dat wel, maar wat mijn knie betrof was ik er niets wijzer van geworden. Net of hij zeggen wilde, op deze leeftijd krijg je dit soort ongemakjes wat erbij hoort. Dus er zat niets ander op dan gewoon zo door te gaan, en dat deden wij.
10 januari 2004 Zoals ik al eerder vermeldde, deze datum zal altijd in mijn geheugen blijven staan. Je zult wel zeggen, dan moet er wel iets heel bijzonders zijn gebeurd en ja dat is ook zo. Als wij samen naar de kerk gingen, komt men eerst links langs een Mariakapelletje waar wij dan even een kaarsje opsteken, want er is zoveel waarvoor een gebedje nodig is. Mijn kruk nam ik nooit mee in de kerk, die liet ik achter in de kapel staan. Geheel uit zicht en niemand had daar last van. Het is zaterdagavond, Pastor Timmerman neemt afscheid van de parochie want hij gaat verder studeren. Wij willen er toch wel even heen. Halverwege en steunend op mijn kruk zeg ik tegen Johan, was ik maar thuis gebleven, mijn knie doet veel pijn, maar we zijn er bijna en lopen door. Wij gaan meestal op dezelfde plaats zitten, dat is voor Johan ook makkelijker. Op de derde bank van voren aan de linkse kant. Het is wel een hele aparte dienst vanavond ofschoon ik niet goed kan zingen doe ik wel altijd mee, zo ook met de gebeden. Opeens werd ik afgeleid en hoorde heel duidelijk een stem zeggen, je knie is beter. Heel verwonderd gaf ik als antwoord, nee dat kan toch niet, Onze lieve Heer zal toch niet zomaar aan een doodgewoon iemand zoals ik haar knie beter maken. Hoe kan dat, en dacht, ik heb toch ook mijn fouten en gebreken? Ja maar toch, ik had het heel duidelijk gehoord. Even keek ik opzij naar Johan, zou hij ook wat gemerkt of gehoord hebben want ik had toch antwoord gegeven, nee zo te zien niet. Alles ging gewoon door, slechts heel even was ik er met mijn gedachten niet bij geweest. Nu deed ik weer mee en stond daar verder niet meer bij stil. De kerkdienst was nu afgelopen, we gingen allemaal naar “de Kom” die aansluit bij de kerk waar de afscheidsreceptie werd gegeven. Omdat het in “de Kom” al vol was, stonden Johan en ik in de hal aan een ronde tafel waar ook koffie werd geserveerd. Er kwam een oude bekende bij ons staan, haar dochter was jarenlang vriendin geweest met onze Henriëtte en vonden het jammer, nadat ze alle twee getrouwd waren, elkaar uit het oog verloren waren. Intussen werden er enkele toespraken gehouden. Wij hadden daar al een hele tijd gestaan. Toen ook een bekende waar wij wekelijks mee kaarten naar ons toe kwam. Hij wist dat ik het niet zo lang kon volhouden vanwege mijn knie. Komen jullie toch hier zitten, er zijn nog een paar stoelen vrij. Het viel mee ofschoon we daar al een hele tijd hadden gestaan. Na nog een paar glaasjes fris genomen te hebben werd het onderhand tijd. Wij bedankten Pastor Timmerman en wenste hem verder veel succes met zijn studie en gingen naar huis. Johan ging al spoedig naar bed. Mijn gewoonte is, als ik thuis kom moet ik eerst nog even rustig zitten, soms even de televisie, of de krant inzien, of heb ik iets te prutsen. Wat bijna nooit gebeurd, kwam Johan van bed af en vroeg, zeg heb jij je kruk wel mee naar huis genomen? Ik vond het een rare vraag, natuurlijk zei ik, anders had ik het wel vernomen. Het kwam zo even bij mij op zei hij en ging weer naar bed. Ik maakte ook aanstalten om te gaan, nu begon ik toch ook te twijfelen. Toch even kijken of de kruk op zijn plaats stond, warempel hij stond er niet. Nu pas realiseerde ik dat ik nooit meer aan mijn knie had gedacht en ik voelde op dit moment geen pijn. Zondagmorgen toen de kerkdienst van 10 uur was afgelopen ging ik mijn kruk ophalen en ja, hij stond daar nog. Ik bad even een dankgebedje, pakte mijn kruk en liep ermee weg. Ik kreeg het gevoel of ik hem niet meer nodig had. Wat raar, van het ene moment op de andere, voelde ik geen pijn meer en vond het nog steeds onbegrijpelijk. Bij het wekelijkse kaartavondje zei 99
ik tegen Tinie, nu hoef je voor mij het theeblad niet meer te dragen, ik kan het zelf weer want mijn knie is beter. Hoe kan dat nou, en vertelde wat er gebeurd was. Nu is het al weer zes weken verder en ben verwonderd dat het nog steeds goed gaat. Ik moet het even kwijt, het is zoiets aparts. Na een kerkdienst vroeg ik aan Pastoor Zwijnenberg mag ik u even spreken en de volgende dag kwam hij. Ik zei, U zult wel denken wat zouden deze oudjes nu te vertellen hebben. Ja dat is zo, en vertelde mijn verhaal. Mag ik het een keer noemen zonder uw naam erbij en gaf hiervoor mijn toestemming. Inmiddels is het twee en een half jaar verder en nog steeds loop ik zonder pijn die meestal bij het ouder wordt toeneemt.
Een kleine verrassing Met een trucje liet ik mij overhalen om 2 september 2004 mee te gaan naar Arnhem. Mijn nichtje Truus belde ons hierover op. Ome Kees, een Engelsman (dit was zijn onderduikers naam uit de oorlog), hij zou daar ook aanwezig zijn in verband met de jaarlijkse festiviteiten ter herdenking aan de slag om Arnhem en daar voelde ik wel iets voor. Wij reisden in een busje met de familie mee. Inderdaad was ome Kees aanwezig. Er waren nog meer bekenden uitgenodigd. Ruud, een zoon van een overleden joodse onderduiker (Ome Jan), de heer Weismann had aan de voorbereiding van deze gelegenheid veel werk verricht. Eerst kregen we allemaal een lunch aangeboden van ome Kees en daarna verwachtte ze ons in het Provinciehuis. Johan en ik liepen samen naar achteren. Al spoedig werd ik bij mijn arm gepakt, tante Mina de naamkaartjes liggen op de stoelen. Dit was te gek, wij moesten vooraan plaats nemen naast mijn nichtje Truus. Na de opening door de heer Weismann hield ome Kees (Bob Peatling) een toespraak en reikte het eerste boek uit als dank aan de bevolking van Gelderland. Gedeputeerde Esmeijer nam het namens de Commissaris van de Koningin in ontvangst. Daarna werden meerdere personen hiervoor uitgenodigd en kregen het boek “No Surrender at Arnhem”, zo heet het oorlogsdagboek dat Robert Peatling 60 jaar na Market Garden had uitgebracht ter ere aan alle mensen uit het verzet die hun leven hadden geriskeerd om hem en anderen te helpen. Hij was toen als krijgsgevangene ontsnapt want hij had zich verstopt. Na zes weken van ontberingen vond de Arnhemse politie hem sterk vermagert op een zolder van het bureau. Hij zorgde samen met een ondergrondse verzetman, dat hij uit deze benarde positie kwam. Wekenlang zat hij hier bij een familie ondergedoken en had een goede verzorging. Het waren immers zijn vrienden geworden. Voor zijn veiligheid moest hij nu weg en werd door twee jonge mannen naar een andere schuilplaats overgebracht, waar hij maar een paar dagen verbleef. De jongens werden aangehouden door de Sicherheitsdienst met de vraag, wo hast du Bob? Het is nooit achterhaald wie hen hadden verraden. Ome Kees had het overleefd maar de dappere mannen die zo goed voor hem gezorgd hadden uit zijn eerdere schuilplaats, werden afgevoerd naar een concentratiekamp. Helaas die jonge mannen hadden het niet overleefd. Nooit waren ze uit zijn gedachten geweest. De laatste maanden van de oorlog was hij ondergedoken bij de familie van Dijk. Truus kreeg namens haar ouders het boek postuum overhandigd. Waar ik niet op had gerekend, werd mijn naam ook afgeroepen en mocht ik het boek “No Surender at Arnhem” in ontvangst nemen en dat was zeker een verrassing.
100
OME KEES (ZIJN SCHUILNAAM) VOOR IEDEREEN DIE HEM GEHOLPEN HEEFT TIJDENS DE TWEEDE WERELD OORLOG, WAREN NU ZIJN VRIENDEN, VOOR ALTIJD.
Ik vond het al mooi dat ik was uitgenodigd. Het past niet dat ik het zelf zeg, maar in die nare tijd had ik daar wel heel veel werk verricht in dat grote gezin. En had net als de anderen samen met de vier onderduikers in huis soms in gevaarlijke situatie verkeerd. Ik vergelijk onze levensweg wel eens met een verkeersweg. Als men daarop rijdt, eerst mooi glad geasfalteerd, komen later weer omleggingen en drempels. Als je dan pech krijgt is je medepassagier ook de gedupeerde. Soms is er dan geheel onverwachts een helpende hand. Zo verging het mij een jaar later. Ja het leven gaat met ups en downs. Vandaag wilde het niet vlotten, velen van u zullen hier ook wel eens mee geconfronteerd zijn. Het was de avond ervoor wat laat geworden, maar nu moest ik er nodig uit en probeerde uit bed te komen, maar dat ging niet. Ik had erge pijn in mijn rug. Johan hoorde mij piepen en probeerde mij te helpen. Met de minste beweging was het haast niet om uit te houden. Ik moest ook nodig naar het toilet, hoe moet dat nou? Ik kan toch niet zo, met heel veel moeite en veel pijn moest ik eruit zien te komen. De ingelichte huisarts adviseerde mij om therapie te gaan nemen, er werd een datum vastgezet bij mijnheer van Gils. Gaat u hier maar even liggen, ik durf het bijna niet, wat had ik thuis een moeite gehad om er af te komen, maar misschien kon hij er wel iets aan doen. Heel voorzichtig ging ik liggen. Eerst ga ik al de wervels één voor één langs zei hij. Nu neem ik deze kant en zo dadelijk de andere rij. De behandeling op zichzelf viel niet tegen, kom er nu maar vanaf. Maar dat was gauwer gezegd dan gedaan. Bij de minste beweging had ik weer die vreselijk pijn, net als thuis. Ik kon een geluid niet meer onderdrukken, zal ik de bovenkant voorzichtig wat omhoog zetten. O nee, ik schaamde me, zou er nog iemand in de wachtkamer zitten die dit kan horen? Inmiddels belde de therapeut de huisarts, dit kan zo niet langer, hier zal eerst een foto van gemaakt moeten worden. Drie maanden heb ik met deze rugklachten thuis gezeten. Natuurlijk, als je het vergelijkt met anderen was dit maar een kleinigheidje, maar voor Johan was dat het ergste. Hij ging graag ergens heen, nu kon dat niet meer vanwege zijn visuele handicap. Gelukkig waren de kinderen bereid om hem op zondag te begeleiden naar de kerk en waar hij ook zo op gesteld was na die tijd, gezamenlijk koffie drinken. Ik noemde het zijn stamtafel, nu eens met mannen onder elkaar. De anderen hadden zijn koffie al voor hem gehaald en stond dan dampend op hem te wachten. Het heeft zeker zo moeten gaan. Als ik naast die pijnlijke rug ook nog een pijnlijke knie erbij gehad, dan had ik nu waarschijnlijk in een rolstoel gezeten. Gelukkig, het is toen niet zover gekomen. Nu krijg ik soms een vermaning dat ik weer te hard loop. Waarschijnlijk is hier mijn werk nog niet af. Johan heeft mijn hulp nog hard nodig en hoop dit ook nog 101
een hele tijd te mogen en kunnen doen. Maar stiekem moet ik bekennen dat ik ook bang ben geweest dat die pijn terug zou komen, ja zo’n held ben ik nog. Men weet dat het zo niet door zal blijven gaan want ik ben in mijn 89ste levensjaar, wat een verschil toen ik hiermee begon. Met het eenvoudige leven op het platteland en het werken met sobere hulpmiddelen. Allebei waren we er aangewend geweest, en dan 10 jaar zonder elektriciteit te moeten werken. Kijk nu eens naar de snelle veranderingen. Ik ben al blij dat mijn oude computertje uit 1997 het nog steeds doet, dan kan ik het tenminste vastleggen zoals bij elke foto een verhaal zit. Nee het mag niet verwaaien als de wind. Als ik terug kijk, wat hebben wij geboft, zo ik al vergelijk met anderen die het veel moeilijker hebben. Wij mogen alleen maar zeggen; God dank u wel. Ik had niet kunnen denken dat ik het boek zou mogen afsluiten met een ervaring zoals op 10 januari 2004. Uit mijn oogpunt gezien was het haast een klein wondertje. Er schijnt een kracht te zijn die groter is dan onze menselijke berekeningen. Lieve kinderen, klein, en achterkleinkinderen. Jullie zijn onze opvolgende generatie die opgroeien met steeds sneller nieuwe uitvindingen van hoogwaardige techniek. Soms is het fascinerend wat er voor mogelijkheden er verborgen zit in een heel klein apparaatje. Alles wordt compacter, zelfs de wereld, waar men tegenwoordig bijna overal kan komen, lijkt kleiner. Culturen die elkaars grenzen passeren, soms lijkt het op een vlucht. Laten wij elkaar respecteren, vrede is meer dan afwezigheid van oorlog in het groot en in het klein. Dan sla ik als laatste van onze generatie van Dijk met een gerust hart de laatste bladzijde om. Willemina J. van Kooij van Dijk.
102
(Tekst achter op het boek) Als laatste nog in leven zijnde vanuit één generatie, heb ik herinneringen en gegevens van de familie willen bewaren. Over mijn leven, werk, en religie heb ik openlijk in mijn boek weergegeven. Alles is gebaseerd op ware gebeurtenissen en fragmenten uit het eenvoudige leven op het platteland. Willemina J. van Kooij van Dijk
103