ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTSGELEERDHEID
1
INHOUDSOPGAVE
PREAMBULE: DOELSTELLINGEN ACADEMISCHE RECHTENOPLEIDING RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN
6
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
11
PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN
11
PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN
17
PARAGRAAF 1.2.1. TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN
17
PARAGRAAF 1.2.2. TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN
18
PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS
20
PARAGRAAF 1.4. DE EXAMENS EN TENTAMENS
20
PARAGRAAF 1.5. STUDIEVOORTGANG EN STUDIEBEGELEIDING
24
PARAGRAAF 1.6 BINDEND STUDIEADVIES
25
HOOFDSTUK 2. DE ACADEMISCHE OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS 27 RECHT) PARAGRAAF 2.1. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) 27 PARAGRAAF 2.1.1. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): HET ONDERWIJS 27 PARAGRAAF 2.1.2. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): DE TENTAMENS 27 PARAGRAAF 2.1.3. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) RECHT: HET PROGRAMMA 28 PARAGRAAF 2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT
31
PARAGRAAF 2.2.1. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET ONDERWIJS
31
PARAGRAAF 2.2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: TENTAMENS EN EXAMEN 32 PARAGRAAF 2.2.3. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT: HET PROGRAMMA
33
HOOFDSTUK 3. DE ACADEMISCHE OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL 35 AND EUROPEAN LAW PARAGRAAF 3.1. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL
35
PARAGRAAF 3.1.1. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : HET ONDERWIJS
35
2
PARAGRAAF 3.1.2. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : DE TENTAMENS
35
PARAGRAAF 3.1.3. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : HET PROGRAMMA
36
PARAGRAAF 3.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW
39
PARAGRAAF 3.2.1. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : HET ONDERWIJS
39
PARAGRAAF 3.2.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : TENTAMENS EN EXAMEN
40
PARAGRAAF 3.2.3. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : HET PROGRAMMA
41
HOOFDSTUK 4. DE ACADEMISCHE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT
42
PARAGRAAF 4.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT
42
PARAGRAAF 4.1.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS
42
PARAGRAAF 4.1.2. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT: DE TENTAMENS
42
PARAGRAAF 4.1.3. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT: HET PROGRAMMA
43
PARAGRAAF 4.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT
45
PARAGRAAF 4.2.1. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS
45
PARAGRAAF 4.2.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : TENTAMENS EN EXAMEN
46
PARAGRAAF 4.2.3. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET PROGRAMMA
47
HOOFDSTUK 5. DE DUALE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT
48
HOOFDSTUK 6. DE ONDERZOEKSMASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT
50
HOOFDSTUK 6A. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT
52
PARAGRAAF 6A.1. ALGEMEEN
52
PARAGRAAF 6A.2. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT: ONDERWIJS
52
PARAGRAAF 6A.3. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT: TENTAMENS EN EXAMENS
53
3
HOOFDSTUK 7. DE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW
54
PARAGRAAF 7.1. ALGEMEEN
54
PARAGRAAF 7.2. DE ENGELSTALIGE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW
54
PARAGRAAF 7.3. DE ENGELS-/NEDERLANDSTALIGE MASTER-OPLEIDING EUROPEAN LAW 55 HOOFDSTUK 8. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS 56 RECHT) EN BEDRIJFSKUNDE (RECHT EN MANAGEMENT)
HOOFDSTUK 9. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS 58 RECHT) EN ECONOMIE
HOOFDSTUK 10. DE GECOMBINEERDE MASTEROPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT, 60 BELGISCH RECHT EN DUITS RECHT PARAGRAAF 10.1. NEDERLANDS RECHT
60
PARAGRAAF 10.2. BELGISCH RECHT
61
PARAGRAAF 10.3. DUITS RECHT
62
HOOFDSTUK 11. DE POST-INITIËLE MASTEROPLEIDING PALLAS LL.M.
63
HOOFDSTUK 12. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS 64 RECHT) EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD PARAGRAAF 12.1. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN
64
PARAGRAAF 12.1.1. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN
64
PARAGRAAF 12.1.2. HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN
64
PARAGRAAF 12.1.3. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDINGEN
65
PARAGRAAF 12.2. DE TENTAMENS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN
65
HOOFDSTUK 12A. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD IN VERKORTE VORM 66 PARAGRAAF 12A.1 DE DEELTIJDSE OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) IN VERKORTE VORM 66 PARAGRAAF 12A.1.1 HET VERKORTE PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) 66 PARAGRAAF 12A.1.2 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 67 PARAGRAAF 12A.2 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT IN VERKORTE VORM
67
4
PARAGRAAF 12A.2.1 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT 68 HOOFDSTUK 13. VERKORT PROGRAMMA NEDERLANDS RECHT VOOR HBO-STUDENTEN 69 (HBO-SCHAKELPROGRAMMA) HOOFDSTUK 14. VRIJSTELLINGEN EN VOORKENNISVEREISTEN
70
PARAGRAAF 14. 1. VRIJSTELLINGEN
70
PARAGRAAF 14.1.1. ALGEMENE BEPALINGEN
70
PARAGRAAF 14.1.2. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 70 PARAGRAAF 14.1.3. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID 72 PARAGRAAF 14.1.4. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN NIET-VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID
74
PARAGRAAF 14.1.5 VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT EN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDNG FISCAAL RECHT 75 PARAGRAAF 14. 2. VOORKENNISVEREISTEN
75
PARAGRAAF 14. 2.1. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NEDERLANDS RECHT
75
PARAGRAAF 14.2.2. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW
77
PARAGRAAF 14. 2.3. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NOTARIEEL RECHT
78
PARAGRAAF 14.2.4. VOORKENNISVEREISTEN DUALE MASTEROPLEIDING ONDERNEMING & RECHT 79 [PARAGRAAAF 14.2.5 VERVALLEN] PARAGRAAF 14.2.6. VOORKENNISVEREISTEN MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT
80
HOOFDSTUK 15. BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT SCHRIFTELIJKE 81 WERKSTUKKEN IN VERBAND MET OVERNAME EN BRONVERMELDING HOOFDSTUK 16. RADBOUD HONOURS ACADEMY: ONDERWIJSPROGRAMMA 'LAW EXTRA' 83 HOOFDSTUK 17. SLOTBEPALINGEN
84
OVERGANGSREGELINGEN OER
85
BIJLAGE I: LIJST VAN MASTERVAKKEN TBV. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT 88 BIJLAGE II: LIJST VAN MASTERVAKKEN T.B.V. TRACKS MASTER EUROPEAN LAW 92
5
PREAMBULE: DOELSTELLINGEN ACADEMISCHE RECHTENOPLEIDING RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN Inleiding De faculteit stelt zich tot doel haar studenten te vormen tot academici, die door hun opleiding in staat zijn met gevoel voor maatschappelijke verantwoordelijkheid op zelfstandige wijze juridische problemen te onderkennen, te analyseren en op te lossen. Kenmerkend voor de academische vorming van de Nijmeegse rechtenstudent is de koppeling van het onderwijs aan het wetenschappelijke onderzoek. Het Nijmeegse academische onderwijs laat zich daarnaast voeden door problemen, die in de rechtspraktijk spelen en draagt bij aan het bedenken van oplossingen, die voor de praktijk relevant zijn. De kwaliteit van het academische onderwijs wordt mede getoetst aan opvattingen, die in de praktijk daarover leven. Het Nijmeegse onderwijs is ten slotte gericht op het leren analyseren van en oordelen over juridische vraagstukken. De facultaire doelstelling brengt met zich dat de Nijmeegse jurist zowel een brede, generalistische juridische vorming als een gedegen wetenschappelijk-theoretische scholing heeft gehad en dat aan de opleiding, die hij volgt, in beginsel civiel effect is verbonden. Dit houdt in dat de opleiding Nederlands recht toegang geeft tot de advocatuur en de rechterlijke macht en de opleiding Notarieel recht tot het notariaat. De Nijmeegse jurist onderscheidt zich hierdoor enerzijds van andere academici, zoals de bestuurskundige, bedrijfskundige, criminoloog of econoom en anderzijds van de HBO-jurist. Hij beschikt over een grondige kennis van en een goed inzicht in de grondbegrippen, het systeem en de belangrijkste leerstukken op de hoofdgebieden van het recht. Hij is tevens in staat op systematische wijze kennis en inzicht te verwerven, die hij toetst op praktische rechtszin en die hij op schriftelijke of mondelinge wijze toegankelijk weet te maken voor anderen. Hij laat zich leiden door de professionele standaarden van ethiek, waarmee hij in de studie in zekere mate vertrouwd is geraakt. Uitwerking van de doelstelling De drie hoofdelementen in een academische opleiding zijn traditioneel kennis en inzicht, vaardigheid en attitude. De Nijmeegse juridische faculteit heeft voor haar opleidingen een specifieke visie op deze elementen ontwikkeld. In een universitaire opleiding staat de verwerving van gedegen wetenschappelijke kennis en inzicht niet op zichzelf. Kennis, inzicht en reflectie De opleidingen zijn erop gericht dat de afgestudeerde over de kennis en het inzicht beschikt, die noodzakelijk is voor een beginnend jurist in de beroepspraktijk. Zij kennen daarom een positiefrechtelijke inslag. De faculteit heeft ervoor gekozen om in de eerste drie jaren van elke opleiding (de bacheloropleiding) het accent te leggen op grote vakken, die corresponderen met de hoofdgebieden van het recht (burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht, strafen strafprocesrecht, staatsrecht, bestuurs- en bestuursprocesrecht, ondernemingsrecht, Europees recht). De hoofdvakken komen gedurende de gehele opleiding terug en worden steeds uitgediept (de filosofie van de lange lijnen). Het onderwijs in deze vakken is in semesters verdeeld. De stof behoeft zo niet in kleine eenheden te worden gepresenteerd. Het betreffende rechtsgebied kan als een stelselmatig geheel worden uitgelegd. Bovendien is veel oefening in het analyseren van juridische problemen mogelijk. Tevens worden handboeken voorgeschreven. Het vergaren van kennis staat in deze visie ten dienste aan het verwerven van inzicht. De facultaire keuze voor het aanbieden van grote vakken brengt met zich dat de student in de bachelorfase weinig keuzevrijheid heeft. Zij heeft als voordeel dat voor een belangrijk deel aan de vereisten van het civiel effect is voldaan. In de masterfase staat overigens de keuzevrijheid van de student voorop. Van de positiefrechtelijke vakken krijgt het burgerlijke recht verhoudingsgewijs veel aandacht in de Nijmeegse opleidingen. Deze keuze weerspiegelt de belangstelling van de Nijmeegse student. De faculteit verzekert dat in alle hoofdvakken tevens de Europeesrechtelijke invloed op het betreffende rechtsgebied naar voren komt. Relativering van en reflectie op de kennis van en het inzicht in de positiefrechtelijke vakken wordt voorts gewaarborgd door de rechtsvergelijkende dimensie, die - evenals het Europese recht - zo veel mogelijk in het onderwijs van deze vakken zelf naar voren komt, en door het onderwijs in de niet-positiefrechtelijke vakken, zoals rechtsgeschiedenis (die tevens vergelijkend van aard is), rechtsfilosofie en rechtssociologie. Parate kennis en inzicht zijn noodzakelijk, maar niet voldoende voor een wetenschappelijke, academische opleiding. Kennis en inzicht worden verdiept, indien leerstukken onderwerp van discussie worden gemaakt. Daarnaast is een juridische figuur vaak niet eenduidig te verklaren. Op een bepaald juridisch probleem zijn soms meer beargumenteerde antwoorden mogelijk. Een dergelijke aanpak van de stof leidt ertoe dat de student een kritische benadering ontwikkelt ten aanzien van het recht. Hij is bereid tot argumenteren over oplossingen,
6
verklaringen en interpretaties en leert een gemotiveerd, eigen standpunt te bepalen. Daarbij wordt tevens de wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek betrokken. Na een generalistische vooropleiding volgen verdieping en verbreding in de masterfase, die een zekere mate van specialisatie in een bepaald rechtsgebied brengt. De student leert met name in deze fase van de studie (1) het bestuderen en problematiseren van complexe juridische figuren en vraagstukken (die uit het eigen onderzoek van de docent kunnen worden geput), (2) het onderkennen, analyseren en beoordelen van nieuwe juridische problemen en (3) het zelfstandig verwerven van nieuwe juridische kennis. Een deel van deze nieuwe problemen houdt verband met de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkelingen, de voortschrijdende internationalisering en Europeanisering en de diversificatie van het recht. Op deze invloed wordt voor zover mogelijk, geïnspireerd door verricht onderzoek, in het onderwijs de aandacht gevestigd. De faculteit beschouwt de Nijmeegse juridische opleidingen als de noodzakelijke som van de generalistische bacheloropleiding en de meer specialistische masteropleiding. Zij garandeert een hoge kwaliteit van deze opleidingen. Die kwaliteit wordt geborgd door periodiek onderzoek onder studenten en werkgevers en eigen evaluaties. De faculteit realiseert de geschetste wijze van aanpak in al haar opleidingen. Zij vergt veel van haar docenten. Zij moeten een wetenschappelijke instelling hebben en moeten in beginsel zelf onderzoek verrichten. De verwezenlijking van deze aanpak behoeft de voortdurende aandacht van het faculteitsbestuur, de opleidingscommissie en de verantwoordelijke hoogleraren. Zij vraagt om voorlichting, intensieve begeleiding (en training) van docenten. Alleen op deze wijze ontstaat er draagvlak binnen de faculteit. Vaardigheid Rechtswetenschap is een tekstwetenschap. Het bronnenmateriaal van de jurist bestaat uit gezaghebbende teksten, waaraan hij een betekenis moet ontlokken. Belangrijke vaardigheden van een jurist zijn het zich goed in woord en geschrift kunnen uitdrukken, het argumenteren en het betogen. Deze vaardigheden worden getraind tijdens het werkgroeponderwijs, bijvoorbeeld bij de behandeling van aan de praktijk ontleende casus, of op andere wijze, bijvoorbeeld in het propedeusevak Academische Vaardigheden, door het schrijven van essays in het vervolg van de bachelorfase en het schrijven van een scriptie in de masterfase. De faculteit organiseert een scriptiecollege ter begeleiding van de scriptiestudent en ter voorkoming van studievertraging bij dit onderdeel van de studie. In de opleidingen van de faculteit komt de oefening van schriftelijke en mondelinge vaardigheden op een geïntegreerde wijze aan bod in de voor ieder jaar van de bacheloropleiding verplichte oefenrechtbank (rota: rota criminalis (jaar 1), rota administrativa of Europaea/Internationalis (jaar 2), rota carolina (jaar 3)). De rota's kennen een toenemende graad van moeilijkheid en intensiteit. Ook het onderwijs in de vaardigheden kent de al genoemde lange lijn: zij worden in de loop van de studie uitgediept. De faculteit bewaakt deze lijn en zorgt voor een goede onderlinge afstemming van de rota's. Het praktijkelement is door de rota's hecht in de opleidingen verankerd geraakt. De faculteit richt zich niet op de training van specifieke beroepsvaardigheden. Zij leidt namelijk geen zogeheten professionals (advocaten, rechters, etc.) op. Hoe praktisch de juridische opleiding ook zal worden, het is naar de opvatting van de beroepsgroepen toch nooit praktisch genoeg. Zij hebben in de voor hun opleiding specifieke wensen voorzien door eigen postinitiële beroepsopleidingen. De faculteit richt zich daarom in haar opleidingen niet op de introductie van nieuwe, op de beroepspraktijk gerichte vakken, maar op de mogelijke verbetering van (de samenhang tussen) bestaande practica (rota's). De vorming tot jurist is echter in de visie van de faculteit niet voltooid door de afronding van de initiële rechtenopleiding. Zij richt zich daarom mede op de postinitiële vorming van de afgestudeerde jurist. Zij beseft dat het levenslang leren een van de maatschappelijke ankerpunten in een kennissamenleving is. De faculteit verzorgt opleidingen voor afgestudeerde juristen via het CPO, het Nijmeegse centrum voor postacademisch juridisch onderwijs, en in samenwerking met de beroepsgroepen. Op deze wijze is tevens een goede afstemming mogelijk tussen initieel en postinitieel onderwijs. Attitude De student dient tijdens de opleiding een bepaalde attitude te ontwikkelen. Eén aspect van die attitude bestaat uit de al genoemde kritische benadering van het recht en zijn functioneren in de samenleving. De student is door zijn opleiding in staat tot reflectie op het positieve recht. Juist van academische juristen wordt verwacht dat zij zelfstandig nieuwe situaties kunnen beoordelen en een eigen gewetensvolle inbreng hebben. Een ander aspect van die attitude is het zich eigen maken van een integere levens- en werkhouding. De faculteit stimuleert dat studenten zich verantwoordelijk opstellen in en buiten het recht. Zij maakt hen vertrouwd met professionele standaarden en werkwijzen (zoals het aanleren van een adequate bronvermelding, het zorgvuldig citeren, de fatsoenlijke bejegening van medestudenten en medewerkers in woord en geschrift, e.d.).
7
Docenten kunnen het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid bij studenten mede stimuleren door te wijzen op de levensbeschouwelijke aspecten van een bepaald vraagstuk. De beginselen van rechtvaardigheid, die een lange geschiedenis hebben, kunnen als gezichtspunt dienen. Vanuit deze traditie kunnen docenten aandacht vragen voor thema's als de persoonlijke waardigheid van de mens, vrede en veiligheid, of de bescherming van zwakken in de samenleving. De student De faculteit beoogt aantrekkelijk te zijn voor de gemotiveerde VWO-student. Zij beschouwt het VWO-diploma als een volwaardig entreebiljet voor universitair onderwijs. Zij is om die reden tegen selectie aan het begin van de studie ("aan de poort"). Het eerste jaar van de studie heeft een tweeledig doel. Het is bedoeld om de student kennis te laten maken met de belangrijkste vakken van de opleiding en hem daarvoor te enthousiasmeren. Hij krijgt zo een goed beeld van de studie. Het eerste jaar dient eveneens tot selectie. De student moet zo snel mogelijk weten of de keuze voor de rechtenstudie de juiste is geweest. De strenge selectie in het eerste jaar kan leiden tot lagere rendementen dan in de andere bachelorjaren. De studeerbaarheid van het eerste jaar wordt echter niet uit het oog verloren. De faculteit heeft een beleid ontwikkeld voor de selectie in het eerste jaar (zoals dringend advies, beperkte hoeveelheid tentamenkansen, gekoppeld aan tijdsduur, etc.). De faculteit onderzoekt met regelmaat de studievoortgang in de eerste jaren van de studie. Mocht deze te wensen overlaten, dan neemt de faculteit maatregelen om de voortgang te bevorderen. De student moet binding ontwikkelen met de Nijmeegse rechtenfaculteit en universiteit. Die band moet vanaf het eerste jaar van zijn studie ontstaan. Zij wordt bijvoorbeeld versterkt door het creëren van een academisch gevoel (studeren aan een universiteit), de inrichting van het onderwijs (kleinschaligheid) en de intensivering van het onderwijs, zoals het laten maken van opdrachten, waardoor de student zelf aan het werk moet. Het moet de student duidelijk worden gemaakt (bijv. door middel van het mentoraat en de hoorcolleges Inleiding in het recht) wat van hem wordt verwacht. De faculteit biedt kwalitatief hoogwaardig onderwijs en verwacht daarom van de student dat de studie een centrale plaats in zijn leven inneemt. Discipline, doorzettingsvermogen en aanwezigheid (ook buiten het onderwijs) dragen bij aan een snelle en succesvolle afronding van de opleiding. De faculteit draagt zorg voor het laten ontstaan van die binding en van een juist verwachtingspatroon bij de student. De faculteit stimuleert dat een student, zeker indien hij verder in zijn studie is gevorderd, activiteiten naast de studie ontplooit, bijvoorbeeld door het lopen van een stage in de praktijk, verblijf in het buitenland, het volgen van een tweede studie, bachelor- of masteropleiding, facultaire of niet-facultaire bestuursactiviteiten, het werken in een rechtswinkel, etc. Een dergelijke activiteit vergroot de aantrekkelijkheid van een student op de arbeidsmarkt, draagt bij aan de ontplooiing van de student en zorgt voor een verantwoorde oriëntatie op zijn latere beroepsleven. De faculteit vindt het aanvaardbaar dat hierdoor enige studievertraging ontstaat. Hoewel de faculteit zich vooral richt op de gemotiveerde VWO-student, is zij van opvatting dat goede, afgestudeerde HBO-studenten niet belet mogen worden door te stromen naar het wetenschappelijke onderwijs. Zij ontwikkelt ter facilitering van deze doorstroom een uitgebalanceerd programma, dat regelmatig wordt geëvalueerd. De excellente student De faculteit garandeert aan al haar studenten kwalitatief goed onderwijs. Zij beoogt voor al haar studenten gelijkelijk hoogwaardig academisch onderwijs te verzorgen in de bachelor- en masterfase. Voor de meest getalenteerden heeft zij twee bijzondere masteropleidingen ontwikkeld, de duale master Onderneming & Recht en de onderzoeksmaster Onderneming & Recht (die overigens ook toegankelijk zijn voor de meest getalenteerde rechtenstudenten van andere faculteiten in Nederland). De faculteit stimuleert dat excellente studenten voor deze masters kiezen. De masters sluiten aan bij het door de KNAW erkende Nijmeegse Onderzoekcentrum Onderneming & Recht (OO&R), een samenwerkingsverband van de Nijmeegse juridische faculteit en een aantal vooraanstaande nationaal en internationaal opererende advocaten- en notariskantoren en bedrijven. De beide masters kennen docenten van uitstekend niveau (deels afkomstig uit de wetenschap, deels afkomstig uit de praktijk). De student maakt binnen deze opleidingen kennis met de top van het universitaire onderwijs en onderzoek en de top van de beroepspraktijk. Het onderwijs staat niet open voor reguliere masterstudenten. Het laatste jaar van de onderzoeksmaster richt zich op de achtergronden en de methodologie van het doen van rechtswetenschappelijk onderzoek en het aanleren van onderzoeksvaardigheden. Een aantal van de vakken uit deze fase maakt verplicht deel uit van de onderzoeksopleiding voor de junior-onderzoekers van het OO&R. De faculteit streeft ernaar een aantal van de vakken eveneens te verplichten voor andere facultaire junior-onderzoekers. De faculteit ontplooit initiatieven om ook in de bachelorfase getalenteerde of excellente studenten extra (onderwijs)activiteiten aan te bieden buiten het reguliere curriculum om. Op deze wijze ontstaat een betere
8
aansluiting op de twee topmasters, de duale master en de onderzoeksmaster Onderneming & Recht. Het wekken van belangstelling voor deze masters kan dan bovendien in een eerdere fase van de studie plaatsvinden. Voor de excellente student heeft de Nijmeegse juridische faculteit bovendien de twee multidisciplinaire onderwijsprogramma's Recht & Management en Recht & Economie ontwikkeld. Deze gecombineerde opleidingen bieden de “goede” VWO-student de gelegenheid om in twee verschillende wetenschappelijke disciplines af te studeren. Voorop staat dat ook in deze onderwijsprogramma’s de juridische opleiding leidt tot civiel effect. Profielkenmerken van het onderwijs De Nijmeegse faculteit heeft een aantal profielkenmerken geformuleerd, waaraan het onderwijs voor alle studenten moet voldoen. Zij onderscheidt zich met het geheel van deze kenmerken van andere juridische faculteiten in Nederland. Kleinschaligheid De faculteit hecht aan de kleinschaligheid van haar belangrijkste onderwijsvormen (werkgroepen en rota's) over de gehele studie. Kleinschaligheid brengt met zich dat de contacten tussen studenten en docent en de studenten onderling intensief zijn. De toepassing van kennis en het aanscherpen van inzicht kunnen in werkgroepen van beperkte omvang op optimale wijze geschieden. Tevens ontstaat er ruimte voor gedachtenuitwisseling tussen studenten en docenten en voor persoonlijk contact tussen student en docent, omdat de student weet wie de docent is en andersom. Kleinschaligheid stimuleert het wetenschappelijke karakter van het onderwijs. Zij biedt de beste kansen voor de persoonlijke, academische en professionele ontplooiing van de student. De kleinschaligheid stelt de faculteit bovendien in staat de studievoortgang van studenten te volgen. Het streven naar kleinschaligheid beoogt niet het hoorcollege af te schaffen. Naar facultaire opvatting is het hoorcollege een ideale onderwijsvorm om studenten te enthousiasmeren en te motiveren, de actualiteit aan de orde te stellen, het wetenschappelijke denken voor het voetlicht te brengen en grote lijnen in de stof aan te brengen. Kleinschaligheid moet worden ondersteund door uitstekende materiële voorzieningen (goed uitgeruste werkgroepen rotazalen, het Studeon, ruime ICT-mogelijkheden (bijv. door de inzet van Blackboard), ruimtes voor studenten om samen te werken, studieplaatsen). De faculteit streeft naar een voortdurende modernisering van haar voorzieningen. Interactief Een tweede profielkenmerk van het Nijmeegse onderwijs is interactiviteit, die nauw samenhangt met de kleinschaligheid. Het onderwijs heeft niet alleen kennisoverdracht tot doel, maar is eveneens gericht op het bewerkstelligen van interactie. Het is van groot belang een balans te vinden tussen kennisoverdracht en interactie. De doelstelling van het interactieve onderwijs is tweeledig. Het stimuleert de student (en de docent) goed voorbereid naar werkgroep en practica te komen. Het beoogt daarnaast de student actief deel te laten nemen aan die werkgroepen en de practica, zelf antwoorden te formuleren en na te denken over de stof. Idealiter komt er een samenspraak op gang tussen studenten onderling en tussen studenten en docent. Het interactieve onderwijs sluit dus nauw aan bij de in dit visiedocument uitgewerkte doelstellingen van de faculteit ten aanzien van kennis, inzicht, reflectie, vaardigheid en attitude. Het beoogt de student onder andere een kritische benadering ten aanzien van het recht bij te brengen en het problematiseren van de stof onder de knie te krijgen. De samenhang tussen onderwijs en onderzoek wordt benadrukt. Het dwingt de student tevens om meer tijd aan zijn studie te besteden. De faculteit draagt - gelet op het belang van dit profielkenmerk - zorg ervoor dat het interactieve onderwijs in alle lagen van de faculteit op de agenda staat. Het is een opdracht aan elke docent om dit profielkenmerk te verwezenlijken. Het onderwijsmateriaal is zodanig samengesteld dat dit kenmerk optimaal aan bod kan komen. Grensverleggend De faculteit is in haar onderwijs grensverleggend door de internationale oriëntatie. Die oriëntatie is vorm gegeven in vakken, studievarianten, studenten- en docentenuitwisseling en in de samenwerking met een groot aantal universiteiten in en buiten Europa. De faculteit streeft ernaar dat in het onderwijs zelf de internationale, vooral Europese, dimensie van het betreffende rechtsgebied aan bod komt. Het grensverleggende karakter komt daarnaast mede in het onderwijs tot uitdrukking door vergelijking met het recht van de Nederland omringende landen. De faculteit stimuleert dat haar eigen studenten voor een bepaalde periode in het buitenland gaan studeren. Voor de opleiding European Law School/International and European Law is een verblijf in het buitenland zelfs verplicht. De faculteit stimuleert tevens dat docenten een periode in het buitenland verblijven. Zij ontvangt graag
9
buitenlandse studenten en docenten in Nijmegen. Zij hecht aan de internationale samenwerking en uitwisseling om in elk geval enig oog voor buitenlandse maatstaven te garanderen. Praktijkgericht De faculteit profileert zich blijvend als een toonaangevende onderwijs- én onderzoeksinstelling. Zij combineert het wetenschappelijke karakter van haar opleidingen met een gerichtheid op de juridische beroepspraktijk. Haar afgestudeerden zijn inzetbaar op een breed beroepsterrein en in velerlei maatschappelijke functies. De rechtspraktijk vormt mede het toetsingskader van de kwaliteit van het onderwijs. Kenmerkend voor het Nijmeegse onderwijs in de positiefrechtelijke vakken is de wisselwerking tussen theorie en praktijk. Onderwijs zonder voeding uit de rechtspraktijk en zonder relevantie voor de oplossing van praktische problemen is een tamelijk vruchteloze bezigheid, tegelijkertijd kan een adequate beoefening van de praktijk niet zonder een gedegen theoretische ondergrond.
10
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN PARAGRAAF 1.1. DE OPLEIDINGEN Artikel 1 Het onderwijs- en examenprogramma van de academische opleidingen, behorende tot de studie der rechtsgeleerdheid aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt vastgesteld in overeenstemming met deze regeling. Artikel 2 1. De faculteit kent de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 EC: a. de opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht); b. de opleiding European Law School; c. de opleiding Notarieel recht. 2. De bacheloropleiding omvat een programma van drie studiejaren, het B1-jaar, het B2-jaar en het B3-jaar genoemd. 3. Een studiejaar bestaat uit twee semesters van veertien weken. 4. In het propedeutisch B1-jaar bestaat elk semester uit twee perioden van elk zeven weken. 5. Aan de bacheloropleiding is een examen verbonden. Artikel 3 1 1. De faculteit kent de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 EC: a. de opleiding Nederlands recht; b. de opleiding International and European Law; c. de opleiding Notarieel recht; d. de opleiding European Law: e. de opleiding Fiscaal recht. 2. De masteropleiding omvat een programma van één studiejaar. 3. Het studiejaar bestaat uit twee semesters van veertien weken. 4. Aan de masteropleiding is een examen verbonden. Artikel 4 1. De faculteit kent de volgende masteropleiding met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: de Onderzoeksmasteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 120 EC. 2. De faculteit kent een duale masteropleiding Nederlands recht met een studielast van 60 EC. 3. De faculteit kent de volgende gecombineerde masteropleidingen met een van artikel 3, lid 1, afwijkende studielast: a. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Belgisch recht; b. de gecombineerde masteropleiding Nederlands en Duits recht. 4. De faculteit kent de volgende schakelprogramma's met de navolgende studielast: a. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Bedrijfskunde (Recht en Management), met een studielast van 72 EC; b. het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Economie (Recht en Economie), met een studielast van 78 of 84 EC; c. het HBO-schakelprogramma ten behoeve van de toelating tot de masteropleiding Nederlands recht, met een studielast van 75 EC. Artikel 5 De faculteit neemt deel aan de post-initiële masteropleiding Pallas LL.M. European Business law, met een studielast van 72 EC. Artikel 6 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) luiden als volgt:
1
Artikel 3, lid e treedt in werking per 1 september 2011
11
De academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) beoogt in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Nederlands recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies, voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste is gesteld. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het privaatrecht en grondige kennis van het staatsrecht, bestuurs(proces)recht en straf(proces)recht. De kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van de betreffende vakgebieden. De afgestudeerde heeft daarmee een integraal beeld van het positieve recht van de hoofdgebieden van het recht. De afgestudeerde heeft voorts gedegen kennis van het Europees recht, de rechtsgeschiedenis, ondernemings- en mededingingsrecht, burgerlijk procesrecht, en belasting- of sociaal recht. De afgestudeerde heeft basiskennis van het internationale recht, filosofie, rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie, van economie, rechtseconomie, alsmede van balans lezen . Kern: grondige brede kennis van het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op juridische problemen uit de rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de historische en maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docenten e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding Nederlands recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Nederlands recht, in het bijzonder het Burgerlijk recht of het Strafrecht of het Staats- en Bestuursrecht of het Ondernemingsrecht of het Fiscale recht of in een eigen samengestelde en door de examencommissie goedgekeurde richting binnen het Nederlands recht. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Nederlands recht b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken
12
f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij is in staat daarbij de doorwerking van het Europese/internationale recht te betrekken. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 7 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding European Law School/International and European Law luiden als volgt: De academische opleiding European Law School/International and European Law beoogt in het algemeen zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van het Internationale en Europese recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige beoefening van juridische functies en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs waarborgt dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die worden gesteld voor de toelating tot functies voor de vervulling waarvan bij of krachtens de wet de hoedanigheid van meester in de rechten (Nederlands recht) als vereiste geldt en tevens beschikt over een zeer gedegen kennis op het gebied van het Europees recht. Hiertoe wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de doorwerking van het Europese recht in de Nederlandse rechtsorde. De vereiste internationaal publiekrechtelijke basis wordt gewaarborgd in het onderwijs, waar de meest relevante materiële en institutionele vraagstukken aan de orde komen. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding European Law School luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het Europees recht en het Internationaal recht en van het constitutionele, institutionele, en (delen van het) materiële recht van de Europese Unie. De afgestudeerde heeft grondige kennis van grondbegrippen, structuur en kernleerstukken van het privaatrecht, staatsrecht, inclusief het staatsrecht van de landen van de EU, bestuurs(proces)recht, en straf(proces)recht, en, alsmede gedegen kennis van het burgerlijk procesrecht en ondernemings- en handelsrecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van rechtsfilosofie. Daarnaast heeft hij kennis van rechtsfilosofie in Europees perspectief, rechtssociologie in Europees perspectief of rechtsgeschiedenis in Europees perspectief. Kern: grondige brede kennis van het Internationaal en Europees recht, alsmede van het Nederlands recht en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op problemen in de rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docenten e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden bachelor 3. De eindtermen van de masteropleiding International and European Law luiden als volgt:
13
a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Internationaal en/of Europees recht. De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in de algemene kenmerken van de rechtsorde van een land buiten Nederland. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Internationale en Europese recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de rechtspraktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe juridische problemen c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene internationaal en/of Europeesrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Internationaal en Europees recht te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 8 1. De algemene eindtermen van de academische opleiding Notarieel recht luiden als volgt: De academische opleiding Notarieel recht beoogt zodanige kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van de voor het notariaat, en de daarmede nauw verwante beroepsgroepen, relevante onderdelen van het recht, dat de afgestudeerde in staat is tot een zelfstandige uitoefening van juridische functies, in het bijzonder in de notariële beroepspraktijk en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker. Het onderwijs en de examens waarborgen dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet gesteld worden voor de toelating tot functies in de notariële beroepspraktijk en waaraan de hoedanigheid van meester in de rechten verbonden is. 2. De eindtermen van de bacheloropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft zeer grondige kennis van het privaatrecht, van het personen- en familierecht, de successiewetgeving en grondige kennis van het voor de notariële praktijk relevante belastingrecht, het ondernemingsrecht, het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht. De kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van de betreffende vakgebieden. De afgestudeerde heeft daarmee een integraal beeld van het positieve recht van de hoofdgebieden van het recht. De afgestudeerde heeft voorts gedegen kennis van het burgerlijk procesrecht, het sociaal zekerheidsrecht, het internationaal privaatrecht, rechtsgeschiedenis, het agrarisch recht en het bestuursrecht. De afgestudeerde heeft basiskennis van rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie, en van economie, rechtseconomie, alsmede van balanslezen. Kern: grondige brede kennis van het Notarieel recht, alsmede het Nederlands recht, en van enkele metajuridische vakken b. De afgestudeerde kan de hierboven genoemde kennis toepassen op juridische problemen uit de notariële rechtspraktijk en op rechtsvragen. Hij kan de problemen in het passende juridisch kader plaatsen en oplossingsrichtingen benoemen en heeft daarbij oog voor raakvlakken met andere rechtsgebieden en voor de historische en maatschappelijke context. Kern: analyseren en oplossen van juridische problemen
14
3.
c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridische wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern:oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan op heldere en overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling met docenten en medestudenten problemen en vraagstukken van juridische aard bespreken en ter discussie stellen. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met studiegenoten en docent e. De afgestudeerde is in staat op beperkte schaal en binnen een ondersteunend kader een onderzoeksvraag inzake een juridisch vraagstuk te onderscheiden en te formuleren. Hij is in staat dit probleem volgens de methoden van de rechtswetenschap op te lossen. Kern: eenvoudig wetenschappelijk onderzoek onder begeleiding f. De afgestudeerde heeft inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. Kern: inzicht in mores beroepsgroep g. De student is in staat voor zijn verdere wetenschappelijke beroepsontwikkeling een keuze te maken en eigen juridische interesses te ontwikkelen. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden bachelor De eindtermen van de masteropleiding Notarieel recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het erfrecht, het huwelijksvermogensrecht, het notariële onroerende zakenrecht, het ondernemingsrecht, het belastingrecht, in het bijzonder inzake inkomstenbelasting en belastingen van rechtsverkeer. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Notarieel recht en aangrenzende vakgebieden b. De afgestudeerde kan complexe juridische problemen in de notariële rechtspraktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan de problemen zonodig vanuit meerdere rechtsgebieden benaderen, oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Notarieel recht en aangrenzende vakgebieden c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene juridisch wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke (ethische) aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vervat in de Wet op het notarisambt. Kern: formele vereisten beroepsgroep e. De afgestudeerde heeft verdiept inzicht in de voor de notariële beroepsgroep geldende regels, gebruiken, gewoonten en ethische maatstaven. Kern: verdiept inzicht in mores beroepsgroep f. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over juridische vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken g. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) te formuleren. Hij kan door middel van analyse van de wetsgeschiedenis, de wetsystematiek, de wetsuitleg (jurisprudentie) en de rechtsvergelijking onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek h. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master
Artikel 9 De eindtermen van de academische masteropleiding European Law luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Europees recht. De verdiepte kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van het vakgebied. Daarnaast heeft de afgestudeerde zich gespecialiseerd in minstens twee vakgebieden binnen het EUrecht die rond de kernleerstukken gepositioneerd zijn, of gespecialiseerd in mensrechten/migratierecht dan wel ondernemingsrecht. De afgestudeerde heeft zijn kennis zowel verdiept als verbreed.
15
Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Europees recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische Europeesrechtelijke problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe Europeesrechtelijke problemen. c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene Europeesrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief. d. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over Europeesrechtelijke vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. De afgestudeerde is in staat daarbij het Engels als voertaal te hanteren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken e. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Europees recht te formuleren. Hij kan, door middel van analyse van de geschiedenis, de systematiek en de uitleg (jurisprudentie) van Europese verdragen en regelgeving, de rechtsvergelijking en de rechtswetenschappelijke literatuur, onderzoeksvragen en rechts-vragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin. Kern: wetenschappelijk onderzoek f. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere(juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 9a 2 De eindtermen van de academische masteropleiding Fiscaal recht luiden als volgt: a. De afgestudeerde heeft grondige, verdiepte en verbrede kennis van en inzicht in het Fiscale recht. De verdiepte kennis betreft de grondbegrippen, de structuur en de kernleerstukken van het vakgebied. Daarnaast heeft de afgestudeerde zich gespecialiseerd in vakken binnen het Fiscale recht die rond de kernleerstukken gepositioneerd zijn. De afgestudeerde heeft zijn kennis zowel verdiept als verbreed. Kern: grondige verdiepte en verbrede kennis van het Fiscale recht. b. De afgestudeerde kan complexe juridische fiscaalrechtelijke problemen in de praktijk binnen een juridisch conceptueel kader analyseren en oplossen. Hij kan oplossingsrichtingen benoemen en ze specialistisch uitwerken. Kern: analyseren en oplossen van complexe fiscaalrechtelijke problemen. c. De afgestudeerde is in staat zich een oordeel te vormen over vraagstukken binnen het vakgebied met inachtneming van algemene fiscaalrechtelijke wetenschappelijke elementen als ook van maatschappelijke aspecten. Kern: oordeelsvorming vanuit juridisch en maatschappelijk perspectief. d. De afgestudeerde kan als jurist in de beroepspraktijk aan de slag. Hij voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd bij of krachtens de Wet Rechtspositie Rechterlijke Ambtenaren en de Advocatenwet. Kern: formele vereisten beroepsgroep. e. De afgestudeerde kan in zijn beroep op overtuigende wijze zowel schriftelijk als mondeling het discours aangaan met vakgenoten in wetenschap en beroepspraktijk. In de communicatie over en weer met cliënten kan hij over fiscaalrechtelijke vraagstukken helder en begrijpelijk het gesprek voeren. Ook schriftelijk is hij in staat zijn cliënten adequaat te informeren. Kern: mondelinge en schriftelijke interactie met vakgenoten en leken f. De afgestudeerde is in staat om een wetenschappelijke onderzoeksvraag (probleemstelling) op het rechtsgebied van het Fiscaal recht te formuleren. Hij kan, door middel van analyse van de geschiedenis, de systematiek en de uitleg (jurisprudentie) van verdragen en regelgeving, de rechtsvergelijking en de rechtswetenschappelijke literatuur, onderzoeksvragen en rechtsvragen beantwoorden. Hij kan zijn antwoord betekenis verlenen en toetsen vanuit het perspectief van de praktische rechtszin.
2
Artikel 9a treedt in werking per 1 september 2011
16
Kern: wetenschappelijk onderzoek g. De afgestudeerde is in staat een verantwoorde persoonlijke beroepskeuze te maken. De afgestudeerde kan zijn permanente juridische professionalisering vormgeven zowel in beroepsmatige zin als in wetenschappelijke zin. Kern: verdere (juridische) ontwikkeling na afronden master Artikel 10 3 1. De academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 2. De academische opleiding Notarieel recht wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd. 3. De academische opleiding International and European Law wordt alleen voltijds verzorgd. 4. De academische masteropleiding European Law wordt alleen voltijds verzorgd. 5. De academische masteropleiding Fiscaal recht wordt alleen voltijds verzorgd.
PARAGRAAF 1.2. TOELATING TOT DE OPLEIDINGEN PARAGRAAF 1.2.1. TOELATING TOT DE BACHELOROPLEIDINGEN Artikel 11 1. Worden toegelaten tot één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2, degenen die voldoen aan de bij de wet gestelde vooropleidingseisen. 2. In afwijking van lid 1, kan degene die de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt worden toegelaten, indien hij bij een door de colloquium doctumcommissie in de zin van artikel 12 in te stellen onderzoek (colloquium doctum) heeft blijk gegeven van geschiktheid voor het onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs in de zin van artikel 12. Artikel 12 1. De leden van de colloquium doctumcommissie worden door het faculteitsbestuur benoemd. 2. Het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 11, lid 2 omvat: a. Nederlands: centraal eindexamen vwo, bestaande uit een beknopte samenvatting van een tekst en het schrijven van een opstel; b. Engels, Frans, Duits of Spaans: centraal eindexamen vwo. Tekstbegrip wordt getoetst met meerkeuzevragen; c. Geschiedenis: centraal eindexamen vwo, twee onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling "onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis en staatsinrichting"; d. Maatschappijleer: centraal examen vwo, twee onderwerpen zoals vastgesteld in de regeling"onderwerpen oc&w centraal schriftelijk eindexamen maatschappijleer". 3. De colloquium doctumcommissie kan ontheffing verlenen van het in lid 2 bedoelde onderzoek, indien de kandidaat: a. op grond van een dergelijk onderzoek is toegelaten tot een opleiding van een andere faculteit der rechtsgeleerdheid; b. een equivalente vooropleiding heeft.
Artikel 13 De examencommissie kan nadere eisen vaststellen voor de toelating tot de bacheloropleidingen op grond van een propedeusegetuigschrift, behaald aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs. Artikel 14 1. Worden toegelaten tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Bedrijfskunde (Recht en Management), studenten die de propedeuse Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Bedrijfskunde hebben behaald.
3
Artikel 10, lid 5 treedt in werking per 1 september 2011.
17
2. Worden toegelaten tot het B2-jaar van het bachelorprogramma ten behoeve van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Economie, studenten die de propedeuse Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Economie hebben behaald. Artikel 15 1. Worden toegelaten tot het HBO-schakelprogramma, de kandidaten met een afgeronde HBO-opleiding aan een Nederlandse hogeschool die: a. Voor ten minste 80 EC aan juridische vakken hebben behaald in HBO-opleiding, en b. het HBO-diploma behaald hebben met een gemiddeld cijfer van 7 of meer. 2. De faculteit laat per studiejaar maximaal 80 studenten toe tot het schakelprogramma. 3. Ingeval meer dan 80 ontvankelijke kandidaten zich aanmelden, vindt een selectie plaats op grond van het gemiddelde cijfer behaald voor de vakken: Bestuursrecht, Strafrecht en Privaatrecht. PARAGRAAF 1.2.2. TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDINGEN Artikel 16 1. Studenten die het examen van één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben behaald, worden toegelaten tot de desbetreffende masteropleiding. 2. Studenten die het examen van een equivalente bacheloropleiding hebben behaald aan een andere Nederlandse universiteit, worden toegelaten tot het onderwijs van de masteropleiding, voor zover zij ten minste 160 EC aan juridische vakken hebben behaald. De examencommissie kan echter aanvullende eisen stellen voor zover dat nodig is voor de afgifte van een ‘verklaring van civiel effect’ bij de uitreiking van het masterdiploma. 3. In afwijking van lid 1, worden studenten die het bachelordiploma nog niet hebben behaald, tot het onderwijs in hun masteropleiding toegelaten als zij in hun bacheloropleiding een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben. 4. In afwijking van lid 1, worden studenten die één van de bacheloropleidingen in de zin van artikel 2 hebben afgerond, toegelaten tot een andere dan de desbetreffende masteropleiding, in de gevallen voorzien in paragraaf 14.1.3. 5. In alle overige gevallen is een door of namens de examencommissie afgegeven bewijs van toelating tot de masterfase vereist. 6. De in het derde en vierde lid bedoelde toelating geldt voor alle vakken zonder voorkenniseisen, en voor de vakken met voorkenniseisen indien daaraan is voldaan. 7. Het bepaalde in de leden 2 en 5 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op studenten die het examen van een bacheloropleiding aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) hebben behaald. Artikel 17 1. Aan studenten die aan een andere Nederlandse universiteit het equivalente bachelordiploma hebben behaald, met minder dan 160 EC aan juridische vakken, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 2. Aan studenten die het examen van de desbetreffende bacheloropleiding hebben behaald in een periode langer dan vijf jaar voorafgaand aan het verzoek tot toelating in de masteropleiding, kunnen door de examencommissie aanvullende eisen worden gesteld. 3. Studenten aan wie dergelijke aanvullende eisen zijn gesteld, worden toegelaten tot het onderwijs in de masteropleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken.
Artikel 18 1. Studenten die het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de Duale masteropleiding Nederlands recht (Onderneming en Recht). In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een leer-arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 121.
18
Artikel 19 1. Studenten die het examen van de bacheroropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) bedoeld in artikel 2 hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de Onderzoeksmasteropleiding, indien zij met meer dan gemiddelde studieresultaten (7,5 of hoger) hun bachelorexamen hebben behaald. In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. 2. Toelating vereist een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 154. Artikel 20 1. Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding European Law komen in aanmerking studenten die een bachelordiploma op het terrein van de rechtsgeleerdheid hebben behaald aan een andere juridische faculteit waarmee een samenwerkingsovereenkomst tot uitwisseling van studenten bestaat. Bij de toelating dienen de studenten te voldoen aan de daartoe in artikel 164 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. 2. Voor toelating tot de Engelstalige masteropleiding European Law komen in aanmerking, studenten die de bacheloropleiding European Law School aan de Radboud Universiteit Nijmegen met goed gevolg hebben afgerond. Een selectiecommissie, waarvan het faculteitsbestuur de leden benoemt, beslist over toelating tot de masteropleiding op basis van onder meer de studieresultaten van de bacheloropleiding. 3. In alle overige gevallen besluit de examencommissie. Artikel 21 1.
Voor toelating tot de Engels-/Nederlandstalige Masteropleiding European law komen in aanmerking
2.
studenten die: a. een academische bacheloropleiding hebben afgerond aan een andere dan juridische faculteit, waarmee een samenwerkingsovereenkomst bestaat, en b. voldoen aan de daartoe in artikel 166 gestelde bijzondere toelatingsvoorwaarden. In alle overige gevallen beslist de examencommissie.
Artikel 22 1. Voor toelating tot de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten komen in aanmerking, indien zij de academische opleiding Rechten volgen en aan hun faculteit de bacheloropleiding of een daarmee vergelijkbaar onderwijsprogramma hebben afgerond: a. studenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven; b. studenten van de Juristische Facultät van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster. 2. De examencommissie beslist over de toelating. Artikel 23 Studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) of de bacheloropleiding European Law School bedoeld in paragraaf 2.1. en in paragraaf 3.1. hebben hebben afgerond, komen in aanmerking voor toelating tot: a. het onderwijsprogramma Belgisch recht van de Katholieke Universiteit Leuven, als bedoeld in paragraaf 10.2. b. het onderwijsprogramma Duits recht van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster, als bedoeld in paragraaf 10.3. Artikel 24 1. Studenten die een bacheloropleiding hebben afgerond aan een Nederlandse instelling voor HBO-onderwijs worden toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht, mits een bewijs van toelating in de zin van lid 2 wordt overlegd. 2. Het bewijs van toelating tot de masteropleiding Nederlands recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen wordt afgegeven aan degene die het HBO-schakelprogramma met een gezamenlijke studielast van 75 EC in de zin van artikel 203 met succes heeft afgerond.
Artikel 25 4 1. Wie op grond van een buitenlandse vooropleiding in aanmerking komt voor toelating tot één van de in artikel 2 en 3 genoemde academische opleidingen, moet ten overstaan van de examencommissie aantonen de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen. 4
Artikel 25, lid 3 treedt in werking per 1 september 2011
19
2. 3.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal, niveau twee. Het bepaalde in de vorige leden geldt niet voor studenten van de masteropleiding European Law.
PARAGRAAF 1.3. HET ONDERWIJS Artikel 26 5 1. Het onderwijs in de bacheloropleidingen Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht wordt gegeven in de Nederlandse taal, het onderwijs in het B2-jaar en het B3-jaar van de bacheloropleiding European Law School wordt in beginsel gegeven in de Engelse taal, voor zover dit onderwijs betrekking heeft op het Internationale en/of Europese recht. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. Artikel 27 6 1. Het masteronderwijs wordt gegeven in de Nederlandse taal. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd wanneer de aard van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe aanleiding geeft. 3. In afwijking van het eerste lid, wordt de Engelstalige Masteropleiding European Law geheel in het Engels aangeboden. 4. In afwijking van het eerste lid, wordt het onderwijs in de masteropleiding International and European Law in beginsel gegeven in de Engelse taal. Artikel 28 1. Onderwijs in de vorm van hoorcolleges, werkcolleges, rotae of in een andere onderwijsvorm vindt niet plaats, indien het niet zijn grondslag vindt in deze regeling, behoudens in bijzondere gevallen met toestemming van het faculteitsbestuur. 2. Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de vaststelling van het rooster van de hoorcolleges, de werkcolleges, de rotae en de toewijzing van de voor het onderwijs bestemde ruimten. Artikel 29 1. Het onderwijs wordt gegeven in de vorm door de verantwoordelijke gekozen. 2. De docenten zien erop toe dat het onderwijs in en de studie van het toevertrouwde vak de in deze regeling daarvoor aangegeven studiebelasting niet overschrijden. 3. De docenten bevorderen de onderlinge afstemming naar inhoud en naar volgorde van de onderdelen van de studiestof in de onderwijsprogramma's in de hun toevertrouwde vakken. 4. Ingeval het onderwijs werkgroeponderwijs omvat, heeft iedere student gedurende één studiejaar recht op deelname aan deze interactieve onderwijsvorm. 5. Het faculteitsbestuur draagt zorgt voor de tijdige bekendmaking van de onderwijsvorm van de vakken van de academische opleidingen. Artikel 30 1. Gastcolleges en voordrachten worden niet gegeven in de plaats van de volgens het onderwijsprogramma te geven hoorcolleges of werkcolleges dan wanneer zij passen in het onderwijsprogramma. 2. Gastcolleges en voordrachten kunnen worden gegeven in een andere taal dan de Nederlandse. 3. Uitnodiging van gastdocenten geschiedt slechts met goedkeuring van het faculteitsbestuur.
PARAGRAAF 1.4. DE EXAMENS EN TENTAMENS Artikel 31 1. Er is een examencommissie rechtsgeleerdheid.
5 6
Artikel 26, lid 1 is gewijzigd per 1 september 2011 Artikel 27 lid 4 treedt in werking per 1 september 2011
20
2. 3. 4. 5.
Het faculteitsbestuur benoemt de voorzitter en de overige leden van de examencommissie uit de leden van het wetenschappelijk personeel die met het verzorgen van het onderwijs belast zijn. De examencommissie kan uit haar leden subcommissies voor de opleidingen instellen. Het faculteitsbestuur benoemt de voorzitter van een subcommissie. De voorzitter van de examencommissie is belast met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Hij kan mandaat verlenen aan de voorzitter van een subcommissie. Het faculteitsbestuur benoemt een secretaris van de examencommissie en van de subcommissies. Hij heeft raadgevende stem in de vergaderingen van de examencommissie en van de subcommissies.
Artikel 32 1. De examencommissie is belast met het afnemen van examens en tentamens. 2. De examencommissie is verantwoordelijk voor de vaststelling van het examenrooster en de toewijzing van de voor het afleggen van de examens en de tentamens bestemde ruimten. 3. De examencommissie draagt zorg ervoor dat het tentamenrooster zo mogelijk voor een geheel studiejaar, doch ten minste voor een periode van een half jaar wordt vastgesteld. 4. Bij de vaststelling van het tentamenrooster wordt tevens bepaald tot wanneer, waar en op welke wijze de aanmelding voor de verschillende tentamens dient te geschieden. 5. De examencommissie draagt zorg voor het toezicht bij schriftelijke tentamens. 6. De examencommissie stelt nadere richtlijnen vast voor het afnemen van examens en tentamens. Artikel 33 1. De examencommissie wijst de examinatoren voor het afnemen van de examens en de tentamens aan. 2. Als examinator van examens kunnen slechts worden aangewezen de hoogleraren en universitair hoofddocenten. Het faculteitsbestuur kan in voorkomende gevallen een (universitair) docent bevoegd verklaren tot het afnemen van examens. 3. Als examinator van tentamens kunnen worden aangewezen hoogleraren, universitair hoofddocenten, universitair docenten en docenten die met het verzorgen van het onderwijs in het desbetreffende vak zijn belast. Indien een deskundige van buiten de faculteit optreedt als examinator, dient de betrokken hoogleraar mede te ondertekenen. 4. De examencommissie kan examinatoren aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van tentamens en de vaststelling van de uitslag van het tentamen. Artikel 34 1. Geruime tijd voor het afnemen van een schriftelijk tentamen stelt de examinator een proeftentamen, alsmede de modelbeantwoording daarvan, ter beschikking op Blackboard. 2. In afwijking van lid 1, kan een docent afzien van het beschikbaar stellen van een proeftentamen en/of modelbeantwoording. 3. Het niet ter beschikking stellen van een proeftentamen en/of modelbeantwoording kan ter toetsing worden voorgelegd aan de examencommissie. Artikel 35 1. In de bachelorfase organiseert de examinator enige tijd na afloop van het onderwijs een gezamenlijk responsiecollege voor het beantwoorden van vragen van studenten met betrekking tot de tentamenstof. 2. Responsiecolleges worden uiterlijk een week voor het tentamen ingericht. 3. Examinatoren kunnen een termijn stellen aan de mogelijkheid tot het stellen van individuele vragen. Artikel 35a 7 1. Voor de tentamens van de vakken, waarin werkgroepen (WG) worden verzorgd, in de bacheloropleidingen en masteropleidingen geldt als toelatingseis dat de werkgroepen gevolgd zijn. 2. Voor het volgen van de werkgroepen, als bedoeld in lid 1, geldt een aanwezigheidsplicht. 3. Onvoldoende aanwezigheid, waaronder mede begrepen is onvoldoende voorbereiding van de werkgroepen, heeft als consequentie dat de student niet toegelaten wordt tot het tentamen volgend op het onderwijs alsmede tot de herkansing voor dat tentamen. 4. De examencommissie kan op bijzondere gronden vrijstelling verlenen van het volgen van werkgroeponderwijs.
7
Zie ook overgangsregeling, artikel XI
21
5. 6.
Het faculteitsbestuur kan een nadere regeling vaststellen inzake de toepassing van dit artikel. Het faculteitsbestuur kan besluiten dat voor afzonderlijke vakken het vereiste van het volgen van werkgroeponderwijs niet geldt.
Artikel 36 8 1. De vaststelling of is voldaan aan de voorwaarden met het oog op de toelating tot het examen of het tentamen, geschiedt door de examencommissie, of de door haar aangewezen examinator. 2. Een tentamen is behaald, indien het cijfer 6 of hoger is toegekend. 3. De uitslag van het tentamen wordt weergegeven met hele en halve cijfers. De uitslag van een tentamen wordt niet vastgesteld op het cijfer 5,5. 4. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels: a. x,1 en x,2 worden afgerond naar x; b. x,3 en x,4 worden afgerond naar x,5; c. x,6 en x,7 worden afgerond naar x,5; d. x,8 en x,9 worden afgerond naar x +1. 5. In afwijking van lid 4, worden 5,5, 5,6 en 5,7 afgerond naar 6. Artikel 37 Het examen van de propedeutische fase (B1-jaar) is afgelegd, indien de tentamens van de tot de propedeutische fase behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 38 Het bachelorexamen is afgelegd, indien de tentamens van alle tot de bacheloropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd en de waardering van de essays tot een voldoende heeft geleid. Artikel 39 Het masterexamen is afgelegd, indien de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd, de scriptie is goedgekeurd en de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden. Artikel 39a 9 1. Het is niet mogelijk in één collegejaar zowel enig bachelorexamen, in de zin van artikel 38, als een masterexamen, in de zin van artikel 39, af te leggen, met dien verstande dat het afstuderen voor het masterexamen ten vroegste wordt aangevraagd in september van het laatste inschrijvingsjaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere omstandigheden toestaan dat afgeweken wordt van het bepaalde in lid 1. Artikel 39b 10 Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder expliciete toestemming van de examencommissie niet worden herkanst. Wanneer een tentamen dat niet met goed gevolg is afgelegd wordt herkanst, is het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat. Artikel 40 1. Examens en tentamens worden afgenomen in de onderwijstaal, in de zin van artikel 26 en 27. 2. In afwijking van lid 1 kan, na goedkeuring van de examencommissie, een andere taal worden gebezigd. Artikel 41 1. De examens en tentamens worden overeenkomstig deze regeling schriftelijk dan wel mondeling afgelegd. 2. Mondelinge tentamens en examens zijn in beginsel openbaar en bestaan uit een individuele toets, waarbij niet meer dan één persoon tegelijk wordt geëxamineerd. 3. Het mondeling afnemen van examens en tentamens gebeurt in beginsel door twee examinatoren.
8
Artikel 36, lid 3 en lid 5 zijn gewijzigd per 1 september 2011 Zie ook overgangsregeling, artikel VI 10 Artikel treedt in werking per 1 september 2011 9
22
Artikel 42 1. Tentamens in de vakken van het B1-jaar worden schriftelijk afgenomen, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 2. Tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar worden in beginsel schriftelijk afgenomen. 3. Tentamens in de vakken van de masteropleiding worden hetzij schriftelijk, hetzij mondeling afgenomen. 4. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de tijdige bekendmaking van de examenvorm van de vakken. Artikel 43 11 1. Tentamens in de bacheloropleiding, die met goed gevolg zijn afgelegd, gelden niet langer als vrijstellend voor het bachelorexamen na verloop van vier jaren nadat de student voor het eerst in de propedeuse is ingeschreven, indien binnen deze termijn niet het propedeutisch examen en alle tentamens, essays en praktische vaardigheden behorende bij het B2-jaar en het B3-jaar van de bacheloropleiding zijn behaald. 2. In de situatie, zoals bedoeld in lid 1 wordt aan de student een gewaarmerkt overzicht verstrekt van de behaalde studieresultaten. 3. Op de geldigheidsduur van tentamens behorende tot de bacheloropleidingen die in deeltijd worden aangeboden, zijn de vorige leden van toepassing, met dien verstande dat de in lid 1 genoemde termijn zes jaren bedraagt. 4. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een termijn verlengen en/of een termijn nader vaststellen. 5. In het geval de examencommissie geen verlenging toestaat, wordt de student in de gelegenheid gesteld ten overstaan van een door de examencommissie te benoemen, bijzondere commissie van examinatoren, een bijzonder tentamen af te leggen, met de mogelijkheid van één herkansing, en daarin aan te tonen dat hij aan de eindtermen van de bacheloropleiding voldoet, meer in het bijzonder dat hij beschikt over de kennis en het inzicht van de gehele stof van de vakken behorende tot het B2 en B3-jaar, inclusief de eerder behaalde vakken. Indien de student dit tentamen behaalt, komt het rechtsgevolg zoals bedoeld in lid 1 te vervallen en wordt de student het bachelordiploma toegekend. Artikel 43a 12 1. Tentamens in de masteropleiding, die met goed gevolg zijn afgelegd, gelden niet langer als vrijstellend voor het masterexamen na verloop van twee jaren nadat het studiejaar van de masteropleiding is aangevangen, indien binnen deze termijn niet alle tentamens behorende bij de masteropleiding zijn behaald. 2. Op de geldigheidsduur van tentamens behorende tot de duale masteropleiding en de onderzoeksmasteropleiding, zijn de vorige leden van toepassing, met dien verstande dat de in lid 2 genoemde termijn drie jaren bedraagt. 3. Artikel 43 leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 43b 13 Resultaten van tentamens in de propedeutische fase worden betrokken bij de bepaling van het judicium voor het bachelordiploma.
Artikel 44 1. Indien naar het oordeel van de examencommissie het voor een kandidaat wegens bijzondere omstandigheden zeer bezwaarlijk is zich te onderwerpen aan de bepalingen inzake de wijze van het afleggen van de examens en tentamens, kan de examencommissie voor hem een afzonderlijke regeling vaststellen. 2. De examencommissie en de examinatoren dragen zorg ervoor dat gehandicapte studenten in de gelegenheid worden gesteld de examens en tentamens af te leggen op een, gelet op de handicap, passende wijze. Artikel 45 1. De examencommissie stelt het model vast van diploma's van met goed gevolg afgelegde examens. 2. De examencommissie stelt het model vast van getuigschriften van met goed gevolg afgelegde tentamens. 3. De examencommissie kan regels vaststellen voor de afgifte van getuigschriften en verklaringen. 11
Artikel 43 treedt in werking in per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXII Artikel 43a treedt in werking per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXII 13Artikel 43b treedt in werking per 1 september 2011. 12
23
4. 5. 6.
Het faculteitsbestuur houdt een examenregister van de afgelegde examens, tentamens en gedeelten daarvan. De tekst van de diploma's wordt gesteld in de Nederlandse en Engelse taal. Het faculteitsbestuur stelt de Engelstalige benaming vast van de vakken uit de bacheloropleidingen en de masteropleidingen.
Artikel 46 14 1. Nadat een mondeling tentamen is afgelegd, geeft de desbetreffende examinator een door hem ondertekend bewijsstuk af, waaruit de uitslag blijkt. 2. Nadat een schriftelijk tentamen is afgelegd, geeft de desbetreffende examinator een door hem ondertekend bewijsstuk af, waaruit de deelname blijkt. 3. De uitslag van schriftelijke tentamens wordt bekendgemaakt als bepaald in artikel 49. 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan de examinator de uitslag van een mondeling tentamen vaststellen uiterlijk vijf werkdagen na afloop van het tentamen. Artikel 47 1. Ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, reikt de examencommissie een diploma uit. Het diploma wordt ondertekend door één lid van de examencommissie en één examinator. 2. Alleen hoogleraren en universitaire hoofddocenten zijn bevoegd tot ondertekening van het diploma. Het diploma van het bachelor- en masterexamen vermeldt welke opleiding is gevolgd en welke bevoegdheden aan het examen zijn verbonden. 3. Het diploma vermeldt de tot het examen behorende onderdelen. Tevens worden vermeld de aan het examen toegevoegde vakken waarin, voordat over de uitslag van het examen is beslist, op verzoek van de examinandus is geëxamineerd, mits het tentamen in dit toegevoegde vak met goed gevolg is afgelegd. Artikel 48 Degene die meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen diploma kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een verklaring van de examencommissie, waarin de tentamens zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 49 15 1. De uitslag van schriftelijke tentamens wordt binnen vijftien werkdagen na de dag waarop het tentamen is afgelegd vastgesteld. 2. Na de bekendmaking van de uitslag wordt binnen 14 dagen en in ieder geval vóórdat het desbetreffende tentamen wederom wordt afgenomen, het tentamen collectief dan wel individueel besproken en toegelicht. De docent reikt daarbij de beoordeelde individuele tentamens, al dan niet in kopie, ter inzage uit en verleent inzicht in de waardering van het tentamen. 3. Tijd en plaats van de nabespreking en de inzage worden op het tentamenformulier dan wel bij de bekendmaking van de uitslag van het tentamen bekend gemaakt. Artikel 50 1. Tegen beschikkingen van de examencommissie dan wel van examinatoren staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens. 2. Op de examen- en tentamenopgaven, alsmede het formulier waarop de uitslag is vermeld, wordt de student gewezen op de mogelijkheid van beroep bij het College van Beroep voor de Examens. PARAGRAAF 1.5. STUDIEVOORTGANG EN STUDIEBEGELEIDING Artikel 51 16 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van studieresultaten, dat ten minste eenmaal per studiejaar een overzicht kan worden verschaft van de door de student behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding.
14
Artikel 46, lid 4 treedt in werking per 1 september 2011. Artikel 49 is gewijzigd per 1 september 2011. 16 Artikel 51 is gewijzigd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXIV 15
24
2.
3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 52a, ontvangen studenten na afloop van de tentamenperiode van elk semester een overzicht van hun studieresultaten en een bericht of hun studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. Indien de studievoortgang onvoldoende is, wordt de betrokken student opgeroepen om onder begeleiding van de studieadviseur een studieplan op te stellen. Het studieplan wordt opgenomen in het studievoortgangsdossier van de student.
Artikel 52 Het faculteitsbestuur draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten die voor de opleidingen zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. PARAGRAAF 1.6. BINDEND STUDIEADVIES 17 Artikel 52a 1. Het faculteitsbestuur draagt, naast het bepaalde in artikel 51, zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student, ingeschreven in de propedeutische fase van een bacheloropleiding (B1-jaar), desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment in het systeem vastgelegde behaalde resultaten. 2. De student heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 52 in het bijzonder aanspraak op een adequate studiebegeleiding in het B1-jaar. Artikel 52b 1. Aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding, uiterlijk op 31 augustus, ontvangt deze een advies over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet. 2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het B1-jaar met een studielast van 60 EC. 3. De student die ten minste 39 EC van de in lid 2 bedoelde propedeutische fase heeft behaald ontvangt een positief advies. 4. De student die niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in het vorige lid ontvangt een negatief advies. Aan dat negatieve advies wordt een bindende afwijzing verbonden tenzij sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 52d. 5. Alvorens een bindend afwijzend studieadvies te verstrekken wordt de student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 6. Voor de berekening van het aantal EC worden studiepunten toegekend voor vrijstellingen niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen. 7. Het studieadvies wordt namens het faculteitsbestuur uitgebracht door de Commissie Studieadvies Eerstejaars. Het horen van studenten geschiedt eveneens door deze commissie. 8. Studenten die zijn ingeschreven voor een deeltijdse opleiding dan wel voor een voltijdse opleiding na 1 februari van dat jaar, ontvangen het studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. 9. Het faculteitsbestuur kan ten aanzien van studenten van deeltijdse opleidingen bepalen dat het in deze paragraaf bepaalde geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft. Het faculteitsbestuur is bevoegd nadere regels te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze Onderwijs- en Examenregeling erkende dubbelstudie. 10. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 52c 1. Na afloop van het eerste semester ontvangt de student vooruitlopend op het advies bedoeld in artikel 52b, een voorlopig studieadvies op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten. 2. Het voorlopige studieadvies heeft als doel het geven van waarschuwing aan studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.
17
Zie ook overgangsregeling, artikel XVII – XVIII en XIX
25
Artikel 52d 1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de Commissie Studieadvies Eerstejaars in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1. van het Uitvoeringsbesluit WHW voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken. 2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd. 3. Indien op grond van het eerste lid geen bindende afwijzing aan het studieadvies wordt verbonden, ontvangt de desbetreffende student voor het einde van het tweede jaar opnieuw een studieadvies zoals bedoeld in artikel 52b indien op dat moment niet alle studiepunten van de propedeutische fase zijn behaald. Artikel 52e Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door het faculteitsbestuur aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.
26
HOOFDSTUK 2. DE ACADEMISCHE OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) PARAGRAAF 2.1. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) PARAGRAAF 2.1.1. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): HET ONDERWIJS Artikel 53 1. De bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) omvat een programma van drie studiejaren, ten belope van 180 EC. 2. Het onderwijs van B1 omvat een studieplan van een jaar, ten belope van 60 EC, in de zin van artikel 59 en wordt afgesloten met het propedeutisch examen. 3. Het B1-onderwijs wordt aangeboden in vier perioden van zeven weken. 4. Het onderwijs van B2 en B3 omvat een studieplan van twee jaren, ten belope van elk 60 EC, in de zin van artikel 62 en 65. 5. Het B2 en B3-onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken. Artikel 54 1. Tot het onderwijs in de vakken behorende tot het B2-jaar of het B3-jaar wordt toegelaten degene die het propedeutisch examen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van lid 1, heeft degene die van het propedeutisch examen 40 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs voor tot het B2-jaar en B3-jaar behorende vakken waarvoor geen voorkennisvereisten in de zin van paragraaf 14.2.1. gelden, dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende B1-voorkennisvak. PARAGRAAF 2.1.2. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): DE TENTAMENS Artikel 55 1. De tentamens in de tot de propedeutische fase behorende vakken worden schriftelijk afgelegd, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 2. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 3. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode als bepaald in artikel 60, de tweede maal in de maand augustus. Ten aanzien van de tentamens in het B1-jaar kan de tweede maal eerder plaatsvinden. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in de regel mondeling afgelegd. Artikel 56 1. Het propedeutisch examen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) is behaald als: a. alle tentamens in de vakken van het B1-jaar zijn behaald en b. aan alle vereisten is voldaan behorende tot het B1-jaar. 2. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het getuigschrift van het propedeutisch examen wordt uitgereikt. Artikel 57 1. Tot de tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar wordt slechts toegelaten degene die is toegelaten tot het daarbij horende onderwijs in de zin van artikel 54. 2. De tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar worden schriftelijk afgelegd, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 3. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 4. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan einde van de onderwijsperiode als bepaald in artikel 63, de tweede maal in de maand augustus.
27
5.
6.
Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het vierde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. Een extra tentamen in de zin van lid 5 wordt in de regel mondeling afgelegd.
Artikel 58 1. Het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) is behaald als: a. het propedeutisch examen is behaald; b. alle tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar zijn behaald en c. aan alle vereisten is voldaan behorende tot het B2-jaar en B3-jaar. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'bachelor of laws' verleend. 3. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het diploma van het bachelorexamen wordt uitgereikt. 4. Het bepaalde van artikel 47 is van toepassing op het bachelordiploma Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht). PARAGRAAF 2.1.3. DE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT): HET PROGRAMMA Artikel 59 18 Het B1-jaar Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) omvat de studie van en het onderwijs in negen vakken, met de volgende studielast (EC), onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG) gedurende één of meer perioden van zeven weken. 1. Inleiding tot de rechtswetenschap I (inclusief het mentoraat) 9 EC Periode 1-2 HC WG 2. Staats- en Bestuursrecht, 9 EC Periode 1-2 HC WG Bestuursrecht HC Staatsrecht 3. Schriftelijke vaardigheden & Argumentatie 4 EC Periode 1-2 HC WG 4. Privaatrecht 10 EC Periode 1-2-3 HC WG 5. Straf(proces)recht 8 EC Periode 3-4 HC WG 6. Rota Criminalis 2 EC Periode 3-4 HC WG 7. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC Periode 2-3 HC Periode 3 WG 8. Rechtsfilosofie 4 EC Periode 3-4 HC Periode 3-4 WG 9. Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden (inclusief mentoraat) 4 EC Periode 4 WG
Artikel 60 19 1. Aan het einde van de eerste onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in het vak Schriftelijke vaardigheden & Argumentatie en het deeltentamen A in het vak Privaatrecht. 2. Aan het einde van de tweede onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in de vakken Inleiding tot de rechtswetenschap I en Staats- en Bestuursrecht. 18 19
Artikel 59 is gewijzigd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXI Artikel 60 is gewijzigd per 1 september 2011.
28
3. Aan het einde van de derde onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in het vak Inleiding Internationaal en Europees recht, en het deeltentamen B in het vak Privaatrecht. 4. Aan het einde van de vierde onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in de vakken Straf(proces)recht en Rechtsfilosofie. Artikel 60a 20 1. Het tentamen in het vak Privaatrecht bestaat uit een deeltentamen A, af te leggen aan het einde van de eerste onderwijsperiode, en een deeltentamen B, af te leggen aan het einde van de derde onderwijsperiode. 2. Beide deeltentamens worden beoordeeld met een cijfer. Het eindcijfer voor het vak Privaatrecht wordt bepaald door de quotiënt van de beide onafgeronde cijfers, waarbij het cijfer behaald voor het deeltentamen B met de factor drie wordt vermenigvuldigd. 3. Op de deeltentamens Privaatrecht zijn de bepalingen over tentamens van toepassing, met uitzondering van de leden 2-5 van artikel 36. 4. De geldigheid van het cijfer behaald voor het deeltentamen is beperkt tot het studiejaar waarin het deeltentamen is afgelegd. 5. Het faculteitsbestuur geeft ten aanzien van de deeltentamens toepassing aan artikel 35a lid 5. Artikel 61 21 De vakken Rota Criminalis en Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden zijn met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen aan de vakken en de daarbij behorende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld. Bij het vak Inleiding tot de rechtswetenschap II, academische vaardigheden, wordt het tot het vak behorende werkstuk beoordeeld met een cijfer. Artikel 62 Het B2-jaar Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) omvat de studie van en het onderwijs in ten minste negen vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. Historische ontwikkeling van het publiekrecht 6 EC Semester 1 HC 2. Inleiding belastingrecht of Sociaal recht 5 EC Semester 1 HC 3. Bestuurs(proces)recht I 7 EC Semester 1 HC WG Essay 4. Straf(proces)recht I 8 EC Semester 1 HC WG Essay 5. Staatsrecht 14 EC Semester 1-2 HC WG Essay 6. Rota Administrativa Semester 1-2 7. Bestuurs(proces)recht II 7 EC Semester 2 HC WG Essay 8. Straf(proces)recht II 7 EC Semester 2 HC WG Essay 9. Historische ontwikkeling van het privaatrecht 6 EC Semester 2 HC WG Artikel 63 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele tot het B2-jaar behorende studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Historische ontwikkeling van het publiekrecht, Inleiding belastingrecht, Bestuurs(proces)recht I, Straf(proces)recht I en Sociaal recht. 3. Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Staatsrecht, Bestuurs(proces)recht II, Straf(proces)recht II en Historische ontwikkeling van het privaatrecht. 4. De toetsing van de vakken Staatsrecht, Straf(proces)recht I of II en Bestuurs(proces)recht I of II bestaat uit een tentamen en een essay.
20 21
Artikel 60a treedt in werking per 1 september 2011 Artikel 61 is gewijzigd per 1 september 2011
29
5. 6.
Het essay wordt evenals het tentamen beoordeeld. Zowel het tentamen als het essay dient met minimaal een voldoende te worden afgesloten. Het vak(onderdeel) Rota Administrativa is met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen en de daarbij behorende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld.
Artikel 64 De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van het B2-jaar, tentamen af te leggen in meer dan het voorgeschreven aantal B2-vakken. Het tentamen in ieder der toegevoegde B2-vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 65 22 Het B3-jaar Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) omvat de studie van en het onderwijs in zeven vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; Essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. Burgerlijk recht I 11 EC Semester 1 HC WG Essay 2. Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom 7 EC Semester 1 HC 3. Burgerlijk procesrecht 6 EC Semester 1 HC 4. Rechtsfilosofie 5 EC Semester 1 HC WG Essay of Rechtssociologie 5 EC Semester 1 HC Essay of Criminologie 5 EC Semester 1 HC Essay 5. Rota Carolina 3 EC Semester 1-2 6. Economie, rechtseconomie en balanslezen 5 EC Semester 2 HC 7. Burgerlijk recht II 15 EC Semester 2 HC WG Essay 8. Ondernemingsrecht 8 EC Semester 2 HC WG Artikel 66 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele tot het B3-jaar behorende studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Burgerlijk recht I, Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom en Burgerlijk procesrecht en Rechtsfilosofie, Rechtssociologie of Criminologie. 3. Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Burgerlijk recht II, Economie, rechtseconomie en balanslezen en Ondernemingsrecht. 4. De toetsing van de vakken Burgerlijk recht I of II, Rechtssociologie, Rechtsfilosofie en Criminologie bestaat uit een tentamen en een essay. 5. Het essay wordt evenals het tentamen beoordeeld. Zowel het tentamen als het essay dient met minimaal een voldoende te worden afgesloten. 6. Het vak(onderdeel) Rota Carolina is met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen aan de vakken en de daarbij behorende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld Artikel 67 De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van het B3-jaar, tentamen af te leggen in meer dan het voorgeschreven aantal B3-vakken. Het tentamen in ieder der toegevoegde B3-vakken wordt afzonderlijk beoordeeld.
22
Artikel 65, lid 4 is gewijzigd per 1 september 2011.
30
PARAGRAAF 2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT PARAGRAAF 2.2.1. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT : HET ONDERWIJS Artikel 68 1. De masteropleiding Nederlands recht omvat een programma van één studiejaar, ten belope van 60 EC. 2. Het onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken. Artikel 69 1. Tot het onderwijs in de vakken behorend tot de masteropleiding wordt toegelaten degene die het overeenstemmende bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van lid 1, heeft wie van het bachelorexamen 160 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs voor tot de masteropleiding behorende vakken waarvoor geen voorkenniseisen in de zin van paragraaf 14.2.1. gelden, dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende bachelorvoorkennisvak. 3. Begeleiding van de scriptie als bedoeld in artikel 76 lid 2 wordt pas verleend nadat het overeenstemmende bachelorexamen is behaald. Artikel 70 1. De masteropleiding Nederlands recht omvat: a. de studie van en het onderwijs in vakken met een gezamenlijke studielast van 42 EC; b. het schrijven van een academische scriptie. De scriptie vertegenwoordigt een studielast van 18 EC. 2. De vakken als bedoeld in lid 1 zijn opgenomen in een lijst die onderdeel uitmaakt van de Onderwijs- en Examenregeling. 3. Degene die is toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht, kan uit de lijst, bedoeld in het voorgaande lid, een vakkencombinatie samenstellen. Deze behoeft de goedkeuring van de examencommissie. In ten minste twee vakken dienen hoor- of werkcolleges te worden gevolgd, behoudens ontheffing door de examencommissie. 4. Degene die is toegelaten tot de masteropleiding Nederlands recht, kan een afstudeerrichting volgen, waarvoor een combinatie van verplichte vakken en keuzevakken is vastgesteld met een studielast van ten hoogste 28 EC. 5. Het schrijven van de scriptie geschiedt in een van de verplichte vakken of gebonden keuzevakken van de afstudeerrichting, dan wel, met goedkeuring van de examencommissie, in een ander gekozen vak van de masteropleiding Nederlands recht. 6. In afwijking van het voorgaande lid, kan de examencommissie toestaan dat de scriptie in een ander vak geschreven wordt. 7. De verdeling van de studielast over onderwijs, literatuurstudie en/of scriptievoorbereiding wordt voor ieder vak afzonderlijk vastgesteld door de betrokken docent en tijdig meegedeeld aan het faculteitsbestuur. Artikel 71 23 1. De masteropleiding Nederlands recht kent vier afstudeerrichtingen: a. de afstudeerrichting burgerlijk recht; b. de afstudeerrichting ondernemingsrecht; c. de afstudeerrichting staats- en bestuursrecht; d. de afstudeerrichting strafrecht; 2. Daarnaast bestaat een vrije afstudeerrichting. 3. Voor iedere afstudeerrichting behoudens de vrije afstudeerrichting, gelden een aantal verplichte vakken en een aantal gebonden keuzevakken als beschreven in paragraaf 2.2.3. Artikel 72 1. De keuze van vakken behorende tot de masteropleiding wordt aldus bepaald, dat in ten minste twee vakken hetzij hoorcolleges, hetzij werkcolleges worden gevolgd, hetzij kan worden deelgenomen aan de groepsgewijze behandeling van een reeks samenhangende onderwerpen of aan praktische oefeningen.
23
Artikel 71 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, Artikel XIII
31
2.
3.
4.
Tijdens de masteropleiding kan een praktijkstage worden gelopen. Op deze stage is de door het faculteitsbestuur vastgestelde stageregeling van toepassing. Aan de goedkeuring van het stageverslag zijn 7 EC verbonden. De examencommissie kan besluiten dat buitencurriculaire activiteiten die onmiddellijk verband houden met en voor de toename van inhoudelijke kennis van belang zijn voor een aan de faculteit gedoceerd vak, gelijk worden gesteld aan een vak uit de masteropleiding. Aan deze activiteiten zijn maximaal 7 EC verbonden. Het faculteitsbestuur bevordert dat de keuze van vakken strekt tot een zinvolle voltooiing van de masteropleiding.
Artikel 73 Andere vakken dan die vermeld in paragraaf 2.2.3. kunnen, onder goedkeuring van de examencommissie, worden gekozen uit de vakken waarin onderwijs wordt gegeven aan een andere faculteit van de Radboud Universiteit Nijmegen of aan een faculteit van een andere Nederlandse Universiteit. Artikel 74 1. Naast de vakken vermeld in paragraaf 2.2.3. kunnen, onder goedkeuring van de examencommissie, vakken worden gekozen, waarin onderwijs wordt gegeven aan de faculteiten waarmee de faculteit, in het kader van de het 'Erasmus-programma van de Europese Unie', een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt tevens voor vakken die behoren tot de masteropleiding, bedoeld in hoofdstuk 7 van deze regeling. Artikel 75 1. De examencommissie kan het volgen en met goed gevolg afsluiten van een voortgezette cursus in een vreemde taal erkennen als een toegevoegd keuzevak, waaraan 3 EC zijn verbonden. 2. De examencommissie is bevoegd op verzoek van een student een nader te bepalen aantal EC toe te kennen aan een bijzondere inspanning die een student in het kader van zijn opleiding buiten het onderwijs- en examenprogramma heeft verricht. Artikel 76 1. Het onderwijs in de vakken van de masteropleiding wordt gegeven in de vorm door de verantwoordelijke gekozen. 2. Het onderwijs wordt voorts gegeven in de vorm van begeleiding van een scriptie. Artikel 77 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de tijdige bekendmaking van de onderwijsvorm van de vakken voor de masteropleiding. 2. Het faculteitsbestuur kan bepalen tegen welke datum en op welke wijze de student de gekozen afstudeerrichting kenbaar dient te maken. PARAGRAAF 2.2.2. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT : TENTAMENS EN EXAMEN Artikel 78 Tot de tentamens in de vakken van de masteropleiding wordt slechts toegelaten degene die is toegelaten tot het daarbij horende onderwijs in de zin van artikel 69. Artikel 79 1. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 2. De tentamens in de vakken van de masteropleiding worden hetzij schriftelijk, hetzij mondeling afgenomen 3. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode, de tweede maal in de maand augustus. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in de regel mondeling afgelegd.
32
Artikel 80 1. De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van de masteropleiding, tentamen af te leggen in andere (extra) vakken die aan een universiteit worden onderwezen, dan die welke hij voor de masteropleiding volgens de Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid heeft te kiezen. 2. De kandidaat deelt tijdig aan het faculteitsbestuur mee in welke vakken hij mede wenst te worden getentamineerd. 3. Het tentamen in ieder der toegevoegde vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 81 1. De masteropleiding wordt afgesloten met de bespreking van de scriptie bedoeld in artikel 70. De bespreking vindt niet plaats dan nadat de scriptie is goedgekeurd en de tentamens van de vakken behorende tot de afstudeerrichting van de masteropleiding met goed gevolg zijn afgelegd en aan eventuele andere vereisten is voldaan. 2. Voor de scriptie wordt een afzonderlijke beoordeling gegeven. Artikel 82 1. Ingeval in één of meer vakken van de masteropleiding, als bedoeld in artikel 74, met goed gevolg tentamen is afgelegd aan de faculteit waar het onderwijs is gevolgd, wordt op het getuigschrift vermeld, dat zulks is geschied aan die faculteit, met de woorden "Erasmus-programma van de Europese Unie". 2. Is aan zulk een faculteit een scriptie voorbereid en beoordeeld, en is geen andere scriptie voorbereid, is artikel 115 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat een korte bespreking plaats vindt met de naastbetrokken hoogleraar. Deze bespreking laat de beoordeling onverlet. Artikel 83 1. Het masterexamen Nederlands recht is behaald indien: a. de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd, b. de scriptie is goedgekeurd, c. de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een beoordeling die ten minste 'voldoende' is. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de titel 'meester in de rechten' verleend. 3. De in lid 2 bedoelde titel wordt in de Engelstalige tekst van het diploma aangeduid met de graad 'master of laws'. PARAGRAAF 2.2.3. DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT : HET PROGRAMMA Artikel 84 24 1. De masteropleiding Nederlands recht omvat: a. de studie van en het onderwijs in vakken met een gezamenlijke studielast van 42 EC; b. het schrijven van een academische scriptie met een studielast van 18 EC. 2. Voor iedere afstudeerrichting gelden een aantal verplichte vakken en een aantal keuzevakken als hierna aangegeven. 3. Bij de samenstelling van het afstudeerpakket gelden de volgende algemene regels: a. 28 EC aan vakken uit de afstudeerrichting als hierna aangegeven. b. een vrije ruimte van 14 EC aan juridische vakken binnen of buiten de afstudeerrichting. 4. De vakken als bedoeld in lid 1 zijn opgenomen in een lijst die onderdeel uitmaakt van de Onderwijs- en Examenregeling. . Artikel 85 25 De afstudeerrichting Burgerlijk recht omvat: 1. De studie van en het onderwijs in twee verplichte vakken met elk een studielast van 7 EC. 2. De studie van en het onderwijs in twee vakken met een gezamenlijke studielast van 14 EC uit een lijst van gebonden keuzevakken.
24 25
Artikel 84 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIII Artikel 85 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIII
33
3.
De studie van en het onderwijs in juridische vakken binnen of buiten de afstudeerrichting met een gezamenlijke studielast van 14 EC.
Artikel 86 26 De afstudeerrichting Strafrecht omvat: 1. De studie van en het onderwijs in twee verplichte vakken met een gezamenlijke studielast van 21 EC. 2. De studie van en het onderwijs in één vak met een studielast van 7 EC uit een lijst van gebonden keuzevakken. 3. De studie van en het onderwijs in juridische vakken binnen of buiten de afstudeerrichting met een gezamenlijke studielast van 14 EC. Artikel 87 27 De afstudeerrichting Staats- en Bestuursrecht omvat: 1. De studie van en het onderwijs in twee verplichte vakken met elk een studielast van 7 EC. 2. De studie van en het onderwijs in twee vakken met een gezamenlijke studielast van 14 EC uit een lijst van gebonden keuzevakken. 3. De studie van en het onderwijs in juridische vakken binnen of buiten de afstudeerrichting met een gezamenlijke studielast van 14 EC. Artikel 88 28 De afstudeerrichting Ondernemingsrecht omvat: 1. De studie van en het onderwijs in twee verplichte vakken met elk een studielast van 7 EC. 2. De studie van en het onderwijs in twee vakken met een gezamenlijke studielast van 14 EC uit een lijst van gebonden keuzevakken. 3. De studie van en het onderwijs in juridische vakken binnen of buiten de afstudeerrichting met een gezamenlijke studielast van 14 EC. Artikel 89 29 Om in twee afstudeerrichtingen af te studeren moet de student de verplichte vakken van beide afstudeerrichtingen doen en zoveel EC aan verplichte keuzevakken per afstudeerrichting tot een minimum van 28 EC. De vrije ruimte (2 x 7 EC) mag voor beide afstudeerrichtingen worden benut, waarbij vakken uit de ene afstudeerrichting vrijstelling geven voor identieke vakken uit de andere. De student dient tevens twee scripties in twee verschillende vakken te schrijven van elk 18 EC of, met voorafgaande toestemming van beide secties, een grote scriptie van 28 EC, waarin onderwerpen behorende tot beide afstudeerrichtingen voldoende worden belicht. Artikel 90 1. De vrije afstudeerrichting (vrij pakket) omvat de studie van en het onderwijs in vakken met een gezamenlijke studielast van 42 EC uit alle vakken van de masteropleidingen. 2. De examencommissie toetst voorafgaand op verdieping en verbreding. VOOR HET OVERZICHT VAN MASTERVAKKEN T.B.V. DE AFSTUDEERRICHTINGEN VAN DE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT, ZIE BIJLAGE I OER
26
Artikel 86 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIII Artikel 87 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIII 28 Artikel 88 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIII 29 Artikel 89 treedt in werking per 1 september 2011 27
34
HOOFDSTUK 3. DE ACADEMISCHE OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW 30 PARAGRAAF 3.1. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL PARAGRAAF 3.1.1. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : HET ONDERWIJS Artikel 91 1. De bacheloropleiding European Law School omvat een programma van drie studiejaren, ten belope van 180 EC. 2. Het onderwijs van B1 omvat een studieplan van een jaar, ten belope van 60 EC, in de zin van artikel 95 en wordt afgesloten met het propedeutisch examen. 3. Het B1-onderwijs wordt aangeboden in vier perioden van zeven weken. 4. Het onderwijs van B2 en B3 omvat een studieplan van twee jaren, ten belope van elk 60 EC, in de zin van artikel 98 en 101. 5. Het B2 en B3-onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken. Artikel 92 1. Tot het onderwijs in de vakken behorende tot het B2-jaar of het B3-jaar wordt toegelaten degene die het propedeutisch examen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van lid 1, heeft wie van het propedeutisch examen 40 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs van de tot het B2-jaar en B3-jaar behorende vakken waarvoor geen voorkennisvereisten in de zin van paragraaf 14.2.2., dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende B1-voorkennisvak. PARAGRAAF 3.1.2. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : DE TENTAMENS Artikel 93 1. De tentamens in de tot de propedeutische fase behorende vakken worden schriftelijk afgelegd, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 2. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 3. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode als bepaald in artikel 98, de tweede maal in de maand augustus. Ten aanzien van de tentamens in het B1-jaar kan de tweede maal eerder plaatsvinden. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in de regel mondeling afgelegd. Artikel 94 1. Het propedeutisch examen European Law School is behaald als: a. alle tentamens in de vakken van het B1-jaar zijn behaald en b. aan alle vereisten is voldaan behorende tot het B1-jaar. 2. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het getuigschrift van het propedeutisch examen wordt uitgereikt. Artikel 95 1. Tot de tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar wordt slechts toegelaten degene die toelating heeft tot het daarbij horende onderwijs in de zin van artikel 92. 2. De tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar worden schriftelijk afgelegd, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 3. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 4. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan einde van de onderwijsperiode als bepaald in artikel 101 en 104, de tweede maal in de maand augustus. 30
Zie overgangsartikel XXVI betreffende Hoofdstuk 3
35
5.
6.
Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het vierde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. Een extra tentamen in de zin van lid 5 wordt in de regel mondeling afgelegd.
Artikel 96 1. Het bachelorexamen European Law School is behaald als: a. het propedeutisch examen is behaald; b. alle tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar zijn behaald en c. aan alle vereisten is voldaan behorende tot het B2-jaar en B3-jaar. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'bachelor of laws' verleend. 3. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het diploma van het bachelorexamen wordt uitgereikt. 4. Het bepaalde van artikel 47 is van toepassing op het bachelordiploma European Law School. PARAGRAAF 3.1.3. DE BACHELOROPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL : HET PROGRAMMA Artikel 97 31 Het B1-jaar European Law School omvat de studie van en het onderwijs in negen vakken, met de volgende studielast (EC), onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG) gedurende één of meer perioden van zeven weken. 1. Inleiding tot de rechtswetenschap I (inclusief het mentoraat) 9 EC Periode 1-2 HC WG 2. Staats- en Bestuursrecht, 9 EC Periode 1-2 HC WG Bestuursrecht HC Staatsrecht 3. Schriftelijke vaardigheden & Argumentatie 4 EC Periode 1-2 HC WG 4. Privaatrecht 10 EC Periode 1-2-3 HC WG 5. Straf(proces)recht 8 EC Periode 3-4 HC WG 6. Rota Criminalis 2 EC Periode 3-4 HC WG 7. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC Periode 2-3 HC Periode 3 WG 8. Rechtsfilosofie 4 EC Periode 3-4 HC Periode 3-4 WG 9. Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden (inclusief mentoraat) 4 EC Periode 4 WG Artikel 98 32 1. Aan het einde van de eerste onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in het vak Schriftelijke vaardigheden & Argumentatie en het deeltentamen A in het vak Privaatrecht. 2. Aan het einde van de tweede onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in de vakken Inleiding tot de rechtswetenschap I en Staats- en Bestuursrecht. 3. Aan het einde van de derde onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in het vak Inleiding Internationaal en Europees recht, en het deeltentamen B in het vak Privaatrecht.
31 32
Artikel 97 is gewijzigd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXI Artikel 98 is gewijzigd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXI
36
4. Aan het einde van de vierde onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in de vakken Straf(proces)recht en Rechtsfilosofie. Artikel 98a 33 1. Het tentamen in het vak Privaatrecht bestaat uit een deeltentamen A, af te leggen aan het einde van de eerste onderwijsperiode, en een deeltentamen B, af te leggen aan het einde van de derde onderwijsperiode. 2. Beide deeltentamens worden beoordeeld met een cijfer. Het eindcijfer voor het vak Privaatrecht wordt bepaald door de quotiënt van de beide onafgeronde cijfers, waarbij het cijfer behaald voor het deeltentamen B met de factor drie wordt vermenigvuldigd. 3. Op de deeltentamens Privaatrecht zijn de bepalingen over tentamens van toepassing, met uitzondering van de leden 2-5 van artikel 36. 4. De geldigheid van het cijfer behaald voor het deeltentamen is beperkt tot het studiejaar waarin het deeltentamen is afgelegd. 5. Het faculteitsbestuur geeft ten aanzien van de deeltentamens toepassing aan artikel 35a lid 5. Artikel 99 34 De vakken Rota Criminalis en Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden zijn met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen aan de vakken en de daarbij behorende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld. Bij het vak Inleiding tot de rechtswetenschap II, academische vaardigheden, wordt het tot het vak behorende werkstuk beoordeeld met een cijfer. Artikel 100 35 Het B2-jaar European Law School omvat de studie van en het onderwijs in tien vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. Legal English 2 EC Semester 1 HC 2. Institutional Law of the EU 6 EC Semester 1 HC 3. Straf(proces)recht I 8 EC Semester 1 HC WG Essay 4. Staatsrecht, inclusief het staatsrecht van de landen van de EU 12 EC Semester 1-2 HC WG Essay 5. Straf(proces)recht II 5 EC Semester 2 HC WG Essay 6. Bestuurs(proces)recht I 7 EC Semester 1 HC WG Essay 7. Bestuurs(proces)recht II 4 EC Semester 2 HC WG Essay 8. Substantive Law of the EU 10 EC Semester 2 HC WG Essay 9. Moot Court: Rota Internationalis/Rota Europaea 1 EC Semester 2 10. Fundamental Rights in Europe 5 EC Semester 2 HC WG Artikel 101 36 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele tot het B2-jaar behorende studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in het vak Legal English, Institutional Law of the EU, Bestuurs(proces)recht I en Straf(proces)recht I.
33
Artikel 98a treedt in werking per 1 september 2011 Artikel 99 is gewijzigd per 1 september 2011 35 Artikel 100 is gewijzigd per 1 september 2011 36 Artikel 101 is gewijzigd per 1 september 2011 34
37
3.
4. 5. 6.
Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Staatsrecht, Bestuurs(proces)recht II, Straf(proces)recht II, Substantive Law of the EU en Fundamental Rights in Europe. De toetsing van de vakken Straf(proces)recht I of II, Bestuurs(proces)recht I of II, Staatsrecht en Substantive Law of the EU bestaat uit een tentamen en een essay. Het essay wordt evenals het tentamen met een cijfer beoordeeld. Zowel het tentamen als het essay dient met minimaal een voldoende te worden afgesloten. Het vak Rota Internationalis/Europaea is met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen en de daarbij behorende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld.
Artikel 102 De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van het B2-jaar, tentamen af te leggen in meer dan het voorgeschreven aantal B2-vakken. Het tentamen in ieder der toegevoegde B2-vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 103 37 Het B3-jaar European Law School omvat de studie van en het onderwijs in negen vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; Essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. The Law of International Organisations 6 EC Semester 1 HC 2. Enforcement of EU Law 4 EC Semester 1 HC 3. Burgerlijk recht I 11 EC Semester 1 HC WG Essay 4. Burgerlijk procesrecht 6 EC Semester 1 HC 5. Harmonisation in the EU 5 EC Semester 2 HC 6. Burgerlijk recht II 10 EC Semester 2 HC WG Essay 7. Various Branches of International Law 6 EC Semester 2 HC 8. Keuzevak: Rechtsfilosofie in Europees perspectief, of: Rechtssociologie in Europees perspectief, of: Rechtsgeschiedenis in Europees perspectief 4 EC Semester 2 HC 9. Nederlands en Europees Ondernemingsrecht 8 EC Semester 2 Essay Artikel 104 38 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele tot het B3-jaar behorende studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken The Law of International Organisations, Implementation of EU Law, Burgerlijk recht I en Burgerlijk procesrecht. 3. Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Burgerlijk recht II, Harmonisation in the EU, Various Branches of International Law, het keuzevak, en Nederlands en Europees Ondernemingsrecht. 4. De toetsing van de vakken Burgerlijk recht I of II, en Nederlands en Europees Ondernemingsrecht bestaat uit een tentamen en een essay.
37 38
Artikel 103 is gewijzigd per 1 september 2011 Artikel 104 is gewijzigd per 1 september 2011
38
5.
Het essay wordt evenals het tentamen met een cijfer beoordeeld. Zowel het tentamen als het essay dient met minimaal een voldoende te worden afgesloten.
Artikel 105 De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van het B3-jaar, tentamen af te leggen in meer dan het voorgeschreven aantal B3-vakken. Het tentamen in ieder der toegevoegde B3-vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. PARAGRAAF 3.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW PARAGRAAF 3.2.1. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : HET ONDERWIJS Artikel 106 1. De masteropleiding International and European Law omvat een programma van één studiejaar, ten belope van 60 EC. 2. Het onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken. Artikel 107 39 1. Tot het onderwijs in de vakken behorend tot de masteropleiding wordt toegelaten degene die het overeenstemmende bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van lid 1, heeft wie van het bachelorexamen 160 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs voor tot de masteropleiding behorende vakken waarvoor geen voorkenniseisen in de zin van paragraaf 14.2.2. gelden, dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende bachelorvoorkennisvak. Het bepaalde in de eerste volzin is ook van toepassing op het studieverblijf in het buitenland, zoals is bedoeld in artikel 108 lid 1. 3. Begeleiding van de scriptie als bedoeld in artikel 109 lid 2 wordt pas verleend nadat het overeenstemmende bachelorexamen is behaald. Artikel 108 40 1. De masteropleiding International and European Law omvat in het eerste semester een studieverblijf van minimaal drie maanden in het buitenland inclusief de studie van en het onderwijs in internationaal en/of Europeesrechtelijke vakken, welke vakken bij voorkeur een gezamenlijke studielast hebben van 21 EC. De opleiding omvat in het tweede semester de studie van en het onderwijs in de vakken nader omschreven in lid 2, welke vakken tenminste een gezamenlijke studielast hebben van 21 EC, alsmede het schrijven van een academische scriptie. De scriptie vertegenwoordigt een studielast van 18 EC. 2. Tot de vakken behoort de studie van en het onderwijs in het vak Public International Law Advanced (7 EC) of in het vak Judicial Protection in the European Union (7 EC), alsmede de studie van en het onderwijs in één gebonden keuzevak, voorkomend op de lijst van keuzevakken zoals bepaald in artikel 118 lid 1. 3. Voorts behoort tot de vakken de studie van en het onderwijs in een vak naar vrije keuze van de student, met een studielast van 7 EC. 4. Het schrijven van de scriptie geschiedt in een van de vakken van de masteropleiding International and European Law. 5. Het onderwerp van de scriptie is van internationaalrechtelijke of Europeesrechtelijke aard. Artikel 109 1. Het onderwijs in de vakken van de masteropleiding wordt gegeven in de vorm door de verantwoordelijke gekozen. 2. Het onderwijs wordt voorts gegeven in de vorm van begeleiding van een scriptie. 3. De verdeling van de studielast over onderwijs, literatuurstudie en/of scriptievoorbereiding wordt voor ieder vak afzonderlijk vastgesteld door de betrokken hoogleraar en tijdig meegedeeld aan het faculteitsbestuur. 4. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de bekendmaking van de in lid 1 bedoelde onderwijsvorm en de in lid 3 bedoelde verdeling van de studielast.
39 40
Artikel 107, lid 2 is gewijzigd per 1 september 2011 Artikel 108 is gewijzigd per 1 september 2011
39
Artikel 110 Naast de in artikel 114 bedoelde vakken kunnen, onder goedkeuring van de examencommissie, vakken worden gekozen, waarin onderwijs wordt gegeven aan hetzij een faculteit waarmee de faculteit, in het kader van het Erasmus-programma van de Europese Unie, een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, hetzij een andere buitenlandse faculteit. Artikel 111 1. Tijdens de masteropleiding kan een praktijkstage worden gelopen. Op deze stage is de door het faculteitsbestuur vastgestelde stageregeling van toepassing. Aan de goedkeuring van het stageverslag zijn 7 EC verbonden. 2. De examencommissie kan besluiten dat buitencurriculaire activiteiten die onmiddellijk verband houden met en voor de toename van inhoudelijke kennis van belang zijn voor een aan de faculteit gedoceerd vak, gelijk worden gesteld aan een vak uit de masteropleiding. Aan deze activiteiten zijn maximaal 7 EC verbonden. 3. Het faculteitsbestuur bevordert dat de keuze van vakken strekt tot een zinvolle voltooiing van de masteropleiding. PARAGRAAF 3.2.2. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW: TENTAMENS EN EXAMEN Artikel 112 Tot de tentamens in de vakken behorende tot de masteropleiding wordt slechts toegelaten degene die is toegelaten tot het onderwijs in de masteropleiding in de zin van artikel 107. Artikel 113 1. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 2. De tentamens in de vakken van de masteropleiding worden hetzij schriftelijk, hetzij mondeling afgenomen 3. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode, de tweede maal in de maand augustus. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in de regel mondeling afgelegd. Artikel 114 1. De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van de masteropleiding, tentamen af te leggen in andere (extra) vakken die aan een universiteit worden onderwezen, dan die welke hij voor de masteropleiding volgens de Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid heeft te kiezen. 2. De kandidaat deelt tijdig aan het faculteitsbestuur mee in welke vakken hij mede wenst te worden getentamineerd. 3. Het tentamen in ieder der toegevoegde vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 115 1. De masteropleiding wordt afgesloten met de bespreking van de scriptie bedoeld in artikel 108. De bespreking vindt niet plaats dan nadat de scriptie is goedgekeurd en de tentamens van de vakken behorende tot de afstudeerrichting van de masteropleiding met goed gevolg zijn afgelegd en aan eventuele andere vereisten is voldaan. 2. Voor de scriptie wordt een afzonderlijke beoordeling gegeven. Artikel 116 1. Ingeval in één of meer vakken van de masteropleiding met goed gevolg tentamen is afgelegd aan een buitenlandse faculteit, wordt dat op het diploma vermeld, met de woorden "Erasmus-programma van de Europese Unie". 2. Is aan zulk een faculteit een scriptie voorbereid en beoordeeld, en is geen andere scriptie voorbereid, is artikel 115 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat een korte bespreking plaats vindt met de naastbetrokken hoogleraar. Deze bespreking laat de beoordeling onverlet. Artikel 117 1. Het masterexamen International and European Law is behaald indien:
40
2. 3.
a. de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd, b. de scriptie is goedgekeurd, c. de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een beoordeling die ten minste 'voldoende' is. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de titel 'meester in de rechten' verleend. De in lid 2 bedoelde titel wordt in de Engelstalige tekst van het diploma aangeduid met de graad 'master of laws'.
PARAGRAAF 3.2.3. DE MASTEROPLEIDING INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW : HET PROGRAMMA Artikel 118 41 1. De gebonden keuzevakken, ieder met een studielast van 7 EC, zoals bedoeld in artikel 108 lid 2 zijn: • Public International Law Advanced of Judicial protection in the EU (tenzij reeds eerder gekozen) • International Individual Criminal Responsibility • Protection of Human Rights in International Law • European Private Law • European Competition Law • EU External Relations Law • International Law Moot Court Competition • European Law Moot Court Competition • European and Comparative Refugee Law • Internationaal strafrecht • European Employment Law • European Immigration Law • European and Comparative Refugee Law • Internationaal privaatrecht • International/European Tax Law • Rechtssociologie: Recht in internationaal vergelijkend perspectief 2. De in lid 1 genoemde vakken, alsmede vakken die inhoudelijk hetzelfde rechtsgebied bestrijken, kunnen met goedkeuring van de examencommissie ook in het buitenland worden gevolgd.
41
Artikel 118 is gewijzigd per 1 september 2011
41
HOOFDSTUK 4. DE ACADEMISCHE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT PARAGRAAF 4.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT PARAGRAAF 4.1.1. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS Artikel 119 1. De bacheloropleiding Notarieel recht omvat een programma van drie studiejaren, ten belope van 180 EC. 2. Het onderwijs van B1 omvat een studieplan van een jaar, ten belope van 60 EC, in de zin van artikel 125 en wordt afgesloten met het propedeutisch examen. 3. Het B1-onderwijs wordt aangeboden in vier perioden van zeven weken. 4. Het onderwijs van B2 en B3 omvat een studieplan van twee jaren, ten belope van elk 60 EC, in de zin van artikel 128 en 131. 5. Het B2 en B3-onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken. Artikel 120 1. Tot het onderwijs in de vakken behorende tot het B2-jaar of het B3-jaar wordt toegelaten degene die het propedeutisch examen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van lid 1, heeft wie van het propedeutisch examen 40 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs van de tot het B2-jaar en B3-jaar behorende vakken waarvoor geen voorkennisvereisten in de zin van paragraaf 14.2.3. gelden, dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende B1-voorkennisvak. PARAGRAAF 4.1.2. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : DE TENTAMENS Artikel 121 1. De tentamens in de tot de propedeutische fase behorende vakken worden schriftelijk afgelegd, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 2. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 3. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode als bepaald in artikel 126, de tweede maal in de maand augustus. Ten aanzien van de tentamens in het B1-jaar kan de tweede maal eerder plaatsvinden. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in de regel mondeling afgelegd. Artikel 122 1. Het propedeutisch examen Notarieel recht is behaald als: a. alle tentamens in de vakken van het B1-jaar zijn behaald en b. aan alle vereisten is voldaan behorende tot het B1-jaar. 2. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het getuigschrift van het propedeutisch examen wordt uitgereikt. Artikel 123 1. Tot de tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar wordt slechts toegelaten degene die toelating heeft tot het daarbij horende onderwijs in de zin van artikel 120. 2. De tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar worden schriftelijk afgelegd, tenzij de examencommissie anders bepaalt. 3. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 4. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode als bepaald in artikel 129 en 132, de tweede maal in de maand augustus. 5. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het vierde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 6. Een extra tentamen in de zin van lid 5 wordt in de regel mondeling afgelegd.
42
Artikel 124 1. Het bachelorexamen Notarieel recht is behaald als: a. het propedeutisch examen is behaald; b. alle tentamens in de vakken van het B2-jaar en B3-jaar zijn behaald en c. aan alle vereisten is voldaan behorende tot het B2-jaar en B3-jaar. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad 'bachelor of laws' verleend. 3. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het diploma van het bachelorexamen wordt uitgereikt. 4. Het bepaalde van artikel 47 is van toepassing op het bachelordiploma Notarieel recht. PARAGRAAF 4.1.3. DE BACHELOROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET PROGRAMMA Artikel 125 42 Het B1-jaar Notarieel recht omvat de studie van en het onderwijs in negen vakken, met de volgende studielast (EC), onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG) gedurende één of meer perioden van zeven weken. 1. Inleiding tot de rechtswetenschap I (inclusief het mentoraat) 9 EC Periode 1-2 HC WG 2. Staats- en Bestuursrecht, 9 EC Periode 1-2 HC WG Bestuursrecht HC Staatsrecht 3. Schriftelijke vaardigheden & Argumentatie 4 EC Periode 1-2 HC WG 4. Privaatrecht 10 EC Periode 1-2-3 HC WG 5. Straf(proces)recht 8 EC Periode 3-4 HC WG 6. Rota Criminalis 2 EC Periode 3-4 HC WG 7. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC Periode 2-3 HC Periode 3 WG 8. Rechtsfilosofie 4 EC Periode 3-4 HC Periode 3-4 WG 9. Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden (inclusief mentoraat) 4 EC Periode 4 WG
Artikel 126 43 1. Aan het einde van de eerste onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in het vak Schriftelijke vaardigheden & Argumentatie en het deeltentamen A in het vak Privaatrecht. 2. Aan het einde van de tweede onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in de vakken Inleiding tot de rechtswetenschap I en Staats- en Bestuursrecht. 3. Aan het einde van de derde onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in het vak Inleiding Internationaal en Europees recht, en het deeltentamen B in het vak Privaatrecht. 4. Aan het einde van de vierde onderwijsperiode wordt het tentamen afgelegd in de vakken Straf(proces)recht en Rechtsfilosofie.
42 43
Artikel 125 is gewijzigd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXI Artikel 126 is gewijzigd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXI
43
Artikel 126a 44 1. Het tentamen in het vak Privaatrecht bestaat uit een deeltentamen A, af te leggen aan het einde van de eerste onderwijsperiode, en een deeltentamen B, af te leggen aan het einde van de derde onderwijsperiode. 2. Beide deeltentamens worden beoordeeld met een cijfer. Het eindcijfer voor het vak Privaatrecht wordt bepaald door de quotiënt van de beide onafgeronde cijfers, waarbij het cijfer behaald voor het deeltentamen B met de factor drie wordt vermenigvuldigd. 3. Op de deeltentamens Privaatrecht zijn de bepalingen over tentamens van toepassing, met uitzondering van de leden 2-5 van artikel 36. 4. De geldigheid van het cijfer behaald voor het deeltentamen is beperkt tot het studiejaar waarin het deeltentamen is afgelegd. 5. Het faculteitsbestuur geeft ten aanzien van de deeltentamens toepassing aan artikel 35a lid 5. Artikel 127 45 De vakken Rota Criminalis en Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden zijn met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen aan de vakken en de daarbij behorende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld. Bij het vak Inleiding tot de rechtswetenschap II, academische vaardigheden, wordt het tot het vak behorende werkstuk beoordeeld met een cijfer. Artikel 128 46 Het B2-jaar Notarieel recht omvat de studie van en het onderwijs in ten minste acht vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. Burgerlijk recht I 11 EC Semester 1 HC WG Essay 2. Personen- en familierecht 5 EC Semester 1 HC 3. Burgerlijk procesrecht 6 EC Semester 1 HC 4. Rechtsfilosofie 5 EC Semester 1 HC WG Essay of Rechtssociologie 5 EC Semester 1 HC Essay of Criminologie 5 EC Semester 1 HC Essay 5. Economie, rechtseconomie en balanslezen 3 EC Semester 2 HC 6. Burgerlijk recht II 14 EC Semester 2 HC WG Essay 7. Notarieel Ondernemingsrecht I 10 EC Semester 2 HC WG Essay 8. Historische ontwikkeling van het privaatrecht 6 EC Semester 2 HC WG Artikel 129 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele tot het B2-jaar behorende studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Burgerlijk recht I, Personen- en familierecht, Burgerlijk procesrecht en Rechtssociologie, Rechtsfilosofie of Criminologie. 3. Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Burgerlijk recht II, Notarieel Ondernemingsrecht I, Historische ontwikkeling van het privaatrecht en Economie, rechtseconomie en balanslezen. 4. De toetsing van de vakken Burgerlijk recht I of II, Notarieel Ondernemingsrecht I, Rechtssociologie, Rechtsfilosofie en Criminologie bestaat uit een tentamen en een essay.
44
Artikel 126a treedt in werking per 1 september 2011 Artikel 127 is gewijzigd per 1 september 2011. 46 Artikel 128, lid 4 is gewijzigd per 1 september 2011. 45
44
5.
Het essay wordt evenals het tentamen beoordeeld. Zowel het tentamen als het essay dient met minimaal een voldoende te worden afgesloten.
Artikel 130 De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van het B2-jaar, tentamen af te leggen in meer dan het voorgeschreven aantal B2-vakken. Het tentamen in ieder der toegevoegde B2-vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 131 Het B3-jaar Notarieel recht omvat de studie van en het onderwijs in tien vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. Erfrecht I 6 EC Semester 1 HC 2. Huwelijksvermogensrecht I 6 EC Semester 1 HC 3. Internationaal privaatrecht 6 EC Semester 1 HC WG Essay** 4. Inkomstenbelasting 9 EC Semester 1 HC WG Essay** 5. Agrarisch recht 3 EC Semester 2 HC 6. Successierecht 9 EC Semester 2 HC 7. Vennootschapsbelasting 8 EC Semester 2 HC WG 8. Notariële beroepsethiek en regelgeving 4 EC Semester 2 HC 9. Bestuursrecht 6 EC Semester 2 HC 10. Sociaal zekerheidsrecht 3 EC Semester 2 HC **Essay voor Internationaal privaatrecht of voor Inkomstenbelasting Artikel 132 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele tot het B3-jaar behorende studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Erfrecht I, Successierecht, Huwelijksvermogensrecht I, Internationaal Privaatrecht, Inkomstenbelasting. 3. Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Notariële beroepsethiek en regelgeving, Agrarisch recht, Vennootschapsbelasting, Bestuursrecht en Sociale zekerheidsrecht. Artikel 133 1. De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van het B3-jaar, tentamen af te leggen in meer dan het voorgeschreven aantal B3-vakken. 2. Het tentamen in ieder der toegevoegde B3-vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. PARAGRAAF 4.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT PARAGRAAF 4.2.1. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET ONDERWIJS Artikel 134 1. De masteropleiding Notarieel recht omvat een programma van één studiejaar, ten belope van 60 EC. 2. Het onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken.
45
Artikel 135 1. Tot het onderwijs in de vakken behorend tot de masteropleiding wordt toegelaten degene die het overeenstemmende bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van lid 1, heeft wie van het bachelorexamen 160 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs voor tot de masteropleiding behorende vakken waarvoor geen voorkenniseisen in de zin van paragraaf 14.2.3. gelden, dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende bachelorvoorkennisvak. 3. Begeleiding van de scriptie als bedoeld in artikel 138 lid 2 wordt pas verleend nadat het overeenstemmende bachelorexamen is behaald. Artikel 136 1. De masteropleiding Notarieel recht omvat: a. de studie van en het onderwijs in de zes vakken genoemd in artikel 144, met een gezamenlijke studielast van 46 EC; b. het schrijven van een academische scriptie, met een studielast van 14 EC. 2. Het schrijven van de scriptie geschiedt in een van de vakken van de masteropleiding Notarieel recht. Het onderwerp van de scriptie is van notarieelrechtelijke aard. Artikel 137 1. Tijdens de masteropleiding kan een praktijkstage worden gelopen. Op deze stage is de door het faculteitsbestuur vastgestelde stageregeling van toepassing. Aan de goedkeuring van het stageverslag zijn 7 EC verbonden. 2. De examencommissie kan besluiten dat buitencurriculaire activiteiten die onmiddellijk verband houden met en voor de toename van inhoudelijke kennis van belang zijn voor een aan de faculteit gedoceerd vak, gelijk worden gesteld aan een vak uit de masteropleiding. Aan deze activiteiten zijn maximaal 7 EC verbonden. 3. Het faculteitsbestuur bevordert dat de keuze van vakken strekt tot een zinvolle voltooiing van de masteropleiding. Artikel 138 1. Het onderwijs in de vakken van de masteropleiding wordt gegeven in de vorm door de verantwoordelijke gekozen. 2. Het onderwijs wordt voorts gegeven in de vorm van begeleiding van een scriptie. 3. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de tijdige bekendmaking van de onderwijsvorm van de vakken voor de masteropleiding Notarieel recht. PARAGRAAF 4.2.2. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : TENTAMENS EN EXAMEN Artikel 139 Tot de tentamens in de vakken behorende tot de masteropleiding Notarieel recht wordt slechts toegelaten degene die is toegelaten tot het onderwijs in de masteropleiding in de zin van artikel 135. Artikel 140 1. Onderwijs en (her)tentamens vormen één geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 2. De tentamens in de vakken van de masteropleiding worden hetzij schriftelijk, hetzij mondeling afgenomen 3. De schriftelijke tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode, de tweede maal in de maand augustus. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in de regel mondeling afgelegd. Artikel 141 1. De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van de masteropleiding Notarieel recht, tentamen af te leggen in andere (extra) vakken die aan een universiteit worden onderwezen, dan die welke hij voor de masteropleiding volgens de Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid heeft te kiezen. 2. De kandidaat deelt tijdig aan het faculteitsbestuur mee in welke vakken hij mede wenst te worden getentamineerd.
46
3.
Het tentamen in ieder der toegevoegde vakken wordt afzonderlijk beoordeeld.
Artikel 142 1. De masteropleiding Notarieel recht wordt afgesloten met de bespreking van de scriptie bedoeld in artikel 136. De bespreking vindt niet plaats dan nadat de scriptie is goedgekeurd en de tentamens van de vakken behorende tot de afstudeerrichting van de masteropleiding met goed gevolg zijn afgelegd en aan eventuele andere vereisten is voldaan. 2. Voor de scriptie wordt een afzonderlijke beoordeling gegeven. Artikel 143 1. Het masterexamen Notarieel recht is behaald indien: de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd, de scriptie is goedgekeurd, de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een beoordeling die ten minste 'voldoende' is. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de titel 'meester in de rechten' verleend. 3. De in lid 2 bedoelde titel wordt in de Engelstalige tekst van het diploma aangeduid met de graad 'master of laws'.
PARAGRAAF 4.2.3. DE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT : HET PROGRAMMA Artikel 144 De masteropleiding Notarieel recht omvat de studie van en het onderwijs in zes vakken, met de volgende studielast (EC) en onderwijsvorm (hoorcolleges HC; werkgroepen WG; essay) gedurende een of twee semesters van veertien weken. 1. Erfrecht II 7 EC Semester 2 HC 2. Huwelijksvermogensrecht II 7 EC Semester 2 HC 3. Notarieel ondernemingsrecht II 10 EC Semester 1 HC 4. Capita selecta notarieel onroerende zakenrecht 6 EC Semester 1 HC 5. Belastingen van rechtsverkeer 6 EC Semester 1 HC 6. Integratievak estate planning 10 EC Semester 1 en 2 HC WG Artikel 145 1. Het tentamen in een vak betreft de gehele studiestof van dat vak. 2. Aan het einde van het eerste semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Notarieel ondernemingsrecht II en Capita selecta notarieel onroerende zakenrecht. 3. Aan het einde van het tweede semester wordt het tentamen afgelegd in de vakken Erfrecht II, Huwelijksvermogensrecht II en Belastingen van rechtsverkeer. 4. Het tentamen in het Integratievak estate planning bestaat uit een beoordeling van praktische oefeningen. Het vak is behaald nadat de docent een verklaring heeft afgegeven dat de student in voldoende mate aan het onderwijs heeft deelgenomen.
47
HOOFDSTUK 5. DE DUALE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT Artikel 146 47 1. De faculteit biedt een duale masteropleiding Nederlands recht aan op het gebied van Onderneming & Recht met een studielast van 60 EC. 2. Het programma van de duale master Onderneming & Recht bevat de volgende drie verplichte onderdelen: a. een onderwijsdeel; b. een onderdeel werkuitoefening, bestaande uit een (gedeeltelijk buitenlandse) stage en een werkperiode; en c. het schrijven van een wetenschappelijk artikel. 3. Studenten die het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen hebben behaald, komen in aanmerking voor toelating tot de duale master. 4. Studenten die het examen van bacheloropleiding Notarieel recht hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de duale master, mits inachtneming van de vrijstellingenregeling als bedoeld in artikel 217. 5. Studenten die het examen van de bacheloropleiding European Law School hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de duale master, mits inachtneming van de vrijstellingenregeling als bedoeld in artikel 219. 6. In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. Artikel 147 1. Studenten die op grond van artikel 146 in aanmerking komen voor toelating, worden tot de duale masteropleiding toegelaten indien zij een selectieprocedure bij de in de opleiding participerende kantoren (hierna: ‘werkgevers’) met succes hebben doorlopen. 2. De faculteit, de student en de werkgever bij wie de werkuitoefening wordt gerealiseerd, sluiten met betrekking tot het onderwijs, de stage en de werkperiode een leer-arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst regelt de rechten en plichten van alle betrokken partijen en bevat in ieder geval bedingen over: - de duur van de overeenkomst; - het onderwijs en de tentamens; - de tijdsduur van de stage en de werkperiode; - de begeleiding van de student; - de werkzaamheden die de student tijdens de stage en de werkperiode dient te verrichten en de beoordeling daarvan; - de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden. 3. Studenten die het bachelorexamen aan een andere Nederlandse universiteit hebben behaald en worden toegelaten tot de duale masteropleiding, dienen zich in te schrijven aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Artikel 148 1. De duale master Onderneming & Recht is afgestemd op een programma van 16 maanden en is verdeeld in 4 perioden. 2. Het onderwijs wordt gegeven in de vorm van werkcolleges en praktische oefeningen. 3. De tentamens in de vakken van de duale master worden mondeling of schriftelijk afgenomen aan het einde van de periode waarin ze zijn gedoceerd. Voor alle vakken is er een herkansing. 4. Het tentamen in de vakken juridische vaardigheden en legal English bestaat uit een beoordeling van praktische oefeningen. De beoordeling bestaat uit de kwalificaties goed, voldoende of niet voldoende. 5. Aan het onderwijs kan het schrijven van essays, annotaties en papers, alsmede het houden van referaten, presentaties of voordrachten zijn verbonden. 6. De duale master wordt afgesloten met een examen dat bestaat uit de bespreking van het wetenschappelijk artikel. 7. Studenten van de duale master studeren gezamenlijk af in de maand december van het jaar volgend op het jaar waarin de opleiding is gestart. Het examen vindt plaats nadat het stageverslag, het werkperiodeverslag en het wetenschappelijk artikel zijn goedgekeurd en alle tentamens van de duale master Onderneming & Recht zijn behaald. Bij afkeuring van het wetenschappelijk artikel is het, bijzondere omstandigheden 47
Artikel 146 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIV
48
8.
voorbehouden, slechts binnen een termijn van drie maanden na de afkeuring mogelijk alsnog af te studeren met de bijzondere toevoeging duale master Onderneming Voor de student die de opleiding niet afrondt, geldt dat de behaalde tentamens de geldigheid behouden voor de masteropleiding van een andere, aan de faculteit verzorgde opleiding voor zover die opleiding dit toelaat.
Artikel 149 1. Het onderwijs van de duale master Onderneming & Recht wordt afgewisseld met een stage in periode 3 en een werkperiode in periode 4. 2. Van de stage dient een verslag van vijf pagina’s te worden geschreven. 3. Van de werkperiode dient een verslag van vijf tot tien pagina’s te worden geschreven. 4. De opleiding wordt afgesloten met het schrijven van een wetenschappelijk artikel. Artikel 150 48 De vakken van de duale master Onderneming & Recht hebben de volgende studielast: 1. Periode 1 (sept.-dec.) 20 EC Ondernemingsrecht 6 EC Insolventie en zekerheden I 6 EC Internationaal Privaatrecht 6 EC Zoeken, verwerken, presenteren 1 EC Het schrijven van een annotatie 1 EC 2. Periode 2 (januari-april) Effectenrecht Zekerheden II en cap. sel. Financ. Contractenrecht verdiept Legal English Case study
20 EC 6 EC 6 EC 6 EC 1 EC 1 EC
3. Periode 3 (mei-juli) Stage (ged. in het buitenland)
5 EC 5 EC
4. Periode 4 (sept.-dec.) Werkperiode in de rechtspraktijk Schrijven van een wtsch. art.
15 EC 1 EC 14 EC
48
Artikel 150 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIV
49
HOOFDSTUK 6. DE ONDERZOEKSMASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT Artikel 151 1. De faculteit biedt een onderzoeksmasteropleiding Nederlands recht aan op het gebied van Onderneming & Recht met een studielast van 120 EC. 2. Het programma van de onderzoeksmaster Onderneming en Recht bevat de volgende drie verplichte onderdelen: a. een onderwijsdeel, inclusief onderwijs in onderzoeksvaardigheden, b. een stage; c. een onderdeel onderzoek, inclusief het schrijven van een wetenschappelijk artikel of een uitgewerkt onderzoeksvoorstel. Artikel 152 1. Studenten die het examen van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen in aanmerking voor toelating tot de onderzoeksmaster, indien zij met meer dan gemiddelde studieresultaten (in beginsel 7,5 of hoger) hun bachelorexamen hebben gehaald. 2. Studenten die het examen van bacheloropleiding Notarieel recht hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen onder dezelfde voorwaarde in aanmerking voor toelating tot de onderzoeksmaster, een en ander met inachtneming van de vrijstellingenregeling als bedoeld in artikel 217 3. Studenten die het examen van de bacheloropleiding European Law School hebben behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, komen onder dezelfde voorwaarde in aanmerking voor toelating tot de duale master, mits inachtneming van de vrijstellingenregeling als bedoeld in artikel 219 4. In alle overige gevallen beslist de examencommissie over de toelating. Artikel 153 1. Het is mogelijk in het tweede jaar van de onderzoeksmaster in te stromen. Studenten komen daarvoor in aanmerking indien zij met meer dan gemiddelde studieresultaten (7,5 of hoger) een masteropleiding hebben afgerond met de afstudeerrichting ondernemingsrecht en/of burgerlijk recht. Artikel 154 1. Krachtens artikel 152 en artikel 153 in aanmerking komende studenten worden toegelaten tot de onderzoeksmaster indien een door de examencommissie aan te stellen selectiecommissie van oordeel is dat de kandidaat beschikt over een academische houding, onder meer blijkend uit voldoende wetenschappelijke motivatie en analytisch vermogen. 2. Artikel 69 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat naar het oordeel van een door de examencommissie aan te stellen selectiecommissie er zicht moet bestaan op afronding van de bacheloropleiding met meer dan gemiddelde studieresultaten. 3. In de in de voorgaande leden bedoelde selectiecommissie is het onderzoekcentrum Onderneming en Recht vertegenwoordigd. Artikel 155 1. De onderzoeksmaster is afgestemd op een programma van 24 maanden en is onderverdeeld in vijf perioden. 2. Het onderwijs wordt gegeven in de vorm van werkcolleges en praktische oefeningen. 3. De tentamens in de vakken van de onderzoeksmaster worden mondeling of schriftelijk afgenomen aan het einde van de periode waarin ze zijn gedoceerd. Voor alle vakken is er een herkansing. 4. Het tentamen in de vakken Zoeken, verwerken, presenteren en Legal English bestaat uit een beoordeling van de praktische oefeningen. De beoordeling bestaat uit de kwalificaties goed, voldoende of niet voldoende. 5. Aan het onderwijs kan het schrijven van essays, annotaties en papers, alsmede het houden van referaten, presentaties of voordrachten zijn verbonden. 6. De onderzoeksmaster wordt afgesloten met een examen dat bestaat uit de bespreking van het wetenschappelijk artikel of het uitgewerkte onderzoeksvoorstel. 7. Studenten van de onderzoeksmaster studeren twee jaar na aanvang van de opleiding gezamenlijk af in de maand augustus. Het examen vindt plaats nadat het stageverslag en het wetenschappelijk artikel of het uitgewerkte onderzoeksvoorstel zijn goedgekeurd en alle tentamens van de onderzoeksmaster zijn behaald. Bij afkeuring van het wetenschappelijk artikel is het, bijzondere omstandigheden voorbehouden, slechts
50
8.
binnen een termijn van drie maanden na de afkeuring mogelijk alsnog af te studeren met de bijzondere toevoeging onderzoeksmaster Onderneming & Recht. Voor de student die de opleiding niet afrondt, geldt dat de behaalde tentamens hun geldigheid behouden voor de masteropleiding van een andere, door de faculteit verzorgde opleiding voor zover die opleiding dit toelaat.
Artikel 156 1. Het onderwijs van de onderzoeksmaster wordt afgewisseld met een stage in periode 3 en een onderzoeksperiode in periode 5. 2. Er dient een stageverslag van vijf pagina’s te worden geschreven. 3. De opleiding wordt afgesloten met een wetenschappelijk artikel of een uitgewerkt onderzoeksvoorstel. Artikel 157 49 De vakken van de onderzoeksmaster Onderneming & Recht hebben de volgende studielast: 1. Periode 1 (sept.-dec.) 20 EC Ondernemingsrecht 6 EC Insolventie en zekerheden I 6 EC Internationaal Privaatrecht 6 EC Zoeken, verwerken, presenteren 1 EC Het schrijven van een annotatie 1 EC 2.
Periode 2 (januari-april) Effectenrecht Zekerheden II en cap. sel. Financ. Contractenrecht verdiept Legal English Case study
20 EC 6 EC 6 EC 6 EC 1 EC 1 EC
3.
Periode 3 (mei-juli) Stage (ged. in het buitenland)
5 EC 5 EC
4.
Periode 4 (sept.-dec.) Rechtsmethodologie Privaatrechtelijke rechtsvinding Rechtsvergelijking Europees privaatr. verdiept Hoge Raad en Cassatie
35 EC EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC
5.
Periode 5 (jan.-april) Meesterlijke voorbeelden Onderzoeksperiode Schrijven van een wtsch. art. of uitgewerkt onderzoeksvoorstel Recht en Ethiek
40 EC 7 EC 12 EC
49
14 EC 7 EC
Artikel 157 is gewijzigd per 1 september 2010. Zie ook overgangsregeling, artikel XIV
51
HOOFDSTUK 6A. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT 50 PARAGRAAF 6A.1. ALGEMEEN Artikel 158 1. De masteropleiding Fiscaal recht omvat een programma voor één studiejaar, met een studielast van 60 EC. 2. Het onderwijs wordt aangeboden in twee semesters van veertien weken. Artikel 158a 1. Tot het onderwijs in de vakken behorend tot de masteropleiding Fiscaal recht wordt toegelaten degene die het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) aan de Radboud Universiteit Nijmegen met goed gevolg heeft afgelegd, waaronder tevens het met het goed gevolg afronden van het keuzevak Inleiding Belastingrecht in het B2-jaar(5 EC). 2. In afwijking van lid 1 heeft wie van het bachelorexamen 160 of meer EC heeft behaald, toegang tot het onderwijs voor tot de masteropleiding behorende vakken waarvoor geen voorkennisvereisten in de zin van paragraaf 14.2.5 gelden, dan wel de vereiste voorkennis is verworven door het behalen van het desbetreffende bachelorvoorkennisvak. 3. De examencommissie beslist in overige gevallen over toelating, waaronder ingeval het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) aan een andere universiteit met goed gevolg is afgelegd. 4. Tot het onderwijs in de vakken behorend tot de masteropleiding Fiscaal recht wordt voorts toegelaten degene die het bachelorexamen Notarieel recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen met goed gevolg heeft afgelegd en de masteropleiding notarieel recht combineert met de masteropleiding Fiscaal recht. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
PARAGRAAF 6A.2. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT: HET ONDERWIJS Artikel 159 1. De masteropleiding Fiscaal recht omvat: a. De studie van en het onderwijs in de vakken, genoemd in artikel 159a, met een gezamenlijke studielast van 44 EC. b. Het schrijven van een academische scriptie, met een studielast van 16 EC. 2. Het schrijven van de scriptie geschiedt in een van de vakken van de masteropleiding Fiscaal recht. 3. Het onderwerp van de scriptie is van fiscaalrechtelijke aard. 4. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid die tegelijk de masteropleiding Fiscaal recht en de masteropleiding Nederlands recht volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 26 EC te schrijven, waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht. 5. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Notarieel recht die tegelijk de masteropleiding Notarieel recht en de masteropleiding Fiscaal recht volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 22 EC te schrijven, waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht. Artikel 159a 1. De masteropleiding Fiscaal recht omvat de studie van en het onderwijs in de volgende vakken: a. Balanslezen verdiept, fiscaal 4 EC eerste semester HC/WG b. Successierecht en Belastingen van rechtsverkeer 6 EC tweede semester HC/WG c. Formeel belastingrecht 4 EC eerste semester HC/WG d. Europees belastingrecht 4 EC tweede semester HC/WG e. Internationaal belastingrecht 5 EC tweede semester HC/WG f. Inkomstenbelasting
50
Hoofdstuk 6a is gewijzigd en treedt in werking per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXV
52
7 EC eerste semester HC/WG Vennootschapsbelasting 7 EC eerste semester HC/WG h. Omzetbelasting 7 EC eerste semester HC/WG 2. In het kader van het programma van de masteropleiding kan een praktijkstage worden gelopen. Op deze stage is de door het faculteitsbestuur vastgestelde stageregeling van toepassing. Aan de goedkeuring van het stageverslag zijn 7 EC verbonden. 3. De examencommissie kan besluiten dat buitencurriculaire activiteiten die onmiddellijk verband houden met en voor de toename van inhoudelijke kennis van belang zijn voor een aan de faculteit gedoceerd vak, gelijk worden gesteld aan een vak uit de afstudeerrichting. Aan deze activiteiten zijn maximaal 7 EC verbonden. g.
PARAGRAAF 6A.3. DE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT: TENTAMENS EN EXAMEN Artikel 160 1. Onderwijs en (her)tentamen vormen een geheel en vinden plaats binnen hetzelfde studiejaar. 2. De tentamens in de vakken van de masteropleiding worden in beginsel schriftelijk afgenomen. 3. De tentamens worden twee keer per studiejaar afgenomen, de eerste maal aan het einde van de onderwijsperiode, de tweede maal in de maand augustus. 4. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een van de in het derde lid genoemde tentamengelegenheden, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 5. Een extra tentamen in de zin van lid 4 wordt in beginsel mondeling afgelegd. Artikel 160a 1. De kandidaat wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld, als onderdeel van de masteropleiding Fiscaal recht, tentamen af te leggen in andere (extra) vakken die aan een universiteit worden onderwezen, dan die welke hij volgens de Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid heeft te kiezen. 2. De kandidaat deelt tijdig aan het faculteitsbestuur mee over welke vakken hij mede wenst te worden getentamineerd. 3. Het tentamen in ieder der toegevoegde vakken wordt afzonderlijk beoordeeld. Artikel 160b 1. De masteropleiding Fiscaal recht wordt afgesloten met de bespreking van de scriptie, bedoeld in artikel 159. De bespreking vindt niet plaats dan nadat de scriptie is goedgekeurd en de tentamens van de vakken behorende tot de masteropleiding met goed gevolg zijn afgelegd en aan eventuele andere vereisten is voldaan. 2. Voor de scriptie wordt een afzonderlijke beoordeling gegeven. Artikel 160c 1. Het masterexamen van de masteropleiding Fiscaal recht is behaald indien: a. de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd; b. de scriptie is goedgekeurd; c. de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een beoordeling die ten minste ‘voldoende’ is. 2. Degene die de masteropleiding Notarieel recht en de masteropleiding Fiscaal recht volgt, wordt toegelaten tot het examen van de masteropleiding Fiscaal recht, indien hij voldoet aan de eisen van lid 1, en de tentamens van alle tot de masteropleiding Notarieel recht behorende vakken met goed gevolg heeft afgelegd en voldaan heeft aan het scriptievereiste in de zin van artikel 143 of artikel 159 lid 5. 3. Aan degene die het masterexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de titel ‘meester in de rechten’ verleend. 4. De in lid 3 bedoelde titel wordt in de Engelstalige tekst van het diploma aangeduid met de graad ‘Master of Law’. 5. Van degene die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de masteropleiding Fiscaal recht met goed gevolg heeft afgerond, wordt de verklaring inzake het ‘civiel effect’ afgegeven die verbonden is aan het afronden van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de masteropleiding Fiscaal recht.
53
HOOFDSTUK 7. DE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW PARAGRAAF 7.1. ALGEMEEN Artikel 161 1. De faculteit biedt een masteropleiding European Law aan met een studielast van 60 EC. 2. Aan de masteropleiding European Law is geen civiel effect verbonden. 3. In afwijking van het tweede lid is aan de masteropleiding European Law civiel effect verbonden, indien de afgestudeerde de bacheloropleiding European Law School en de masteropleiding European Law heeft afgerond. 4. De masteropleiding European Law kent twee varianten: een Engelstalig studieprogramma en een Engels/Nederlandstalig studieprogramma. Artikel 162 1. De tentamens in de vakken van de masteropleiding European law worden hetzij schriftelijk, hetzij mondeling afgenomen 2. Indien studenten op redelijke gronden niet in staat zijn geweest deel te nemen aan een tentamen, kunnen zij bij de examencommissie een gemotiveerd verzoek indienen voor een extra tentamengelegenheid. 3. Een extra tentamen in de zin van lid 2 wordt in de regel mondeling afgelegd. Artikel 163 1. Het masterexamen European Law is behaald indien: a. de tentamens van alle tot de masteropleiding behorende vakken met goed gevolg zijn afgelegd, b. de scriptie is goedgekeurd, c. de bespreking van de scriptie heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een beoordeling die ten minste 'voldoende' is. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de titel 'master of laws' verleend en een getuigschrift uitgereikt. 3. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het getuigschrift wordt uitgereikt. PARAGRAAF 7.2. DE ENGELSTALIGE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW Artikel 164 1. Voor de toelating tot de Engelstalige masteropleiding European Law, als bedoeld in artikel 20, eerste lid, gelden de volgende bijzondere toelatingsvoorwaarden: a. bewezen en aantoonbare kennis van Internationaal of Europees recht, ter beoordeling van de examencommissie. b. schriftelijk bewijs van voldoende kennis van de Engelse taal. Dit bewijs wordt op een van de volgende manieren geleverd: • een score van 550 of meer in de schriftelijke TOEFL-test, of • een score van 213 of meer in de computer TOEFL-test, of • een score van 79 of meer in de TOEFL-test via internet, of • een score van 6.5 in de IELTS-test, of • Cambridge Certificate in Advanced English (ten minste grade C), of • Cambridge Certificate of Proficiency in English (ten minste grade C). 2. In alle overige gevallen beslist de examencommissie. Artikel 165 1. De Engelstalige master European Law omvat een onderwijsprogramma bestaande uit de volgende drie varianten (tracks): a. European Law Advanced Track; b. Human Rights and Migration Law Track; c. European Business Law Track. 2. Het onderwijsprogramma kent in elke variant (track) drie verplichte Europeesrechtelijke vakken van elk 7 EC.
54
3. 4. 5. 6.
7. 8.
Het onderwijsprogramma kent in elke variant (track) optioneel verplichte vakken van elk 7 EC, waarvan de student tenminste een optioneel verplicht vak dient te volgen. Het onderwijsprogramma kent in elke variant keuzevakken van elk 7 EC. Het faculteitsbestuur stelt de lijst vast van verplichte vakken, optioneel verplichte vakken en keuzevakken. Studenten van de Engelstalige masteropleiding European Law kunnen in plaats van de keuzevakken, genoemd op de lijst, als bedoeld in het vijfde lid, twee vergelijkbare keuzevakken (qua inhoud en studielast) aan een buitenlandse universiteit volgen, waarmee de faculteit een samenwerkingsovereenkomst heeft. Het inbrengen van deze vakken in het onderwijsprogramma behoeft de toestemming van de examencommissie. Voor studenten van de Engelstalige masteropleiding European Law die zijn toegelaten op grond van artikel 20, tweede lid, is artikel 108, tweede lid, (studieverblijf in het buitenland), van overeenkomstige toepassing. Het onderwijsprogramma van elke variant bevat het schrijven van een academische scriptie met een studielast van 18 EC in een van de vakken van de masteropleiding European Law. Het onderwerp van de scriptie is Europeesrechtelijk van aard.
PARAGRAAF 7.3. DE ENGELS-/NEDERLANDSTALIGE MASTER-OPLEIDING EUROPEAN LAW Artikel 166 Voor toelating tot de Engels-/Nederlandstalige masteropleiding European Law gelden naast de algemene toelatingsvoorwaarden als bedoeld in artikel 21 de volgende bijzondere toelatingsvoorwaarden: 1. Het met goed gevolg afronden van het vak Inleiding belastingrecht (5 EC) uit de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) van de Radboud Universiteit Nijmegen; 2. Het met goed gevolg afronden van de volgende vier vakken uit de bacheloropleiding European Law School van de Radboud Universiteit Nijmegen: a. Inleiding tot de rechtswetenschap 9 EC b. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC c. Substantive Law of the EU 11 EC d. Ondernemingsrecht 8 EC 3. In alle overige gevallen beslist de examencommissie. Artikel 167 1. De Engels-/Nederlandstalige master European Law omvat een onderwijsprogramma bestaande uit de volgende drie varianten (tracks): a. European Law Advanced Track; b. Human Rights and Migration Law Track; c. European Business Law Track. 2. Het onderwijsprogramma kent in elke variant (track) drie verplichte Europeesrechtelijke vakken van elk 7 EC. 3. Het onderwijsprogramma kent in elke variant (track) optioneel verplichte vakken van elk 7 EC, waarvan de student tenminste een optioneel verplicht vak dient te volgen. 4. Het onderwijsprogramma kent in elke variant keuzevakken van elk 7 EC. 5. Het faculteitsbestuur stelt de lijst vast van verplichte vakken, optioneel verplichte vakken en keuzevakken. 6. Studenten van de Engels-Nederlandstalige masteropleiding European Law kunnen in plaats van de keuzevakken, genoemd op de lijst, als bedoeld in het vijfde lid, twee vergelijkbare keuzevakken (qua inhoud en studielast) aan een buitenlandse universiteit volgen, waarmee de faculteit een samenwerkingsovereenkomst heeft. Het inbrengen van deze vakken in het onderwijsprogramma behoeft de toestemming van de examencommissie. 7. Het onderwijsprogramma van elke variant bevat het schrijven van een academische scriptie met een studielast van 18 EC in een van de vakken van de masteropleiding European Law. Het onderwerp van de scriptie is Europeesrechtelijk van aard. VOOR HET OVERZICHT VAN VAKKEN T.B.V. DE MASTEROPLEIDING EUROPEAN LAW, ZIE BIJLAGE II OER
55
HOOFDSTUK 8. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN BEDRIJFSKUNDE (RECHT EN MANAGEMENT) Artikel 168 51 1. De Faculteit der Rechtsgeleerdheid en de Faculteit der Managementwetenschappen bieden gezamenlijk een studieprogramma aan dat studenten in de gelegenheid stelt zowel het masterdiploma van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) als dat van de academische opleiding bedrijfskunde te behalen. 2. Het programma is afgestemd op een studieplan van 5 jaren en is verdeeld in tien semesters. 3. Het programma bestaat uit de studie van het onderwijs in de vakken van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), de masteropleidingen Nederlands recht en Bedrijfskunde, alsmede in een schakelprogramma (studielast 72 EC) dat leidt tot een Bachelorverklaring Bedrijfskunde die toegang geeft tot de master Bedrijfskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen (hierna: het schakelprogramma bedrijfskunde). Artikel 169 52 53 1. Degene die het programma van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Bedrijfskunde wil volgen, wordt slechts indien de propedeuse Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de eerste drie vakken uit het schakelprogramma bedrijfskunde zijn behaald, toegelaten tot de nog volgende bedrijfswetenschappelijke tentamens uit het schakelprogramma.
2.
3.
4.
Degene die de vakken van het programma met een gezamenlijke studielast van 72 EC met succes heeft afgerond is vrijgesteld van het afleggen van het tentamen van de volgende vakken uit de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht): historische ontwikkeling van het publiekrecht (studielast 6 EC), rechtseconomie, economie inclusief balanslezen (studielast 5 EC) en het keuzevak rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie (studielast 5 EC). Om toegelaten te worden tot het programma van de master Bedrijfskunde, dient het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) te zijn behaald alsmede het schakelprogramma Bedrijfskunde. In het bijzonder dient het optionele keuzevak inleiding belastingrecht uit de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) te zijn gevolgd, alsmede het vak Recht, Arbeid en Management. Laatstgenoemd vak mag als keuzevak dienen in de masteropleiding Nederlands recht. Het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid is behaald zodra de tentamens behorende bij de vakken zoals bedoeld in artikel 171 lid 2, in artikel 172 lid 2 en in artikel 173 lid 2, met goed gevolg zijn behaald en de essays en praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld. De voorsorteervakken van het schakelprogramma Bedrijfskunde worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
Artikel 170 Op de in dit hoofdstuk genoemde vakken van de academische opleiding bedrijfskunde zijn de Onderwijs- en Examenregeling en Uitvoeringsregelingen van de faculteit der managementwetenschappen van toepassing. Artikel 171 54 1. In de propedeutische fase (BI) wordt het onderwijs verzorgd in vier perioden van zeven weken. 2. Het B1 -jaar omvat de studie van en het onderwijs in: a. de vakken uit het propedeusejaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) , bedoeld in artikel 59, met een gezamenlijke studielast van 60 EC, en b. de vakken Inleiding Bedrijfskunde I, Inleiding Bedrijfskunde II en Onderzoeks- en interventiemethodologie van het schakelprogramma Bedrijfskunde, elk met een studielast van 6 EC. 3. Het bepaalde in paragraaf 1.6 is onverkort van toepassing, met dien verstande dat hetgeen in artikel 52b is bepaald uitsluitend betrekking heeft op de vakken zoals bedoeld in lid 2 onder a. Artikel 172 1. In het B2-jaar wordt het onderwijs verzorgd in twee semesters van veertien weken. 51
Zie ook overgangsregeling, artikel IX Zie ook overgangsregeling, artikel IX 53 Artikel 169, lid 4 treedt in werking per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXIII 54 Artikel 171, lid 2; zie overgangsregeling, artikel IX. Artikel 171, lid 3 treedt in werking per 1 september 2010. Zie overgangsregeling, artikel XVII 52
56
2.
Het B2-jaar omvat de studie van en het onderwijs in: a. de vakken uit het tweede jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), bedoeld in artikel 62 met uitzondering van het vak Historische ontwikkeling van het privaatrecht en met toepasselijkheid van artikel 169 leden 2 en 3, en b. vier vakken die behoren tot het schakelprogramma bedrijfskunde, elk met een studielast van 6 EC.
Artikel 173 1. In het B3-jaar wordt het onderwijs verzorgd in twee semesters van veertien weken. 2. Het B3-jaar omvat de studie van en het onderwijs in: a. de vakken uit het derde jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), bedoeld in artikel 65 met toevoeging van het vak Historische ontwikkeling van het privaatrecht en met toepasselijkheid van artikel 169 leden 2 en 3, en b. drie vakken die behoren tot het schakelprogramma bedrijfskunde, elk met een studielast van 6 EC. Artikel 173a 55 1. De student die de gecombineerde opleiding zoals bedoeld in hoofdstuk 8 (Recht & Management) volgt, verliest de aanspraak op voor deze dubbelstudie geldende vrijstellingen, indien de student onvoldoende studievoortgang heeft geboekt. 2. Onder onvoldoende studievoortgang wordt in ieder geval verstaan wanneer de student in zijn tweede studiejaar minder dan 40 EC heeft behaald aan in de vakken zoals bedoeld in artikel 172, tweede lid, onder a. 3. Onder onvoldoende studievoortgang wordt in ieder geval verstaan wanneer de student in zijn derde studiejaar minder dan 45 EC heeft behaald aan in de vakken zoals bedoeld in artikel 173, tweede lid, onder a. 4. Voor het bepalen van het aantal EC zoals in de leden 2 en 3 is bedoeld, telt bij een verleende vrijstelling de studiebelasting van het betreffende vak mee. Artikel 174 1. Het programma omvat in het vierde studiejaar de studie van en het onderwijs in de masteropleiding Nederlands recht zoals omschreven in paragraaf 2.2.2. 2. De masteropleiding bevat verder twee vakken uit het schakelprogramma bedrijfskunde, elk met een studielast van 6 EC. Artikel 174a 1. De Faculteit der Rechtsgeleerdheid en de Faculteit der Managementwetenschappen bieden gezamenlijk een studieprogramma aan dat studenten in de gelegenheid stelt om naast de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid en de masteropleiding Nederlands recht een studieprogramma, bestaande uit bachelorvakken Bedrijfskunde, te volgen. 2. Het studieprogramma, als bedoeld in het eerste lid, bestaat uit 5 vakken bedrijfskunde, met een studielast van 6 EC per vak. 3. Het faculteitsbestuur stelt, in overleg met de Faculteit der Managementwetenschappen de lijst van vakken Bedrijfskunde, als bedoeld in het tweede lid, vast. 4. Aan studenten, die het studieprogramma, als bedoeld in dit artikel, met goed gevolg hebben afgerond, wordt een certificaat uitgereikt.
55
Artikel 173a is toegevoegd per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXIII
57
HOOFDSTUK 9. DE GECOMBINEERDE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN ECONOMIE Artikel 175 1. De faculteit der rechtsgeleerdheid en de faculteit der managementwetenschappen bieden gezamenlijk een studieprogramma aan dat studenten in de gelegenheid stelt zowel het masterdiploma van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) als dat van de academische opleiding Economie te behalen. 2. Het bachelorprogramma Recht en Economie is toegankelijk voor studenten die: én voldoen aan de toelatingseisen voor de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) én voldoen aan de toelatingseisen voor de bacheloropleiding Economie. 3. Het programma is afgestemd op een studieplan van 5 jaren en is verdeeld in tien semesters. 4. Het programma bestaat uit de studie van en het onderwijs in de vakken van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), de opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Economie, alsmede in een schakelprogramma Economie (studielast: 78 of 84 EC) dat leidt tot een Bachelorverklaring Economie die uitsluitend toegang geeft tot één van de masteropleidingen Financiële Economie, Internationale Economie, Accounting & Finance en International Economics & Business van de master Economie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Artikel 176 56 1. Degene die het programma van de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Economie wil volgen, wordt slechts indien de propedeuse Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), en de eerste twee vakken uit het schakelprogramma Economie zijn behaald, toegelaten tot de nog volgende economische tentamens uit het schakelprogramma. 2. Degene die de vakken van het schakelprogramma met een gezamenlijke studielast van 78 of 84 EC met succes heeft afgerond is vrijgesteld van het afleggen van het tentamen van de volgende vakken uit de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht): historische ontwikkeling van het publiekrecht (studielast 6 EC), economie, rechtseconomie en balanslezen (studielast 5 EC) en het keuzevak rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie (studielast 5 EC). 3. Om toegelaten te worden tot het programma van de masteropleiding Economie, dient te zijn voldaan aan de toelatingseisen als uiteengezet in de Onderwijs- en Examenregeling van de Faculteit der Managementwetenschappen. 4. Het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid is behaald zodra de tentamens behorende bij de vakken zoals bedoeld in artikel 178 lid 2, in artikel 179 lid 2 en in artikel 180 lid 2, met goed gevolg zijn behaald en de essays en praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld Artikel 177 Op de in dit hoofdstuk genoemde vakken van de academische opleiding Economie zijn de Onderwijs- en Examenregeling en Uitvoeringsregelingen van de Faculteit der Managementwetenschappen van toepassing. Artikel 178 57 1. In de propedeutische fase (B1) wordt het onderwijs verzorgd in vier perioden van elk zeven weken. 2. Het B1-jaar omvat de studie van en het onderwijs in: a. de vakken uit het propedeusejaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), bedoeld in artikel 59, met een gezamenlijke studielast van 60 EC, en b. De vakken Inleiding Accounting en Finance, Onderzoeks- en interventiemethodologie B en Micro- en macroeconomie 1 uit het schakelprogramma Economie, elk met een studielast van 6 EC. In het traject Accounting & Finance komt het vak Inleiding Accounting & Finance in de plaats van het vak Micro- en macroeconomie 1. 3. Het bepaalde in paragraaf 1.6 is onverkort van toepassing, met dien verstande dat hetgeen in artikel 52b is bepaald uitsluitend betrekking heeft op de vakken zoals bedoeld in lid 2 onder a. Artikel 179 1. In het B2-jaar wordt het onderwijs verzorgd in twee semesters van elk veertien weken. 2. Het B2-jaar omvat de studie van en het onderwijs in: 56 57
Artikel 176, lid 4 treedt in werking per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXIII Artikel 178, lid 3 treedt in werking per 1 september 2010. Zie ook overgangsartikel XVII.
58
a.
de vakken uit het tweede jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), bedoeld in artikel 62 met uitzondering van het vak Historische ontwikkeling van het privaatrecht en met toepasselijkheid van artikel 176 leden 2 en 3, en b. Drie vakken (in de trajecten Financiële Economie en Internationale Economie) dan wel vier vakken (in het traject Accounting & Finance) die behoren tot het schakelprogramma Economie, elk met een studielast van 6 EC.
Artikel 180 1. In het B3-jaar wordt het onderwijs verzorgd in twee semesters van elk veertien weken. 2. Het B3-jaar omvat de studie van en het onderwijs in: a. de vakken uit het derde jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), bedoeld in artikel 65 met toevoeging van het vak Historische ontwikkeling van het privaatrecht en met toepasselijkheid van artikel 176, leden 2 en 3, en b. Vier vakken (in de trajecten Internationale Economie en Accounting & Finance) dan wel vijf vakken (in het traject Financiële Economie) die behoren tot het schakelprogramma Economie, elk met een studielast van 6 EC. Artikel 180a 58 1. De student die de gecombineerde opleiding zoals bedoeld in hoofdstuk 9 (Recht & Economie) volgt, verliest de aanspraak op voor deze dubbelstudie geldende vrijstellingen, indien de student onvoldoende studievoortgang heeft geboekt. 2. Onder onvoldoende studievoortgang wordt in ieder geval verstaan wanneer de student in zijn tweede studiejaar minder dan 40 EC heeft behaald aan in de vakken zoals bedoeld in artikel 179, tweede lid, onder a. 3. Onder onvoldoende studievoortgang wordt in ieder geval verstaan wanneer de student in zijn derde studiejaar minder dan 45 EC heeft behaald aan in de vakken zoals bedoeld in artikel 180, tweede lid, onder a. 4. Voor het bepalen van het aantal EC zoals in de leden 2 en 3 is bedoeld, telt bij een verleende vrijstelling de studiebelasting van het betreffende vak mee. Artikel 181 1. In de masteropleiding wordt het onderwijs verzorgd in twee semesters van elk veertien weken. 2. Het programma omvat in het vierde studiejaar de studie van en het onderwijs in de masteropleiding Nederlands recht zoals omschreven in paragraaf 2.2.2. 3. De masteropleiding bevat verder drie vakken uit het schakelprogramma Economie, elk met een studielast van 6 EC.
58
Artikel 180a treedt in werking per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXIII
59
HOOFDSTUK 10. DE GECOMBINEERDE MASTEROPLEIDINGEN NEDERLANDS RECHT, BELGISCH RECHT EN DUITS RECHT Artikel 182 1. Binnen het raamwerk van het Euregional Universities Network Charter (ondertekend 13 mei 1998) en het Convenant Katholieke Universiteit Nijmegen – Katholieke Universiteit Leuven (ondertekend 2 juli 1998) zijn de faculteiten der rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit Nijmegen en de Katholieke Universiteit Leuven een samenwerkingsverband aangegaan, waarin bijzondere masteropleidingen worden aangeboden aan studenten van de beide faculteiten. 2. Tot het in lid 1 bedoelde samenwerkingsverband behoort ook de Westfälische Wilhelmsuniversität te Münster. 3. De masteropleidingen betreffen onderwijsprogramma’s op het terrein van het Nederlands recht, het Belgisch recht en het Duitse recht. 4. De examencommissie beslist over de toelating tot deze gecombineerde masteropleiding. PARAGRAAF 10.1. NEDERLANDS RECHT Artikel 183 1. Studenten van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven die de Academische Opleiding Rechten volgen komen in aanmerking voor toelating tot de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten, indien zij aan hun faculteit de bacheloropleiding of een daarmee vergelijkbaar onderwijsprogramma hebben afgerond. 2. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de studenten van de Juristische Facultät van de Westfälische Wilhelmsuniversität Münster. 3. Het onderwijsprogramma van de bijzondere masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten omvat de navolgende vakken: a. Staatsrecht (14 EC) hoorcolleges: 2 uren per week, het gehele studiejaar werkcolleges: 2 uren per week, het gehele studiejaar b. Burgerlijk recht I (11 EC) hoorcolleges: 4 uren per week, eerste semester werkcolleges: 2 uren per week, eerste semester essay te schrijven in het kader van burgerlijk recht I óf burgerlijk recht II c. Burgerlijk recht II (15 EC) hoorcolleges: 4 uren per week, tweede semester werkcolleges: 2 uren per week, tweede semester essay te schrijven in het kader van burgerlijk recht I óf burgerlijk recht II d. Bestuurs(proces)recht I (7 EC) hoorcolleges: 2 uren per week, eerste semester werkcolleges: 2 uren per week, eerste semester e. Straf(proces)recht (8 EC) hoorcolleges: gemiddeld 3 uren per week, eerste semester werkcolleges: 2 uren per week, eerste semester essay f. Straf(proces)recht II (7 EC) hoorcolleges: gemiddeld 3 uren per week, tweede semester werkcolleges: 2 uren per week, tweede semester essay g. Burgerlijk procesrecht (6 EC) hoorcolleges: 2 uren per week, eerste semester
60
h. Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom (7 EC) hoorcolleges: 2 uren per week, eerste semester 4. Het onderwijs en de tentamens in de vakken, genoemd in lid 1, worden verzorgd in de Nederlandse taal. 5. Het onderwijsprogramma wordt afgesloten met het schrijven van een scriptie met een studielast van 9 EC. Het onderwerp van de scriptie is bij voorkeur rechtsvergelijkend. 6. Op de tentamens in de vakken, genoemd in het derde lid, is het bepaalde in paragraaf 2.1.2. van overeenkomstige toepassing.
Artikel 184 1. Het onderwijsprogramma is erop gericht dat studenten, die het programma afronden, aan elk van de beide faculteiten een academische graad en/of titel behalen. Het onderwijsprogramma is aanvullend op de juridische opleiding van de zusterfaculteit. 2. Het examen van de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten is afgelegd, indien de tentamens van de in artikel 183, lid 3 bedoelde vakken met goed gevolg zijn afgelegd en de scriptie is goedgekeurd. 3. De graad, verbonden aan de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht voor buitenlandse studenten, wordt slechts verleend, indien tevens de Academische Opleiding Rechten te Leuven is afgerond, respectievelijk het zogeheten Erstes Staatsexam te Münster met goed gevolg is afgelegd. 4. De graad, verbonden aan de gecombineerde masteropleiding Nederlands recht, voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 6, lid 1. PARAGRAAF 10.2. BELGISCH RECHT Artikel 185 Studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) of de bacheloropleiding European Law School, bedoeld in paragraaf 2.1. en in paragraaf 3.1., hebben afgerond, komen in aanmerking voor toelating tot het onderwijsprogramma Belgisch recht. Artikel 186 1. Het onderwijsprogramma Belgisch recht omvat de volgende vakken van de Academische Opleiding Rechten te Leuven: a. staatsrecht, b. personen- en familierecht, c. gerechtelijk privaatrecht, d. strafprocesrecht, e. burgerlijk recht. 2. Studenten dienen daarnaast de volgende vakken, hetzij aan de faculteit te Nijmegen hetzij te Leuven te hebben gevolgd: a. internationaal privaatrecht, b. volkenrecht, c. belastingrecht, d. sociale zekerheidsrecht. 3. Het onderwijsprogramma wordt afgesloten met het schrijven van een academische scriptie met een studielast van 8 EC. De scriptie is bij voorkeur rechtsvergelijkend. 4. Op de tentamens zijn de bepalingen van de onderwijsreglementen van de faculteit der rechtsgeleerdheid te Leuven respectievelijk deze Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid van toepassing. Voor het vak burgerlijk recht wordt voor de studenten van dit onderwijsprogramma een aparte toets afgenomen. Artikel 187 1. Het onderwijsprogramma is erop gericht dat studenten die de opleiding afronden, aan twee faculteiten een academische titel behalen. Het onderwijsprogramma is aanvullend op het programma van de zusterfaculteit. 2. Het examen van het onderwijsprogramma Belgisch recht is afgelegd, indien de tentamens van de in artikel 186 bedoelde vakken met goed gevolg zijn afgelegd en de scriptie is goedgekeurd. 3. De graad, verbonden aan het onderwijsprogramma Belgisch recht, wordt slechts verleend indien de masteropleiding Nederlands recht of de masteropleiding International and European Law is afgerond.
61
PARAGRAAF 10.3. DUITS RECHT Artikel 188 Studenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) of de bacheloropleiding European Law School, als bedoeld in paragraaf 2.1. en in paragraaf 3.1., hebben afgerond, kunnen in aanmerking komen voor toelating tot het onderwijsprogramma Duits recht. Artikel 189 1. Het onderwijsprogramma Duits recht omvat de studie van en het onderwijs in vakken van de Juristische Fakultät van de Westfälische Wilhelmsuniversität te Münster, voorkomend op de door het faculteitsbestuur vast te stellen lijst van vakken. 2. Het onderwijsprogramma wordt afgesloten met het schrijven van een academische scriptie met een studielast van 9 EC. De scriptie is bij voorkeur rechtsvergelijkend. 3. Op de tentamens zijn de bepalingen van de onderwijsreglementen van de juristische Fakultät, Westfälische Wilhelmsuniversität Universität Münster, respectievelijk deze regeling van toepassing. 4. Het onderwijsprogramma omvat drie semesters. Artikel 190 1. Het onderwijsprogramma is erop gericht dat studenten die de opleiding afronden, aan twee faculteiten een academische titel behalen. Het onderwijsprogramma is aanvullend op de juridische opleiding van de zusterfaculteit. 2. Het examen van het onderwijsprogramma Duits recht is afgelegd, indien de tentamens van de in artikel 189 bedoelde vakken met goed gevolg zijn afgelegd en de scriptie is goedgekeurd. 3. De graad, verbonden aan het onderwijsprogramma Duits recht, wordt slechts verleend, indien de masteropleiding Nederlands recht of de masteropleiding International and European Law is afgerond.
62
HOOFDSTUK 11. DE POST-INITIËLE MASTEROPLEIDING PALLAS LL.M. Artikel 191 1. De faculteit neemt deel aan het internationaal samenwerkingsverband van universiteiten, het Pallasconsortium. 2. Het Pallas-consortium heeft tot doel eenjarige postinitiële masteropleidingen te realiseren, zulks ter vervulling van de taak die de Radboud Universiteit Nijmegen als deelnemer in dat samenwerkingsverband op zich heeft genomen bij de van harentwege op 1 juli 1994 ondertekende overeenkomst, als aangepast in 2006. 3. Indien de Nijmeegse faculteit der rechtsgeleerdheid als organiserende faculteit van een postinitiële opleiding als bedoeld in dit artikel optreedt, fungeert de facultaire examencommissie als examencommissie voor deze masteropleiding. Artikel 192 1. De post-initiële masteropleiding European Business law is afgestemd op een studieprogramma van één jaar, met een studielast van 72 EC. 2. Het studieprogramma omvat de studie van en het onderwijs in ten minste zes vakken met een gezamenlijke studielast van 60 EC, alsmede het schrijven van een academische scriptie met een studielast van 12 EC. Artikel 193 1. Het studieprogramma wordt zo ingericht dat de student vertrouwd raakt met de belangrijkste onderdelen van European Business Law. Het programma wordt vastgesteld door de Supervisory Board van het PallasConsortium, genoemd in artikel 191, lid 1, en behoeft de goedkeuring van het faculteitsbestuur. 2. Ieder studieonderdeel van het programma wordt afgesloten met een mondeling of schriftelijk tentamen. Deze tentamens worden afgenomen door de hoogleraar of docent van een van de deelnemende faculteiten, die het onderwijs in het desbetreffende vak heeft verzorgd, of door een door de examencommissie aangewezen deskundige. Artikel 194 1. Aan degene die met goed gevolg de tentamens heeft afgelegd, wiens scriptie is goedgekeurd en die overigens aan alle gestelde eisen heeft voldaan, verleent het Pallas-Consortium de 'Pallas LL.M. degree'. Ten bewijze daarvan wordt een getuigschrift uitgereikt. 2. De faculteit erkent de 'Pallas LL.M. degree' als graad, verworven op basis van een éénjarige postinitiële master van gedegen universitair onderwijs in de rechtsgeleerdheid ('Magister Legum').
63
HOOFDSTUK 12. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD Artikel 195 1. Voor de academische opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Notarieel recht kent de faculteit een in deeltijdse vorm verzorgd programma en een daaraan aangepaste regeling van de tentamens. 2. Op het onderwijs- en examenprogramma, bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van hoofdstuk 2 of hoofdstuk 4 van toepassing, voor zover daarvan niet wordt afgeweken in de navolgende artikelen. 3. Artikel 35a is niet van toepassing op het programma van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Notarieel recht in deeltijdse vorm. PARAGRAAF 12.1. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN PARAGRAAF 12.1.1. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN Artikel 196 1. Het onderwijs in de propedeutische fase (B1-jaar) wordt afgestemd op een programma gespreid over twee jaren, elk onderverdeeld in vier perioden van zeven weken. 2. Het onderwijs in het B2-jaar en het B3-jaar wordt afgestemd op een studieplan van drie jaren. 3. Voor de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) omvat het programma de vakken als bedoeld in artikel 59, 62 en 65. 4. Voor de bacheloropleiding Notarieel recht omvat het programma de vakken als bedoeld in artikel 125, 128 en 131. PARAGRAAF 12.1.2. HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDINGEN Artikel 197 59 Het eerste jaar van de propedeutische fase omvat de studie van en het onderwijs in de volgende vier vakken, gedurende één of meer perioden van zeven weken, met de volgende studielast (EC): 1. Inleiding tot de rechtswetenschap I 9 EC 2. Privaatrecht 10 EC 3. Rechtsfilosofie 4 EC 4. Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden 4 EC Artikel 198 60 Het tweede jaar van de propedeutische fase omvat de studie van en het onderwijs in de volgende vijf vakken, gedurende één of meer perioden van zeven weken, met de volgende studielast (EC): 1. Staats- en bestuursrecht 9 EC 2. Straf(proces)recht 8 EC 3. Rota Criminalis 2 EC 4. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC 5. Schriftelijke Vaardigheden & Argumentatie 4 EC Artikel 199 1. Het faculteitsbestuur bepaalt voor de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) telkenjare geruime tijd vóór de aanvang van het nieuwe studiejaar in welke vakken in dat jaar onderwijs zal worden gegeven aan de deeltijdstudenten, met dien verstande dat gerekend over een periode van drie studiejaren alle in artikel 196 lid 3 genoemde vakken ten minste één maal volledig worden gedoceerd, behoudens het bepaalde in lid 4. 2. De volgorde waarin de studiejaren van de bacheloropleiding Notarieel recht worden doorlopen staat ter keuze van de student, behoudens het bepaalde in de leden 3 en 4.
59 60
Artikel 197 is gewijzigd per 1 september 2011. Artikel 198 is gewijzigd per 1 september 2011
64
3.
4.
Het faculteitsbestuur is bevoegd te bepalen dat in een bepaald studiejaar het onderwijs dat wordt gegeven aan deeltijdstudenten wordt beperkt tot het onderwijs in de vakken, behorend tot één studiejaar, of dat voor hen individuele regelingen worden getroffen. Het faculteitsbestuur is bevoegd te bepalen dat in een bepaald studiejaar geen onderwijs in deeltijd wordt gegeven in één van de vakken rechtsfilosofie, rechtssociologie of criminologie en in één van de vakken inleiding belastingrecht of sociaal recht.
PARAGRAAF 12.1.3. HET ONDERWIJS VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDINGEN Artikel 200
Het onderwijs in de masteropleidingen wordt afgestemd op een programma van twee jaren. PARAGRAAF 12.2. DE TENTAMENS VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDINGEN Artikel 201 1. Het tentamen in de vakken Inleiding tot de rechtswetenschap I, Privaatrecht, Rechtsfilosofie en Rechtsmethodologie wordt afgelegd in het eerste jaar. 2. Het tentamen in de overige B1-vakken wordt afgelegd in het tweede jaar. 3. Deeltijdstudenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) volgen zijn vrijgesteld van: a. het mentoraat, b. de Rotae Criminalis en Carolina, c. de essays bedoeld in artikel 63, lid 4 en d. de essays bedoeld in artikel 66, lid 4. 4. Deeltijdstudenten die de bacheloropleiding Notarieel recht volgen, zijn vrijgesteld van: a. het mentoraat, b. de Rota Criminalis en c. de essays als bedoeld in artikel 66, lid 4. 5. In plaats van de essays wordt een bachelorscriptie geschreven in één van de tot het B2-jaar of B3-jaar behorende vakken Staatsrecht, Straf(proces)recht I of II, Bestuurs(proces)recht I of II, Burgerlijk recht I of II, Rechtsfilosofie, Rechtssociologie of Criminologie. 6. De bachelorscriptie wordt geschreven in het derde jaar, bedoeld in artikel 196, lid 2, ter afronding van de deeltijdse bacheloropleiding. 7. De bachelorscriptie wordt beoordeeld met 'onvoldoende', 'voldoende' of 'goed'. 8. Beoordeling van de bachelorscriptie vindt plaats nadat de tentamens van de in het vierde lid genoemde vakken met goed gevolg zijn afgelegd. Het faculteitsbestuur stelt richtlijnen vast met betrekking tot de inhoud, de omvang en de keuze van de bachelorscriptie in een van de genoemde vakken. 9. Deeltijdstudenten die de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) volgen, dienen deel te nemen aan de Rota Administrativa. 10. De Rota Administrativa wordt met ingang van 2008-2009 eens in de drie jaar aan de deeltijdstudenten aangeboden. 11. Kunnen worden vrijgesteld van de Rota administrativa: deeltijdstudenten die aantoonbaar kunnen maken drie jaar relevante beroepservaring te hebben opgedaan. Onder relevant wordt verstaan: het hebben opgedaan van mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden in een bestuursrechtelijke of hiermee vergelijkbare context. De examencommissie of een daartoe door haar aangewezen persoon beoordeelt de verzoeken. 12. Het vak(onderdeel) Rota Administrativa is met goed gevolg afgelegd als gebleken is dat op voldoende wijze is deelgenomen en de daarbij horende praktische oefeningen als voldoende zijn beoordeeld.
65
HOOFDSTUK 12A. DE ACADEMISCHE OPLEIDINGEN RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) EN NOTARIEEL RECHT IN DEELTIJD IN VERKORTE VORM 61 Artikel 201a 1. Voor de academische opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Notarieel recht kent de faculteit een in deeltijdse vorm verzorgd verkort programma en een daaraan aangepaste regeling van de tentamens. 2. Op het onderwijs- en examenprogramma, bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van hoofdstuk 2 of hoofdstuk 4 van toepassing, voor zover daarvan niet wordt afgeweken in de navolgende artikelen. 3. Artikel 35a is niet van toepassing op het programma van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Notarieel recht in deeltijdse vorm.
PARAGRAAF 12a.1 DE DEELTIJDSE OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) IN VERKORTE VORM Artikel 201b 1. Een commissie toelating deeltijdopleidingen besluit over de toelating van studenten (hierna: deeltijdstudenten) tot de verkorte deeltijdse opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) of Notarieel recht. 2. Het faculteitsbestuur benoemt de leden van de commissie toelating deeltijdopleidingen. 3. Het faculteitsbestuur stelt richtlijnen vast omtrent de toelating tot de verkorte deeltijdse opleiding.
PARAGRAAF 12a.1.1 HET VERKORTE PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE BACHELOROPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT) Artikel 201c 1. Het deeltijdprogramma omvat de studie van en het onderwijs in de volgende vakken uit de propedeutische fase van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), als bedoeld in artikel 59: a. Inleiding tot de rechtswetenschap 9 EC b. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC 2. Deeltijdstudenten die met toepassing van artikel 201b zijn toegelaten tot de deeltijdopleiding, zijn vrijgesteld van de overige vakken van de propedeutische fase van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), als bedoeld in artikel 59. 3. Op voordracht van de commissie toelating deeltijdopleidingen kan de examencommissie, gelet op de juridische voorkennis van deeltijdstudenten, vrijstelling verlenen van de vakken, bedoeld in het eerste lid. 4. Het deeltijdprogramma omvat voor het overige de volgende vakken van het B-2 jaar en het B-3 jaar van de bacheloropleiding rechtsgeleerdheid: a. Straf(proces)recht I 8 EC b. Straf(proces)recht II 7 EC c. Staatsrecht 14 EC d. Geschiedenis Publiekrecht 6 EC e. Bestuurs(proces)recht I 7 EC f. Bestuurs(proces)recht II 7 EC g. Europees mededingingsrecht en intellectuele eigendom 7 EC h. Burgerlijk procesrecht 6 EC i. Geschiedenis privaatrecht 6 EC j. Burgerlijk recht I 11 EC k. Burgerlijk recht II 15 EC l. Ondernemingsrecht 8 EC m. Sociaal recht 5 EC
61
Hoofdstuk 12 A treedt in werking per 1 september 2012
66
5.
6.
Deeltijdstudenten worden toegelaten tot het volgen van het onderwijs in en tot de tentamens van de vakken als bedoeld in het vorige lid, indien zij de vakken, bedoeld in het eerste lid, met goed gevolg hebben afgerond. De toelatingscommissie kan in individuele gevallen aanvullende eisen stellen met betrekking tot het volgen van vakken van het B-2 en B-3 jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht).
Artikel 201d 1. Deeltijdstudenten zijn vrijgesteld van de essays als bedoeld in de artikelen 64 en 66. 2. Het schrijven van een bachelorscriptie met een studielast van 14 EC maakt deel uit van de deeltijdse bacheloropleiding. 3. De bachelorscriptie wordt beoordeeld met een cijfer. Het faculteitsbestuur stelt richtlijnen vast met betrekking tot de inhoud en de omvang van de bachelorscriptie. Artikel 201e 1. Het faculteitsbestuur bepaalt voor de deeltijdse bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) telkenjare geruime tijd voor de aanvang van het nieuwe jaar in welke vakken dat jaar onderwijs zal worden gegeven aan deeltijdstudenten, met dien verstande dat gerekend over een periode van drie studiejaren alle in artikel 201c, vierde lid, bedoelde vakken ten minste eenmaal volledig worden gedoceerd, behoudens het bepaalde in het tweede lid. 2. Het faculteitsbestuur is bevoegd te bepalen dat in een bepaald studiejaar het onderwijs dat wordt gegeven aan deeltijdstudenten, wordt beperkt, in die zin dat voor hen individuele regelingen worden getroffen. Artikel 201f 1. Het bachelorexamen voor de deeltijdse bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) is behaald als: a. alle tentamens van de vakken, als bedoeld in artikel 201c, zijn behaald; b. de bachelorscriptie is goedgekeurd. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad ‘bachelor of laws’ verleend. 3. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het diploma van het bachelorexamen wordt uitgereikt. 4. Het bepaalde in artikel 47 is van toepassing op het diploma van de deeltijdse bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht).
PARAGRAAF 12a.1.2 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDING NEDERLANDS RECHT Artikel 201g Op de deeltijdse masteropleiding Nederlands recht zijn de artikelen 68 tot en met 90 (paragraaf 2.2.) van overeenkomstige toepassing.
PARAGRAAF 12a.2 HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE OPLEIDING NOTARIEEL RECHT IN VERKORTE VORM Artikel 201h 1. Het verkorte deeltijdprogramma omvat de studie van en het onderwijs in de volgende vakken uit de propedeutische fase van de bacheloropleiding Notarieel recht), als bedoeld in artikel 125: a. Inleiding tot de rechtswetenschap 9 EC b. Inleiding Internationaal en Europees recht 10 EC 2. Deeltijdstudenten die met toepassing van artikel 196 zijn toegelaten tot de deeltijdopleiding, zijn vrijgesteld van de overige vakken van de propedeutische fase van de bacheloropleiding Notarieel recht), als bedoeld in artikel 125. 3. Op voordracht van de commissie toelating deeltijdopleidingen kan de examencommissie, gelet op de juridische voorkennis van deeltijdstudenten, vrijstelling verlenen van de vakken, bedoeld in het eerste lid. 4. Het deeltijdprogramma omvat voor het overige de volgende vakken van het B-2 jaar en het B-3 jaar van de bacheloropleiding Notarieel recht, als bedoeld in de artikelen 128 en 131.
67
5. 6.
Deeltijdstudenten worden toegelaten tot het volgen van het onderwijs en in de tentamens van de vakken in het vorige lid, indien zij de vakken, bedoeld in het eerste lid, met goed gevolg hebben afgerond. De toelatingscommissie kan in individuele gevallen aanvullende eisen stellen met betrekking tot het volgen van vakken van het B-2 en B-3 jaar van de bacheloropleiding Notarieel recht.
Artikel 201i 1. Deeltijdstudenten zijn vrijgesteld van de essays als bedoeld in de artikelen 129 en 131. 2. Het schrijven van een bachelorscriptie met een studielast van 14 EC maakt deel uit van de deeltijdse bacheloropleiding. 3. De bachelorscriptie wordt beoordeeld met een cijfer. Het faculteitsbestuur stelt richtlijnen vast met betrekking tot de inhoud en de omvang van de bachelorscriptie. Artikel 201j 1. Het bachelorexamen voor de deeltijdse bacheloropleiding Notarieel recht is behaald als: a. alle tentamens van de vakken, als bedoeld in artikel 201h, zijn behaald; b. de bachelorscriptie is goedgekeurd. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad ‘bachelor of laws’ verleend. 3. Het faculteitsbestuur bepaalt wanneer en op welke wijze het diploma van het bachelorexamen wordt uitgereikt. 4. Het bepaalde in artikel 47 is van toepassing op het diploma van de deeltijdse bacheloropleiding Notarieel recht. PARAGRAAF 12a.2.1 RECHT
HET PROGRAMMA VAN DE DEELTIJDSE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL
Artikel 201k Op de deeltijdse masteropleiding Notarieel recht zijn de artikelen 134 tot en met 145 (paragraaf 4.2.) van overeenkomstige toepassing.
68
HOOFDSTUK 13. VERKORT PROGRAMMA NEDERLANDS RECHT VOOR HBOSTUDENTEN (HBO-SCHAKELPROGRAMMA) 62 Artikel 202 1. Tot het verkort programma Nederlands recht voor HBO-studenten (verder: verkort programma) worden toegelaten de kandidaten met een afgeronde HBO-opleiding aan een Nederlandse hogeschool die: a. voor ten minste 80 EC aan juridische vakken hebben behaald in de vooropleiding, en b. het HBO-diploma behaald hebben met een gemiddeld cijfer van 7 of meer. 2. De faculteit laat per studiejaar maximaal 80 studenten toe tot het verkort programma. 3. Ingeval meer dan 80 ontvankelijke kandidaten zich aanmelden, vindt een selectie plaats op grond van het gemiddelde cijfer behaald voor de vakken: Bestuursrecht, Strafrecht en Privaatrecht.
Artikel 203 1. Het verkort programma is samengesteld uit een schakelprogramma, bestaande uit bachelorvakken met een gezamenlijk studielast van 75 EC, en de masteropleiding Nederlands recht met een studielast van 60 EC. 2. Het schakel programma omvat de navolgende acht vakken: a. Bestuurs(proces)recht I (7EC) b. Bestuurs(proces)recht II, exclusief Rota Administrativa (7 EC) c. Straf(proces)recht I (8 EC) d. Straf(proces)recht II (7 EC) e. Burgerlijk recht I (11 EC) f. Burgerlijk recht II (15 EC) g. Burgerlijk procesrecht (6 EC) h. Staatsrecht (14 EC) Artikel 204 1. Het verkort programma bevat een pre-masterjaar, afgestemd op één studiejaar, met een studielast van 60 EC. Het pre-masterjaar bestaat uit vakken, die onderdeel zijn van het schakelprogramma, zoals bedoeld in artikel 203, tweede lid. 2. Toelating tot de masteropleiding Nederlands recht wordt verkregen mits de gezamenlijke studiebelasting van de behaalde vakken behorende bij de in artikel 203 tweede lid genoemde vakken ten minste 60 EC bedraagt. 3. Paragraaf 2.2 inzake de masteropleiding Nederlands recht is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat het masterexamen is behaald indien voldaan is aan de vereisten van artikel 83 en tevens de vakken van het onderwijsprogramma, zoals bedoeld in artikel 203, tweede lid, met goed gevolg zijn afgerond.
62
Hoofdstuk 13 is gewijzigd en treedt in werking per 1 september 2011
69
HOOFDSTUK 14. VRIJSTELLINGEN EN VOORKENNISVEREISTEN PARAGRAAF 14. 1. VRIJSTELLINGEN PARAGRAAF 14.1.1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 205 1. Studenten kunnen meer dan één academische opleiding in de zin van artikel 2 volgen. 2. Studenten die meer dan één academische opleiding volgen, moeten voldoen aan alle daaraan gestelde eisen, waaronder met name de essay- en rota-verplichtingen horend bij beide opleidingen. 3. Onder de in paragraaf 14.1.2. beschreven voorwaarden worden vrijstellingen verleend op grond van voltooide masteropleidingen op het gebied van de rechtsgeleerdheid. 4. Onder de in paragraaf 14.1.3. beschreven voorwaarden worden vrijstellingen verleend op grond van voltooide bacheloropleidingen op het gebied van de rechtsgeleerdheid. 5. Onder de in paragraaf 14.1.4. beschreven voorwaarden worden vrijstellingen verleend op grond van onvoltooide bacheloropleidingen op het gebied van de rechtsgeleerdheid. 6. In alle overige gevallen kan de examencommissie, gehoord de hoogleraar van het desbetreffende vak, op grond van eerder met goed gevolg afgelegde examens of tentamens in het hoger onderwijs dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden vrijstelling verlenen van het afleggen van een of meer tentamens. Artikel 205a 63 1. De student die meer dan één academische opleiding zoals bedoeld in artikel 205 volgt, kan worden uitgesloten van de toelating tot het onderwijs in de vakken van de opleiding van tweede keuze, indien de student onvoldoende studievoortgang heeft geboekt. 2. Onder onvoldoende studievoortgang wordt bij het volgen van twee bacheloropleidingen in ieder geval verstaan wanneer in het B2-jaar en/of B3-jaar van de eerst gekozen opleiding minder dan 45 EC is behaald. 3. Voor het bepalen van het aantal EC zoals in lid 2 is bedoeld, telt bij een verleende vrijstelling de studiebelasting van het betreffende vak mee.
Artikel 206 1. Een met redenen omkleed verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een tentamen wordt ingediend bij de voorzitter van de examencommissie. 2. De examencommissie neemt een gemotiveerde beslissing binnen één maand na ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt van het besluit onverwijld in kennis gesteld. PARAGRAAF 14.1.2. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID. Artikel 207 1. Degene die het masterexamen Nederlands recht met goed gevolg heeft afgelegd, is voor de academische opleiding Notarieel recht vrijgesteld van: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding, b. alle vakken behorende tot het B2-jaar van de bacheloropleiding, met uitzondering van het vak Personen- en familierecht en met uitzondering van het essay ondernemingsrecht, c. het vak Bestuurs(proces)recht behorende tot het B3-jaar van de bacheloropleiding, d. de vakken welke deel hebben uitgemaakt van de masteropleiding Nederlands recht en overeenkomen met de vakken van de masteropleiding Notarieel recht, en e. de scriptie, mits deze een notarieelrechtelijk onderwerp behandelt. 2. Het bepaalde in lid 1 geldt uitsluitend voor degene die het masterexamen Notarieel recht aflegt binnen acht jaren na het masterexamen Nederlands recht.
63
Artikel 205a treedt in werking per 1 september 2011. Zie ook overgangsregeling, artikel XXIII
70
Artikel 208 64 1. Degene die het masterexamen Nederlands recht met goed gevolg heeft afgelegd, is voor de academische opleiding European Law School/International and European Law vrijgesteld van: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding, b. de vakken Bestuurs(proces)recht I, Bestuurs(proces)recht II, Straf(proces)recht I en Straf(proces)recht II, behorende tot het B2-jaar van de bacheloropleiding, c. de vakken Burgerlijk recht I, Burgerlijk recht II, Burgerlijk procesrecht, Nederlands en Europees ondernemingsrecht, Rechtsfilosofie in Europees perspectief, Rechtssociologie in Europees perspectief en Rechtsgeschiedenis in Europees perspectief, behorende tot het B3-jaar van de bacheloropleiding. 2. Voor het vak Staatsrecht, inclusief het staatsrecht van de landen van de EU, dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 3 EC. 3. Verder dient a. minimaal 28 EC aan mastervakken International and European Law worden behaald, waarvan in ieder geval het vak Judicial Protection in the European Union of het vak Public International Law Advanced, b. een studieverblijf van minimaal drie maanden in het buitenland te worden gerealiseerd en c. een tweede scriptie te worden geschreven. 4. Het bepaalde in lid 1 geldt uitsluitend voor degene die het masterexamen International and European Law aflegt binnen acht jaren na het masterexamen Nederlands recht. Artikel 209 1. Degene die het masterexamen Notarieel recht met goed gevolg heeft afgelegd, is voor de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) vrijgesteld van: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding, b. het keuzevak Inleiding belastingrecht en Historische ontwikkeling van het privaatrecht, behorende tot het B2-jaar van de bacheloropleiding, c. alle vakken van het B3-jaar, met uitzondering van het vak Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom en de Rota Carolina, d. het vak Economie, rechtseconomie en balanslezen, behorende tot het B-3 jaar van de bacheloropleiding, e. de vakken van de masteropleiding, en f. de scriptie, mits deze een studielast van 18 EC heeft. Is dit niet het geval, dan wordt een annotatie geschreven. 2. Het bepaalde in lid 1 geldt uitsluitend voor degene die het masterexamen Nederlands recht aflegt binnen acht jaren na het masterexamen Notarieel recht. Artikel 210 Degene die het masterexamen Notarieel recht met goed gevolg heeft afgelegd, wordt voor de academische opleiding European Law School/International and European Law vrijgesteld van de door de examencommissie aan te wijzen vakken. Artikel 211 65 1. Degene die het masterexamen International and European Law met goed gevolg heeft afgelegd, is voor de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) vrijgesteld van: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding, b. de vakken Bestuurs(proces)recht I (inclusief Rota administrativa), Straf(proces)recht I en het keuzevak behorende tot het B2-jaar van de opleiding, c. de vakken Burgerlijk recht I, Burgerlijk procesrecht, Ondernemingsrecht en het keuzevak behorende tot het B3-jaar van de opleiding, en d. het Europeesrechtelijke onderdeel van het vak mededingingsrecht behorende tot het B3-jaar. 2. Voor het vak Staatsrecht dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 3 EC. 3. Voor het vak Straf(proces)recht II dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 3 EC. 4. Voor het vak Bestuurs(proces)recht II dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 2 EC. 5. Voor het vak Burgerlijk recht II dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 7 EC. 6. Voor het vak Historische ontwikkeling van het publiekrecht dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 2 EC. 64 65
Artikel 208, lid 1c is gewijzigd per 1 september 2011 Artikel 2011, lid 1c is gewijzigd per 1 september 2011
71
7.
Verder dient a. minimaal 28 EC aan mastervakken Nederlands recht dienen te worden behaald en b. een tweede scriptie te worden geschreven. 8. Het bepaalde in de voorgaande leden 3 geldt uitsluitend voor degene die het masterexamen Nederlands recht aflegt binnen acht jaren na het masterexamen International and European Law.
Artikel 212 Degene die het masterexamen International and European Law met goed gevolg heeft afgelegd, wordt voor de academische opleiding Notarieel recht vrijgesteld van de door de examencommissie aan te wijzen vakken. [vervallen: artikel 213] Artikel 214 1. Degene die aan de Universiteit van Tilburg met goed gevolg het masterexamen fiscaal recht heeft afgelegd en binnen die opleiding met succes tentamen afgelegde voor het keuzevak Fiscale aspecten van verervingen, is voor de academische opleiding Notarieel recht vrijgesteld van de volgende vakken: a. burgerlijk recht I en II (25 EC) b. economie, rechtseconomie en balanslezen (3 EC) c. notarieel ondernemingrecht I (10 EC) d. historische ontwikkeling van het privaatrecht (6 EC) e. rechtsfilosofie (5 EC) f. personen- en familierecht (5 EC) g. inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (17 EC) h. successierecht (9 EC) i. bestuurs(proces)recht (6 EC) j. integratievak estate planning (10 EC) en k. de scriptie (14 EC) 2. Het bepaalde in lid 1 geldt uitsluitend voor degene die het masterexamen Notarieel recht aflegt binnen acht jaren na het behalen van het masterexamen fiscaal recht aan de Universiteit van Tilburg. PARAGRAAF 14.1.3. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID Artikel 215 1. Degene die het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) met goed gevolg heeft afgelegd, wordt toegelaten tot het onderwijs in de academische opleiding Notarieel recht, mits hij voldoet aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hem te volgen vakken. 2. Een bachelor Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) is voor de academische opleiding Notarieel recht vrijgesteld van: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding, b. alle vakken behorende tot het B2-jaar van de bacheloropleiding, met uitzondering van het vak Personen- en familierecht en met uitzondering van het essay ondernemingsrecht, en c. het vak Bestuurs(proces)recht behorende tot het B3-jaar van de bacheloropleiding. 3. Bachelors Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) die zijn toegelaten tot het onderwijs in de zin van lid 1, kunnen tot het onderwijs in de masteropleiding Notarieel recht worden toegelaten als zij in de bacheloropleiding Notarieel recht een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben en mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 4. Bachelors Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) die tegelijk de masteropleiding Nederlands recht en de masteropleiding Notarieel recht volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 22 EC te schrijven waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht. Artikel 216 66 1. Degene die het bachelorexamen Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) met goed gevolg heeft afgelegd, wordt toegelaten tot het onderwijs in de academische opleiding European Law School/International and European Law, mits hij voldoet aan de voorkenniseisen van de door hem te volgen vakken. 66
Artikel 216, lid 2c is gewijzigd per 1 september 2011
72
2.
Een bachelor Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) is voor de academische opleiding European Law School/International and European Law vrijgesteld van: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding, b. de vakken Bestuurs(proces)recht I, Bestuurs(proces)recht II, Straf(proces)recht I en Straf(proces)recht II, behorende tot het B2-jaar van de bacheloropleiding, en c. de vakken Burgerlijk recht I, Burgerlijk recht II, Burgerlijk procesrecht, Ondernemingsrecht behorende tot het B3-jaar van de bacheloropleiding. 3. Voor het vak Staatsrecht, inclusief het staatsrecht van de landen van de EU, dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 3 EC. 4. Bachelors Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) die zijn toegelaten tot het onderwijs in de zin van lid 1, kunnen tot het onderwijs in de masteropleiding International and European Law worden toegelaten als zij in de bacheloropleiding European Law School een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben en mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 5. Bachelors Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) die tegelijk de masteropleiding Nederlands recht en de masteropleiding International and European Law volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 28 EC te schrijven waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht. Artikel 217 1. Degene die het bachelorexamen Notarieel recht met goed gevolg heeft afgelegd, wordt toegelaten tot het onderwijs in de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), mits hij voldoet aan de voorkenniseisen van de door hem te volgen vakken. 2. Een bachelor Notarieel recht is voor de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) vrijgesteld van de vakken: a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), b. Historische ontwikkeling van het privaatrecht en het keuzevak inleiding belastingrecht behorende tot het B2-jaar van de bacheloropleiding, c. alle vakken van het B3-jaar, met uitzondering van het vak Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom en de Rota Carolina, en d. het vak Economie, rechtseconomie en balanslezen behorende tot het B3-jaar van de bacheloropleiding. 3. Bachelors Notarieel recht die zijn toegelaten tot het onderwijs in de zin van lid 1, kunnen tot het onderwijs in de masteropleiding Nederlands recht worden toegelaten als zij in de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben en mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken.
4. Bachelors Notarieel recht die tegelijk de masteropleiding Notarieel recht en de masteropleiding Nederlands recht volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 22 EC te schrijven waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht Artikel 218 1. Degene die het bachelorexamen Notarieel recht met goed gevolg heeft afgelegd, wordt toegelaten tot het onderwijs in de academische opleiding European Law School/International and European Law, mits hij voldoet aan de voorkenniseisen van de door hem te volgen vakken. 2. Een bachelor Notarieel recht is voor de academische opleiding European Law School/International and European Law vrijgesteld van de door de examencommissie aan te wijzen vakken. 3. Bachelors Notarieel recht die zijn toegelaten tot het onderwijs in de zin van lid 1, kunnen tot het onderwijs in de masteropleiding International and European Law worden toegelaten als zij in de bacheloropleiding European Law School een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben en mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 4. Bachelors Notarieel recht die tegelijk de masteropleiding Notarieel recht en de masteropleiding International and European Law volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 21 EC te schrijven waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht.
73
Artikel 219 67 1. Degene die het bachelorexamen European Law School met goed gevolg heeft afgelegd, wordt toegelaten tot het onderwijs in de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), mits hij voldoet aan de voorkenniseisen van de door hem te volgen vakken. 2. Een bachelor European Law School is voor de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) vrijgesteld van a. alle vakken behorende tot het B1-jaar van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), b. de vakken Bestuurs(proces)recht I (incl. Rota Administrativa), Straf(proces)recht I en het keuzevak behorende tot het B2-jaar van de opleiding, c. de vakken Burgerlijk recht I, Ondernemingsrecht, Burgerlijk procesrecht en d. het Europeesrechtelijke onderdeel van het vak Mededingingsrecht behorende tot het B3-jaar. 3. Voor het vak Staatsrecht dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 3 EC. 4. Voor het vak Straf(proces)recht II dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 2 EC. 5. Voor het vak Bestuurs(proces)recht II dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 2 EC. 6. Voor het vak Burgerlijk recht II dient een aanvullend tentamen te worden afgelegd van 7 EC. 7. Bachelors European Law School die zijn toegelaten tot het onderwijs in de zin van lid 1, kunnen tot het onderwijs in de masteropleiding Nederlands recht worden toegelaten als zij in de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben en mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 8. Bachelors European Law School die tegelijk de masteropleiding International and European Law en de masteropleiding Nederlands recht volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 28 EC te schrijven waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht Artikel 220 1. Degene die het bachelorexamen European Law School met goed gevolg heeft afgelegd, wordt toegelaten tot het onderwijs in de academische opleiding Notarieel recht, mits hij voldoet aan de voorkenniseisen van de door hem te volgen vakken. 2. Een bachelor European Law School is voor de academische opleiding Notarieel recht vrijgesteld van de door de examencommissie aan te wijzen vakken. 3. Bachelors European Law School die zijn toegelaten tot het onderwijs in de zin van lid 1, kunnen tot het onderwijs in de masteropleiding Notarieel recht worden toegelaten als zij in de bacheloropleiding Notarieel recht een deficiëntie van maximaal 20 EC hebben en mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 4. Bachelors European Law School die tegelijk de masteropleiding International and European Law en de masteropleiding Notarieel recht volgen, kunnen ervoor kiezen één scriptie van 21 EC te schrijven waarin onderwerpen behorende tot beide academische opleidingen voldoende worden belicht. PARAGRAAF 14.1.4. VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN NIET-VOLTOOIDE BACHELOROPLEIDINGEN OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID Artikel 221 68 1. Studenten die de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de academische opleiding Notarieel recht volgen, en nog geen van de daaraan verbonden bachelorexamens hebben behaald, worden toegelaten tot het onderwijs van de tweede opleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 2. Studenten Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) die het propedeutisch examen hebben behaald worden toegelaten tot het onderwijs in het B2- en B3-jaar van de academische opleiding Notarieel recht, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 3. Studenten Notarieel recht die het propedeutisch examen hebben behaald, worden toegelaten tot het onderwijs in het B2- en B3-jaar van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 4. Studenten in de zin van dit artikel moeten voldoen aan alle essay- en rota-eisen van beide opleidingen. 5. Het bepaalde in artikel 205a is van overeenkomstige toepassing.
67 68
Artikel 219, lid 2c is gewijzigd per 1 september 2011 Artikel 221, lid 5 treedt in werking per 1 september 2011.
74
Artikel 222 69 1. Studenten die de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en de academische opleiding European Law School/International and European Law volgen, en nog geen van de daaraan verbonden bachelorexamens hebben behaald, worden toegelaten tot het onderwijs van de tweede opleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 2. Studenten Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) die het propedeutisch examen hebben behaald worden toegelaten tot het onderwijs in het B2- en B3-jaar van de academische opleiding European Law School/International and European Law, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 3. Studenten European Law School/International and European Law die het propedeutisch examen hebben behaald, worden toegelaten tot het onderwijs in het B2- en B3-jaar van de academische opleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 4. Studenten in de zin van dit artikel moeten voldoen aan alle essay- en rota-eisen van beide opleidingen. 5. Het bepaalde in artikel 205a is van overeenkomstige toepassing. Artikel 223 70 1. Studenten die de academische opleiding Notarieel recht en de academische opleiding European Law School/International and European Law volgen, en nog geen van de daaraan verbonden bachelorexamens hebben behaald, worden toegelaten tot het onderwijs van de tweede opleiding, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 2. Studenten Notarieel recht die het propedeutisch examen hebben behaald worden toegelaten tot het onderwijs in het B2- en B3-jaar van de academische opleiding European Law School/International and European Law, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 3. Studenten European Law School/International and European Law die het propedeutisch examen hebben behaald worden toegelaten tot het onderwijs in het B2- en B3-jaar van de academische opleiding Notarieel recht, mits zij voldoen aan de voorkenniseisen die bestaan voor de door hen te volgen vakken. 4. Studenten in de zin van dit artikel moeten voldoen aan alle essay- en rota-eisen van beide opleidingen. 5. Het bepaalde in artikel 205a is van overeenkomstige toepassing.
PARAGRAAF 14.1.5 VRIJSTELLINGEN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDING NOTARIEEL RECHT EN OP GROND VAN VOLTOOIDE MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT Artikel 223a Degene die het masterexamen Notarieel recht met goed gevolg heeft afgelegd, is voor de masteropleiding Fiscaal recht vrijgesteld van de vakken die deel uitmaken van de masteropleiding Fiscaal recht en overeenkomen met de vakken van de bachelor- en masteropleiding Notarieel recht.
Artikel 223b Degene die het masterexamen Fiscaal recht met goed gevolg heeft afgelegd, is voor de masteropleiding Nederlands recht vrijgesteld van de keuzevakken Inkomstenbelasting en Vennootschapsbelasting van de masteropleiding Nederlands recht
PARAGRAAF 14. 2. VOORKENNISVEREISTEN PARAGRAAF 14.2.1. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING RECHTSGELEERDHEID (NEDERLANDS RECHT)
69 70
Artikel 222, lid 5 treedt in werking per 1 september 2011. Artikel 223, lid 5 treedt in werking per 1 september 2011.
75
Artikel 224 1. In de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) vereist toegang tot het onderwijs van het B2jaar in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B1-voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het B2-vak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende B2-vakken vereisen de volgende B1-voorkennis: a. B2-Staatsrecht Staats- en Bestuursrecht b. B2-Bestuurs(proces)recht I Staats- en Bestuursrecht c. B2-Bestuurs(proces)recht II Staats- en Bestuursrecht d. Rota Administrativa Staats- en bestuursrecht e. B2-Straf(proces)recht I Strafrecht f. B2-Straf(proces)recht II Strafrecht 4. Aan de Rota Administrativa kan niet worden deelgenomen zonder dat de Rota Criminalis met succes is afgerond. Artikel 225 1. In de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) vereist toegang tot het onderwijs van het B3jaar in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het B3-vak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende B3-vakken vereisen de volgende B1-voorkennis: a. Burgerlijk recht I Privaatrecht b. Burgerlijk recht II Privaatrecht c. Ondernemingsrecht Privaatrecht d. Burgerlijk procesrecht Privaatrecht e. Rota Carolina Privaatrecht f. Europees mededingingsrecht Inleiding Internationaal en Europees recht en Intellectuele Eigendom 4. Aan de Rota Carolina kan niet worden deelgenomen zonder dat de Rota Administrativa met succes is afgerond. Artikel 226 1. In de masteropleiding Nederlands recht vereist toegang tot het onderwijs in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B2- of B3-voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het mastervak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. Artikel 227 In de afstudeerrichting burgerlijk recht vereisen de volgende mastervakken de volgende B2- en/of B3voorkennis: a. Aansprakelijkheid & Verzekering Burgerlijk recht II en Verzekeringsrecht b. Arbeidsrecht Burgerlijk recht II c. Burgerlijk recht verdiept: aansprakelijkheidsrecht Burgerlijk recht II d. Burgerlijk recht verdiept: contractenrecht Burgerlijk recht I en II e. Burgerlijk recht verdiept: goederenrecht Burgerlijk recht I f. Concernrecht Ondernemingsrecht g. Erfrecht II Erfrecht I h. European Private law Burgerlijk recht I en II en Burgerlijk procesrecht i. Faillissementsrecht Burgerlijk recht I en II j. Geschiedenis van het Europees privaatrecht; vergelijkend goederenrecht Burgerlijk recht I (Goederenrecht), Historische ontwikkeling van het privaatrecht k. Huurrecht Burgerlijk recht II
76
l. Internationaal privaatrecht m. Masterclass Burgerlijk recht n. Practicum in civiele zaken o. Privaatrechtelijke rechtsvergelijking
Burgerlijk recht I en II Burgerlijk recht I en II Burgerlijk recht II en Burgerlijk procesrecht Burgerlijk recht I en II
Artikel 228 In de afstudeerrichting ondernemingsrecht vereisen de volgende mastervakken de volgende B2- en/of B3voorkennis: a. Arbeidsrecht Burgerlijk recht II b. Concernrecht Ondernemingsrecht c. Effectenrecht Ondernemingsrecht d. Faillissementsrecht Burgerlijk recht I en II e. Internationaal privaatrecht NL recht en/of verdiept Burgerlijk recht I en II, Burgerlijk (proces)recht f. Ondernemingsrecht verdiept Ondernemingsrecht g. Notarieel ondernemingsrecht II Notarieel ondernemingsrecht I h. Onderneming & Arbeid Ondernemingsrecht i. Ondernemingsstrafrecht Ondernemingsrecht Artikel 229 In de afstudeerrichting Staats- en Bestuursrecht vereisen de volgende mastervakken de volgende B2- en/of B3voorkennis: a. Bestuursrecht verdiept Bestuursrecht I & II, Rota Administrativa en Staatsrecht b. Amerikaans staatsrecht Staatsrecht c. Comparative constitutional law Staatsrecht d. Gemeenterecht/decentralisatie Burgerlijk recht II, Strafrecht II, Bestuursrecht I en II en Staatsrecht e. Masterclass Bestuursrecht Bestuursrecht I en II, Rota Administrativa f. Milieurecht Bestuursrecht I en II, Staatsrecht g. Onderwijsrecht Bestuursrecht I en II en Staatsrecht h. Recht van de ruimtelijke ordening Bestuursrecht I en II en Staatsrecht i. Staatsrecht verdiept Staatsrecht Artikel 230 In de afstudeerrichting Straf(proces)recht vereisen de volgende mastervakken de volgende B2- en/of B3voorkennis: a. Bijzonder strafrecht Strafrecht I en II b. Internationaal strafrecht Strafrecht I c. Ondernemingsstrafrecht Strafrecht I en II d. Penitentiair recht Strafrecht II e. Strafrecht verdiept Strafrecht I en II
[vervallen per 1 september 2010: artikel 231]
PARAGRAAF 14.2.2. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING EUROPEAN LAW SCHOOL/INTERNATIONAL AND EUROPEAN LAW Artikel 232 71 1. In de bacheloropleiding European Law School vereist toegang tot het onderwijs van het B2-jaar in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B1-voorkennis hebben verworven. 71
Artikel 232, lid 3 is gewijzigd per 1 september 2011
77
2. 3.
4.
Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het B2-vak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. De volgende B2-vakken vereisen de volgende B1-voorkennis: a. Institutional Law of the EU Inleiding Europees en Internationaal recht b. Straf(proces)recht I Straf(proces)recht c. Staatsrecht Staats- en Bestuursrecht d. Straf(proces)recht II Straf(proces)recht e. Bestuurs(proces)recht I Staats- en Bestuursrecht f. Bestuurs(proces)recht II Staats- en Bestuursrecht g. Substantive Law of the EU Inleiding Europees en Internationaal recht h. Rota Intern./Rota Europaea Inleiding Europees en Internationaal recht i. Fundamental Rights in Europe Inleiding Europees en Internationaal recht Aan de Rota Europaea/Rota Internationalis kan niet worden deelgenomen zonder dat de Rota Criminalis met succes is afgerond.
Artikel 233 72 1. In de bacheloropleiding European Law School vereist toegang tot het onderwijs van het B3-jaar in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het B3-vak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende B3-vakken vereisen de volgende voorkennis: a. The Law of International Organisations Inleiding Internationaal en Europees recht b. Implementation of EU Law Institutional Law of the EU c. Burgerlijk recht I Privaatrecht d. Burgerlijk procesrecht Privaatrecht e. Harmonisation in the EU Inleiding Internationaal en Europees recht f. Burgerlijk recht II Privaatrecht g. Various Branches of International Law Inleiding Internationaal en Europees recht h. Nederlands en Eur. Ondernemingsrecht Privaatrecht
Artikel 234 73 1. In de masteropleiding International and European Law vereist toegang tot het onderwijs in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het mastervak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende mastervakken vereisen de volgende B2- en/of B3-voorkennis: a. Judicial Protection in the EU Institutional Law of the EU b. Public International Law advanced Various Branches of International Law c. European Competition law Substantive law of the EU of Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom d. European Law Moot Court competition Substantive Law of the EU, of Institutional Law of the EU of Europees mededingingsrecht en Intellectuele Eigendom e. European Private Law Burgerlijk recht I en II f. EU External Relations Law Institutional Law of the EU g. Internationaal privaatrecht Burgerlijk recht I en II en Burgerlijk procesrecht h. International Law Moot Court competition Inleiding Internationaal en Europees recht i. Internationaal strafrecht B2-Strafrecht I j. International/European Tax Law B3- Inkomstenbelasting
72 73
Artikel 233, lid 3 is gewijzigd per 1 september 2011 Artikel 234, lid 3 is gewijzigd per 1 september 2011
78
PARAGRAAF 14. 2.3. VOORKENNISVEREISTEN OPLEIDING NOTARIEEL RECHT Artikel 235 1. In de bacheloropleiding Notarieel recht vereist toegang tot het onderwijs van het B2-jaar in de hierna volgende vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B1-voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het B2-vak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende B2-vakken vereisen de volgende B1-voorkennis: a. Burgerlijk recht I Privaatrecht b. Burgerlijk recht II Privaatrecht c. Burgerlijk procesrecht Privaatrecht d. Personen- en familierecht Privaatrecht e. Notarieel ondernemingsrecht I Privaatrecht Artikel 236 74 1. In de bacheloropleiding Notarieel recht vereist toegang tot het onderwijs van het B3-jaar in de hierna volgende vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B2-voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het B3-vak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende B3-vakken vereisen de volgende B2-voorkennis a. Agrarisch recht Burgerlijk recht I en II b. Internationaal privaatrecht Burgerlijk recht I en II en Burgerlijk procesrecht Artikel 237 1. In de masteropleiding Notarieel recht vereist toegang tot het onderwijs in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B2- of B3-voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het mastervak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende mastervakken vereisen de volgende B2- en/of B3-voorkennis: a. Erfrecht II Erfrecht I b. Huwelijksvermogensrecht II Huwelijksvermogensrecht I c. Capita Selecta Onroerend Burgerlijk recht I en II, Burgerlijk zakenrecht procesrecht, Huwelijksvermogensrecht I, Notariële beroepsethiek en regelgeving d. Integratievak estate planning Erfrecht I, Huwelijksvermogensrecht I, Inkomstenbelasting of Vennootschapsbelasting, Successierecht, Notarieel Ondernemingsrecht I PARAGRAAF 14.2.4. VOORKENNISVEREISTEN DUALE MASTEROPLEIDING ONDERNEMING & RECHT Artikel 238 1. In de duale masteropleiding Nederlands recht (Onderneming & Recht) vereist toegang tot het onderwijs in de hierna vermelde vakken het bewijs dat studenten daaraan voorafgaand B2- of B3-voorkennis hebben verworven. 2. Voorkennis in de zin van lid 1, is verworven middels een vóór aanvang van het mastervak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak. 3. De volgende mastervakken vereisen de volgende B2- en/of B3-voorkennis: a. Internationaal privaatrecht Burgerlijk recht I en II en Burgerlijk procesrecht b. Effectenrecht Ondernemingsrecht [paragraaf 14.2.5 en artikel 239 zijn per 1 september 2010 komen te vervallen] 74
Artikel 236 is gewijzigd per 1 september 2011
79
PARAGRAAF 14.2.6. VOORKENNISVEREISTEN MASTEROPLEIDING FISCAAL RECHT Artikel 239a 1. De volgende mastervakken vereisen de volgende B2- en/of B3 voorkennis: a. Balanslezen verdiept, fiscaal Economie inclusief Balanslezen b. Inkomstenbelasting Inleiding Belastingrecht Voorkennis in de zin van lid 1 is verworven middels een vóór aanvang van het mastervak met goed gevolg afgelegd tentamen in het voorkennisvak.
80
HOOFDSTUK 15. BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT SCHRIFTELIJKE WERKSTUKKEN IN VERBAND MET OVERNAME EN BRONVERMELDING Artikel 240 1. a. Scripties, essays en andere schriftelijke werkstukken dienen, in het bijzonder waar het betreft overnemingen uit andermans werk, te voldoen aan de bepalingen van de Auteurswet 1912 en de normen die krachtens de wetenschappelijke gewoonte gelden voor behoorlijk publiceren. b. Iedere overname uit ander werk dient herkenbaar, gerechtvaardigd en inhoudelijk en naar herkomst verifieerbaar te zijn. c. Met uitzondering van het bepaalde in lid 3, onder d van dit artikel, gelden de regels voor overname en bronvermelding ongeacht of de overname al dan niet geschiedt met toestemming of medeweten van de auteur van het overgenomen werk. d. Aan de begeleidend docent overgelegde werkstukken, of concepten daarvan, kunnen in iedere fase door deze elektronisch of anderszins worden getoetst op overnames uit werk van derden en op bronvermelding. 2. Een overname uit het werk van een ander – qua tekst, beeld of anderszins – dient steeds herkenbaar te zijn door het gebruik van leestekens, typografie of andere aanwijzingen waardoor ondubbelzinnig blijkt dat en wat is overgenomen. 3. Bij overnamen uit het werk van anderen dient: a. de integriteit gerespecteerd te worden van het werk waaruit wordt overgenomen; b. de overname in een redelijke verhouding te staan tot zowel het werk waaruit wordt overgenomen als tot het werk waarin wordt overgenomen; c. de overname te zijn gerechtvaardigd door het doel waarvoor en de context waarin zij geschiedt; d. rekening te worden gehouden met de beperkingen die de Auteurswet 1912 oplegt ten aanzien van citeren uit niet-openbaargemaakte werken. 4. Overgenomen werk dient inhoudelijk en naar herkomst verifieerbaar te zijn. a. Bij iedere overname dient verwezen te worden naar de maker van het werk en naar de bron, tenzij dit redelijkerwijze niet mogelijk is; dan dient dit laatste vermeld te worden. b. Waar wordt overgenomen uit efemere bronnen –zoals teksten op internet, voorzover die na verloop van tijd niet meer toegankelijk kunnen zijn– of naar moeilijk toegankelijke bronnen, dient de student de bron te documenteren door een elektronische of een papieren kopie, die verificatie van inhoud en herkomst mogelijk maakt, voor de docent ter beschikking te houden. Indien dit bezwaarlijk is, dient voorafgaand overleg met de docent te worden gepleegd. 5. Waar de overname geschiedt in de vorm van een substantiële ontlening aan inhoudelijke elementen van andermans werk, waaronder gegevens, meningen, conclusies en/of structuur, zijn de voorgaande regels zoveel mogelijk van toepassing, tenzij het betreft algemeen bekende of gebruikelijke elementen en/of de overname kwantitatief of kwalitatief verwaarloosbaar van aard is. Artikel 241 1. Waar wordt vastgesteld dat door een student de regels aangaande overname en bronvermelding niet behoorlijk in acht zijn genomen, dient dit betrokken te worden in de beoordeling van het werkstuk. 2. De verantwoordelijke hoogleraar kan de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een op te dragen onderwerp. 3. De aanvullende sanctie kan worden opgelegd dat het werkstuk eerst na het verstrijken van een termijn van 6 maanden wordt beoordeeld. Artikel 242 1. Onder ernstige nalatigheid wordt verstaan dat een student ten aanzien van kwalitatief of kwantitatief substantiële gedeelten van het werkstuk heeft nagelaten om de regels in verband met overname en bronvermelding in acht te nemen.
81
2. 3. 4. 5.
Ernstige nalatigheid aangaande de regels met betrekking tot overname en bronvermelding geldt als fraude. Ernstige nalatigheid wordt door de betrokken docent altijd gemeld bij de Examencommissie en bij de verantwoordelijke hoogleraar. De Examencommissie registreert de gevallen waarin zij ernstige nalatigheid vaststelt. Bij ernstige nalatigheid kan de Examencommissie naast de onder voorgaande artikel genoemde sancties maatregelen opleggen, inhoudende dat de student gedurende een door de Examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 1 jaar het recht wordt ontnomen één of meer daarbij aan te wijzen tentamens of examens aan de faculteit af te leggen.
Artikel 243 1. In de masterfase geldt voor studenten en docenten een bijzondere zorgvuldigheidsplicht ten aanzien van de naleving van de regels inzake overname en bronvermelding. 2. In de masterscriptie wordt altijd geacht sprake te zijn van ernstige nalatigheid: - bij 3 of meer letterlijke overnames zonder bronvermelding; - bij minder dan 3 letterlijke overnames zonder bronvermelding, indien deze (tezamen) meer bedragen dan 12 regels tekstequivalent 12 punts times new roman. Een en ander geldt onverminderd de mogelijkheid om ook geringere overtredingen als ernstig aan te merken als daar in de gegeven omstandigheden aanleiding toe bestaat. 3. Bij twijfel of ernstige nalatigheid aan de orde is in geval van onregelmatigheden ten aanzien van een Masterscriptie of een ander werkstuk in de Masterfase raadpleegt de betrokken docent de Examencommissie. 4. Als bij een afstudeerscriptie ernstige nalatigheid in de zin van artikel 243 lid 1 wordt vastgesteld, vervalt een reeds verstrekte goedkeuring tot afstuderen. De docent licht onmiddellijk de student, de verantwoordelijke hoogleraar, de Examencommissie en het Bureau Examens in. 5. Als onmiddellijk vóór of bij het afstudeergesprek ernstige nalatigheid in de afstudeerscriptie wordt vastgesteld, geldt het bepaalde in lid 4. Het afstudeergesprek wordt niet voortgezet en de bul wordt niet uitgereikt, onverminderd verdere sancties.
82
HOOFDSTUK 16. RADBOUD HONOURS ACADEMY: ONDERWIJSPROGRAMMA ‘LAW EXTRA’ Artikel 244 1. De faculteit neemt deel aan het universitaire samenwerkingsverband van de Radboud Honours Academy door het verzorgen van een onderwijsprogramma ‘Law Extra’. 2. Het onderwijsprogramma wordt aangeboden in aanvulling op de bacheloropleidingen van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. 3. Het onderwijs is verdeeld over de drie studiejaren van de bacheloropleidingen. 4. Het onderwijsprogramma heeft een studielast van 35 EC. Het programma bestaat uit: a. werkgroeponderwijs; b. werkstages; c. coaching; d. het schrijven een scriptie of artikel. 5. Van het onderwijsprogramma maken tevens studieverblijven in het buitenland deel uit. 6. Het onderwijsprogramma wordt aangeboden in het eerste en tweede semester van elk studiejaar van de bacheloropleiding, alsmede in summer courses in aansluiting op de mei/juni- tentamens van het studiejaar. Artikel 245 Tot het onderwijsprogramma ‘Law Extra’ worden toegelaten de studenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid die in het eerste jaar van de bacheloropleiding zijn geselecteerd vanwege de Radboud Honours Academy. Artikel 246 Het onderwijsprogramma ‘Law Extra’ bestaat uit de volgende studieonderdelen: a. Bachelor 1 jaar: summer course (studieverblijf buitenland) 5 EC b. Bachelor 2 jaar: werkgroeponderwijs / coaching 10 weken, semester 1 5 EC werkgroeponderwijs / coaching 10 weken, semester 2 5 EC summer course 5 EC c. Bachelor 3 jaar: werkstage / coaching, semester 1 5 EC scriptie / artikel semester 2 5 EC summer course (studieverblijf buitenland) 5 EC Artikel 247 1. Elk studieonderdeel van het programma, als bedoeld in artikel 246, wordt afgesloten met een beoordeling van de door de student geleverde prestaties of afgeronde projecten. Een beoordeling kan voorts berusten op een mondeling / schriftelijk tentamen. 2. Aan degene die met goed gevolg de studieonderdelen van het programma, als bedoeld in artikel 246, heeft afgerond, en overigens aan de gestelde vereisten van de Radboud Honours Academy heeft voldaan, wordt een getuigschrift uitgereikt, ten bewijze van het succesvol afronden van het onderwijsprogramma ‘Law Extra’.
83
HOOFDSTUK 17. SLOTBEPALINGEN Artikel 248 1. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het faculteitsbestuur. 2. Indien de facultaire formatie of andere dringende redenen van universitair of facultair belang daartoe nopen kan het faculteitsbestuur bepalen dat van deze regeling wordt afgeweken inzake: a. het aantal hoorcolleges en werkgroepen, b. het aantal essays, c. de benaming van de vakken en d. de lijst van (keuze)vakken. 3. Het faculteitsbestuur is bevoegd de nummering van artikelen en artikelleden te wijzigen en redactionele wijzigingen aan te brengen. Artikel 249 Deze regeling kan worden aangehaald als Onderwijs- en Examenregeling Rechtsgeleerdheid.
84
OVERGANGSREGELINGEN OER 2008, 2009 Artikel IV Deeltijdstudenten die op 31 augustus 2008 de B2-vakken Bestuurs(proces)recht I en Bestuurs(proces)recht II hebben behaald, zijn vrijgesteld van deelname aan de Rota Administrativa. Artikel VI c. Artikel 39a treedt in werking per 1 september 2009. d. De regeling geldt niet voor studenten die vóór 1 september 2009 één of meer mastervakken hebben behaald. Artikel IX De wijzigingen van de artikelen 168, 169 en 171 treden in werking per 1 september 2009 en gelden voor studenten Recht en Management die per 1 september 2009 een begin hebben gemaakt met de gecombineerde opleidingen Rechtsgeleerdheid (Nederlands Recht) en Bedrijfskunde. Voor de andere studenten Recht en Management blijft de regeling gelden, zoals deze gold vóór 1 september 2009. OVERGANGSREGELINGEN PER 1 SEPTEMBER 2010 Artikel XI 1. Artikel 35a; studenten die vóór 1 september 2009 deelgenomen hebben aan het werkgroeponderwijs van de vakken van het B1-jaar Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht), Internationaal en Europees recht en Notarieel recht, alsmede voor het werkgroep onderwijs van de vakken van het B2-jaar Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Internationaal en Europees recht, in die zin dat zij zich voor het collegejaar 2008/2009 of eerder ingeschreven hebben voor dat onderwijs, worden geacht in de zin van art 35a de werkgroepen te hebben gevolgd voor die vakken. 2. Studenten die vóór 1 september 2010 deelgenomen hebben aan het werkgroeponderwijs van de vakken van het B3-jaar Rechtsgeleerdheid (Nederlands recht) en Internationaal en Europees recht, in die zin dat zij zich voor het collegejaar 2009/2010 of eerder ingeschreven hebben voor dat onderwijs, worden geacht in de zin van art 35a de werkgroepen te hebben gevolgd voor die vakken. Artikel XIII 1. De wijzigingen in de artikelen 71 en 84 tot en met 89 (afstudeerrichtingen master Nederlands recht) treden in werking per 1 september 2010. 2. Voor studenten die vóór 1 september 2010 vakken van de afstudeerrichtingen hebben behaald is de regeling van toepassing, zoals deze gold vóór 1 september 2010. Artikel XIV De wijzigingen van de artikelen 146 lid 1, 150 en 157 treden in werking per 1 september 2010 en gelden voor studenten die per 1 september 2010 aanvangen met de Duale master of de Onderzoeksmaster. Voor de studenten die voor 1 september 2010 genoemde masteropleidingen zijn begonnen, blijft de regeling gelden zoals deze gold vóór 1 september 2010. OVERGANGSREGELING 2010 VERBAND HOUDEND MET DE INVOERING VAN HET BSA Artikel XVII 1. De artikelen 52a tot en met 52d, alsmede de wijzigingen in de artikelen 55, 93 en 121, alsmede de wijzigingen in de artikelen 59, 97 en 125, alsmede de wijziging in de artikelen 171 en 178, treden in werking op 1 september 2010. 2. Artikel 52e treedt in werking op 1 september 2011. 3. De wijziging in artikel 197 treedt in werking op 1 september 2010. De wijziging in artikel 198 treedt in werking op 1 september 2011. Artikel XVIII 1. De resultaten van de tentamens van de vakken bedoeld in de artikelen 59, 97 of 125 die tot 1 september 2010 zijn behaald, behouden de tot dan toe geldende studiebelasting in EC.
85
2. Indien een student eerder was ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding en op 31 augustus 2010 het propedeutisch examen niet heeft behaald, blijft de studiebelasting in EC van toepassing, zoals die voor de wijziging gold. Artikel XIX 1. Paragraaf 1.6 is niet van toepassing op de student die is ingeschreven voor de deeltijdse bacheloropleidingen. 2. De resultaten van de tentamens van de vakken bedoeld in artikel 197 en 198 die tot 1 september 2010 zijn behaald, behouden de tot dan toe geldende studiebelasting in EC. 3. Indien een student eerder was ingeschreven voor de propedeutische fase van een deeltijdse bacheloropleiding en op 31 augustus 2010 het propedeutisch examen niet heeft behaald, blijft de studiebelasting in EC van toepassing, zoals die voor de wijziging gold. Toelichting: deeltijders Nederlands recht en Notarieel recht zijn BSA-vrijgesteld (lid 1), maar hebben wel te maken met de EC-wijzigingen. Artikel XX Het faculteitsbestuur beslist in gevallen waarin deze overgangsregeling BSA niet voorziet.
OVERGANGSREGELINGEN PER 1 SEPTEMBER 2011 Artikel XXI De wijziging treedt in werking op 1 september 2011. Voor studenten die voor 1 september 2011 het tentamen in hetzij inleiding Internationaal recht, hetzij Inleiding Europees recht , nog niet hebben behaald, blijft het bepaalde de artikelen 59, 97 en 125 en de artikelen 60, 98 en 126 gelden tot 1 september 2012.
Artikel XXII De wijziging treedt in werking op 1 september 2011 voor de studenten die op 1 september 2011 voor het eerst zijn ingeschreven voor het eerste jaar van een bacheloropleiding. Voor studenten die voor 1 september 2011 een tentamen in een vak behorende tot een bacheloropleiding of tot een masteropleiding hebben behaald, blijft het bepaalde in artikel 43 (oud) gelden. Artikel 43a treedt in werking op 1 september 2012 voor de studenten die op 1 september 2012 voor het eerst zijn ingeschreven voor een masteropleiding. Artikel XXIII De wijziging treedt in werking op 1 september 2011 voor de studenten die op 1 september 2011 voor het eerst zijn ingeschreven voor het eerste jaar van de bacheloropleidingen Recht & Management of Recht en Economie, of een andere gecombineerde bacheloropleiding in de zin van artikel 205 lid 1. Voor studenten Recht & Management of Recht en Economie, of een andere gecombineerde bacheloropleiding in de zin van artikel 205 lid , die voor 1 september 2011 een tentamen in een vak behorende tot een bacheloropleiding hebben behaald, blijft het bepaalde in artikel 43 (oud) gelden. Artikel XXIV De wijziging treedt in werking op 1 september 2011 voor de studenten die op 1 september 2011 voor het eerst zijn ingeschreven voor het eerste jaar van de bacheloropleidingen Artikel XXV De wijzigingen in hoofdstuk 6a treden in werking op 1 september 2011. Vanaf 1 september 2011 wordt geen onderwijs meer aangeboden in vakken behorende tot de afstudeerrichting Fiscaal recht van de masteropleiding Nederlands recht. Voor de student die na 1 september 2010 was toegelaten tot de afstudeerrichting Fiscaal recht van de masteropleiding Nederlands recht, en na 1 september 2010 een tentamen heeft behaald in een van de vakken zoals bedoeld in artikel 159a (oud), blijft, het bepaalde in paragraaf 6A.3 gelden tot 1 september 2012. Voor de student die na 1 september 2010 was toegelaten tot de afstudeerrichting Fiscaal recht van de masteropleiding Nederlands recht, en na 1 september 2010 een tentamen heeft behaald in een van de vakken
86
zoals bedoeld in artikel 159a (oud), blijft, na wijziging van de inschrijving in een inschrijving in de masteropleiding Fiscaal recht, het tentamenresultaat gelden als behaald in de masteropleiding Fiscaal recht. Artikel XXVI De wijzigingen in hoofdstuk 3 treden in werking op 1 september 2012. Vanaf 1 september 2013 wordt geen onderwijs aangeboden in vakken die niet meer voorkomen in artikel 100, 103, 108 en 118. Voor de student die na 1 september 2011 was toegelaten tot het onderwijs in het B2- of B3-jaar van de bacheloropleiding Internationaal en Europees Recht en na 1 september 2011 een tentamen heeft behaald in een van de vakken zoals bedoeld in artikel 100, 103, 108 en/of 118 (oud), blijft, het bepaalde in hoofdstuk 3 (oud) gelden tot 1 september 2014.
87
Bijlage I bij Onderwijs en Examenregeling van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid
Lijst van mastervakken t.b.v. de Masteropleiding Nederlands recht
1.
Afstudeerrichtingen
a.
Afstudeerrichting Burgerlijk recht - Verplichte vakken in de zin van art. 85, lid 1 OER • hetzij goederenrecht verdiept (7 EC), hetzij contracten verdiept (7 EC) • Internationaal privaatrecht (7 EC)
WG HC
- Gebonden keuzevakken in de zin van art. 85, lid 2 OER • Aansprakelijkheidsrecht (ofwel module Personenschade, ofwel module Onderneming en Aansprakelijkheid) (7 EC) • Aansprakelijkheid & Verzekering (7 EC) • Anglo-Amerikaans privaatrecht (7 EC) • Arbeidsrecht (14 EC) • Auteursrecht (7 EC) • Contractenrecht verdiept (7 EC) • Erfrecht I (7 EC) • Erfrecht II (7 EC) • European private law (7 EC) • Faillissementsrecht (7 EC) • Geschiedenis van het Europese privaatrecht: vergelijkend goederenrecht (7 EC) • Goederenrecht verdiept (7 EC) • Huurrecht (7 EC) • Masterclass Burgerlijk recht (14 EC) • Personen-en familierecht (7 EC) • Practicum in civiele zaken (7 EC) • Privaatrechtelijke rechtsvergelijking (7 EC) • Verzekeringsrecht (7 EC) b.
Afstudeerrichting Strafrecht - Verplichte vakken in de zin van art. 86, lid 1 OER • Strafrecht verdiept (14 EC) • Bijzonder strafrecht (7 EC) of internationaal strafrecht (7 EC)
HC/WG WG
- Gebonden keuzevakken in de zin van art. 86, lid 2 OER • Bijzonder strafrecht (7 EC) • Criminologie (7 EC) • Criminaliteit en veiligheidsbeleid (7 EC) • Forensische psychiatrie (7 EC) • Internationaal strafrecht (7 EC) • Jeugdrecht (7 EC) • Ondernemingsstrafrecht (7 EC) • Penitentiair recht verdiept (7 EC) • Protection human rights in international law (7 EC) • Rechtspleging (7 EC) • Strafrechtelijke caput (7 EC)
88
c.
Afstudeerrichting Staats- en Bestuursrecht - Verplichte vakken in de zin van art. 87, lid 1 OER • Bestuursrecht verdiept (7 EC) • hetzij Staatsrecht verdiept (7 EC), hetzij Amerikaans staatsrecht (7 EC), hetzij Gemeenterecht (7 EC), hetzij Comparative Constitutional Law (7 EC)
WG
WG
- Gebonden keuzevakken in de zin van art. 87, lid 2 OER • Amerikaans staatsrecht (7 EC) • Comparative constitutional Law (7 EC) • Gemeenterecht (7 EC) • Masterclass Bestuursrecht (14 EC) • Milieurecht (7 EC) • Nederlands Migratierecht (7 EC) • Onderwijsrecht (7 EC) • Recht van de ruimtelijke ordening (7 EC) • Sociale zekerheidsrecht (7 EC) • Staatsrecht verdiept (7 EC) d.
Afstudeerrichting Ondernemingsrecht - Verplichte vakken in de zin van art. 88, lid 1 OER • Ondernemingsrecht verdiept (7 EC) • hetzij Effectenrecht (7 EC), hetzij Concernrecht (7 EC)
WG HC
- Gebonden keuzevakken in de zin van art. 88, lid 1 OER • Auteursrecht (7 EC) • Belastingrecht II: Vennootschapsbelasting (7 EC) • Concernrecht (7 EC) • Effectenrecht (7 EC) • Faillissementsrecht (7 EC) • Industriële eigendom (ofwel module Octrooirecht, ofwel module Merkenrecht) (7 EC) • Internationaal privaatrecht Nederlands recht en/of verdiept (7 EC) • Mededingings- en economisch recht (7 EC) • Notarieel Ondernemingsrecht II (7 EC) • Onderneming en Arbeid (7 EC) • Ondernemingsstrafrecht (7 EC) • Verzekeringsrecht (7 EC)
89
Algemene lijst keuzevakken Masteropleiding Nederlands recht* Aansprakelijkheid & Verzekering Aansprakelijkheidsrecht (ofwel module Personenschade, ofwel module Onderneming en Aansprakelijkheid) Amerikaans staatsrecht Anglo-Amerikaans Privaatrecht Arbeidsrecht Auteursrecht Balanslezen verdiept Belastingrecht II: Vennootschapsbelasting Bestuursrecht verdiept Bijzonder strafrecht Comparative Constitutional Law Concernrecht Contractenrecht verdiept Criminaliteit en veiligheidsbeleid Criminologie Effectenrecht Erfrecht Ethiek voor juristen EU External Relations law European and Comparative Refugee Law European Competition Law European Employment Law European Immigration Law European Law Moot Court Competition European Private Law Europees belastingrecht Faillissementsrecht Forensische Psychiatrie Formeel belastingrecht Gemeenterecht/Decentralisatie Geschiedenis van het canoniek recht Geschiedenis van het Europese Privaatrecht: Vergelijkend Goederenrecht Gezondheidsrecht Goederenrecht verdiept Huurrecht Huwelijksvermogensrecht Industriële eigendom (ofwel module Octrooirecht, ofwel module Merkenrecht) Inkomstenbelasting (Nederlands recht en Fiscaal recht: Notarieel recht: 8 EC) Internationaal belastingrecht Internationaal privaatrecht Nederlands recht Internationaal privaatrecht verdiept Internationaal strafrecht International and Comparative Copyright law International and European Tax Law International Individual Criminal Responsibility International Law Moot Court Competition Jeugdrecht Judicial Protection in the European Union Legal English Masterclass Bestuursrecht Masterclass Burgerlijk recht Mededingings- en economisch recht Mediation
7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 4 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 4 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC, 7 EC 5 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 14 EC 14 EC 7 EC 7 EC
90
Milieurecht/Environmental law Nederlands Migratierecht/Dutch Migration law Omzetbelasting Onderneming en Arbeid Ondernemingsrecht verdiept Ondernemingsstrafrecht Onderwijsrecht Penitentiair recht verdiept Personen- en familierecht Nederlands recht Practicum in civiele zaken Privaatrechtelijke rechtsvergelijking Protection of Human Rights in International Law Public International Law (Advanced) Recht van de ruimtelijke ordening Recht, Arbeid en Management (alleen voor Recht en Management studenten) Rechtsfilosofie klassiek thema Rechtspleging Rechtssociologie: recht in internationaal vergelijkend perspectief (Sociology of law) Sociale zekerheidsrecht Staatsrecht verdiept Straf(proces)recht verdiept Strafrechtelijke caput Successierecht en belastingen van rechtsverkeer Vennootschapsbelasting (Nederlands recht en Fiscaal recht: 7 EC, Notarieel recht: 8 EC) Verzekeringsrecht *
7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7 EC 7EC 7 EC 7 EC 14 EC 7 EC 6 EC 7 EC 7 EC
zie voor eventuele voorkennisvereisten de studiehandleiding van het desbetreffende vak
91
Bijlage II bij Onderwijs- en Examenregeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Lijst van mastervakken t.b.v. de masteropleiding European Law 1. European Law Advanced Track Verplichte vakken (3): a. European Competition Law b. Advanced Notions of European Law c. EU External Relations Law Optioneel verplicht (1 à 3) : c. European Internal Market law d. Judicial Protection in the EU e. European Law Moot Court Competition
7 EC 7 EC 7 EC
7 EC 7 EC 7 EC
Keuzevakken (max. 2): f. Intellectual Property: Copyright law 7 EC g. International/European Tax Law 7 EC h. European Employment Law 7 EC i. Comparative Constitutional law 7 EC j. European Legal History 7 EC k. Philosophy of Law 7 EC l. ten hoogste twee vergelijkbare keuzevakken (qua inhoud en studielast) die met toestemming van de examencommissie aan een buitenlandse universiteit, waarmee de faculteit een samenwerkingsovereenkomst heeft, met goed gevolg zijn afgerond. Scriptie/master’s thesis
18 EC
2. Human Rights and Migration Law Track Verplichte vakken (3): a. European Competition Law b. Advanced Notions of European Law c. EU External Relations Law
7 EC 7 EC 7 EC
Optioneel verplichte vakken (1 à 3): d. European Immigration Law e. European and Comparative Refugee law f. Protection of Human Rights (Advanced)
7 EC 7 EC 7 EC
Keuzevakken (max. 2): g. Judicial Protection in the EU 7 EC h. Public International Law Advanced 7 EC i. International criminal responsibility 7 EC j. Comparative Constitutional law 7 EC k. European Legal History 7 EC l. Philosophy of Law 7 EC m. European fundamental rights & freedoms 7 EC n. ten hoogste twee vergelijkbare keuzevakken (qua inhoud en studielast) die met toestemming van de examencommissie aan een buitenlandse universiteit, waarmee de faculteit een samenwerkingsovereenkomst heeft, met goed gevolg zijn afgerond. Scriptie/master’s thesis
18 EC
92
h. European Business Law Track Verplichte vakken (3): a. European Competition Law b. Advanced Notions of European Law c. EU External Relations Law
7 EC 7 EC 7 EC
Optioneel verplichte vakken (1 à 3) d. Finance & Insolvency Law e. European and Comparative Company Law f. European Private Law
7 EC 7 EC 7 EC
Keuzevakken (max. 2) g. Private International Law 7 EC h. International/European tax law 7 EC i. Intellectual Property: Copyright law 7 EC j. European Internal Market law 7 EC k. ten hoogste twee vergelijkbare keuzevakken (qua inhoud en studielast) die met toestemming van de examencommissie aan een buitenlandse universiteit, waarmee de faculteit een samenwerkingsovereenkomst heeft, met goed gevolg zijn afgerond.
Scriptie/master’s thesis
18 EC
Studenten die de Engels-/Nederlandstalige masteropleiding European Law volgen, kunnen tevens één van de volgende keuzevakken volgen: a. Auteursrecht 7 EC b. Industriële eigendom 7 EC c. Verzekeringsrecht 7 EC
93