De MOgroep is de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
Om de financiële situatie van de onderneming te beoordelen en onder controle te houden ook bij tegenslagen zoals bezuinigingen Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
2
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
Inhoud Inleiding ........................................................................................................................................................................ 3 Kwantitatieve financiële indicatoren
............................................................................. 4 Liquiditeit .................................................................................................................................................................................. 4 Financiële ruimte .................................................................................................................................................................. 5 Solvabiliteit, continuïteit op langere termijn ............................................................................................................ 5 Financiële dekking .............................................................................................................................................................. 6 Flexibiliteit ................................................................................................................................................................................ 6 Overige kwantitatieve indicatoren .............................................................................................................................. 7
Kwalitatieve financiële indicatoren.................................................................................... 8 Organisatie financiële functie ......................................................................................................................................... 8 Financiële rapportering ..................................................................................................................................................... 8
Toekomstbewustzijn
................................................................................................................................... 9 Liquiditeitsplan ...................................................................................................................................................................... 9 Investeringsplan ................................................................................................................................................................... 9 Risicoparagraaf ..................................................................................................................................................................... 9 Kredietfaciliteit ....................................................................................................................................................................... 9
Wat te doen bij gemeentelijke kortingen ............................................................... 10 Bij korten van subsidies of stopzetten van opdrachten .................................................................................... 10 Bij afromen van vermogen ........................................................................................................................................... 12
Wettelijk verplichte indeling van de balans .................................................... 14 Wettelijk verschil tussen subsidie en opdracht ............................................ 15
3
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
Inleiding
Een goed ondernemer investeert in de financiële bedrijfsvoering, de bodem van de onderneming. De zaken moeten financieel op orde zijn en onder controle om continuïteit te kunnen garanderen. Een goede financiële bedrijfsvoering is ook nodig om de eigen groei te faciliteren en om eventuele tegenslagen op te vangen, zoals tekorten en bezuinigingen. Van cruciaal belang is steeds te weten hoe de onderneming er financieel voor staat en te beoordelen of de onderneming aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen, ook in tijden van nood. Zodra zich tegenvallers voordoen, moeten maatregelen worden genomen om de financiële huishouding gezond te houden en betalingsproblemen of faillissement te voorkomen. Wanneer is de financiële situatie gezond, wat zijn de tekenen dat er iets fout is of dreigt te gaan en wat moet er dan worden gedaan? De financiële situatie kan worden gemeten met behulp van een aantal bedrijfseconomische indicatoren, zoals liquiditeit en solvabiliteit. Deze zijn met een formule uit te drukken in een getal. De formule is in te vullen met de cijfers uit de balans (die elke onderneming moet maken volgens de Wet op de jaarrekening) en uit de resultatenrekening van de onderneming. Elke indicator heeft een norm, een beste uitkomst, die aangeeft welke waarde de indicator moet hebben wil de financiële huishouding in orde zijn. De uitkomsten van de indicatoren in vergelijking met hun norm bepalen hoe gezond of ongezond de financiële situatie is. Deze handreiking beschrijft de financiële indicatoren. Geeft definities en formules met normen. Ondernemers in W&MD kunnen hiermee de financiële situatie van hun onderneming onderzoeken en beoordelen. En wanneer daar zicht op is, actie ondernemen voor verbetering of consolidatie. De handreiking geeft daar verschillende suggesties voor. Speciale aandacht gaat uit naar de bezuinigingen die de eerstkomende jaren een stempel gaan drukken op de financiële situatie van de welzijnsonderneming, en naar het omgaan met bezuinigingsmaatregelen die gemeenten aankondigen.
4
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
Kwantitatieve financiële indicatoren Een ondernemer heeft zijn zaken financieel op orde en onder controle wanneer de onderneming op tijd kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen, over voldoende eigen vermogen beschikt, voldoende ruimte heeft om op korte, middellange en langere termijn aan de verplichtingen te voldoen en voldoende flexibel is. Indicatoren daarvoor zijn liquiditeit, financiële ruimte, solvabiliteit, financiële dekking, flexibiliteit en enkele andere kwantitatieve indicatoren.
Liquiditeit Liquiditeit is de mate waarin de onderneming in staat is op tijd te voldoen aan de kortlopende financiële verplichtingen. De liquiditeit kan worden berekend met behulp van de current ratio. Deze geeft aan in welke mate uit de vlottende activa (liquide middelen, vorderingen op korte termijn en voorraden) aan de vlottende schulden (kortlopende schulden) kan worden voldaan. Vlottende activa (voor zover niet al in geld aanwezig) kunnen geld worden. Door voorraden te verkopen en vorderingen/debiteuren te innen. Vlottende schulden kosten op korte termijn geld: ze moeten worden betaald. Als tegenover de kortlopende schulden voldoende vlottende activa aanwezig zijn, is de liquiditeit in orde. De wijze van financiering beïnvloedt de liquiditeit. Honderd procent bevoorschotting is positief voor de liquiditeit. Er is geld in kas. (Gedeeltelijke) achterafbetaling is negatief voor de liquiditeit. Geld is nog niet aanwezig. De onderneming loopt financieel risico. Formule:
vlottende activa current ratio = kortlopende schulden
● uitkomst < 1,2. De onderneming loopt financieel risico. De liquiditeit is te laag. Dit kan tot betalingsproblemen leiden en zelfs, als er geen maatregelen worden genomen, tot faillissement. Maatregelen kunnen zijn: eerder factureren, tijdelijk een langere betaaltermijn hanteren of lang vreemd vermogen aantrekken. ● uitkomst tussen 1,2 - 1,5. De onderneming zit in een tussenzone en kan afglijden naar de rode gevarenzone. Ingrijpen is noodzakelijk om voldoende liquide te worden. ● is ook uitkomst > 2,0. Een te hóge liquiditeit is niet goed. Daarmee worden (rente)opbrengsten gemist. ● uitkomst tussen 1,5 en 2,0. De onderneming is voldoende liquide. Ook het begrip netto-werkkapitaal zegt iets over de liquiditeit. Het netto-werkkapitaal is het verschil tussen de vlottende activa en de vlottende schulden. Als niet alle vlottende activa nodig zijn om aan de vlottende schulden te voldoen, blijven er activa over. Er is sprake van werkkapitaal. De onderneming heeft vermogen. Dit kan eigen vermogen zijn of lang vreemd vermogen. Dat laatste zijn langlopende schulden, die voorlopig niet betaald hoeven worden. Het geld is nog in kas. Vermogen is positief voor de liquiditeit. Van het vermogen moeten de vaste activa worden betaald. Het netto-werkkapitaal is het bedrag dat daarna overblijft.
5
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
Formule:
netto-werkkapitaal = vlottende activa – kortlopende schulden
of
netto-werkkapitaal = (eigen vermogen + langvreemd vermogen) – vaste activa
De uitkomst is een absoluut getal. Een hoog netto-werkkapitaal, betekent een hoge liquiditeit. Het werkkapitaal moet ook weer niet té hoog zijn; dan is er te veel liquiditeit en kan het lang vreemd vermogen worden verminderd. NB. Het eigen vermogen en daarmee het werkkapitaal kan worden aangetast door bezuinigingen van de gemeente/financier. Een ondernemer moet daarop anticiperen. Zie paragraaf: Wat te doen bij gemeentelijke kortingen.
Financiële ruimte De financiële ruimte geeft de ruimte aan die een onderneming heeft om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Deze ruimte wordt berekend met behulp van het begrip nettowerkkapitaal. Maar dan in verhouding tot de exploitatie (kasstroom) op jaarbasis.
Formule:
netto-werkkapitaal
vlottende activa – vlottende schulden
financiële ruimte = = kasstroom op jaarbasis
kasstroom op jaarbasis
Er geldt een norm van 1 maand (=0,08 op jaarbasis). Dan is er minimaal een maand ruimte om aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. ● uitkomst < 0,05. De onderneming loopt risico. De financiële ruimte is te klein en betalingsproblemen dreigen. ● uitkomst tussen 0,05 en 0,08. De onderneming kan mogelijk niet aan de maandelijkse verplichtingen voldoen. De financiële ruimte kan worden verbeterd door kosten te verminderen en/of opbrengsten te verhogen. Er ontstaan dan exploitatieoverschotten die aan het eigen vermogen kunnen worden toegevoegd. Een tweede mogelijkheid voor verbetering is kort vreemd vermogen omzetten naar lang vreemd vermogen. ● is ook uitkomst > 0,16. Een te hoge uitkomst is ook niet goed: de onderneming heeft teveel vlottende middelen. Een financiële ruimte van twee maanden (=0,16 op jaarbasis) is genoeg. ● uitkomst tussen 0,08 en 0,16. De onderneming heeft de ruimte om minimaal een maand aan haar financiële verplichtingen te voldoen.
Solvabiliteit, continuïteit op langere termijn Bij de continuïteit op langere termijn speelt het eigen vermogen een grote rol. Onderstaande indicator geeft aan in welke mate de lasten in een jaar opgevangen kunnen worden door het eigen vermogen. Als het eigen vermogen relatief laag is in vergelijking met de totale lasten, dan loopt de onderneming risico. Tegenvallende inkomsten kunnen niet worden opgevangen. De lasten blijven. Mogelijk kan personeel niet worden betaald: een belangrijk deel van de lasten bestaat uit personeelskosten. Met voldoende vermogen kan de onderneming de betalingen aan personeel bij tegenvallende inkomsten voor een tijd continueren.
eigen vermogen continuïteit op langere termijn = totale lasten Formule:
6
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
● uitkomst < 0,15. De onderneming loopt risico. Er is niet genoeg eigen vermogen om eventuele tegenvallende baten op te vangen. De groene zone is niet te bereiken in 1 jaar, want de opbouw van vermogen vindt plaats door een aantal jaren exploitatieoverschotten. Liquiditeitsbewaking is van belang. Een plan is nodig waarin streefwaarden voor de indicator worden vastgelegd en tijdstippen waarop die, via (jaarlijkse) exploitatieoverschotten, bereikt moeten zijn. ● uitkomst tussen 0,15 en 0,20. De onderneming zit in een tussenzone. Verbeteren is noodzakelijk en op korte termijn mogelijk door generen van (jaarlijkse) exploitatieoverschotten en die toe te voegen aan het eigen vermogen. ● uitkomst > 0,20. De onderneming zit goed. Meer dan 20% van de lasten wordt gedekt door het eigen vermogen. Er blijft vermogen over voor de langere termijn. Veel eigen vermogen is goed voor de continuïteit. Maar een te hoge solvabiliteit is niet goed voor het optimaal halen van rendement uit het eigen vermogen. NB. Het vermogen kan worden aangetast door bezuinigingen van de gemeente/financier. Een ondernemer moet daarop anticiperen. Zie paragraaf: Wat te doen bij gemeentelijke kortingen.
Financiële dekking De baten moeten de lasten ook over meerdere jaren dekken. De financiële dekking is te berekenen met de verhouding tussen het resultaat van de afgelopen jaren (het cumulatieve resultaat) en de omzet (baten). Hoe groter dit verhoudingsgetal, hoe beter de financiële dekking.
Formule:
cumulatieve resultaat som resultaat jaar n t/m jaar n+3 financiële dekking = = x 100% omzet totale baten in jaar n+3
● uitkomst < 0%. De onderneming loopt risico. De baten dekken de lasten over meerdere jaren niet. Het is zaak dat toekomstige exploitatieoverschotten worden bereikt via kostenreductie en/of verhoging van de opbrengsten. ● uitkomst 0 – 3%. De onderneming moet verbetermaatregelen treffen. ● uitkomst > 3%. De onderneming beschikt over voldoende financiële dekking.
Flexibiliteit De flexibiliteit van de onderneming wordt voor een groot deel bepaald door de proportie vaste en tijdelijke formatie. Een wisselende inkomstenstroom vraagt meer flexibiliteit. Ondernemingen in W&MD hebben vaak (deels) te maken met incidentele subsidies en financiële bijdragen. Die kunnen wegvallen. Ook kunnen zij gunningen of opdrachten mislopen. Als de formatie volledig uit vaste krachten bestaat, loopt de onderneming risico. De vaste kosten voor de formatie worden dan niet meer (volledig) gedekt. Met een deel tijdelijke formatie is de onderneming flexibel en kan ze beter inspelen op veranderingen in geldstromen. Hoe groot het deel vaste en tijdelijke formatie moet zijn, hangt af van de omvang van de structurele inkomsten en van de omvang van het eigen vermogen. Als deze groot zijn, kan het deel vaste formatie groter zijn. Als ze klein zijn, is een kleiner deel vaste formatie raadzaam.
Formule:
vaste formatie flexibiliteit = totale formatie
x 100%
7
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
● uitkomst 90 – 100%. De onderneming heeft een te groot deel vaste formatie. Ze loopt op langere termijn financieel risico en is onvoldoende flexibel om in te kunnen spelen op vermindering van inkomsten. Eventueel eigen vermogen wordt opgemaakt aan kosten voor het vaste personeel. ● uitkomst 75 – 90%. De onderneming zit in een verbeterzone. ● uitkomst < 75%. De onderneming is voldoende flexibel en kan veranderingen in inkomsten aan.
Overige kwantitatieve indicatoren Reserves Voor goede beheersing van de financiële huishouding beschikt een onderneming over reserves. Met een risicoreserve kan de onderneming toekomstige verliezen of tegenvallers in de exploitatie opvangen. 10% risico-opslag bovenop de gekregen financiering is redelijk. Veel financiers geven echter niet graag een opslag voor risico’s of ze maximeren zo’n bedrag. Een ondernemer moet de gewenste hoogte van de risicoreserve laten afhangen van de daadwerkelijke risico’s die hij loopt. Een risicoreserve van 10% van de omzet is een indicatie. Met een innovatiereserve kan een ondernemer diensten en markten vernieuwen. Een innovatiereserve van 5 - 10% van de omzet is een indicatie. Een verkregen en nog niet bestede investeringssubsidie kan als bestemmingsreserve op de balans worden opgenomen. Daarmee wordt het risico beperkt dat een gemeente dit afroomt in het kader van bezuinigingen. Bestemmingsreserves zoals een risico- en een innovatiereserve, maken deel uit van het eigen vermogen. Productprijs Om de financiële risico’s te beperken, is het belangrijk om in de productprijs een opslag mee te nemen voor bedrijfsrisico’s, bijvoorbeeld wachtgeldverplichtingen bij ontslag van werknemers. Doen de risico’s zich niet voor, dan kunnen daaruit voortvloeiende positieve exploitatieresultaten aan de algemene of risicoreserve worden toegevoegd. Financiering vaste activa Voor goede beheersing van de financiën geldt dat de vaste activa bij eventuele verkoop, de schulden op lange termijn volledig moeten dekken. De onderneming mag niet in problemen komen als de langlopende schulden betaald moeten worden. Bijvoorbeeld als de verstrekkers van het lang vreemd vermogen hun geld opeisen. Er is minder risico als de vaste activa groter zijn dan het lang vreemd vermogen (de langlopende schulden). Er zijn problemen als de vaste activa kleiner zijn dan het lang vreemd vermogen.
vaste activa Formule:
financiering vaste activa = lang vreemd vermogen
De norm is minimaal 1. Looptijd debiteuren Om financiële risico’s te beperken, moet de looptijd van openstaande vorderingen kort zijn. De debiteuren leggen beslag op een deel van het vermogen. En er bestaat het risico van oninbaarheid. Met de looptijd neemt dat risico toe. De wettelijke termijn bedraagt 30 dagen. Daarna is wettelijk rente verschuldigd.
8
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
Kwalitatieve financiële indicatoren Om de financiële risico’s tijdig te onderkennen, moet een ondernemer aandacht besteden aan het helder onderbrengen van de financiële functie in de onderneming en aan de financiële rapportering.
Organisatie financiële functie De minimale eis is dat er in de onderneming een controller is (in grote ondernemingen) of een directeur met controllerstaken (in kleine ondernemingen). Deze controller zit in het MT en geeft de kaders aan voor begrotingen. De controller heeft een signalerende functie, combineert de cijfers met beleid, heeft inzicht in de financiële noodzaak tot beleidswijzigingen en doet daar dan ook voorstellen voor in het MT.
Financiële rapportering De onderneming heeft een planning- en controlecyclus zo ingericht dat monitoring plaatsvindt van gevoelige en kritieke aspecten van de bedrijfsvoering, met name de productie en de personeelskosten. Als onderdeel van de planning- en controlcyclus is er een volledig ontwikkelde rapporteermethode. Het management ontvangt minimaal tweemaandelijks een rapportage, binnen tien dagen na afloop van de periode. Deze rapportage geeft zicht op de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie, en biedt prognoses.
9
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
Toekomstbewustzijn
Naast regelmatige aandacht voor de financiële indicatoren, is het van belang dat ondernemingen bewust bezig zijn met de toekomst. Hulpmiddelen daarbij zijn een liquiditeitsplan, een investeringsplan, een risicoparagraaf en afspraken met bankiers over een kredietfaciliteit.
Liquiditeitsplan In een liquiditeitsplan staat hoe een onderneming haar liquiditeitspositie bewaakt. Het verloop van de in- en uitgaande geldstromen van afgelopen perioden (weken, maanden en jaren) wordt gevolgd. Door de lijnen door te trekken, krijgt de onderneming zicht op de ontwikkeling van in- en uitgaande geldstromen in de toekomst, en daarmee op haar toekomstige liquiditeitspositie. Dat kan een signaal zijn voor het treffen van maatregelen. Bijvoorbeeld: beroep doen op externe financiers.
Investeringsplan In een investeringsplan staat hoe een onderneming investeert in materiële vaste activa. Bijgehouden wordt welke investeringen wanneer nodig of gewenst zijn. Dit geeft een totaal overzicht van benodigde en gewenste investeringen in de komende periodes. Zo kunnen ze niet vergeten worden, zijn ze op te nemen in (deel)begrotingen of worden uitgesteld.
Risicoparagraaf Een ondernemer moet een risicoparagraaf in het ondernemingsplan opnemen voor onvoorziene nog onduidelijke risico’s. Bijvoorbeeld: ondernemersrisico’s (vraaguitval), mogelijke afloop van projectsubsidies, risico’s die voortkomen uit samenwerkingsovereenkomsten met derden, wijzigingen in wetgeving die aanvullende maatregelen vereisen (brandveiligheid, arbo en ergonomie, Wmo). Maar ook de risico’s door dreigende bezuinigingen, zoals beperking van projectbudgetten of uitblijven van betaling omdat geleverde prestaties als onvoldoende worden beoordeeld. Er is dan sprake van verminderde inkomsten, waar toch vaste kosten tegenover staan die dus onvoorziene budgettaire problemen veroorzaken. Een risicoanalyse met verschillende uitgewerkte scenario’s (‘als dit, wat dan?’) kan onaangename verrassingen voorkomen. Voor risico’s als brand, ongevallen, problemen met installaties en aansprakelijkheid zijn verzekeringen af te sluiten. Deze maken geen deel uit van de risicoparagraaf. NB. Een ondernemer kan de kans op risico’s van inkomstenvermindering en de gevolgen ervan op verschillende manieren beperken: door bestaande overeenkomsten die inkomsten genereren om te zetten in langer lopende overeenkomsten; door voor meerdere opdrachtgevers en dus financiers te gaan werken; door bij een wisselende inkomstenstroom te zorgen voor een passend aandeel flexibele formatie en te zorgen voor een eigen vermogenspositie waarmee een tegenvallende inkomstenstroom tijdelijk kan worden opgevangen.
Kredietfaciliteit Als de onderneming op enig moment onvoldoende geld heeft om betalingen te doen, dan is een kredietfaciliteit bij een bank handig. De norm voor de hoogte van het krediet is minimaal 1 maand aan personeelskosten. De ondernemer kan hiermee zijn personeel betalen. De kredietfaciliteit moet geregeld zijn voordat de onderneming in liquiditeitsproblemen zit.
10
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
Wat te doen bij gemeentelijke kortingen Gemeenten zien zich de komende jaren genoodzaakt om te bezuinigen. Ook op welzijn. Grofweg kennen gemeenten twee vormen van bezuinigen: korten van subsidies/stopzetten van opdrachten, of afromen van het opgebouwd vermogen van de welzijnsonderneming. Elke bezuinigingsmaatregel van de gemeente kan een gevaar vormen voor de continuïteit van de onderneming. Bij dreigende bezuinigingen kan een risicoanalyse voorkomen dat de ondernemer voor onaangename financiële verrassingen komt te staan (zie: Risicoparagraaf). Ook bedrijfsmatig is actie vereist.
Bij korten van subsidies of stopzetten van opdrachten Een onderneming kan een kleine korting van subsidie of stopzetten van een enkele opdracht nog wel compenseren. Bijvoorbeeld door met een efficiencyverbetering of samenwerking met anderen te proberen met minder middelen dezelfde resultaten te boeken. Grotere kortingen vragen om ingrijpende maatregelen zoals het snijden in overhead, het aanpassen van het dienstenpakket en een eventuele reorganisatie. Om de kosten van een reorganisatie te kunnen betalen is voldoende eigen vermogen nodig. Een ondernemer zorgt ervoor dat dit vermogen hoog genoeg is: minstens 15% van de jaaromzet, maar liever 20%. Verder kan de financiële basis worden verbreed en is het mogelijk juridische stappen te ondernemen indien kortingen niet volgens geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen. Kritisch bekijken van de omvang van de overhead Om bij kortingen de dienstverlening zoveel mogelijk op peil te houden, kan de onderneming de overhead kritisch bekijken. Dat zijn: alle functies gericht op sturing en ondersteuning van medewerkers in het primaire proces. Wellicht zijn de kosten hiervan terug te brengen. De optimale omvang van de overhead hangt af van de aard van het primaire proces, de schaalgrootte van de organisatie en de ambities van de organisatie. Er bestaat geen vaste norm voor. Een indicatie voor omvang overhead is 15% tot 20% van de totale formatie. Aanpassen van het dienstenpakket Een onderneming kan op gemeentelijke kortingen ook reageren met het tegen het licht houden of aanpassen van het eigen dienstenpakket. Misschien moet de onderneming bepaalde diensten verschralen (kaasschaafmethode) of zelfs helemaal niet meer leveren. Een ondernemer moet strategische keuzes maken over de toekomstige diensten- en cliëntenportfolio. Zie Handreiking Portfolio-analyse 1 : een hulpmiddel waarmee welzijnsondernemers (in samenwerking met gemeenten) gestructureerd en objectief die keuzes kunnen maken. Reorganiseren Kortingen door de gemeenten kunnen er toe leiden dat de onderneming moet reorganiseren en medewerkers moet ontslaan. Er moet een sociaal plan komen waarvoor op de balans een voorziening moet worden getroffen. En er moet onderhandeld worden met de vakbonden. Elke ondernemer heeft de verantwoordelijkheid om een reorganisatie op een zorgvuldige en nette wijze door te voeren. Zie Handreiking Reorganisatie en ontslag 2 , waarin opgenomen de juridische procedure die een onderneming doorloopt als een voorgenomen besluit tot reorganisatie is genomen en de verplichtingen die de CAO W&MD in dat kader voorschrijft. 1 Handreiking Portfolio-analyse; verschijnt april 2011. 2 Handreiking Reorganisatie en ontslag; verschijnt april 2011.
11
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
Van gemeente bijdragen vragen in frictiekosten Aan een reorganisatie zijn vaak hoge reorganisatiekosten (frictiekosten) verbonden. Als de onderneming deze niet uit eigen middelen kan betalen, dan moeten ze betaald worden uit het (verlaagde) budget. Hierdoor neemt het voor de dienstverlening beschikbare budget nog verder af. Het is maar de vraag in hoeverre de gemeente zich bewust is van deze consequentie. Zo kan een korting van 20% op het budget leiden tot een vermindering van de dienstverlening van 25%. Als daar geen rekening mee wordt gehouden, moet 80% dienstverlening worden geleverd met 75% budget. Een forse verhoging van de werklast. Dit pleit voor overleg met de gemeente over de mogelijkheid van gedeelde frictiekosten. Aanboren van nieuwe financieringsbronnen Van belang is verder de financiële basis van de onderneming te verbreden en niet meer afhankelijk te zijn van één financier, de gemeente. Diensten kunnen ook geleverd worden aan woningcorporaties, zorginstellingen, commerciële bedrijven, doelgroepen die zelf voor de diensten kunnen betalen. En geld kan ook gehaald worden bij sponsors, zoals bedrijfsleven en fondsen. Zetten van formeel-juridische stappen Belangrijk is om eerst uit te zoeken waarop de bezuiniging betrekking heeft en hoe de financiering daarvan door de gemeente gelabeld is. Betreft het een subsidie of een opdracht . In een subsidierelatie geldt het bestuursrecht. De gemeente heeft de bevoegdheid om de rechtsverhouding met een eenzijdige rechtshandeling (beschikking) te wijzigen. Er is geen gelijkwaardige relatie tussen subsidieverstrekker en subsidieontvanger. De verstrekker kan eenzijdig besluiten subsidie terug te vorderen of te beëindigen. De ontvanger kan dit bij de rechter niet bevechten. Wel genieten ondernemingen die langer dan drie jaar gesubsidieerd worden een zekere bescherming bij vermindering of beëindiging van subsidie (artikel 4.51 Algemene wet bestuursrecht; Awb). De verstrekker moet een redelijke termijn in acht nemen, zodat de ontvanger een oplossing kan zoeken voor de (personele) gevolgen zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Wat een redelijke termijn is, hangt vooral af van het wel of niet werknemers in dienst kunnen houden. Als werknemers moeten worden ontslagen, dan moeten de geldende opzegtermijnen in acht genomen kunnen worden. Uit jurisprudentie blijkt dat er tenminste 6 maanden moet zitten tussen de formele aankondiging van een korting en de effectuering hiervan. De bescherming gaat niet zo ver dat de subsidiegever ook alle wachtgeldverplichtingen moet garanderen. In een opdrachtrelatie geldt het privaatrecht. De gemeente kan niet zomaar, onder de noemer bezuinigingen, eenzijdig de gemaakte afspraken wijzigen. De relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is gelijkwaardig. Komt de gemeente de gezamenlijke afspraken niet na, dan is sprake van contractbreuk. Een onderneming kan een gerechtelijke procedure starten om de gemeente te dwingen het contract na te leven. NB1. Een welzijnsonderneming kan met de gemeente zowel een subsidierelatie hebben als voor de gemeente een aantal opdrachten uitvoeren.
12
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
NB2. Gemeenten maken tegenwoordig ook in subsidierelaties steeds scherpere afspraken over te leveren prestaties. Het kan zomaar zijn dat de financiering die de gemeente subsidie noemt, in feite opdrachten zijn en zo ook door de rechter gekwalificeerd worden. In dat geval is sprake van een privaatrechtelijke afspraak waarbij de relatie tussen gemeente en welzijnsonderneming gelijkwaardig is.
Bij afromen van vermogen Veel ondernemers in W&MD hebben afspraken gemaakt met de gemeente (of een andere subsidiërende organisatie) over het maximaal te behouden eigen vermogen. Dat de gemeente dan het eigen vermogen bóven die vastgestelde norm afroomt, is onvermijdelijk. Daar is ook niet veel aan te doen, behalve dan nieuwe afspraken maken met een hogere norm. Extra afroming bínnen het vastgestelde maximum te behouden vermogen, geeft problemen. Het is een onvoorziene aderlating, waar een onderneming moeilijk op kan anticiperen. Er zijn drie mogelijke acties te ondernemen: onderbouwen van de noodzaak van een minimum vermogenspositie, zetten van formeel-juridische stappen en kritisch beschouwen van de balansposten. Onderbouwen van de noodzaak van een minimum vermogenspositie Welzijnsorganisaties zijn maatschappelijke ondernemingen. Burgers en overheden waarderen de diensten. Voor gemeenten is er een reden om die diensten te financieren: zonder financiering komt een groot deel van de dienstverlening niet tot stand, waardoor maatschappelijk ongewenste situaties kunnen ontstaan, zoals problemen met jongeren en ouderen die vereenzamen. Gemeenten moeten zich realiseren dat investeren in welzijn loont. Zij verdienen de investering letterlijk terug. Door goed welzijnswerk dalen de kosten voor politie, zorg en gemeenten. (Zie onderzoeksrapport SEO: Kosten en baten van welzijn en maatschappelijke dienstverlening, 2011) Welzijnsorganisaties zijn ook ondernemingen en dus verantwoordelijk voor hun eigen continuïteit. Zij moeten zich bewust zijn van de risico’s die de continuïteit kunnen bedreigen en maatregelen treffen om die risico’s te vermijden of de gevolgen te beperken. Gemeenten hebben belang bij de continuïteit van welzijnsondernemingen. Het is een voorwaarde voor de continuïteit van hun eigen politiek gewenste en met subsidiëring mogelijk gemaakte dienstverlening aan burgers. Voor het veiligstellen van de continuïteit van welzijnsondernemingen is eigen vermogen noodzakelijk. Het zorgt voor voldoende liquide middelen en is nodig om bedrijfsrisico’s en tekorten op te vangen. De ervaring in de branche leert dat de eigen vermogenspositie tenminste 15% van de jaaromzet moet zijn om onverwachte kosten of tijdelijk of structureel wegvallende baten te kunnen opvangen. Maar 20% is beter; de kosten van een reorganisatie en eventueel sociaal plan gaan immers ten koste van het eigen vermogen. De liquiditeit uitgedrukt als vlottende activa gedeeld door de kortlopende schulden (current ratio), moet minimaal 1,2 bedragen. Ondernemers in W&MD doen er goed aan deze boodschap over te brengen bij hun gemeente en hun bijdrage aan punten uit het coalitieakkoord of collegeprogramma te benadrukken. Zetten van formeel-juridische stappen Belangrijk is om eerst uit te zoeken waarop de bezuiniging betrekking heeft en hoe de financiering daarvan door de gemeente gelabeld is. Betreft het een subsidie of een opdracht 3. In het geval van subsidie, geldt het bestuursrecht (Awb). Afromen van vermogen kan alleen als daar iets over staat in de subsidieverordening of de subsidieregeling. De subsidieontvanger is verder slechts in bepaalde gevallen verplicht het met behulp van subsidiegelden gevormde vermogen aan de overheid af te staan. Hierbij gaat het om situaties als de beëindiging van de subsidierelatie of de vervreemding van met behulp van subsidiegelden aangekocht onroerend 3 Tussen subsidie en opdracht bestaat een wettelijk verschil, zie paragraaf: Wettelijk verschil tussen subsidie en opdracht.
13
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
goed. Kortom: afromen kan alleen wanneer dit van te voren nadrukkelijk is geregeld, en dan nog alleen in bepaalde gevallen. In een opdrachtrelatie geldt het privaatrecht. De gemeente kan niet zomaar, onder de noemer bezuinigingen, eenzijdig de gemaakte afspraken wijzigen. De relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is gelijkwaardig. Komt de gemeente de gezamenlijke afspraken niet na, dan is sprake van contractbreuk. Een onderneming kan een gerechtelijke procedure starten om de gemeente te dwingen het contract na te leven. NB. Soms zijn er ook afspraken tussen de gemeente en de welzijnsonderneming over de omvang van de vermogenspositie. Dit in het kader van bijvoorbeeld een subsidie uitvoeringsovereenkomst, die privaatrechtelijk van aard is. Een gemaakte afspraak, schriftelijk of mondeling, heeft wettelijke kracht. Aan een dergelijke afspraak kunnen door beide partijen rechten worden ontleend. Belangrijk is hier dat onderlinge afspraken niet eenzijdig kunnen worden gewijzigd of tenietgedaan, tenzij dat expliciet (als onderdeel van de gemaakte afspraken) is vastgelegd. Als toch sprake is van eenzijdige wijziging van gemaakte afspraken, is het mogelijk om een gerechtelijke procedure te starten. Kritisch beschouwen van de balansposten Het is altijd van belang om bij het opstellen van de jaarrekening alle balansposten nog eens kritisch te bekijken; vooral de waarde van de materiële en immateriële activa en de stand van de voorzieningen. Een paar belangrijke ontwikkelingen zijn van invloed op de waardebepaling van activa. Normaal wordt bij de bepaling van een afschrijvingstermijn rekening gehouden met de technische en economische levensduur van het activum. Nieuwe technologische ontwikkelingen kunnen een versnelling van de afschrijving noodzakelijk maken. De daarvoor benodigde inhaalafschrijving vermindert het eigen vermogen per balansdatum. Verder is de recente recessie op de vastgoedmarkt van invloed. Als de welzijnsonderneming activa gewaardeerd heeft op vervangingswaarde van het oude pand of van een pas aangekocht nieuw pand, dan kan het zijn dat de boekwaarde van het pand hoger is dan de vervangingswaarde van het pand. In dat geval kan een herwaardering van de activa worden overwogen ten laste van het resultaat. Dat vermindert vervolgens het eigen vermogen. Het treffen van een voorziening ten laste van het resultaat kan voorkomen dat een in de ogen van de subsidiënt te hoog eigen vermogen wordt afgeroomd. Er is de laatste jaren een streng beleid als het gaat om de vorming van voorzieningen. Er mag slechts een voorziening worden gevormd als de verplichting duidelijk omschreven is, de verplichting op balansdatum vaststaat of waarschijnlijk is, en de exacte omvang of moment van optreden nog niet helemaal bekend is. In de praktijk betekent dit dat voor voorziene lasten waarvoor omvang en/of moment nog niet vaststaan zoveel mogelijk contracten moeten worden afgesloten met partijen die te zijner tijd de betreffende werkzaamheden gaan uitvoeren. NB. Het is zaak mutaties op balansposten goed met de accountant te bespreken.
14
Handreiking financiën en gemeentelijke kortingen
Wettelijk verplichte indeling van de balans Wet op de jaarrekening
Vaste activa Immateriële vaste activa (goodwill) Materiële vaste activa (o.a. onroerende en roerende goederen) Financiële vaste activa (deelnemingen, langlopende vorderingen)
Vlottende activa Voorraden Vorderingen/debiteuren Effecten Liquide middelen (kas-, bank- en girosaldi)
Kortlopende schulden = vlottende schulden = kort vreemd vermogen Leningen Schulden Vooruit ontvangen op bestellingen Belastingen en premies sociale verzekeringen
Langlopende schulden = lang vreemd vermogen Leningen Schulden Vooruit ontvangen op bestellingen Belastingen en premies sociale verzekeringen
Voorzieningen Voor pensioenen Voor belastingen Overige
Eigen vermogen Stichtingskapitaal Reserves
15
Bedoeld voor de financieel verantwoordelijken in de onderneming
Wettelijk verschil tussen subsidie en opdracht Algemene wet bestuursrecht en Burgerlijk Wetboek
Subsidie Gemeenten gebruiken subsidie als instrument om bepaalde gewenste maatschappelijke effecten te laten realiseren. Het gaat om effecten die de overheid niet zelf kan of wil realiseren en waarvoor specifieke activiteiten van derden noodzakelijk of wenselijk zijn. De wettelijke definitie van subsidie staat in artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft vier kenmerken: De aanspraak op financiële middelen Door een bestuursorgaan verstrekt Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager Anders dan een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Op een subsidierelatie is het bestuursrecht van toepassing.
Opdracht Een opdracht is een specifieke vorm van een overeenkomst en wordt geregeld in titel 7 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek (BW). Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, die is geregeld in artikel 6.217 BW. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod van de een en aanvaarding van de ander. De overeenkomst van opdracht is een overeenkomst waarbij de ene partij (de opdrachtnemer) zich jegens de andere partij (de opdrachtgever) verbindt buiten dienstbetrekking werkzaamheden te verrichten (artikel 7.400 BW). Zie in dit kader ook het laatste punt van de definitie van subsidie: ‘een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’. In dat geval is er sprake van een opdracht. Op een opdrachtrelatie is het privaatrecht van toepassing.
In samenwerking met Berenschot; Bart Fiers, Hein Vloet en Annerie Lotterman Download www.mogroep.nl/welzijn Ontwerp Room for ID’s, Nieuwegein Utrecht, maart 2011
Newtonlaan 115 3584 BH Utrecht Postbus 85223 3508 AE Utrecht
De MOgroep is de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening
T 030 298 35 00 F 030 298 35 49 www.mogroep.nl
[email protected]