datum x
kenmerk x
uw kenmerk/brief van x
onderwerp x
X
behandeld door/e-mail x
R41/
bouwvergunning (nummer 20080332) bouwen distributiecentrum met kantoor Venkelbaan 111
doorkiesnummer x
010 2848664
W.L.G. Bolleboom
[email protected]
Geachte Op 22 december 2008 hebben wij van u een aanvraag om bouwvergunning ontvangen voor het bouwen van een distributiecentrum met kantoor op het perceel Venkelbaan 111. Deze aanvraag is onder nummer 20080332 opgenomen in het openbaar register. Einde aanhouding Wet milieubeheer Bij brief van 9 april 2009 hebben wij u meegedeeld dat wij de beslissing op uw aanvraag op grond van het bepaalde in artikel 52 van de Woningwet moeten aanhouden tot het tijdstip dat op de aanvraag om milieuvergunning is beslist. Uw bouwplan is daarna zodanig aangepast dat niet langer sprake is van vergunningplicht op grond van de Wet milieubeheer. De aanhoudingsplicht is daarmee komen te vervallen. Besluit Met de hierna vermelde motivering hebben wij besloten u vergunning te verlenen met ontheffing van het bestemmingsplan “Hoofdweg 1998” voor de uitvoering van het bouwplan overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlagen. Wij wijzen u op de opmerkingen in rood op de tekeningen. Wij wijzen u erop dat dit besluit genomen is met inachtneming van het bepaalde in de Wet Milieubeheer waarbij u op dit moment meldingsplichtig bent. De maximum hoeveelheid alcohol die u op mag slaan mag niet meer zijn dan 10.000 liter. Voor de opslag van meer dan 10.000 liter is het noodzakelijk een Milieuvergunning aan te vragen. Aanpassen tekeningen Minimaal drie weken voor aanvang van de werkzaamheden dienen aangepaste tekeningen te worden ingediend waarop alle in rood aangebrachte opmerkingen zijn verwerkt. Brandoverslagberekening Minimaal drie weken voor aanvang van de werkzaamheden dient een brandoverslag berekening te worden ingediend overeenkomstig artikel 2.106 lid 5 van het Bouwbesluit. Hieruit moet blijken dat er geen brandoverslag zal plaatsvinden naar de aangrenzende percelen.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 2
Gelijkwaardigheid Bouwbesluit In verband met het verzoek om toepassing van gelijkwaardigheid wijzen wij op de voorwaarde om uiterlijk 3 weken voor aanvang van de werkzaamheden een integraal uitgangspuntendocument/ brandveiligheidsplan ter goedkeuring in te dienen. Toegankelijkheid bedrijfsgebouwen Bij deze vergunning is een “Wenkenblad Toegankelijkheid Bedrijfsgebouwen” gevoegd. In het Bouwbesluit zijn eisen ten aanzien van de bruikbaarheid van gebouwen door gehandicapten opgenomen. Voor zover er vanuit het Bouwbesluit geen eisen zijn gesteld verzoeken wij u dringend de in deze brochure aangegeven aandachtspunten bij het ontwerpen en inrichten van het gebouw in acht te nemen. Informatie Voor nadere inlichtingen over deze vergunning kunt u contact opnemen met de heer W.L.G. Bolleboom, telefoon: (010) 284 8664. De uitvoering van de werkzaamheden zal worden begeleid door de heer S. Korbee van de unit Handhaving en Vergunningen, telefoon: (010) 284 8655. Correspondentie We verzoeken u op alle correspondentie en de eventueel nog nader in te dienen gegevens over het bouwwerk het registratienummer (20080332) en het bouwadres (Venkelbaan 111) te vermelden. Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders, namens deze, het hoofd van de unit Handhaving en Vergunningen,
ing. J.A. de Blaauw.
z.o.z.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 3
MOTIVERING VAN HET BESLUIT In artikel 44 van de Woningwet is bepaald dat een bouwvergunning alleen mag en dan ook moet worden geweigerd indien: a. het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit; b. het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften van de Bouwverordening; c. het bouwwerk in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan; d. het bouwwerk naar ons oordeel niet voldoet aan daaraan te stellen redelijke eisen van welstand; e. voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. f. het bouwen in strijd is met een provinciale verordening ter bescherming van provinciale ruimtelijke ordeningsbelangen of een AMVB ter bescherming van nationale ruimtelijke ordeningsbelangen; g. het bouwen een bouwplan betreft, dat bij AMVB, bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, is aangewezen, en in strijd is met een exploitatieplan of met de daarin gestelde eisen. Daarom zijn de door u ingediende gegevens getoetst aan deze bepalingen. Ten aanzien van het gestelde onder a. Het bouwwerk en de uitvoering daarvan moeten voldoen aan de bepalingen van het Bouwbesluit. Toepassing gelijkwaardigheid Het bouwplan voldoet voor wat betreft beperking van uitbreiding van brand niet aan de eis gesteld in artikel 2.103, eerste lid, van het Bouwbesluit. Omdat artikel 2.105, vierde lid, van het Bouwbesluit voor deze gebruiksfunctie voorschrijft dat een brandcompartiment geen grotere gebruiksoppervlakte heeft als de in de tabel 2.103 aangegeven grenswaarde. Wij geven in dit geval toepassing aan artikel 1.5 van het Bouwbesluit, onder voorwaarde dat er uiterlijk 3 weken voor aanvang van de werkzaamheden een integraal uitgangspuntendocument/ brandveiligheidsplan ter goedkeuring wordt ingediend. Hieruit moet blijken dat de indeling en de uitvoering van het plan zodanig is dat er een mate van beperking van uitbreiding van brand wordt geboden, die als gelijkwaardig kan worden beoordeeld aan het beoogde in het genoemde artikel. Ten aanzien van het gestelde onder b. Het bouwwerk en de uitvoering daarvan moeten voldoen aan de bepalingen van de Bouwverordening. Ten aanzien van het gestelde onder c. Het bouwplan is gesitueerd binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Hoofdweg 1998". In de bestemmingsplanvoorschriften is aangegeven dat de maximale bouwhoogte in dit gebied 16 meter mag bedragen. Uw bouwplan zal deze maat overschrijden. Voor uw bouwplan is het daarom nodig dat wij ontheffing verlenen. Door toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening hebben wij de mogelijkheid om voor de uitvoering van het bouwplan ontheffing te verlenen van de bepalingen van het bestemmingsplan. Vanuit stedebouwkundig oogpunt bestaat geen bezwaar tegen de uitvoering van dit bouwplan. Ook worden naar onze mening de belangen van derden niet onevenredig geschaad door het verlenen van de ontheffing. Het voornemen om ontheffing te verlenen is op 11 maart 2009 in het huis-aan-huisblad “IJsselpost” gepubliceerd, waarna het bouwplan en de ontwerpbeschikking vanaf 12 maart 2009 zes weken voor eenieder ter inzage heeft gelegen. Gedurende die termijn zijn geen zienswijzen tegen het verlenen van ontheffing voor het bouwplan bij ons kenbaar gemaakt. Wij verlenen daarom ontheffing van de desbetreffende bepalingen uit het bestemmingsplan "Hoofdweg 1998". Ten aanzien van het gestelde onder d. Op 3 februari 2009 is het bouwplan door ons voorgelegd aan de Welstandscommissie. De commissie is van oordeel dat het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Mede gelet op dit advies zijn wij van mening dat het bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met zijn omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan, zal voldoen aan redelijke eisen van welstand. Ten aanzien van het gestelde onder e.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 4
Voor het bouwwerk is geen vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening vereist. Ten aanzien van het gestelde onder f. Het bouwplan is niet in strijd met een provinciale verordening ter bescherming van provinciale ruimtelijke ordeningsbelangen of een AMVB ter bescherming van nationale ruimtelijke ordeningsbelangen; Ten aanzien van het gestelde onder g. Het bouwplan is niet in strijd met een exploitatieplan of met krachtens zodanig plan gestelde eisen als bedoeld in de AMVB, bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. LEGES Bij het in behandeling nemen van uw aanvraag om bouwvergunning is vermeld dat het legesbedrag 92.715,00 is. Gedurende de behandeling van de aanvraag zijn er geen wijzigingen opgetreden waarvoor een aanpassing van de leges noodzakelijk is. Er zal daarom geen herberekening van de leges plaatsvinden. BEZWAAR Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft elke belanghebbende de bevoegdheid om tegen dit besluit bij ons een bezwaarschrift in te dienen. Het gemotiveerde bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van dit besluit. BOUWREGISTRATIEGEGEVENS Indien voorafgaande aan het bouwen dan wel gedurende het bouwen wijzigingen in de bouwregistratiegegevens optreden, moeten deze wijzigingen binnen twee dagen na het optreden daarvan aan ons worden medegedeeld (paragraaf 1.5 van de bijlage behorende bij het “Besluit indieningsvereistenaanvraag bouwvergunning”). AANVANG WERKZAAMHEDEN De aanvang van de werkzaamheden moet ten minste twee dagen tevoren bij de unit Handhaving en Vergunningen worden gemeld (artikel 4.5 van de Bouwverordening). UITVOERING De houder van de bouwvergunning moet ervoor zorgdragen dat de vergunning te allen tijde op het werk aanwezig is en op eerste aanvrage aan de unit Handhaving en Vergunningen ter inzage wordt gegeven (artikel 4.2 van de Bouwverordening). INTREKKING VERGUNNING Als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van deze vergunning met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen of, als (voor de voltooiing) de werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken hebben stilgelegen, kan de bouwvergunning door ons worden ingetrokken (artikel 4.1 van de Bouwverordening). TERUGGAAF LEGES Als u van deze vergunning in het geheel geen gebruik wil maken kan deze worden ingetrokken. Indien u hier binnen een jaar na verlening van de vergunning om verzoekt, ontvangt u een teruggaaf van 50% van de leges voor het in behandeling nemen van de vergunning. (3.3.2.1. van de Legesverordening). OVERDRAAGBAARHEID VERGUNNING Op uw verzoek, of op verzoek van uw rechtverkrijgende, zullen wij de vergunning overschrijven op naam van een ander. Voor deze handeling is leges verschuldigd (artikel 10.3 van de Bouwverordening). INGEBRUIKGEVING/-NEMING Het is verboden een nieuw of geheel vernieuwd gebouw of een gedeelte daarvan in gebruik te geven of te nemen indien: a. het bouwwerk niet schriftelijk gereed is gemeld bij de unit Handhaving en Vergunningen en/of
Behorende bij brief nummer: R41/
b.
pagina: 5
er niet is gebouwd overeenkomstig de bouwvergunning;
ANDERE WETTELIJKE BEPALINGEN Vergunninghouder dient zich ervan te vergewissen dat geen andere wettelijke bepalingen, zoals bijvoorbeeld bepalingen in het koopcontract, toestemming van de eigenaar of het "burenrecht", de uitvoering van deze vergunning belemmeren. Bijlagen: 1. aanvraagformulier, gedateerd 18 december 2008; 2. tekening bladnummer en datum: -001, gedateerd 16 november 2008; -BA-001, gedateerd 19 december 2008; -BA-101, gedateerd 19 december 2008; -BA-102, gedateerd 19 december 2008; -BA-103, gedateerd 19 december 2008; -BA-104, gedateerd 19 december 2008; -BA-105, gedateerd 19 december 2008; -BA-106, gedateerd 19 december 2008; -BA-107, gedateerd 19 december 2008; -BA-201, gedateerd 19 december 2008; -BA-202, gedateerd 19 december 2008; -BA-301, gedateerd 19 december 2008; -BA-302, gedateerd 19 december 2008; -BA-701, gedateerd 19 december 2008; -BA-702, gedateerd 19 december 2008; -BA-703, gedateerd 19 december 2008; -BA-704, gedateerd 19 december 2008; -BA-705, gedateerd 19 december 2008; -BA-706, gedateerd 19 december 2008; 3. detailboekje, gedateerd 19 december 2008; 4. foto overzicht en impressies, BA-400, gedateerd 19 december 2008; 5. rapport toetsing brandveiligheid, nummer 2081497, gedateerd 12 december 2008; 6. programma van eisen sprinklerbeveiliging, gedateerd 12 december 2008; 7. rapport toetsing verblijfsgebieden, luchtverversing, daglicht en EPN, ongedateerd; 8. Modelblad riolering; 9. brochure “toegankelijkheidswijzer”.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 6
Aanwijzingen en voorwaarden verbonden aan vergunning 20080332 BESLUIT INDIENINGVEREISTEN 1. Paragraaf 1.2 van de bijlage bij het Besluit indieningsvereisten Met de uitvoering van de navolgende werkzaamheden mag niet worden begonnen alvorens de vergunninghouder de nodige nadere gegevens daarvan zoals tekeningen en/of berekeningen, ten minste 3 weken voor uitvoering, in drievoud bij de unit Handhaving en Vergunningen heeft ingediend en daarvan een gewaarmerkt exemplaar heeft ontvangen:het inheien van de funderingspalen; a. het storten van beton voor de gewapendbetonconstructies; b. het aanbrengen van de systeemvloeren; c. het aanbrengen van de houten constructiedelen; d. het aanbrengen van de stalen constructiedelen en bevestigingsmiddelen; e. het aanbrengen van de rioleringswerken (installatietekeningen op een schaal van ten hoogste 1 : 50, waarop leidingverloop, -doorsneden, -ophanging, hulp- en ontstoppingsstukken ten minste moeten zijn aangegeven); f. het aanbrengen van fabrieksmatig vervaardigde onderdelen zoals lateien, trappen en trapbordessen en dergelijke; g. het aanbrengen van de isolatiematerialen (isolerende prefabelementen daaronder begrepen) alvorens is aangetoond dat deze voldoen aan de daaraan te stellen eisen; h. nieuwe gewijzigde tekeningen met betrekking tot brandpreventie. 2. Paragraaf 1.2 van de bijlage bij het Besluit indieningsvereisten Met de volgende onderdelen mag niet worden begonnen alvorens de vergunninghouder de nadere gegevens daarvan zoals tekeningen en/of berekeningen ten minste 3 weken voor uitvoering in viervoud bij de unit Handhaving en Vergunningen heeft ingediend en daarvan een gewaarmerkt exemplaar heeft ontvangen: a. de luchtbehandelingsinstallatie; b. vluchtdeuren en nooduitgangen; c. het aanbrengen en/of aanpassen van de noodverlichtingsinstallatie en transparanten; d. de brandmeldinstallatie; e. de ontruimingsalarminstallatie; f. de sprinklerinstallatie; g. de droge blusleiding; h. de bovengrondse brandkranen. WET MILIEUBEHEER Wij wijzen u erop dat deze vergunning wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in de Wet Milieubeheer waarbij u op dit moment meldingsplichtig bent. De maximum capaciteit alcohol die u op mag slaan is niet meer dan 10.000 liter. Voor de opslag boven de 10.000 liter is het noodzakelijk een Milieuvergunning aan te vragen. GEBRUIKSBESLUIT 3. Artikel 2.12.1 Gebruiksmeldingplicht Op grond van artikel 2.12.1 mag het bouwwerk niet eerder in gebruik worden genomen alvorens voldaan te hebben aan de voorwaarden uit dit artikel; 4. Artikel 2.12.2 Indiening gebruiksmelding De gebruiksmelding zoals aangegeven in artikel 2.12.1 dient ten minste vier weken voor aanvang van het gebruik schriftelijk ingediend te worden bij burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel. Een aanvraagformulier voor een gebruiksmelding is beschikbaar via de website van het ministerie van VROM www.vrom.nl/gebruiksbesluit. Voor nadere informatie over de indiening van de gebruiksmelding kan contact op worden genomen met de regionale Brandweer Rotterdam Rijnmond afdeling Brandveiligheid, telefoonnummer (0180) 514766. 5. Artikel 2.3.7 Vluchtrouteaanduiding
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 7
Conform artikel 2.3.7. moet een vluchtrouteaanduiding voldoen aan NEN 60688;2002 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in artikel 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838:1999. 6. Artikel 2.2.1 Brandmeldinstallatie Het bouwwerk dient overeenkomstig artikel 2.2.1 GB een niet automatische brandmeldinstallatie te bezitten. Door toepassing van een sprinklerinstallatie dient de brandmeldistallatie voorzien te worden van een directe doormelding naar de Regionale meldkamer van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. Productcertificaat stationaire brandbeveiligingsinstallatie A.1 1. Voor de volgens de beschrijving in het uitgangspuntendocument in het bouwwerk aanwezige stationaire brandbeveiligingsinstallatie is een productcertificaat afgegeven op basis van de laatst vastgestelde versie van het door het CCV beheerde “Certificatie schema van het product Vastopgestelde Brandbeheersingsen Blussystemen” of een certificaat dat aantoonbaar gelijkwaardig aan dit certificaat. 2. Het bouwwerk mag niet in gebruik worden genomen voordat dit certificaat is verleend. A.2 Voor de volgens de beschrijving in het uitgangspuntendocument in het bouwwerk aanwezige brandmeldinstallatie is een productcertificaat afgegeven op basis van de “Regeling Brandmeldinstallaties: januari 2002 (BMI)”. B. Onderhoudscertificaat B.1 1. Vanaf 12 maanden na de datum die staat vermeld op het productcertificaat is een onderhoudscertificaat afgegeven op basis van de laatst vastgestelde versie van het door het CCV beheerde “Inspectieschema Vastopgestelde Brandbeheers- en Blussystemen” of een certificaat dat aantoonbaar gelijkwaardig aan dit certificaat. De datum op het onderhoudscertificaat mag niet ouder zijn dan 12 maanden. 2. Het bouwwerk mag niet in gebruik zijn indien niet wordt voldaan aan het eerste lid. C. Inspectiecertificaten C.1 1. Vanaf 6 maanden na de datum die staat vermeld op het productcertificaat is een inspectiecertificaat afgegeven op basis van de laatst vastgestelde versie van het door het CCV beheerde “Inspectieschema Vastopgestelde Brandbeheers- en Blussystemen” of een certificaat dat aantoonbaar gelijkwaardig aan dit certificaat. De datum op het inspectiecertificaat mag niet ouder zijn dan 6 maanden. 2. De vergunninghouder kan afhankelijk van de situatie worden geconfronteerd met eisen van het bevoegde gezag, zoals het verbod op het gebruik van het bouwwerk, indien niet wordt voldaan aan het eerste lid. 7. Artikel 2.3.6 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan Overeenkomstig artikel 2.3.6 GB dient het object voorzien te zijn van een ontruimingsalarminstallatie die voldoet aan NEN 2575:2004. Voor de ontruimingsalarminstallatie dient een programma van eisen te worden opgesteld en ter goedkeuring ingediend te worden bij burgemeester en Wethouder van de gemeente. Voor ingebruikname dient een ontruimingsplan te zijn opgesteld. 8. Artikel 2.3.5 Deuren in vluchtroute Een deur in de vluchtroute is uitsluitend gesloten indien de deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel, onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend. 9. Artikel 2.6.2 Aanwezigheid en kwaliteit brandweeringang Het bouwwerk dient te zijn voorzien van meerdere brandweeringangen. Een brandweeringang dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 2.6.2. 10. Artikel 2.7.1 droge blusleiding Het bouwwerk dient te zijn voorzien van droge blusleidingen conform het bepaalde in artikel 2.7.1 11. Artikel 2.7.2 Brandkranen en bluswaterwinplaats Op het terrein dienen meerdere bovengrondse brandkranen aangebracht te zijn. De exacte positie van de bovengrondse brandkranen dient in overleg met de regionale Brandweer Rotterddam Rijnmond te worden bepaald. De capaciteit per brandkraan dient minimaal 60m3/uur te bedragen.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 8
BOUWVERORDENING 12. artikel 4.5 Kennisgeven uitvoering werkzaamheden De vergunninghouder moet aan de unit Handhaving en Vergunningen kennis geven van: a. de aanvang van de werkzaamheden, ontgravingswerkzaamheden daaronder begrepen, ten minste twee werkdagen tevoren; b. de aanvang van de heiwerkzaamheden, ten minste twee werkdagen tevoren; c. de aanvang van het storten van beton, ten minste één werkdag tevoren; 13. artikel 4.8 Veiligheid op en om het bouwterrein Op een terrein, waarop een bouw- of grondwerk wordt uitgevoerd, moeten, wanneer er niet wordt gewerkt, rustpauzes tijdens de dagelijkse werktijd niet inbegrepen: a. tijdelijke elektrische installaties ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden, in hun geheel op zodanige wijze zijn uitgeschakeld, dat het weer in gebruik stellen van de installaties door anderen dan daartoe bevoegde personen niet zonder meer mogelijk is. Deze bepaling is niet van toepassing op de voeding van een elektrische verlichtingsinstallatie of van één of meer elektrisch aangedreven bemalingspompen, indien de omstandigheden vereisen dat de voeding niet wordt onderbroken en de veiligheid voldoende is gewaarborgd; b. machines en werktuigen worden achtergelaten in een zodanige toestand dat deze niet zonder meer door anderen dan de daartoe bevoegde personen in werking kunnen worden gesteld; 14. artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein Het bouwterrein moet door een doeltreffende afscheiding van de weg en van het aangrenzende open erf of terrein zijn afgescheiden indien gevaar of hinder te duchten is. De afscheiding moet zodanig zijn geplaatst en ingericht, dat het verkeer zo min mogelijk hinder hiervan ondervindt en de toegang tot brandkranen en andere openbare voorzieningen, zoals leidingen, er niet door wordt belemmerd. Als het terrein niet van de weg en/of van het aangrenzende open erf of terrein is afgescheiden, moet het, wanneer er niet wordt gewerkt, worden bewaakt; 15. artikel 4.10 Overlast van werktuigen Ter voorkoming van ontoelaatbare overlast in de omgeving kan worden voorgeschreven, dat voor een op een werk te gebruiken krachtwerktuig: c. uitsluitend een bepaalde brandstof wordt gebezigd en/of d. de aandrijving elektrisch geschiedt en/of e. het werktuig gedurende bepaalde delen van een etmaal niet mag worden gebruikt; 16. artikel 4.11 Scheiden bouwafval Het bouwafval moet op de bouwplaats ten minste worden gescheiden in de navolgende fracties: f. gevaarlijk afval, als bedoeld in het het derde lid van artikel 4 van de Regeling Europese Afvalstoffenlijst" (EURAL; Stcr. 17 augustus 2001, nummer 158, bladzijde 9); g. steenwol, mits dit meer dan 1 m³ per bouwproject bedraagt; h. glaswol, mits dit meer dan 1 m³ per bouwproject bedraagt; i. overig afval. Indien overig afval bestaat uit meer dan één afvalstof, dan moet het worden afgevoerd naar een inrichting die bevoegd is deze afvalstoffen ongesorteerd te ontvangen. Overig afval dat uit één afvalstof bestaat, evenals de fracties bedoeld in het voorgaande lid onder a, b en c, moeten worden afgevoerd naar een bewerkings- of verwerkingsinrichting, dan wel een inzamelaar die bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen. Indien de totale hoeveelheid bouwafval die vrijkomt bij een bouwproject minder bedraagt dan de inhoud van één container van 10 m³, dan mag degene die bedrijfsmatig bouwwerkzaamheden verricht dit bouwafval meenemen naar zijn bedrijf voor tijdelijke opslag; j. BOUWBESLUIT 17. Gelijkwaardigheid overeenkomstig artikel 1.5 van het Bouwbesluit
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 9
Het bouwplan voldoet voor wat betreft beperking van uitbreiding van brand niet aan de eis gesteld in artikel 2.103, eerste lid, van het Bouwbesluit omdat artikel 2.105, vierde lid, van het Bouwbesluit voor deze gebruiksfunctie voorschrijft dat een brandcompartiment geen grotere gebruiksoppervlakte heeft als de in de tabel 2.103 aangegeven grenswaarde. Wij geven in dit geval toepassing aan artikel 1.5 van het Bouwbesluit, onder voorwaarde dat er een integraal uitgangspuntendocument/ brandveiligheidsplan ter goedkeuring wordt ingediend, waarin wordt verantwoord dat de indeling en de uitvoering van het plan zodanig is dat er een mate van beperking van uitbreiding van brand wordt geboden, die als gelijkwaardig kan worden beoordeeld aan het beoogde in het genoemde artikel. Het beoordelen van de risico’s bij een brand bij dit specifieke complex, op basis van het Bouwbesluit geeft, gezien de huidige staat van technische uitwerking, onvoldoende mogelijkheden tot verantwoording van de beheersbaarheid van een brand. De te nemen brandpreventieve maatregen en voorzieningen zullen bij het te realiseren complex gebaseerd worden op de integrale eisen voortkomend uit het Bouwbesluit, de Wet Milieubeheer en eventueel de verzekeringsmaatschappij en opdrachtgever. In afwachting van de verantwoording in deze integrale uitwerking kennen wij voorwaardelijk een vergroting van de gebruiksoppervlakte van het brandcompartiment toe. 18. Artikel 2.190 Kleine blusmiddelen In het gebouw moeten brandslanghaspels aanwezig zijn met een lengte van maximaal 30 meter, voor de parkeergarage geldt dat er losse blustoestellen aangebracht moeten worden. De slanghaspels moeten voldoen aan het gestelde in NEN 3211; 19. Artikel 2.9 Tijdsduur bezwijken bouwconstructie De vloeren, wanden, kolommen en liggers, die deel uitmaken van de hoofddraagconstructie moeten een brandwerendheid bezitten gebaseerd op het criterium van bezwijken bepaald overeenkomstig NEN 6069 dan wel, voorzover van toepassing, NEN 6071, 6072 en 6073 van ten minste 90 minuten. Doorvoeringen mogen de benodigde brandwerendheid van een scheidingsconstructie niet aantasten. Van het toe te passen afdichtingssysteem moet een TNO-rapport ter goedkeuring worden overgelegd; 20. Artikel 2.47 Aanwezigheid noodstroomvoorziening Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor noodstroom, indien de verlichtingsinstallatie volgens artikel 2.59, moet zijn aangesloten op een voorziening voor noodstroom 21. Artikel 2.59 Noodverlichting Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte groter dan 150 m2 is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid. Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, als bedoeld in artikel 2.57, tweede lid, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid. Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid 22. Artikel 2.105 Brandcompartiment Een brandcompartiment heeft geen grotere vloeroppervlak dan 1000 m², tenzij het gehele gebouw is voorzien van een door het bureau voor sprinklerbeveiliging gecertificeerde automatische sprinklerinstallatie. Alcoholruimte: De ruimte voor opslag van alcohol dient overeenkomstig artikel 2.105 lid 8 als een losstaand brandcompartiment te worden uitgevoerd. De sprinklerinstallatie dient niet als gelijkwaardigheid voor het kunnen laten vervallen van de brandcompartimentscheiding rondom de opslag van alcohol. Het eventueel laten vervallen van deze brandscheiding kan alleen indien hiervoor toestemming wordt verleend door Bevoegd gezag van de gemeente.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 10
23. Artikel 2.154 Veilige plaats Vluchtdeuren en (nood)uitgangen moeten in de vluchtrichting draaien en te allen tijde gemakkelijk bereikbaar zijn en moeten aan de zijde waarvan men de deur nadert om het gebouw te verlaten, met één handbeweging (panieksluiting) kunnen worden geopend, zonder gebruik te maken van losse voorwerpen zoals sleutels en dergelijke; Een vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De in de vluchtroute aanwezige noodtrap moet zijn voorzien van roostertreden en mag op geen enkele wijze kunnen worden geblokkerd. 24. Artikel 3.47 Luchtverversing Een verblijfsgebied en een verblijfsruimte hebben een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht overeenkomstig artikel 3.10.1 van het Bouwbesluit. Een toiletruimte heeft een voorziening voor luchtverversing, bestaande uit een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van binnenlucht overeenkomstig artikel 3.10.1 van het Bouwbesluit. 25. Artikel 5.2 Warmteisolatie 1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, heeft een volgens NEN 1068 bepaalde warmteweerstand van ten minste 2,5 m²·K/W. 2. Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op de warmteweerstand, heeft een volgens NEN 1068 bepaalde warmteweerstand van ten minste 2,5 m²·K/W. 3. Een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een ruimte die niet wordt verwarmd of die wordt verwarmd voor uitsluitend een ander doel dan het verblijven van mensen, heeft een volgens NEN 1068 bepaalde warmteweerstand van ten minste 2,5 m²·K/W. 26. Artikel 5.3 Warmteisolatie deur, raam en kozijn In afwijking van artikel 5.2, hebben ramen, deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen, gelegen in een scheidingsconstructie als bedoeld in dat artikel, een volgens NEN 1068 bepaalde warmtedoorgangscoëfficiënt van ten hoogste 4,2 W/m²·K. Geluidwering Kantoorfunctie 27. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidsbelasting zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder en bepaald volgens reken- en meetvoorschriften van de Wet geluidhinder van die scheidingsconstructie en 40 dB in geval van weg- of spoorweglawaai, met een minimum van 20 dB, of 40 dB(A) in geval van industrielawaai, met een minimum van 20 dB(A). (artikel 3.2 van het Bouwbesluit) Riolering 28. Daar waar de grondleiding van de riolering het gebouw verlaat moet, ter voorkoming van leidingbreuk, deze leiding worden voorzien van een flexibele aansluiting op een wijze zoals is aangegeven op bijgaand modelblad of op een (naar het oordeel van het gemeentelijke bouwtoezicht) gelijkwaardige wijze; (artikel 3.31 van het Bouwbesluit). 29. De riolering dient aan de binnenzijde van de fundering te worden aangebracht, en te worden voorzien van flexibele aansluitingen. Bij het aanbrengen van de riolering moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. vanwege vorm- en slagvastheid PE-rioleringsbuizen toepassen op plaatsen waar onderhoud moeilijk of onmogelijk is (onder gebouw): b. beugels van roestvast staal toe te passen:
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 11
c.
als beugelafstand aan te houden: -bij een leidingdiameter tot Ø 75 mm, maximaal 400mm; -bij een leidingdiameter tot Ø 110 mm, maximaal 550 mm; -bij een leidingdiameter tot Ø 125 mm, maximaal 650 mm; De aanleg en het afschot van de riolering dient met de meeste zorg uitgevoerd te worden; 30. Het buiten het gebouw gelegen gedeelte van de grondleiding van de riolering moet voorzien zijn van een ontstoppingsstuk nabij de erfgrens, op een wijze zoals is aangegeven op bijgaand modelblad of op een (naar het oordeel van de unit Handhaving en Vergunningen) gelijkwaardige wijze; (artikel 3.31 van het Bouwbesluit). 31. Het gebouw moet zijn voorzien van afvoerleidingen ten behoeve van het regenwater. Het aantal en de dimensionering van de afvoerleidingen moeten voldoen aan het bepaalde in NEN 3215 en de bijbehorende NPR 3216; Nabij de erfgrens moet een ontstoppingsstuk gemaakt worden. (artikel 3.41 van het Bouwbesluit)