E NERGIEPRESTATIEDECREET : MINDER MEER PAPIERVERBRUIK ?
ENERGIEVERBRUIK,
Standpunt VVSG (Raad van Beheer 08.11.2004 - RvB 2004/52)
Samenvatting Wie bouwt of verbouwt, zal in de toekomst meer dan nu moeten denken aan het energieverbruik van zijn gebouw. Dat zal het gevolg zijn van het Energieprestatiedecreet, dat het Vlaams Parlement op het einde van de vorige legislatuur goedkeurde. Het decreet komt er op vraag van een Europese richtlijn. Het decreet voert een energieprestatiecertificaat in (vergelijkbaar met een bodemattest), legt aan bouwheren energieprestatie-eisen, formulieren en procedures op tijdens het bouwen en bedeelt de gemeenten met de rol van tussenpersoon bij de administratieve procedures, o.a. door een energieprestatiedatabank bij te houden. De VVSG is het er mee eens dat een inhaalbeweging op het vlak van energieduurzamer bouwen kan en moet gemaakt worden om een bijdrage te leveren aan het halen van de Kyotodoelstellingen (uitstoot van broeikasgassen verminderen). We vragen daarentegen vooral aanpassingen aan de voorziene procedures en formulieren: die willen we tot het noodzakelijke beperken en vooral integreren in de procedure voor een stedebouwkundige vergunning. Ook de grote, louter administratie-ondersteunende rol die de gemeenten in de huidige procedure toebedeeld krijgen, willen we zoveel als mogelijk beperken. -
De VVSG vindt dat het EPB-voorstel beter ook berekeningen zou bevatten die aantonen dat de voorgestelde maatregelen wel voldoen aan de energieprestatie-eisen. Als het EPB-voorstel daarentegen slechts een sensibiliserend document blijft zonder inhoudelijke waarde voor de overheid, wordt het beter afgeschaft.
-
De VVSG vraagt dat startverklaring, uitstelverklaring en melding wijziging architect geschrapt worden uit het energieprestatiedecreet. Als de noodzaak hiertoe aangetoond wordt, kan de uitstelverklaring en de melding wijziging architect eventueel wel opgenomen worden in de stedebouwreglementering.
-
De VVSG vraagt dat de EPB-aangifte in het energieprestatiecertificaat wordt geïntegreerd (of omgekeerd). Als het idee van een "as built attest" vaste vorm zou krijgen, moet de rapportering over de energieprestatie daarin voorkomen en niet langer in een aparte EPB-aangifte.
-
De VVSG vraagt dat de Vlaamse overheid zelf één energieprestatiedatabank uitwerkt. Deze kan bv. zo opgezet worden dat architecten of andere energie-deskundigen ("EPB-verslaggevers") zelf rechtstreeks de nodige gegevens kunnen invoeren. Als de gemeenten toch nog zelf formulieren moeten ontvangen en er hieruit gegevens moeten overgezet worden in de energiedatabank, dan moet dit kunnen gebeuren door de benodigde gegevens op Vlaams niveau te exporteren uit de vergunningenregisters, niet door de gemeenten deze gegevens twee keer te laten invullen.
De meer gedetailleerde standpunten staan in deze tekst in blokjes vermeld. De afkorting "EPB" staat voor "energieprestatie en binnenklimaat"; in deze tekst houden we het kortweg bij "energieprestatie", behalve in de officiële benamingen "EPB-voorstel", "EPB-aangifte" en "EPB-verslaggever".
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 1/15
INHOUD Samenvatting .....................................................................................................................................................1 1. Principes waarop het VVSG-standpunt gebaseerd is............................................................................2 1.1 Ook gemeenten streven, binnen hun kerntaken naar een duurzaam energiebeleid .....................3 1.2 Administratief ondersteunen van andere overheden: taak van de gemeenten? ............................3 2. Toestand voor het energieprestatiedecreet............................................................................................3 3. Energieprestatierichtlijn............................................................................................................................4 4. Energieprestatiedecreet...........................................................................................................................5 4.1 Toepassingsgebied ............................................................................................................................6 4.2 Energieprestatie-eisen .......................................................................................................................7 4.3 Procedure en formulieren bij bouwwerken........................................................................................8 4.3.1 EPB-voorstel.............................................................................................................................8 4.3.2 Startverklaring en uitstelverklaring ..........................................................................................9 4.3.3 EPB-aangifte...........................................................................................................................10 4.3.4 Gemeente als postbus, archief, filter en databankbeheerder t.v.v. de Vlaamse administratie. ..........................................................................................................................................10 4.3.5 Vegunningsaanvragen bij de gewestelijke stedebouwkundige ambtenaar i.p.v. bij de gemeente................................................................................................................................................12 4.3.6 Vlaamse administratie kan administratieve boetes opleggen..............................................13 4.3.7 Geen enkele afstemming met stedebouwreglementering....................................................13 4.4 Energieprestatiecertificaat................................................................................................................14 4.5 inwerkingtreding en overgangsbepalingen .....................................................................................15
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 2/15
1. Principes waarop het VVSG-standpunt gebaseerd is 1.1 Ook gemeenten streven, binnen hun kerntaken naar een duurzaam energiebeleid Veel lokale besturen vinden een duurzaam beleid belangrijk. Duurzaamheid blijkt onder meer uit het zuinig omspringen met de beschikbare energiebronnen. De gemeenten ondersteunen dan ook de beleidsdoelstellingen inzake energieduurzaam bouwen. De reglementering rond energieduurzaam bouwen is een taak van de Vlaamse overheid. Omwille van schaal van de problematiek is het aangewezen dat de energieprestatie-regelgeving in heel Vlaanderen hetzelfde is. Naast het verduurzamen van het energieverbruik in eigen beheer (minder verbruiken, meer uit hernieuwbare bronnen), hebben gemeenten volgende "externe" taken rond energieduurzaam bouwen: -
Sensibiliseren - Gemeenten zijn het meest burgernabije bestuursniveau. Daarom heeft de gemeente een taak in het geven van voorlichting rond energie en energie zuinig bouwen. Die voorlichting kan eruit bestaan door te verwijzen naar het geëigende overheidsniveau of organisatie.
-
Stimuleren - Vele gemeenten geven daarenboven premies om energieduurzamer te bouwen (bv. zonne-energie).
Voor deze "externe" taken speelt de gemeente dan wel een loketfunctie, maar dat betekent niet dat zijzelf alle kennis en know-how in huis heeft rond energieduurzaam bouwen.
1.2 Administratief ondersteunen van andere overheden: taak van de gemeenten? Het louter administratief ondersteunen van andere overheden in het uitvoeren van hun beleid vormt in principe géén kerntaak van de gemeenten. Onder "louter administratief ondersteunen" verstaan we o.a. formulieren ontvangen, naar vorm controleren, doorsturen en inbrengen in een databank, zonder dat de gemeente zelf over die formulieren beslist of dat ze zelf iets kan halen uit die informatie. Een bijkomstige taak, zoals het administratief ondersteunen van een Vlaamse administratie, zouden de gemeenten wel kunnen opnemen ingeval deze taak vanuit het perspectief van de burger logischerwijze aansluit bij een kerntaak van de gemeenten. In zo'n geval zou het de burger immers onnodig belasten om twee dossiers over hetzelfde onderwerp op hetzelfde moment naar twee verschillende overheden te sturen. Maar die bijkomstige taak aansluitend bij een kerntaak van de gemeente aanvaarden kan slechts onder volgende voorwaarden: -
die bijkomende taak heeft geen al te grote impact op de werking van de dienst die instaat voor de kerntaak
-
die bijkomende taak sluit naadloos aan op die hoofdtaak
-
de Vlaamse overheid vergoedt integraal de werklast veroorzaakt door die bijkomende taak.
2. Toestand voor het energieprestatiedecreet Het verbeteren van de energieprestaties van de Vlaamse gebouwen vormt een belangrijke maatregel om de deosltellingen van het Kyoto-protocol te kunnen bereiken. In 2001 nam de residentiële sector immers 20% van het totale Vlaams eindenergieverbruik voor zijn rekening en de tertiaire sector 7%. Ruim 80% van dit gebruik is gebouwgebonden (verwarming, koeling, verlichting,..). Momenteel scoort Vlaanderen op het vlak van energiezuinig bouwen in vergelijking met andere regio’s of landen slecht. Zo steeg het eindverbruik sedert 1990 met 21% in de residentiële sector en met 69% in de tertiaire sector. Dit heeft te maken het groot aantal versnipperde opdrachtgevers. In het buitenland zijn de opdrachtgevers veelal institutionele beleggers die een grotere ervaring hebben in het svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 3/15
bouwen en die bovendien een grotere druk kunnen uitoefenen op de aannemers tot het behalen van de energieprestatie-eisen. Voor woningen bestaat nu al een isolatiereglementering. Het handhaven van die eisen is geregeld als onderdeel van de stedenbouwkundige vergunning. Bij de stedenbouwkundige aanvraag moet een "isolatieformulier" gevoegd worden waaruit blijkt dat de woning of appartemensgebouw de opgelegde energieprestaties haalt.1 Van de 31.362 isolatieformulieren in 2002 heeft de administratie Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE, de Vlaamse Energie-administratie) 6% administratief gecontroleerd; in één op drie van die gevallen (2% dus) heeft ANRE met een werfbezoek het formulier ook ter plaatse gecheckt.2 Volgens de Vlaamse overheid kost de behandeling van de isolatieformulieren de gemeente een kwartier per formulier en een half uur extra wanneer ANRE het formulier onderzoekt. Dat komt in totaal neer op 7 voltijdsequivalenten voor de 308 gemeenten samen.3 Aan dit systeem kleeft een aantal nadelen: -
het gaat om een controle vooraf. Het op papier halen van de energieprestatie-eisen zegt echter niets over de daadwerkelijk gerealiseerde energieprestatie. Die hangt immers fel af van de daadwerkelijke realisatie. Het huidige isolatieformulier laat te weinig ruimte voor wijzigingen tijdens de bouwwerken en de materiaalkeuze ligt niet altijd al vast bij de indiening van een vergunningsaanvraag (moment waarop het isolatieformulier werd ingediend),
-
Mocht bij een controle achteraf blijken dat de gevraagde eisen toch niet worden gehaald dan zijn de handhavingsmogelijkheden (strafrechtelijke geldboete, opleggen van herstelmaatregelen) niet geschikt om de overtreding te herstellen. Bij een slecht geïsoleerde woning is het achteraf vrijwel onmogelijk om dat nog te herstellen. Sanctioneren van overtredingen kan alleen via de zware strafrechtelijke procedure die het decreet ruimtelijke ordening voorziet; dergelijke aanpak is niet in verhouding met de overtreding. Vandaar dat nog nooit iemand hiervoor werd veroordeeld.4
-
Niet alle (ver)bouwingen zijn vergunningsplichtig. Ook niet-vergunningsplichtige werken kunnen echter een invloed hebben op het energiezuinig bouwen.
3. Energieprestatierichtlijn Omdat het energieprestatiedecreet een Europese energieprestatierichtlijn5 omzet, moeten we eerst nagaan wat de richtlijn voorschrijft en over welke bewegingsvrijheid de lidstaten (lees: de Vlaamse wetgever) nog beschikt(e). 1. De lidstaten moeten "energieprestatie-eisen" vastleggen en moeten ervoor zorgen dat nieuwe gebouwen aan die eisen voldoen. Hetzelfde geldt voor bestaande gebouwen van meer dan 1.000 m² vloeroppervlakte die ingrijpend gerenoveerd worden. Bij nieuwe gebouwen met meer dan 1.000 m² vloeroppervlakte moeten ook alternatieve verwarmingssystemen worden onderzocht. De lidstaten hoeven de energieprestatie-eisen niet toe te passen op beschermde monumenten, religieuze gebouwen, tijdelijke gebouwen (< 2 jaar), seizoensgebonden woningen (< 4 maand/jaar bewoond) en kleine alleenstaande gebouwen (< 50 m² vloeroppervlakte) De richtlijn bepaalt niet hoe de lidstaten die eisen moeten opleggen of controleren. 6 2. Bij de bouw, verkoop of verhuur van een gebouw moet de bouwheer, koper of huurder een "energieprestatiecertificaat" krijgen. Het energieprestatiecertificaat is het enige formulier dat de Europese Voor de isolatienormen: art. 100, § 3 decreet ruimtelijke ordening + B.Vl.Reg. 18.09.1991 houdende het opleggen van minimum eisen inzake thermische isolatie van woongebouwen Voor het isolatieformulier: art. 16, 6° B.Vl.Reg. 28.05.2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning 2 Zie voor de precieze cijfers: Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/1, p. 14 3 Nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 34 4 Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/1, p. 15 5 Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16.12.2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, Pb. L., 2003, nr. 1 (04.01.2003), p. 65 6 Art. 4-6 richtlijn 1
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 4/15
richtlijn voorschrijft. Zoals een bodemattest weergeeft wat het resultaat was van een bodemonderzoek op het perceel, zo zal een energieprestatiecertificaat (louter informatief) moeten weergeven wat het energieverbruik is in het gebouw (vergeleken met andere gebouwen) en kostenefficiënte aanpassingen aanbevelen. De lidstaten beschikken over dezelfde uitzonderingsmogelijkheden als voor de energieprestatie-eisen (monumenten enz… - zie hoger). In gebouwen met meer dan 1.000 m² vloeroppervlakte waarin overheden een loketfunctie aanbieden, moet een energieprestatiecertificaat zichtbaar worden uitgehangen.7 Deze richtlijn moet voor 6 januari 2006 zijn omgezet in interne regelgeving. Voor het energieprestatiecertificaat kan drie jaar uitstel worden verleend als er onvoldoende energie-deskundigen voorhanden zijn.8
4. Energieprestatiedecreet Deze richtlijn is omgezet in Vlaamse regelgeving door het Energieprestatiedecreet.9 Formeel is het als voorstel van decreet ingediend in het Vlaams parlement door vier parlementairen van de meerderheid.10 De pen is echter duidelijk vastgehouden door ANRE en het wetenschappelijk en technisch centrum voor het bouwbedrijf (WTCB) terwijl de Vlaamse Regering die gang van zaken steunde. Het decreet is uiteindelijk op de valreep voor het einde van de vorige legislatuur (29 april 2004) goedgekeurd met een wisselmeerderheid: meerderheidspartij VLD stemde tegen, oppositiepartij CD&V stemde voor. Ondertussen had de Vlaamse Regering ook al een ontwerp van eerste uitvoeringsbesluit klaar (26 maart 2004).11 De Kenniscel Wetsmatiging, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (Vlacoro) en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (MiNa-Raad) hebben over dit ontwerp van uitvoeringsbesluit al een advies uitgebracht12. Ook al werden ze strikt genomen alleen om advies gevraagd over het eerste uitvoeringsbesluit op het moment dat het decreet al beslist was, toch gaven deze organen in hun adviezen enige kritiek op het decreet zelf, precies omdat ze nooit de kans hebben gekregen om zich over het decreet zelf uit te spreken. Daarom hebben we ons ook kunnen baseren op deze adviezen om ons standpunt over het energieprestatiedecreet te formuleren.
Art. 7 richtlijn Art. 15.1, lid 1 en 15.2 richtlijn 9 Decreet 07.05.2004 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat, B.S., 30.07.2004 http://www.inforum.be/uhtbin/docno/196176 Het decreet zegt niet met zoveel woorden dat het de richtlijn omzet, alhoewel de richtlijn dat wel verwacht (art. 15.1, lid 2 richtlijn). 10 Voorstel van decreet houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat, Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379. De indieners waren voor de SP.A Robert Voorhamme, voor Spirit Jos Bex, voor Groen! Eloi Glorieux en voor VLD Jacques Laverge (later vervangen door Koen Helsen die uiteindelijk zijn steun aan het voorstel introk) 11 Voor de tekst hiervan en de nota aan de Vlaamse Regering erbij, baseren we ons op de documenten zoals voorgelegd aan de MiNa-Raad en de Vlacoro. De tekst van het ontwerp-uitvoeringsbesluit is ook gepubliceerd op de website van ANRE: http://193.190.148.16/ned/sites/economie/energiesparen/documenten/epb_besluit.pdf 12 Kenniscel Wetsmatiging, advies van 30 april 2004, niet gepubliceerd maar wel bezorgd aan de leden van de Vlacoro SERV, advies van 5 mei 2004 http://www.serv.be/uitgaven/590.pdf Vlacoro, advies van 1 juni 2004 http://www.vlacoro.be/docs/advies%20energieprestatiebesluit%2001-06-04.pdf MiNa-Raad, advies van 3 juni 2004 http://www.minaraad.be/2004/2004-21.pdf 7 8
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 5/15
4.1 Toepassingsgebied De energieprestatie-regelgeving is van toepassing op werken aan nieuwe of bestaande gebouwen als het gaat om bouwwerken, functiewijzigingen of het wijzigen van het aantal woongelegenheden waarvoor een stedenbouwkundige vergunning nodig is.13 De energieprestatie-regelgeving kan echter ook toepasselijk zijn op werken aan bestaande gebouwen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, als het gaat om werken "die de energieprestatie van het gebouw bepalen". 14 Als voorbeeld hiervan vermelden de indieners "een gebouw waar de technische installaties, de ramen en het dak vervangen worden"15 Het is echter onduidelijk wie zal bepalen welke niet-vergunningsplichtige werken al of niet "de energieprestatie van een gebouw bepalen." In het ontwerp-uitvoeringsbesluit zijn voor deze categorie werken (nog) geen energieprestatie-eisen voorzien,16 zodat de procedures en formulieren ook (nog) niet van toepassing zijn.17 Het gaat niet langer alleen om woningen maar om elk (deel van een) gebouw "waarvoor energie verbruikt wordt om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te bereiken".18 Het decreet voorziet uitzonderingen voor: -
monumenten of gebouwen in een landschap, stads- of dorpsgezicht;19
-
religieuze gebouwen;20
-
bouwwerken waar geen architect bij nodig is21 en
-
bestaande gebouwen of grote nieuwe gebouwen (> 3.000 m³ beschermd volume) waar "het behalen van de energieprestatie-eisen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is".22
Het is niet duidelijk waarom het decreet geen gebruik maakt van de andere uitzonderingsmogelijkheden uit de richtlijn, nl. voor tijdelijke gebouwen (< 2 jaar), seizoensgebonden woningen (< 4 maand/jaar bewoond)23 en kleine alleenstaande gebouwen (< 50 m² vloeroppervlakte).24 Deze uitzonderingen worden niet algemeen toegekend maar zijn slechts ingevuld als vrijstellings- of afwijkingsmogelijkheden.25 Dat betekent dat de energieprestatie-eisen in principe wel van toepassing zijn, maar dat men telkens opnieuw, per gebouw een vrijstelling (= geheel) of afwijking (= gedeeltelijk) Art. 4, § 1 energieprestatiedecreet (met verwijzing naar art. 99, § 1, 1°, 6° of 7° van het decreet ruimtelijke ordening) 14 Art. 4, § 2 energieprestatiedecreet Dit gaat overigens in tegen de trend om alsmaarmeer kleine bouwwerken met weinig stedenbouwkundige impact te "dereguleren" door het advies van de gemachtigd ambtenaar, de bijstand van een architect of de vergunningplicht af te schaffen. 15 Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/1, p. 23 16 Zie nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 8. In de aanhef van het ontwerpuitvoeringsbesluit is art. 4, § 2 van het decreet ook niet vermeld als rechtsgrond. 17 Bij die bepalingen wordt nl. telkens verwezen naar gebouwen waarvoor al energieprestatie-eisen gelden. 18 Art. 3, 2° energieprestatiedecreet 19 Art. 6, 1° energieprestatiedecreet + art. 18 ontwerp-uitvoeringsbesluit; in het ontwerp-uitvoeringsbesluit wordt deze uitzondering bovendien (zonder grond in het decreet?) uitgebreid tot gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. 20 Art. 6, 2° energieprestatiedecreet + art. 19 ontwerp-uitvoeringsbesluit 21 Art. 6, 3° energieprestatiedecreet + art. 17 ontwerp-uitvoeringsbesluit. Eigenaardig genoeg is er geen uitzondering voorzien voor bouwwerken waarvoor niet alleen geen architect nodig is, maar waarvoor zelfs geen vergunning nodig is. Het ontwerp-uitvoeringsbesluit bepaalt echter (nog) geen energieprestatie-eisen voor bouwwerken zonder vergunning. (zie verder) 22 Art. 6, 4° energieprestatiedecreet Deze laatste twee uitzonderingen worden niet vermeld in de richtlijn (art. 4.3) 23 Deze uitzondering wordt wel gebruikt bij de definitie van "woongebouw" in het ontwerp-uitvoeringsbesluit (art. 1, 2°) 24 Art. 4.3, 3e-5e streepje richtlijn 25 Misschien met uitzondering van de werken zonder architect, want het ontwerp-uitvoeringsbesluit (niet het decreet) voorziet hiervoor toch een algemene uitzondering. (art. 17) 13
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 6/15
ervan kan aanvragen. Het is echter niet duidelijk op basis van welke criteria vrijstellingen of afwijkingen zullen worden toegestaan.26 standpunt VVSG: Voor de gebouwen waarvoor het decreet vrijstellingen of afwijkingen toelaat (monumenten en religieuze gebouwen bv.) wordt beter een algemene uitzondering voorzien i.p.v. een onzekere vrijstellings- of afwijkingsmogelijkheid die bovendien een extra administratieve procedure moet doorlopen.27 Dit sluit uiteraard niet uit dat bij de uitgezonderde bouwwerken (bv. monumenten en religieuze gebouwen) energiebesparende maatregelen toch worden aangemoedigd.28
4.2 Energieprestatie-eisen De energieprestatie-eisen worden in het ontwerp-uitvoeringsbesluit bepaald. Op nieuwe gebouwen en volledige herbouwde bestaande gebouwen zijn ze in elk geval toepasselijk; voor gedeeltelijke nieuwbouw, verbouwingen en functiewijzigingen gelden aangepaste eisen. Er zijn (nog) geen eisen voorzien voor niet-vergunningsplichtge bouwwerken.29 De eisen zijn gespecificeerd voor woningen, scholen, kantoren en een restcategorie gebouwen. Het besluit behandelt de globale energieprestatie van een gebouw (maximaal E-peil), verstrengt de thermische isolatie-eisen (maximaal K-peil en U-waarden per constructie-onderdeel) en legt eisen op aan het binnenklimaat onder de vorm van minimale ventilatievoorzieningen en, bij woongebouwen, tegen het risico op oververhitting ’s zomers. Over deze zeer gedetailleerde en technische normen, spreken we ons hier niet uit. De bestaande isolatienormen30 worden echter niet opgeheven en blijven dus parallel gelden. Dit is een eerste voorbeeld waar de energieprestatie-regelgeving de bestaande stedebouwregelgeving eenvoudigweg negeert. (zie verder) Standpunt VVSG: De VVSG vraagt dat de bestaande isolatienormen worden opgeheven tegelijk met de inwerkingtreding van de nieuwe energieprestatie-eisen. De toepassing van de energieprestatie-eisen zullen ongetwijfeld een meerkost betekenen voor de bouwheer (kost van isolatie, ventilatie en verslaggever). Die meerkost wordt door de Vlaamse overheid geschat op 1.200 euro31 en door de Bouwunie op 3.000 euro32. De bouwheer zou deze meerkost wel terugverdienen door een lagere energiefactuur in twee tot vier jaar tijd.
Advies SERV p. 2: "Ook wordt het aan de Vlaamse Regering overgelaten om een aantal belangrijke kwesties nader te regelen. Dit is ondermeer het geval voor de afwijkings- en vrijstellingsprocedure. Het is vooralsnog onduidelijk hoe afwijkingen en vrijstellingen toegestaan zullen worden, op basis van welke criteria en aan welke gebouwen." 27 Wat betreft monumenten e.d.: advies Vlacoro punt 2.1.6: "Wat beschermde monumenten betreft lijkt de voorgestelde uitzonderingsregeling nodeloos gecompliceerd. Het komt Vlacoro voor dat de procedure in quasi alle gevallen zal leiden tot een instemming van de bevoegde afdeling met de voorgestelde, van de eisen afwijkende uitvoeringswijze, net om de erfgoedwaarden te vrijwaren (bijvoorbeeld niet toelaten van een gevelisolatie bovenop een waardevolle gevel of binnen een te beschermen interieur). Eenvoudiger lijkt dus een volledig uitsluiten van monumenten en eventueel ook gebouwen binnen geklasseerde stads- en dorpsgezichten. Ook Europa lijkt geen verdere verwachtingen op te leggen. In een tijd van wetsmatiging en deregulering zou die piste minstens onderzocht moeten worden." 28 Advies MiNa-Raad p. 4: "De MiNa-Raad gaat akkoord met vrijstelling voor kerken, beschermde monumenten en werken waarvoor de medewerking van een architect niet vereist is. De Raad meent wel dat deze gebouwen ook in aanmerking moeten komen voor financiële stimuli voor energiebesparende maatregelen." 29 Zie nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 8. In de aanhef van het ontwerpuitvoeringsbesluit is het hierop toepasselijke art. 4, § 2 van het decreet ook niet vermeld als rechtsgrond. 30 B.Vl.Reg. 18.09.1991 houdende het opleggen van minimum eisen inzake thermische isolatie van woongebouwen 31 Nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 28-29 32 Persbericht Bouwunie 07.05.2004 http://www.bouwunie.be/viewobj.jsp?id=68523 26
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 7/15
4.3 Procedure en formulieren bij bouwwerken Energieprestatie-eisen afkondigen is niet voldoende, ze moeten ook nageleefd worden bij een bouwwerk. Het energieprestatiedecreet probeert dit te bereiken met een vier verschillende formulieren en een uitgebreide procedure. Deze zijn gekoppeld aan verschillende momenten bij het (ver)bouwen van een gebouw, maar staan praktisch volledig los van de stedebouwkundige vergunning. De richtlijn bepaalt niets over deze procedure of deze formulieren, dus dit is een volledig Vlaamse creatie. In bijlage vindt u een schema waarin die formulieren en procedures worden vermeld.33 Standpunt VVSG: Nog voor we bekijken in hoeverre dit een bijkomende werklast voor de gemeenten zal opleveren, stellen we ons de vraag of de last van deze nieuwe administratieve procedure voor alle betrokkenen wel in verhouding staat met de meerwaarde naar energiebesparing. In elk geval gaat dit decreet in tegen de algemeen aanvaarde tendens naar een vereenvoudiging en vermindering van de regelgeving. Ook de Kenniscel Wetsmatiging34 en de Vlacoro35 stellen zich de vraag of de procedurele last wel in verhouding staat met milieu-baten.
4.3.1 EPB-voorstel Als eerste stap in het bouwproces voorziet het decreet een EPB-voorstel als een bijkomende verplichte bijlage bij een vergunningsaanvraag.36 Het "isolatieformulier" als bijlage bij een vergunningsaanvraag37 wordt niet opgeheven en blijft parallel bestaan. Als dit niet wordt verholpen moet de bouwheer gelijkaardige informatie tegelijkertijd opnemen in een isolatieformulier én een EPB-voorstel! Dit is een tweede voorbeeld waar de energieprestatie-regelgeving de bestaande stedebouwregelgeving eenvoudigweg negeert. (zie verder) Standpunt VVSG: De VVSG vraagt dat in het besluit over de dossiersamenstelling voor een vergunningsaanvraag het isolatieformulier wordt vervangen door het EPB-voorstel. Het EPB-voorstel is een verplichte administratieve formaliteit (ontvankelijkheidsvoorwaarde van de bouwvergunningsaanvraag) maar heeft inhoudelijk slechts als functie om de bouwheer te sensibiliseren.38 Het heeft geen inhoudelijke meerwaarde naar de overheid: alleen het bestaan ervan (als bijlage bij de aanvraag voor een stedebouwkundige vergunning) wordt gesanctioneerd (vergunningsaanvraag onvolledig), de inhoud ervan wordt niet gecontroleerd. Het gaat volgens ons in tijden van wetsmatiging niet op om een bijkomend administratief formulier te verplichten louter om de vergunningsaanvrager te sensibiliseren. Hoe kan men van een overheid verwachten de afwezigheid van zo'n formulier te sanctioneren (door de vergunningsaanvraag terug te sturen), als het formulier zelf toch niet zal gelezen worden? Een volledige oplijsting (twee A4-pagina's !) van alle formulieren en procedures uit het energieprestatiedecreet kunt u vinden in de bijlage bij het advies van de Kenniscel Wetsmatiging. 34 Advies kenniscel Wetsmatiging p. 6: "Een minder sterk punt is het feit dat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn of er een inschatting en afweging werd gemaakt van enerzijds de meerkost die deze maatregel zal hebben (investeringen, architect, administratieve lasten) en anderzijds de energiebesparing (financieel, ecologisch) die er door bereikt zal worden. Zelfs indien men ervan overtuigd is dat die kostenbatenverhouding gunstig is, blijft het aangewezen om dat te onderbouwen en te communiceren." 35 Advies Vlacoro punt 2.1.5: "Bovendien wordt een regeling voorgesteld waarvan de administratieve lasten ongetwijfeld niet in verhouding tot de baten staan." 36 Art. 9 energieprestatiedecreet; in de gevallen waarbij geen vergunning nodig is, is blijkbaar ook geen EPBvoorstel nodig. 37 art. 16, 6° B.Vl.Reg. 28.05.2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning 38 Advies MiNa-Raad p. 4: "Volgens het voorliggend besluit heeft het EPB-voorstel een louter sensibiliserende bedoeling" 33
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 8/15
Bovendien bevat het EPB-voorstel enkel "een algemeen overzicht van de geplande maatregelen (…) om aan de energieprestatie-eisen te voldoen",39 maar geen berekeningen of die maatregelen voldoende zullen zijn.40 Omdat het huidige isolatieformulier te weinig ruimte liet voor wijzigingen tijdens de bouwwerken en omdat de materiaalkeuze niet altijd vastligt bij de indiening van een vergunningsaanvraag (moment waarop het isolatieformulier werd ingediend), verschuift het energieprestatiedecreet de bewijsvoering volledig naar het einde van de werken (EPB-aangifte). maar we vragen ons af of we daarmee niet van het ene uiterste (alles vooraf controleren) vervallen in het andere uiterste (alles achteraf controleren). Zelfs om de beoogde sensibiliserende functie waar te maken, vragen we ons af of dergelijke berekeningen niet opportuun zijn. Alleen zo kan de bouwheer op voorhand weten dat zijn geplande gebouw zal voldoen aan de energieprestatie-eisen. Door meer de nadruk te leggen op het EPB-voorstel, kan ook de administratieve last op het einde van de procedure bij de EPB-aangifte verminderd worden tot het vergelijken van het voorstel (en de vergunningsaanvraag) met het uiteindelijke bouwwerk.41 Wordt deze piste om meer inhoudelijk gewicht te geven aan het EPB-voorstel niet gevolgd en blijft het een vrijblijvend sensibiliserend formulier, dan wordt het beter afgeschaft. Standpunt VVSG: De VVSG vraagt zich af of het EPB-voorstel beter ook berekeningen zou bevatten die aantonen dat de voorgestelde maatregelen wel voldoen aan de energieprestatie-eisen. Als het EPB-voorstel daarentegen slechts een sensibiliserend document blijft zonder inhoudelijke waarde voor de overheid, wordt het beter afgeschaft.
4.3.2 Startverklaring en uitstelverklaring Verder moet de bouwheer een startverklaring sturen naar de gemeente acht dagen voor de werken beginnen.42 Nieuw is dit niet, want dit overlapt met de standaardvoorwaarde in een vergunning dat de aanvrager "ertoe verplicht is het college van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaar per aangetekende brief op de hoogte te brengen van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen".43 Beide startverklaringen blijven tot nader order naast elkaar bestaan. Dit is een derde voorbeeld waar de energieprestatie-regelgeving de bestaande stedebouwregelgeving eenvoudigweg negeert. (zie verder) Verandert de bouwheer van architect of van energie-deskundige ("EPB-verslaggever") , dan moet hij dit ook melden aan de gemeente.44 Zijn de werken niet binnen drie jaar afgewerkt, dan moet de bouwheer een uitstelverklaring sturen naar de gemeente; dit moet om het half jaar herhaald worden, tot de
Art. 3, 6° energieprestatiedecreet Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/1, p. 25 41 Advies MiNa-Raad p. 4: Het EPB-voorstel bevat "geen berekeningen maar enkel een opsomming van de maatregelen die genomen zullen worden om tegemoet te komen aan de EPB-eisen. De Raad vraagt zich af of dergelijke berekeningen niet opportuun zijn opdat de bouwheer er zich dan kan van vergewissen dat het geplande gebouw in overeenstemming is met de EPB-eisen." Advies SERV, p. 3: "Ook vindt de SERV dat het EPB-voorstel, dat bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning moet worden gevoegd, reeds de berekeningen moet bevatten die aantonen dat het gebouw met de voorziene bouwkundige en technische maatregelen effectief aan de EPB-eisen zal voldoen. Volgens de voorliggende teksten bevat het EPB-voorstel echter geen berekeningen, enkel een overzicht van de maatregelen die genomen zullen worden om aan de EPB-eisen te voldoen. Dergelijke berekeningen zouden de bouwheer nochtans in een vroeg stadium een zekere garantie kunnen geven dat het gebouw met de voorziene maatregelen ook in de praktijk aan de EPB-eisen zal voldoen en dat hiervoor dus geen bijkomende investeringen nodig zullen zijn." 42 Art. 10, §§ 2-3 energieprestatiedecreet 43 zie bijlage bij M.B.(Vl.) 21.04.2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen inzake aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning 44 Art. 10, § 4 energieprestatiedecreet 39 40
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 9/15
werken af zijn.45 Beide meldingsplichten zijn nieuw; er bestaan geen gelijkaardige stedebouwkundige regels. Standpunt VVSG: De VVSG vraagt dat startverklaring, uitstelverklaring en melding wijziging architect geschrapt worden uit het energieprestatiedecreet. Als de noodzaak hiertoe aangetoond wordt, kan de uitstelverklaring en de melding wijziging architect eventueel wel opgenomen worden in de stedebouwreglementering.
4.3.3 EPB-aangifte Binnen het half jaar nadat de werken af zijn, moet de bouwheer een EPB-aangifte versturen naar de gemeente. Hierin beschrijft de architect of een andere energiedeskundige (de "EPB-verslaggever") alle uitgevoerde maatregelen tot naleving van de energieprestatie-eisen en verklaart of de energieprestatie-eisen al of niet worden gehaald.46 Een EPB-aangifte lijkt op het energieprestatiecertificaat. De EPB-aangifte is een document waarbij de architect of een andere energie-deskundige rapporteert aan de overheid; een energieprestatiecertificaat is een document waarin hij rapporteert aan de bouwheer (zij het dat het niet duidelijk is wie het certificaat moet leveren aan de bouwheer). Is het niet mogelijk beide documenten te integreren in één? Een EPB-aangifte lijkt ook op het idee van een "as built attest", maar dan beperkt tot het onderwerp energieprestatie alleen. Als het EPB-voorstel al voldoende concrete gegevens bevatte, dan kan de EPBaangifte zicht inderdaad beperken tot het toetsen van het ingediende voorstel (vergunningsaanvraag) met de effectief uitgevoerde werken.47 Als het idee van een "as built attest" vaste vorm krijgt, en er moet gerapporteerd worden over de uitvoering van de vergunning in het algemeen, dan worden de energieprestatie-gegevens best daarin opgenomen. Zoniet moet de bouwheer of de architect op hetzelfde moment opnieuw twee documenten over hetzelfde onderwerp (overeenstemming bouwwerk met vergunning) opmaken voor twee administraties. Standpunt VVSG: De VVSG vraagt dat de EPB-aangifte in het energieprestatiecertificaat wordt geïntegreerd (of omgekeerd). Als het idee van een "as built attest" vaste vorm zou krijgen, moet de rapportering over de energieprestatie daarin voorkomen en niet langer in een aparte EPB-aangifte. Let wel: de EPB-aangifte blijft ook nog lang na de werken relevant: de installaties of constructies die daarin werden vermeld, mogen slechts worden gewijzigd of vervangen als de nieuwe installaties of constructies "elk op zich minstens de prestaties leveren die vermeld werden in de EPB-aangifte".48
4.3.4 Gemeente als postbus, archief, filter en databankbeheerder t.v.v. de Vlaamse administratie. Voor de start- en uitstelverklaringen en de EPB-aangiftes dient de gemeente als postbus en filter voor rekening van ANRE.49 Als de start- of uitstelverklaring of de EPB-aangifte niet of laattijdig werd verstuurd, dan moet de gemeente dit melden aan ANRE. Hetzelfde geldt als de EPB-aangifte onvolledig is of bevestigt dat het gebouw niet voldoet aan de energieprestatie-eisen.50 ANRE kan in die gevallen administratieve boetes opleggen aan de bouwheer. (voor de boetes: zie verder)
Art. 15, lid 2-4 energieprestatiedecreet Art. 3, 11° en art. 14, lid 1 energieprestatiedecreet 47 advies SERV, p. 3: In het geval dat het EPB-voorstel wel al berekeningen bevat zou de EPB-aangifte "beperkt kunnen worden tot een as-builtweergave van de maatregelen die uitgevoerd werden om aan de EPB-eisen te voldoen." 48 Art. 17 energieprestatiedecreet 49 Is er geen vergunning vereist voor het bouwwerk dan worden de formulieren rechtstreeks bij ANRE ingediend. Maar omdat voor werken zonder vergunning die onder het energieprestatiedecreet vallen, (nog) geen EPB-eisen zijn vastgesteld in het ontwerp-uitvoeringsbesluit, is het niet duidelijk of deze procedure en formulieren wel gelden voor dergelijke werken. (zie hoger) 50 Art. 16 energieprestatiedecreet 45 46
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 10/15
De gemeenten moeten ook deze formulieren archiveren en in een energieprestatiedatabank inventariseren.51 Het gaat volgens het decreet duidelijk om een databank per gemeente en niet om het invullen door de gemeente van een Vlaamse databank.52 De toelichting bij het voorstel van decreet en de nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit stellen daarentegen nogal misleidend dat de databank niet door elke gemeente afzonderlijk moet ontwikkeld worden, maar dat deze door de administratie zal ter beschikking worden gesteld.53 Wat de gemeenten in de energieprestatiedatabank moeten invoeren, is nog niet duidelijk,54 maar uit de toelichting van de indieners van het decreet55 en uit de nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerpuitvoeringsbesluit56 blijkt toch dat bijna alle belangrijke gegevens uit deze formulieren moeten overgezet worden in de databank. Door zomaar een nieuwe databank te bedenken, negeert het decreet echter dat gemeenten al langer bezig zijn met het opstellen van vergunningenregisters. Het is tijdverspilling voor de gemeentelijke dienst ruimtelijke ordening om dezelfde gegevens twee keer te moeten invoeren: in het vergunningenregister en in de energieprestatiedatabank. Indien een gemeente een taak krijgt in de administratieve behandeling van energieprestatie, is het overigens noodzakelijk dat termijnen worden opgevolgd etc. Dat impliceert inderdaad op gemeentelijk niveau de opbouw van een soort overzicht i.v.m. met de opvolging van de termijnen, totdat een vergunningsaanvraag is gerealiseerd. Dit is echter wat anders dan de opzet en eindverantwoordelijkheid van een databank. Standpunt VVSG: De VVSG vraagt dat de Vlaamse overheid zelf één energieprestatiedatabank uitwerkt. Deze kan bv. zo opgezet worden dat architecten of andere energie-deskundigen ("EPB-verslaggevers") zelf rechtstreeks de nodige gegevens kunnen invoeren. Als de gemeenten toch nog zelf formulieren moeten ontvangen en er hieruit gegevens moeten overgezet worden in de energiedatabank, dan moet dit kunnen gebeuren door de benodigde gegevens op Vlaams niveau te exporteren uit de vergunningenregisters, niet door de gemeenten deze gegevens twee keer te laten invullen. 57
Art. 20 en 22 energieprestatiedecreet Zie hiervoor letterlijk art. 20, lid 1: "Elke gemeente houdt een energieprestatiedatabank bij. De energieprestatiedatabank is een geïnformatiseerd gegevensbestand waarin alle informatie met betrekking tot de energieprestaties van de gebouwen waarvoor EPB-eisen gelden, op het grondgebied van de gemeente worden opgenomen." Zie ook art. 20, lid 2: "De Vlaamse Regering bepaalt tevens de minimale voorwaarde waaraan de energieprestatiedatabank moet voldoen." en art. 22 dat stelt dat de Vlaamse toezichtsambtenaren toegang krijgen tot "de energieprestatiedatabank van de gemeente", bepalingen die onnodig zouden zijn, moest het om één Vlaamse databank gaan die door de gemeenten wordt ingevuld. 53 Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/1, p. 28; Nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 36 54 Het decreet delegeert dit aan de Regering en het ontwerp-uitvoeringsbesluit schuift dit door naar de Energieminister. (art. 20, lid 2 energieprestatiedecreet + art. 23 ontwerp-uitvoeringsbesluit) 55 Zij dachten aan de verschillende data in de procedure (start van de werkzaamheden, uitstelverklaring, datum van ingebruikneming, indienen EPB-aangifte), het al dan niet voldoen aan de eisen en een aantal gegevens over het gebouw en de bouwheer. (Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/1, p. 28) 56 Daarin denkt ANRE eraan dat de gemeenten volgende gegevens moeten invoeren: Voor het EPB-voorstel: administratieve gegevens bouwplaats, gegevens van de aanvrager, gegevens van de architect, bestemming van het gebouw, aard van de werken, aantal wooneenheden, beschermd volume. Voor de startverklaring: datum startverklaring, datum start van werken en de gegevens van de verslaggever. Voor de uitstelverklaring: datum van uitstelverklaring. Voor de EPB-aangifte: datum van indiening, datum van ingebruikname van het gebouw, voldoen aan de eisen, Epeil, primair energieverbruik. (Nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 36) 57 Zie ook advies MiNa-Raad p. 4: "De MiNa-Raad heeft ook ernstige vragen bij de voorgestelde administratieve afhandeling van de documenten. De MiNa-Raad vraagt om te onderzoeken of een databank (toegankelijk via webapplicatie) op gewestelijk niveau niet te verkiezen is boven de voorgestelde regeling. De informatiedoorstroming vanuit de gemeenten, bouwheren, architecten en verslaggevers kan dan éénduidiger en via elektronische weg geschieden." 51 52
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 11/15
De Vlaamse overheid schat de werklast voor alle gemeenten samen op 27 manjaren, wat een verviervoudiging is ten opzichte van huidige situatie.58 Bovendien meent de VVSG dat de Vlaamse overheid de bijkomende werklast voor de gemeenten hiermee dan nog serieus onderschat. Ook de Vlacoro vindt dit een onderschatting.59 In de nota aan de Vlaamse Regering wordt voor deze extra werklast geen financiering voorzien. Wel is er sprake van het onderzoeken van alternatieven voor de energieprestatiedatabank die eventueel worden opgenomen in het uitvoeringsbesluit nadat de Raad van State erover advies gaf.60 Deze extra werklast kan echter niet opgelost worden door wijzigingen aan de databank in het uitvoeringsbesluit alleen; de werklast komt ook voort uit de hele procedure én uit het feit dat de gemeenten zelf moeten instaan voor de databank; dit zijn keuzes die in het decreet vastliggen en die het uitvoeringsbesluit niet meer kan omkeren. Standpunt VVSG: De VVSG vraagt dat de gemeenten integraal vergoed worden voor de werklast die dit decreet met zich meebrengt. Een ander bouwplan voor de energieprestatiedatabank in het uitvoeringsbesluit is onvoldoende om die werklast op te vangen.
4.3.5 Vergunningsaanvragen bij de gewestelijke stedebouwkundige ambtenaar i.p.v. bij de gemeente Gemakshalve gaat het decreet ervan uit dat de meeste alle aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen binnenkomen bij gemeenten; ook wij houden dit aan in deze tekst. Aanvragen van gemeenten en andere publiekrechtelijke rechtspersonen en aanvragen voor werken van algemeen belang moeten echter bij de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar en niet bij de gemeente worden ingediend.61 Ook het energieprestatiedecreet kent een gelijkaardige regel: publiekrechtelijke rechtspersonen moeten de EPB-formulieren niet bij de gemeente maar rechtstreeks bij ANRE indienen.62 - Het toepassingsgebied van die regel in het energieprestatiedecreet is te beperkt: het gaat niet alleen om de gevallen dat de aanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon is, maar ook om "werken van algemeen belang". Standpunt VVSG Art. 18 van het energieprestatiedecreet moet hetzelfde toepassingsgebied hebben als art. 127 van het decreet ruimtelijke ordening: ook bij "werken van algemeen belang" moet de procedure volledig via de Vlaamse overheid verlopen en niet deels (nl. alleen voor het doorsturen van de EPB-formulieren naar ANRE) via de gemeente. 63 - Waarom moet een aanvrager (bv. een gemeente) in dat geval zijn dossier opsturen naar de gewestelijke stedebouwkundige ambtenaar, met uitzondering van de EPB-formulieren die rechtstreeks naar ANRE moeten? Omwille van het gemak voor de aanvrager moet de gemeente de EPB-formulieren ontvangen en doorsturen naar ANRE. Waarom geldt de loketfunctie van de dienst ruimtelijke ordening ten behoeve van ANRE slechts op gemeentelijk niveau en niet ook op Vlaams niveau ten voordele van de gemeente (als aanvrager)?
Nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 37 Advies Vlacoro p. 3: "De commissie meent overigens dat de bijkomende werklast voor gemeenten onderschat wordt." 60 Nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit, p. 37-39 61 Art. 127 decreet ruimtelijke ordening 62 Art. 18 energieprestatiedecreet 63 Advies Vlacoro punt 2.2.3: "Wat artikel 127 (DRO) dossiers betreft, blijkt artikel 18 van het Energieprestatiedecreet enige discordantie te bevatten waar dit enkel betrekking heeft op publieke rechtspersonen, terwijl artikel 127 van het DRO ook de procedure regelt voor aanvragen voor werken van algemeen belang (die niet noodzakelijk uitgaan van publiekrechtelijke rechtspersonen). Het is derhalve niet duidelijk hoe de procedure voor zo'n aanvragen zal verlopen." 58 59
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 12/15
Standpunt VVSG Als de gewestelijke stedebouwkundige ambtenaar een vergunningsaanvraag ontvangt, dan moet hij de EPB-formulieren ontvangen en doorsturen naar ANRE. De aanvrager hoeft die niet zelf rechtstreeks naar ANRE te sturen. Hetzelfde geldt immers als gemeente een vergunningsaanvraag ontvangt.
4.3.6 Vlaamse administratie kan administratieve boetes opleggen. Als de start- of uitstelverklaring of de EPB-aangifte niet of laattijdig werd verstuurd, dan moet de gemeente dit melden aan ANRE. Hetzelfde geldt als de EPB-aangifte onvolledig is of bevestigt dat het gebouw niet voldoet aan de energieprestatie-eisen. ANRE kan in die gevallen (na en regularisatietermijn) administratieve boetes opleggen aan de bouwheer. Voor een vergeten start- of uitstelverklaring bedraagt die 250 euro; bij een laattijdige, onvolledige of negatieve EPB-aangifte hangt de hoogte van de boete af van de energieverspilling. Was de EPB-aangifte positief, maar merkt ANRE bij een controle ter plaatste dat die aangifte niet correct is, dan wordt de verslaggever (de architect of een andere energiedeskundige) beboet naargelang de energieverspilling. Het decreet voorziet in geen enkel geval een sanctie voor de aannemer. De verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bouwheer (als opdrachtgever, maar leek), de architect of een andere energie-deskundige (de "EPB-verslaggever") en de aannemer (als uitvoerder) zijn in het energieprestatiedecreet onvoldoende of te eenvoudig uitgewerkt.64 Bovendien zijn de administratieve boetes te eenzijdig op de bouwheer gefocust: onder degenen die betrokken zijn bij het bouwproces, is de bouwheer nu net degene die het minst afweet van energiezuinig bouwen en hoe dit bij het bouwen moet bewaakt worden. Bij inhoudelijke overtredingen van de energieprestatie-eisen, mag men voor het aanwijzen van degene die een administratieve boete moet betalen, niet volledig vertrouwen op een automatisme waarbij één partij (de bouwheer) bijna altijd als verantwoordelijke wordt aangewezen; het schuldelement (door wiens fout zijn de eisen niet gehaald?) mag bij de aanwijzing van degene die de administratieve boete moet betalen, toch niet volledig afwezig zijn. Het decreet legt met de bepalingen rond administratieve boetes uiteindelijk de focus op het sanctioneren van de slechte leerlingen en niet op het stimuleren van de goede leerlingen (waardoor de tegenstanders dit een "boetedecreet" noemen). Die nadruk op handhaving en het negeren van mogelijke stimuli was volgens een van de indieners ook de bedoeling: "Inzake het rationeel energieverbruik is er een veelheid aan wettelijke en decretale instrumenten. Eén facet daarvan is het handhavingsbeleid. (…) De doelstelling van dit decreet is niet het ontwikkelen van een stimuleringsbeleid."65
4.3.7 Geen enkele afstemming met stedebouwreglementering Totnogtoe kwamen we verschillende voorbeelden tegen waar het energieprestatiedecreet de bestaande stedebouwreglementering negeert i.p.v. aanpast. 66 Waarom was het naadloos aansluiten op het decreet Advies SERV p. 2: "Zo laten het voorliggende ontwerpbesluit en het decreet nog een aantal belangrijke kwesties onbeslist en onopgehelderd. In het bijzonder verwijst de raad naar de aansprakelijkheden van de diverse betrokken actoren - bouwheer, architect, aannemer, verslaggever, … - die duidelijker afgebakend zouden moeten zijn." Wel bepaalt art. 14, lid 2 van het energieprestatiedecreet dat de architect de bouwheer moet waarschuwen als hij tijdens de werken vaststelt dat er een ernstig risico bestaat dat de energieprestatie-eisen niet gehaald zullen worden, maar die regel wordt niet op zich gesanctioneerd. 65 Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/2, p. 13 66 Zie ook advies Vlacoro punt 2.2.1: "Noch het Energieprestatiedecreet, noch het ontwerp van besluit bevatten wijzigings- of opheffingsbepalingen. Een aantal zaken vergen dan ook nog afstemming met regelgeving inzake ruimtelijke ordening. Zo kan artikel 100 § 3 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (DRO) in vraag gesteld worden omdat de taak van de gemeente of gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar er slechts mag in bestaan na te zien of: − het EPB voorstel is gevoegd bij de aanvraag − de aanvrager ofwel heeft verklaard dat is voldaan aan de eisen, ofwel heeft aangeduid dat het om een uitzonderingsgeval gaat. 64
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 13/15
ruimtelijke ordening niet mogelijk? Heel eenvoudig: voor "Ruimtelijke Ordening" is een andere administratie en een andere minister dan voor "Energie". Tijdens de bespreking van het decreet gaf de Vlaamse minister van Energie persoonlijk dit met zoveel woorden toe: "We hadden moeten aansluiten op de bouwvergunningen, we hadden het moeten koppelen aan de ruimtelijke ordening. Het kabinet van Ruimtelijke Ordening wenste dat echter niet. Dat zou het nochtans veel eenvoudiger maken voor iemand die bouwt."67 Door dan toch maar binnen de eigen sector een decreet uit te schrijven, worden de problemen van de slechte interne afstemming op Vlaams niveau doorgeschoven naar alle andere betrokkenen (bouwheren, gemeenten,…)
4.4 Energieprestatiecertificaat De regels omtrent het energieprestatiecertificaat68 werden hoger al besproken bij de richtlijn. Het decreet is daar een vrij letterlijke omzetting van, waarbij de uitwerking overgelaten wordt aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering moet bv. nog bepalen welke gebouwen zo'n certificaat nodig hebben en hoe het zal uitzien; het is dus nog niet duidelijk voor welke gebouwen een energieprestatiecertificaat nodig is. Op twee plaatsen wijkt het decreet af van de richtlijn, zonder dat het duidelijk is waarom: -
De richtlijn voorziet dat bij de bouw het de bouwheer is die een certificaat moet krijgen, al laat het open wie dat dan moet leveren. Het decreet voorziet alleen dat de Vlaamse Regering de eigenaar zelf kan verplichten een certificaat te hebben. Standpunt VVSG Het decreet zou best ook voorzien dat bij de bouw de eigenaar een energieprestatiecertificaat over zijn gebouw kan eisen van de architect of een andere energie-deskundige ("EPBverslaggever") betrokken bij de bouw. In geval van een afgerond bouwwerk zou de architect (of een andere energie-deskundige) zo'n certificaat moeten kunnen leveren aan de bouwheer op basis van de gegevens uit de EPB-aangifte.
-
De richtlijn eist het uithangen van een energieprestatiecertificaat alleen van overheidsloketgebouwen met een vloeroppervlakte van 1.000 m², het decreet maakt dat onderscheid naar vloeroppervlakte niet. Standpunt VVSG De VVSG vraagt dat alleen overheidsloketgebouwen met een vloeroppervlakte van 1.000 m² of meer een energieprestatiecertificaat moeten uithangen. De richtlijn vraagt overigens niet meer dan dat. We zien het nut er niet van in om zelfs het kleinste gebouwtje (bv. kantoorcontainer voor containerparkwachter,…) aan deze regel te onderwerpen.
Het artikel 100 § 3 laten zoals het nu is zou impliceren dat ook de stedenbouwkundige vergunning zelf nog zou kunnen betwist worden als bij de uitvoering van de werken zou blijken dat niet (meer) is voldaan aan de EPBeisen, bijvoorbeeld door een dunnere dan eerst vooropgestelde isolatie. Tegelijk is duidelijk dat zo'n inbreuk geen ruimtelijke ordeningsaspecten betreft maar terecht moet worden beteugeld met de in het Energieprestatiedecreet voorziene handhavingsmaatregelen. Gelet op dat specifieke handhavingskader vraagt de commissie zich af wat de bestaansreden nog kan zijn van artikel 100 § 3 van het DRO. Ook zal het thans geldende besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 1991 houdende het opleggen van minimumeisen inzake thermische isolatie van woongebouwen moeten opgeheven worden. Het huidige dossiersamenstellingsbesluit inzake stedenbouwkundige vergunningsaanvragen verwijst nog naar het huidige isolatieformulier. Het is duidelijk dat dit besluit vóór de inwerkingtreding van het nieuwe besluit (1 januari 2006) nog moet worden bijgestuurd omdat het nieuwe EBP-voorstel als een ontvankelijkheidsvereiste voor een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag is bedoeld." 67 Parl. St., Vl.Parl., 2002-2003, nr. 1379/3, p. 12 68 Art. 28 energieprestatiedecreet svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 14/15
4.5 inwerkingtreding en overgangsbepalingen Het energieprestatiedecreet bevat geen inwerkingtredingsbepaling;69 het zou dus al op 9 augustus 2004, tien dagen na publicatie in het Staatsblad, in werking zijn getreden. Het decreet kan echter alleen zinvol uitgevoerd worden met de eisen in het uitvoeringsbesluit. Dat uitvoeringsbesluit treedt pas op 1 januari 2006 in werking.70 Standpunt VVSG De VVSG vraagt om het hele energieprestatiedecreet pas op 1 januari 2006 te laten in werking treden samen met het eerste uitvoeringsbesluit, bv. door de inwerkingtreding van het hele decreet te bepalen in dat uitvoeringsbesluit.71 Tenslotte is er ook geen overgangsbepaling voorzien voor aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen die voor 1 januari 2006 worden ingediend en waarover na 1 januari 2006 wordt beslist.72 Normaal gezien moet de overheid beslissen volgens de regels toepasselijk op het moment dat ze beslist en niet op het moment dat de aanvraag werd ingediend. De datum van indiening van de aanvraag is daarentegen voor de betrokkene het eenvoudigste aanknopingspunt. Standpunt VVSG De VVSG wenst verduidelijkt gezien dat de eisen en procedures uit het energieprestatiedecreet gelden voor alle bouwwerken waarvoor de aanvraag na 1 januari 2006 wordt ingediend. -----einde-----
Uitzondering: de Vlaamse Regering kan de inwerkingtreding bepalen van artikel 5 (studie naar de haalbaarheid van alternatieve verwarmingssystemen bij gebouwen >3.000 m³), voor de andere bepalingen is niets uitdrukkelijk geregeld. (art. 29 energieprestatiedecreet) 70 Art. 26 ontwerp-uitvoeringsbesluit 71 Dit kan eenvoudig door in art. 29 van het energieprestatiedecreet de woorden "artikel 5 van" te schrappen. 72 Advies Kenniscel Wetsmatiging p. 6: "De Kenniscel merkt op dat in het ontwerp van besluit geen overgangsbepalingen opgenomen zijn voor aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen voor de inwerkingtreding van de nieuwe energieprestatieregelgeving." Ook al beweert de nota aan de Vlaamse Regering bij het ontwerp-uitvoeringsbesluit (p. 8) dat de eisen van dat besluit alleen toepasselijk zouden zijn op aanvragen ingediend vanaf 1 januari 2006, dat is nergens in de teksten zelf te lezen. 69
svdms2356 standpunt energieprestatiedecreet (rvb 08-11-2004) - STV - 2 december 2004 - 15/15