Bezoekadres De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel Postadres Postbus 599, 4000 AN Tiel T (0344) 64 90 90 F (0344) 64 90 99 E
[email protected] I www.waterschaprivierenland.nl Bank 63.67.57.269
winruimte watergoed CV t.a.v. de heer Ing H. van der Linde Postbus 112 6640 AC Beuningen «voorlt_nm»
Datum:
Ons kenmerk:
Uw kenmerk:
18 juli 2008«datum_eindbeslui t»
2008-20931 / 57272
HvdL/GH/08.089/«factuur_b Mw. M. Noij edrijfsnummer»
Behandeld door:
Onderwerp:
Doorkiesnummer / e-mail:
Ontwerpbesluit ontheffing project Over der Maas (behoort bij zaaknummer: OT.2008-20931)
(0344) 64 9448
[email protected]
Geachte heer Van der Linde, Op 5 juni 2008 hebben wij uw aanvraag voor ontheffing van de Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland ontvangen. Wij delen u mee dat wij u, onder de in het ontwerpbesluit opgenomen voorschriften, ontheffing kunnen verlenen voor het uitvoeren van een zandwinning gevolgd door natuurontwikkeling gelegen in de buitendijkse keurzones van de Maasbandijk en Alphense Uitvliet te Alphen.. De werkzaamheden vinden plaats nabij de dijkpalen HM000-HM015 en HD411-HD463. Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende: - de definitieve ontheffing vervalt indien de werkzaamheden niet binnen twee jaar na dagtekening van dit besluit gestart zijn. Indien noodzakelijk kunt u, vóór het verstrijken van deze termijn, een verzoek tot verlenging indienen die getoetst zal worden aan het dan geldende beleid. - de ter-inzage-leggingsprocedure wordt door de provincie Gelderland gecoördineerd en verzorgd in relatie met vergunningen van andere overheden. - voor de voorgenomen werkzaamheden op het kadastrale eigendom van Waterschap Rivierenland zal te zijner tijd een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten worden. Onze afdeling Vastgoed neemt hiervoor contact met u op, nadat het definitieve besluit genomen is. Hoogachtend, namens het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, de coördinator Beheer en Onderhoud,
J. Bronsveld
Bijlage(n):
Afschrift (bij def. besluit):
Besluit 8-20931/; 710-55-3253A: 710-55-3207H; 71055-3254H; 710-55-3208H; 710-55-3252H; Bijlagen onderzoeksrapporten 1 t/m 4; grond- en laboratoriumonderzoek zandwinnin’over de Maas’te Alphen 60060067-001;situatietek. ‘vervangen duikers’; antwoordkaarten aanvang- en gereedmelding «Afschrift_1»Archief; C-BEO/W. v. Zon; C-Ont/M.Plateeuw«Afschrift_3»«aangevraagd_door»; IWB/S. Fontein; P-VODIJ/P. Damen; Provincie Geldeland, t.a.v. de heer J. Bouw
Bezoekadres De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel Postadres Postbus 599, 4000 AN Tiel T (0344) 64 90 90 F (0344) 64 90 99 E
[email protected] I www.waterschaprivierenland.nl Bank 63.67.57.269
HET COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN VAN WATERSCHAP RIVIERENLAND: Gelezen: A. het verzoek van Winruimte Watergoed CV, Postbus 112, 6640 AC te Beuningen ontvangen op 5 juni 2008, om ontheffing van de verbodsbepalingen van de Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland, voor het uitvoeren van een zandwinning gevolgd door natuurontwikkeling gelegen in de buitendijkse keurzones van de Maasbandijk en Alphense Uitvliet te Alphen.; B. het advies van de cluster planvorming van de directie Veiligheid, d.d. 04-03-2008 C. het advies van de afdeling Vergunningen en Integraal waterbeheer van de directie Watersystemen, d.d.0107-2008; het waterschap heeft het volgende overwogen: Betreft het waterstaatswerk 1. de projectlocatie is gelegen in de uiterwaarden van de Maas tussen Alphen en Voorne. In deze uitwaarden zullen 2 zandwinputten gerealiseerd worden. In de grote westelijke put zal tot ca. NAP –29.00 meter zand gewonnen worden. In de kleine oostelijk put zal tot ca. –15.00 meter zand gewonnen worden. Na de primaire winning en de industriezandproductie zal een groot deel van de oevers weer worden aangespoten met de resterende ophoogzand fractie. De insteek van de zandwinputten ligt overal op minimaal 100 m uit de primaire waterkering (op sommige plaatsen 130-140 m). 2. naast de Keurontheffing voor het gebied van Waterschap Rivierenland, moeten andere vergunningen worden aangevraagd en of meldingen worden gedaan bij desbetreffend bevoegd gezag in het kader van de Ontgrondingenwet*, Wet beheer Rijkswaterstaatswerken*, Wet Milieubeheer, Wet Bodembescherming*, Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren*, Wet Ruimtelijke Ordening, Wet Flora en Fauna, Vogel- en habitatrichtlijn, Boswet, Bouwstoffenbesluit, Gemeentelijke verordeningen en provinciale Milieuverordening, waarvan de vergunningen van de met een * wetten gecoördineerd worden afgehandeld zoals in de nieuwe Ontgrondingenwet 1997 geregeld is; 3. deze ontheffing heeft uitsluitend betrekking op de werkzaamheden die binnen de op de tekeningen aangegeven plangrenzen zijn gelegen; 4. voor deze ontheffingaanvraag zijn de volgende werkzaamheden van het project “Over de Maas” onder de Keur van het waterschap en de daarin genoemde waterkering- en/of watergangzones beoordeeld: a. het uitvoeren van de ontgrondingwerkzaamheden zoals weergegeven op de plantekening 710-553207H (blad 1 t/m 3). Daarbij gaat het enerzijds om het uitwisselen van keramisch geschikte klei voor zover aanwezig in de zone tussen 50 en 100 meter uit de teen van de waterkering. Anderzijds gaat het om het diep ontzanden van de gronden welke zijn gelegen op een afstand van minimaal 100 meter uit de teen van de waterkering. Daarbij zal de op genoemde plantekeningen vermelde insteek op zandspiegelniveau als grens worden aangehouden en zal worden gebaggerd conform het bijbehorende taludprofiel zoals beschreven in paragraag §2.2.2 van “de toelichting op de aanvraag keurontheffing’ en weergegeven op genoemde plantekeningen. Tevens weergegeven in de tekening met de principe dwarsprofielen 710-55-3251H. b. het tijdelijk aanbrengen van gronddepots (A t/m F) in de Keurzone. De situering en vormgeving van deze depots zijn weergegeven op de plantekeningen 710-55-3207H (blad 1 t/m 3) en in de tekening met de principe dwarsprofielen 710-55-3251H. c. het realiseren van een parkeervoorziening, binnen de 100 meter niet te vergraven zone, nabij de bestaande afrit vanaf de Van Heemstraweg;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 2 van 9
d. het vergraven en blijvend inkorten van een deel van de Alphense Uitvliet zodat na de realisatie van de grote plas in het gebiedsdeel Over de Maas, er een rechtstreekse uitloop mogelijk wordt waarbij de afvoer niet wordt belemmerd; e. de Alphense Uitvliet moet ten allen tijde watervoerend blijven, daarvoor wordt er een drempel in het resterende deel van de Alphense Uitvliet, tussen het gemaal en de plas, aangebracht. Situering en hoogte drempel worden nog aangeleverd bij het waterschap; f. tijdens de uitvoering van de zandwinning wordt het plaspeil in het “gat van Deurse”, tijdelijk verlaagd tot het Maaspeil. Na uitvoering van de herinrichting zal dit deel van de plas weer worden afgesloten en krijgt de plas het oorspronkelijke peil van NAP +2.05meter terug middels een aan te brengen duiker van voldoende afmeting. 5. de omvang van het uitgevoerde terrein-, laboratorium- en analyse- onderzoek m.b.t. oeverinscharing, a.g.v. afschuiving, verwekingsvloeiing of bresvloeiing tijdens de ontzanding en aanvulling, staat in reële verhouding tot de in de ontheffingsaanvraag aangegeven ontgrondings –diepte en -geometrie, alsmede het maatschappelijk belang van de nabij gelegen primaire waterkeringen. 6.
in het ontwerprapport ‘Dijkverbetering Maasbandijken, traject West Maas en Waal-west– Achtergronddocument Geotechniek’ van DHV d.d. april 1998, is reeds rekening gehouden met een eventuele zandwinning in het voorland. Zo is in de piping-analyse uitgegaan van een intreepunt ter plaatse van de buitenteen, terwijl in het ontwerp van de zandwinplassen de afstand tussen de buitenteen en de insteek van de plassen op tenminste 100 m wordt gehouden.
7.
ten aanzien van de stabiliteit van de Maasbandijk tijdens de ontzandings- en aanvulwerkzaamheden kan worden geconcludeerd dat: de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket een geringe (acceptabele) invloed heeft op de macrostabiliteit van het dijklichaam omdat de kritieke glijcirkels relatief ondiep liggen; de stabiliteit van het binnen- en buitentalud van het dijkvak voldoende gewaarborgd is; de weerstand tegen piping op basis van een eenvoudige analyse (methode Bligh) reeds voldoende wordt geacht; de veiligheid tegen het optreden van microstabiliteit in het talud van de winplas voldoende groot is bij maximale peilverschillen tussen Waal en Maas.
8.
betreft de stabiliteit van het onderwatertalud en gronddepots op 5 m vanaf de insteek wordt door de aanvrager geconcludeerd dat de stabiliteit van het onderwatertalud voldoet bij een onderwatertaludhelling van 1:3 en gronddepots op 5 m vanaf de insteek. Hierbij zijn lokale wateroverspanningen niet meegenomen in de schematisatie en zijn enkele andere specifieke uitgangspunten gehanteerd. Het risico m.b.t. uitvoeringsstabiliteit van het 5m hoge gronddepot op 5m vanaf de insteek van de ontzanding wordt door deze specifieke uitgangspunten door de aanvrager acceptabel geacht. Rekening houdend met lokale wateroverspanningen, hogere grondwaterstanden onder en in het depot, dynamische belastingen op en rond het depot en het mogelijk optreden van verwekingvloeiing sluit het waterschap een mogelijke instabiliteit van het 5m hoge gronddepot op 5m vanaf de insteek van de ontzanding tijdens de uitvoering niet uit. Door de aanwezigheid van voldoende kleiig restprofiel in het voorland en het depot afschuifvlak in geval van het bezwijken van het onderwatertalud, is dit tijdelijke uitvoeringsrisico hier ter plaatse buiten het hoogwaterseizoen van 15 oktober t/m 1 april voor het waterschap acceptabel. Ook gezien de ruime afstand van 100m of meer vanaf de insteek van de zandwinputten tot de primaire waterkering. De veiligheid van de primaire waterkering is door deze ruime afstand niet direct in gevaar en voldoende gewaarborgd. eventueel onverhoopt optredende oeverinscharing binnen 100m uit de buitenteen dient uiterlijk 15 oktober van elk kalenderjaar hersteld te zijn baggeractiviteiten ter plaatse van de gronddepots en de directe omgeving in het hoogwaterseizoen van 15 oktober t/m 1 april zijn niet toegestaan. De verantwoordelijkheid van dit uitvoeringsrisico ligt bij de aanvrager, deze dient zicht voldoende in te
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 3 van 9
spannen om ongunstige invloeden m.b.t. de uitvoeringsstabiliteit nabij de insteek te beperken of te voorkomen. 9.
in geval van calamiteiten zoals een oeverinscharing dienen meetgegevens als positie-bepaling van de winzuiger en stortlocatie, peilingen ter plaatse van de win- en stortlocatie en de productiekarakteristieken, beschikbaar te zijn voor nadere analyse van de oorzaak. Deze geregistreerde gegevens dienen minimaal 24 maanden bewaard te worden;
10. een eventueel onverhoopt optredende oeverinscharing binnen 100m uit de buitenteen, door welke oorzaak dan ook ontstaan, dienen uiterlijk 15 oktober van elk kalenderjaar hersteld te zijn. Indien de aanvrager hierin gebreke blijft, zullen de herstelwerkzaamheden op kosten van de aanvrager door derden in opdracht van Waterschap Rivierenland worden hersteld; 11. door ingenieursbureau Witteveen&Bos is eerder een beoordeling uitgevoerd, waarin op basis van grondeigenschappen (relatieve dichtheid, mediaan en kleipercentage) de gevoeligheid van de ondergrond voor zettingsvloeiing is beschouwd. Op basis van dit onderzoek, de later uitgevoerde aanvullende boringen en sonderingen kan worden geconcludeerd dat er in het onderwatertalud geen lagen aanwezig zijn die voldoen aan voorwaarden voor het optreden van een verwekingvloeiing. De conclusie van de beoordeling is dat de aangetroffen lagen niet gevoelig zijn voor verwekingvloeiing en in principe een talud 1:3 kan worden toegepast. 12. gezien de grote windiepte van de westelijke plas en het mogelijke risico op bresvloeiingen dient als extra risico beperkende maatregel in plaats van een doorgaand talud 1:3 een tussenberm toegepast te worden en dienen de taluds in twee fases te worden gebaggerd. Ten aanzien van de geometrie van de westelijke winput betekent dit concreet dat op een diepte van NAP –15.00 meter een tussenberm aangelegd dient te worden met een breedte van 15 meter. Boven deze tussenberm, met hoofdzakelijk het grovere deel van het zandpakket is een taludhelling van 1:3 of flauwer toelaatbaar. Beneden deze tussenberm tot aan de putbodem wordt een taludhelling geëist van 1:4 of flauwer. 13. de aanvraag geen betrekking heeft op de tijdens en voor de uitvoering noodzakelijke (tijdelijke) werken, voor zover deze niet genoemd zijn in dit besluit, deze dienen separaat te worden aangevraagd; 14. beoordeling van de herinrichting van het buitendijksgebied, onder andere de aanleg van parkeervoorzieningen, (fiets-)paden, beplanting, plaatsen van rasters, hekwerken en straatmeubilair als bankjes, prullenbakken en borden, is aan de hand van de bijlagen van dit besluit niet mogelijk; 15. aanvrager voorafgaand aan de start van onder punt 14 omschreven herinrichtingwerkzaamheden, middels detailtekeningen (maximaal schaal 1:500), hiervoor nog een goedkeuring van het waterschap vereist is; 16. voor het plaatsen van rasters, hekwerken, beplanting en ander objecten als straatmeubilair, is vooroverleg nodig tussen aanvrager, waterschap en de toekomstige beheerder. Deze objecten zijn binnen een zone van 4 meter uit de buitenteen van de waterkering niet toegestaan; 17. nieuwe ontsluitingen op de waterkering niet zijn toegestaan;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 4 van 9
Betreft de waterhuishouding 18. de effecten van ontgravingen in de uiterwaarden op de waterhuishouding binnendijks door middel van een hydrologisch model zijn doorgerekend en uit deze berekeningen is gebleken dat in de peilvakken 63a, 64 en 66 extra opstuwing zal ontstaan als gevolg van de ontgraving; 19. de extra opstuwing beter verwerkt kan worden door het automatiseren van de stuw ‘Kooiweg’ nabij Moordhuizen en de stuw ‘Lindenlaan’ nabij Alphen, aanvrager heeft aangegeven de kosten te willen dragen van deze automatisering; 20. deze stuwen in het kader van onderhoud en renovatie door Waterschap Rivierenland in 2009 zullen worden aangepast; 21. uit de berekening tevens is gebleken dat de ontgravingen in de uiterwaarden kan leiden tot extra wegzijging in de peilvakken 59 en 61, hierdoor worden aanvoerproblemen verwacht ten behoeve van de nachtvorstbestrijding; 22. de aanvoerproblemen opgelost kunnen worden door het vervangen van zes dammen met duikers langs de Ruivertweg voor duikers met een minimale diameter van 700mm (zie tekening in de bijlage), aanvrager heeft aangegeven akkoord te gaan met het vervangen van deze dammen met duikers en reeds overleg heeft gehad met de betrokken eigenaren; 23. de ontheffing betrekking heeft op het maken, hebben en onderhouden van de toegestane objecten en/of werken; 24. bovenvermelde aanvraag getoetst is aan de “Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland” en de “beleidsregels inzake de ontheffing- en vergunningverlening van Waterschap Rivierenland”; 25. op grond van de toets er geen technische , waterhuishoudkundige en waterstaatkundige bezwaren bestaan tegen het verlenen van de gevraagde ontheffing, indien de in de ontheffing gestelde voorschriften in acht genomen worden; gelet op het bepaalde in artikel 15 en artikel 37 van de Keur van Waterschap Rivierenland en de ‘Beleidsregels Keur voor waterkeringen en wateren van waterschap Rivierenland’ van Waterschap Rivierenland;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 5 van 9
ONTWERPBESLUIT: Aan Winruimte Watergoed CV, postbus 112 te Beuningen, ontheffing te verlenen van het verbod als genoemd in artikel 15 van de Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland voor het uitvoeren van een zandwinning gevolgd door natuurontwikkeling gelegen in de buitendijkse keurzones van de Maasbandijk en Alphense Uitvliet te Alphen, waarbij de hierna gestelde voorschriften in acht moeten worden genomen: 1 Voorschriften met betrekking tot de periode van uitvoering: 1.1 het tijdstip waarop met de uitvoering van de toegestane werkzaamheden mag worden begonnen, wordt vastgesteld in overleg met Waterschap Rivierenland welk overleg ten minste vijf dagen tevoren dient plaats te vinden; uw contactpersonen voor het waterstaatswerk is de heer W. van Zon, tel 06-53208031, voor de waterhuishouding is dat de heer H. van Sommeren, tel. 06-53208034; 1.2 de aanvang en voltooiing van de werkzaamheden dienen schriftelijk kenbaar gemaakt te worden met behulp van bijgaande, volledig ingevulde groene en rode antwoordkaarten; 1.3 wanneer met de uitvoering van het werk eenmaal is begonnen, dient dit werk zonder onderbreking te worden voltooid; 1.4 in het tijdvak 15 oktober tot 1 april van elk jaar mogen in de waterkeringen en bijbehorende beschermingzones geen werkzaamheden worden verricht tenzij de werkzaamheden zodanig zijn gevorderd dat de bescherming van de waterkering voldoende gewaarborgd is; zonodig kan door het bestuursorgaan worden bepaald dat graafwerk later dan 1 april moet aanvangen of eerder dan 15 oktober moet zijn afgerond; 1.5 de ontheffing komt te vervallen indien niet binnen twee jaar na dagtekening daarvan gebruik is gemaakt; 2 Voorschriften met betrekking tot het toezicht: 2.1 bij de uitvoering van de werkzaamheden dienen de aanwijzingen te worden opgevolgd van de door het bestuursorgaan aan te wijzen toezichthouder (contactpersonen de heer de heer W. van Zon, tel 0653208031en/of de heer H. van Sommeren, tel. 06-53208034); deze dienen ter uitoefening van de taak toegang tot de in deze ontheffing toegestane werken te hebben; 2.2 gedurende de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing inclusief door het waterschap gewaarmerkte bijlagen ter plaatse aanwezig te zijn, waarbij ontheffinghouder er zorg voor dient te dragen dat de aannemer/uitvoerder van het werk op de hoogte is van de aan deze ontheffing verbonden voorschriften; 2.3 het bestuursorgaan kan bij hoge rivierwaterstanden bepalen dat de werkzaamheden tussentijds moeten worden gestaakt, waarbij voor de waterkering beschermende maatregelen kunnen worden opgelegd; 2.4 indien door de uitvoering van de werkzaamheden en/of door een hoge waterstand gevaar of hinder voor de waterkering ontstaat, kan het bestuursorgaan zonder voorafgaande ingebrekestelling de nodige maatregelen treffen tot opheffing van dat gevaar of die hinder; 3 Voorschriften met betrekking tot de ondergrond/grond: 3.1 grond, die als gevolg van de aanleg, de aanwezigheid en/of de verwijdering van objecten is of wordt verontreinigd, dient op kosten van de ontheffinghouder te worden verwijderd en afgevoerd; 3.2 de juiste ligging van bestaande leidingen, die beïnvloed kunnen worden door de uit te voeren werkzaamheden en gelegen zijn binnen de kern- en beschermingszone van de waterkering, dient door middel van met de hand gegraven proefsleuven te worden vastgesteld; 3.3 het maken van gaten t.b.v. bodem- en/of funderingsonderzoek en het plaatsen van (semi) permanente peilbuizen is zonder vooraf gegeven toestemming van het bestuursorgaan niet toegestaan en dienen na gebruik te worden gedicht met zwelklei; 3.4 het toepassen van bronbemalingen is in en nabij de waterkeringen en bijbehorende beschermingszones niet toegestaan; 3.5 het is niet toegestaan het talud van de waterkering te gebruiken als opslagplaats voor materialen en/of materieel; 3.6 ontgravingen binnen het theoretisch profiel van de waterkering zijn niet toegestaan;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 6 van 9
3.7
alle ontgravingen dienen te worden gedicht met de uitkomende grond, zo nodig aangevuld met gelijkwaardige grond, die in lagen van maximaal 0,20 meter mechanisch vast moet worden aangestampt en voldoet aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit; de grond dient ter plaatse zoveel mogelijk dezelfde samenstelling, opbouw en draagkracht te verkrijgen als voor de aanvang van het graafwerk het geval was;
4 Specifieke voorschriften met betrekking tot het waterstaatswerk: 4.1 de werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig dit besluit met bijlagen met eventueel de in rood aangegeven wijzigingen en opmerkingen; Ontgronding 4.2 de afstand tussen de buitenteen van de waterkering en de insteek van de zandwinplassen dient minimaal 100 meter te bedragen; 4.3 gezien de grote windiepte dient op een diepte van NAP –15.00 meter een tussenberm aangelegd te worden met een breedte van 15 meter. Boven deze tussenberm, met hoofdzakelijk het grovere deel van het zandpakket dient de taludhelling 1:3 of flauwer te zijn. Beneden deze tussenberm tot aan de putbodem is een taludhelling van 1:4 of flauwer vereist. 4.4 de gronddepots dienen minimaal 5.00 meter uit de binnenteen van de waterkering te worden aangelegd en mogen niet hoger worden dan 5.00 meter (± NAP +9.00meter) boven bestaand maaiveld met taluds van minimaal 1:3; 4.5 in de Moleneindsche Waard, waar de gronddepots worden aangebracht op de reeds aanwezige klasse 4 depots (eigendom waterschap), dient een duidelijke scheiding tussen beide depots te worden aangebracht door middel van het aanbrengen van een zandlaag of een kunststof geotextiel; 4.6 eventueel water dat tussen de waterkering en de gronddepots komt dient op natuurlijke wijze af te kunnen wateren, hiervoor dient maximaal om de 50.00 meter een leiding (voldoende sterk) of een inkeping (voldoende groot) te worden aangebracht; 4.7 oeverinscharingen die optreden binnen 100 meter uit de buitenteen van de waterkering dienen uiterlijk voor 15 oktober van elk kalenderjaar te zijn hersteld; 4.8 baggeractiviteiten ter plaatse van de gronddepots en de directe omgeving daarvan zijn in het hoogwaterseizoen van 15 oktober t/m 1 april niet toegestaan; 4.9 transporten over de waterkering zijn niet toegestaan; Herinrichting 4.10 omdat de beoordeling van de herinrichting nu niet mogelijk is, dient aanvrager voorafgaand aan de start van de herinrichtingwerkzaamheden (aanleg van parkeervoorzieningen, (fiets-)paden, beplanting, plaatsen van rasters, hekwerken en straatmeubilair als bankjes, prullenbakken en borden) nog goedkeuring aan het waterschap te vragen; 4.11 de herinrichtingwerkzaamheden dienen te worden verduidelijkt middels bijvoorbeeld detailtekeningen (maximaal schaal 1:500) en in overleg met aanvrager, waterschap en de toekomstige beheerder te worden afgestemd; 4.12 vanwege mogelijke belemmering van het beheer en onderhoud van de waterkering dienen objecten minimaal 4.00 meter uit de buitenteen van de waterkering te worden gesitueerd, let bij de uitwerking van de terreininrichting op het volgende: a. beplanting is alleen toegestaan buiten de kernzone van de waterkering; b. voor het aanbrengen van bomen dient minimaal 1.00 meter overhoogte ten opzichte van het leggerprofiel aanwezig te zijn, voor struiken is dat 0.50 meter; c. er mogen geen voorzieningen ten behoeve van beluchting en/of watertoevoer in het dijklichaam of bijbehorende aanberming aangebracht worden; d. terreininrichtingen, zoals hekwerken en raster kunnen als semi-permanente objecten worden beoordeeld, waarbij de palen van het raster grondverdringend en niet dieper dan 0.60 meter beneden maaiveld mogen worden aangebracht, toegangspoorten dienen te worden opgebouwd met prefab elementen bestaande uit een onderbalk met staanders; e. terreininrichtingen kunnen ook gezien worden als een bouwwerk, deze objecten worden beoordeelt op basis van het profiel van vrije ruimte; 4.13 nieuwe ontsluitingen op en van de waterkering niet zijn toegestaan;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 7 van 9
4.14 na voltooiing van de werkzaamheden dient de ontheffinghouder ervoor zorg te dragen dat alle achtergebleven materialen, gereedschappen, werktuigen en/of tijdelijke voorzieningen worden verwijderd; bij nalatigheid zal het op last van het bestuursorgaan geschieden op kosten van de ontheffinghouder; 5 Specifieke voorschriften met betrekking tot de waterhuishouding 5.1 de ontheffinghouder dient ervoor te zorgen dat tijdens de uitvoering van de werken de waterhuishouding niet wordt ontregeld; 5.2 materialen, grond, bagger en dergelijke die als gevolg van de werkzaamheden in de betrokken watergang(en) zijn geraakt, dienen direct en volledig uit de watergang(en) te worden verwijderd; 5.3 na het gereedkomen van de werken waarvoor deze ontheffing is verleend, dienen de werken onderworpen te worden aan een laatste controle alvorens deze worden opgeleverd. De oplevering wordt schriftelijk vastgelegd; 5.4 na uitvoering van de werken waarvoor deze ontheffing is verleend, dienen de betreffende waterstaatswerken met hun exacte ligging en maatvoering op tekening te worden vastgelegd. Deze revisietekening(en), moeten binnen 6 maanden na de oplevering van de werken zowel digitaal (NEN 1878 formaat, voormalig SUF 2) als analoog door de ontheffinghouder aan het college van dijkgraaf en heemraden worden toegezonden met vermelding van datum en nummer van deze beschikking; Vervangen van een dam met duiker 5.5 de bestaande dam met duiker dient volledig te worden verwijderd uit de keurzone van de watergang, inclusief de bijbehorende werken; 5.6 nadat de dam met duiker is verwijderd, dient het plaatselijke profiel van de watergang te worden hersteld; 5.7 bij eventuele verzakkingen tijdens of na de werkzaamheden dient, op aanwijzing van de rayonopzichter, een beschoeiing te worden geplaatst; 5.8 eventueel in de te verwijderen dam aanwezige kabels en leidingen dienen minimaal 1 meter onder het leggerprofiel van de watergang gebracht te worden (bij het ontbreken van een leggerprofiel dienen de vaste bodem en taluds van de watergang als uitgangspunt te worden gehanteerd); 5.9 voor het starten van de werkzaamheden dient de watergang te worden afgedamd met damwanden of schotten; 5.10 de wateraan- en -afvoer dient plaats te vinden met een pompinstallatie met een voldoende capaciteit, maar minimaal 13 m3/minuut. Deze maatregelen dienen genomen te worden in overleg met de rayonopzichter van het waterschap, de heer H. van Sommeren, tel. 06-53208034. Bij onverwacht hogere af- of aanvoerdebieten dient men opnieuw in overleg te treden met de rayonopzichter. Door hem te geven aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd; 5.11 voordat met het aanbrengen van het zandbed wordt begonnen, dient de watergang ter plaatse geheel te worden geschoond en de overtollige baggerspecie dient te worden verwijderd en verwerkt of afgevoerd conform de van toepassing zijnde wettelijke regelingen aan de hand van de vervuilingklasse; 5.12 de duikerbuis dient te worden gelegd op een verdicht zandbed van 0,30 meter, met de binnenonderzijde van de buis op een hoogte van NAP +2.83 meter, zoals aangegeven door de rayonopzichter; 5.13 de duikerdelen dienen te zijn samengesteld uit betonnen buizen van het type MS en dienen te voldoen aan de NEN 7126 en van kwaliteit I te zijn; 5.14 de duikerdelen dienen te voldoen aan de volgende afmetingen: inwendige diameter minimaal 700 millimeter; totale maximale lengte 9,6 meter. 5.15 de duikerbuizen dienen in een rechte lijn in het hart van de watergang te worden gelegd en waterdicht op elkaar te worden aangesloten; 5.16 de onderzijden van de uiteinden van de duiker mogen niet verder reiken dan de onderzijden van de taluds die doorsneden worden; 5.17 de aanvulling van de dam moet vanaf het zandbed tot halverwege de buishoogte worden gemaakt van zand, daarna van klei tot 0,20 meter boven de bovenkant van de duiker en vervolgens van schone grond of zand;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 8 van 9
5.18 de taluds aan de uiteinden van de duiker dienen te worden opgezet onder een helling van ten minste 1:1 en als volgt te worden afgewerkt: bekleding met klei, welke dient te worden ingezaaid met bermgras; of taludbescherming tot op de bodem van de watergang, zoals grasbetonstenen, welke wordt opgevangen door een beschoeiing. 5.19 de dam met duiker mag niet binnen een straal van 10 meter van een ander kunstwerk (bijvoorbeeld een dam met duiker of brug) worden geplaatst, gemeten in zowel beneden- als bovenstroomse richting; 5.20 de dam met duiker mag niet binnen een straal van 20 meter van een stuw worden geplaatst, gemeten in zowel beneden- als bovenstroomse richting; 5.21 indien de dam met duiker naar het oordeel van het waterschap geen functie meer vervult als ontsluiting van het achterliggende perceel/percelen, dient de dam op eerste aanmaning door of namens het college van dijkgraaf en heemraden te worden verwijderd. Hiervoor dient opnieuw een ontheffingsaanvraag te worden gedaan bij Waterschap Rivierenland; Een drempel in de Uitvliet 5.22 de gegevens (incl. detailtekening) van de drempelconstructie dienen uiterlijk vier weken voordat de werkzaamheden starten te worden aangeleverd aan de Rayonopzichter, de heer H. van Sommeren; 5.23 de werkzaamheden mogen pas starten na schriftelijke goedkeuring van het waterschap; 6 Overige voorschriften: 6.1 alle beschadigingen, verzakkingen, verzandingen of anderszins aan bodem en taluds van de watergangen en in zijn geheel van het dijklichaam, ontstaan door de in deze ontheffing genoemde werkzaamheden en/of objecten, dienen op eerste aanmaning en tot genoegen van het bestuursorgaan op kosten van de ontheffinghouder te worden hersteld, waarbij het bestuursorgaan nadere eisen kan stellen aan de wijze van uitvoering; 6.2 de ontheffinghouder verplicht zich de toegestane voorzieningen en aangebrachte objecten tot genoegen van het bestuursorgaan in goede staat te onderhouden (bijv. baggerspecie en/of andere obstakels regelmatig uit de duikerbuizen dienen te worden verwijderd, beschadigingen en/of verzakkingen van de dam en/of duiker met bijbehorende werken en de watergang, die de doorstroming en/of de doorvaart belemmeren, direct herstellen), bij nalatigheid hiervan is het bestuursorgaan bevoegd in het ontbrekende te voorzien op kosten van de houder der ontheffing of van diens rechtverkrijgenden; 6.3 de ontheffinghouder is verplicht de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen, om schade aan het waterschap en/of derden, als gevolg van het gebruik van deze ontheffing, te voorkomen; 6.4 indien uitvoeringseisen, die worden gesteld in vergunningen van andere overheden, in strijd zijn met de door het bestuursorgaan opgenomen voorschriften, dient de ontheffinghouder zorg te dragen voor overleg tussen diverse partijen over de wijze waarop de werkzaamheden kunnen worden voortgezet;
W ater s c hapRivier enland Ons kenmerk «registratie_nummer_uitgaand» Pagina 9 van 9
Van dit besluit maken deel uit de door Waterschap Rivierenland gewaarmerkte bijlagen: 710-55-3253A: 710-55-3207H; 71055-3254H; 710-55-3208H; 710-55-3252H; Bijlagen onderzoeksrapporten 1 t/m 4; grond- en laboratoriumonderzoek zandwinnin’over de Maas’te Alphen 6006-0067-001;situatietek. ‘vervangen duikers’ waarop mede is aangegeven waarop de ontheffing betrekking heeft. Tiel, «datum_eindbesluit» Besluitnummer: 8-20931 het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, namens deze, de coördinator Beheer en Onderhoud,
ing. J. Bronsveld