Bron: http://www.ljveen.nl/result_column.asp?Id=47 Uitgeverij L.J. Veen Herengracht 481, 1017 BT Amsterdam Postbus 13, 1000 AA Amsterdam T 020 5249842 F 020 6276851
[email protected] De eerste vijf dagen van Erik Brouwer in de Giro Erik Brouwer De bezoekers sissen en kijken de barbaar woedend aan. Daarna vervolgen we onze bedevaartstocht in een plechtige stilte, zoals dat hoort. Een gids neemt het woord en legt uit dat hier bijna 150 jaar geleden een kleine, goedgebouwde man met een grijze, verwilderde baard woonde. Overal ter wereld kenden de mensen zijn naam, zijn leeuwenkop stond op broches, manchetknopen en glazen. De Franse schrijver Alexandre Dumas wilde zijn memoires schrijven en zelfs de vroomste katholieken zeiden tegen elkaar: 'Lijkt hij niet op de Heiland? Een Christuskop, wat ik je zeg!' Wielrennen kon Giuseppe Garibaldi - geboren op 4 juli 1807 in Nice, een stad die behoorde tot het Koninkrijk van Sardinië - niet, maar dat was alleen omdat er in zijn jeugd nog geen fatsoenlijke fietsen bestonden. De meeste mensen reisden per paard, rijtuig of schip en als Garibaldi weer eens uitvoer naar verre, onherbergzame streken om de revolutie te ontketenen, trok de hele stad erop uit om hem uit te zwaaien. De meisjes aan de kade droomden dat ze door hem werden geschaakt en zelfs de zeerovers, die Garibaldi drie keer gevangennamen, koesterden in het diepste geheim grote bewondering voor de man die Italië in 1861 verenigde na een revolutie die Il Risorgimento (De Wederopstanding) wordt genoemd. Wat dit allemaal te maken heeft met de Giro d'Italia? De start van de negentigste Ronde van Italië vindt over drie dagen plaats in de buurt van Garibaldi's La Casa Bianca (Het Witte Huis) en deze plek is gekozen nadat een aantal geleerde Italiaanse heren maandenlang in het diepste geheim zeer lang hadden nagedacht over een passende epiloog voor de 'roman van de Giro', zoals een Italiaanse auteur het eens omschreef. Op een dag waren ze er ineens uit, niet lang daarna werd de pers opgetrommeld in het Milanese theater Arcimboldi en na een verwachtingsvolle stilte kregen tientallen nerveuze journalisten het bericht dat de negentigste Giro zou beginnen op het woeste, oogverblindende Sardijnse mini-eiland Caprera, als eerbetoon aan Garibaldi, die in 2007 zijn tweehonderdste jaar zou vieren en ligt begraven tussen de cactussen, palmbomen en rotsen achter Het Witte Huis. De symboliek ontging maar weinig Italianen. Het wielrennen maakt na de dopingschandalen van de afgelopen maanden een zoveelste nieuwe start en ook de deelnemers aan de Giro zullen volgens de verwachting grote moeite moeten doen het vertrouwen van het publiek terug te winnen. De magie van eerdere edities lijkt een beetje verloren en na de aftocht van Ivan Basso vanwege zijn aandeel in Operación Puerto is de geloofwaardigheid van het wielrennen voor de zoveelste keer in korte tijd weer sterk afgenomen. Toch blijven de organisatoren beweren dat één legendarische strijd alles weer kan goed maken en juist Garibaldi staat als geen ander symbool voor spectaculaire wederopstanding. De gids die de organiserende krant La Gazzetta dello Sport heeft uitgebracht, heet, net als na de Tweede Wereldoorlog, ook 'Il Garibaldi', want: 'de Giro doorkruist, net als de held van de Risorgimento, het land om verlichting te geven en heeft een genezende kracht die een enorme bijdrage levert aan de Italiaanse eenheid en de liefde voor het wielrennen.' Nog 48 uur te gaan, het herstel kan beginnen. Risorgimento! (Maar hebben de wielerliefhebbers dat de laatste jaren niet iets te vaak gehoord?) La Maddalena
11 mei: Ineens begon La Maddalena te veranderen. Eerst was er vooral de rust, maar van het ene op het andere moment klinkt er overal getimmer en geboor. Daarna arriveren de Italianen en de buitenlanders met de veerboot uit Palau. Ze hebben hun voortdurend rinkelende mobiele telefoons meegenomen en hun toeterende Skoda's met daarop het logo van de Giro d'Italia. La Maddalena, de plek waar vrijwel de gehele Giro-karavaan een onderkomen heeft gevonden, is nu allang geen eiland van de stilte meer en het lawaai neemt met het uur toe. Tientallen trucks laden hun spullen uit en de eerste contouren van het provisorische Giro-dorp worden al zichtbaar. De rondemissen oefenen hun overwinningszoenen in de lucht en juist op dat moment komen de eerste Giro-ploegen de hoek omrijden. Ze flirten met de weerbarstige Maddaleense meisjes en maken voortdurend grapjes, alsof ze voor het eerst op schoolreisje zijn. Terwijl de bouwers van het Giro-dorp hun eerste pauze houden, wordt de sfeer in La Maddalena steeds feestelijker. De zon schijnt, acht kromme mannetjes maken zich in de schaduw van het gemeentegebouw druk om onbelangrijke dingen die eigenlijk heel belangrijk zijn, de Afrikaanse ober van Gran Caffé Garibaldi, gelegen in de via Garibaldi, geeft alle vrouwelijke toeristen een compliment en langzaam maar zeker lijken zelfs de Sardijnen, die niet bekendstaan om hun liefde voor het wielrennen, te ontdooien. Nu de Giro-karavaan er toch is, kunnen ze er net zo goed iets van maken en dat doen ze dan ook. De rondborstige eigenaresse van juwelierwinkel Marchetti blaast hoogstpersoonlijk vier roze ballonnen met de tekst 'negentigste Giro d'Italia. Welkom' op en hangt ze uitdagend lachend op aan de deur van haar zaak. De eigenaar van de kledingwinkel recht tegenover haar laat dit niet op zich zitten en hij stapelt een aantal sexy damesspijkerbroeken op de dubbeldikke zaterdageditie van de Gazzetta dello Sport. Daarna hangt de man ook nog eens een poster op van Garibaldi die fietst op een Hoge Bi (hoge bicyclette, een van de allereerste fietsen), waarna de eigenaar van de toeristische prullaria-specialist uit balorigheid zijn eigen, versleten racefiets achter zijn raam plaatst. Het loopt nu rond het middaguur en op de kleine weggetjes rond La Maddalena verkennen 396 gladgeschoren rennersbenen voorzichtig het parcours. Een groep Sardijnse hangjongeren zwaait naar de ploegleiderswagen van Cofidis en krijgt tot hun grote verbazing een kaarsrechte middelvinger terug als groet. De jongens kunnen de geste verrassend goed waarderen en kopen even later onaangedaan een Giro-T-shirt dat voor tien euro wordt aangeboden door een verkoper in een roze bus. De Afrikaanse handelsreizigers uit Ivoorkust, Senegal en Togo, de enigen aan wie het wielrenfeestje voorbij lijkt te gaan, zien het gebeuren en denken: waarom kopen ze bij hen wel zo gemakkelijk? Tijdens de lunch zit de Piazza Garibaldi, het stralende middelpunt van La Maddalena, helemaal vol en zelfs de bejaarde heren van een wielerclub uit Siena nemen uitgebreid de tijd het begin van de Giro te vieren. De meeste renners bestellen een Ichnusa-biertje op het terras en dromen in de volle zon dat ze Damiano Cunego zijn. Meestal volgt er een gelukzalig lachje. Hun leven moet nog beginnen. Als de duisternis begint te vallen, blijft de Piazza Garibaldi bruisend als een zaterdagavond in Rome. De soldaten van de Brigade Sassari hebben hun muziekinstrumenten meegenomen en toeteren en drummen (eerder op de dag hadden ze de renners ook al warm onthaald met hun weergaloze deuntjes) er voor tientallen toeschouwers bijna een uur lang op los. La Maddalena is de laatste eeuwen zelden zo levendig geweest en kijk, daar komen ook al de eerste wielerprofessoren aan, te herkennen aan hun statige tred en perskaart met foto die pontificaal over hun kleding bungelt. Ze gaan zitten op een terras, bestellen een fles Sardische wijn, zetten hun deskundigengezicht op en speculeren op iets te luide toon over de kanshebbers van de negentigste Giro d'Italia. De Italianen tonen zich daarbij aanzienlijk enthousiaster dan de Noord-Europeanen en er ontstaat al snel een schisma tussen Basso-liefhebbers en Basso-haters. De eerste groep vindt dat hij zich een held heeft getoond door zijn fouten toe te geven, de andere helft vindt hem een spijtoptant die duidelijk laat merken dat hij helemaal geen spijt heeft. Zo gaat het nog uren door en wie niet beter weet, krijgt de indruk dat de heren het allerslechtste vak hebben dat er op de wereld bestaat. De ruzie - want dat is het inmiddels - lijkt zelfs even uit de hand te lopen als het handjevol Angel-Saksische journalisten, te herkennen aan hun roodverbrande hoofden, beginnen te klagen over een 'onthoofde koers' en nu al spreken over 'de Giro van de doping'. Gelukkig komt het na drie flessen wijn toch nog goed en de avond kan helemaal niet meer stuk als iemand zegt:
'De wielrenner is een man alleen.' Beter hadden we het niet kunnen formuleren en na deze wijze woorden wandelen we, een tikkeltje onvast ter been, naar onze hotelletjes, die voor het eerst in lange tijd allemaal zijn volgeboekt. Caprera-La Maddalena 12 mei: Alles is klaar. Het uur van het vertrek is gekomen en koers-directeur Zomegnan heeft direct iets speciaals bedacht. De negentigste Giro d'Italia begint met een ploegentijdrit op Caprera en het spectaculaire parcours van 25.6 kilometer stuitte bij meerdere renners op veel kritiek. Zo tekende Fabian Cancellari officieel protest aan wegens 'te kleine wegen' en 'onverantwoordelijke risico's' en zei de Amerikaan Hincapie: 'Ik ben nog nooit zo bang geweest op de fiets.' Des te meer reden natuurlijk om handenwringend naar deze rit uit te kijken, maar de kritiek valt ook wel enigszins te begrijpen. Zelfs het kijken naar Caprera is al een angstaanjagende gebeurtenis. Rotsen die lijken op gemene oudemannengezichten kijken vanuit de verte neer op de karavaan, cactussen hebben in de loop der eeuwen de plaats ingenomen van palmbomen en overal is die dreigende zee. Tot overmaat van ramp - en de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de volgers ook dit prachtig vinden - is het na een dag van relatieve windstilte extreem hard gaan waaien op Caprera. Langharige mannen zijn van het ene op het andere moment kaal als Pantani en alle wielerprofessoren weten zeker dat de storm vandaag van doorslaggevende betekenis gaat worden. Gilberto Simoni gaat van alle favorieten het eerst van start met zijn ploeg Saunier Duval. Als je helemaal rechtdoor gaat, kom je uit bij Het Witte Huis, maar de renners slaan na enkele seconden linksaf bij een Stop-bord. Het mooiste moment van de eerste etappe gaat nu komen. De renners moeten zo'n zeshonderd meter afleggen op een soort loopbrug die negen jaar na de dood van Garibaldi werd aangelegd om de eilandjes Caprera (300 inwoners, de meesten ervan zijn kluizenaars, monniken en schrijvers met wandelstokken en lorgnets) en La Maddalena met elkaar te verbinden. Het is een prachtig gezicht, maar de breedte van de brug is nog geen drie meter, één verkeerde beweging en je ligt in de zee. Als Simoni onder aanvoering van zijn jonge compaan Riccardo Riccò, met de Siciliaan Vincenzo Nibali het grootste Italiaanse wielertalent, de buitenwijken van La Maddalena bereikt en bij het bordje Panoramica rechtsaf slaat, gaat de andere topfavoriet, Damiano Cunego, van start op Caprera. De 25jarige beheerste de afgelopen dagen alle voorbeschouwingen. Hij haalde de voorkant van tientallen Giro-specials en een poll wees uit dat 39.2 procent van alle Italianen hem tipt als winnaar. Simoni eindigde als tweede met 17.7 procent van de stemmen, daarna kwam Paulo Savoldelli met 16.4, gevolgd door Danilo di Luca. De bookmakers hebben ook hun oordeel geveld. Duidelijke zaak: Cunego is topfavoriet, gevolgd door Simoni, Savoldelli, Di Luca, Popovych en de grote Italiaanse belofte Ricardo Riccò. Cunego lijkt niet gebukt te gaan onder zijn favorietenrol, hoewel hij gisteren slim aangaf dat er volgens hem maar één favoriet was: Gilberto Simoni. Toch liet hij tussen de regels door heel duidelijk merken klaar te zijn om zijn tweede eindoverwinning in de Giro te behalen en in een opzienbarend interview met Sportweek, het tijdschrift van La Gazzetta dello Sport, stelde hij dit jaar zo goed in vorm te zijn omdat hij, jazeker, buiten de sport zo'n compleet mens is geworden. Simoni moet de woorden tandenknarsend hebben gelezen. Cunego en hij kunnen het niet goed met elkaar vinden, wat te maken heeft met de Giro van 2004. De twee reden bij elkaar in de ploeg en vooraf leek de 22-jarige de ideale gregario om zijn kopman aan de tweede overwinning op rij te helpen. Maar zelfs knechten hebben soms ambities en Cunego demarreerde, om nooit meer terug te komen. De 35-jarige veteraan, tweevoudig winnaar van de Giro, is het nooit vergeten en Simoni, opgegroeid in de ruige bergen van Palu di Govu, staat toch al niet bekend om zijn sensitiviteit. Tijdens interviews gromt hij vaak maar wat en zijn eerste vraaggesprek op La Maddalena ging zo: 'Ben jij de favoriet, Gibo?' 'Ik niet.'
'Wie dan wel?' 'Dat weten jullie zelf ook wel.' 'Juist. En van welke etappe verwacht je het meest?' 'Dat weten jullie zelf ook wel.' 'Zou je onze lezers nog iets willen meegeven, Gibo?' 'Nee.' 'Dank je voor dit gesprek.' Na afloop van de eerste etappe is Simoni gelukkig aanzienlijk beter te spreken dan de dag ervoor. Zijn ploeg Saunier Duval haalt weliswaar niet de tijd van CSC, maar eindigt wel drie seconden voor Lotto en dan gebeurt ineens het ondenkbaar geachte: Simoni lacht en vertelt de angstige journalisten die hem durfden op te wachten dat zijn ploeg uitstekend heeft gereden. Op het moment dat Simoni voor het eerst sinds tijden in een goed humeur lijkt te zijn, rijdt Damiano Cunego langs een voetbalveldje (Het zou hier goed passen te schrijven dat de jongetjes direct stopten met voetballen toen de Lampre-ploeg voorbijsnelde en vanaf nu Cunego wilden worden. In werkelijkheid gunden de jongetjes de koers geen blik waardig en aan hun theatrale handgebaartjes was te zien dat ze meer dan ooit Totti wilden worden) in de buurt van het plaatsje Panoramico. Hij komt aan in de sporadische buitenwijken van het eiland, de huizen worden steeds armoediger. Het La Maddalena van de ansichtkaarten is nu even heel ver weg, maar vlak erna zijn we alweer dicht in de buurt van de haven en heeft het leven weer de bedrieglijke schoonheid van een vakantie in het buitenland. Aan de finish is de sfeer inmiddels minstens zo uitgelaten als een dag eerder op de Piazza Garibaldi en als de Brigade Sassari er rond een uurtje of vijf op los begint te toeteren, kan de dag helemaal niet meer stuk. Basso? Nooit van gehoord. Eufemanio Fuentes? Was dat niet een personage uit een kort verhaal van Dino Buzzati? Dan ineens een verwachtingsvolle stilte: Cunego komt aan op de smalle hoofdweg van La Maddalena en de topfavoriet voldoet aan alle verwachtingen door een verrassend goede tijd neer te zetten: 34.22, 42 seconden achter winnaar Liquigas van Danilo di Luca, maar 43 seconden voor Simoni, die al snel zijn humeur van gisteren terug heeft. Even verderop, bij het monument voor Garibaldi, maken de eerste ploegen zich dan al gereed voor het vertrek naar Palau. De nietsvermoedende toeristen die dezelfde boot willen nemen zien met afschuw hoe de lijkwitte Tinkoff-renner Pavel Brutt - de naam is niet verzonnen - zich zonder schaamte omkleedt in de geopende deur van zijn ploegleiderswagen. De toeristen kijken snel de andere kant op, maar het is te laat: de beelden zullen nog dagen door hun hoofd blijven spoken. Daarna rijden de chauffeurs van Lampre en Saunier Duval hun bussen op een reusachtige veerboot. Cunego zwaait naar zijn fans, Simoni blaft iets onverstaanbaars en dan varen de hoofdpersonen uit de negentigste Giro d'Italia langzaam het beeld uit. Tempio Pausania-Bosa: 13 mei: Het is vijf over elf in de ochtend en Tempio Pausania, een Sardijns stadje in de buurt van kuststad Olbia, maakt zich op voor de mooiste dag van het jaar. De inwoners hebben drukke maanden achter de rug. Wegen vol kuilen werden eindelijk gerepareerd, de hotels kregen op het laatste moment nog een verfje, het lokale café had, na een vergadering die bijna uit de hand liep, besloten internet te laten aanleggen. Stoplichten functioneren weer na maanden defect te zijn geweest, de burgemeester investeerde een groot deel van spaargeld in het herstellen van zijn enige pak.
Op de muur staat de tekst 'Tempio = Merda', maar de daders menen daar vast niets van en hebben zich vandaag ongetwijfeld aan de start gemeld om hun sympathie te betuigen aan de Giro-karavaan. Alle Sardijnen lijken vandaag van wielrennen te houden en ze staan overal: op de balkons van de middeleeuwse gebouwen en langs de heuvelachtige wegen die de rennersbenen straks zoveel pijn gaan doen. Rond kwart over elf wordt de spanning steeds groter. Is dat niet, ja dat is Paulo Bettini, te herkennen aan zijn wijkende haarlijn, zijn sympathieke voorkomen en, uiteraard, zijn regenboogtrui. De volgende die arriveert is Damiano Cunego. Hij lacht en de camera's zoemen direct op hem in, maar dan verlegt de aandacht zich van het ene op het andere moment massaal naar iemand anders. Is het Gilberto Simoni? Ivan Basso die op het laatste moment toch clementie heeft gekregen? Coppi die uit de dood is opgestaan? Nee, het is de roze-truidrager Enrico Gasparotto, een 25-jarige 'gregario' uit de streek Friuli Venezia Giulia die slechts twee profoverwinningen heeft geboekt in onbeduidende koersen, maar gisteren uitgroeide tot een van de grootste Italiaanse culthelden van de laatste jaren. De knecht - met zijn blonde piekerige haar toch al geen toonbeeld van klassiek-Romeinse schoonheid grinnikt wat dommig, weet overduidelijk niet helemaal wat hem overkomt. Gasparotto is gewend aan stilte om zich heen, zelfs in zijn eigen geboorteplaats wisten de meeste mensen tot gisteren niet dat hij profwielrenner is. Nu is de Giro-debutant voor het eerst in zijn leven hoofdpersoon en dat terwijl hij tot voor kort al rood kleurde van vreugde als zijn kopman Danilo di Luca hem een afgeraffeld 'dank je' toemompelde als hij hem zijn drankbus aanreikte. Gisteren kon hij de slaap nauwelijks vatten, de beelden van de etappe van Caprera naar La Maddalena kwamen voortdurend terug. De ploegentijdrit die verliep als in een droom, de tussenstanden die slechts vaag tot hem doordrongen, de mensen langs de kant die de namen van alle renners leken te roepen, behalve die van hem. En toen kwam Het Moment waar alle Italiaanse wielerliefhebbers nog lang over zouden praten. Zijn kapitein Danilo di Luca zat in het wiel van Gasparotto en wilde de koppositie overnemen. Niemand twijfelde eraan dat dit ging gebeuren. Hun ploeg Liquigas had een van de snelste tussentijden neergezet en een van de ongeschreven wetten in het peloton is dat een knecht zijn 'padrone' altijd moet laten voorgaan. Onrechtvaardig? Had je maar beter moeten zijn. Di Luca zat nu vlak achter hem en zou over enkele seconden als eerste de finish bereiken. Voor het eerst in zijn leven zou de kopman van Liquigas het roze aantrekken, een droom die in vervulling ging, maar toen gebeurde het: de knecht bleef voorop rijden en drie seconden later reed hij daar nog steeds. Di Luca riep voor de zekerheid: 'Rem!' De knecht reed door. Nog maar een keer dan: 'Rem!' De knecht reed door. Allerlaatste poging: 'REM!' Maar de gregario hoorde het niet, of deed alsof hij het niet hoorde, en kwam als eerste over de streep. De momenten erna verliepen in een roes voor de rebellerende knecht. De huldiging, de toejuichingen, de rondemissen die hem eindelijk een blik waardig gunden, Bettini die een schouderklopje gaf, de journalisten die voor het eerst in hun leven een andere vraag aan hem stelden dan: 'Heb je Di Luca misschien gezien?' Daarna de champagnefles die hij het liefst in zijn eentje had willen opdrinken en het bericht dat overal in het land kleine volksfeesten waren losgebarsten na zijn overwinning. Het was De Dag Waarop De Knecht In Opstand Kwam, de nieuwe eerste mei, en dat allemaal op Sardinië, een eiland waar de feodale verhoudingen tussen herders en hun padrones eeuwenlang sterker waren dan waar ook in Italië. Onvergetelijke uren, maar de realiteit drong alweer snel tot Gasparotto door toen hij na afloop van de persconferentie (Francesco Moser zat op de eerste rij. Moser!) het gezicht van Dani di Luca, normaal gesproken een zeer vriendelijke jongen, zag: rood hoofd, omineus kloppende ader bij zijn rechteroor. 'Vanaf nu werk je voor mij,' commandeerde de padrone. 'Anders zoek je maar een andere ploeg.' De knecht bood zijn excuses aan, maar de dag erna heeft het ambitieuze gevoel Gasparotto heel duidelijk niet verlaten. Als hij denkt dat niemand het ziet, werpt hij een snelle blik op zijn roze tricot. Dat vertrouwde nummer 136 staat er nog steeds op en toch zal zijn leven nooit meer hetzelfde zijn, dat weet hij zeker. Als de etappe naar Bosa van start gaat, wordt dat gevoel alleen maar sterker. Bono zingt op de achtergrond dat het een schitterende dag is en onderweg voelt Gasparotto zich inderdaad gelukkiger
dan hij in jaren is geweest. Hij passeert dorpjes die op geen enkele kaart staan, akkers zo klein als tennisvelden en herders met gezichten die in een museum horen. Het landschap wordt steeds dreigender, de hitte steeds groter en na minstens drie uur koers is het alsof het peloton de bewoonde wereld allang heeft verlaten, een indruk die wordt bevestigd door de nuraghen die in toenemende mate langs de weg verschijnen: piepkleine, prehistorische huisjes die al duizenden jaren geen eigenaar meer hebben. Vervolgens doorkruist de wonderknecht het woeste middenland van Barbaragia, een bergachtig, onherbergzaam landschap dat ooit een befaamd onderkomen van woest bebaarde Sardijnse bandieten was. De zweetdruppels op de voorhoofden van de renners worden niet alleen veroorzaakt door de hitte en Gasparotto is niet de enige die opgelucht adem haalt als het peloton Barbagia - een streek die ook wel Barbaria genoemd - eindelijk heeft verlaten. Gelukkig is eindbestemming Bosa niet ver weg meer en zoals zo vaak op dit mysterieuze eiland liggen angstaanjagende oerlandschappen en paradijselijke schoonheid heel dicht bij elkaar. Ineens verschijnt er een zeeblauwe rivier waar zeilboten kalmpjes doorheen dobberen en onder de wuivende palmbomen van dit prachtige stadje staan duizenden Sardijnen te juichen voor 'de dichters van de weg', zoals een columnist van La Gazzetta dello Sport het een paar dagen geleden omschreef. Dan een spandoek met de aankondiging dat er nog maar twee kilometer te rijden zijn en ineens slaat de twijfel toe bij Gasparotto. Zal hij nog een keer demarreren tegen de wil van zijn kopman? Zal hij de ketenen van het knechtendom voorgoed van zich afwerpen? Hij weet dat Di Luca die ochtend opdracht heeft gegeven dat Franco Pellizotti vandaag de roze trui moet overnemen, en als dat niet lukt Vincenzo Nibali. Om er zeker van te zijn dat de opstandige knecht dit keer wel zou luisteren, vroeg Di Luca drie keer: 'Heb jij dat ook begrepen, Enrico?' De padrone lachte erbij en de hele ploeg lachte met hem mee, maar zowel de kopman als de gregario besefte dat het ging om een hoogst serieuze erekwestie. Nog anderhalve kilometer te gaan, 1.4 kilometer, 1.3 en dan gebeurt er weer iets dat Gasparotto bevestigt in het idee dat er hoogstwaarschijnlijk mystieke krachten in het spel zijn. Er vindt een valpartij plaats en laten juist Pellizotti en Nibali erbij betrokken zijn. Gasparotto kijkt smekend naar zijn kopman. Nu zou hij toch wel in het roze mogen blijven rijden, toch? Maar Di Luca geeft ondubbelzinnig aan dat hij nu zelf het roze gaat pakken. 'Heb je dat begrepen, Enrico?' Wat moet Gasparotto nu doen? De avonturen van de afgelopen dag hebben hem gesterkt in het idee dat het leven misschien wel meer heeft te bieden dan een positie in de bus. De roem was verslavend en heel even overweegt hij de aanwijzingen van Di Luca wederom te negeren. Maar vlak voor de finish neemt Enrico Gasparotto, de huisschilder die even Carravaggio was, een radicale beslissing: hij remt. Barumini-Cagliari 14 mei: Toen Alberto Loddo, de enige Sardijnse topwielrenner, in december 2006 hoorde dat de derde etappe van de negentigste Giro d'Italia zou eindigen in de straten van zijn geboorteplaats Cagliari, sprong hij eerst een eindje de lucht in en daarna omhelsde hij zijn vrouw. Vervolgens liep hij naar zijn agenda, bladerde naar 14 mei 2007 en schreef in zijn beste handschrift: 'Winnen!' Loddo wist zeker dat dit kon, want hij had de rit van Barumini naar Cagliari niet alleen in zijn dromen honderden keren eerder gereden, maar ook in het echt. Hij kon de route letterlijk met zijn ogen dicht fietsen en daarom was het ook niet meer dan logisch dat hij zulke hoge verwachtingen had van de etappe Barumini-Cagliari. Zijn familie en vrienden waren net zo optimistisch en niemand mocht zijn kansen onderschatten. ´De lucht van thuis geeft de renners een buitengewone kracht´, schreef Dino Buzzati al in 1949 en Loddo, een zeer gewaardeerde sprinter, bracht zijn eerste levensjaren door op een paar honderd meter van de Via Roma, de straat waar de finish zou plaatsvinden. Weer een paar honderd meter verderop, op het terras van Caffé Yenne, zoende hij zijn eerste meisje en weer een paar honderd meter verderop, in een pittoresk zijstraatje van de Largo Carlo Felice, leerde meester Mereu hem lezen en rekenen. De jaren erna is Loddo altijd blijven wonen in Caglari en door zijn goede prestaties op de fiets stegen zijn inkomsten zo spectaculair dat hij enkele jaren geleden een droomhuis kon kopen dat uitzicht heeft
op de finishplek. Het klinkt misschien kinderachtig, maar soms ging Loddo op zijn balkon staan en dan keek hij naar de plek waar het moest gebeuren. Hij stelde zich voor hoe hij Petacchi en McEwen uit zijn wiel reed en toen, maanden na de bekendmaking van het parcours, kwam de dag waarop het peloton de stad van Loddo bereikte. 17.00: Koplopers Giovanni Visconti en Michael Ignatieff worden vlak voor de streep toch nog terruggehaald en de duizenden toeschouwers in de Via Roma beseffen dat het gaat uitlopen op de verwachte eindsprint. Nerveus gedrentel, alles verloopt volgens plan. 17.05: Het geluid van de Giro wordt steeds sterker: schoolkinderen blazen op de toeters die ze hebben gekregen van sponsor Esta The. Een groep dertigjarige mannen scandeert alleen nog maar 'Alberto Loddo! Alberto Loddo!' 17.07: Stemverheffing van de speaker: 'Een valpartij in het peloton, een valpartij in het peloton!' Lichte paniek langs de kant, grote paniek als bekend wordt dat Damiano Cunego erbij is betrokken. Iemand zegt dat hij gewond is, even later is hij ernstig gewond en weer even later zijn beide benen geamputeerd. Gelukkig blijken de berichten schromelijk overdreven en na een aantal angstige minuten kan het publiek de aandacht weer volledig richten op de naderende sprint. 17.17: 'Laatste kilometer!' roept de speaker. In de verte zien de Sardijnen na minstens drie uur wachten aan de Via Roma eindelijk iets gebeuren. Daar komt McEwen, Loddo gaat erover heen, Loddo gaat winnen, nee, het is Förster, of toch McEwen, nee, Loddo, Loddo, Loddoooooooooooo! 17.18: Loddo zit jankend op de fiets van vreugde. Op de tribune heeft zijn moeder het zo zwaar en zelfs de oude Loddo, een weerbarstige herderszoon met het gezicht van een rots, laat voor het eerst van zijn leven merken trots te zijn op zijn zoon. Meester Mereu is er ook en heel in de verte staat Maria, Loddo's eerste liefde. Ze is getrouwd met Carlo Alberto en wilde dat het leven anders was gelopen. 17.25: De vertrouwde rituelen die horen bij een etappeoverwinning. Het grote roze podium waarvan de deuren ineens opengaan. De winnaar die stralend naar voren treedt als een gearriveerde showmaster. Twee jonge dames die tegen betaling doen alsof ze de renner een uitermate sympathieke vent vinden en de held van de dag eren met meerdere zoenen op zijn wang. Tot slot de champagnefles die joelend wordt leeggespoten op de journalisten en de fotografen die als groupies voor het grote roze podium staan. 17.35: een emotionele persconferentie van de rozetruidrager in het pallazo/gemeentehuis dat is omgebouwd tot perszaal. En wie komt daar dommig grijnzend aanlopen? Het is de opstandige knecht Enrico Gasparotto! Padrone Di Luca was zo tevreden over zijn nederige gedrag van gisteren dat hij besloot het roze weer te gunnen aan de cultheld met het piekerige haar. 17.41: weer een emotionele persconferentie in het pallazo/gemeentehuis. Alberto Loddo bedankt zijn moeder en spreekt vervolgens zijn dank uit aan een anonieme persoon die de laatste maanden heeft gefunctioneerd als een 'tweede vader'. 17.45: Buiten het pallazo van Cagliari spreken de wielerprofessoren over de identiteit van de mysterieuze 'tweede vader'. Niemand kan er opheldering over geven en eigenlijk doet het voor dit verhaal ook niet ter zake. Het was namelijk helemaal niet Alberto Loddo die na de etappe van Barumini naar Caglari zo kinderlijk begon te huilen, maar Alessandro Petacchi en het was dezelfde Petacchi die op de persconferentie na afloop sprak over die mysterieuze tweede vader. Alberto Loddo kwam gisteren zelfs helemaal niet aan de start. Een paar maanden na de bekendmaking van het Giro-parcours, in februari 2007, kreeg hij volledig onverwacht te horen dat zijn ploeg geen wildcard kreeg en Team Tinkoff van de lijkwitte Pavel Brutt wel. En daar stond de enige Sardijnse toprenner uit het peloton dan, in zijn burgerkleding, te kijken naar de rit die híj, en niemand anders, had moeten winnen. Ondanks alles was het hem gelukt toch naar de koers te komen, als dank scandeerden de Sardijnen zijn naam vaker dan die van ritwinnaar Petacchi en steeds weer liepen er mensen in zijn richting die zeiden: 'Jij had daar moeten staan, Alberto, jij had daar moeten staan.'
De sprinter lachte en antwoordde dat tegenslag nu eenmaal hoort bij het leven, maar je zag aan Alberto Loddo dat hij leed. Eén voordeel: over tweehonderd meter was hij weer thuis.