Octrooiraad
©ATerinzagelegging @ 7905053 Nederland
@
NL
0
Werkwijze en inrichting voor het meten van de olieen waterfractie in een meer fase stroming met eliminatie van de invloeden van gas bij de bepaling van de vloeistoffracties.
©
Int.CI3.: G01N23/221.
@
Aanvrager: Texaco Development Corporation te White Plains, New York, Ver. St. v. Am.
@
Gem.: Ir. J.W.B. van Assen Octrooibureau Van Assen Konijnenlaan 22 2243 ER Wassenaar.
@
Aanvrage Nr. 7905053.
@
Ingediend 29 juni 1979.
@
Voorrang vanaf 29 juni 1978.
@
Land van voorrang: Ver. St. v. Am. (US).
@
Nummer van de voorrangsaanvrage: 9 2 0 5 6 8
@
Ter inzage gelegd 3 januari 1980.
De aan dit blad gehechte stukken zijn een afdruk van de oorspronkelijk ingediende beschrijving met conclusie(s) en eventuele tekening(en).
79320 vA/mm
Aanvraagster : Texaco Development Corporation, eenDelawarese Vennootschap ' , 2000 Westchester Avenue, White Plains, New York 10650, Verenigde Staten van Amerika. Uitvinders
Titel
: Harry Davis Smith Jr., 1731 Valley Vista Drive, Houston, Texas 77077» Verenigde Staten van Amerika. Dan McKay Arnold, 326 Hickory Lane, Houston, Texas 77°79> Verenigde Staten van Amerika. * : "Werkwijze en inrichting voor het meten van de olie-en waterfractie in een meer fase stroming met eliminatie van de invloeden van gas bij de bepaling van de vloeistoffracties" .
De uitvinding heeft betrekking op kerntechnieken voor het meten van de olie-en waterfracties in een meer fase stroming bij aardolieraffineer-en produktiebewerkingen. In de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 5
7713^1^ van aanvraagster zijn een nieuwe en verbeterde werkwijze en inrichting beschreven voor het bepalen van de aanwezigheid van zoutwater in een fluidumleiding, zoals in ruwe olie bij een putkop, een laadsteiger of andere locatie, of in geraffineerd produkt, in voedingsvoorraad of
10
in afvalwater dat uit een raffinaderij moet worden afgevoerd. Bij deze techniek wordt het fluidum gebombardeerd met snelle neutronen uit een neutronenbron, welke snelle neutronen vertraagd worden en daarna betrokken raken bij
15
thermische neutronenvangstreacties met materialen in het fluidum, waardoor thermische neutronenvangst-gammastralen ontstaan. De energiespectra van de thermische neutronenvangst -gammastralen worden verkregen, van waaruit een meting kan worden uitgevoerd van de relatieve aanwezigheid
20
van chloor in het fluidum, zodat wanneer het zoutgehalte van het fluidum bekend is, hierdoor de relatieve aanwezigheid van zout water kan worden vastgesteld. Verder kan ge-
7905053
2
lijktijdig met de relatieve aanwezigheid van chloor de relatieve aanwezigheid van zwavel worden bepaald. Bij bepaalde toepassingen echter is gebleken dat deze techniek zijn beperkingen heeft. Er is bijvoorbeeld 5
gebleken, dat wanneer de waterfractie significant wordt het verschil van de waterstofindex tussen twee vloeistoffasen niet langer klein is ten opzichte van dat tussen
i
het gas en de vloeistoffen, waardoor fouten in de normalisatie van waterstof worden ingevoerd. Wanneer bovendien 10
de chloorconcentraties tot boven zeer lage niveaus uitstijgen geven gedegradeerde chloorgammastralen verstoring van de gammastraaltellingen in het waterstof energiegebied waardoor de nauwkeurigheid van de verkregen metingen wordt verkleind!.
15
Kort samengevat betreft de uitvinding een nieuwe en verbeterde werkwijze en inrichting voor de bepaling van de waterfractie van een meerfase fluidumstroming die olie, water en gas bevat. De stroming vindt plaats in een leiding en kan zich bevinden bij een putkofl|, bij een laadsteiger,
20
uit een voedingsvoorraad in een raffinaderij of op een andere locatie. Het fluïdum wordt gebombardeerd met snelle neutronen van een neutronenbron, welke vertraagd worden en daarna betrokken raken bij thermische neutronenvangstreaoties met
25
materialen in het fluidum, waardoor thermische neutronenvangst-gammastralen ontstaan. De energiespectra van de thermische neutronenvangst-gammastralen worden vastgesteld, van waaruit een meting kan. plaatsvinden van de concentratie van chloor en van zwavel in het fluidum. Wanneer het zout-
30
gehalte van 'het water in het fluidum en het zwavelgehalte van de olie in het! fluidum bekend zijn kunnen hieruit de water-en de oliefractie van het fluidum worden vastgesteld. De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoerings-
35
voorbeelden. Figuren 1 en 2 zijn schematische blokdiagrammen van
7905053
inrichtingen volgens de uitvinding. Figuur 3 is een grafiek van een typerend thermisch neutronenvangst-gammastraalspectrum voor ruwe olie. Figuren 4 en 5 zijn grafieken van de gemeten verhouding van de zwavelneutronenvangst-gammastraaltelling tot chloorneutronenvangst-gammastraaltelling uitgezet tegen het zoutgehalte van water voor verschillende waterfracties en zwavelconcentraties in een fluïdum uitgevoerd volgens de uitvinding. Figuur 1 toont een inrichting A volgens de onderhavige uitvinding, voorzien van een neutronenbron S en een detector D die zijn gemonteerd in geschikte openingen 10 respectievelijk 12 van een telkamer C welke is bevestigd in een stromingsleiding 14 voor ruwe olie. De detector D is bij voorkeur een 5" x 5" Nal(Tl) cylindrisch kristal dat gekoppeld is met een fotovermenigvuldigingsbuis T. 252 De weergegeven bron S is een Cf neutronenbron die 7 5 x 10
neutronen per seconde uitzendt, hoewel het duidelijk
zal zijn, dat indien gewenst een ander bronmateriaal zou kunnen worden gebruikt, zoals aktinium-beryllium, americium-borium of americium-beryllium. De kamer C dient bij voorkeur te zijn vervaardigd uit een materiaal, dat geen elementen bevat die merkbare vangstgammastraling boven 5»0 MeV produceren. Aluminium of bepaalde glasvezel-e'poxy materialen zullen geschikt zijn, hoewel ijzer, dat als gevolg van ( n , y ) reacties gammastraling van 9»30 en 7 M e V
produceert, dient te worden vermeden.
Er dient te worden opgemerkt, dat de kamer C zodanig is ontworpen, dat de detector D en de bron S in de kanalen 10 en 11 fysisch zijn gescheiden van de ruwe olie. Dit elimineert de mogelijkheid van verontreiniging van de ruwe olie indien de bron S zou lekken en maakt eveneens mogelijk dat de detector D en de bron S worden verwijderd zonder dat de stroom ruwe olie wordt onderbroken. De fysische vorm van de kamer C is niet kritisch, zolang als de bron S en de detector D zijn omgeven door ten-
7905053
4
minste verschillende inches vloeistof. Figuur 2 toont een alternatieve opstelling, waarbij de bron S en de detector D aan de buitenzijde van de leiding 14 zijn gemonteerd. In bepaalde situaties zou het wenselijk kunnen zijn om 5
de binnenzijde van de kamer C te bekleden met een duurzaam materiaal dat een hoge thermische neutronenvangstdwarsdoorsnede heeft, zoals borium. Dit geldt in het bijzonder, wanneer bij de vervaardiging van de kamer geen ijzer kan worden geëlimineerd. Dit materiaal zal de ther-
10
mische neutroneninteracties verminderen met de wanden van de kamer en tevens het uit de kamer ontsnappen voorkomen van thermische neutronen, die met elementen buiten de kamer zouden reageren, waardoor bijkomende "achtergronds" straling zot* worden veroorzaakt. Borium (boriumcarbide
15
vermengd met epoxyhars) zou voor deze toepassing ideaal zijn, daar het een grote thermische neutronenvangst dwarsdoorsnede heeft (of = 775 barn) en een vangstreactie die geen straling produceert boven 5,0 MeY. De detector D produceert scintillaties of afzonder-
20
lijke lichtflikkeringen wanneer er gammastralen hierdoor passeren, terwijl de fotovermenigvuldigerbuis T als reactie op elk van deze scintillaties een spanningspuls opwekt die evenredig is met de intensiteit van de scintillatie. Een gebruikelijke voorversterkerschakeling 16 versterkt de
25
pulsen van de fotovermenigvuldigerbuis T en levert de versterkerpulsen aan een volgende versterkertrap 18. Een B
stroombron 20 is aangebracht voor de voorversterker
16, en een hoogspannings-stroombron 22 is aangebracht voor de fotoversterkerbuis T« 30
De uitgangspulsen van de versterker 18 worden toegevoerd aan een versterkings-stabilisatieschakeling 24, die ' gecalibreerd is voor het reageren op het energieniveau van een gekozen referentiepiek in het gammastraal-energiespectrum, zoals de 2,23 MeV energiepiek van waterstof (figuur 3).
35
Het zal echter duidelijk zijn, dat ook andere gammastraalenergiepieken, of een piek die wordt opgewekt door een
7 9 0 5 0 54
lichtuitzendende diode welke in het detectorkristal D is gemonteerd, of een piek van een pulser van het kwiktype, indien g e w e n s t , voor de stabilisatie van de versterking zouden kunnen worden gebruikt. De versterkings-stabilisatieschakeling 24 is een automatische versterkings-regelschakeling die reageert op het energieniveau van pulsen bij het gecalibreerde piekniveau en de versterking van alle energieniveaupulsen bijregelt als compensatie voor de versterkingsverschuiving of variaties in de buis T en andere schakelingen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding die het gevolg zijn van spanningsfluctuaties van de stroombron en/of temperatuursinvloeden. De uitgangspulsen van de versterkings-stabilisatieschakeiing 24 worden toegevoerd naar een pulshoogteof multi-kanaalanalysator 26. De pulshoogte-analysator 26 kan van gebruikelijk ontwerp zijn, zoals in de techniek bekend is, en bijvoorbeeld zijn voorzien van twee of meer kanalen of energieafdelingen overeenkomende met de kwantificeringen of energie-intervallen van de pulshoogten van de ingangspulsen, indien gewenst. De pulshoogte-analysator 26 functioneert voor het sorteren en accumuleren van een lopend totaal van binnenkomende pulsen tot een aantal opslaglocaties of kanalen die gebaseerd zijn op de hoogte van de binnenkomende pulsen, welke, zoals men zich zal herinneren, rechtstreeks verbandhoudt met de energie van de gammastralen die de puls veroorzaken. De uitgang van de pulshoogte-analysator 26 omvat in het geval van de onderhavige uitvinding telpulsen die optreden in elk van de twee energie-intervals of-gebieden, zoals in figuur 3 zijn weergegeven. Het zal eveneens duidelijk zijn, dat er indien gewenst in plaats van de multi-kanaalanalysator 26 twee op geschikte voorspanningwerkende, enkelvoudige kanaalanalysatoren kunnen worden toegepast. De uitgang van de pulshoogte-analysator 26 kan op een geschikte geheugeninrichting worden bewaard om naderhand te worden verwerkt, of wordt als alternatief direct via een geschikt aantal lijnen naar een rekenautomaat 28
7905053
toegevoerd, die uit het aantal chloor-en zwaveltellingen evenals de tijdsduur van deze tellingen, de waterfractie bepaalt van het fluidum in de leiding 14, op een nader te beschrijven wijze. Verder kan de rekenautomaat 28 uit de uitgang van de analysator 26 eveneens de oliefractie bepalen van het fluidum in de leiding 14. De resultaten van deze berekeningen kunnen naar wens worden opgeslagen of afgebeeld, met een registrator 30 of een andere geschikte afbeeldingsinrichting. Figuur 3 toont een typisch vangst-gammastraalspectrum 32 dat werd geregistreerd met gebruikmaking van de uitrusting volgens figuur 1 voor een stroom ruwe olie die kleine hoeveelheden chloor en zwavel bevat. De intense waterstofpiek 3k van 2,23 MeV is het resultaat van de vangst van thermische neutronen door de waterstof in de ruwe olie en kan, zoals hierboven werd vermeld, als energie-vergelijkingspiek worden gebruikt door de versterkings-stabilisatieschakeling van figuur 1. Figuur 3 toont eveneens de eniergie-instellingen^van de multi-kanaalanalysator 26. De eerste instelling, die wordt aangeduid als "gebied 1", strekt zich uit van 5>75 tot 8,0 MeV en omvat fotoelektrische en ontsnappingspieken van de 7 >79; 7» 6,64 en 6,11 MeV straling van de Cl"3-5 (n,
) C l ^ reactie,
evenals de zwavelpieken met geringere intensiteit van 7»78; 7,42; 7,19; 6,64 en 5,97 MeV. De tweede instelling, die wordt aangeduid als "gebied 2", strekt zich uit van 5>00 tot 5>75 MeV en omvat de relatief intense zwavelvangstpiek van 5>^2 MeV. Relatief kleine coïicentraties zoutwater in ruwe olie kunnen grote problemen veroorzaken bij het raffineren van deze ruwe olie. De onderhavige uitvinding betreft het detecteren in een vloeiende, meer fasen bevattende fluidumstroom ruwe olie, of andere aardoliestroming, van de water-en oliefractie van het fluidum terwijl de invloeden worden geelimineerd van gas, zoals vrij gas, in het fluidum bij de bepaling van de water-en oliefractie. De onderhavige uit-
7S0 5 0 53
vinding is gebaseerd op het met neutronen bombarderen of bestralen
van een vloeiende stroom ruwe olie en het detec-
teren van de gammastraling, die na de vangst van thermische neutronen door de elementen chloor en zwavel wordt uitgezonden. Voor een bepaalde thermische neutronenflux is de opbrengst van de chloorstralingsvangst evenredig met de waterfractie van het fluidum. Terwijl de opbrengst van de zwavelstralingsvangst evenredig is met de oliefractie. De bepaling van de olie-en de waterfractie is echter geen routineberekening uit de chloor-en zwavelstralingsopbrengsten. Ten eerste is er enige overlapping van de stralingspieken van zwavel en chloor in het gammastraalspectrum. Ook wanneer de waterfractie van het fluidum belangrijk wordt veroorzaakt de aanname, dat het verschil tussen de waterstofindices in de water en oliefasen van de vloeiende stroming klein zijn met betrekking tot de gasfase fouten in de waterstof normalisatie. De gammastraling die het gevolg is van de thermische vangst (n,ff ) reaktxes is "direct" in de betekenis, dat deze wordt uitgezonden binnen microseconden na de vangstgebeurtenis. Dit staat in tegenstelling tot "vertraagde" gammastraling die het gevolg is van reakties van het "aktiverings" type, welke van milliseconden tot jaren na de reactie wordt uitgezonden. Daar de thermische neutronenvangst uit directe reacties bijna ogenblikkelijk is, hebben de snelheid en de volumestromingshoeveelheid van de stroom ruwe olie geen invloed op de meting. Een ander voordeel van de onderhavige uitvinding is, dat daar thermische neutronen nodig zijn, in plaats van een neutronengeneratorbron van het geëvacueerde Versnellertype een chemische bron kan worden gebruikt. Chemische bronnen zijn tamelijk goedkoop en vereisen, vanzelfsprekend, geen bijbehorende elektronica of onderhoud. Voor een vaste teltijd T wordt een uitdrukking voor de waargenomen chloorgebiedtelhoeveelheid, ¥_,T , in gebied OJj
1 (figuur 3) gegeven door:
7S05053
8
¥
CL =fe(PG)xCCL
+GX
(PG)XCCLB
(1 )
waaran; Gx(p^) x C^k = chloortellingen in W ^ Gx(p o ) x C_TT,= niet-chloortellingen in W„T
lx
GX(P g )
5
u Lt
(jLiÜ
= gasschaalfactor betrokken op de gasfractie P-, in de stro omleiding wanneer G ( o ) = 1 , 0 en G ( l ) = 0,0.
Een soortgelijke uitdrukking kan worden verkregen voor de zwavelgebiedtelhoeveelheid, Wg, in gebied 2 voor 10
de teltijd T die eveneens een gedegradeerde chloorcomponent omvat: Wg =G£(P G ) X Cg +GX(P g ) x Cg B +Gx(P G ) x K x C C L
(2)
waarin: Gx(P_,)xC_
= zwaveltellingen in W G
Gx(P G )xCgg
= niet-zwavel en niet-chloortellingen in
G
15
o
o
¥
S
Gx(p g )xKxC^ l = chloortellingen in Wg K = meetkundige constante GX(P g ) 20
= zoals boven gedefinieerd
De verhouding R van deze telhoeveelheden wordt gegeven door: R
-
¥S
/WCL =
/
(°CL +c CLB)
(3)
Er dient te worden opgemerkt, dat de verhouding R de gasschaal constante G-(]?q.) uitschakelt. De telhoeveelheden C g B en C C L B en de constante K in vergelijking (3) zijn cali25
bratieconstanten welke gebaseerd zijn op de afstand tussen bron en detector, de sterkte van de bron, de afmeting van de detector en dergelijke en zijn hierdoor onafhankelijk van de waterfractie, Lyc» in de vloeibare stromingsfase. Cg in vergelijking (3) is evenredig met het zwavelgehalte
30
van de vloeibare fase van de stroming. Yoor een producerende formatie is dezwavelconcentratie Pg in de oliefase in hoofdzaak constant en deze kan nauwkeurig worden bepaald. Ook
7 9 0 5614
in formaties waarin geen inlaten van water of stoom plaatsvindt blijft het zoutgehalte P C 1 van het water in de formatie in hoofdzaak constant en dit kan eveneens op onafhankelijke wijze nauwkeurig worden bepaald uit een monster van het geproduceerde water. Bij de onderhavige uitvinding werd gevonden, dat deze bekende factoren tezamen met de zwavel en
chloortellingen uit de pulshoogte-analysator 26
kunnen worden gebruikt voor het nauwkeurig bepalen van de olie en waterfase van een uit meerfasen bestaande fluidumstroming terwijl de invloeden worden geëlimineerd van het gas in de stroming op de metingen. Voor vloeibare fasen met een zoutgehalte P ^ L ^ kleiner
dan omstreeks 60.000 ppm chloor, is de mededinging
tussen de waterstof-chloorneutronenvangst verwaarloosbaar. Aannemende, dat al het chloor dat zich in de vloeibare fase bevindt in de waterfase is, kunnen de tellingen voor chloor worden uitgedrukt als C
= ?PCLLWC
CL
W
waarin ^ een meetkundige calibratie constante is. Wanneer op soortgelijke wijze wordt aangenomen, dat al het zwavel dat zich in de vloeibare fase bevindt in de oliefase is, kunnen de tellingen C^ voor zwavel worden uitgedrukt als: CS = D P
S
x (1-L WC )
(5)
waarin * eveneens een calibratie constante is die bepaald wordt door de meetkundige afmetingen van het stelsel. Het substitueren van de vergelijkingen (4) en (5) in (3) levert: R =
#PS
(1-L ¥C )
+
C s b + K P c l P L ¥ C _7
F /ÉCLF¥C+CCLB_7
(6)
waarin o( , ^ , K, C S B en C^-g bekende calibratie constanten zijn en het zwavelgehalte Pg en het zoutgehalte P
bekende
waarden voor de stroming zijn. De waarde van de gemeten verhouding R wordt verkregen uit de gemeten gammastralingstellingen Wg en fractie,
zodat de oliefractie, 1 - L ^ , en de watervan de stroming gemakkelijk kunnen worden bepaald.
7 9 0 5 0 53
10
Voor het "beschouwen van een bepaald voorbeeld, voor een kamer C met een diameter van 60,96 cm (24"), een bron S en een detector D van de hierbovenbeschreven soort werden de volgende constanten verkregen: CSB
=
°CLB = K =
2760 cpm 3 6 4 5
Cpm
(7)
0,73
CC
=
555 cpm per f> zwavel
^
=
5»87 cpm per ppm chloor
door gebruikmaking van. een chloorgebied van 5>75 -
8,00
MeV en een zwavelgebied van 5>00 - 5>75 MeV. Figuur 4 toont een grafiek van de gemeten verhouding, R, uit vergelijking (3) (gebruikmakende van constanten uit de vergelijkingen (7)) uitgezet tegen het watergehalte Ppk "volgens de onderhavige uitvinding voor verschillende waterfracties L ^ en een zwavelconcentratie van
(=Pg).
Bij bestudering van figuur 1 kan worden ingezien, dat Lwc, met redelijke nauwkeurigheid kan worden bepaald wanneer de zoutheidsgraad van het water bekend is en het produkt l
WCxPCL
^
6.000.
Figuur 5 toont opnieuw een grafiek van R uitgezet tegen P ^ volgens de onderhavige uitvinding maar voor een olie die 5$ zwavel bevat. Het is duidelijk, dat wanneer het zwavelgehalte van de olie toeneemt het interval van zoutgehalten en waterconcentraties waarover L ^ kan worden gemeten eveneens toeneemt. Bij Pg = kan L ^ met redelijke nauwkeurigheid worden bepaald voor L^xP^ ^ met redi 24.000. De uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvormen maar strekt zich uit tot alle varianten daarvan.
7 9 0 5 0 54
11
CONCLUSIES 1. Werkwijze voor het bepalen van de olie en waterfractie in een fluidum dat vloeistof en gas bevat en in een leiding stroomt, gekenmerkt door: (a) het bombarderen van het fluidum met snelle neutronen die vertraagd worden en daarna betrokken raken bij thermische neutronenvangstreacties met materialen in het fluidum; (b) het verkrijgen van gammastraal-energiespectra van de materialen als reactie op de vangst van thermische neutronen door de materialen in het fluidum; (c) het verkrijgen van een meting van de concentratie van chloor in het fluidum uit de gammastraal-energiespectra; (d) het verkrijgen van een meting van de concentratie van zwavel in het fluidum uit de gammastraal-energiespectra; (e) het uit een verhouding van de concentratie van zwavel tot de concentratie van chloor verkrijgen van de olie en waterfracties in het fluidum. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de trap van het verkrijgen van de gammastraal-energiespectra het tellen omvat van gammastralen van zwavel in het gebied van 5,0 MeV tot 5,75 MeV. 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de trap van het verkrijgen van gammastraal-energiespectra het tellen omvat van de gammastralen van chloor in het gebied van 5,75 MeV tot 8,0 MeV. 4. Inrichting voor het bepalen van de olie en waterfracties in een fluidum dat vloeistof en gas bevat en in een leiding stroomt, gekenmerkt door: (a) middelen (5) voor het bombarderen van de vloeistof met snelle neutronen, die vertraagd worden en vervolgens betrokken raken bij thermische neutronenvangst-reacties met de materialen in het fluidum; (b) middelen (D, T, 26) voor het verkrijgen van gamma-
7 9 0 5 0 54
12
straal-energiespectra van de materialen als reactie op de vangst van thermische neutronen door de materialen in het fluidum; (c) middelen (26, 28) voor het verkrijgen van een meting van de concentratie van chloor in het fluidum uit de gammastraal-energiespectra; (d) middelen (26, 28) voor het verkrijgen van een meting van de concentratie van zwavel in het fluidum uit de gammastraal-energiespectra; en (e) middelen (26, 28) voor het uit een verhouding van de concentratie van zwavel tot de concentratie van chloor verkrijgen van de water en oliefracties in het fluidum. 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelen (D, T, 26) voor het verkrijgen van de spectra middelen omvatten voor het tellen van gammastralen uit zwavel in het gebied van 5,0 MeV tot 5»75 MeV. 6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5» met het kenmerk, dat de middelen (ü, T, 26) voor het verkrijgen van de spectra middelen omvatten voor het tellen van gammastralen uit chloor in het gebied'van 5,75 MeV tot 8,0 MeV. 7. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat de middelen (5) voor het bombarderen zijn bevestigd aan de buitenzijde van de leiding (14). 8. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat de middelen (5) voor het bombatderen zijn aangebracht in een uitsparing (10) die in het uitwendige van de leiding (1^) is gevormd. 9. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 4-8, met het kenmerk, dat de middelen (D) voor het verkrijgen van de gammastraalspectra zijn bevestigd aan de buitenzijde van de leiding (l4). 10. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 4-8, met het kenmerk, dat de middelen (D) voor het verkrijgen van de gammastraalspectra zijn aangebracht in een uitsparing
790 5 0 54
13
(12) die in het uitwendige van de leidiijg (l4) is gevormd. 11. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 4-10, met het kenmerk, dat de middelen (5) voor het hombarderen zijn bevestigd aangrenzend van een raffinaderij5
leiding voor voedingsvoorraad of aangrenzend van een putkopleiding bij een oliebron of aangrenzend van een leiding bij een laadsteiger of aangrenzend van een leiding voor afvalf luidum .
7 9 0 5 0 54
Rekenautomaat Registrator
FIG.2.
790 5 0 53
79320
Bssaeo
Typerend.
vH^rstisn
, J*) Spectrum
ruwe o l i e met c h l o o r
iH ©
O
FIG.3.
CD
03
•Ö •H •o
•P
fn
I ®
P(
•H H r—{ 0
Bi
Gamma s t r a a l e n e r g i e
7 9 0 5 0 53
(MeV)
LOikiM/W
.
* V.Mw L— w»
X 0s • LO
•O
«
ï
(10 uudd) I0d
10(\JO o o o o d d
0s
CO
C
O O O o" <*>
O O O O <M
(10 uudd) IOj10j
7905053
O O O O *
O •