OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
ESSAY >>
Page 1 of 7
Archief
VEERTIG JAAR VICE VERSA
Van veldwerker tot professional Tekst: Mirjam Vossen Onderwerpen: Werken in OS, Resultaten, Organisaties en instellingen, MFO´s, Methoden en instrumenten Veertig jaar Vice Versa toont de geschiedenis van ontwikkelingswerk in een notendop. De vrijwilliger maakte plaats voor de professional. De discussies over professionalisering zijn echter nog springlevend.
Beeld: Email dit artikel Extra Wat stond er wanneer in Vice Versa? Verhuizen naar de Derde Wereld
Een spreekbuis voor jongeren die vrijwilligerswerk doen in ontwikkelingslanden. Dat is in 1967 de doelstelling van Vice Versa, het splinternieuwe blad van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV). Een blad voor jonge Nederlanders die, aldus de redactie, 'door hun werk in ontwikkelingslanden demonstreren het oneens te zijn met de achterstand in ontwikkeling van grote delen van de mensheid'. CDA-minister Th. Bot (de vader van), belast met ontwikkelingszaken, geeft de aftrap. 'Excellentie', zo begint het eerste artikel in Vice Versa. In een interview van vier pagina's mag Bot zijn visie en beleid aan het papier toevertrouwen, niet gehinderd door één kritische vraag.
Kritische ontwikkeling Dat was veertig jaar geleden. 'Lieve Agnes', zo opent Vice Versa het vijfde nummer van 2006. Het blad is inmiddels uitgegroeid tot een onafhankelijk vakblad voor álle ontwikkelingswerkers. En 'Lieve Agnes' is het begin van een scherpe column over het falen van minister Agnes van Ardenne. Een volle pagina lang wordt haar onvermogen aan de kaak gesteld om op niveau een Kamerdebat over ontwikkelingssamenwerking te voeren. De journalistieke koers van Vice Versa heeft in veertig jaar tijd een metamorfose ondergaan, zo veel is duidelijk. Wat stond er wanneer in Vice Versa? Nu is Vice Versa in de begindagen nog geen blad over hét ontwikkelingswerk en evenmin een blad voor dé ontwikkelingwerker. Het is een clubblad van SNV en volgt vooral het wel en wee van die organisatie en haar vrijwilligers. Pas in de jaren tachtig en negentig ontpopt Vice Versa zich tot een onafhankelijk vakblad. De ontwikkelingen binnen SNV lopen echter parallel met de discussies en inzichten in de sector als geheel. Daarmee schetst veertig jaar Vice Versa een breed tijdsbeeld van het Nederlandse ontwikkelingswerk en de Nederlandse ontwikkelingswerker.
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008
OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
Page 2 of 7
In 1967 is die ontwikkelingswerker in ieder geval jong, avontuurlijk ingesteld en vastbesloten om de wereld te verbeteren. Na een korte tropencursus vertrekt hij voor twee jaar naar een ontwikkelingsland. Zoals de heer Steer, automonteur uit Loon op Zand, die in 1967 naar Colombia reist. Of mejuffrouw Flim, kraamverpleegster uit Hoogezand-Sappemeer, die in 1969 afreist naar Brazilië. Aan zijn uiterlijk te beoordelen is de ontwikkelingswerker - meestal man - een afgezant van het alternatief-linkse circuit. 'Ze zien er merendeels hetzelfde uit', schrijft de Zambiaanse journalist Manuel Sakal in 1975 in Vice Versa. 'Ze zijn te herkennen aan hun verschoten Levi's spijkerbroeken, hun lange baard, lange haren en aan het ziekenfondsbrilletje dat ze dragen.' Met baard en brilletje staan de SNV'ers op de foto. In een ziekenhuis in Brazilië, op de akkers van Kenia, bij een bouwplaats in Nigeria. Handen uit de mouwen en helpen maar. Al is er in die beginjaren wel discussie over hoe dat moet heten: de term 'ontwikkelingshulp' is uit. Het gaat om sámenwerking.
Padvinderswerk Veertig jaar later lijkt dit beeld van de ontwikkelingswerker - de avonturier, de onbaatzuchtige vrijwilliger, de romantische ploeteraar in de klei - volstrekt achterhaald. Zonder slag of stoot is dat echter niet gegaan. Al in de beginjaren opent Vice Versa de discussie over het nut van het uitzenden van westers personeel naar de Derde Wereld. 'Blokkeren buitenlandse vrijwilligers nu niet de werkgelegenheid voor duizenden Afrikanen die werkloos zijn?' vraagt het blad zich al in 1968 hardop af. Ook het nut van het uitzenden van relatief laaggeschoolde en onervaren vrijwilligers staat al vanaf de begindagen ter discussie. Twee ex-vrijwilligers uit Colombia gooien in 1968 de knuppel in het hoenderhok, met een kritisch pamflet over hun uitzending. Ze twijfelen openlijk of het effect van hun werk uitstijgt boven het niveau van 'zwaar gesubsidieerd padvinderswerk'. In de jaren die volgen, woedt de discussie voort. Is er ruimte voor vrijwilligers? Leveren ze voldoende kwaliteit? Stoten ze lokale krachten niet het brood uit de mond? Zit het gastland wel op hen te wachten? De behoefte van ontwikkelingslanden aan laag- of middengeschoold personeel neemt zienderogen af. Wel blijft er vraag naar hooggeschoolde, deskundige professionals. SNV worstelt met het spanningsveld tussen het aanbod van onbetaald idealisme en de vraag naar deskundigheid. Moet het vrijwillige ontwikkelingswerk professionaliseren? En mag daar dan een prijskaartje aan hangen? Liters koffie - wellicht was het kruidenthee - worden vergoten op vergaderingen over salarissen en over de vraag of het woord 'vrijwilliger' nog wel passend is. Ontwikkelingsdeskundige Enno Hommes, die in 1985 het SNV-beleid evalueert, maakt duidelijk welke kant het op moet: 'Het SNV-imago van een goedbedoelende organisatie die goedwillende vrijwilligers uitstuurt, die voor een appel en een ei de hand aan de ploeg willen slaan, is natuurlijk een nepimago. Idealisme is niet gratis.' Verhuizen naar de Derde Wereld 'Nederlanders denken dat ze overal kunnen fietsen.' Directeur Wim Bongers van Bongers Verhuizingen verbaast zich over wat ontwikkelingswerkers allemaal meesjouwen. Vanaf de jaren zestig verhuist Bongers tropengangers van SNV, PSO, ingenieursbureaus en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Lees verder... De idealisten vrezen echter dat een professionele SNV een soort 'mini-DGIS' wordt (DGIS is het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken). En bij het ministerie, daar zitten de echte professionals. Daarmee raakt de discussie over de rol van vrijwilligers een teer punt: het wantrouwen jegens consultants, ingenieursbureaus, 'dure experts' en het bedrijfsleven. De vrijwilliger kijkt op hen neer, zoals een rugzakreiziger op een massatoerist. De experts, die zijn commercieel, op winst belust en hebben de eigen carrière hoger in het vaandel dan de onbaatzuchtige inzet voor de arme. 'De SNV'er', schrijft Vice Versa in 1987, 'ziet zo'n heerschap uit het vliegtuig vallen met een reeds ingeschakelde tekstverwerker en straks leest hij het oordeel dat uit het apparaat is komen ratelen. Hij vindt dat misschien allemaal wat gladjes in vergelijking met zijn eigen gezwoeg.'
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008
OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
Page 3 of 7
Het verzet tegen de professionalisering van het vrijwilligerswerk is groot. In 1988 uit plaatsvervangend chef Dick den Haas zijn bezorgdheid. Hij vreest dat de kritische houding van vrijwilligers verdwijnt, zodra de portemonnee zich vult: 'Veel mensen die binnen multilaterale en bilaterale organisaties werken, worden goed betaald. Waarom zouden ze, als ze dan een keer in een waardeloos project terechtkomen, kritiek uitoefenen op hun werkgever? Zodra ze dat doen, gooien ze hun eigen glazen in.'
Revolutie Toch voltrekt zich binnen de muren van SNV, bijna ongemerkt, een revolutie. De salarissen voor vrijwilligers gaan flink omhoog, de arbeidsvoorwaarden verbeteren, de toelatingseisen worden opgeschroefd. Steeds vaker nemen goed geschoolde lokale krachten de plaats in van de blanke vrijwilliger. Het vervangen van westerse deskundigen door lokaal personeel krijgt zelfs een naam: 'autochtonisatie'. In 1991 lijkt de ommekeer voltooid: Vice Versa vraagt zich hardop af waarom het aantal uitgezonden Nederlandse vrijwilligers maar niet wil dalen. En vier jaar later lijkt vertrekkend SNVdirecteur Jan Berteling de discussie definitief te sluiten: 'Je moet je afvragen of dat belang van personele assistentie eigenlijk wel zo groot was. Misschien had er altijd al veel meer door lokale krachten kunnen worden opgevuld.' Met de discussie over professionalisering maakt Vice Versa zelf - wellicht onbedoeld en welhaast ongemerkt - een kwaliteitsslag. De leesbaarheid gaat met sprongen vooruit. De eenvormig opgemaakte, lange lappen tekst uit de beginjaren maken plaats voor een luchtige, overzichtelijke lay-out met kortere artikelen en rubrieken. Ook inhoudelijk verruimt Vice Versa de blik. In de jaren zeventig vormen reportages over vrijwilligers en de landen waar zij werken nog de hoofdmoot. De sfeer is amicaal - vrijwilligers heten 'Bert' en 'Frans', interviews en reportages zijn geschreven in de 'wijvorm' en het taalgebruik is eigentijds: 'konsekwent', 'krities', 'kooperatief'. In de jaren tachtig en negentig gaat het blad de breedte in. Er komt ruimte voor opiniërende gastcolumns, interviews met vooraanstaande economen, gesprekken met directeuren uit het bedrijfsleven en kritische beschouwingen over het beleid van OS-minister Eegje Schoo. De joviale toon verkilt. SNV en Vice Versa professionaliseren, maar de rol van de - ongeschoolde en onervaren - vrijwilliger in het ontwikkelingswerk is geenszins uitgespeeld. Na veertig jaar wemelt het namelijk nog altijd van de mensen die 'door hun werk in ontwikkelingslanden demonstreren het oneens te zijn met de achterstand in ontwikkeling van grote delen van de wereld'. Nu zij in het reguliere 'wereldje' steeds moeilijker terecht kunnen, zoeken zij hun eigen weg. Ze maken lange reizen, zetten zelf een project op, of regelen op eigen houtje een stage of werkvakantie in een ontwikkelingsland. Het wereldje heeft gezelschap gekregen van een groeiend leger kleinschalige particuliere initiatiefnemers, die, niet gehinderd door enige voorkennis of ervaring, aan de slag gaan in Malawi, Brazilië of Vietnam. De discussie over professionalisering is springlevend, maar zij is verlegd van de idealistische SNV'ers van toen naar de
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008
OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
Page 4 of 7
praktische idealisten van nu. Met, in grote lijnen, dezelfde vragen: Zit het ontwikkelingsland op hen te wachten? Hoe staat het met de kwaliteit van hun werk en hun projecten? Ook het wantrouwen van de vrijwilligers jegens de 'deskundigen' staat fier overeind. Veel doe-het-zelvers keren zich af van de gevestigde ontwikkelingsorganisaties, waar te veel aan de strijkstok blijft hangen en de directeurssalarissen de pan uit rijzen. De gevestigde organisaties besluiten steeds vaker van de nood een deugd te maken. Door samen te werken met vrijwilligersorganisaties, door subsidiekanalen te openen voor kleinschalige initiatieven en door - en passant - te trachten het niveau van de vrijwilligers op te krikken.
Ownership
De discussie over 'professionalisering' is veranderd van vorm, maar de inhoud is even actueel als veertig jaar geleden. Datzelfde geldt voor een tweede hot item in de ontwikkelingsindustrie: 'participatie', thans beter bekend onder de modenaam 'ownership'. Vrij vertaald: het besef dat een project of programma pas beklijft, wanneer het aansluit bij de vraag van de betrokken, wanneer deze betrokken zélf de plannen maken en zélf de verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering. De roep om 'ownership' en 'participatie' komt voort uit bedroevende ervaringen uit het verleden. Ervaringen met projecten die mislukten omdat westerse ontwikkelingswerkers als een olifant in de porseleinkast met hun eigen plannen aan de slag gingen. Sommige artikelen uit de beginjaren van Vice Versa getuigen daarvan. Zo wordt in 1967 een oproep gedaan aan Hollandse boerenjongens om als ontwikkelingswerker naar Kenia te gaan. Ze moeten de boeren daar leren om tarwe te verbouwen en Friese koeien te houden. Toch werd er ook in de jaren zestig wel degelijk nagedacht over samenwerking. De discussie over vraaggestuurde hulp, participatie en de eigen verantwoordelijkheid wordt namelijk al vanaf het eerste nummer van Vice Versa gevoerd. Waarschijnlijk worstelden ook de Nederlandse boerenzoons al met de vraag hoe ze de Keniaanse boeren het beste bij het project konden betrekken. Meet the locals... 'Onze kennismaking met de vierhonderd studenten ging als volgt. Moet je je even voorstellen - een openluchttheater onder oeroude bomen en verweerde muren, waar toeschouwersplaatsen en podium worden gescheiden door een (reuze troebel) vijvertje. Op het podium nu stonden twee eenzame ijzeren stoeltjes waar wij op neergepoot werden. De principal stelde ons voor aan het publiek en vroeg ons een klein toespraakje te houden. Met bibberstemmetjes begonnen we in aarzelend Engels, hetgeen gelukkig gaandeweg beter werd. Nadat we alles wat we over onszelf te vertellen hadden, hadden gezegd, mochten we weer gaan zitten en werd ons na luid applaus een lied geoffreerd. Dit klonk uit de vierhonderd kelen werkelijk prachtig. Maar toen vroeg men ons ook iets te zingen. Daar stonden we dan, terwijl ons juist op dat moment niets te binnen wilde schieten. Enfin, we begonnen "In Holland staat een huis" te galmen, hetgeen ons na
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008
OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
Page 5 of 7
de derde poging eindelijk gelukte. Je kunt begrijpen hoe blij wij waren toen alles achter de rug was.' SNV-vrijwilligster Hedy Nooy in 1967 over haar eerste weken in India Uit de reportages ter plaatse blijkt echter dat de blanke veldwerker vaak in een lastig parket zit. Enerzijds wil hij dat het project 'van hen' is: van de boeren, de schooldirectie of de sloppenwijkbewoners. Tegelijkertijd merkt hij dat de lokale bevolking hem op een voetstuk plaatst en hem tegen wil en dank in de rol van blanke allesweter duwt. Het besef dat mensen hun ontwikkeling zélf ter hand moeten nemen, verdraagt zich moeilijk met de praktijk van het uitvoerende veldwerk. 'Het project is niet iets van henzelf', verzucht SNV-vrijwilligster Liesbeth Mesu in 1980 in Opper-Volta, waar zij werkt in een gezondheidskliniek. 'Het blijft iets van de blanken.' In Vice Verse voert zelfkritiek de boventoon, en de roep om een betere, succesvollere en minder paternalistische aanpak is groot. 'Laten we onze waffel houden en aan de slag gaan met wat mensen daar willen', zegt oud-SNV-chef Wim Zevenbergen in 1993. Journalist Marc Broere valt hem bij: 'Laat alle ontwikkelingsorganisaties eens vierkant achter de initiatieven van de mensen zelf gaan staan, in plaats van alles te willen verbeteren en te kritiseren.' Begin jaren negentig introduceert SNV de nieuwe 'procesbenadering'. Dat houdt in dat de organisatie niet langer zelf projecten bedenkt en uitvoert, maar dat de lokale bevolking dat doet. Sluipenderwijs verandert daarmee de taak van de ontwikkelingswerker. Het uitvoerende werk in het veld maakt plaats voor advies en begeleiding: ontwikkelingswerkers richten zich op het versterken van lokale organisaties en overheidsorganen. De veldwerkers van weleer veranderen in procesmanagers, die vrouwenbonden, dorpscomités en gemeentebesturen bijstaan in het opstellen en uitvoeren van hun eigen plannen en projecten. Het zelf voorlichten van boeren maakt plaats voor capaciteitsopbouw van de boerenbond, het opzetten van een onderwijsproject veranderde in het adviseren en ondersteunen van de lokale overheid. De omslag wordt door sommigen betreurd: 'Als je vroeger bij een SNV'er langsging, was het een gezellig zootje', zegt een fotograaf in 1995. 'Tegenwoordig zijn het bijna allemaal managerstypen: strak in het pak.' Die ommekeer in het werk is - letterlijk - terug te zien in Vice Versa. In de jaren negentig zijn de reportages over baardige veldwerkers in Brazilië of Mali verdwenen. Weg zijn de verhalen van de werktuigbouwkundige uit Helmond en de verpleegster uit Rilland-Bath. In plaats daarvan verschijnen er achtergrondartikelen over het sectorbeleid van Herfkens, over het decentralisatieproces van de Malinese overheid, over de gebrekkige beleidscoherentie tussen de verschillende ministeries en over flexibele technische assistentie in Ecuador. Vice Versa gaat verder de breedte in, met achtergrondartikelen over kinderarbeid, regionale ontwikkelingsbanken en de overdracht van Hongkong aan China.
Uitstervend ras De traditionele tropenarts of tropisch landbouwdeskundige is een uitstervend ras. Organisaties die vandaag de dag personeel uitzenden naar ontwikkelingslanden, zoals SNV, PSO en VSO, vragen uitsluitend mensen die een bijdrage kunnen leveren aan capaciteitsopbouw in het gastland. En dat is prima: weinigen ontkennen het belang van capaciteitsopbouw van lokale partnerorganisaties, overheden en instituten. Niemand zal beweren dat de ontwikkelingswerker zelf weer de schop ter hand moet nemen. Niemand wil terug naar de tijd dat westerlingen werden ingevlogen om pompen te installeren of landbouwvoorlichting te geven. Maar de discussie over de inhoud van het ontwikkelingswerk is niet voorbij. Al is ook deze, net als de discussie over professionalisering, van vorm veranderd. Voor de gewone Nederlander is het nauwelijks meer duidelijk wat ontwikkelingswerk inhoudt en wat een ontwikkelingswerker doet. Wie 'het wereldje' niet kent, kan zich amper iets voorstellen bij capaciteitsopbouw, organisatieversterking of institutionele ontwikkeling. Hoe meer het ontwikkelingswerk afdrijft van concrete doelen, hoe sterker de roep om meetbare en zichtbare resultaten. Meten en kwantificeren, minister Van Ardenne heeft er een speerpunt van gemaakt. Tegelijkertijd is dat moeilijker dan ooit, omdat wát er gebeurt steeds minder tastbaar is. In het ontstane gat springen de al eerder genoemde praktisch idealisten. Zij storten zich het liefst op zichtbare projecten, zoals het aanleggen van drinkwatervoorzieningen, het bouwen van een weeshuis of het opzetten van een vakopleiding voor metselaars. Ze combineren hun vakantie in Guatemala met vrijwilligerswerk voor een lokale bouwbrigade of het plaatselijke kindertehuis. Praktisch en concreet, net als het werk van de veldwerker van weleer.
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008
OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
Page 6 of 7
De professionalisering van de sector kan de dadendrang van vrijwilligers, met hun behoefte aan zichtbare doelen, niet stuiten. Professionals vragen zich af of deze vrijwilligers wel voldoende vorm geven aan de kerntaak van het ontwikkelingsvak: het bouwen van partnerschappen met mensen en organisaties in 'het Zuiden'. Maar is de sector, na veertig jaar van voortschrijdende inzichten en professionalisering, zelf wel in staat om dit 'partnership' uit te tillen boven de papieren beleidsplannen en tot leven te brengen? Het lijkt er nog niet helemaal op. In 1998 komt het IOB, het evaluatiebureau van het ministerie, met een kritisch rapport over de aanvankelijk luid bejubelde 'procesbenadering' van SNV. In Benin is deze aanpak volgens het IOB te ver doorgeschoten. 'Het was een ideologie, een geloof', zegt IOB-inspecteur Ton Segaar. 'Men wachtte tot de mensen zelf met hun vragen en wensen kwamen. De SNV'ers wilden niet gaan duwen. Het geïntegreerde streekontwikkelingsproject in Atacora kwam daarom nauwelijks van de grond. Het had in 1995 slechts 250 mensen bereikt. Ik zou dat bijna immoreel willen noemen.' In hetzelfde rapport steekt het IOB overigens ook de loftrompet over projecten die het wél goed deden, zoals een biogasproject voor kleine boeren in Nepal. Dat project spaarde 60 miljoen kilo brandhout uit, creëerde werkgelegenheid en verminderde de werklast van vrouwen. Het succes schuilde volgens het IOB in het feit dat SNV het niet op eigen houtje deed, maar samen met banken, bedrijven, boeren en de overheid. Maar het blijft tobben met 'partnership' en 'ownership'. In de jaren negentig staat Vice Versa - bij monde van woordvoerders uit 'het wereldje' - bol van de zelfkritiek: ngo's uit het Noorden houden te veel vast aan hun eigen modes, zoals gender en milieu; lokale medewerkers krijgen geen kans om bij internationale ngo's carrière te maken; zuidelijke ngo's zijn veel te afhankelijk van hun zusters in het Noorden; en westerse ontwikkelingsorganisaties zijn - nog altijd arrogant en hypocriet. Journalist Jeroen Corduwener constateert in 2004 dat ontwikkelingsprogramma's nog steeds in het Noorden worden gemaakt, op basis van Haagse ideeën, visies en meningen. Hij ondervond aan den lijve hoe een kansrijk initiatief voor een opleiding journalistiek in Rwanda geen enkele steun vond, omdat het niet in de beleidslijn van een van de donoren paste. Veertig jaar Vice Versa laat een aantal metamorfoses zien: de vrijwilliger werd professional, de veldwerker werd procesmanager, het clubblad werd vakblad. Het meest opvallende is echter wat er níet veranderde: de vraag hoe we vorm moeten geven aan de samenwerking met 'het Zuiden' is nog even springlevend als toen. Ontmoedigend? Wellicht. Voor Vice Versa blijft er in ieder geval voldoende stof tot schrijven.
Reageer op dit artikel
Reacties:
"We find little robust evidence of a positive (or negative) relationship between aid inflows into a country and its economic growth. We also find no evidence that aid works better in better policy or geographical environments, or that certain forms of aid work better than others. Our findings suggest that for aid to be effective in the future,
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008
OneWorld.nl: Van veldwerker tot professional
Page 7 of 7
the aid apparatus will have to be rethought." Zie verder Dani Rodrik's blog: http://rodrik.typepad.com/dani_rodriks_weblog/2007/07/aid-can-promote.html Henk J.Th. van Stokkom (20-7-2007 21:46)
http://www.viceversaonline.nl/index.php?page=30_3_5&articleId=11133&template=print 1-1-2008