BRL-K23003/01 2006-05-24
Beoordelingsrichtlijn
voor het Kiwa productcertificaat voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol
BRL BRL-K23003/01 2006-05-24
Beoordelingsrichtlijn
voor het Kiwa productcertificaat voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol
©2006 Copyright, Kiwa N.V. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het gebruik van deze Beoordelingsrichtlijn door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld. Bindend verklaring Deze beoordelingsrichtlijn is door de directeur Certificatie en Keuringen van Kiwa bindend verklaard per 24 mei 2006
Kiwa N.V Certificatie en Keuringen Sir Winston Churchill-laan 273 Postbus 70 2280 AB Rijswijk Telefoon 070 – 41 444 00 Telefax 070 – 41 444 20 Internet www.kiwa.nl
Voorwoord Deze Beoordelingsrichtlijn is vastgesteld door het College van Deskundigen Brandveiligheid, waarin belanghebbende partijen op het gebied van ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol zijn vertegenwoordigd. Dit College begeleidt ook de uitvoering van certificatie en stelt zonodig deze Beoordelingsrichtlijn bij. Waarin deze Beoordelingsrichtlijn sprake is van “College” is daarmee bovengenoemd College bedoeld. Deze Beoordelingsrichtlijn zal door Kiwa worden gehanteerd in samenhang met het Kiwa Reglement voor Productcertificatie, waarin de algemene spelregels van Kiwa voor certificatie zijn vastgelegd. Deze Beoordelingsrichtlijn beoogt om op basis van de stand der techniek een acceptabel niveau van brandveiligheid te waarborgen om schade aan mens en goederen te voorkomen dan wel te beheersen. Verder is NFPA 2010 – 2006 meegenomen als leidraad voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol. In tweede instantie is dit ook gedaan met de prEN 15276-2. Deze Beoordelingsrichtlijn is opgesteld door de technische werkgroep BRL-K23003, waarin de volgende leden vertegenwoordigd waren ten tijde van het opstellen; - P. Baars Kiwa Certification and Inspection (voorzitter) - M. de Boer Ajax Brandbeveiliging - F.C. Koelewijn SFA Fireprotection - J. van Straaten Frontline Fire Protection - R.G.C. Reijns CFS Trading - C. van Toer Protec Brandbeveiliging - P.E. Voshol Kiwa Certification and Inspection (secretaris)
Inhoud 1.1
Algemeen
6
1.2
Toepassingsgebied
6
1.3
Begrippen en afkortingen
7
1.4
Eisen en bepalingsmethoden
10
1.5
Acceptatie van door de fabrikant geleverde onderzoeksrapporten
10
1.6
Kwaliteitsverklaring
11
2.1
Algemeen
12
2.2
Positie van de brandblusinstallatie in de beveiligingsketen
12
2.3
Proceseisen en bepalingsmethoden
16
2.4
Ontwerpen
17
2.5
Detailontwerp en projecteren
18
2.6
Installeren
22
2.7
Inbedrijfstelling
23
2.8
Het opleveren
24
2.9
Nazorg
24
3.1
Algemeen
26
3.2
Voedingseenheid c.q. sturingseenheid van de aërosol brandbluscomponent
27
3.3
Typetesten t.b.v. van specifieke toepassingen
27
4.1
Algemeen
28
4.2
Beheerder van het kwaliteitssysteem
28
4.3
Interne kwaliteitsbewaking schema / kwaliteitsplan
28
4.4
Wettelijke aansprakelijkheid
28
4.5
Procedures en werkinstructies
28
4.6
Overige eisen aan het kwaliteitssysteem
28
4.7
Organisatie en personeel
28
4.8
Competenties personeel
29
4.9
Eisen opleidingen
30
4.10 Uitbesteden van werkzaamheden
34
4.11 Persoonlijke beschermingsmiddelen
34
4.12 Documentenbeheer
34
4.13 Beproevingsmiddelen
34
4.14 Apparatuur en materieel
34
4.15 Opslag van materiaal en materieel
34
4.16 Registratie / checklist
35
4.17 Brandblusinstallatie certificaat
35
4.18 Meldingen
35
4.19 Certificatiemerk
36
5.1
Onderzoeksmatrix
37
6.1
Algemeen
38
6.2
Certificatiepersoneel
38
6.3
Frequentie van externe controles
39
6.4
Specifieke door het College vastgestelde regels
40
7.1
Publiekrechtelijke regelgeving
41
7.2
Normen / normatieve documenten:
41
Bijlagen 1 2 3 4 5 6
model productcertificaat model IKB schema model brandblusinstallatie certificaat Kruistabel BRL-K23003 en NFPA 2010 Model PVE aërosol blusinstallatie Model Inspectierapport
1 Inleiding 1.1 Algemeen De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen eisen worden door Kiwa gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag, en de instandhouding van een productcertificaat voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol. Bij de uitvoering van certificatiewerkzaamheden is Kiwa gebonden aan de eisen die in het hoofdstuk “Afspraken over de uitvoering van certificatie” zijn vastgelegd. 1.2 Toepassingsgebied De processen zijn bestemd om te worden toegepast op het ontwerpen, waaronder projecteren, installeren en opleveren van een beveiliging door middel van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol voor inrichtingen en compartimenten. De controle op de randvoorwaarden (zie onderstaand) voor het effectief blussen, waarbinnen de brandblusinstallatie moet kunnen functioneren vallen binnen dit certificatieschema. Verder bevat het proces ook de nazorg van de brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol. Geschiktheid Hierbij dient door de gecertificeerde installateur vooraf kenbaar gemaakt te worden voor, welke type branden de aërosol brandblusinstallatie geschikt is, de aantoonbaarheid dient plaats te vinden door een attest bij het productcertificaat van de BRL-K23001. Dit attest heet ?Toepassingsattest voor Aërosol bluscomponenten volgens BRL-K23001?. Randvoorwaarden voor functioneren De randvoorwaarden voor het kunnen functioneren van de brandblusinstallatie moeten gedefinieerd zijn door de gecertificeerde installateur. Hierbij moeten minimaal de volgende aspecten worden beschouwd: • Bouwkundige voorzieningen voor compartimentering in relatie tot brandwerendheid, rekeninghoudend met brand van binnen- en buitenuit en mogelijke abrupte drukopbouw door het systeem en / of de aanwezige brandbare stoffen in het compartiment; • Koppeling met voorzieningen voor detectie van brand, brandalarmeringsapparatuur (optische – en akoestische signaalgevers) en handmelders voor blussing blokkeren en activeren. Er moet voor en tijdens de blussing een waarschuwing zijn (akoestisch en optisch); • Koppelingen naar technische installaties zoals ventilatie- en luchtbehandelingssystemen, rookbeheerssystemen, deuren, noodstroomvoorzieningen, etc.; • Het gebruik van de te beveiligen ruimte, wat betreft de opslagconfiguratie in de beveiligde ruimte, de relatie tussen de aanwezige brandbare stoffen en het ontwerp van de brandblusinstallatie moet duidelijk zijn, dit moet tot uiting komen in de risico afweging behorende bij het integrale beveiligingsconcept van de te beveiligen ruimte; • Het gebruik van de te beveiligen ruimte, wat betreft de aanwezigheid van mensen en de daarmee eventueel gepaarde risico’s, dit moet tot uiting komen in de risico afweging behorende bij het integrale beveiligingsconcept van de te beveiligen ruimte; • De wederzijdse beïnvloeding van beveiliging van aangrenzende ruimten en gebouwen; • Er moet voor en tijdens de blussing een waarschuwingssignaal (akoestisch en optisch) zijn.; • De bekendheid van de interne organisatie van het beveiligde object met de werking van de brandblusinstallatie en de bijbehorende consequenties. De brandmeldinstallatie zelf valt buiten het toepassingsgebied van deze beoordelingsrichtlijn (BRL). De ingangscontrole op het functioneren de brandmeldinstallatie in relatie tot de sturingen aan de brandblusinstallatie valt wel binnen het toepassingsgebied. BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
6 van 67
Primair wordt op basis van een door CCV geaccepteerd installatiecertificaat van de brandmeldinstallatie gecontroleerd. Secundair wordt een functionele eindcontrole op de brandmeldinstallatie en bijbehorende sturingen uitgevoerd. Droge aërosol bluscomponenten mogen niet worden gebruikt bij branden met onderstaande materialen, tenzij testen van geaccrediteerde testlaboratoria dit aantoonbaar hebben gemaakt. § Kernbranden als bedoeld in klasse A. § Zuurstofdragende chemische stoffen zoals nitro-cellulose en kruit. § Reactieve metalen zoals lithium, sodium, kalium, magnesium, titanium, zirkonium, uranium en plutonium. § Sodium chloraat en sodium nitraat. § Metaaloxides. § Organische peroxiden en hydrazine. Indien er redelijkerwijs twijfel is of er een effectieve blussing kan plaatsvinden op producten die in een ruimte zijn opgeslagen kan er een test worden uitgevoerd waarvan de details in het toepassingsattest voor aërosol bluscomponenten volgens BRL-K23001 worden vermeld. Droge aërosol bluscomponenten mogen niet worden gebruikt in zones en zones in ruimten met brandgevaarlijke vloeistoffen of stof, welke een explosieve damp / luchtmengsel kunnen veroorzaken en waarvoor een zone-indeling conform het gestelde in de NPR 7910-1 of 2 is vastgesteld tenzij in de beveiligde ruimte doelmatige voorzieningen zijn getroffen zodat wordt voldaan aan de Europese ATEX - richtlijn. 1.3 Begrippen en afkortingen In deze beoordelingsrichtlijn wordt verstaan onder: • College van Deskundigen: het “College van Deskundigen Brandveiligheid”; • Aërosol: colloïdaal mengsel van een stof in een gas; • Audit: systematisch en onafhankelijk onderzoek om te bepalen of een activiteit op het gebied van kwaliteit en de daarmee samenhangende resultaten overeenstemmen met de geplande maatregelen en of deze maatregelen op doeltreffende wijze zijn geïmplementeerd en geschikt zijn voor het bereiken van de doelstellingen. Het onderzoek moet zijn gefocust op de output van het proces. Praktisch gezien richt de audit zich op de organisatorische en bedrijfskundige activiteiten (software) die leiden tot de borging van de output van het proces. Zie ook ISO 8402; • Automatisch: niet bestuurd door de hand van de mens; • Behuizing: constructie waar de droge vaste blusstof is in opgeslagen en van waar uit de blusstof door de uitstroomopening naar buiten wordt getransporteerd; • Beoordelingsrichtlijn: de in het College gemaakte afspraken over het onderwerp van certificatie; • Bevoegd gezag; de vergunning verlenende installatie in vele gevallen de Gemeente of Provincie. Die dit ter advies bij de (regionale) Brandweer neerleggen. • Brandbluscomponenten; Onderdelen zoals de ontsteker, de verpakking gevuld met droge vaste blusstof, die na activering een droge aërosol (blusmedium) uitwerpt met als functie om de brand te blussen en de ophangconstructie; • Brandbluscentrale: centrale eenheid voor de aansturing van de brandblusinstallatie conform EN 12094-1 en niet te verwarren met de brandmeldcentrale conform EN 54-2 en EN 54-4. • Brandblusmechanisme (chemisch): na ontsteking van de droge blusstof wordt deze als droge aërosol uitgeworpen, die bestaat uit fijn verdeelde deeltjes (bijvoorbeeld 40% van de massa) specifiek gebaseerd op alkalische metaal zouten en gassen (bijvoorbeeld 60% van de massa) voornamelijk bestaand uit stikstof, kooldioxide, waterdamp. De droge aërosol blust chemisch door in te grijpen in de kettingreactie van het verbrandingsproces door de vrije radicalen te binden. Door de vrije radicalen te binden wordt voorkomen dat de vrije elektronen in de buitenste schil van de stof kunnen reageren met andere stoffen, waardoor het verbrandingsproces wordt gestopt. Beide acties vinden voornamelijk plaats BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
7 van 67
•
• • • • •
• • •
• • • • • • • • • • • • • • • • •
• •
aan het oppervlak van de deeltjes in de droge aërosol van microformaat. Deze deeltjes zijn gesuspendeerd in een edelgas. Hoe kleiner de deeltjes hoe effectiever het mechanisme werkt; Brandblusinstallatie: een systeem bestaand uit diverse componenten om een brand te blussen, zoals brandbluscomponenten, de stuurkabels en de stuurcentrale en de functionele randvoorwaarden zoals genoemd in het toepassingsgebied en wat invulling moet geven aan een integraal beveiligingsconcept. Voor de installatie die in het hoge risicosegment vallen op basis van de bepaling in het PVE ligt er duidelijk voorwaarden voor het afgeven van het installatiecertificaat op basis van het inspectierapport; CI: Certificatie Instelling; CCV: Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid; Colloïdaal: de toestand van stoffen die zich fijn verdeeld in een vloeistof c.q. gas bevinden, waarbij de deeltjes groter zijn dan een molecule en kleiner dan die in suspensie; EN: Europese Norm; Eisende partij: de bevoegde autoriteit is primair het gemeentebestuur of diens gemachtigde die de toepassing van de brandblusinstallatie heeft geëist en/of moet goedkeuren. Daarnaast kan iedere andere rechtspersoon als eisende partij optreden zoals de brandverzekeraars. Deze eisende partijen zullen de uitgangspunten voor de brandblusinstallatie moeten vastleggen; HBO; Hogere beroepsopleiding; IKB - schema: een beschrijving van de door de installateur uitgevoerde kwaliteitscontroles, als onderdeel van zijn kwaliteitssysteem; Inspectie: activiteiten zoals meten, onderzoeken, beproeven, of schatten van 1 of meer kenmerken van het product en het vergelijken van de resultaten daarvan met gespecificeerde eisen om vast te stellen of overeenkomstigheid voor elk kenmerk is bereikt. Het gaat hierbij specifiek om de inspectie van de brandblusinstallatie en bijbehorende randvoorwaarden. Praktische gezien richt de inspectie op de technische fysieke output van het proces (hardware). Zie ook ISO 8402 onder “keuring”; ISO: Internationale Standaardisatie Organisatie; MBO; Middelbare beroepsopleiding; MVK: Middelbaar veiligheidskundige; NEN: Nederlandse Norm; NFPA: National Fire Protection Association; Installateur: de partij die er voor verantwoordelijk is dat processen bij voortduring voldoen aan de eisen waarop de certificatie is gebaseerd, in dit geval de ontwerpende en installerende partij en de partij die nazorg levert; Principaal: eigenaar van de te beveiligen inrichting; Projecteren: tweede stap in het ontwikkelingsproces van een brandblusinstallatie, waarbij op basis van het programma van eisen de installatie wordt uitgelegd; PVE: Programma van eisen met hierin opgenomen randvoorwaarden voor de brandblusinstallatie; RIE: Risico Inventarisatie en Evaluatie; Suspensie: vloeistof of gas waarin een andere stof in zeer kleine deeltjes zweeft; Standtijd: Zie BRL-K23001; Vaste brand blusstof (VBB): de vaste vorm welk door temperatuurverhoging wordt omgezet in een aërosol; Brandblusinstallatie certificaat: verklaring van de installateur, dat het ontwerp, de geleverde brandblusinstallatie of nazorg voldoen aan deze beoordelingsrichtlijn de eisen. Noodplan: plan hoe te handelen in geval van calamiteiten. Brandcompartiment; Gedeelte van één of meer gebouwen bestemt als maximaal uitbreidingsgebied. Technische ruimte; Ruimte voor het plaatsen van de apparatuur, noodzakelijk voor het functioneren van een gebouw, waaronder in elk geval begrepen een meterruimte, een liftmachine ruimte en een stookruimte. Eventueel verder uitbreiden met verschillende ruimten; Verzekeraar: persoon of instelling, die tegen vergoeding (premie) op zich neemt het in de polis genoemde risico te dragen; Vuurbelasting; Vuurbelasting als bedoeld in NEN 6090.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
8 van 67
• • • • • • •
• •
• • • • •
Voedingseenheid; Eenheid die geschikt moet zijn om de aërosol componenten te activeren ; WDBDO; Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als bedoeld in NEN 6068. Lichte industriefunctie; Industriefunctie waarin activiteiten plaats vinden, waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt. Overige gebruiksfunctie; Niet in dit lid benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt. Activeringsmechanisme; Automatische of handmatige activering die leid tot de fysieke uitstroom van het aërosol brandblusmiddel. Automatisch; Uitvoering van een functie zonder de noodzaak van bedoelde interventie. Automatisch / handmatige schakelaar; Middel om de installatie te veranderen van automatische naar handmatige activering. Toelichting; dit kan door middel van een handmatige schakelaar op het controle paneel of een andere eenheid of een personeelsdeur blokkering. Controle apparaat; Een apparaat dat in staat is om de volgorde van gebeurtenissen die leiden tot de activering. Ontgrendeldeling apparaat; Handmatig uitschakelapparaat dat de elektrische activering van de aërosol generator voorkomt, zie hiervoor EN12094-1. Toelichting. De werking van het apparaat moet een indicatie geven over de ont/vergrendeling. Handmatig; Een benodigde bedoelde handeling om een functie te kunnen voltooien. Niet te bezetten ruimte; Een ruimte die niet bezet kan worden door mensen gezien zijn afmetingen of andere fysieke beperkingen zoals ondiepe kasten. Normaal niet bezette ruimte; Een ruimte die niet is bezet door mensen onder normale omstandigheden, maar nu en dan kortstondig betreden mag worden. Normaal bezette ruimte; Een ruimte die onder normale omstandigheden is bezet door mensen. Verminderd zicht; Wanneer droge aërosol generatoren worden geactiveerd ontstaat verminderd zicht tijdens en na het uitstromingsperiode and kan gevaarlijke situaties creëren voor mensen in zowel de beveiligde als in de ruimtes waar het in tweede instantie naar toe stroomt. In alle voorgestelde toepassingen van droge aërosol, waar de mogelijkheid bestaat mensen de beveiligde ruimte gaan betreden of in de buurt zijn van de beveiligde ruimte moeten voldoende bescherming moet aanwezig zijn, zoals training voor aanwezig personeel, waarschuwingsseinen, een vooralarm voor uitstroming en een ontgrendeldeling apparaat van de installatie. Ventilatiemiddelen na de brand moeten aanwezig zijn. Minimum veiligheidsvoorzieningen Type ruimte
Tijd vertragingsapparaat
Schakelaar automatisch / handmatig Niet nodig Nodig
Ontgrendelings apparaat
Niet bezette ruimte Niet nodig Nodig Normaal niet bezette Niet nodig Nodig ruimte Normaal bezette ruimte Nodig Nodig Nodig Toelichting; De intentie van deze tabel is om te onnodige blootstelling aan bewoners door uitgestroomd aërosol brandblusmiddel. Factoren zoals de tijd naar de uitgang en het risico voor de bewoners door het vuur moeten in overweging genomen worden bij de bepaling van de uitstroom tijdsvertraging van de installatie Tabel 1 (zie tabel in 5.5.2 van prEN15276-2: 2005)
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
9 van 67
1.4 Eisen en bepalingsmethoden In deze beoordelingsrichtlijn zijn eisen en bepalingsmethoden vastgelegd. Daaronder wordt verstaan: 1.4.1 Eisen Functionele eisen: essentiële eisen die aan een product gesteld moeten worden om het product door de gebruiker veilig te kunnen gebruiken en functioneel is voor het doel waar het voor bedoeld is. Prestatie-eisen: in maten of getallen geconcretiseerde eisen die zijn toegespitst op bepaalde (functionele) eigenschappen van het onderdeel van het bouwdeel (brand blusinstallatie en randvoorwaarden ) en die een te behalen grenswaarde bevatten die ondubbelzinnig kan worden berekend of gemeten. Producteisen: in maten of getallen geconcretiseerde eisen die zijn toegespitst op de (identificeerbare) eigenschappen van de in het bouwdeel (brand blusinstallatie en randvoorwaarden ) toegepaste producten en die een te behalen grenswaarde bevatten die ondubbelzinnig kan worden berekend of gemeten. Proceseisen: geconcretiseerde eisen waaraan het proces moet voldoen, zonodig met inbegrip van de daarbij aan te houden condities en randvoorwaarden waaronder het proces mag of moet plaats vinden. 1.4.2 Bepalingsmethoden Toelatingsonderzoek: het onderzoek om vast te stellen dat aan alle in de BRL gestelde eisen wordt voldaan. Controleonderzoek: het onderzoek dat na certificaatverlening wordt uitgevoerd om vast te stellen dat de gecertificeerde processen en uitgevoerde werkzaamheden bij voortduring aan de in de BRL gestelde eisen voldoen. In de onderzoeksmatrix is samengevat welk onderzoek zal worden uitgevoerd door Kiwa bij de toelating en bij controles, en met welke frequentie het controleonderzoek zal worden uitgevoerd. 1.5 Acceptatie van door de fabrikant geleverde onderzoeksrapporten Indien door de fabrikant rapporten van onderzoekinstellingen of laboratoria worden overlegd om aan te tonen dat aan de eisen van de BRL wordt voldaan, zal moeten worden aangetoond dat deze zijn opgesteld door een instelling die voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten: • NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria • NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor inspectie-instellingen • NEN-EN 45011 voor certificatie-instellingen die producten certificeren • NEN-EN 45012 voor certificatie-instellingen die systemen certificeren • NEN-EN-ISO/IEC 17024 voor certificatie-instellingen die personen certificeren. De instelling wordt geacht aan deze criteria te voldoen, wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overlegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatieinstelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Indien geen accreditatiecertificaat kan worden overlegd, zal de certificatie-instelling zelf verifiëren of aan de accreditatienorm is voldaan, of het betreffende onderzoek opnieuw zelf (laten) uitvoeren.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
10 van 67
1.6 Kwaliteitsverklaring De op basis van deze BRL af te geven kwaliteitsverklaringen worden aangeduid als productcertificaat1 afgegeven aan de gecertificeerde installateur. Verder wordt door de gecertificeerde installateur de volgende kwaliteitsverklaring afgegeven. Brandblusinstallatie certificaat Per opgeleverde installatie in de vorm van een brandblusinstallatie certificaat volgens deze BRL. Bij de 1:1 inspectie van de brandblusinstallatie kan dit pas nadat het inspectierapport van de CI aangeeft, dat alle bevindingen positief zijn aangaande de brandblusinstallatie en randvoorwaarden, zie verder paragraaf 6.3 van deze BRL. De gecertificeerde installateur verklaart hiermee dat de brandblusinstallatie voldoet aan deze beoordelingsrichtlijn en is gecontroleerd volgens deze BRL. Dit certificaat dient door Kiwa te worden geregistreerd om valide te zijn. Een kopie van dit certificaat moet in het logboek behorende bij de installatie gearchiveerd worden. Het origineel moet bij de installateur gearchiveerd zijn. Modellen van deze kwaliteitsverklaringen zijn als bijlage bij deze BRL opgenomen.
1
Productcertificaat: een document waarin Kiwa verklaart dat een product geacht wordt te voldoen aan de in het productcertificaat vastgelegde products pecificatie, en de volgens dat proces uitgevoerde werkzaamheden geacht worden te voldoen aan de prestatie-eisen, die zijn vastgelegd in de daarvoor geldende beoordelingsrichtlijn, mits: De tijdens het proces toegepaste producten en materialen voldoen aan de in het productcertificaat vermelde specificatie; De in het productcertificaat opgenomen verwerkingsvoorschriften worden gehanteerd; De in het productcertificaat vermelde toepassingsvoorwaarden in acht worden genomen.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
11 van 67
2 Proceseisen en bepalingsmethoden 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan de processen moeten voldoen. Deze eisen zullen onderdeel uitmaken van de technische specificatie van het proces van de gecertificeerde installateur die wordt opgenomen in het productcertificaat. 2.2 Positie van de brandblusinstallatie in de beveiligingsketen Onderstaande tabel 1 en tekst in paragraaf 2.2 zijn informatief bedoeld. Onderdelen in de beveiligingsketen 1.
Voorzieningen voor branddetectie op basis van NEN 2535/A1: 2002; Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen
2.
Voorzieningen voor de sturing van: • Geregelde ventilatie • Compartimentering • Brandalarmeringsapparatuur; Optische en akoestische voorzieningen voor waarschuwingssignalering voor het verlaten van de ruimte (niet verwarren met ontruimingsinstallaties) • Doormelden intern en/of extern • Blussen
3.
Voorzieningen voor geregelde ventilatie
4.
6.
Bouwkundige voorzieningen voor compartimentering zijnde ruimte dichtheid in relatie tot standtijd aërosol voor “total flooding”. Hierbij moet ook in acht worden genomen dat een blussing geen ongewenste activering van blussing in een andere ruimte tot gevolg heeft. Brandalarmeringsapparatuur; Voorzieningen voor optische en akoestische signalering voor het verlaten van de ruimte (niet verwarren met ontruimingsinstallaties). Voorziening voor blussing blokkeren en blussing activering Voorzieningen voor doormelden intern aan de Brandmeldinstallaties
7.
Voorzieningen voor blussen
5.
Tabel 2. De noodzaak van de componenten wordt bepaald door de inrichting of het object, wat beveiligd moet worden en het Programma van eisen. Belanghebbenden binnen het Programma van Eisen kunnen zijn: • Eigenaar c.q. opdrachtgever; • Bevoegd gezag; • Verzekeringmaatschappij. Informatieve toelichting. Het bevoegde gezag gebruikt onder andere een modelbouwverordening om te komen tot de bepaling of een brandblusinstallatie nodig is. •
Randvoorwaarden voor de brandblusinstallatie om te kunnen functioneren zijn;
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
12 van 67
• • • • •
Branddetectie volgens NEN2535/A1;2002; Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen of gelijkwaardige normen op basis van een door CCV geaccepteerd certificatieschema. Ruimten met een brandwerendheid moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2003 en achterliggende normen bijvoorbeeld NEN6068. Zelfsluiting van deuren en ramen die toegang geven tot de beveiligde ruimten. Mogelijke ventilatieverliezen ten gevolge van bezwijken van delen van de bouwkundige voorzieningen bijvoorbeeld luiken, ramen en deuren. Het uitzetten van ventilatie die belemmerend is voor de blussing in de beveiligde ruimten.
De randvoorwaarden moeten ingevuld worden door/of namens de eigenaar c.q. opdrachtgever van de installatie om het functioneren van de installatie mogelijk te maken. Deze randvoorwaarden vallen binnen de beoordeling van de installateur en de CI. Het proces is als volgt vorm gegeven in de volgende processtappen. Input
Processtap
Wensen en eisen klant, verzekeraar, bevoegde gezag
2.4 ONTWERPEN (minimale voorwaarden)
Programma van Eisen
2.5 DETAIL ONTWERP EN PROJECTEREN
Installatieplan
2.6 INSTALLEREN
Installatie
2.7 INBEDRIJFSTELLEN
Installatie welke functioneert
2.8 OPLEVEREN
Onderhoudsovereenkomst
2.9 NAZORG
Output
Proceseigenaar
Programma van Eisen1)
Eigenaar / opdrachtgever
Installatieplan
Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003
Installatie / Checklist Installatie
Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003
Installatie welke functioneert
Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003
Rapport van Oplevering / Logboek/Brandblusinstallatie certificaat 2)
Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003
Onderhoudsrapport / Brandblusinstallatie certificaat
Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003
Figuur 1. 1) In processtap 1 moeten de minimale randvoorwaarden worden afgedekt. 2) Indien een eisende partij (verzekeraar, bevoegd gezag en/of klant) een 1 op 1 inspectie eist, dan moet deze inspectie plaats vinden door de CI.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
13 van 67
Nevenindicator C
A
E
F
J
K
G
H
B D
L
Figuur 2a opbouw integraal. De onderdelen C, D, G, H en L zijn onderdeel van deze BRL. A. B. C. D. E. F. G. H. J. K. L.
Automatische brandmelders Brandmeldcentrale (EN 54-2+4) /Brandbluscentrale (EN 12094-1) Brand alarmeringsapparatuur (optische en akoestische signaalgevers Handmelders blussing blokkeren en blussing activeren Doormeldapparatuur voor brandmeldingen Ontvangststation voor brandmeldingen Besturingsapparatuur voor brandblusinstallatie Blusinstallatie gebaseerd op droge aërosol Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen Ontvangststation voor storingsmeldingen Energievoorzieningen
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
14 van 67
Brandmeldinstallatie Nevenindicator
Brandblusinstallatie
K
A I
D
B
H
J
J
J
J
J
J
C
E
L F C
L
L G
Figuur 2b opbouw differentiaal A Automatische brandmelder B Brandmeldcentrale (EN 54-2) C Brand alarmeringsapparatuur D Handbrandmelders E Blus activeerknop F Blus blokkeerknop G Blus onderbrekingsknop H Blus stuurunit (EN 12094-1) I Voedingsunit aërosol generatoren J Aërosol generator(en) K Doormelding brand/storing L Energie voorziening
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
15 van 67
2.3 Proceseisen en bepalingsmethoden De eisen te stellen aan processen en de bepalingsmethoden zijn vastgelegd in onderstaande regels en voorschiften. In figuur 3 is een overzicht gegeven van de processtappen. Deze dienen als uitgangspunt voor het projecteren, de installatie, het in bedrijfstellen, het opleveren en de nazorg van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol. Voor het detailontwerp en projecteren zijn de volgende documenten verplicht te worden gebruikt. Norm
aërosol
NEN 2535/A1: 2002; Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties - Systeem - en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen; hoofdstuk 6.4 “Energievoorziening” en hoofdstuk 8 “Installatievoorschrift voor bekabeling”.
Aansturing Signalering X
NEN 3011: 1986; Veiligheidskleuren en tekens. NEN-EN 54-reeks, Automatische brandmeldinstallaties. NEN-EN54-1: 1996; Inleiding. NEN-EN54-2: 1999; Brandmeldcentrale (voor de stuurcentrale van de brandblusinstallatie) . NEN-EN54-3/A1: 2002; Brandalarmeringsapparatuur Akoestische signaalgevers. NEN-EN54-4/A1: 2003; Energievoorziening (voor de stuurcentrale van de brandblusinstallatie) . NEN-EN12094-1: 2003; Vaste brandblusinstallaties – Onderdelen voor blusgassystemen – deel 1: eisen en beproevingsmethoden voor automatische elektrische stuur- en vertragingsinrichtingen (voor de stuurcentrale van de brandblusinstallatie).
Bouwkundig
Organisatorisch
X
X
X
X
NEN6068: 2004; Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten.
X
NFPA 2010: 2006: Standard on Aerosol FireExtinghuising Systems Bouwbesluit
X
ARBO Besluit Arbeidsomstandigheden wet, artikel 4.4, Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen
X
X
Beleidsregel Arbeidsomstandighedenwet, artikel 4.4-7, Bescherming van werknemers bij automatische brandblusinstallatie met chemische en inerte blusstoffen. De ontwerpinstructies, berekeningsmodellen en installatie instructies van de gecertificeerd aërosol installateur op basis van BRL -K23001.
X
X
Aanvullende documenten vanuit het PVE
X
X X
X
X
X
X
X
Tabel 3.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
16 van 67
Voor de fase van installeren, indrijfstellen en opleveren zijn de volgende documenten verplicht te gebruiken. • Hoofdstuk 6.4 en 8 van NEN2535/A1;2002; Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen; • NEN 3011: 1986; Veiligheidskleuren en tekens; • NEN-EN12094-1: 2003; Vaste brandblusinstallaties – Onderdelen voor blusgassystemen – deel 1: eisen en beproevingsmethoden voor automatische elektrische stuur- en vertragingsinrichtingen: • NFPA 2010: 2006: Standard on Aerosol Fire-Extinghuising Systems • Bouwbesluit • De installatie-instructies van de gecertificeerd aërosol installateur op basis van BRLK23001; • Aanvullende eisen vanuit het PVE. Voor de fase van nazorg zijn de volgende documenten verplicht te gebruiken. • De onderhoudsinstructies van de gecertificeerde installateur op basis van BRL-K23001 • Aanvullende documenten vanuit het PVE. Verder zijn in het vervolg van deze beoordelingsrichtlijn aanvullende eisen gesteld die specifiek zijn brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol. 2.4 Ontwerpen De ontwerpeisen moeten worden vastgelegd in het Programma van Eisen (PVE). • Het PVE moet duidelijke functionele en prestatie eisen bevatten voor de brandblusinstallatie qua doelmatigheid en functionaliteit, randvoorwaarden en eventuele ander object gebonden criteria die gelden voor de brandveiligeid door middel van een aërosol brandblusinstallatie. • Het Programma Van Eisen wordt ter verificatie aangeboden aan het bevoegde gezag, verzekeringsmaatschappij, opdrachtgever c.q. eigenaar van de inrichting. Deze partijen kunnen tijdens de verificatie aangeven, dat een 1 op 1 audit noodzakelijk is. Tijdens deze audit wordt ook het PVE beoordeeld door Kiwa. • Het PVE moet geverifieerd zijn door de belanghebbenden en bij vergunningplicht installaties minimaal het bevoegde gezag. • Indien de belanghebbenden partijen een positieve autorisatie hebben gegeven aan het ontwerp van de installatie, kan men overgaan tot het detailontwerp van de automatische brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol en de overige componenten van de installatie. • De gecertificeerde installateur zal uiteindelijk het ontwerpproces valideren. • Het ontwerpproces dient vorm te worden gegeven conform de ISO9001: 2000 en deze BRL. • Indien een PVE wordt aangeleverd, dat niet is geverifieerd door de belanghebbenden zal dit niet geaccepteerd kunnen worden. 2.4.1 Programma van eisen Voordat tot een ontwerp van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol kan worden overgegaan, zullen minimaal onderstaande uitgangspunten moeten worden bepaald binnen het PVE door of in overleg met de belanghebbenden en de bevoegde autoriteiten, te weten: • De omvang van de brandblusinstallatie; brandklasse volgens EN2, gevraagde concentratie binnen welke tijd, ruimte eenheid; • De prestatie-eis voor het thermische vermogen van de brandgrootte en de brandkenmerken van de opgeslagen productconfiguratie per gebouw of deel van het gebouw of object; • Bijzondere omgevingsomstandigheden per ruimte; • De indeling van de bluszones; • De plaats van de brandweeringang;
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
17 van 67
• • • • • • • • • • • • •
Eventueel de noodzaak van een aparte voorziening voor het terugstellen ('resetten') van de sturing van de brandblusinstallatie bij of op de brandbluscentrale; Twee groepsafhankelijke of twee melderafhankelijke branddetectie De melding van interne en/of externe storingen, waaronder bewaking op kortsluiting en draadbreuk; Voorzieningen voor onafhankelijke ventilatie; Voorzieningen voor compartimentering (deuren); Voorzieningen voor brandalarmeringsapparatuur (optische en akoestische voorzieningen voor waarschuwingssignalering voor het verlaten van de ruimte (niet verwarren met ontruimingsinstallaties); Voorzieningen voor blussing blokkeren en blussing activeren; Eventuele vertraging qua reactie van het systeem na het signaal blussing activeren van 30 seconde (in afwijking EN 12094-1), De mogelijk schadelijke effecten door blootstelling van mensen en goederen aan de blusstof; Combinatie van brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol en andersoortige blusinstallaties zijn toegestaan als de blussystemen geen nadelige effecten hebben op het prestatieniveau van blussing; Het noodplan met de handelswijze hoe te handelen bij het activeren van de aërosol brandblusinstallatie; Aanrijdbeveiligingen ; Eventuele overige aanvullende eisen.
2.5 Detailontwerp en projecteren Het PVE moet door de eisende partijen zijn geautoriseerd. De verdere detaillering van de componenten, waarbij capaciteit, prestatie en positie van de componenten bepaald moeten worden. Onderstaande punten zullen meegenomen moeten worden in de detaillering: • De hoeveelheid benodigde blusstof volgens het productcertificaat van de aërosol volgens BRL-K23001; • De algemene minimale veiligheidsfactor binnen BRL-K23003 is 1,3 boven de berekende hoeveelheid op basis van de vastgestelde waardes op basis BRL-K23001. BRL-K23001 geeft aan dat 100% homogene vulling moet plaatsvinden in 60 seconden. De projectering van de brandbluscomponenten moet hierop gericht zijn. • Het vermogen van de componenten moet gerelateerd worden aan het volume van de ruimte en de bepaalde standtijd volgens BRL-K23001. • Het vermogen van de componenten moet gerelateerd worden aan thermisch vermogen van de brandgrootte en de brandkenmerken van de opgeslagen productconfiguratie per gebouw of deel van het gebouw of object. Hiermee wordt bedoeld dat bekend moet zijn wat de materialen c.q. middelen zijn die beveiligd moeten worden en of dit mogelijk is om te blussen met het blusmiddel volgens BRL-K23001; • De projectering moet rekening houden met de systeemgrenzen, belangrijke aspecten zijn; ruimte volume, specifieke ruimteverhoudingen in hoogte en breedte in relatie tot de uitstroomlengte van de brandbluscomponenten; • De projectering moet rekening houden met de ruimtedichtheid (0,1% lek volgens BRLK23001). Punten van aandacht zijn mogelijkheden tot het ontsnappen van aërosol, zoals via deuren, bovenlichten, mangaten, ramen, deksels, enzovoorts. Dit moet rekenkundig bepaald worden op basis van een visuele inventarisatie van de ruimte(n). Indien dit niet praktisch uitvoerbaar is, zal een doorfan test uitgevoerd moeten worden om eventuele lekkages in de ruimten op te sporen; • Eventuele schadelijke onder- c.q. overdruk via berekeningen gerelateerd naar bouwkundige constructies; • De toepasbaarheid van de aërosol componenten moet getoetst worden aan NPR7910-1 of NPR7910-2; • De minimale veiligheidsafstand tot mensen is die afstand waarbij een maximale temperatuur van 75°C na activering van het aërosol component zal aangetoond moeten worden in het ontwerp;
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
18 van 67
• • • •
• • •
• • • • • • •
De minimale veiligheidsafstand tot brandbare goederen is die afstand waarbij een maximale temperatuur van 200°C na activering van het aërosol component zal aangetoond moeten worden in het ontwerp; De minimale afstand volgens specificatie fabrikant tussen de behuizing en brandbare of hitte gevoelige objecten met speciale aandacht voor elektrische componenten; Ontruimings- en vertragingstijden; Het type ontsteker; de ontsteker dient zodanig gekozen te zijn dat deze onder ongunstige omstandigheden kan functioneren. Hierbij is de relatie van het vermogen van de ontsteker tot de voeding van belang. Hierbij zal duidelijk moeten zijn hoe de aansturing verloopt. Motivatie en berekeningen voor een gelijktijdige of sequentiële aansturing behoren tot het ontwerp. Binnen het ontwerp moet aangegeven worden hoe de functionele eindcontrole op de aansturing dient plaats te vinden. Bij de noodstroomvoorziening moet rekening worden gehouden met de aansturing van de brandblusinstallatie en waarschuwingsinstallatie en daar waar nodig de ontruimingsinstallatie. Tijdens de functionele eindcontrole moeten deze aspecten ook gecontroleerd worden; De bevestigingen van de componenten; De optische en akoestische signaalgevers met het doel om te waarschuwen voor blussing en het signaal tot ontruiming te geven; De kabels voor de brandblusinstallatie. Zie hiervoor hoofdstuk 6.4 en 8 van NEN2535, EN54-4. Spanningsverlies op de bekabeling, is van belang naast het gebruik van potentiaalvrije contracten en parallel sturingen. Standaard serie sturingen zijn niet toegestaan. Digitaal aangestuurde systemen met adres identificatie hebben een andere relatie tot het benodigde vermogen, maar moeten wel aantoonbaar functioneren. Dit moet gecontroleerd worden tijdens het ontwerpen . Een functionele typetest is nodig om de specifieke configuratie te testen. De prestaties van deze typetest moeten gedeclareerd worden op het productcertificaat van de installateur. Indien nodig moeten stuurkabels ontworpen worden met functiebehoud; De brandbluscentrale in verband met de bewaking op kortsluiting en draadbreuk; De (noodstroom) voeding; Handsturingen (geel); Blusblokkeringen; Voorzieningen voor ventilatie en sluitingen van deuren e.d. voor compartimentering; Voorzieningen voor het veilig werken c.q onderhoud aan de brandblusinstallatie; Veiligheid voor mens en milieu.
De gecertificeerde installateur zal uiteindelijk het ontwerpproces valideren. Het ontwerpproces dient vorm te worden gegeven conform de ISO9001: 2000 en de eisen in deze BRL. De output van het detailontwerp is een installatieplan. In het installatieplan moeten volgende aspecten tot uiting komen. Installatietekening, blokschema en functiematrix. Op de installatietekening dienen minimaal onderstaande onderwerpen te worden weergegeven: § Naam, adres, woonplaats eigenaar brandblusinstallatie § Naam, adres, woonplaats gecertificeerd installateur § Overzicht beveiligde ruimte en eventueel omliggende ruimten (inclusief verlaagde plafonds en/of verhoogde vloeren) § Legenda § Brandmeldcentrale / blusmodule § Blusbewakingseenheden § Automatische melders § (Neven)indicatoren § Optische en akoestische signaalgevers § Handmelders activeren en blokkeren blussing § Type aërosol bluscomponenten gerelateerd naar de locatie § Waarschuwingsborden op de toegangsdeuren moeten geprojecteerd zijn. Aan de binnen- en de buitenzijde van de beveiligde ruimte moeten waarschuwingsborden BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
19 van 67
worden aangebracht volgens de geldende wetgeving, zoals onder andere de ARBO wetgeving. 2.5.1 Detail omsloten ruimte Om te voorkomen dat de brand zich door openingen uitbreidt tot aangrenzende risico’s, waarbij mogelijk herontsteking kan ontstaan, dienen alle openingen dicht te zijn of daar waar dit mogelijk is te worden voorzien van automatische afsluitingen. De sluiting van deze openingen moet liggen binnen de tijd van de start van de blussing. Het blusmedium nodig voor dit doel dient te worden berekend om de benodigde concentratie in de ruimte te bereiken. Dit type brandblusinstallaties dient uitsluitend te worden toegepast indien permanent een omsluiting van het risico aanwezig is. Daarbij dient de omsluiting te waarborgen dat de gewenste concentratie van het blusmedium kan worden bereikt en onderhouden voor de voor de blussing gewenste minimale periode. Dit uitgangspunt draagt er zorg voor de complete en blijvende blussing van de brand van het betrokken brandbare materiaal of materialen. Hierbij moeten volgende processtappen worden doorlopen: 1e berekenen wat de maximale lek mag zijn. 2e brandwerendheid volgens bouwbesluit 3e Visuele inspectie van de ruimte, waarbij vastgesteld moeten worden of de ruimte geen grootte lekken heeft. Bijvoorbeeld wanddoorvoering of niet afgedichte wanddoorvoeringen boven een verlaagd plafond. De normale kieren bij deuren en ramen zijn geen enkel probleem in het functioneren van de brandblusinstallatie Toelichting De normale openingen (kieren) bij deuren en ramen zijn geen enkel probleem in het functioneren van de brandblusinstallatie waarbij openingen zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen om de openingen te beperken. Een opening met een breedte van meer dan 10 mm is niet toegestaan. 4e Indien het niet mogelijk is om de gehele ruimte visueel te inspecteren zal een doorfan test verricht moeten worden om vast te stellen in hoeverre de ruimte voldoende dicht is. N.B. Dit zal dus waarschijnlijk vaker in de onderhoudsfase plaatsvinden. De omsluiting van de beveiligde ruimte dient te beschikken over een zodanig structurele sterkte en integriteit om de thermische drukopbouw door recessieve brandontwikkeling of ingebrachte concentratie van het blusmedium te kunnen weerstaan. Indien de bij het inbrengen van het blusmedium ontwikkelde drukken een gevaar vormen voor de structurele sterkte van de omsluiting, dienen voorzieningen te worden getroffen om te hoge drukken middels ventilatie voorzieningen te voorkomen. Ontwerpers dienen daarvoor de procedures ontwikkeld door fabrikanten van drukontlastingsystemen te raadplegen. 2.5.2 Detail brandwerendheid De brandwerendheid van de bouwkundige voorzieningen moet voldoen aan de fundamentele voorschriften van de Europese Construction Products Directive (CPD) en de eisen in de het Nederlandse bouwbesluit en eventueel aan de PGS15. Toelichting In CPD Richtlijn 89/106/EEG bijlage I wordt worden de volgende fundamentele voorschriften weergegeven t.a.v. Brandveiligheid; De voor de bouw bestemde producten moeten kunnen dienen voor de uitvoering van werken die (als geheel en in gedeelten) mede uit economisch oogpunt voor gebruik geschikt zijn en daartoe voldoen aan de volgende fundamentele voorschriften, voor zover die zijn vastgelegd. Aan deze voorschriften moet bij normaal onderhoud gedurende een economisch relevante BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
20 van 67
levensduur worden voldaan. Bij de voorschriften wordt normaliter uitgegaan van inwerking van voorspelbare invloeden. 2. Brandveiligheid Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat bij brand: • het draagvermogen van het bouwwerk gedurende een bepaalde tijd behouden blijft; • het ontstaan en de ontwikkeling van vuur en rook binnen het bouwwerk zelf beperkt blijft; • de uitbreiding van de brand naar belendende bouwwerken beperkt blijft; • de bewoners het bouwwerk kunnen verlaten of anderszins in veiligheid kunnen worden gebracht; • de veiligheid van de hulpploegen in acht wordt genomen. Bij brandontwikkeling, waarbij de temperatuur in de beveiligde ruimte relatief traag/langzaam oploopt moet de bouwkundige voorziening een brandwerendheid hebben van minimaal20 minuten. Indien de brandontwikkeling in de beveiligde ruimten relatief snel ontwikkeld (een snelle temperatuur stijging) moet de brandwerendheid van de brandwerende voorziening minimaal30 minuten zijn. De brandwerendheid van de te beveiligen ruimte moet door de bouwer (bouwkundige op HBO-niveau) schriftelijk zijn vastgelegd. Toelichting De ruimte moet intact blijven totdat activering van blussysteem plaatsvindt. De ruimte moet intact blijven tijdens blussing. Bouwkundige voorzieningen WDBDO
15 minuten
20 minuten
30 minuten
60 minuten
Bouwbesluit Nieuwbouw Technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2
X 1)
X
Ruimte voor de opslag van brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen Stookruimte
X 1)
X
X 1)
X
1)
X
Lichte industriefunctie gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m 2 uitsluitend bestemd voor de opslag van goederen of materialen, niet zijnde brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen
X
X
Lichte industriefunctie, uitsluitend bestemd voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten (vuurbelasting ten hoogste 150 MJ/m 2) Overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2, die niet bestemd is voor de opslag van brandbare, brandbevorderende of bijbrand gevaar opleverende stoffen
X
X 1)
X
X
X 1)
X
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
21 van 67
WDBDO
15 minuten
20 minuten
30 minuten
60 minuten
Bouwbesluit Bestaande Bouw Technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2
X
Ruimte voor de opslag van brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen Stookruimte
X
X
Lichte industriefunctie gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m2 uitsluitend bestemd voor de opslag van goederen of materialen, niet zijnde brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen
X
Lichte industriefunctie met een permanente vuurbelasting van ten hoogste 200 MJ/m2 Overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m2 , die niet bestemd is voor de opslag van brandbare, brandbevorderende of bijbrand gevaar opleverende stoffen
X
X
PGS 15 Richtlijnen Opslaggebouwen Kluizen
X2)
X X
Kasten
X
Tabel 4. 1) Permanente vuurbelasting niet meer dan 500 MJ / m2 2) Het dak moet een brandwerendheid bezitten van minimaal30 minuten 2.5.3 Detail noodstroomvoorziening De noodstroomvoorziening dient toerijkend te zijn om de elektrische of automatische (aan)stuursignalen te realiseren voor en tijdens de blussing, dit moet via berekeningen aantoonbaar zijn. 2.5.4 Detail drukopbouw Op basis van de verwachte thermische brandgrootte zal er een drukopbouw ontstaan, waarmee rekening moet worden gehouden tijdens het ontwerp van de bouwkundige voorziening. Opmerking: De BRL-K23001 test met een lek van 0,1% van de inhoud van de te beveiligen ruimte in m2.
2.5.5 Detail detectie De branddetectie dient in een zo vroeg mogelijke stadium plaats te vinden. Indien aangrenzende ruimten zijn uitgerust met brandblusinstallaties /detectiesystemen die activeren bij aërosol dient er rekening gehouden te worden met gevolg/reactie 2.6 Installeren Installatie van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol geschiedt door opgeleid personeel volgens artikel 4.9.1. Dit op basis van de BRL-K23003, de voorschriften van de fabrikant en het ontwerp. BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
22 van 67
De voorschriften van de fabrikant dienen minimaal de volgende punten te bevatten. Het is bij het werken met aërosol bluscomponenten verboden om: • de bluscomponenten te demonteren; • slagkracht of andere handelingen op de brandbluscomponenten uit te oefenen die kunnen resulteren in de vervorming en de fysieke of andere mechanische beschadiging van de houder; • werkzaamheden uit te voeren met open vuur; • aan of nabij de bluscomponenten te lassen; • in de buurt van de aërosol bluscomponenten te roken. Voer een visuele controle uit van de aërosol brandbluscomponenthouder (beschadigingen) en controleer daarbij of het certificatiemerk en de stickers aanwezig zijn. Controleer de elektrische bedrading van de ontstekers. Controleer of de elektrische ontsteking intact is; dit geschiedt door middel van een meting van de impedantie van de ontsteker. De teststroom mag niet hoger zijn dan de waarde in verband met de activering van de bluscomponent gedefinieerd door de fabrikant. De aërosol brandbluscomponenten kunnen worden geïnstalleerd tegen wanden of (verlaagde) plafonds, in cabines, enzovoorts. Voor de verticale en horizontale installatie tegen wanden dient de (veilige) afstand volgens specificatie van de installateur te worden aangehouden vermeld op de installatietekening. De optimale afstand vanaf de vloer van het beschermde volume tot de aërosol bluscomponent wordt bepaald aan de hand de stromingsparameters bepaald tijdens de typetesten volgens BRL-K23001. Bij de uittredingsopening van de aërosolbrandblusser mag de uitstroming van de aërosol niet door objecten worden belemmerd. Er dient te worden voorkomen dat er vuil, olie, corrosieve stoffen en andere verontreinigingen in de aërosol brandbluscomponenten komen. De aërosol bluscomponent dienen zodanig in de ruimte te worden geplaatst dat de uitstroom van aërosol in geval van brand geen belemmering vormt voor de evacuatie van personeel tenzij anders in het PVE bepaald. De bevestiging van de middelen dient plaats te vinden volgens de plaatsingsinstructie van de fabrikant of de specificatie binnen het ontwerp. 2.7 Inbedrijfstelling De inbedrijfstelling van de brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol dient te geschieden onder verantwoordelijkheid van de gecertificeerde installateur door gekwalificeerd personeel en bestaat uit alle werkzaamheden om de installatie functioneel en operationeel te maken volgens het Programma van Eisen (PVE) en installatieplan. De brandblusinstallatie moet tijdens het in bedrijfstellen worden gecontroleerd op zijn functioneren. De volgende controles moeten hiertoe worden verricht: • Vermogen en belastbaarheid van de voeding, inclusief de noodstroom situatie; • De juiste communicatie tussen de diverse componenten; • De signaal types correct zijn; • Het functioneren van de verschillende installatiecomponenten zoals ventilatie, compartimentering, optische en akoestische signaalgevers voor het verlaten van de ruimte; • Het opgemeten oppervlakte van het lek van de ruimte; • De vermogenconfiguratie volgens de specifieke typetest; • De normen voor bekabelingen; • De kabelberekeningen; • De controle van de sturingsconfiguratie, bekabeling en ontstekers binnen BRL-K23003; • De melder(s) van de brandmeldinstallatie moeten getest worden in relatie tot de aansturing van de brandbluscentrale en de aansturing van de bluscomponenten ; • De controle van de dichtheid van het te beveiligen ruimte. Indien een visuele niet volledig mogelijk is, zal door middel van een doorfantest aangetoond moeten worden dat de ruimte voldoende dicht is; BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
23 van 67
•
De controle van de schriftelijke verklaring van de architect en/of de bouwer van de inrichting aangaande het feit dat de te beveiligen ruimte voldoet aan het bouwbesluit
2.8 Het opleveren De gecertificeerde installateur moet een Rapport van Oplevering opstellen waarin hij verklaart, dat de brandblusinstallatie in bedrijf is en werkt volgens het Programma van Eisen en het vastgestelde ontwerp zoals beschreven in paragraaf 2.4. Door middel van documentatie moet worden aangetoond dat alle toegepaste componenten en onderdelen van de installatie voldoen aan de gestelde eisen van kwaliteit en compatibiliteit. Bij het opleveren aan de opdrachtgever / eigenaar, gebruiker en beheerder moet worden overhandigd: Het Rapport van Oplevering moet de volgende (revisie) documenten te bevatten: • Programma van Eisen; • Installatieplan (functieschema, blokschema of proces instrumentatie diagram) • Rapport typetest als genoemd in paragraaf 3.2; • Revisietekening van de installatie en de inrichting (as built); • Toegepaste apparatuur met certificaten; • Nazorgcontract op basis van het installatieplan; • Checklist met alle uitgevoerde controles volgens paragraaf 4.16. De gecertificeerde installateur moet de opdrachtgever een logboek overhandigen met minimaal: • Algemene gegevens • Toegepaste apparatuur • Eisen aan beheer en nazorg • Maatregelen bij activering systeem • Maatregelen na activering systeem • Algemene regels en voorschriften voor de gebruiker • Periodieke controles door Beheerder Installatie • Periodieke controles door Kwaliteitsverantwoordelijke Onderhoud • Material Safety Data Sheet (toxiciteit, zicht vermindering en thermische risico’s) • Technische gegevens aërosol bluscomponenten • Brandblusinstallatie certificaat en productcertificaten van de verschillende componenten • Installatieplan incl. ondersteunende documenten Installatietekening, blokschema en functiematrix • Gebruiksaanwijzing brandblusinstallatie • Onderhoudsrapporten De gecertificeerde installateur dient de gebruiker te instrueren over de werking en het periodieke onderhoud van de brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol. De naam van de Beheerder Installatie dient te worden vastgelegd in het logboek en in de registratie van de gecertificeerde installateur. 2.9 Nazorg Er moet periodiek nazorg verricht worden aan de brandblusinstallatie om de integriteit in relatie tot de toepassing van de werkelijke ruimte te controleren. 2.9.1 Periodieke f unctionele controle • Controle op de uitgangspunten vanuit ontwerp zoals beschreven in het installatieplan en het PVE. Aspecten die in het bijzonder van belang zijn: • het toepassingsgebied van de beveiligde ruimten; • de randvoorwaarden voor het functioneren van de brandblusinstallatie zoals o.a. benoemd in het toepassinggebied; • de projectering van de aërosol brandbluscomponenten in relatie tot het gebruik van de brandinstallatie zoals benoemd is in het PVE; BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
24 van 67
• • • • • • • • • •
• de voorzieningen voor compartimentering; Controleer de elektrische bedrading van de ontstekers en alle aansluitingen naar de stuurcentrale, hierbij moet de bewaking op kortsluiting en kabelbreuk eveneens te worden gecontroleerd; Controleer of de elektrische ontsteking intact is; de meetstroom mag hierbij niet hoger zijn dan de gedefinieerde waarde van de fabrikant; Controleer de bevestiging van de brandbluscomponent en corrigeer deze zonodig; Reinig de apparatuur uitwendig indien nodig; Controleer of er geen beschadigingen zijn aan de aërosol brandbluscomponent, die de werking beperken; Controleer of de oorspronkelijke teksten op waarschuwingsborden op de toegangsdeuren leesbaar zijn en corrigeer deze zonodig; Controleer of het logboek door de beheerder is bijgehouden en vul indien noodzakelijk registraties aan in dit logboek; Controle op de bekendheid van de interne organisatie met de brandblusinstallatie en de bijbehorende randvoorwaarden; Na voltooiing van het onderhoudswerk moet de apparatuur of het installatiedeel, waarvan de werking tijdens de nazorg is verbroken, een functionele beproeving worden uitgevoerd; Het afmelden van de onderhoudswerkzaamheden door middel van een brandblusinstallatie certificaat volgens paragraaf 4.17.
2.9.2 Nazorg aan bestaande aërosol brandblusinstallaties Onder de volgende voorwaarden kan onder certificaat nazorg verricht worden aan niet eerder gecertificeerde brandblusinstallaties. Alle eisen uit hoofdstuk 2 en 3 moeten aantoonbaar gemaakt worden; dit zijn onder meer de volgende controlestappen: • De registraties van de eerste oplevering moeten te overleggen zijn; • De installateur moet aantoonbaar kunnen maken, dat alle producten en componenten gebruikt binnen de installatie voldoen aan de toen geldende productnormen; • De installateur moet controleren of het PVE voldoet aan deze BRL en de uitgangspunten zijn gedetailleerd binnen het uiteindelijke ontwerp; • De installateur moet controleren of de projectering, bekabeling en bevestiging voldoen aan deze BRL; • De installateur moet 100% controleren of de functies van de afzonderlijke componenten voldoen volgens deze BRL; • De installateur moet controleren of het functioneren van de totale installatie voldoet aan deze BRL; • De installateur moet de installatie overdragen aan de opdrachtgever volgens deze BRL en een brandblusinstallatie certificaat worden afgegeven. 2.9.3 Activiteiten na blussing De installateur moet instructies beschrijven in de gebruikershandleiding waarin minimaalde volgende aspecten zijn beschreven: • Hoe te handelen tijdens blussing. Hierin moet o.a. zijn aangegeven op welke wijze de blussende werking van de brandblusinstallatie kan worden gemaximaliseerd • Op welke wijze na de blussing de ruimte en eventueel aanwezige voorzieningen moet worden gereinigd. • Op welke wijze de beveiligingsinstallatie kan worden teruggebracht in gecertificeerde toestand.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
25 van 67
3 Producteisen en bepalingsmethoden 3.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan producten, toegepast in genoemde processen moeten voldoen. Deze eisen zullen onderdeel uitmaken van de technische specificatie van het proces, die wordt opgenomen in het productcertificaat. Op basis van het vastgestelde ontwerp gebruikt de gecertificeerde installateur componenten en materialen volgens volgende specificaties . NEN-EN 54-1
Automatische brandmeldinstallaties, Inleiding NEN-EN 54-2/A1 Brandmeldinstallatie NEN-EN 54-3/A1 Automatische brandmeldinstallaties, Akoestische signaalgevers NEN-EN 54-4/A1 Automatische brandmeldinstallaties, Energievoorziening NEN2535/A1 NEN 2535/A1: 2002; Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen
1996 1999 2002 2003 2002
Opmerking; Alleen voor energievoorzieningen en kabels NEN3011 Veiligheidskleuren en tekens 1986 NEN-EN12094-1 Vaste brandblusinstallaties – Onderdelen voor 2003 blusgassystemen – deel 1: eisen en beproevingsmethoden voor automatische elektrische stuur- en vertragingsinrichtingen. BRL-K23001/03 Stationaire bluscomponenten gebaseerd op droge 2004 aërosol NFPA 2010 Standard on Aerosol Fire-Extinguishing Systems Draft prEN 15276- Condensed aerosol extinguishing systems – Part 2: 2 Design, installation and maintenance Tabel 5.
2006 2005
Gecertificeerde producten Indien door de installateur of fabrikant rapporten van onderzoekinstellingen of laboratoria worden overlegd om aan te tonen dat aan de eisen van de norm(en) wordt voldaan, zal moeten worden aangetoond dat deze zijn opgesteld door een instelling die voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten: • NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria • NEN-EN 45011 voor certificatie-instellingen die producten certificeren De instelling moet aan deze criteria voldoen, wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overlegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Indien geen accreditatiecertificaat kan worden overlegd, zal de certificatie-instelling zelf verifiëren of aan de accreditatienorm is voldaan, of het betreffende onderzoek opnieuw zelf (laten) uitvoeren. Van deze producten heeft de gecertificeerde installateur alle bovengenoemde certificaten aanwezig in een componentendossier met een geactualiseerd overzicht. Dit dossier moet jaarlijks op actualiteit worden gecontroleerd door de gecertificeerde installateur. De bovengenoemde componenten moeten visueel gecontroleerd worden op de specificaties op de materialen en/of verpakking.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
26 van 67
Genormeerde producten zonder productkeurmerk. Deze materialen moet worden gecontroleerd op deze specificaties op basis van een verklaring van de installateur en de visuele controle van de specificaties op de materialen en/of verpakking. Niet genormeerde producten. Alle niet genormeerde producten moeten functioneel gecontroleerd worden op hun functie. Alle materialen moeten visueel gecontroleerd worden op beschadigingen voor montage. 3.2 Voedingseenheid c.q. sturingseenheid van de aërosol brandbluscomponent De voedingseenheid moet in staat zijn na vrijgave van het activeringssignaal na de ontruimingstijd van de 30 seconden de aërosol brandbluscomponent(en) te activeren binnen 30 seconden in het beveiligde compartiment. Toelichting Dat wil zeggen dat binnen 30 seconden na de sturing moeten alle componenten zijn geactiveerd, de 1e activering start direct na de sturing en het laatste component moet binnen 30 seconden zijn geactiveerd. Dit dient aantoonbaar gemaakt te worden aan Kiwa via type testen, spanningsverlies en vermogensberekeningen (1 e en 2 e wet van Kirchhoff), installatietekeningen in het installatieplan. Kiwa moet bij de typetesten aanwezig zijn. Een functionele typetest is nodig om de specifieke configuratie te testen. De prestaties van deze typetest moeten gedeclareerd worden op het productcertificaat van de gecertificeerde installateur. Bij een wijziging van de configuratie moet met Kiwa overlegd worden of de typetest opnieuw uitgevoerd worden. De typetest moet elke 3 jaar worden herhaald. Binnen de typetest moeten minimaal de volgende configuratie vastliggen; § Lengte kabel (minimale lengte 100m) en specificatie kabel; § Spanning en vermogen voedingseenheid na volledige gebruiksduur noodvoeding; § Type en aantal ontstekers (alle ontstekers moeten geactiveerd zijn binnen de configuratie); § Functie; bewakingen op kortsluiting en draadbreuk en op basis hiervan een storingsmelding op de brandbluscentrale. 3.3 Typetesten t.b.v. van specifieke toepassingen De bepaling prestatie-eisen blusprestatie aërosol voor specifieke producten of productgroep en specifiek stoffen of stofgroep. De stationaire bluscomponenten op basis van droge aërosol moet het te blussen object van de betreffende brandklasse effectief blussen. Het kan noodzakelijk zijn om de blusprestatie van de bluscomponenten voor specifieke toepassingsgebieden te testen. Na het succesvol verrichten van een toepassingstypetest moeten de resultaten van deze testen op een bijlage worden vermeld behorende bij het productcertificaat op basis van BRL-K23001. De bijlage beschrijft op welke producten/stoffen en toepassingen er op schaal een test is uitgevoerd, waarbij een effectieve blussing is uitgevoerd. Uitvoering Een type test voor een attest kan uitsluitend worden uitgevoerd op de aërosol, die de leverancier onder certificaat van de BRL-K23001 heeft gebracht. De test wordt uitgevoerd conform paragraaf 2.2.1 van BRL-K23001, waarbij de dimensionering van de testruimte minimaal 80 m3 moet zijn.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
27 van 67
4 Eisen aan het kwaliteitssysteem 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan het kwaliteitssysteem van de gecertificeerde installateur moet voldoen. 4.2 Beheerder van het kwaliteitssysteem Binnen de organisatiestructuur van de installateur moet een functionaris zijn aangewezen die belast is met het beheer van het kwaliteitssysteem van de installateur. 4.3 Interne kwaliteitsbewaking schema / kwaliteitsplan De installateur moet beschikken over een door hem toegepast schema van interne kwaliteitsbewaking (IKB - schema). Ten tijde van het toelatingsonderzoek moet dit schema minimaal 1 maand functioneren. In dit IKB - schema moet aantoonbaar zijn vastgelegd: • welke aspecten door de installateur worden gecontroleerd; • volgens welke methoden die controles plaatsvinden; • hoe vaak deze controles worden uitgevoerd; • hoe de controleresultaten worden geregistreerd en bewaard. Dit IKB - schema moet een gelijkwaardige afgeleide zijn van het in de bijlage vermelde model IKB - schema. 4.4 Wettelijke aansprakelijkheid Het gecertificeerde bedrijf c.q installateur moeten een geldige WA verzekering hebben van minimaal 1,25 miljoen euro en moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken, waaruit de toepassing van het toepassingsgebied in deze BRL moet blijken. 4.5 Procedures en werkinstructies De installateur moet kunnen overleggen: • De procedures voor: • De behandeling van producten met afwijkingen; • De corrigerende maatregelen bij geconstateerde tekortkomingen; • De behandeling van klachten over uitgevoerde werkzaamheden; • De gehanteerde werkinstructies en controleformulieren. 4.6 Overige eisen aan het kwaliteitssysteem Het niveau van het kwaliteitssysteem van de gecertificeerde installateur dient te voldoen aan ISO9001: 2000 of gelijkwaardig. 4.7 Organisatie en personeel De taken, bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van de werknemers van de installateur moeten schriftelijk zijn vastgelegd in een organisatieschema of structuurdiagram. De verantwoordelijke en bevoegde personen per bedrijf en per ontwerp / installatieteam, met hun vervangers, die tot taak hebben de uitvoering van de werkzaamheden te controleren en te toetsen aan alle voorschriften, moeten altijd bij Kiwa bekend zijn. De kwaliteits verantwoordelijke van het installatieteam dient tijdens de uitvoering van het installatiewerk aanwezig te zijn.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
28 van 67
Wijzigingen in de organisatie dienen door de gecertificeerde installateur schriftelijk aan Kiwa gemeld te worden. 4.8 Competenties personeel Binnen de regeling zijn competenties van toepassing. Kwaliteitsverantwoordelijke binnen de onderneming bij de gecertificeerde installateur Kwalificatie - Door de directie Niveau Ervaring
-
HBO 1 jaar aantoonbaar binnen het toepassingsgebied
Opleiding
-
Kennis van
-
Alle applicatie opleidingen van de fabrikant, waar de onderneming voor gecertificeerd is om te kunnen installeren Kwalificatie op basis van de eindtermen genoemd in 4.9.1 BRL-K23003 en 23001
Detail ontwerper c.q. projecteren Brandblusinstallaties Kwalificatie - Door de kwaliteitsverantwoordelijke binnen de onderneming Niveau Ervaring
-
HBO – MBO 1 jaar aantoonbaar binnen het toepassingsgebied
Opleiding
-
Alle applicatie opleidingen van de fabrikant, waar de onderneming voor gecertificeerd is om te kunnen installeren Werktuigbouw / chemie / elektrotechniek Basisopleiding Brandmeldinstallaties Kwalificatie op basis van de eindtermen genoemd in 4.9.1 BRL-K23003 en 23001 Kennis van Nederlandse en Europese wet- regelgeving op het gebied van brandveiligheid, waaronder o.a. het Bouw Besluit en ARBO – wetgeving Kennis van brandkunde en het blussen van branden Kennis van detectie van branden en het aansturen van blussystemen verdere noodzakelijke componenten Kennis van specifieke blussystemen
Kennis van
-
-
De specifieke kennisonderdelen mag verdeeld zijn over meerdere personen binnen de gecertificeerde installateur Kwaliteitsverantwoordelijke installatiemonteur Kwalificatie - Door de directie Niveau Ervaring Opleiding
-
MBO – LBO 1 jaar aantoonbaar binnen het toepassingsgebied Alle applicatie opleidingen van de fabrikant, waar de onderneming voor gecertificeerd is om te kunnen installeren - Kwalificatie op basis van de eindtermen genoemd in 4.9.1 Kennis van - BRL-K23003 - Kennis van specifieke blussystemen - Kennis van installatietechniek, waaronder ook detectie en aansturen - Relevante kennis van het bouwbesluit De specifieke kennisonderdelen mag verdeeld zijn over meerdere personen binnen de gecertificeerde installateur
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
29 van 67
Kwaliteitsverantwoordelijke onderhoudsmonteur Kwalificatie - Door de directie Niveau Ervaring
-
Opleiding
-
MBO / LBO 1 jaar aantoonbaar binnen het toepassingsgebied
Alle applicatie opleidingen van de fabrikant, waar de onderneming voor gecertificeerd is om te kunnen installeren - Kwalificatie op basis van de eindtermen genoemd in 4.9.1 Kennis van - BRL-K23003 - Kennis van specifieke blussystemen - Kennis van installatietechniek, waaronder ook detectie en aansturen - Relevante kennis van het bouwbesluit De specifieke kennisonderdelen mag verdeeld zijn over meerdere personen binnen de gecertificeerde installateur 4.9 Eisen opleidingen De eindtermen dienen afgestemd te zijn op de bovengenoemde competenties. 4.9.1 Eindtermen opleiding Vakbekwaamheidprofiel eerste cursusdag (eindtermen) 1. De cursisten kennen de branddriehoek en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 2. De cursisten kennen de brandvierhoek en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 3. De cursisten kennen de brandvijfhoek en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 4. De cursisten kennen het verloop van een verbranding. 5. De cursisten kennen de achtergrond en opbouw van explosiegebieden. 6. De cursisten kennen de fysische eigenschappen van een stof. 7. De cursisten kennen de verschillende brandstadia. 8. De cursisten kennen de gevaren van en bij blussen. 9. De cursisten kennen de kleine blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 10. De cursisten kennen de brandklassen. 11. De cursisten kennen de gevaren van het blussen op elektriciteit. 12. De cursisten kennen de bedieningshandleiding van aërosol blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 13. De cursisten kennen alle typen van aërosol blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 14. De cursisten kennen van de diverse typen aërosol blusmiddelen de wijze van koeling. 15. De cursisten kennen van de diverse typen aërosol blusmiddelen de wijze van activering en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 16. De cursisten kennen en kunnen het logboek op de juiste manier invullen en toepassen. Vakbekwaamheidprofiel tweede cursusdag (eindtermen) 1. De cursisten kennen de opbouw van een aërosol blusmiddelen model. 2. De cursisten kennen de blussende werking van aërosol blusmiddelen. 3. De cursisten kennen de berekening hoeveelheid benodigde aërosol blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 4. De cursisten kennen de MSDS. 5. De cursisten kennen typen thermokoord en kunnen deze op ontstekingskopje en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 6. De cursisten kennen de verschillende soorten gevaarlijke stoffen en kunnen deze op de juiste manier toepassen.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
30 van 67
4.9.2 Toetstermen Elke eindterm wordt omgezet in een aantal toetstermen. In onderstaande schema’s zijn de toetstermen per eindterm geordend. Toetstermen eerste cursusdag 1. 3.1 3.2 4. 4.1 4.2 5. 5.1 5.2 5.3 6. 6.1 6.2 7. 7.1 7.2 8. 8.1 8.2 9. 9.1 9.2 9.3 9.4 10. 10.1 11. 11.1 11.2 12. 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 12.9 12.10 13. 13.1 13.2 13.3 14.
De cursisten kennen de brandvijfhoek en kunnen deze op de juiste manier toepassen. Kan uitleg geven over de brandvijfhoek. Weet de brandvijfhoek op de juiste manier toe te passen. De cursisten kennen het verloop van een verbranding. Kan het verbrandingsproces noemen. Kent de vrijkomende verbrandingsgassen bij een brand. De cursisten kennen de explosiegebieden. Weet het tussen de verschillende explosiegrenzen. Weet de gevolgen per explosiegebied. Weet de berekening van de explosiegrenzen. De cursisten kennen de fysische eigenschappen van een stof. Weet wat de fysische eigenschappen van een stof inhoud. Kan verschillende fysische eigenschappen van een stof noemen. De cursisten kennen de verschillende brandstadia. Kan de verschillende brandstadia noemen. Weet de eigenschappen van verschillende brandstadia. De cursisten kennen de gevaren van blussen. Kan de gevaren van blussen noemen. Weet waarop te letten, tijdens het blussen. De cursisten kennen de kleine blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. Kan verschillende soorten kleine blusmiddelen noemen. Weet hoe de verschillende kleine blusmiddelen toegepast moeten worden. Kan de gevaren noemen van de verschillende blusmiddelen. Kan de voor en nadelen noemen van de verschillende blusmiddelen. De cursisten kennen de brandklassen. Weet het verschil tussen de verschillende brandklassen. De cursisten kennen de gevaren van het blussen op elektriciteit. Kan de gevaren noemen van het blussen op elektriciteit. Weet de gevolgen van blussen op elektriciteit. De cursisten kennen de bedieningshandleiding van aërosol blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. Weet het doel en de toepassing van aërosol brandblussers en brandsystemen. Weet het ontwerp en werkingsmechanisme van aërosol brandblussers en brandsystemen. Kan de veiligheidsmaatregelen rond aërosol brandblussers en brandsystemen noemen. Kan de verschillende activeringsmethoden onderscheiden. Weet de juiste voorbereidende handelingen voor installatie te hanteren. Weet de algemene richtlijnen voor een aërosol brandblussers en/of brandsystemen. Kan de installatieprocedure noemen. Kan de inspectie en onderhoudprocedure noemen. Weet de voorschriften en eisen voor opslag en transport van aërosol brandblussers en brandsystemen. Kan de lijst met benodigdheden voor installatie van aërosol brandblussers en/of brandsystemen noemen. De cursisten kennen alle typen van aërosol blusmiddelen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. Kan verschillende typen van aërosol blusmiddelen bij naam en pictogram noemen. Weet de technische informatie van alle aërosol brandblussers en brandsystemen. Weet de toepassingsgebieden per typen. De cursisten kennen van de diverse typen aërosol blusmiddelen de wijze van koeling.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
31 van 67
14.1 14.2 14.3 15. 15.1 15.2 15.3 16. 16.1 16.2 16.3 16.4
Weet hoe de diverse typen aërosol blusmiddelen gekoeld moeten worden. Weet de verschillende methodes van koeling. Weet hoe deze koeling tot stand komt. De cursisten kennen van de diverse typen aërosol blusmiddelen de wijze van activering en kunnen deze op de juiste manier toepassen. Kan deze alle activeer mogelijkheden noemen. Weet bij de typen aërosol blusmiddelen de bijbehorende methode van activeren te implementeren. Weet de activeervereisten om de verschillende modellen te instaleren. De cursisten kennen en kunnen het logboek op de juiste manier invullen en toepassen. Kan de inhoud van het logboek van aërosol blusmiddelen noemen. Kan het logboek invullen. Kan het logboek toepassen. Weet wat de inhoud van een logboek is.
Toetstermen tweede cursusdag 1. De cursisten kennen de modellen opbouw van een aërosol blusmiddelen. 1.1 Kan de opbouw van een aërosol blusmiddelen per model noemen en weet deze te schetsen. 1.2 Weet de werking van de verschillende componenten / modellen in een aërosol blusmiddelen. 1.3 Weet de verschillende manieren van activering. 2. De cursisten kennen de blussende werking van aërosol blusmiddelen. 2.1 Weet de blussende werking van aërosol brandblussers en brandsystemen. 2.2 Kan het proces noemen welke ontstaand na activering van een aërosol brandblusser en/of brandsysteem. 2.3 Weet de twee acties welke teweeggebracht worden door de bluswerking. 2.4 Kan de werking van de twee blusacties noemen. 3. De cursisten kennen de berekening hoeveelheid benodigde aërosol en kunnen deze op de juiste manier toepassen en weet de juiste typen in een ruimte te projecteren. 3.1 Kan de acht factoren voor een succesvolle brandblussing van een brand noemen. 3.2 Weet de formule om de benodigde hoeveelheid aërosol te berekenen. 3.3 Is bekend met de uitstoot lengte van verschillende typen aërosol brandblusunits. 3.4 Weet het temperatuurverloop binnen de uitstoot van verschillend type aërosol brandblusunits. 3.5 Weet welke typen aërosol geprojecteerd kunnen worden in verschillende ruimten. 4. De cursisten kennen de MSDS. 4.1 Weet waar MSDS voor staat. 4.2 Weten de inhoud 4.3 Begrijpen van de interpretatie. 4.4 Kunnen deze omzetten naar een begrijpbaar taalgebruik 5. De cursisten kennen de verschillende typen ontstekingskoppen en kunnen deze op de juiste manier toepassen. 5.1 Weet waaruit de precisie ontstekingskop is opgebouwd. 5.2 Weet de werking van de precisie ontstekingskop. 5.3 Weet waar en hoe de precisie ontstekingskop toe te passen. 6. De cursisten kennen de verschillende soorten hoofdgroepen van gevaarlijke stoffen en hun gevaarsklasse, zoals o.a. de K1, K2 en K3 brandstoffen en hun dampen, brandbare gassen, brandbare vetten 6.1 Is bekend met de GEVI-nummers, die in het MSDS welke worden gehanteerd op gevaarlijke stoffen. 6.2 Is bekend met de VN-nummers, die in het MSDS welke worden gehanteerd op gevaarlijke stoffen. 6.3 Weet hoe een GEVI-bord gelezen moet worden. 7. De cursisten weet hoe in de praktijk aërosol brandbluscomponent geïnstalleerd moeten worden. Weet waar en hoe een aërosol brandbluscomponent geplaatst moet worden.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
32 van 67
4.9.3 Cesuur De beoordeling van het examen is een functie van het aantal goed beantwoorde vragen. Het anderhalf uur durende examen bestaat uit 15 meerkeuze- en 15 openvragen. De geëxamineerde heeft recht op het persoonscertificaat wanneer: minimaal 11 meerkeuzevragen en minimaal 9 openvragen goed beantwoord zijn. Per vraag (zowel meerkeuze als open) is één punt te verdienen. Per meerkeuzevraag is één antwoord juist. De open vragen worden door twee gediplomeerde instructeurs beoordeeld. Het document voor de beoordeling van de openvragen is in bezit van Kiwa. Dit document bevat: De termen welke per openvraag genoemd moeten worden om de maximale scoren (één punt per openvraag) te kunnen ontvangen. De puntenverdeling per openvraag. 4.9.4 Itembank De itembank dient per eindterm (totaal 23) minimaal vier verschillende vragen te bevatten. Indien een eindterm bestaat uit meerdere componenten, dient de itembank over elke component minimaal één vraag te bevatten, met bovengenoemd aantal van vier als minimum voor die eindterm. De exameninstelling zal jaarlijks minimaal20% van de vragen van de itembank verversen, zodanig dat na vijf jaar volledige itembank is herzien. 4.9.5 Onderhoud vakbekwaamheid Om het certificaat geldig te houden, dient de certificaathouder gedurende de certificatieperiode minimaal vijftien aërosol installaties te hebben ontworpen, gemonteerd en/of geïnspecteerd, met een minimum van twee per jaar. De certificaathouder dient dit te registreren in het logboek (wordt samen met certificaat verstrekt). De jaarlijkse periode gaat in op het moment van het behalen van het persoonscertificaat (afgiftedatum). Ieder project waar aan de certificaathouder werkzaam is of is geweest moet vermeld worden in het logboek. Indien de certificaathouder niet het jaarlijks benodigde minimum aantal projecten haalt, vervalt de geldigheid van het persoonscertificaat. Tevens moet in het logboek de geldigheiddatum van het persooncertificaat vermeldt worden. Om voor een nieuw persoonscertificaat in aanmerking te komen, dient de aanvrager door middel van het opnieuw met succes afleggen van het examen aan te tonen nog steeds over de benodigde kennis te beschikken. 4.9.6 Werkervaring Om het persoonscertificaat geldig te houden, dient de certificaathouder gedurende de certificatieperiode minimaal vijftien aërosol installaties te hebben ontworpen, gemonteerd en/of geïnspecteerd, met een minimum van twee per jaar. De certificaathouder dient dit te registreren in het logboek (wordt samen met persoonscertificaat verstrekt). De jaarlijkse periode gaat in op het moment van het behalen van het persoonscertificaat (afgiftedatum). Ieder project waar aan de certificaathouder werkzaam is of is geweest moet vermeld worden in het logboek. Indien de certificaathouder niet het jaarlijks benodigde minimum aantal projecten haalt, vervalt de geldigheid van het persoonscertificaat. Tevens moet in het logboek de geldigheiddatum van het persooncertificaat vermeldt worden. Om voor een nieuw persoonscertificaat in aanmerking te komen, dient de aanvrager middels het opnieuw met succes afleggen van het examen aan te tonen nog steeds over de benodigde kennis te beschikken. 4.9.7 Bijhouden van kennis De fabrikant van het gecertificeerde brandbluscomponenten op basis van BRL-23001 zal de certificaathouders door middel van een periodieke nieuwsbrief op de hoogte houden van ontwikkelingen op het gebied van gecertificeerde aërosol blusmiddelen. Binnen een maand na ontvangst van de nieuwsbrief dient de certificaathouder in zijn logboek aan te tekenen dat hij de nieuwsbrief heeft ontvangen, begrepen en eventuele instructies die hierin zijn verwoord zal opvolgen. Indien de certificaathouder dit verzuimt, vervalt de geldigheid van het persoonscertificaat. Wanneer de geldigheid vervalt, dient dit in het logboek vermeldt te BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
33 van 67
worden. Om voor een nieuw persoonscertificaat in aanmerking te komen, dient de aanvrager door middel van het opnieuw met succes afleggen van het examen aan te tonen nog steeds over de benodigde kennis te beschikken. Het volgen van de cursus is in dit geval niet verplicht. 4.10 Uitbesteden van werkzaamheden Indien het gehele proces of installatiewerk wordt uitbesteed aan onderaannemers dient deze onderaannemer zelf op basis van deze beoordelingsrichtlijn gecertificeerd te zijn. Indien delen van het installatiewerk worden uitbesteed moeten er in het IKB - schema sluitende procedures zijn opgenomen waarin de gecertificeerde installateur aangeeft hoe de kwaliteit die door de onderaannemer wordt geleverd, is geborgd. Het gaat hierbij om de volgende aspecten: • in te zetten apparatuur / materiaal; • werkinstructies voor de onderaannemer; • uit te voeren controles door de onderaannemer; • de ingangscontrole van de gecertificeerde installateur; • kwaliteitsregistratie van de onderaannemer en de gecertificeerde installateur. De onderaannemer dient altijd bij Kiwa aangemeld te zijn, voordat met de werkzaamheden wordt begonnen 4.11 Persoonlijke beschermingsmiddelen De gecertificeerde installateur zal bijvoorkeur aan zijn personeel een standaardpakket persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking moeten stellen. Deze middelen moeten voldoen aan het CE-merk. 4.12 Documentenbeheer Documenten, zoals het kwaliteitsplan (IKB - schema), werkinstructies, normen, richtlijnen, tekeningen, installatieplannen en checklisten, moeten beschikbaar zijn binnen het kantoor van de gecertificeerde installateur. Bij het installatieteam van de gecertificeerde installateur moeten de werkinstructies, tekeningen, installatieplan en checklisten aanwezig zijn. 4.13 Beproevingsmiddelen De gecertificeerde installateur dient over alle controle apparatuur te beschikken welke benodigd is om de uitgevoerde installatiewerkzaamheden vakbekwaam te kunnen uitvoeren. Tot deze apparatuur behoren in ieder geval: Volt, Ampère en Ohmmeter Beproevingselement voor het controleren van de ontsteker van de aërosol bluscomponent. 4.14 Apparatuur en materieel De gecertificeerde installateur zal over die middelen moeten beschikken om het installatiewerk goed te kunnen verrichten. De installateur moet beschikken over een gekalibreerde V/A/O-meter hebben klasse 1,5 en gekalibreerde meetmiddelen hebben om het volume van de te beveiligen ruimte bepalen. 4.15 Opslag van materiaal en materieel Al het materiaal en materieel dat door de gecertificeerde installateur wordt gebruikt dient zowel op het bedrijf zelf als in het vervoermiddel van de installatieteam identificeerbaar en droog te worden opgeslagen. De opslag en behandeling van het blusmiddel dienen droog en vrij van weersinvloeden te geschieden met een opslagtemperatuur tussen –50ºC en + 100ºC. BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
34 van 67
Tevens dient de opslag en behandeling zodanig te geschieden, dat beschadigingen van het product voorkomen wordt. Vanuit de fabrikant dient de maximale houdbaarheid onderbouwd te worden. Afvalmaterialen, te repareren en te reinigen materialen moeten duidelijk gescheiden en geïdentificeerd worden van de overige materialen. 4.16 Registratie / checklist De installatie dient te worden ingemeten en vastgelegde t.o.v. de vaste en duurzame referentiepunten. Tijdens de installatiewerkzaamheden moet een volledige registratie te worden bijgehouden. Vermeld moet worden: • Plaats van installatie; • Bedrijf en uitvoerder; • Datum van uitvoering; • De gehanteerde installatiemethodiek en gebruikte materialen; • Alle relevante gegevens m.b.t. ; o Alle bijzondere visuele waarnemingen; o De resultaten van de uitgevoerde controles en de uitvoerende persoon; o De gebruikte apparatuur en componenten met bijbehorende identificatie. Ten behoeve van deze registratie dient de gecertificeerde installateur gebruik te maken van standaard checklisten. Per installatielocatie moet daarnaast een installatietekening ter plaatse aanwezig te zijn. Deze gegevens zullen uiteindelijk op de revisietekening op schaal tot uiting komen. De registratie dient gedurende een periode van minimaal 5 jaar gearchiveerd te worden of 1 jaar na beëindiging van de installatie. 4.17 Brandblusinstallatie certificaat De gecertificeerde installateur moet binnen 1 maand na oplevering c.q nazorg van de installatiewerkzaamheden een brandblusinstallatie certificaat volledig naar waarheid in vullen en verzenden naar Kiwa voor registratie. De voorwaarden voor het afgeven van een brandblusinstallatie certificaat bij de 1:1 audit/inspectie zijn gegeven in paragraaf 6.3. Alleen een geregistreerd certificaat is valide. De gecertificeerde installateur dient hierbij uitsluitend gebruik te maken van het door Kiwa beschikbaar gestelde model. Het ontwerpdocument dient certificatiemerk te voeren en een verwijzing naar de BRL-K23003. Het brandblusinstallatie certificaat heeft een geldigheid van 12 maanden mits er aan de omstandigheden en uitgangssituaties niets veranderd. 4.18 Meldingen De gecertificeerde installateur dient zijn installatie activiteiten 1 week voor aanvang te melden aan Kiwa op www.kiwa.nl. Voor de 1 op 1 projectaudit/inspectie moet een afspraak gemaakt worden. De gecertificeerde installateur dient zijn nazorg activiteiten 1 dag voor aanvang indien gevraagd aan Kiwa te kunnen overleggen. Nazorg aan bestaande nog niet gecertificeerde installaties moet 1 week voorafgaand aan de activiteit worden gemeld aan Kiwa.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
35 van 67
4.19 Certificatiemerk De uitvoering van de op gecertificeerde processen aan te brengen Kiwa certificatiemerk heeft het volgende pictogram met vermelding van de BRL K23003.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
36 van 67
5 Samenvatting onderzoek en controle In dit hoofdstuk is de samenvatting gegeven van het bij certificatie uit te voeren: • Toelatingsonderzoek; • Controleonderzoek op prestatie-eisen, proceseisen en producteisen; • Controle op het kwaliteitssysteem. Daarbij is tevens aangegeven met welke frequentie controleonderzoek door Kiwa zal worden uitgevoerd. 5.1 Onderzoeksmatrix Omschrijving eis
Artikel BRL Onderzoek in kader van Toelatings Toezicht door Kiwa na onderzoek certificaatverlening Controle Frequentie per jaar
Proceseisen
Alle artikelen H2
X
X
X
X
Producteisen
H3
X
X
Kwaliteitssysteemeisen
H4
X
X
Detailontwerp, installeren, inbedrijfstelling, opleveren, nazorg
Tabel 6.
Minimaal 2 kantoor Minimaal 2 kantoor en installatie Minimaal 2 Kantoor en installatie Minimaal 2 Kantoor en installatie
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
37 van 67
6 Afspraken over de uitvoering van certificatie 6.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de in het College gemaakte afspraken over de uitvoering van certificatie door de certificatie instelling (CI) vastgelegd. 6.2 Certificatiepersoneel Het bij certificatie betrokken personeel is te onderscheiden naar: • Certificatiedeskundigen: belast met het uitvoeren van het toelatingsonderzoek en de beoordeling van de rapporten van inspecteurs; • Auditor/Inspecteurs: belast met de uitvoering van de externe beoordeling bij de installateur op de projecten en op het kantoor van de installateur. De inspecteurs inspecteren ook de brandmeldinstallatie; • Beslissers: belast met het nemen van beslissingen naar aanleiding van uitgevoerde toelatingsonderzoeken, voortzetting van certificatie naar aanleiding van uitgevoerde controles en beslissingen over de noodzaak tot het treffen van corrigerende maatregelen. 6.2.1 Kwalificatie-eisen Door het College zijn de volgende kwalificatie-eisen vastgesteld voor het onderwerp van deze BRL: Certificatiepersoneel Certificatiedeskundige
Opleiding HBO-niveau in een van de volgende disciplines: • Werktuigbouwkunde, chemie, elektrotechniek of vergelijkbaar • MVK of gelijkwaardig • Auditor training
Ervaring 3 jaar met productcertificatie
Kennis van § BRL-K23003 en -K23001 § Kennis van Nederlandse en Europese wet- regelgeving op het gebied van brandveiligheid, waaronder o.a. het Bouw Besluit en ARBO – wetgeving § Kennis van brandkunde en het blussen van branden § Kennis van detectie van branden en het aansturen van blussystemen verdere noodzakelijke componenten § Kennis van specifieke blussystemen § Kennis van de normen genoemd in de BRL-K23001 en -K23003. Auditor/Inspecteur MBO-niveau in een van de volgende 3 jaar met disciplines: productcertificatie • Werktuigkunde, chemie, elektrotechniek of vergelijkbaar (A/I) • Auditor training (A) • Projecteringsdeskundige Brandmeldinstallaties (I) • Kwalificatie op basis van de eindtermen genoemd in 4.9.1 (A/I) Kennis van § BRL-K23003 en 23001 (A/I) § Kennis van Nederlandse en Europese wet- regelgeving op het gebied van brandveiligheid, waaronder o.a. het Bouw Besluit en ARBO – wetgeving (A/I) § Kennis van brandkunde en het blussen van branden (A) § Kennis van detectie van branden en het aansturen van blussystemen verdere noodzakelijke componenten (A) § Kennis van specifieke blussystemen (A) § Kennis van de normen genoemd in de BRL-K23001 en 23003. (A/I) BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
38 van 67
Beslisser
HBO-niveau in een van de volgende disciplines: § Product en productcertificatie
5 jaar Managementervaring
Opleiding en ervaring van het betrokken certificatie/inspectiepersoneel moet aantoonbaar zijn vastgelegd. De audit/inspectie op het project is niet noodzakelijk verenigd in 1 persoon. Dit wordt bij de functie auditor/inspecteur specifiek aangegeven door middel van een (A) voor auditor en een (I) voor inspecteur. Kwalificatie eisen voor beoordeling c.q. beoordelaar van de sturende BMC (Brand Meld Centrale) en BBC (Brand Blus Centrale) zijn; • Elektrotechniek HBO - niveau • Projecteringsdeskundige Brandmeldinstallatie volgens de eindtermen in het certificatieschema geaccepteerd door CCV • Minimaal 1 jaar ervaring met productcertificatie 6.3 Frequentie van externe controles Bij de inwerkingtreding van deze beoordelingsrichtlijn is de frequentie vastgesteld op 2 kantoor audits per jaar. Tijdens de certificatieperiode zullen de onaangekondigd audits/inspecties afleggen op de installatieprojecten op basis van de gedane melding van werkzaamheden volgens onderstaande tabel. Voor nazorg is ook onderstaande tabel van toepassing, alleen wordt hier een aparte telling voor bijgehouden en is de frequentie 50% De controlefrequentie op basis ISO2859 is per jaar als volgt. De brandmeldinstallatie audit/inspectie moet gebeuren op basis van steekproeven volgens ISO2859-1; 1999, Sampling procedures for inspection by attributes – sampling schemes indexed by acceptance quality limit (AQL) for lot-by-lot inspection volgens tabel “General Inspection Level II” gehanteerd met een AQL van 15 voor normale audits/inspecties volgens Table 2A. Voor de installateurs die een jaar geregeld met tekortkomingen presteren kan de audit/inspectiefrequentie verhoogd worden naar Table 2B voor verhoogde (tightened) audits/inspectie met de AQL 15. Voor de installateurs die een jaar zonder tekortkomingen presteren kan de audit/inspectiefrequentie verlaagd worden naar Table 2C voor verminderde (reduced) audits/inspectie met de AQL 15. Voorbeelden van de controlefrequentie per jaar zijn als volgt. Bepaling steekproefgrootte projectaudits/inspecties (normaal) Aantal brandblusinstallaties < 15 15 - 20 21 - 25 26 - 30 31 - 40 41 - 50 51 - 60 61 - 70 71 - 80 81 - 90 91 – 100 101 – 110
Aantal projectaudits/inspecties 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
39 van 67
111 – 120 121 – 130 131 – 140 141 – 150 151 – 160 > 160
15 16 17 18 19 20
Tabel 7. Of 1 op 1 audits/inspecties worden verricht voor objecten, wordt bepaald in het PVE door de belanghebbenden. Het gaat hierom hoogrisico inrichtingen. Indien een installatieproject op basis van een 1 op 1 frequentie geaudit/geïnspecteerd wordt, kan deze niet meegenomen in de telling van de onderstaande frequentietabel. Bij een 1 op 1 audit/inspectie wordt het installatieplan voorafgaand aan de installatiefase geaudit/geïnspecteerd. De fysieke inspectie van deze projecten zelf kan door een inspecteur alleen worden uitgevoerd. De output hiervan is een audit- en inspectierapport van de CI over de aërosol brandblusinstallatie en aërosol brandblusinstallateur. Het inspectierapport moet duidelijk maken of de aërosol brandblusinstallatie voldoet aan de eisen in de BRL en de uitgangspunten in het PVE. Het installatiecertificaat, wat afgegeven wordt bij de hoog risico situaties, moet een verwijzing maken naar het inspectierapport. Het inspectierapport moet een bijlage zijn met het certificaat en moet tegelijk aangeleverd worden aan de afnemers. De inspectie door de CI zal jaarlijks moeten plaatsvinden bij brandmeldinstallaties in het hoogrisico segment. 6.4 Apparatuur en materieel De CI zal over die middelen moeten beschikken om het inspectiewerk goed te kunnen verrichten. De CI moet beschikken over een gekalibreerde V/A/O-meter hebben klasse 1,5 en gekalibreerde meetmiddelen hebben om het volume van de te beveiligen ruimte bepalen. 6.5 Specifieke door het College vastgestelde regels Door het College zijn de volgende specifieke regels vastgelegd, die bij uitvoering van certificatie door de Kiwa moeten worden gevolgd. De jaarrapportage aan het College dient zowel de resultaten van certificatie en audits te bevatten. Afspraken over de uitvoering van het certificatieonderzoek zijn; § Het bedrijf moet voordat het projecten mag gaan opleveren succesvol een documentatie audit hebben ondergaan. Kiwa geeft hier een verklaring over. Op basis van deze verklaring kan het bedrijf opdrachtgevers informeren over de status van het certificatieonderzoek. § Het bedrijf wat een toelatingsonderzoek ondergaat moet 3 brandblusinstallaties zonder tekortkomingen gemaakt hebben, wil deze gecertificeerd te kunnen worden.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
40 van 67
7 Lijst van vermelde documenten 7.1 Publiekrechtelijke regelgeving • Bouwbesluit • ARBO Besluit Arbeidsomstandighedenwet, artikel 4.4. • Beleidsregel Arbeidsomstandighedenwet, artikel 4.4 -7. • Europese ATEX richtlijn. • Europese EMC richtlijn. 7.2 Normen / normatieve documenten: BRL-K23001/03 EN 2 NEN 2535/A1 NEN 3011 NEN-EN 54-1 NEN-EN 54-2/A1 NEN-EN 54-3/A1 NEN-EN 54-4/A1 NEN-EN 12094-1; NPR 7910-1 Draft NFPA 2010 NEN-EN-ISO 9001 NEN-EN 45011 EN 17025 NFPA 2010 Draft prEN 15276-2 NEN6068 NEN-ISO 8402/C1
Stationaire blussystemen gebaseerd op aërosol Brand klasse Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen Veiligheidskleuren en tekens
2004 2004 2002
Automatische brandmeldinstallaties: Inleiding
1996
1986
Automatische brandmeldinstallaties: 2002 Brandalarmeringsapparatuur - Akoestische signaalgevers Automatische brandmeldinstallaties: Energievoorziening 2003 Vaste brandblusinstallaties – Onderdelen voor blusgassystemen – 2003 deel 1: eisen en beproevingsmethoden voor automatische elektrische stuur- en vertragingsinrichtingen. Gevarenzone-indeling met betrekking tot ontploffingsgevaar 2001 Deel 1: Gasontploffingsgevaar, gebaseerd op NEN-EN-IEC 60079-10 Standard for Fixed Aerosol Fire Extinguishing Systems 2003 Kwaliteitsmanagementsystemen – Eisen 2000 Algemene eisen voor instellingen die productcertificatie1998 systemen uitvoeren Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en 2000 kalibratielaboratoria Standard on Aerosol Fire-Extinghuising Systems 2006 Condensed aerosol extinghuising systems – Part 2: Design, 2005 installation and maintenance Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en 2004 brandoverslag tussen ruimten Kwaliteitszorg en kwaliteitsborging. Termen en definities 1996
Tabel 8.
BRL -K23003/01 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aerosol 2006-05-24
41 van 67
Nummer
12345
Uitgegeven
Vervangt
Bijlage 1
D.d.
Certificaat
Productcertificaat
Kiwa N.V.
Certificatie en Keuringen
Sir W. Churchill-laan 273 Postbus 70
2280 AB Rijswijk Telefoon 070 41 44 400 Fax 070 41 44 420 Internet www.kiwa.nl
Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol Op grond van onderzoek, alsmede regelmatig door Kiwa uitgevoerde controles, worden de door
Installateur Uitgevoerde processen, gespecificeerd in dit certificaat, geacht te voldoen aan de Kiwa – beoordelingsrichtlijn BRL-K23003/01 “ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol.
Kiwa N.V.
ing. B. Meekma Directeur Certificatie en Keuringen
Dit certificaat is afgegeven conform het Kiwa-Reglement voor productcertificatie en bestaat uit … pagina´s. Openbaarmaking van het certificaat is toegestaan.
Installateur Ondernemer
Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol
PROCESSPECIFICATIE Toepassingsgebied - Projecteren installatie aërosol brandblusinstallaties - installatie van de aërosol brandblusinstallaties - controle op de aërosol brandblusinstallaties en de bijbehorende randvoorwaarden - nazorg van de aërosol brandblusinstallaties - nazorg aan bestaande aërosol brandblusinstallaties
TOEPASSING EN GEBRUIK Toepassingsvoorwaarden
Toepassingsgebied.
1. De te gebruiken aantallen en/of typen van de bluscomponent moeten
De stationaire brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol zijn
conform de richtlijnen en berekeningsmethoden van de installateur zijn
bestemd om te worden toegepast als onderdeel van een
aangelegd.
brandblussysteem. Hierbij moet als randvoorwaarde worden gesteld,
2. Er dient een gebruikershandleiding in de taal van het land van levering te
dat de bluscomponenten worden gekoppeld aan en geactiveerd
worden bijgeleverd.
worden door een effectieve brandmeldinstallatie. Hierbij zijn een
3. Voor gebruik dient een instructie gegeven te worden door een, door de
snelle detectie en een snelle reactie essentieel
installateur erkende trainer of opleider voor dit product.
Het is een brandbluscomponent bestaande uit een verpakking gevuld
4. Het onderhoud van de brandbluscomponenten moet plaatsvinden volgens de
met een droge vaste blusstof, die na activering als droge aërosol
specificaties van de installateur en de leverancier.
(rook) wordt uitgeworpen met als functie om de brand te blussen
WENKEN VOOR DE AFNEMER 1.
Inspecteer bij de aflevering:
3.
1.1 geleverd is wat is overeengekomen;
Raadpleeg voor de juiste wijze van opslag en transport de verwerkingsrichtlijnen van de producent.
1.2 de uitgevoerde werkzaamheden geen zichtbare gebreken vertonen. 2.
Indien u op grond van het hiervoor gestelde tot afkeuring overgaat, neem
4.
Controleer of dit certificaat nog geldig is, raadpleeg hiertoe de
dan contact op met:
Kiwa – site www.kiwa.nl en zoek bij gecertificeerde bedrijven
2.1 Ondernemer .
onder BRL-K23003.
en zo nodig met: 2.2 Kiwa N.V.
BRL -K23003/01 2003 -08-21 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol
Pag. 43 van 67
Model IKB-schema
Bijlage 2
Controle onderwerpen
Controle aspecten
Controle Methode
Controle Frequentie
Controle registratie
Ontwerp (PVE) • Aandachtspunten • Normen • Detailontwerp en projecten • Aandachtspunten • Normen • Toegeleverde materialen: • Ingangscontrole
• •
ISO9001 BRL-K23003
•
ISO9001
•
ISO9001
•
ISO9001
•
ISO9001
•
ISO9001
•
ISO9001
•
ISO9001
• • • • •
Norm Keurmerk Beschadigingen Opslagcondities Controle d.n.v. meting
• •
Visueel Meting
• •
elke levering steekproef
• •
Pakbon Checklist
Productieproces, productieapparatuur, materieel: • Procedures • Werkinstructies • Apparatuur • Materieel
• •
Aanwezigheid Functioneren
• •
Per project Interne audit
• •
Per project 1 x per jaar
• •
Checklist Rapport
Eindproducten
•
Functioneren diverse componenten
• • •
Meten Testen Controle
•
•
Checklist
Meet- en beproevingsmiddelen • Volt, Ampère en ? meter •
• •
• •
Checklist Rapport
• •
Kalibratie vlgs. Nat. norm Controle d.m.v. meting Justeren / instellen Visuele controle Per project Magazijn Interne audit
•
Logistiek • Intern transport • Opslag • Verpakking • Conservering • Identificatie c.q. merken half en eindproducten
Nauwkeurigheid • In goede staat • • • Aanwezigheid • Functioneren • •
Volgens BRL / volgens ontwerp Jaarlijks
• •
Per project 1 x per jaar
• •
Checklist Rapport
BRL -K23003/01 2003 -08-21 Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol
Pag. 44 van 67
Voorbeeld Brandblusinstallatie certificaat Bijlage 3 Bijlage 3 (onderstaand document is informatief en niet normatief) Kiwa N.V.
Telefoon 070 41 44 400
Betreffend het ontwerp, de installatie en het onderhoud van
Certificatie en Keuringen
Fax
070 41 44 420
brandblusinstallatie volgens beoordelingsrichtlijn BRL-K23003/01.
Sir W. Churchilllaan 273
Internet
www.kiwa.nl
Postbus 70
E-mail
[email protected]
2280 AB Rijswijk Opdrachtgever
Exemplaar certificaat bestemd voor eisende partijen; Gebruiker, bevoegd gezag, verzekeraar
Locatiegegevens van de brandblusinstallatie
Datum afgifte certificaat
Registratienummer certificaat
Xxxxxxx
Xxxxxxxxx
Verval datum certificaat Xxxxxxx Rapport
Rapport
Rapport
PVE
Oplevering
Onderhoud
Xxxxxx
Xxxxxx
xxxxxxx
Ontwerper Xxxxxxxx
Installatie
Onderhoud
Monteur
Monteur
Xxxxxxxxx
Xxxxxx
Aantal brandbluscomponenten Aantal te beveiligen ruimten Brandklassen opgeslagen stoffen Thermisch vermogen brandgrootte Bewakingsvorm
Verklaring Kiwa Op grond van onderzoek, evenals regelmatig door Kiwa uitgevoerde audits en inspecties, worden door onderstaand genoemd installateur uitgevoerde installatie c.q onderhoudswerkzaamheden geacht te voldoen aan de geldende Kiwa beoordelingsrichtlijn BRL-K23003/01.
Verklaring installateur De installateur verklaart dat de werkzaamheden en controles zijn uitgevoerd in overeenstemming met de voorschriften zoals zijn vastgelegd in BRL-K23003/01 en dat de aerosol brandblusinstallatie voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in het Programma van Eisen en de brandveiligheid waarborgt, die men ervan verwacht. De brandblusinstallatie is gedetailleerd op van het gevalideerde Programma van eisen van ………. D.d. Wenken voor de afnemer
Naam installateur
Bij ontvangst van het certificaat controleren of: • Dit komt overeen met het nummer op het productcertificaat van de installateur en de gegevens op het installatieplan / logboek; • De brandblusinstallatie geen zichtbare schades heeft opgelopen; Indien op grond van bovenstaande of andere redenen de installatie niet in orde wordt bevonden, dient u contact op te nemen met: 1.
De installateur van de brandblusinstallatie;
2.
Kiwa N.V.
Aanpassingen en/of wijzingen aan de brandblusinstallatie en noodzakelijke randvoorwaarden mogen alleen worden uitgevoerd door de gecertificeerde bedrijven op basis van BRL-K23003/01. Dit certificaat vervalt indien niet aan bovenstaande is voldaan.
Bijlage 4A (informatief) kruis verwijzingtabel draft NFPA 2010 en BRL-K23003 NFPA 2010 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2. 2.1 2.2 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 5. 5.1 5.2 5.3 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 8. 8.1 8.2
Onderwerp Administration Scope Purpose Retroactivity Equivalency Units and Formulas Referenced Publications NFPA References Other References Definitions General NFPA Official Definitions General Definitions Special Definitions for Marine Safety General General Information Use & Limitations Environmetal Factors Compatibility with other systems Safety Requirements Review Requirements Hazards to Personnel Electrical Cleareances Components Condensed Aerosol Systems Agent Supply Dispersed Aerosol Systems Supply Dispersed Aerosol Systems Distribution Compnents Detection, Actuation, Alarm and Control Systems System Design Specifications, Plans and Approvals Dispersed Aerosol System Flow Calculations Enclosure Design Application Density Total Flooding Quantity Duration of Protection Distribution System Nozzle or Generator Choice and Location Approval of Installation General Installation Acceptance
BRL K23003
Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 1.3 Hoofdstuk 1.3 Hoofdstuk 1.3 N.v.t
Hoofdstuk 4.7 Hoofdstuk 1.2, 2.4 Hoofdstuk 2.4 BRL K23001 Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 N.v.t N.v.t Hoofdstuk 2.4 en EN 54-reeks
N.v.t Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 BRL K23001 N.v.t
Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.8
NFPA 2010 9. 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 10. 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Onderwerp Inspection, Maintenance Test, Training and Safety Inspection Maintenance Tests Training Safety Marine Systems General Scope Special Definitions Inspected Vessels Uninspected Vessels and Pleasure Craft
BRL K23003
Hoofdstuk 2.9 Hoofdstuk 2.9 Hoofdstuk 2.9 Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.8 N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t
Bijlage 4B (informatief) kruis verwijzingtabel draft prEN 15276-2 June 2005 en BRL-K23003 prEN 15276-2 1. 2 3 4 4.1 4.2 4.2.1
Onderwerp
BRL K23003
Scope Normative references Terms and definitions Use and definitions General Extinguish ants General
4.2.2
Extinguishing Mechanism
4.3 4.4
Potentially explosive atmosphere Temperature limitations
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2. 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.3 5.3.1 5.3.2 6 6.1 6.2. 6.3. 6.3.1 6.3.2 6.3.3 7. 7.1
Safety Hazard to personnel Safety precautions General Normally unoccupied areas Unoccupiable areas Installers responsibility Users responsibility Electrical hazards General Electrical ear thing System design General Specifications, plans and approvals Enclosures Proteced enclosures Openings Unclosable openings Ventilation and srevices Specifications, Plans and Approvals Dispersed Aerosol System Flow Calculations Enclosure Design Application Density Total Flooding Quantity Duration of Protection Distribution System Nozzle or Generator Choice and Location Approval of Installation General Installation Acceptance Inspection, Maintenance Test, Training and Safety
Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 en 3.1 Hoofdstuk 1.3 Hoofdstuk 1.2 en 1.3 Hoofdstuk 1.2 en 1.3 Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 en BRLK23001 Hoofdstuk 1.2 en BRLK23001 Hoofdstuk 1.2 Hoofdstuk 1.2 en BRLK23001 Hoofdstuk 1.3 Hoofdstuk 1.3 Hoofdstuk 1.3 N.v.t
7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 8. 8.1 8.2 9.
Hoofdstuk 4.7 Hoofdstuk 1.2, 2.4 Hoofdstuk 2.4 BRL K23001 Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 N.v.t N.v.t 2.4 en EN 54-reeks
N.v.t Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 Hoofdstuk 2.4 BRL K23001 N.v.t
Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.8
prEN 15276-2 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 10. 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Onderwerp
BRL K23003
Inspection Maintenance Tests Training Safety Marine Systems General Scope Special Definitions Inspected Vessels Uninspected Vessels and Pleasure Craft
Hoofdstuk 2.9 Hoofdstuk 2.9 Hoofdstuk 2.9 Hoofdstuk 2.8 Hoofdstuk 2.8 N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t
Bijlage 5 Model PVE Aërosol brandblusinstallatie
PvE Aërosol brandblusinstallatie RAPPORT GEADRESSEERDE nummer datum bijlagen
.
: : :
.
BEOORDELING inspecteur datum criteria NEN-EN 54 1 t/m 7 NEN 2535 NEN 2654-1 BRL-K 23003/01
OPDRACHTGEVER
PLAATS VAN DE INSTALLATIE
UW OPDRACHT Datum : Kenmerk : Omschrijving : PvE Aërosol brandblusinstallatie
EIGEN GEGEVENS Ons nr : Technische : manager : Omschrijving
GEGEVENS AËROSOL BRANDBLUSINSTALLATIE PvE naam / documentnummer :
AANVULLENDE MAATREGELEN
CONCLUSIE
Handtekening PVE –steller
Handtekening Opdrachtgever
Handtekening bevoegd gezag
Handtekening Verzekeraar
Nr.
Beoordelingsaspect
Criteria
1. 1.1
Algemene gegevens Documentnummer
Verificatie documentnummer / versie
1.2
Datum opmaak
Verificatie datum opmaak
1.3
PvE-opsteller
Naam PvE-opsteller
1.4
Bouwwerk
Gebouwsoorten • Gebouw met publieksfunctie • Cellen en cellengebouw • Gezondheidszorggebouw • Industriegebouw (productiegebouw) • Industriegebouw (magazijngebouw) • Onderwijsgebouw • Logiesgebouw • Woongebouw • Kantoorgebouw • Winkelgebouw • Sportgebouw
1.5
Bouwkundige tekeningen
Verwijzing naar tekeningnummers
1.6
Eigenaar / Beheerder
Naam eigenaar / beheerder
1.7
Eisende partij(en)
1.8
Branddetectiebedrijf
Het PvE moet goedgekeurd zijn door de eisende partij(en), bijvoorbeeld: • Brandweer • Verzekeraar • Eigenaar / Gebruiker • PvE-opsteller Controle certificaat Branddetectiebedrijf
1.9
Installatiebedrijf
Controle certificaat Installatiebedrijf
1.10
Onderhoudsbedrijf
Controle certificaat Onderhoudsbedrijf
1.11
Voorschriften, regelgeving en richtlijnen
1.12
Specifieke risico’s m.b.t het object in relatie tot het
De Aërosol brandblusinstallatie moet worden ontworpen, geïnstalleerd, opgeleverd en onderhouden conform één van onderstaande normen • BRL K23003/01 • • Welke risico’s kunnen er voorkomen
Uitwerking
Nr.
Beoordelingsaspect
Criteria
gebruik 1.13
Behoud van continuïteit t.a.z van de instandhouding van de geëiste beveiliging
•
Hoe wordt gewaarborgd dat de bouwkundige-, technische- en organisatorische beveiligingsmaatregelen in stand worden gehouden
1.14
Professioneel oordeel van deskund ige
•
Wie heeft het PvE opgesteld en wat is zijn of haar deskundigheid
2. 2.1
Beschrijving van het risico Algemeen
2.2
Bouwaard
Bouwaard en brandwerendheid • Hoofddraagconstructie • Vloer • Buitenwanden • Scheidingswanden • Plafond • Verlaagd plafond • Verhoogde vloer • Isolatie 1. Vloer 2. Wand 3. Plafond
2.3
Maatregelen ter voorkoming van brandoverslag
•
Fysische effecten / verschijnselen t.g.v brand op bouwkundige voorzieningen
• •
2.4
Omschrijving van het risico Opslagvorm Opslagmaterialen Opslagconfiguratie Brandgrootte Brandstoffen Energetische waarde Drukopbouw Snelheid ontsteking Brandklasse A/B/C/F
•
•
WBDBO minimaal gelijkwaardig aan standtijd blusstof Doorvoeringen door wanden, vloeren en plafond gelijkwaardig aan WBDBO
Ontstaan van fysische effecten Druk op wanden, vloeren en pla fonds tijdens brand Verificatie drukberekening
Uitwerking
Nr.
Beoordelingsaspect
3.
Aërosol Brandblusinstallatie Ontwerpgegevens
3.1
Aanvullende opties brandbluscentrale
Criteria
Ontwerpgegevens • Omvang installatie • Aërosol concentraties per compartiment • Brandklasse per compartiment • Thermisch vermogen per compartiment • Opslagconfiguratie per compartiment • Specifieke risicobronnen per compartiment • Bijzondere omstandigheden per compartiment • Benodigde standtijd per compartiment • Ventilatieopeningen • Brandweeringang • Indeling bluszones • 2 groeps/melder afhankelijk • melding storing en lijnbewaking • Productcertificaten aerosol componenten • Productcertificaat bluscentrale • Onafhankelijke ventilatie • Voorzieningen voor compartimentering per gebouwdeel • Brand alarmeringsapparatuur • Blussing blokkeren • Blussing activering • Vertraging • Mogelijke schadelijke effecten mens en goederen • Noodplan • Aanrijdbeveiligingen • Identificatie toegangsdeuren • Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg conform BRL -K23003 • Voedingseenheid • Eventuele overige maatregelen
• • • • • • • • •
Plaats brandbluscentrale Aanrijdbeveiligingen brandbluscentrale Verificatie van meldingen Vertraging van C- en/of E uitgangssignalen Genormaliseerde in- en uitgangsinterface Handmelders activeren blussing en blokkeren blussing (sturing) Optische en akoestische signaalgevers in en buiten de ruimte Vertraging- en ontruimingstijd Keuze elektrisch materieel (ATEX 95), functiebehoud
Uitwerking
Nr.
Beoordelingsaspect
4.
Prestatie-eisen Brandmeldinstallatie Omvang brandmeldinstallatie
4.1
4.2
Prestatie-eis brandgrootte per gebouw of deel van het gebouw (of object)
4.3
Prestatie-eis brandgrootte voor niet standaardruimten
4.4
Prestatie-eis voor ongewenste meldingen en onechte meldingen
Criteria
• Volledige bewaking Ruimtebewaking (toelichting) • Objectbewaking (toelichting) • • Polyurethaan brandmatten • Beukenhouten blokjes • Rookgenerator voor rookmelders op grootte hoogte • Print met vijf weerstanden • PVC draad volgens BS 6266 • Elektrische spoel • Brandspiritus • Andere overeengekomen brandgroottes • Polyurethaan brandmatten • Beukenhouten blokjes • Rookgenerator voor rookmelders op grootte hoogte • Print met vijf weerstanden • PVC draad volgens BS 6266 • Elektrische spoel • Brandspiritus • Andere overeengekomen brandgroottes • • Risico • Bedrijfstijden • Openbaarheid van het gebouw • Gebruik van het gebouw • Moeilijkheidsgraad van het gebouw • Ligging van het gebouw • Organisatie van de brandweer • Interne alarmorganisatie • Milieuaspecten • Bedieningsfouten • Kwaadwilligheid Risico-klasse intern • A • B • C Risicoklasse extern • A • B • C Systeembeschikbaarheid, afha nkelijk van: • Uitschakelen van groepen of melders • Preventief onderhoud • Correctief onderhoud. • Opheffen van storingen • Spanningsuitval Verificatie detectiezones
4.5
Prestatie-eis systeembeschikbaarheid
4.6
Indeling detectiez ones
4.7
Indeling alarmeringszones van brandbeveiligingsinstallaties
Verificatie alarmeringszones
4.8
Indeling stuurzones
Installatie • Automatische brandblusinstallaties • Ontruimingsalarminstallaties • Kleefmagneten • Ontgrendelen vluchtdeuren
Uitwerking
Nr.
Beoordelingsaspect
Criteria
4.9
Indeling meldergroepen
• Luchtbehandelingsinstallaties • Rook- en warmteafvoerinstallaties • Overdrukinstallaties • Verificatie meldergroepen per detectiezone
4.10
Categorie doormelding brandalarm
Transmissie DM1 of DM2, bepaald door Bevoegd Gezag
4.11
Doormelding interne en/of externe storing
Storingsmeldingen naar een 24 h bezet ontvangststation voor storingsmeldingen (intern / extern)
4.12
Bijzondere omgevingsomstandigheden per ruimte voor het voorkomen van ongewenste en onechte meldingen
Bijzondere omgevingsomstandigheden • Afmetingen van de ruimte of het object • Aantal luchtwisselingen • Brandrisico’s • Obstakels in de ruimte • Omgevingsomstandigheden • Omgevingstemperatuur • Luchtvochtigheid • Luchtdrukverschillen • Luchtsnelheid • Richting van luchtverplaatsing • Hoogte ruimte • Obstakels in ruimte • Optische straling • Elektrotechnische beïnvloeding • Stof • Ontploffingsgevaar door stof of gas • Rook door productieprocessen Automatische melders • Tweegroepsafhankelijke melding en sturing • Melders geprojecteerd in MCC-kasten • Capaciteit Noodstroomvoorziening in relatie tot onderhoudsovereenkomst • Nevenindicatoren noodzakelijk • Handmelders activeren blussing en blokkeren blussing (sturing) • Optische en akoestis che signaalgevers in en buiten de ruimte • Vertraging- en ontruimingstijd • Keuze elektrisch materieel (ATEX 95), functiebehoud
4.13
Overige aanvullende eisen (bijlagen)
5. 5.1
Oplevering, beheer en onderhoud Rapport van Oplevering
Rapport van Oplevering naar Brandweer
5.2
Logboek
Opleveren logboek
Uitwerking
Nr.
Beoordelingsaspect
Criteria
5.3
Onderhoudsovereenkomst
Rapport van onderhoud naar Brandweer
5.4
Beheerder Installatie
Naam Beheerder Installatie
55
Her-inspectie Aerosol brandblusinstallatie
Frequentie
5.6
Bedrijfsnoodplan
Aanpassen bedrijfsnoodplan aanwezigheid Aërosolblusinstallatie
5.7
Installatietekeningen
Wijzigingen in bestaande technische installaties moeten worden aangepast op de installatietekeningen
6. 6.1
Goedkeuring Eisende partij(e)
Opmerkingen:
Het PvE moet goedgekeurd zijn door de eisende partij(en), bijvoorbeeld: • Brandweer • Verzekeraar • Eigenaar / Gebruiker • PvE-opsteller
Uitwerking
Bijlage 6 Model Inspectie c.q. audit rapport aërosol brandblusinstallatie
RAPPORT Inspectie Aërosol brandblusinstallatie RAPPORT GEADRESSEERDE
. .
nummer datum bijlagen INSPECTIE inspecteur datum criteria
: : :
PvE BRL-K23003/01
OPDRACHTGEVER
PLAATS VAN DE INSTALLATIE
UW OPDRACHT Datum : Kenmerk : Omschrijving : Inspectie aërosol brandblusinstallatie
ONZE GEGEVENS Ons pvi-nr : Manager : Omschrijving :
GEGEVENS AËROSOLBRANDBLUSINSTALLATIE Type inrichting bijvoorbeeld opslagloods gevaarlijke stoffen Producent bluscomponenten Installateur CORRIGERENDE MAATREGELEN
CONCLUSIES De aerosol brandblusinstallatie is wel/niet in overeenstemming met de eisen zoals vastgelegd in het Programma van Eisen en waarborgt de brandveiligheid die men ervan verwacht. OPMERKINGEN C = CONFORM, N = NIET CONFORM, NVT = NIET VAN TOEPASSING, NB = NIET BEOORDEELD
1. Nr. 1.
Controle aanwezige documenten en registraties Beoordelingsaspect / meting Door eisende partijen geaccordeerd Programma van Eisen (PvE)
2.
Schriftelijk verslag van de oplevering
3.
Installatieplattegrond en, blokschema en functiematrix
4.
Documentatie toegepaste componenten en onderdelen en keuringscertificaten Logboek
5.
Afkeurcriteria Het PvE moet goedgekeurd zijn door de eisende partij(en), bijvoorbeeld: • Opdrachtgever • Bevoegd Gezag • Verzekeraar • PvE-opsteller • Schriftelijk verslag van de oplevering • Gebreken binnen overeengekomen termijn opgelost Onderstaande bescheiden moeten door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd. • Opgave van het type toe te passen apparatuur • Blokschema met melderlusindeling, respectievelijk meldergroepindeling en automatische brandbeveiligingsinstallaties • Aanzicht brandweerpaneel • Stel bouwkundige tekeningen gehele object met daarop aangegeven (plaats brandmelcentrale en eventuele brandweeren nevenpanelen, brandweeringang, plaatsen brandmelders met zone- en/of groepenaanduiding, plaatsen optische signaalgevers, plaats en aard automatische brandbeveiligingsinstallaties, plaats schakel- en verdeelinrichting, opstelplaats secundaire energievoorziening, plaatsen toe te passen laskasten en bestemming respectieve ruimten) • Bedieningshandleidingen • Productcertificaten • Typetest voedingseenheid Logboek • Algemene gegevens • Naam van de beheerder • Naam bevoegde autoriteit • Naam Branddetectiebedrijf • Naam onderhouder, met adres en telefoonnummer van het aangewezen storingsmeldpunt • Naam, telefoonnummer en aansluitnummer ontvangststation voor brand- en storingsmeldingen • Toegepaste apparatuur • Eisen aan beheer en nazorg • Maatregelen bij activering installatie • Maatregelen na activering installatie • Algemene regels en voorschriften voor de gebruiker • Periodieke controles • Veiligheidsinformatieblad • Technische gegevens aërosol bluscomponenten • Bedieningsvoorschrift in de Nederlandse taal • Onderhoudsrapporten • Rapport van Oplevering • Bescheiden waarop aantekening kan worden gehouden van het beheer, de controle en het onderhoud volgens BRL
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
Nr.
Beoordelingsaspect / meting
Afkeurcriteria
6.
Verslag proefbranden
• • •
7.
Onderhoudsovereen komst
• •
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
K23003 Aantekening oplevering in logboek Proefbranden Verificatie aanwezigheid bevoegde autoriteiten tijdens proefbrand Ondertekende onderhoudsovereenkomst Aanvang oplossen storingen 24 h, 12 h of 6 h
Opmerkingen:
2. Nr.
Visuele beoordeling en testen
1.1
Beoordelingsaspect / meting Beschrijving van het risico Algemeen
1.2
Bouwaard
1.3
Belendingen
1.4
Maatregelen ter voorkoming van brandoverslag
1.
Afkeurcriteria
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
1.5
2. 2.1
Fysische effecten / verschijnselen t.g.v brand op bouwkundige voorzieningen Aërosolblusinstallati e Ontwerpgegevens
• • • • • • • • • • • • • •
Uitgangspunten PvE Controle risicoklasse Bouwaard en brandwerendheid Hoofddraagconstructie Vloer Buitenwanden Scheidingswanden Plafond Verlaagd plafond Verhoogde vloer Isolatie Deuren Uitgangspunten PvE Afstand tot andere gebouwen Beveiliging aangrenzende ruimten Vuurbelasting in de omgeving Uitgangspunten PvE WBDBO in een brandcompartiment minimaal30 of 60 minuten Buiten een brandcompartiment minimaal15 minuten Doorvoeringen door wanden, vloeren en plafond gelij kwaardig aan WBDBO Uitgangspunten PvE Ontstaan van fysische effecten Druk op wanden, vloeren en pla fonds tijdens brand Verificatie drukberekening Ontwerpgegevens Uitgangspunten PvE Omvang installatie Aërosol concentraties per compartiment Brandklasse per compartiment Thermisch vermogen per compartiment Opslagconfiguratie per compartiment Specifieke risicobronnen per compartiment Bijzondere omstandigheden per compartiment Benodigde standtijd per compartiment standtijd minimaal 30 minuten
Nr.
Beoordelingsaspect / meting
Afkeurcriteria • • •
• •
Brandklasse A, B, C; D Ontwerpconcentraties conform BRL K23001 Ventilatieopeningen minder dan 0,1% inhoud ruimte in m2 Bluszones Ventilatieopeningen Brandweeringang Indeling bluszones Terugstel inrichting 2 groeps/melder afhankelijk melding storing en lijnbewaking Brand alarmeringsapparatuur Blussing blokkeren Blussing activering Vertraging Productcertificaat BRL K23001aërosol componenten Productcertificaat bluscentrale Onafhankelijke ventilatie, brandkleppen, uitzetten voordat blussing plaatsvindt Voorzieningen voor compartimentering per gebouwdeel incl. WBDBO, deurdrangers, brandkleppen, kieren, onder deuren, berekening, enzovoorts Mogelijke schadelijke effecten mens en goederen Noodplan Identificatie toegangsdeuren 1. Aan binnenzijde, Automatische Brandblusinstallatie, bij brand of alarm de ruimte onmiddellijk verlaten 2. Aan buitenzijde, Automatische Brandblu sinstallatie, bij brand of alarm de ruimte niet betreden 3. Op MCC-kasten, Automatische Brandblusinstallatie, kasten te allen tijde gesloten houden Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg conform BRL K23003 Capaciteit voedingseenheid, verificatie berekeningen Aanrijdbeveiligingen Ontwerp, installatie, oplevering en nazorg conform BRL-K23003 Voedingseenheid Eventuele overige maatregelen
•
Uitgangspunten PvE
•
Uitgangspunten PvE
• •
Uitgangspunten PvE Minimaal99,7%
• •
Uitgangspunten PvE Detectiezones voor specifieke ruimten waaruit vastgesteld Alarmeringzone in overleg met Bevoegd Gezag
• • • • • • • • • • • • • • •
• • •
• • • •
3. 3.1 3.2 3.3 4. 4.1
Prestatie-eisen brandmeldinstallatie Prestatie-eis brandgrootte Prestatie-eis ongewenste en onechte meldingen Prestatie-eis systeembeschikbaarh eid Omvang van de bewa king Indeling detectiezone, alarmeringszone, stuurzone, meldergroepen en
•
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
Nr.
Beoordelingsaspect / meting melderlus
Afkeurcriteria • • •
5. 5.1
Brandmeldcentrale Brandmeldcentrale
• • • • • • • • • • • • • • • • •
5.2
Brandweerpaneel
• • • •
• •
5.3
Nevenpaneel
6. 6.1
Energievoorziening Primaire energievoorziening
• • • • • • • •
Meldergroep als eenheid herkenbaar op brandmeldcentrale en kan worden in- en uitgeschakeld Hand-, automatische en externe brandmelders in afzonderlijke groepen Bij een storing niet meer dan 32 melders buiten gebruik Uitgangspunten PvE Brandmeldcentrale voldoet aan NEN-EN 54-2 Teksten op brandmeldcentrale in Nederlandse taal Signaleringstoestanden op brandmeldcentrale Brandalarm Storingsmelding Functies uitgeschakeld Verlichtingssterkte algemene verlichting minimaal100 lux en ten hoogste 500 lux Het achtergrondgeluid de akoestische indicator(en) niet overstemt Omgevingsinvloeden (NEN-EN 54-2) Omgeving schoon en droog Risico mechanische beschadiging gering Risico ontstaan brand laag Een of meer automatische melders indien volledige of gedeeltelijke bewaking Vrije ruimte voorzijde brandmeldcentrale voldoende voor openen draaiende delen Speciale voorzorgsmaatregelen om de brandmeldcentrale te beschermen (stalenkast, enzovoorts) Optische indicatoren en bedieningsorganen van brandmeldcentrale tussen 0,7 m en 1,8 m Uitgangspunten PvE Zie criteria brandmeldcentrale Tekeningen Brandweerpaneel goedgekeurd door Bevoegd Gezag Brandweerpaneel noodzakelijk indien de brandmeldcentrale zich bevindt op een niet toegankelijk plaats (kelder, schacht, technische ruimte) Brandweerpaneel moet in nabijheid van de brandweeringang worden aangebracht (entree, receptie, portiersloge) Indien in aparte ruimte gesitueerd, dan toegankelijk voor brandweer en aan de buitenzijde de tekst “Ruimte met BRANDWEERPANEEL”. Letterhoogte tekst minimaal 5 mm Uitgangspunten PvE Gesitueerd in overleg met gebruiker van object Uitgangspunten PvE Voldoen aan NEN – EN 54-4 Levering door openbare elektriciteitsnet Afzonderlijke eindgroep Groepsschakelaar aangeduid met “NIET UITSCHAKELEN BRANDMELDINSTALLATIE” Verbinding energievoorziening en
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
Nr.
6.2
Beoordelingsaspect / meting
Noodstroom voorziening
Afkeurcriteria
• • • •
•
7. 7.1
(Neven)indicatoren (Neven)indicatoren
• • • • •
• • 8. 8.1
Handmelders Handmelders
• • • • •
8.2
Automatische melders
• •
brandmeldcentrale tweevoudig uitgevoerd. Installatie langs verschillende transmissiewegen. Indien energievoorziening zich in de brandmeldcentrale bevindt, mag de verbinding enkelvoudig worden uitgevoerd, mits tegen mechanische beschadiging is beschermd Spanning en vermogen voedingseenheid Uitgangspunten PvE Voldoen aan NEN – EN 54-4 De noodstroomvoorziening moet in staat zijn de gehele installatie na een gemelde storing in de energievoorziening minimaal72 h, wa arvan minimaal30 min in alarmtoestand, te voeden. Uitzonderingen, indien storingen binnen 30 min automatisch worden doorgemeld aan een 24 h bezet ontvangststation en een onderhoudsovereenkomst is afgesloten met een branddetectiebedrijf en deze garandeert dat de storing binnen 24 h, 12 h of 6 h wordt verholpen, kan men volstaan met een noodstroomvoorziening van 24 h, 12 h of 6 h, waarvan 30 min in alarmtoestand Spanning en vermogen voedingseenheid Uitgangspunten PvE Indicatoren vanuit verkeersruimte of bij het binnentreden van de ruimte direct waarneembaar Bijbehorende automatische brandmelder vanuit verkeersruimte waarneembaar Duidelijk aangegeven voor welke ruimte en/of toegangsdeur de nevenindicator van toepassing is (eventueel voorzien van tekst, leesbaar zonder klimmaterialen) Tekst duidelijk, vast en onuitwisbaar in de Nederlandse taal Nevenindicatoren van verschillende brandmeldinstallatie in een gebouw moeten op dezelfde wijze signaleren Uitgangspunten PvE Op bereikbare plaatsen in verkeersruimte nabij brandmeldcentrale Minimale hoogte 1,2 m à 1,5 m vanaf de vloer Uitvoering uniform Aanduiding blokkeren blussing en activeren blussing Uitgangspunten PvE Melderkeus bepaald op basis van prestatieeisen en aanvullende factoren 1. Omgevingstemperatuur 2. Luchtvochtigheid 3. Luchtdrukverschillen 4. Luchtsnelheid 5. Richting van luchtverplaatsing 6. Hoogte ruimte 7. Obstakels in ruimte 8. Optische straling 9. Elektrotechnische beïnvloeding 10. Stof
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
Nr.
Beoordelingsaspect / meting
Afkeurcriteria
• • 9. 9.1
Sturingen vanuit de brandmeldinstallatie Brandalarmeringsap paratuur
• • • • • •
9.2
9.3
9.4
9.5
10. 10.1
Doormeldapparatuur voor brandmeldingen naar een ontvangststation voor brandmeldingen
Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen naar een ontvangststation voor storingsmeldingen Besturingsapparatuu r voor automatische brandbeveiligingsinst allaties
Besturingsapparatuu r voor brandweeren/of nevenpanelen
Elektrisch materieel Bekabeling
• • • • •
• •
• • • • • • • • • • • • • •
• •
11. Ontploffingsgevaar door stof of gas 12. Rook door productieprocessen Melders geprojecteerd tegen het pla fond Projectie conform uitgangspunten detail ontwerp Uitgangspunten PvE Optische en akoestische signaalgevers Optisch en akoestisch signaal bij brandmelding automatische brandmelder Continu akoestisch signaal bij blussing Optische signaalgever aan de buitenzijde van de beveiligde ruimte Optisch en akoestisch signaal aan de binnen- en buienzijde van de beveiligde ruimte Duidelijk zichtbaar en goed hoorbaar Uitgangspunten PvE Brandmeldingen naar een 24 h bezet ontvangststation voor brandmeldingen Transmissie DM1 of DM2, bepaald door Bevoegd Gezag Storingen in alarmtransmissiesysteem en een storing tussen brandmeldcentrale en alarm overdrager van het transmissiesysteem moet als storing worden gemeld en mag niet tot een alarmmelding leiden Uitgangspunten PvE Storingsmeldingen naar een 24 h bezet ontvangststation voor storingsmeldingen (intern / extern)
Uitgangspunten PvE Automatische brandblu sinstallatie Bewaking kortsluiting en draadbreuk Stoorsignaal op brandmeldcentrale Ontruimingsalarminstallaties Brandpompen Overdrukinstallaties Rook- en warmte afvoerinstallaties Ontgrendeling van deuren Luchtbehandeling installaties Liften Uitga ngspunten PvE Seriële transmissieweg bewaakt op kortsluiting en draadbreuk Parallelle transmissie minimaaléén aderpaar bewaakt op kortsluiting en draadbreuk
Uitgangspunten PvE Bij een nominale wisselspanning > 25 V, of gelijkspanning > 60 V, dan moet de bekabeling voldoen aan NEN 1010 • Bij een nominale wisselspanning < 25 V, of gelijkspanning < 60 V, dan moet de bekabeling voldoen aan - Kabelspecificaties (elektrisch en mechanisch) conform eisen producent branddetectie apparatuur of NEN 3607
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
Nr.
11. 11.1
Beoordelingsaspect / meting
Beheer Opgeleid persoon
Afkeurcriteria
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
- Leidingaanleg, techniek en verbinden conform eisen van goed va kmanschap - Kans op beschadiging minimaal - Kabel in zicht of weggewerkt in muren moet in gesloten buis- of kokersysteem, kabelgoot of ladderbaan zijn aangelegd - Kabel boven verlaagde plafonds en onder verhoogde vloeren mogen met openbochten 50 mm x 50 mm zijn aangelegd - Kabel en buisleidingen door vloeren minimaal met slagvaste buis beschermd 0,1 m boven vloer - Kabel in grond moeten zijn gearmeerd of aanvullend conform NEN 1010 beschermd - In een kabel, met stroomketens die worden gevoed vanuit de brandmeldcenrale, mogen geen stroomketens zijn opgenomen welke vanuit andere installaties worden gevoed - Bekabeling rood van kleur of om de 5 m rood zijn gemerkt - Kabels in klemmenkast moeten duidelijk gecodeerd zijn - Aansluitschema in klemmenkast aangebracht - Lassen in transmissiewegen zijn niet toegestaan - Klemmenkasten moeten vast zijn opgesteld en altijd toegankelijk - Klemmenkasten moeten aan de buitenzij de zijn gemerkt, aangevend dat deze onderdeel zijn van de brandmeldinstallatie - Bij een transmissieweg, uitgevoerd als ringleiding moeten de komende en afgaande kabels in gescheiden kabels zijn ondergebracht - Kabels en hun bevestigingen die langer dan een minuut na een brandmelding moeten blijven functioneren, moeten 30 minuten (E30) brandwerend zijn uitgevoerd (verbindingen tussen brandmeldcentrale en signaalgevers, brandmeldcentrale en iedere separate voeding, aparte delen van de brandmeldcentrale, brandmeldcentrale en brandweer- en/of nevenpaneel, hoofd brandmeldcentrale en sub brandcentrale, sturingen en doormeldingen) •
Schriftelijke verklaring instructie Opgeleid Persoon
Opmerkingen:
3.
Technische beoordeling aan de hand van uit te voeren metingen
Nr.
Beoordelingsaspect / meting
Criteria
1.
Bouwkundige voorzieningen • Volume beveiligd gebied • Lek in de ruimte
Ca. 1%
2.
Aërosol brand blusinstallatie • Stuursignaal naar aërosol bluscomponenten
Ca. 0,1% van de inhoud van de ruimte in m2 Binnen 30 seconden activering alle bluscomponenten Lampjes op blus bewaking eenheid moeten gaan branden
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen
Nr.
Beoordelingsaspect / meting
Criteria
•
Controleren van de capaciteit
Voedingseenheid / sturingseenheid 3. Brand bluscentrale Secundaire voeding Laadspanning Opgenomen accustroom bij storingsmelding 1) Opgenomen accustroom bij brandmelding Vertragingstijd RAC/PAC 4. Meldingen • Activering van melder en melding op de brandmeldcentrale 5. Doormeldapparatuur Laadspanning Opgenomen accustroom bij storingsmelding 1) Opgenomen accustroom bij brandmelding 1) Opmerkingen: 1)
in noodstroom bedrijf
± 10% berekening ± 10% berekening Ja / nee Ja / nee
± 10% van de berekening ± 10% van de berekening
C/N/ NVT/NB
Opmerkingen