Ministerie van Financiën
de Regeringscommissaris
Naar een nieuwe fiscale cultuur Vereenvoudiging van de fiscale procedures en de strijd tegen de grote fiscale fraude
Actieplan van de Regeringscommissaris
Alain Zenner maart 2001
Pour une nouvelle culture fiscale
Voorwoord Bij Koninklijk Besluit van 25 oktober 2000 werd ik in de Regering aangesteld als Regeringscommissaris, toegevoegd aan de Minister van Financiën, en meer specifiek belast met de vereenvoudiging van de fiscale procedures en de strijd tegen de grote fiscale fraude. Enkele dagen eerder had de Eerste Minister, tijdens zijn verklaring voor de Kamer op 17 oktober 2000, deze twee doelstellingen, die nauw verbonden zijn met de fiscale hervorming, aangehaald als zijnde prioritair voor de regenboogcoalitie. De regering wil immers een nieuwe fiscale cultuur bevorderen teneinde tot een meer rechtvaardige fiscaliteit te komen. Dit klimaat vertaalt zich in drie luiken : de vermindering van de fiscale en parafiscale druk, de herschikking van de betrekkingen tussen de fiscus en de belastingplichtigen - waaronder de vereenvoudiging van de fiscale procedures; en de strijd tegen de grote fiscale fraude. Deze drie luiken maken deel uit van eenzelfde strategie, met als doel het draaglijker en doorzichtiger maken van de fiscaliteit en het bewerkstelligen van de instemming met de belastingsbijdrage, en dit teneinde de financiering van de overheidsopdrachten met de nodige solidariteit te verzekeren en de grondslag te leggen voor een duurzame economische groei.
3
Naar een nieuwe fiscale cultuur
I. Vermindering van de fiscale en parafiscale druk Het eerste luik van dit nieuwe klimaat, dat uiteraard essentieel is, betreft de vermindering van de fiscale en de parafiscale druk, en meer specifiek de lasten op de arbeid, teneinde onze belastingdruk geleidelijk aan te herleiden tot het Europees gemiddelde. Tijdens voorgaande legislaturen heeft onze fiscaliteit ontoelaatbare hoogten bereikt. Tussen 1990 en 1999 is de globale belastingdruk toegenomen met 3 % van het B.N.P. Nochtans, «trop dimpôt tue limpôt», fiscale buitensporigheid werkt altijd contraproductief1 . Voor het eerst sinds 1950, werd in het jaar 2000 het evenwicht in de Belgische begroting hersteld. De regering heeft niet enkel de ambitie om dit evenwicht te behouden maar zij wil ook geleidelijk aan het budgettair overschot verhogen tot 0,7 % van het BNP in 2005. Bijgevolg zou ons land de komende jaren moeten kunnen genieten van een omgekeerd sneeuwbaleffect dat, omwille van de daling van de interestlasten op de staatsschuld, meer bewegingsruimte zou toelaten op budgettair vlak. Daarenboven verplicht de fiscale concurrentie tussen de verschillende lidstaten van de Europese Unie ons tot meer redelijkheid ter zake. Anders lopen wij het risico dat er met de invoering van de Euro2 en de creatie van de Europese vennootschap, naast een kapitaalvlucht, een uitbreiding zal komen van de techniek van tax shopping en van de delocalisatie van economische activiteiten. In dit perspectief, en gelijklopend met de vermindering van de door de werkgevers en werknemers betaalde sociale lasten, heeft de Minister van Financiën Didier Reynders het initiatief genomen voor een aantal maatregelen : herinvoering van de indexering van de belastingschalen, geleidelijke afschaffing van de aanvullende crisisbijdrage en de ambitieuze hervorming van de personenbelasting voor een jaarlijks bedrag van 135 miljard Belgische frank, te bereiken over een periode van vier aanslagjaren.
II. Hervorming van de betrekkingen tussen de administratie en de burgers Het tweede luik van dit nieuwe klimaat betreft de herschikking van de relaties tussen de administratie en de burgers, tussen het Ministerie van Financiën en de burgerbelastingplichtige.
1
Zie desbetreffend de werken van Arthur Laffer, en onder meer "The Laffer Curve" in th Macroeconomics, 5 edition, van Rudiger Dornbusch en Stanley Fischer, chapter 16, Budget deficits and the public debt, blzn. 606 en 607.
2
Gérard Moatti, "Paiements transfrontaliers : en attendant le big bang", Le Monde, 16 januari 2001.
4
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De burger stelt zich terecht steeds minder tevreden met een arbitraire administratieve overheid en wenst in zn contacten met de autoriteiten met de nodige aandacht en loyauteit behandeld te worden. Bijgevolg is het noodzakelijk om de reeds geleverde inspanningen met het oog op het efficiënter, aandachtiger en doorzichtiger maken van de fiscale administratie verder te zetten en op te voeren. Vandaar de bekommernis om de vereenvoudiging van de fiscale procedures in de ruimste zin op te vatten : de reorganisatie van de fiscale diensten, hun doorgedreven informatisering en de herziening van de taxatieprocedures en de verhaalmogelijkheden. Naast het verderzetten van de hervorming van de fiscale procedure in de eigenlijke zin, is het noodzakelijk de menselijke, organisatorische en technische middelen te versterken teneinde de fiscus toe te laten haar essentiële taak in de beste omstandigheden te volbrengen. Dit betekent de terbeschikkingstelling van de nodige middelen om op een billijke, doelmatige, vooruitziende en loyale manier tot een goed overheidsbeheer te komen. De reorganisatie van het Ministerie van Financiën, die enkele jaren geleden werd ingezet, volgt haar verder verloop binnen de optiek van het Copernicusplan. In deze context zal ik er mij toe beperken volgende punten aan te halen : de aanwerving van 1.500 nieuwe ambtenaren teneinde te voorzien in een opvulling van het personeelskader, een nieuw project betreffende een administratief en kwalitatief personeelsbeheer in samenspraak met een extern raadgever op het vlak van human resources en de heroriëntering van de administratieve cultuur in de richting van een resultaatsmanagement. Een tweede belangrijke pijler op het vlak van de modernisering is het beheer van de informatica. Dit is zowel belangrijk voor het garanderen van de continuïteit en de doelmatigheid van de diensten als voor het activeren van de overgang naar het egovernment. In de loop van de laatste jaren werden de toegestane investeringen hoofdzakelijk besteed aan de problematiek van de millennium bug en aan de voorbereiding voor de overgang naar de Euro in 2002. Deze investeringen hebben de ingebruikname van nieuwe werkmiddelen mogelijk gemaakt. Deze inspanning zal in de loop van de volgende jaren versterkt worden gezien de regering enige maanden geleden een vijfjarenplan 2001-2005 op het vlak van de informatica heeft goedgekeurd. Het aantal informatici zal binnenkort verdubbeld worden en voor het jaar 2001 werd reeds een eerste speciaal budget toegestaan van 440 miljoen Belgische frank. Zulks houdt een vermeerdering in van de beschikbare middelen van om en bij de 30 %. Dit budget zal aangewend worden voor een aantal duidelijk omlijnde projecten. Daarnaast moet men ook tot meer redelijkheid komen op het vlak van de fiscale controles. Terwijl enerzijds het Rekenhof onderstreept dat slechts een beperkt aantal fiscale dossiers het voorwerp uitmaken van een doeltreffende controle3 , gaan er anderzijds van alle kanten stemmen op die het toenemend conflictueel karakter waarmee sommige controles gepaard gaan betreuren.
3
157e Boek van het Rekenhof, blz. 110.
5
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het ogenblik is aangebroken om het evenwicht, dat overduidelijk verbroken werd, te herstellen. Want, zoals André Barilari4 in zijn recent werk gewijd aan de instemming met de belasting schrijft, moet men heden ten dage aan deze instemming een nieuwe dimensie toevoegen, met name de instemming met de controle. In het voorwoord van dit werk onderstreept de Franse Minister van Economie en Financiën Laurent Fabius dat er tussen de Staat en de burgers «als onderdeel van het sociaal contract een fiscaal contract moet bestaan». Wat de taxatieprocedures en de geschillenregeling betreft, moeten wij immers zo snel mogelijk komen tot een fundamentele herziening van de manier waarop een fiscale controle wordt uitgevoerd en van de manier waarop de fiscale geschillen worden behandeld. Hierbij zou ik de wens van de Minister van Financiën willen aanhalen om, vertrekkend vanuit de vereenvoudiging van diverse procedures op het vlak van directe belastingen en BTW, de geschillenprocedure diepgaand te harmoniseren en te reorganiseren. Een belangrijk objectief bestaat in het totstandbrengen van een eenheid van aanpak inzake taxatie en geschillenregeling. Door de controle-agent de verantwoordelijkheid te geven voor de geschillen waarvan hij aan de oorsprong ligt en door hem zelf te belasten met de verdediging van zijn dossier voor de rechtbank, zouden wij de agent opmerkzamer willen maken ten aanzien van de gevolgen van zijn beslissingen en zouden wij willen breken met een taxatiecultuur die soms te weinig genuanceerd is.
III. Strijd tegen de grote fiscale fraude Het is niet mijn bedoeling om een heksenjacht te organiseren tegenover onze medeburgers, maar wel om de grensoverschrijdende criminaliteit te bekampen. Het derde luik van dit nieuwe fiscale klimaat zal dan ook de strijd tegen de grote fiscale fraude uitmaken. Wettelijk gezien slaat dit op de fraude die complexe mechanismen aanwendt of die gebruik maakt van werkmethodes met een internationale dimensie. In essentie gaat het over de bestrijding van een grensoverschrijdende criminaliteit van grote omvang die gebruik maakt van gesofisticeerde en kunstmatige structuren, welke veelal worden uitgedokterd door maffieuze organisaties waarvan de activiteit, buiten elk economisch project om, specifiek gericht is op het ontduiken van belasting of op het onrechtmatig genieten van belastingkredieten op grond van de Europese wetgeving terzake.
4
André Barilari, "Le consentement à limpôt", Presses de sciences politiques, Collection La bibliothèque du citoyen, 2000, blz. 47.
6
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Men is er zich van bewust dat deze criminaliteit sterk is toegenomen in de negentiger jaren, meer bepaald tengevolge van de afschaffing van de douanegrenzen binnen de Europese Unie, van de opening van de voormalige Oostbloklanden naar het Westen toe, van de mondialisering van de economie en de informatisering alsmede van de versnelling der financiële transacties : één enkele computerklik volstaat om belangrijke kapitalen van de ene kant van de planeet naar de andere kant te sturen. Dit alles bemoeilijkt uitermate de uitvoering van de controles. Om de clandestiniteit van de occulte handelingen te waarborgen zijn alle middelen goed, de meest eenvoudige tot de meest gesofisticeerde. Het beroep doen op uitvlaggingsstructuren (pavillons de complaisance of offshore vennootschappen), die aan de lopende band worden verkocht door weinig scrupuleuze staten, is systematisch. Daadwerkelijke netwerken van bankrekeningen worden uitgebouwd, in voorkomend geval met de medeplichtigheid van tussenpersonen die er een specialisatie van maken hun beroepsgeheim in te roepen teneinde justitie te dwarsbomen. Exotische financiële locaties worden regelmatig aangesproken : men noemt ze alzo fiscale paradijzen, voor onze fiscale administraties of voor onze rechters gaat het evenwel om minder fraaie locaties. Nochtans schromen de grote internationale banken er zich niet voor om aldaar filialen te openen. Sommige bedrijven specialiseren zich in geheime compensatieverrichtingen welke altijd efficiënt blijken om de onderzoekers te misleiden. En cash afhalingen, gevolgd door de fysieke transferts van de fondsen, hebben nog niets van hun actualiteit verloren. Ook op dit vlak moet de werkwijze van de administratie geherorïenteerd worden. Als ik een voorbeeld uit het verkeer zou mogen aanhalen, zou ik zeggen dat het natuurlijk gemakkelijker is om de voetganger op de bon te slingeren die naast het zebrapad oversteekt dan op te treden tegen de koppelbazen die de vrachtwagenchauffeurs uitbuiten, met alle gevolgen vandien voor de openbare veiligheid. Het is evident dat men daar moet optreden waar het schoentje het meest wringt. Het is pas op de dag dat onze medeburgers ervan overtuigd zullen zijn, niet alleen dat de fiscale druk redelijk is, maar dat men niet alleen de kleine vissen aanpakt maar evenzeer de grote, dat zij het niet strikt eerbiedigen van de fiscale wetgeving niet langer kunnen rechtvaardigen door de vaak geopperde overweging dat zij zich in een staat van wettelijke zelfverdediging zouden bevinden.
IV. Bijdragen tot een wijziging van de mentaliteit en de organisatiemethodes Mijn doelstelling als Regeringscommissaris is niet om mij in de plaats te stellen van de administratie maar, met een multi-disciplinaire aanpak, de actie van de diensten en de instellingen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij mijn opdracht te ondersteunen, te coördineren en te stimuleren.
7
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De aanpassing van de mentaliteit en van de organisatiemethodes behoort tot de kern van de vereenvoudiging van de fiscale procedures en van de strijd tegen de grote fiscale fraude. De ontwikkeling van een nieuwe cultuur en van aangepaste werkmethodes en middelen zullen de leidraad vormen van mijn handelen en maken alzo de basisstructuur van onderhavig actieplan uit. Het is mijn wil om deze nieuwe cultuur te stimuleren door aanwezig te zijn op het terrein, om hen die de verantwoordelijkheid dragen om de hervormingen in de praktijk uit te werken aan te moedigen, om de realisatie ervan op te volgen, om de concrete moeilijkheden beter te kunnen inschatten en om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. De nieuwe werkcultuur welke wij betrachten, brengt eerst en vooral het wegwerken van de tussen de verschillende administraties bestaande tussenschotten met zich mee teneinde de coördinatie van de initiatieven te benadrukken. In haar eindrapport van 8 december 1998 heeft de Senaatscommissie, belast met het onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit, in haar aanbevelingen de multidisciplinaire aanpak van dit fenomeen beklemtoond. In dit opzicht werd onderlijnd, zoals bleek uit de affaire Dutroux, dat teveel diensten zich ingroeven op hun eigen terrein, zonder zich te bekommeren om nochtans essentiële elementen om doeltreffend te kunnen werken, zoals de uitwisseling van informatie en de nodige samenwerking met andere betrokken eenheden. Deze vaststelling heeft een algemene draagwijdte : zij geldt zowel voor het thema van de vereenvoudiging als voor dat van de strijd tegen de grote fraude. Een analoge toenadering tussen de verschillende administraties vormt trouwens het uitgangspunt van het Copernicusplan. Ik zal mij inspannen om dit concreet en in de mate van het nodige in de praktijk om te zetten door het afsluiten en het uitwerken van nieuwe samenwerkingsprotocollen zonder de noodzakelijke samenwerking die moet bestaan tussen de verschillende departementen, administraties en diensten die op een of andere manier bij mijn dubbele opdracht betrokken zijn uit het oog te verliezen, ongeacht of ze nu afhangen van Justitie, Binnenlandse Zaken, Economie, Arbeid en Tewerkstelling of Sociale Zaken. In dit perspectief zal er aandacht besteed worden aan een betere integratie van de bestaande informatica-uitrusting. Het huidige materiaal is immers niet op elkaar afgestemd, hetgeen het gevolg is van een verschillend uitgewerkte software en aangeschafte computerapparatuur. In dezelfde geest van multidisciplinaire benadering zullen de synergiën tussen de overheidsdiensten en de privé-sector worden gestimuleerd. Zowel wat de vereenvoudiging van de fiscale procedures als de strijd tegen de grote fiscale fraude betreft, hebben de economische actoren en hun beroepsorganisaties reeds hun wil te kennen gegeven om mee te werken aan de taken van het Commissariaat en om deel te nemen aan de uitwerking van zijn actieplan. Verschillende initiatieven ter zake vanwege de beroepsorganisaties laten ons thans reeds toe deze samenwerking op een concrete en snelle manier te organiseren. Voor het overige slaat het actieplan hoofdzakelijk op maatregelen van organisatorische of reglementaire aard. Dit plan zal handelen over het aanpassen aan de realiteit van normatieve teksten, over het efficiënter maken van de diensten, over het uitbrengen van precieze projecten die toelaten om de fiscale procedures te vereenvoudigen en over het sneller en doelgerichter optreden tegen criminele organisaties.
8
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Tenslotte zou de actie van het Commissariaat niet volledig zijn als de dynamiek van het terrein niet zou aangevuld worden door een pedagogische inspanning. Vorming en informatieverstrekking zijn inderdaad onmisbaar. Hierbij zou ik willen wijzen op de recente publicatie van een brochure betreffende de opdracht en de waarden van de fiscale sector5 die binnenkort zal gevolgd worden door een nieuwe brochure inzake de rechten en plichten van de belastingplichtige. De kennis van eenieders rechten en plichten is immers essentieel om de belasting op de meest doorzichtige manier te kunnen heffen en om kordaat te kunnen optreden ten aanzien van diegenen die deelnemen aan praktijken van ernstige en georganiseerde fraude.
V. Voorafgaandelijke raadplegingen De opstelling van dit actieplan werd voorafgegaan door de opmaak van een uitgebreide inventaris op basis van contacten met betrokken personen en sectoren. In het kader van deze inventaris en de voorbereiding van het actieplan heb ik een hele reeks personaliteiten ontvangen. Zo heb ik ontmoetingen belegd met alle ambtenarengeneraal en talrijke andere hoge ambtenaren van het Ministerie van Financiën, met bij buitenlandse ambassades geaccrediteerde fiscale verbindingsofficieren, met bijstandsen nationale magistraten, met verantwoordelijken bij parketten en auditoraten van de rechtbanken van eerste aanleg of de arbeidsrechtbanken, met federale ombudsmannen, met verantwoordelijken van diverse Belgische en Europese instellingen wier activiteiten samenhangen met mijn opdrachten, met bestuurders van een aantal ter zake geïnteresseerde groeperingen of patronale organisaties, met de hoge leiding van de drie belangrijkste vakbonden, met verantwoordelijken van interprofessionele organisaties, met vertegenwoordigers van vrije en economische beroepen, met diverse universiteitsprofessoren, gespecialiseerde practici, raadgevers, onderzoekers, enzovoort.
VI. Eerste initiatieven en realisaties Van bij mijn indiensttreding heb ik mij ingezet om een oplossing te vinden voor een aantal dringende zaken. Met het oog op het eindelijk daadwerkelijk uitvoeren van de wetgeving van 1992 en 1994 inzake de terbeschikkingstelling van ambtenaren van de fiscale administraties bij de parketten, de arbeidsauditoraten en de C.D.G.E.F.I.D., werden op 1 december 2000 vier koninklijke en ministeriële besluiten aangenomen in de Ministerraad. Na het advies van de Raad van State te hebben ingewonnen werden deze op 22 december 2000 ondertekende besluiten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 en 30 december 2000. Eenmaal een aan de politiehervorming gekoppelde wetswijziging doorgevoerd en de aanwerving van de desbetreffende agenten verricht, zullen fiscale en financiële specialisten hun medewerking kunnen verlenen aan bovenvermelde diensten.
5
Opdracht en waarden van de fiscale sector, Directie Vorming en Informatie van het Ministerie van Financiën, Kunstlaan 19H, 1000 Brussel.
9
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Ik heb mij ook meteen ingelaten met de concrete uitwerking van de op 20 juli 2000 tussen de Ministers van Justitie en Financiën afgesloten samenwerkingsakkoorden inzake de strijd tegen de fraude in de sector van de minerale oliën en inzake de strijd tegen de BTW-carrouselfraude. De coördinatiestructuren van beide samenwerkingsprotocollen werden op 8 januari 2001 officieel geïnstalleerd. De operationele ondersteuningscellen werden reeds op papier uitgewerkt en zullen van start gaan zodra bovenvermelde aanwervingen afgehandeld zijn. In ditzelfde perspectief bereid ik momenteel, in samenwerking met de betrokken ministers, wetsontwerpen voor die het mogelijk zullen maken om de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe te kennen aan de ter beschikking van Justitie en de politiediensten gestelde fiscale ambtenaren alsmede aan een beperkt aantal ambtenaren der douane en accijnzen. Steeds binnen het bestek van de multidisciplinaire benadering heb ik op 19 januari laatstleden deelgenomen aan een studiedag over de fraude in de haven van Antwerpen. Naar aanleiding van deze bijeenkomst heb ik verantwoordelijken ontmoet van de verschillende diensten die met fraude worden geconfronteerd zowel binnen de havenzone als in de rand ervan. Ik heb eveneens kennis kunnen nemen van de diverse problemen waarmee zij te maken krijgen. Maar nog belangrijker, met het oog op een intense samenwerking heb ik de verschillende betrokken diensten met elkaar in contact kunnen brengen : de burgemeester en de schepen van veiligheid van de stad Antwerpen, de politiecommissaris, de Falconcel van de gemeentelijke politie, de havenpolitie, de ambtenaren van Douane en Accijnzen en de Bijzondere Belastingsinspectie. Mijn bezoek aan een taxatiekantoor in de Paleizenstraat te Schaarbeek en informatiestands van Financiën op twee salons, alsook mijn deelname aan een studiedag tussen verschillende Belgische en Nederlandse ambtenaren te Brugge en een seminarie van de Bijzondere Belastingsinspectie te Oostende, hebben mij in staat gesteld om een beter inzicht te krijgen in de werkzaamheden van het dit ministerie en de verscheidenheid van zijn werkdomeinen. Uiteindelijk werd op 7 februari 2001, in samenwerking met het Instituut van accountants en belastingconsulenten, een colloquium ingericht met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit inzake fiscaliteit. Dit colloquium, waarop zon 1.200 deelnemers en een tiental gastsprekers aanwezig waren, heeft toelichting verstrekt bij de nieuwe tendensen waarmee de ondernemingen op fiscaal en boekhoudkundig vlak worden geconfronteerd en hun implicaties in de verschillende fraudedomeinen. Deze bijeenkomst is eveneens een gelegenheid geweest om de economische beroepen te sensibiliseren ten aanzien van hun nieuwe verplichtingen op het vlak van witwasoperaties en ten aanzien van hun verantwoordelijkheden ten opzichte van fraudeurs6 .
6 De akten van het colloquium zijn beschikbaar op de site www.lucpire.be.
10
Naar een nieuwe fiscale cultuur
VII. Draagwijdte van het actieplan Het actieplan dat ik hier voorstel, heeft zeker niet de ambitie het toepassingsgebied van mijn opdracht strikt af te bakenen. Het gaat enkel om een eerste reeks voorstellen die, op basis van de ervaring, eventueel zal kunnen worden aangevuld. Ik zal mij inspannen dit actieplan te doen opvolgen middels de publicatie van een overzichtstabel die toelaat om de vooruitgang van de voorziene projecten vast te stellen en om, in de mate van het mogelijke, de effecten ervan te meten. Wat de vooropgestelde maatregelen betreft, moet er een duidelijk onderscheid gemaakt worden gemaakt tussen de beide pijlers van het actieplan. Het is namelijk gebleken dat het gemakkelijker is om precieze projecten te definiëren en weer te geven op het vlak van de vereenvoudiging van de fiscale procedures dan op het vlak van de strijd tegen de grote fiscale fraude. Dit verschil wordt voor een stuk verklaard door het vernieuwende aspect van het tweede luik van mijn opdracht. Op het ogenblik van mijn aanstelling bestonden er namelijk weinig globale, gestructureerde en concrete projecten die ter zake konden uitgevoerd of opgevolgd worden. Daarentegen was het werk inzake de vereenvoudiging onder impuls van de Minister van Financiën, in samenwerking met het toenmalig Regeringscommissariaat belast met de administratieve vereenvoudiging alsmede met de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging, reeds grotendeels voorbereid. Zo werden er reeds initiatieven genomen inzake de opvolging van de herstructurering van de fiscale administraties in het kader van het Copernicus plan en de ontwikkeling van een vijfjarenplan op het stuk van de informatica. De aard van mijn twee taken is trouwens verschillend. De projecten die streven naar de realisatie van de vereenvoudiging van de fiscale procedures kunnen enkel nog bediscussieerd worden naar hun modaliteiten toe, eerder dan naar hun principes, gezien hun noodzaak voor iedereen evident is. De strijd tegen de grote fraude, daarentegen, roept tegengestelde waarden op en vereist vanuit verschillende invalshoeken delicate politieke keuzes vermits zij verder wil gaan dan een volgehouden inspanning van aanpassing op het vlak van preventie- en repressietechnieken ten aanzien van inbreuken die zowel qua vorm als qua omvang fluctueren in de tijd. Daar zou ik nog willen aan toevoegen dat er zich een minimum aan discretie opdringt ten opzichte van de maatregelen die genomen worden in de strijd tegen bepaalde frauduleuze praktijken. Het is evident dat ik de fraudeurs niet op de hoogte wens te brengen van het uur, de plaats en de modaliteiten van de acties die wij tegen hen zullen ondernemen.
Alain Zenner Regeringscommissaris 26 maart 2001
11
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Afdeling 1. Vereenvoudiging van de fiscale procedures
§ 1. Van één procedure naar meerdere procedures De fiscale procedure is, in de strikte zin van het woord, het geheel van regels en vormvereisten die moeten nageleefd worden om rechten te doen gelden. Vanuit deze invalshoek verwijst de fiscale procedure naar de wettelijke en reglementaire bepalingen die de toepasselijke principes vastleggen inzake de vestiging en de inning van de belasting : te vervullen vormvereisten, vaste termijnen, verhaalsmogelijkheden en hun modaliteiten, enzovoort. Deze principes hebben uiteraard de bedoeling om de inning van de belasting in de best mogelijke omstandigheden te verzekeren en dit zowel vanuit het standpunt van de administratie als vanuit het standpunt van de belastingplichtige burger. Bijgevolg is de fiscale procedure een fundamentele basis voor de acties die door het Ministerie van Financiën ondernomen worden. Procedure alleen staat evenwel niet garant voor goede resultaten. Haar inwerkingstelling vereist immers de mobilisatie van belangrijke menselijke en technische middelen die met elkaar gecombineerd moeten worden op basis van de organisatiemethodes. Zij veronderstelt ook de definitie van gepaste gedragslijnen opdat de toepassing van het recht zou kunnen gebeuren met een voortdurende aandacht voor de geest van de wet, eerder dan voor de letter alleen ervan. De taken die aan het Regeringscommissariaat zijn toevertrouwd, weerspiegelen de behoefte om de fiscale procedures in een ruimere context te plaatsen. Dit betekent dat men zich niet enkel mag beperken tot de rechtsregels, maar dat men ook aandacht moet besteden aan alle noodzakelijke fases die de goede uitwerking van deze regels verzekeren.
§ 2. Vereenvoudiging, herstructurering en referentiewaarden De vereenvoudiging van de fiscale procedures situeert zich op een viervoudig vlak inzake de herstructurering van de administraties van het Ministerie van Financiën, herdefiniëring van de beginselen van behoorlijk bestuur, het herschrijven van wettelijke en reglementaire teksten alsmede de informatieverstrekking aan het publiek. Van oudsher was Financiën op een verticale en gesegmenteerde manier georganiseerd : administratie van de directe belastingen, administratie van de BTW, registratie en domeinen, administratie van het kadaster, administratie van de douane en accijnzen en de administratie van de bijzondere belastingsinspectie. Bovendien heeft zich in de loop der tijden eerder een kwantitatieve dan een kwalitatieve benadering van de belastingen ontwikkeld : de vestiging van de belasting heeft voorrang verkregen op de effectieve invordering.
12
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Deze situatie heeft geleid tot een steeds groter wordende breuk tussen de belastingplichtige burger en de fiscus. Het Ministerie van Financiën, zich bewust van deze scheeftrekking, heeft reeds enkele jaren geleden de aanzet gegeven tot een diepgaande herstructurering van zijn administraties. Sinds 1999 werd deze inspanning nog uitgebreid teneinde een doelmatiger en een klantgerichter dienstverlening te ontwikkelen. Zo wordt door het bijeenbrengen van de administraties die zich bezig houden met de directe en de indirecte belastingen (de personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de BTW) de weg geëffend voor een organisatie die gebaseerd zal zijn op het type klant (particulieren, KMOs, grote ondernemingen). Deze toenadering moet worden verder gezet. Gelijklopend met deze inspanning tot herstructurering, heeft de fiscale administratie er zich ook toe aangezet om een expliciete definitie te geven van haar opdracht en haar fundamentele waarden. In de optiek van de vereenvoudiging van de fiscale procedures zal de klemtoon gelegd worden op een grotere rechtszekerheid voor de burger, de kwaliteit van het onthaal, een duidelijke en correcte informatieverstrekking aan het publiek, de gelijke behandeling en de afwezigheid van vooroordelen ten aanzien van de belastingplichtigen, enzovoort. Daarnaast moet, bij de behandeling van dossiers, ook de efficiëntie en het naleven van de termijnen beklemtoond worden. De elementen die in dit actieplan worden aangehaald verwijzen, naast diverse concrete dossiers inzake vormelijke vereenvoudiging, naar een project van lange adem waarbij het geheel van de fiscale administraties rondom een aantal gemeenschappelijke basiswaarden zal georganiseerd worden, teneinde tot een dienstverlening te komen die beter afgestemd is op de behoeften van de burgers.
§ 3. De belastingplichtige beter informeren I. Algemeen overzicht
De reglementering op fiscaal vlak wordt, we hebben het reeds aangehaald, steeds complexer en minder stabiel. Deze situatie moet waar mogelijk verbeterd worden. Des te meer omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de vereenvoudiging van de fiscale procedure en de strijd tegen de fiscale fraude : hoe complexer en verfijnder een wet is hoe meer zij verdraaid en genegeerd kan worden. Niettegenstaande deze evidentie, moet worden opgemerkt dat de toenemende complexiteit van ons juridisch en administratief apparaat beantwoordt aan een basistendens. Zoals André Barilari beklemtoont : « Cette complexité et cette évolutivité sont également liées aux mécanismes démocratiques eux-mêmes. Les parlementaires cherchent légitimement à tenir compte des particularités et de la diversité des situations des catégories sociales, des forces économiques, des zones géographiques qui forment leur électorat. Ainsi la complexité est, pour bonne partie, le prix à payer à un contexte de développement économique et social et à la compétence parlementaire sur limpôt. Dans ce sens elle est inévitable »7 .
7 André Barilari, op.cit., p.100.
13
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De belastingplichtige, of het nu om een particulier of een vennootschap gaat, neemt niet langer genoegen met algemene regels waarvan de toepassing aan de discretionaire bevoegdheid van de administratie wordt overgelaten gevolgd door een controle a posteriori door justitie. Dit gegeven is niet alleen eigen aan de fiscaliteit : de publieke opinie wil een zo ruim en snel mogelijke toegang krijgen tot justitie en vraagt tegelijkertijd dat het recht met alle mogelijke situaties rekening houdt. Welnu, er is een evidente spanning tussen een exhaustief en een eenvoudig toegankelijk recht. Dit betekent dat het in fiscale materie net zoals in andere materies niet gemakkelijk is om de wet te vereenvoudigen. Daarom is het, in het licht van deze spanning tussen eenvoud en volledigheid, des te meer gerechtvaardigd dat de inspanning die moet geleverd worden op het vlak van de vereenvoudiging van de fiscale procedures begeleid wordt en zelfs voorafgegaan wordt door de nodige informatieverstrekking. Rekening houdend met de diversiteit van het publiek dat nauw betrokken is bij de fiscaliteit en rekening houdend met de verschillende subtiliteiten op het vlak van de vragen, zal de informatie naar het publiek moeten uitgaan van een op meerdere niveaus ontwikkelde strategie. Eerst en vooral betreft dit de terbeschikkingstelling aan de bevolking van een fiscale basisdocumentatie op papier, maar ook steeds meer op informatiedrager. Deze informatie met een algemene draagwijdte zal vanuit een optimale gebruiksvriendelijke invalshoek aan het grote publiek moeten worden voorgesteld. Zij zal de belastingplichtigen moeten kunnen vertrouwd maken met de belangrijkste regels op het vlak van de directe en de indirecte belastingen. Zij zal nuttig worden aangevuld door occasionele informatieverstrekking naar aanleiding van beurzen en andere evenementen waarop een groot publiek aanwezig is. Naast deze algemene informatie is het de bedoeling om aan een specifiek publiek een zo ruim mogelijke waaier van fiscale gegevens en referenties die door de administratie gebruikt worden ter beschikking te stellen. Omwille van hun officiële bron zullen deze gegevens (wetteksten, administratieve commentaar, rechtspraak, enz.) een grote betrouwbaarheid en actualiteitswaarde genieten. Teneinde tot een coherent gegevensbeheer te komen, vereist deze complexere informatie het op punt stellen van performante onderzoekscellen en voortdurende investeringen.
II. Fiscale gegevensbanken op de internetsite van Financiën Momenteel stelt de Minister van Financiën informatie ter beschikking van zijn ambtenaren door middel van papieren documenten. Een gedeelte van deze informatie is beschikbaar voor het publiek mits betaling van abonnementsgeld. Deze documentatie bestaat hoofdzakelijk uit de verschillende fiscale wetboeken, de administratieve commentaar en de administratieve aanschrijvingen. Daarnaast omvat zij ook de administratieve cursussen. Dit zijn diegene waarover de nieuwe ambtenaren, als pedagogisch werkinstrument, beschikken bij hun indiensttreding bij het Ministerie van Financiën.
14
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De administratie publiceert eveneens, op het vlak van de directe belastingen, een maandblad Bulletin der belastingen waarin de voornaamste wettelijke en reglementaire wijzigingen zijn opgenomen, alsook sommige administratieve aanschrijvingen, parlementaire vragen en rechtspraak. Wat de indirecte belastingen betreft, publiceert de administratie, per trimester, de BTW Revue die dezelfde informatie bevat als hierboven vermeld, maar dan op het vlak van kwestieuze belasting. Daarenboven stelt de administratie, per trimester, twee fiscale CD-Roms (CODIFISC en DOCUFISC) ter beschikking van haar ambtenaren. De eerste, die eveneens kan aangeschaft worden door de belastingplichtigen en hun raadgevers, bevat nagenoeg de volledige van kracht zijnde fiscale wetgeving, met inbegrip van de dubbele belastingverdragen. De tweede, tot op heden exclusief voorbehouden voor de ambtenaren, bevat, naast de wetboeken, de administratieve commentaar en een grote selectie van parlementaire vragen, enkele rulings en recente rechtspraak, maar vertoont alsnog enkele leemten. De internetsite van het departement van Financiën (adres : http://www.fiscus.fgov.be) stelt ook een fiscaal memento voor dat een beknopte weergave is van een gedeelte van het positief recht dat van toepassing is in fiscale zaken. Niettegenstaande dat het om nuttige werkinstrumenten gaat, zijn de CD-Roms enkel consulteerbaar voor ambtenaren die over een CD-Rom lezer beschikken, wat zelden het geval is. Dit systeem, indien consulteerbaar op een draagbare computer, kan aangewend worden naar aanleiding van een fiscale controle ter plaatse. Dit vereist wel dat er regelmatige en dure bijwerkingen gebeuren, momenteel driemaandelijks, alsook dat er belangrijke materiële voorzieningen getroffen worden teneinde de verdeling ervan te verzekeren. Wat de informatie betreft die toegankelijk is via de internetsite van het Ministerie van Financiën, is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de interface en de snelheid van verkrijging van de gezochte informatie verbeterd worden. De internetsite van het Departement zal moeten worden aangepast, gemoderniseerd en aangevuld teneinde aan het publiek en aan de ambtenaren een database ter beschikking te stellen die de meest volledige fiscale informatie bevat. Hiervoor kan men zich baseren op verschillende performante producten die door diverse privé firmas worden aangeboden en die zowel eenvoudig, snel als gebruiksvriendelijk zijn. Via deze internetsite zal de burger toegang hebben tot de inzake fiscaliteit actuele wetgeving (directe belastingen, BTW, douane, accijnzen, registratie, enz.), internationale fiscale overeenkomsten, administratieve commentaren, het geheel van de aanschrijvingen, rulings en relevante rechtspraak alsook gerichte informatie die het standpunt van de administratie weergeeft in het licht van de actualiteit. Daarentegen is het niet gepast om het grote publiek in kennis te stellen van artikels uit de rechtsleer vermits deze geen officieel gezag hebben. Het is echter wel de bedoeling dat de ter zake aangesproken privé partner deze rechtsbron alsook de fiscale rechtspraak, al dan niet in het voordeel van de administratie, ter beschikking zal stellen van de ambtenaren.
15
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Dankzij een performante zoekmachine zal de toegang tot deze informatie veel gemakkelijker moeten verlopen. In dit opzicht en in het kader van het vijfjarenplan informatica 2001-2005, worden momenteel verschillende realisatie- en ontwikkelingsmogelijkheden bestudeerd, meer bepaald via out-sourcing, teneinde snel te kunnen antwoorden op de vraag van het publiek. In het kader van de inschakeling van een externe firma, zal er binnen afzienbare tijd een aanbesteding moeten uitgeschreven worden zodat de toekenning ervan in oktober 2001 kan plaatsvinden. Alsdan kan men eind 2001 tot de realisatie hiervan overgaan. Met ingang van 1 januari 2002 zal de fiscale documentatie op de internetsite van Financiën beschikbaar moeten zijn voor het publiek en de ambtenaren. De administratie, die natuurlijk verantwoordelijk zal blijven voor de redactionele inhoud, zal aan de weerhouden onderneming het geheel van haar gedigitaliseerde documentatie overmaken en zal instaan voor de regelmatige bijwerkingen ervan. Betrokken firma zal aan de administratie een gegevensbank en een zoekmachine ter beschikking stellen die gebaseerd zijn op de meest recente technologieën. Ter zake wordt onderlijnd dat de administratie reeds sedert geruime tijd haar eigen databanken, met een performant systeem op basis van sleutelwoorden, heeft ontwikkeld. Het spreekt voor zich dat bij de uitbouw van deze nieuwe fiscale gegevensbank met deze ervaring zal rekening worden gehouden. Deze op de internetsite geplaatste gegevensbank zal op termijn de belangrijkste documentatiebron van het Ministerie van Financiën worden.
l Publicatie, in samenwerking met de privé-sector, via de internetsite van het departement, van een officiële fiscale documentatie, aangevuld en bijgewerkt, gebruiksvriendelijk en gratis toegankelijk voor burgers, ondernemingen, gespecialiseerde raadgevers en ambtenaren vanaf 1 januari 2002. l Deze gegevensbank zal op termijn de belangrijkste documentatiebron van het Ministerie van Financiën worden.
III. Informatiebrochures inzake de rechten en de plichten van de belastingschuldigen en de belastingplichtigen Wanneer een belastingplichtige geconfronteerd wordt met agenten van de administratie belast met het onderzoek naar zn fiscale situatie, is hij niet altijd in staat om, bij gebrek aan toegankelijke informatie of professionele steun, exact te weten welke zijn rechten en plichten zijn. De moeilijkheid om in dergelijke situatie tot een evenwichtige dialoog te komen, resulteert vaak in wederzijdse spanningen. De federale ombudsmannen, die vaak geconfronteerd worden met klachten inzake acties van fiscale diensten, hebben reeds meermaals onderlijnd dat er, rekening houdend met het grote aantal betrokken burgers en ondernemingen alsmede met de financiële belangen die op het spel staan, een grote behoefte bestaat om de belastingplichtige beter te informeren.
16
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Men moet ook toegeven dat een eenvoudige lezing van de wet, die eenieder geacht wordt te kennen, de meeste mensen niet in staat stelt om werkelijk te achterhalen, in een eenvoudige en toegankelijke taal, welke houding men als burger met inachtname van de wederzijdse verplichtingen, moet aannemen8. Dit vermoeden "juristaxtuur" sluit in principe alle bezwaren, geopperd bij de inwerkingtreding van de sancties welke de overtreding van de wet met zich meebrengt, uit. Dit vermoeden kan evenwel worden weerlegd in geval van een niet te overwinnen vergissing of onwetendheid die onder meer kan voortvloeien uit moeilijkheden waarmee een onwetende, die rechtstreeks betrokken is met een probleem van reglementering welke toch duidelijk noch logisch geformuleerd is, wordt geconfronteerd. Zie ter zaken o.a. Arbeidshof, Mons, 18 januari 1994. Informatiebrochures zullen aan het publiek moeten ter beschikking gesteld worden, ofwel op aanvraag bij de Directie Vorming en Informatie van het Algemeen Secretariaat, ofwel door de tussenkomst van de taxatie- en invorderingsdiensten, ofwel naar aanleiding van specifieke aangelegenheden zoals handelsbeurzen of salons. Gebaseerd op verschillende themas en zo dicht mogelijk aansluitend bij de vragen van het publiek, zullen zij, naar aanleiding van controles en andere ontmoetingen met fiscale overheden, garanderen dat de beide partijen de fundamentele wetsbepalingen naleven. Een eerste brochure, waarvoor het initiatief reeds werd genomen door de Minister van Financiën en die in de loop van de maand juni 2001 zal verdeeld worden, zal handelen over de rechten en de plichten van de belastingplichtige op het vlak van de directe belastingen en de BTW, wanneer hij geconfronteerd wordt met een fiscale controle. Andere brochures, die betrekking hebben op de verschillende facetten van de relatie tussen de overheid en de burgers (invordering, douanecontrole, enz.) zullen in de loop van het jaar 2001 verschijnen. Deze informatie zal zowel op papier als op elektronische wijze gepubliceerd worden. Een maximale toegankelijkheid van deze informatiebronnen zal de samenwerking vereisen van andere publieke overheden en gezagniveaus. De mogelijkheid om hiertoe toegang te verlenen via terminals die sommige gemeenten ter beschikking stellen van hun burgers zal, in samenwerking met deze gemeenten, overwogen worden. De balie, de instituten van bedrijfsrevisoren, accountants, fiscale raadgevers en andere professionals inzake boekhouden, alsook de bedrijfsverenigingen en de vakbonden, zullen, indien zij dit wensen, geassocieerd worden met deze projecten en zullen uitgenodigd worden om bij te dragen tot een grote publiciteit in verband met het bestaan van deze brochures.
8
Dit vermoeden "juris tantum" sluit in principe alle bezwaren, geopperd bij de inwerkingtreding van de sancties welke de overtreding van de wet met zich meebrengt, uit. Dit vermoeden kan evenwel worden weerlegd in geval van een niet te overwinnen vergissing of onwetendheid die onder meer kan voortvloeien uit moeilijkheden waarmee een onwetende, die rechtstreeks betrokken is met een probleem van reglementering, welke noch duidelijk noch logisch geformuleerd is, wordt geconfronteerd. Zie ter zake o.a. Arbeidshof, Mons, 18 januari 1994.
17
Naar een nieuwe fiscale cultuur
l Publicatie en verspreiding aan het grote publiek van informatie betreffende de rechten en de plichten van de belastingplichtigen : - naar aanleiding van een fiscale controle ; - betreffende de betaling en de invordering van de belasting ; - naar aanleiding van een douanecontrole ; - en meer algemeen alle andere omstandigheden van het leven waar er contacten zijn tussen de fiscus en de belastingplichtigen. l Deze brochures zullen eveneens op de internetsite van het Ministerie worden geplaatst. Verder zullen ze zo ruim mogelijk verspreid worden in samenwerking met partners uit de overheid en de privé-sector, en dit bijvoorbeeld door middel van terminals.
IV. Occasionele informatieverstrekking De administratie is, in het kader van haar informatieverstrekking naar het grote publiek, reeds geruime tijd aanwezig op een aantal manifestaties zoals handelsbeurzen en salons. Op deze manifestaties zijn ambtenaren aanwezig die aan de bezoekers informatie kunnen verstrekken in verband met de opgeworpen fiscale vragen die op de desbetreffende beurzen aan bod komen. Voorbeelden van dergelijke manifestaties waar fiscale inlichtingen worden verstrekt zijn onder meer het autosalon, Batibouw, Zenith, en wat de carrière-mogelijkheden bij het Ministerie van Financiën betreft de door diverse universitaire instellingen georganiseerde Jobdays (KUL, RUCA, LUC, VLEKHO, enz.). Naar het schijnt, zouden ook andere manifestaties bereid zijn om een informatiestand van het Ministerie van Financiën te ontvangen. De administratie zou in staat moeten zijn om een zo groot mogelijk aantal verzoeken tot deelname aan informatiestanden in te willigen. Dit kan gebeuren door de verdere uitbouw van het coördinatieteam en door een ruimere participatie van bekwame ambtenaren te stimuleren. De aanschaf van nieuw presentatiemateriaal (stand, aantrekkelijke panelen, terminals) zou in de loop van het jaar 2001 moeten rond zijn teneinde het publiek een dynamischer en moderner beeld te geven van het Departement. De lijst van manifestaties waarop het Ministerie van Financiën zal aanwezig zijn, zal consulteerbaar zijn op de internetsite. l Toename van de aanwezigheid, met het oog op gepersonaliseerde informatieverstrekking, van teams van het Ministerie op beurzen, salons en andere publieke manifestaties. l Een dynamischer en moderner presentatie door de aanschaf van nieuwe materialen. l Publicatie op internet van de agenda van manifestaties waar een vertegenwoordiging van de administratie zal aanwezig zijn en publicatie van onderwerpen die in de toekomst mogelijk zullen behandeld worden.
18
Naar een nieuwe fiscale cultuur
V. Administratieve commentaar De huidige administratieve commentaar, die momenteel op papier en op CD-Rom beschikbaar is, blijft, zowel op het vlak van de directe als de indirecte belastingen, onvolledig en vertoont heel wat leemten vooral dan wat de bijwerkingen betreft. Zo is de commentaar met betrekking tot sommige artikelen niet beschikbaar en heeft men inzake bepaalde materies een grote vertraging opgelopen. Wat de in deze commentaar opgenomen rechtspraak betreft, gaat het vaak alleen om voor de administratie gunstige beslissingen. Dergelijke eenzijdige visie is onverenigbaar met de geherformuleerde doelstellingen en waarden van het Ministerie van Financiën9. In dit opzicht kadert de inspanning die men heeft ondernomen om een andere administratieve cultuur te ontwikkelen perfect binnen de bezorgdheid om de taxatieambtenaren beter op te leiden. Het is namelijk evident dat zij eveneens snel op de hoogte moeten gebracht worden van de rechtspraak die ingaat tegen het standpunt van de administratie. Deze nieuwe benadering zal ook bijdragen tot het vermijden van eventuele geschillen. De verspreiding van de commentaar via de internetsite van het Ministerie veronderstelt een dynamisch informatiebeheer wat een snelle bijwerking vereist van de administratieve rechtspraak in functie van de gewijzigde wetgeving en de rechtspraak.
l Volledige en regelmatige bijwerking van de administratieve commentaar op de internetsite van het departement. l Publicatie van het geheel van de relevante rechtspraak en dit ongeacht haar uitkomst.
§ 4. Beslissingen en procedures doorzichtiger maken I. Algemeen overzicht Wat specifieke vragen betreft, waarvoor de wettekst een zekere appreciatiemarge toestaat die onverenigbaar is met de noodzakelijke rechtszekerheid, zal de belastingplichtige, ongeacht of het om een principiële kwestie dan wel een concrete toepassing gaat, de mogelijkheid moeten krijgen om voorafgaande akkoorden of een ruling-beslissing te bekomen. Deze akkoorden of beslissingen zullen snel moeten gepubliceerd worden teneinde de doorzichtigheid van de administratieve rechtspraak te bevorderen. Zij zullen door de administratie moeten gerespecteerd worden zolang er niet wordt afgeweken van de bepalingen die hierin zijn opgenomen bij hun afsluiting. Deze bekommernis tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid zal haar verlengde moeten krijgen inzake de fiscale procedure en het geschillenbeheer. De wetten van 15 en 23 maart 1999 wijzigen bepaalde procedureregels op het vlak van de directe belastingen en de BTW. Zij houden een diepgaande reorganisatie van de werkwijze van de administratie in die zich voortaan moet houden aan striktere termijnen. Een verdere harmonisatie tussen de directe en de indirecte fiscaliteit lijkt wenselijk en wordt door de betrokken professionele milieus ingewacht. 9 Opdracht en Waarden van de fiscale sector, op.cit.
19
Naar een nieuwe fiscale cultuur
II. Voorafgaande beslissingen en ruling Meerdere wettelijke bepalingen staan de belastingplichtige toe om met de administratie een akkoord af te sluiten. Dit is onder andere het geval inzake het regime van de coördinatiecentra (cf. Koninklijk Besluit nr. 187 van 30 december 1982), inzake de aanvragen tot ruling die gericht worden aan de Commissie van de voorafgaande fiscale akkoorden (cf. artikel 345 W.I.B. 1992) en inzake het Koninklijk Besluit van 3 mei 1999 dat een systeem van voorafgaande beslissingen organiseert. Daarnaast zijn er, door middel van administratieve aanschrijvingen, op het vlak van de distributie- en dienstencentra analoge procedures tot stand gekomen. Deze bepalingen slaan weliswaar enkel op een beperkt aantal activiteiten of handelingen. Zo beoogt artikel 345 W.I.B. 1992 die verrichtingen waarvoor moet nagegaan worden of zij wel degelijk beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Het Koninklijk Besluit van 3 mei 1999 betreft de gevolgen, op het vlak van de directe en de indirecte belastingen, van investeringsprojecten in materiële en immateriële vaste activa op het Belgisch grondgebied en dit ongeacht de omvang van de investeringen10.
10 Meer specifiek, artikel 345 van het W.I.B. 1992 (ruling) bepaalt dat de administratie van de directe belastingen een voorafgaand schriftelijk akkoord geeft omtrent het feit dat : - een verrichting als vermeld in de artikelen 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, § 1, eerste lid, 269, zesde lid of 344, § 2, wel degelijk beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften ; - de beroepsverliezen bedoeld in artikel 80 voortvloeien uit verrichtingen die beantwoorden aan wettelijke behoeften van financiële of economische aard ; - dividenden beantwoorden aan de voorwaarden van aftrek als vermeld in artikel 203 ; - voor de toepassing van artikel 344, § 1, de juridische kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt ; - een verwerving of een wijziging van de controle van een vennootschap, als vermeld in de artikelen 207, derde lid, of 292bis, derde lid, wel degelijk beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Vragen op het vlak van voorafgaande beslissingen moeten betrekking hebben op : - de gevolgen op het stuk van de directe en indirecte belastingen van een investering in materiële of immateriële vaste activa, met inbegrip van hun financiering, met uitzondering van de investeringen in financiële vaste activa, waarvan de realisatie is voorzien op het Belgisch grondgebied; - de voorwaarden inzake de facturering van de diensten verleend door een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap, die uitsluitend activiteiten van voorbereidende aard of met het karakter van hulpwerkzaamheden of bepaalde activiteiten inzake niet-commerciële informatieverstrekking aan de klanten uitoefenen; - de voorwaarden inzake de facturering van de diensten verleend door een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap die activiteiten inzake administratieve tussenkomst in de verkopen uitoefenen; - de fiscale gevolgen op de inkomsten van gespecialiseerde of aan het wetenschappelijk onderzoek verbonden personeelsleden evenals van het kaderpersoneel van een vennootschap dat tijdelijk aangesteld is voor de uitvoering van een investering of voor de uitvoering van een activiteit wanneer zij hun woonplaats of de zetel van hun fortuin niet in België gevestigd hebben; - het feit dat een voordeel verleend in de omstandigheden als vermeld in artikel 26 W.I.B. 1992 niet abnormaal of goedgunstig is, of dat een betaling als vermeld in artikel 54 W.I.B. 1992 wel degelijk beantwoordt aan een werkelijke en oprechte verrichting en dat zij de normale grenzen niet overschrijdt.
20
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In de praktijk is het de dienst van de voorafgaande beslissingen die belast is met het onderzoeken van de bovenvermelde aanvragen, dus zowel deze op basis van artikel 345 van het W.I.B. 1992 als deze die slaan op de erkenning of de hernieuwing van de erkenning als coördinatiecentrum. Ongeacht of de aanvraag betrekking heeft op een ruling, een voorafgaande beslissing, bovenvermelde erkenning of de vernieuwing ervan, zal de ontstentenis van antwoord vanwege de administratie binnen de door de Koning gestelde termijn, worden gelijkgesteld met een voorafgaand akkoord. Behalve in de gevallen waar het voorwerp van de aanvraag het rechtvaardigt, mag het akkoord niet worden toegestaan voor een periode van langer dan vijf jaar. Dit akkoord is tegenstelbaar aan de administratie en bindt haar voor de toekomst, wanneer één van bovenvermelde verrichtingen haar te goeder trouw werd voorgelegd voor de verwezenlijking ervan. De voorafgaande beslissingen en de rulings moeten ter kennis van de aanvrager worden gebracht binnen een termijn van drie maand te rekenen vanaf de dag waarop zijn aanvraag werd verzonden. Deze termijn kan op zes maand gebracht worden indien de aard van de aanvraag dit vereist. In dit geval moet de beslissing tot verlenging van de termijn binnen de bovenvermelde periode van drie maand aan de aanvrager meegedeeld worden. Sinds de introductie in 1995 van de mogelijkheid om een ruling-aanvraag in te dienen, sindsdien uitgebreid tot voorafgaande beslissingen, waren er op 31 december 2000, 553 aanvragen ingediend (395 in het Nederlands, 157 in het Frans en 1 in het Duits) en waren er 661 beslissingen genomen (334 akkoorden, 214 niet-akkoorden en 113 beslissingen van onontvankelijkheid). Van deze beslissingen werden er 60 gepubliceerd in het Bulletin der Belastingen. Een dringende actie die op dit vlak moet ondernomen worden, bestaat in het verschaffen van informatie, die tegelijkertijd vollediger en gedetailleerder is, inzake het geheel van de in deze materie genomen beslissingen, en deze informatie sneller en op een zo ruim mogelijke schaal verspreiden. Zo zou het redelijk zijn om zoveel mogelijk genomen beslissingen te publiceren of te verspreiden op een elektronische manier binnen een termijn van twee tot drie maanden na het op de hoogte brengen van de aanvrager. Benevens de herziening van de voorwaarden en de modaliteiten van de ruling die men op termijn in de nieuwe Europese context zal moeten overwegen, zal een soepele procedure op het vlak van de voorafgaande beslissingen in specifieke domeinen moeten worden uitgewerkt. Eerst en vooral worden twee toepassingsvelden beoogd : m Op sportief vlak, waar, in het kader van de in het voetbal en basketbal afgesloten professionele licenties de kwalificatie van inwoner of niet-inwoner soms aanleiding geeft tot interpretaties welke meteen vanaf de indienstneming van de atleet en niet a posteriori naar aanleiding van een fiscale controle moeten worden uitgeklaard ; m De problematiek van het vaststellen van de voordelen van alle aard wanneer een onderneming tegen voordelige voorwaarden informaticamateriaal levert aan al haar personeelsleden met al dan niet de mogelijkheid om op deze manier thuis te werken of om afstandsonderwijs te volgen.
21
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Bovendien, is het nodig om een nog grotere rechtszekerheid te waarborgen aan de belastingplichtigen die een beroep zullen doen op de reeds bestaande of nog te creëren verschillende mogelijkheden inzake de voorafgaande beslissingen. De genomen beslissingen zullen zowel de administratie als haar controlediensten binden en zullen niet in vraag kunnen gesteld worden tenzij ingeval van bedrog in hoofde van de belastingplichtige. Ten slotte wordt nog verwezen naar de regelmatig tussen de administratie en de belastingplichtige afgesloten akkoorden m.b.t. welbepaalde punten van de fiscale toestand van deze laatste. Het spreekt voor zich dat, in ongewijzigde toestand, de administratie gebonden is door deze individuele akkoorden, en dit onder voorbehoud van opzegging voor de toekomst. l Aanpassing en ontwikkeling van de rulingprocedures met, in eerste instantie, twee nieuwe toepassingsgebieden : op het vlak van de sport en de voordelen van alle aard inzake de terbeschikkingstelling van informaticamateriaal tegen gunstige voorwaarden. l Toenemende rechtszekerheid voor de belastingplichtigen die een beroep doen op de administratieve ruling. l Een snelle, regelmatige en zo omvangrijk mogelijke publicatie van de rulingbeslissingen.
III. Harmonisering van de procedures inzake BTW en directe belastingen Tot 1997 werd het beheer van de directe en de indirecte belastingen verzekerd door twee verschillende administraties. Sinds de oprichting van 48 controlecentra bij de administratie van de ondernemingsen inkomensfiscaliteit (A.O.I.F.) is eenzelfde dienst belast met het uitoefenen van simultane controles, betreffende beide wetgevingen, bij de belastingplichtigen. Gezien de klemtoon steeds meer ligt op de polyvalentie van de diensten, wordt de belastingplichtige gedurende eenzelfde controle geconfronteerd met twee gedeeltelijk van elkaar verschillende procedures, en dit niettegenstaande een eerste poging tot harmonisatie door de wetten van 15 en 23 maart 1999, die respectievelijk betrekking hebben op de beslechting van fiscale geschillen en de rechterlijke inrichting in fiscale zaken. Indien tijdens de procedure van de verificatie van de aangiften inzake directe belastingen een bericht van wijziging wordt verstuurd, beschikt de belastingplichtige over een wettelijk gegarandeerde antwoordtermijn van dertig dagen (art. 346 W.I.B. 1992). Op het vlak van de BTW kan er evenwel naar dezelfde belastingplichtige een naheffingsopgave worden verstuurd waarvoor geen enkele wettelijke antwoordtermijn is voorzien. In dergelijk geval wordt de aan de belastingplichtige toegestane termijn voor het meedelen van zijn eventuele opmerkingen overgelaten aan de inschatting van de taxatie-ambtenaar. Met het oog op een transparant en behoorlijk bestuur, zal de harmonisering van de procedure strekken tot de gelijkschakeling van de in beide aanslagprocedures voorziene termijnen. Bedoeling is hier uiteraard het verlenen van een maximale bescherming aan de belastingplichtige.
22
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het is eveneens nuttig na te gaan welke de mogelijkheden zijn om tot een uniformisering te komen van de geschillenregeling die van toepassing is op beide belastingen teneinde de belastingplichtige op een gelijke en een duidelijke manier te behandelen gedurende het volledige verloop van de verificatie van zijn fiscaal dossier. De harmonisering van deze procedures zal ook een antwoord vormen op de door sommigen geuite kritiek dat bepaalde controle-agenten misbruik maken van de hun door één procedure ter beschikking gestelde middelen met als enige bedoeling de in de andere procedure voor handen zijnde gebreken weg te werken. Een wetsontwerp betreffende de verschillende aspecten van een fiscale controle (controleprocedure, aanslag van ambtswege en geschillenregeling) zal aan de Kamers ter goedkeuring worden voorgelegd.
l Neerlegging van een wetsontwerp met het oog op de harmonisering van de procedures op vlak van de BTW en de directe belastingen, en wel op zon manier dat de belastingplichtige op dezelfde manier en in volledige transparantie behandeld wordt gedurende het onderzoek van zijn fiscaal dossier.
IV. Vermelding van de verhaalmogelijkheden op de administratieve documenten
Het principe van de vermelding van de verhaalmogelijkheden die openstaan voor de belastingplichtige is ingevoerd door de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur11. De aanslagbiljetten die door het Ministerie van Financiën worden verzonden, bevatten reeds een formule die de verhaalmogelijkheden vermeldt. Deze informatie is daarentegen niet volledig. Bijgevolg zal zij moeten aangevuld worden met de verwijzing naar de bepaling van artikel 376 van het W.I.B. 1992 die voorziet in welke omstandigheden en op welke manier de directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar een ambtshalve ontheffing van de overbelastingen kan verlenen. Daarentegen was de administratie tot op heden van oordeel, op basis van een strikte interpretatie van de wet van 11 april 1994, dat de berichten van wijziging en de kennisgevingen van een ambtshalve aanslag niet onderworpen waren aan deze publiciteitsvereiste. Omwille van de bezorgdheid om tot meer transparantie en informatieverstrekking te komen, zullen deze twee documenten eveneens een formule moeten bevatten die op een precieze manier, naast de traditionele vermelding akkoord/ niet akkoord, zal moeten aangeven welke acties de belastingplichtige reeds in deze fase van de rechtzetting van zijn fiscale situatie door de administratie kan ondernemen.
11 Artikel 2, § 4 van deze wet preciseert dat elk document uitgaand van een federale administratieve overheid waarbij een individuele beslissing of administratieve handeling bekend gemaakt wordt, de verhaalmogelijkheden waarop deze beroep kan doen, meedeelt.
23
Naar een nieuwe fiscale cultuur
l Volledige vermelding in de individuele beslissingen en administratieve handelingen, uitgaand van de federale administratieve fiscale overheid en waarvan kennis werd gegeven aan de belastingplichtigen, van de verhaalmogelijkheden die voor hen openstaan, meer bepaald : - Vermelding van de procedure van ambtshalve ontheffing in de aanslagbiljetten ; - Vermelding van de verhaalmogelijkheden ingevolge een bericht van wijziging of de kennisgeving van een aanslag van ambtswege.
V. Motivatieverplichting inzake belastingverhogingen
Artikel 445 van het W.I.B. 1992 bepaalt dat de administratie een geldboete van 2.000 tot 50.000 frank kan opleggen voor iedere overtreding van de bepalingen van dit wetboek, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Sinds de wet van 4 augustus 1986 ter invoering van het Charter van de belastingplichtige moet de administratie de belastingplichtige informeren van haar bedoeling om een administratieve boete op te leggen en hem de mogelijkheid geven zijn standpunt uiteen te zetten alvorens tot de inning van deze boete over te gaan. Artikel 444 van het W.I.B. 1992 bepaalt dat bij niet-aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte, worden de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen vermeerderd met een belastingverhoging die wordt bepaald naargelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. op het bedrag van de belasting zelf. In dit geval, waar de gevolgen voor de belastingplichtige veel zwaarder kunnen doorwegen dan bij een boete, legt de wet geen enkele motivatieverplichting op. De vraag of de administratie in ieder geval haar beslissing moet motiveren op basis van de wet van 11 april 1994 inzake de openbaarheid van bestuurshandelingen is betwist. Daarenboven heeft het Hof van Cassatie een prejudiciële vraag gesteld aan het Arbitragehof om te vernemen of het bestaan van onderscheiden wetsbepalingen inzake de motivatie van boetes en belastingverhogingen geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de wet. Zonder een beslissing van het Arbitragehof af te wachten, ongeacht haar draagwijdte, betaamt het om voor de belastingverhogingen in de wet een analoge procedure in te voeren als deze die bestaat voor de administratieve boetes.
l Wettelijke bepaling ten laste van de administratie om de toepassing van de belastingverhogingen bedoeld in artikel 444 van het W.I.B. 1992 te motiveren.
24
Naar een nieuwe fiscale cultuur
VI. Fiscale geschillenregeling A. Instelling van een "workflow" systeem De wetten van 15 en 23 maart 1999 met betrekking tot de beslechting van fiscale geschillen en de rechterlijke inrichting in fiscale zaken hebben de wil van de wetgever aangetoond om de reglementering op het vlak van de fiscale procedure te verbeteren. De nieuwe wet heeft een bezwaarprocedure behouden binnen de schoot van de administratie maar deze is niet langer een behandeling in eerste aanleg maar louter een administratieve filter. De belastingplichtige die een bezwaarschrift indient bij de bevoegde administratieve overheid mag een antwoord verwachten binnen 6 maanden (of binnen 9 maanden in geval van een aanslag van ambtswege). Indien na deze periode van 6 of 9 maanden vanaf de datum van de ontvangst van het administratief beroep geen beslissing werd genomen, kan de belastingplichtige zich immers tot de rechtbank wenden. Indien de administratie haar rol van filter efficiënt wil aanwenden, is het van belang binnen bovenvermelde termijnen te antwoorden. Het is dus noodzakelijk dat een systeem wordt opgezet dat toelaat om zich ervan te verzekeren dat deze termijnen gerespecteerd worden door de ambtenaren die belast zijn met de geschillenregeling. Een werkgroep zal opgericht worden met als taak de functionele uitwerking van een project workflow op vlak van de geschillenregeling. Het betreft een informaticaprogramma dat steunt op het elektronisch beheer van documenten met het oog op de verdeling en de opvolging van de taken. Dit systeem verzekert de circulatie van dossiers volgens een vooropgesteld schema. Het workflow programma zal de einddata voor elk van de fases bepalen en zal de opvolging van de dossiers verzekeren tot aan de definitieve afhandeling. Het blijkt dat er reeds intern binnen de administratie initiatieven inzake de elektronische opvolging van de geschillen ontwikkeld werden die zeker de nodige aandacht verdienen. Het is gepast de mogelijkheid van een algemene toepassing van deze initiatieven na te gaan, zelfs indien dit louter als overgangsfase zou dienen, mocht de noodzaak van de installatie van een complexer systeem via out-sourcing zich achteraf opdringen.
B. Voorraad der geschillen Voor de aanslagjaren 1998 en vorige, is het in principe enkel mogelijk om een vordering in te leiden voor de rechtbank van eerste aanleg indien men een beslissing heeft verkregen van de directeur. Echter, mocht er op 31 maart 2001 voor deze aanslagjaren nog geen beslissing genomen zijn, dan kan de belastingplichtige zich wenden tot de rechtbank van eerste aanleg. Aldus heeft de voorraad van niet afgehandelde geschillen verontrustende proporties aangenomen. Eind 1999 liep de stock op tot meer dan 100.000 dossiers die nog een grondige afhandeling vereisten.
25
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Meerdere maatregelen werden overwogen om dit probleem op te lossen. Per gewestelijke directie werd een directeur aangesteld die specifiek belast werd met het opvolgen van het goed functioneren van het ingestelde procédé. Daarnaast werd de behandeling van een bepaald aantal dossiers toevertrouwd aan de controlecentra. De inspecties die traditioneel instonden voor de behandeling van deze geschillen werden versterkt door collegas uit de sector taxatie. Waar er zich op 31 december 1999, 667 agenten bezig hielden met deze taken, was hun aantal opgelopen tot 990 op het einde van het jaar 2000. Deze operatie laat weliswaar een snellere maar nog niet afdoende graad van afhandeling toe. In 1999 werden 47.890 beslissingen genomen tegenover 69.352 in 2000. Dit houdt een vermeerdering in van 45 %. Deze snellere afhandeling heeft zich vooral gaccentueerd gedurende de laatste maanden van het jaar 2000 en werd verder gezet in de maand januari 2001. Tijdens deze maand werden 7.000 gevallen beslecht. Andere maatregelen werden overwogen, zoals het afzien van de behandeling van geschillen waarvan het bedrag onder een bepaalde drempel valt. Omwille van technische toepassingsmoeilijkheden maar vooral omwille van de eventuele schending van de grondwettelijke gelijkheid van elke burger ten aanzien van de belastingen, werd deze maatregel niet weerhouden. Intussen heeft men administratieve maatregelen getroffen met de bedoeling om beslissingsbevoegdheid toe te kennen aan de agent die het bezwaarschrift behandelt indien het geschil minder bedraagt dan 60.000 Belgische frank en geen betrekking heeft op een principiële kwestie. Tot op heden was het namelijk zo dat men in elke fase van de geschillenbeslechting de argumenten van de eiser alsook het door de administratie geformuleerde antwoord telkens opnieuw moest onderzoeken om tot een oplossing te komen voor het geschil. De taak van het Commissariaat bestaat er dus in de zo snel mogelijke aanzuivering van de voorraad geschillen op te volgen. Bijgevolg zou men bovenvermelde drempel, indien deze maatregel afdoend blijkt te zijn, kunnen verhogen. Andere maatregelen zullen worden overwogen om aan de ambtenaren die de bezwaren behandelen type juridische motiveringen, die de positie van de administratie weerspiegelen, ter beschikking te stellen zodat men op duidelijk omschreven grieven een gepast antwoord kan formuleren. Deze oplossing zal enerzijds toestaan om de behandeling van de geschillendossiers te versnellen en zal anderzijds een toenemende juridische zekerheid garanderen door de toepassing van uniforme administratieve beslissingen. Motiveringen die aldus gedefinieerd zijn zullen gepubliceerd worden op de internetsite van het Ministerie. Dit zal een vlotte consultatie van een daadwerkelijke gegevensbank van administratieve rechtspraak mogelijk maken. Het naderen van de scharnierdatum van 1 april 2001 zal, in sommige gevallen, de gelegenheid zijn om de dialoog met de belastingplichtige aan te vangen of opnieuw op te nemen : deze heeft niet noodzakelijk belang bij het voorleggen aan de rechtbank van een oud geschil dat op dit ogenblik nog niet werd behandeld. De administratie die erop moet toezien dat een maximaal aantal dossiers kan afgehandeld worden via een administratieve beslissing, zal elke aanvraag van de belastingplichtige die zijn wil te kennen geeft om een laatste stap te ondernemen bij de administratie alvorens naar de rechtbank te gaan, aanmoedigen. Instructies in die aard zullen verstuurd worden naar de met de geschillenregeling belaste ambtenaren.
26
Naar een nieuwe fiscale cultuur
C. Uitwerking van nieuwe werkmethodes De uitbouw van nieuwe werkmethodes zal tegelijk betrekking hebben op structurele en operationele aspecten alsook op de vorming van de ambtenaren. Nieuwe werkmethoden zullen de komende weken worden ingevoerd. Eerst en vooral zal de behandeling van het geschillendossier geleidelijk aan worden toevertrouwd aan de dienst die de verificatie heeft verricht. In een eerste fase betreft dit de door de controlecentra uitgevoerde rechtzettingen, en dit vanaf de incohieringen voor het aanslagjaar 2000. De daaruit voortvloeiende geschillen, met inbegrip van hun definitieve beslissing, zullen in de toekomst behandeld worden door het controlecentrum zelf met respect voor de principes van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat men zich dient te houden aan de regels van onpartijdigheid. De herziening van de structuren, meer bepaald wat betrekking heeft op de geschillen, de afschaffing van de gewestelijke directies en de integratie van de geschillendiensten in de operationele centra, situeert zich binnen de afhandeling van de herstructurering van de buitendiensten van de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit. In het perspectief van de opmaak van een nieuw functiekader van de diensten zal er specifiek aandacht besteed worden aan de diensten belast met de uitoefening van de geschillenregeling. Het opleggen, in het kader van de nieuwe procedure, van de opvolging van een geschillendossier voor de rechtbank door de ambtenaar die aan de oorsprong ligt van het fiscale geschil, is een essentieel element van de door de regering gewenste verandering van de administratieve cultuur. Het is de grondslag zelf van een responsabiliseringsproces dat onze ambtenaren ertoe moet aanzetten om op termijn beter te taxeren met strikte inachtneming van de procedures. Zoals hiervoor werd aangehaald, zal de controle-agent die aan de basis ligt van het geschil de verdediging van het standpunt van de administratie voor de rechtbank van eerste aanleg moeten opvolgen. Dit initiatief zal een nieuwe organisatie vereisen van de diensten inzake hun werkwijze en zal een gespecialiseerde juridische opleiding vergen teneinde de agenten voor te bereiden op de confrontatie met de juridische realiteit. Hoewel de agenten in principe zelf zullen moeten instaan voor de verdediging in rechte van hun dossiers, zal de administratie, in het geval van dossiers die, gezien de opgeworpen principiële kwesties, een belangrijke juridische investering vereisen, een beroep doen op in het fiscaal recht gespecialiseerde advocaten. Bovendien is het evident dat, gezien de doelstelling van de administratie om op een polyvalente manier te werken, wat formeel bevestigd is door het Copernicusplan, de procedures inzake inkomstenbelasting en BTW moeten streven naar een harmonisering op het vlak van de administratieve geschillenregeling.
27
Naar een nieuwe fiscale cultuur
D. Gegroepeerde bezwaren Recent stelt men een tendens vast waarbij er, in afwachting van een beslissing door het Arbitragehof, massaal bezwaren worden ingediend die men in hoofde van sommige burgers kan kwalificeren als louter anticiperend. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de accijnscompenserende belasting waarvan de problematiek in de pers uitgebreid aan bod is gekomen. Dit heeft aanleiding gegeven tot honderdduizenden bezwaren. Het individueel beheer hiervan zou zeker leiden tot het compleet vastlopen van de administratieve filter. Andere bezwaarcampagnes, steeds gebaseerd op zaken die voor hetzelfde gerecht gebracht worden, tekenen zich af. Het is dus noodzakelijk om in een wettelijke mogelijkheid te voorzien om een globaal administratief antwoord te kunnen geven waardoor de effectieve behandeling van alle dossiers die binnen een bepaalde context zijn ingediend niet langer vereist zal zijn. De mogelijkheid om in desbetreffende gevallen een bericht te publiceren in het Belgisch Staatsblad met kracht van een administratieve beslissing zal overwogen worden.
l Ontwikkelen van een software workflow die toelaat het beheer van de geschillendossiers in real time te volgen. l Aanzuivering van de achterstand op het vlak van de geschillen, meer bepaald via een meer aangepaste delegatiepolitiek en via de opmaak van type motivaties. l Publicatie op de internetsite van de administratieve rechtspraak. l Inrichting van nieuwe werkmethodes die beantwoorden aan de nieuwe filosofie van de administratieve geschillenregeling zoals de herziening van de werkstructuren en de integratie van de geschillendiensten in de operationele centra. l Organisatie van een opvolging, op gerechtelijk vlak, van geschillendossiers door ambtenaren die aan de oorsprong liggen van het geschil en dit in het kader van een grotere responsabilisering van de desbetreffende ambtenaren. l Beroep doen op advocaten die gespecialiseerd zijn in fiscaal recht in dossiers die een belangrijke juridische investering vereisen gezien de opgeworpen principiële kwesties. l Harmonisering van de geschillenregeling op het vlak van de BTW en de inkomstenbelasting. l Voorziening van de wettelijke mogelijkheid van een globaal administratief antwoord, via publicatie in het Belgisch Staatsblad, teneinde een antwoord te kunnen geven op gegroepeerde bezwaren die betrekking hebben op hetzelfde voorwerp.
28
Naar een nieuwe fiscale cultuur
§ 5. Ontwikkeling van de kwaliteit van het onthaal I. Algemeen overzicht
Onze maatschappij heeft in de loop van de laatste decennia een diepgaande wijziging ondergaan op het vlak van de arbeidsmarkt. De norm van een gezin met één inkomen is geleidelijk aan vervangen door veel gevarieerder situaties, in de mate dat steeds meer vrouwen toetreden tot de arbeidsmarkt maar ook naar aanleiding van het groeiend aantal éénoudergezinnen. Daarentegen zijn de moderne informatietechnieken, wier ontwikkeling reeds meermaals werd aangehaald in onderhavig actieplan, niet beschikbaar voor alle lagen van de bevolking. Sommige personen, ouderen of minder opgeleiden, ondervinden grote moeilijkheden ten opzichte van de informatiemaatschappij en hebben thuis of op hun werk geen internetaansluiting. Deze tendensen brengen met zich mee dat de administratie van Financiën in de toekomst haar contactpunten en haar onthaalfaciliteiten zal moeten uitbreiden. Niettegenstaande het gebruik van nieuwe informatietechnologieën, moet de mogelijkheid van rechtstreeks contact en dienstverlening face to face behouden blijven en zelfs uitgebreid worden met flexibeler openingsuren.
II. Jaarboek van de diensten
Tot voor enkele jaren werd een jaarboek van de diensten, onder vorm van een map met losse bladen, bijgehouden en ter beschikking gesteld van de ambtenaren. Daarentegen, werd geen enkele informatie officieel ter beschikking gesteld van het publiek dat een beroep moest doen op privé-publicaties, gebaseerd op het administratief jaarboek. Het is nochtans onmisbaar om over een daadwerkelijke whos who te beschikken die de belastingplichtigen zou toelaten hun weg te vinden in het doolhof van de lopende herstructureringen en op termijn in de nieuwe structuren die zouden moeten voortvloeien uit de Copernicushervorming. Deze essentiële inlichtingen zullen op een electronische manier gepubliceerd worden en zullen gratis ter beschikking worden gesteld van de belastingplichtigen-gebruikers teneinde hen toe te laten onmiddellijk te kunnen nagaan van welke fiscale diensten zij afhangen (klassieke BTW-kantoren en kantoren der directe belastingen, controlecentra die beide materies behandelen, onderscheiden ontvangkantoren al naargelang van de aard van de verschuldigde belasting, gewestelijke directie, enzovoort). Een dergelijke informatiebron zal regelmatig worden bijgewerkt en via de internetsite van het Ministerie van Financiën toegankelijk zijn. Intern zullen de gegevens kunnen geconsulteerd worden door de ambtenaren met het oog op de noodzakelijke contacten voor de uitoefening van hun functie.
29
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De consultatie van het jaarboek zal gebeuren op basis van het fiscaal domicilie van de belastingplichtige of op grond van de maatschappelijke zetel van de onderneming. De maximale toegankelijkheid van deze informatiebron zal, net zoals andere geplande projecten, in samenwerking met andere overheidsdiensten en gezagsinstanties moeten gebeuren. De mogelijkheid om bijvoorbeeld toegang te verlenen via terminals die sommige gemeenten ter beschikking stellen van hun inwoners zal in samenwerking met de desbetreffende gemeenten onderzocht worden. Verder zullen minder gedetailleerde brochures uitgewerkt worden en op grote schaal verspreid worden. Deze handige aantekeningen zullen de belastingplichtige in staat stellen om zijn fiscale verplichtingen en de administratie beter te leren kennen.
l Opmaak en elektronische verspreiding van een jaarboek van de diensten van de administratie ter bestemming van de belastingplichtigen en de ambtenaren. l Zo ruim mogelijke verspreiding van dit jaarboek, bijvoorbeeld via terminals, in samenwerking met overheidsdiensten en de privésector. l Uitgave van brochures teneinde de burgers toe te laten het Ministerie van Financiën beter te leren kennen.
III. Bijstandsacties voor de belastingplichtigen
De, tot nu spijtig genoeg, te weinig ondernomen initiatieven om de burgers te ontvangen om hen bij te staan bij het vervullen van hun fiscale verplichtingen (zoals het invullen van de aangiften van de personenbelasting) kennen een groot succes. Deze acties, die georganiseerd zijn door de Directie vorming en informatie van het Algemeen Secretariaat van het Ministerie van Financiën, bestaan zowel uit de fysieke aanwezigheid van ambtenaren op publieke plaatsen als uit het de informatieverspreiding via de media. Andere acties uitgaande van plaatselijke ambtenaren hebben gezorgd voor een tijdelijke aanwezigheid van antennes van taxatieambtenaren in gemeentehuizen en andere publieke plaatsen.
30
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Dergelijke initiatieven zullen moeten ontwikkeld worden, meer bepaald in de loop van de maanden mei en juni naar aanleiding van de indiening van de fiscale aangiftes. Andere locaties, waar veel mensen bijeenkomen zoals shoppingcentra en rusthuizen, zullen eveneens in overweging genomen worden. Ook het om welke reden ook minder begunstigd publiek zal moeten bijgestaan worden om zijn fiscale verplichtingen na te komen. De samenwerking met sommige beroepsorganisaties, verenigingen zonder winstoogmerk en OCMWs zal bestudeerd worden. De eerste realisaties zullen moeten ontwikkeld zijn tegen juni 2001.
l Bijstand aan de belastingplichtigen naar aanleiding van de indiening van hun aangifte inzake de personenbelasting in samenwerking met beroepsverenigingen en andere overheidsdiensten.
IV. Toegankelijkheid van de diensten
In de huidige stand van zaken bestaat er geen enkele eenvormigheid op het vlak van de openingsuren. Zo moet een belastingplichtige zich soms op verschillende uren en weekdagen aanbieden in hetzelfde gebouw om toegang te krijgen tot de diensten die zijn fiscaal dossier behandelen (controle directe belastingen, indirecte belastingen, ontvangkantoor). Welnu, het onthaal van het publiek moet gezien worden in de geest van een dienst aan het publiek. Bijgevolg dringen volgende maatregelen zich op : de garantie van een minimum aantal openingsuren, het op elkaar afstemmen of zelfs uniformiseren van deze uren, het voorzien van identieke openingsuren, tenminste voor wat betreft de diensten die toegankelijk zijn voor het publiek en die zich in hetzelfde administratieve gebouw bevinden. De vraag naar de toegankelijkheid tijdens weekavonden of op zaterdagvoormiddag moet bediscussieerd worden met alle actoren van een dergelijk project, met inbegrip van de syndicale organisaties. De talrijke gebouwen die door het ministerie gebruikt worden, beschikken niet over alle noodzakelijke uitrustingen om de toegankelijkheid te verzekeren voor personen met een verminderde mobiliteit of die, ingevolge een handicap, moeilijkheden hebben om zich te verplaatsen. Het is gepast om deze problematiek te laten onderzoeken door de bevoegde diensten van het departement en zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor deze ongemakken. In talrijke diensten van Financiën is de signalisatie vaak gebrekkig of zelfs onbestaand. Ook op dit vlak zullen er maatregelen moeten genomen worden door de administratie.
31
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Onder meer de artikelen 337 van het W.I.B. 1992 en 93bis WBTW onderwerpen de fiscale ambtenaren aan een strikt beroepsgeheim. In de praktijk kan men vaststellen dat problemen die samenhangen met de schikking van de lokalen van sommige diensten van Financiën voor gevolg hebben dat de belastingplichtigen niet steeds met de gewilde discretie ontvangen worden. Teneinde de vertrouwelijkheid te respecteren, dienen gelijkaardige situaties vermeden te worden. Maatregelen in deze zin zullen aan de administratie gevraagd worden om, bijvoorbeeld, in lokalen te voorzien die specifiek voorbehouden zijn aan het onthaal van de belastingplichtigen.
l Harmonisatie van de openingsuren van de verschillende diensten van het ministerie die zich in hetzelfde gebouw bevinden. l Uitbreiding van de toegankelijkheid van deze diensten naar weekavonden of de zaterdagvoormiddag toe. l Toegankelijkheid van de lokalen voor personen met een verminderde mobiliteit. l Afdoende signalisatie in de gebouwen van Financiën. l Respect voor de persoonlijke levenssfeer van de belastingplichtigen garanderen door een onthaal in geschikte lokalen.
V. Uitwerking van contactpunten op het niveau van de taxatie en de geschillen Momenteel staan er voor de belastingplichtigen geen andere wegen open om van de administratie fiscale raadgevingen te verkrijgen dan via de diensten waarvan zij afhangen. Welnu, deze zijn niet altijd beschikbaar en daarenboven bieden de contacten die zij kunnen hebben met de rechtstreekse beheerder(s) van hun dossier niet noodzakelijk een grondslag voor voldoende wederzijds vertrouwen. Het spreekt voor zich dat de door onderhavig plan nagestreefde nieuwe fiscale cultuur, inzonderheid de responsabilisering van de taxatie ambtenaar, op termijn de betrekkingen tussen de burger en de administratie zal moeten verbeteren. De wet van 22 maart 1995 heeft een College van federale ombudsmannen aangesteld, dat, als zijdelings orgaan van de wetgevende macht, een functie van parlementaire bemiddeling tussen de burger en de administratie en een functie van externe controle uitoefent. De mogelijkheid om een beroep te doen op hun tussenkomst vereist weliswaar dat de eiser alle mogelijkheden van het administratief beroep heeft uitgeput. De oprichting van een contactpunt taxatie en geschillen, naar analogie van dat wat inzake de invorderingen bestaat, zal ertoe bijdragen de belastingplichtige te helpen in het zoeken naar de oplossing voor zijn probleem van zodra er zich een patsituatie voordoet en alvorens deze belangrijke proporties aanneemt.
32
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het klopt dat dit contactpunt in de ogen van de belastingplichtige in moeilijkheden allicht zal beschouwd worden als minder neutraal dan een dienst die totaal onafhankelijk is van de administratie. Ook al is dit risico onweerlegbaar, toch kan men nog altijd opmerken dat de wantrouwige of ontevreden belastingplichtige nog steeds de mogelijkheid heeft om een beroep te doen op de federale ombudsmannen. De vraag naar de inplanting van deze contactpunten zal, in het licht van de Copernicushervorming, worden bestudeerd. Het zal gepast zijn om voor de potentiële klanten van de desbetreffende punten in een toegang te voorzien die zo gebruiksvriendelijk en zo performant mogelijk is, bijvoorbeeld door het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Daarenboven moet er, zoals de federale ombudsmannen het onderstrepen in het gedeelte van hun jaarverslag van 1999 met betrekking tot de contactcel invordering, een verplicht overleg plaatsvinden tussen deze nieuwe administratieve bemiddelingsorganen en de ombudsman.
l Oprichting van contactpunten en een cel voor intern overleg inzake taxatie en geschillenregeling teneinde de belastingplichtige te helpen bij zn administratieve formaliteiten en dit met respect voor de rechten en de plichten van de betrokken partijen.
VI. Departementale berichtendienst
Het huidig systeem van communicatie van gegevens tussen de diensten is verouderd. Om dit systeem in de optiek van de e-government te verbeteren en dankzij de verbetering van het netwerk en het geleidelijk opdrijven van het computerpark, werd beslist alle agenten van het Ministerie van Financiën een e-mailadres te geven. Deze binnenkort operationele berichtendienst zal alle agenten toelaten om onderling te communiceren maar ook om via internet contact te hebben met de belastingplichtigen. Zij zal bovendien de onmiddellijke verspreiding van mededelingen aan alle personeelsleden mogelijk maken. Het lastenboek met betrekking tot dit project werd in maart 2001 gepubliceerd. In de huidige stand van zaken is de berichtendienst slechts toegankelijk voor de ambtenaar van de centrale diensten. Zij zal dermate moeten worden uitgebreid dat een deel van de ambtenaren der buitendiensten eveneens over een eigen emailaansluiting kunnen beschikken voor het einde van het jaar.
33
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het budget voor dit project zal op een totaal bedrag van 40 miljoen Belgische frank slaan waarvan 10 afkomstig zijn uit het gewoon informaticabudget en 30 uit het budget van het vijfjarenplan informatica.
l Inwerkingstelling van een electronische berichtendienst voor het geheel van de ambtenaren van het Ministerie van Financiën met het oog op het bevorderen van de interne en externe communicatie.
§ 6. De efficiëntie van de administratie verhogen met het oog op een snellere behandeling van de dossiers I. Algemeen overzicht
Het Ministerie van Financiën behandelt jaarlijks meerdere miljoenen dossiers. De praktische omvang van deze vaststelling is verre van verwaarloosbaar. Elk project van algemene aard, zelfs indien relatief eenvoudig qua opvatting, vergt mogelijkerwijs de mobilisatie van een belangrijk aantal handelingen, gegevensoverdrachten, briefwisselingen en werkuren. De vooruitgang op het vlak van informatica is de laatste decennia zeker indrukwekkend geweest, maar zelfs nog vandaag is een degelijke organisatie en een geavanceerde informatica-apparatuur vereist om de goede toegankelijkheid van een internetsite aan meerdere duizenden gebruikers tegelijk te verzekeren, om gedurende een bepaalde periode van het jaar het geheel van de aangiften in de personenbelasting te ontvangen, om miljoenen juiste formulieren te versturen, enzovoort. Deze afdeling bevat een reeks projecten die, indien zij minder zichtbaar zijn voor de belastingplichtigen, bijdragen tot de versteviging van de ruggegraat van de administratie en die de noodzakelijke weg voorbereiden om tot een goede ontwikkeling te komen van andere initiatieven die meer direct betrekking hebben op het grote publiek. Het verderzetten van de herstructurering van de administratie, de modernisering van het informaticamateriaal, de goede circulatie en centralisatie van gegevens tussen de verschillende diensten en administraties, de inrichting van een unieke identificatie voor de ondernemingen zijn evenveel onmisbare etappes om tot een vereenvoudiging van de procedures en van de administratieve formaliteiten inzake de fiscale materie te komen.
34
Naar een nieuwe fiscale cultuur
II. Verderzetten van de herstructurering van de fiscale administraties
Het betreft hoofdzakelijk het hertekenen van het organigram van de administraties met de bedoeling ze homogener te maken, ze meer te richten op hun respectievelijke basistaken en ze bijgevolg transparanter te maken voor het publiek. Zelfs indien de modernisering van het Ministerie van Financiën zich niet beperkt tot alleen deze herstructurering van haar fiscale administraties, maakt zij er tegelijkertijd wel de hoofdpijler en het meest complexe project van uit. De herstructureringsprocedure is in gang gezet in 1991 met de invoering van het vijfjarenplan 1991-1995. De nog te realiseren projecten betreffen hoofdzakelijk de buitendiensten van de administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, de administratie van de Invordering en de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. De belangrijkste doelstelling bestaat erin om deze herstructurering tot een goed einde te brengen binnen een tijdsbestek van 3 tot 5 jaar en haar te concipiëren in het licht van de bekommernis om een nabije en kwalitatieve dienst te verlenen ten overstaan van de burgers en de ondernemingen. Zij moet ook opgevat worden vanuit een homogene benadering van de territoriale districten, gebaseerd op de gerechtelijke arrondissementen. In feite moet alles in het werk gesteld worden om een proces dat reeds lange tijd geleden werd ingezet tot een goed einde te brengen. Het is in het belang van iedereen en vooral in het belang van de belastingplichtigen. De goedkeuring van het Copernicusplan door de regering is een nieuw element dat in dit proces moet ingebed worden. De benadering van de diensten in functie van de betrokken belastingplichtige moet geïntegreerd worden binnen de plannen van de administratie teneinde aan de agenten en aan de burger-belastingplichtige geen tussenstap op te dringen die zware schade zou toebrengen aan de duidelijkheid van het lopende moderniseringsproces. De fundamentele optie van het Copernicusproject bestaat in het garanderen van een verduidelijking van de verantwoordelijkheden tussen de politiek en de administratie. De politiek is verantwoordelijk voor het vastleggen van het beleid en het toezicht op de administratie die dat beleid uitvoert. De administratie heeft als verantwoordelijkheid deel te nemen aan het uitstippelen van deze beleidslijnen en dit beleid uit te voeren. Het centrale punt in de toekomstige organisatie van het Ministerie van Financiën zal het Directiecomité zijn dat zal functioneren op basis van een collegiaal beheer onder de verantwoordelijkheid van zijn voorzitter.
35
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het organigram van de federale overheidsdienst van het Ministerie van Financiën is gestructureerd rond drie entiteiten die overeenkomen met de drie basisfuncties van de administratie : de belastingen en de invordering, de patrimoniumdocumentatie en de thesaurie. Binnen deze drie entiteiten zullen het werk en de activiteiten van de operationele diensten worden beheerd. De entiteit belastingen en invordering zal uit zeven diensten bestaan terwijl de entiteit patrimoniumdocumentatie er vier zal bevatten. De belangrijkste nieuwigheid is de reorganisatie van de A.O.I.F. in drie gescheiden operationele diensten gebaseerd op het type klant : particulieren, KMOs en grote ondernemingen. Binnen de entiteiten belastingen en invordering en patrimoniumdocumentatie zullen de operationele activiteiten worden beheerd door centra die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de dossiers en voor de grondige controles. Deze laatste optiek stemt overeen met de filosofie van de reeds aangevatte herstructurering die men dus zal moeten heroriënteren rekening houdend met de klant als uitgangspunt. Voor het einde van het jaar 2001 zal een structuur die deze nieuwe doelstelling in aanmerking neemt geleidelijk aan geïnstalleerd worden, rekening houdend met de onveranderlijke factoren op vlak van de gebouwen en de informatica. Een algemene incompetitiestelling die elke ambtenaar zal toelaten om, tenminste theoretisch, zijn plaats te kennen binnen deze nieuwe structuur zal binnen dezelfde termijn uitgebracht worden.
l Verderzetten van de herstructurering van de fiscale administraties in de optiek van het Copernicusplan. l Specifiek, reorganisatie van de diensten van het A.O.I.F. met het type klanten als uitgangspunt (particulieren, KMOs, grote ondernemingen) en verdere afhandeling van de herstructurering van de administratie van de invordering.
III. Modernisering van de informatica
De modernisering van het informaticamateriaal van het ministerie staat, zoals reeds eerder aangehaald, centraal in de inspanning tot vereenvoudiging die door het ministerie ondernomen wordt. Deze modernisering betreft natuurlijk de vervanging van een gedeelte van het informaticamateriaal, ongeacht of het nu om PCs of "mainframes" gaat. De technologische vooruitgang terzake evolueert nog altijd heel snel, zodat het bestaand materiaal heel snel veroudert. De vervanging van de "hardware" is, zelfs op de schaal van Financiën, waarschijnlijk het meest eenvoudige element van het door de gespecialiseerde diensten van het departement ontwikkelde informaticaplan 2001-2005. De meest substantiële inspanning betreft in feite de ontwikkeling van gebruiksvriendelijker programmas en van een onderlinge verbondenheid tussen de verschillende materialen en software.
36
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In het verleden was het ministerie verdeeld in verschillende onafhankelijke administraties die een specifieke organisatie hebben gekend inzake mainframes, de oprichting van netwerken, IT-personeel en toepassingen. In deze context was de uitwisseling van gegevens en software praktisch onmogelijk zodat werd vastgesteld dat talrijke ontwikkelingen gedeeltelijk overbodig waren en dat niet of weinig gebruik werd gemaakt van mogelijke besparingen door schaalvoordelen. Op basis van deze vaststelling, is de optiek van een tabula rasa snel onwerkbaar gebleken rekening houdend met de omvang van een project from scratch, dat simultaan zou moeten geïnstalleerd worden in alle administraties. De informaticadiensten hebben dus verbindingssoftware ontwikkeld die de verschillende informaticasystemen toelaat onderling te dialogeren via het netwerk van Financiën. Dit proces bevindt zich momenteel in een eindfase zodat, mits de verkrijging van de gebruiksrechten, elke dienst de beschikbare informatie zal kunnen raadplegen in een andere dienst, zelfs indien deze gegevens op een ander systeem werden ontwikkeld. Deze resultaten werden verkregen via emulatieprogrammas, die toelaten om in gescheiden omgevingen te functioneren door middel van vertalers. Zij brengen reeds een serieuze verbetering aan in verhouding tot de vroegere situatie. Dergelijke emulatoren zijn evenwel onvoldoende gebruiksvriendelijk en staan dus een volledig gebruik van hun bestaande potentieel nog niet toe. Bij wijze van voorbeeld, de integratie van fiscale informatie afkomstig van de verschillende administraties betreffende eenzelfde belastingplichtige (vb. kadaster, personenbelasting, enz.) gebeurt nog niet automatisch. Men moet namelijk opeenvolgend meerdere emulatoren openen alvorens men het geheel van de bestaande informatie kan verkrijgen. Hierbij moet men tussen elke handeling door manueel nota nemen van de adequate referenties. De hieronder beschreven projecten hebben als doelstelling om een bijkomende laag toe te voegen aan de integratie van informaticamiddelen door het accent te leggen op de gebruiksvriendelijkheid en op de ontwikkeling van standaardsoftware teneinde overbodige ontwikkelingen die in het verleden waren vastgesteld te vermijden. Een dergelijk globaal project verwijst natuurlijk naar meerdere toepassingsniveaus, of het nu gaat om het materieel, het op punt stellen van het netwerk of nog om de verschillende te ontwikkelen of te testen software.
A. Modernisering van het informaticamateriaal (hardware) Het Ministerie van Financiën telt momenteel zon 27.000 ambtenaren-gebruikers voor om en bij de 20.000 werkposten (PCs of terminals). Ter zake gaat het om 19 merken en 115 verschillende modellen die vanuit technologisch standpunt grotendeels zijn voorbijgestreefd. De bijwerking van dit materiaal en zn eventuele vervanging is een voortdurend proces dat zich situeert binnen het kader van een versnelde buitengebruikstelling en wat relatief lange aanbestedingen veronderstelt. Meerdere malen vertraagd omwille van budgettaire redenen is de modernisering toch van start kunnen gaan dankzij nieuwe budgetten die door de Minister van Financiën zijn opgeëist vanaf zijn indiensttreding.
37
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De prioriteiten terzake voor het jaar 2001 betreffen de modernisering van de centrale informatica en het op punt stellen van individuele werkposten. De modernisering van de centrale informatica zal in een eerste fase gebeuren door de vervanging van de oudste computers. Bij wijze van prototype zal een eerste migratie plaatsvinden voor de toepassingen van de B.B.I.. De opgedane ervaring zal gebruikt worden voor de migratie van toepassingen van de (vroegere) administratie der directe belastingen, na de overschakeling op de Euro. Een aanbesteding zal uitgeschreven worden met het oog op de toekenning van een aanbesteding in oktober 2001. Een budget van 5 miljoen Belgische frank werd hiervoor vrijgemaakt in het kader van het vijfjarenplan. Het inhaalmaneuver op vlak van de modernisering van het computerpark, dat in 2000 werd begonnen, zal worden verdergezet. De aanbesteding op het vlak van informatica kon in 1999 niet worden toegekend. Het gaat niet om een doel op zich maar om een absolute noodzaak om andere projecten te kunnen realiseren. Zo heeft een analyse die in 2000 uitgevoerd werd binnen de administratie van de invordering de gebrekkige staat van het ter beschikking gestelde computerpark bevestigd : 62% van de toestellen binnen deze administratie waren reeds meer dan 5 jaar in gebruik en op een totaal van 2.384 werkposten waren er nog 401 PCs van het type 386 in werking. Einde 2000 werden 6.250 nieuwe werkposten verkregen. Deze zullen de oudste toestellen vervangen, wat neerkomt op een vernieuwing van meer dan een vierde van het bestaande computerpark. Rekening houdend met een nieuwe aanbesteding in het jaar 2001 van 6.000 PCs zal meer dan de helft van de computers vernieuwd zijn binnen een termijn van iets meer dan een jaar. Als de voorziene leveringen uitmonden in een vervanging van de oudste toestellen die aanwezig zijn in alle diensten, is het gepast verder te redeneren om de computerparken die ter beschikking worden gesteld van de diensten, naar aanleiding van hun op punt stelling, te standaardiseren en om de aanwezigheid van compleet verschillende apparatuur binnen eenzelfde werkeenheid zoveel mogelijk te vermijden. Een budget van 400 miljoen Belgische frank werd hiervoor uitgetrokken in het kader van het gewoon informaticabudget en van 40 miljoen Belgische frank in het kader van het budget voor de uitwerking van het vijfjarenplan. De procedure van de openbare aanbesteding zou moeten uitmonden in een toekenning van de markt in de loop van de maand oktober 2001.
l Modernisering van de centrale informatica en vervanging van meer dan de helft van het computerpark.
38
Naar een nieuwe fiscale cultuur
B. Voltooiing van het netwerk van Financiën Het netwerk van Financiën verbindt de quasi-totaliteit van 550 gebouwen van het ministerie. Haar constructie heeft de mobilisering van heel belangrijke investeringen gevergd, die op meerdere honderden miljoenen slaan gespreid over meerdere jaren. Het verderzetten en de opvoering van de inspanningen om dit netwerk te ontwikkelen vormen één van de prioriteiten van het vijfjarenplan informatica. In feite, het gebruik van nieuwe toepassingen die voorzien zijn in het kader van het actieplan zal een substantiële opvoering van de interne en externe transmissiecapaciteit van de administratie vereisen. Bij gebrek aan een "upgrading" van het bestaande netwerk zullen de beoogde diensten niet met dezelfde snelheid kunnen verleend worden als deze die men op het vlak van het e-government mag verwachten. De evolutie van het netwerk zal gebeuren op basis van een architectuur type servers/ PC. Deze architectuur moet toelaten om de e-mailadressen te veralgemenen (zie hoger), om de computerparken van op afstand te beheren, om de software te verdelen en om de toegang van buitenaf te controleren. Zij moet ook het thuiswerk met de computer en het nomadewerk (flexibele werkposten dial in) mogelijk maken. De upgrading voorziet een verhoging van de huidige snelheid naar een minimum van 1 kbps per gebruiker in 2002. De vooropgestelde infrastructuur zal toelaten om snel over te gaan tot 5 kbps zodra dit nodig zal zijn alsook om de digitale lijnen te veralgemenen en om een voorrangsysteem van de toepassingen in geval van tijdelijke oververzadiging te ontwikkelen. Een budget van 40 miljoen is hiervoor voorzien in het vijfjarenplan informatica op basis van de afgesproken procedures.
l Evolutie van het netwerk op basis van een architectuur van het type servers/ PCs wat toelaat om de computerparken van op afstand te beheren, de software te verdelen en de externe toegang te controleren. l Substantiële opvoering van de capaciteit van het huidige netwerk teneinde nieuwe applicaties in gebruik te nemen.
C. Web-to-host Het belangrijke project web-to-host moet toelaten om de eerste integratie van de verschillende informaticasystemen van financiën te overstijgen door geïntegreerde schermen aan te bieden op basis van gestandaardiseerde software. Zo zal het concreet mogelijk zijn om in het kader van een opzoeking meerdere gegevensbanken simultaan te raadplegen. Men zal dus niet langer de verschillende emulatoren die op elke machine geïnstalleerd zijn achtereenvolgens moeten openen en sluiten.
39
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De realisatie van dit project is onmisbaar om zowel de vernieuwende projecten van het Ministerie van Financiën als federale projecten, zoals het uniek loket, tot een goed einde te brengen. De optimale integratie van gegevens zal het taxatie- en controlewerk gemakkelijker maken, voor zover de gegevens met betrekking tot eenzelfde belastingplichtige automatisch beschikbaar zullen zijn. De vooropgestelde technologische oplossing om een uniforme toegang tot de verschillende gegevensbanken van de administraties te bereiken is een navigatortype, of browser. Zij zal toelaten te werken zonder de bestaande informatica-platformen te wijzigen. De gebruiker zal toegang hebben tot verschillende toepassingen die op verschillende mainframes zullen functioneren. Wat de toegevoegde waarde betreft, zij zal van de nieuwe diensten komen : integratie van applicaties, ontwikkeling van nieuwe applicaties in een web-omgeving, gestandaardiseerde toegang. De voorziene ontwikkeling omvat de volgende etappes : m ten eerste, de definitie van een werkpost die als universeel kan gekwalificeerd worden, gebaseerd op een webtechnologie, dit wil zeggen beschikkend over een web browser ; m ten tweede, de aanwezigheid van toegangsservers wier rol het zou zijn om tegelijkertijd de toegang en de dialoog tussen de werkposten en de mainframes te verzekeren, om de gegevens die afkomstig zijn van applicaties te integreren en om de presentatie van de geïntegreerde gegevens naar de werkpost toe te garanderen ; m ten derde, de aanpassing van de bestaande transacties op de mainframes om de talen zoals HTML/XML te ondersteunen, meer bepaald om ze compatibel te maken met het project van een uniek federaal loket.
l Veralgemening van interfaces van het type browser. l Ontwikkeling van schermen voor invoering van geïntegreerde gegevens op basis van standaardsoftware. l Aanpassing van gegevensbestanden aan de standaard (HTML/XML) met de bedoeling deze onderling compatibel te maken en hen te gebruiken in het kader van een project enig federaal loket.
D. Project performantiemanagement In juli 1998 werd in de schoot van de algemene diensten een cel opgericht die belast is met het beheer van een nieuw project genaamd meting van de performantie. Deze dienst is vandaag de Directie Performantiemanagement geworden. Dit project heeft als doelstelling een beheersinstrument in werking te stellen wat zal toelaten om, via boordtabellen, de activiteiten van de verschillende diensten te volgen, zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak.
40
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Deze doelstelling situeert zich binnen de algemene tendens van responsabilisering van de ambtenaren op de verschillende niveaus van de hierarchie (autonomie/ verantwoordelijkheid), maar ook binnen het kader van een professionelere benadering van de interne audit binnen de administraties. In de huidige fase van de ontwikkeling van het project is er nog geen enkele link gelegd tussen het te hanteren instrumentenbord en het beheer van het budget van het departement. Deze mogelijkheid is echter niet uitgesloten in de mate dat de kostindicatoren voor de verschillende beschreven procédés gedefinieerd werden. Vanuit een methodologisch standpunt heeft het project zich afgespeeld in verschillende fases die men als volgt kan samenvatten : m analyse van de bestaande toestand en voorstel inzake beheersrichtlijnen ; m beschrijving van de basisprocédés van elk van de fiscale administraties (buitendiensten) en een eerste bevestiging van de indicatoren ; m raadpleging van de buitendiensten met betrekking tot de indicatoren ; m voor elk van de procédés, definitie van de doelstellingen op het vlak van het beheer en de selectie van de prioritaire indicatoren om deze doelstellingen op te volgen ; m definitie van de opdracht en de waarden die het werk van de fiscale administraties ondersteunen (corporate mission). Het geheel van het project maakt het voorwerp uit van een gestructureerd communicatieprogramma : vorming en informatieverstrekking van contactpersonen, mededeling aan vakbondsorganisaties, informatiesessies in de buitendiensten, artikels in Fininfo, enzovoort. Een tweede golf van informatie en communicatie is voorzien bij de inwerkingstelling van de hulpmiddelen. Het functioneren van het project steunt op een informatica-oplossing die een beroep doet op de technologie van beslissingsondersteunende systemen. Via een algemene aanbesteding werd in 1999 een externe consultant aangeworven teneinde de informatica-structuur te bepalen die noodzakelijk is voor de realisatie van de overzichtstabellen. Deze fase zal geconcretiseerd worden in juni 2001 door de lancering van een nieuwe uitbesteding met het oog op de daadwerkelijk installatie van de overzichtstabellen.
l Ontwikkeling van een beheerssysteem op het vlak van de informatica om de inwerkingstelling van een performantiemanagement mogelijk te maken.
41
Naar een nieuwe fiscale cultuur
E. Oprichting van scanningcentra Met behulp van de nieuwe technologie op het vlak van de verwerking van informatie, beoogt dit project het rendement van de diensten van de administratie te verhogen en bovendien het indienen van aangiften door de ondernemingen en andere belastingplichtigen te vergemakkelijken door het oprichten van twee departementale scanningcentra. De huidige verwerking van de BTW-aangiften, maar ook van andere documenten binnen dit project, is gebaseerd op de manuele verwerking van gegevens die op papier worden verstrekt. Deze werkwijze behoeft de inzet van een groot aantal personen om te kunnen voldoen aan de wettelijke termijnen inzake heffing van belastingen en leidt onder meer onder het gebrek aan informaticamiddelen om gemakkelijk dit objectief te bereiken. De procedures zijn bovendien duur, omslachtig en bron van vergissingen voor de administraties, de belastingbetalers en de belastingplichtigen. Alleen al voor de verwerking van de BTW-aangiften worden 190 personen ingezet, in voltijdse eenheden, verdeeld over 242 controlekantoren (2.800.000 aangiften met een gemiddelde verwerkingstijd van 6 minuten en 45 seconden per aangifte, berekend over een gemiddelde van 220 werkdagen). Voor de BTW-aangiften alleen al zou de toepassing van de scanningtechniek moeten toelaten ongeveer 150 personeelsleden te ontlasten van deze ondankbare en repetitieve taak en inzetbaar maken voor een betere dienst aan de klanten van de administratie. Dienstverleners op het vlak van boekhouding en fiscale raadgevers zouden eveneens de kosten verbonden aan de verzending van BTW-aangiften zien dalen. Inderdaad deze verzendingen zouden nog gebeuren naar ten hoogste twee adressen in plaats van de huidige 242 controlekantoren (onder omslag steken, meerdere aangiften per omslag, portkosten, opzoeken van adressen, bijhouden van repertoria, enz.) De documenten waarvan de scanning wordt overwogen betreffen in volgorde van prioriteit: BTW-aangiften, BTW-listings en aangiften van bedrijfsvoorheffing. Ter illustratie kan het volgend voorbeeld aangehaald worden : in de loop van 1999 werden 415.102 klantenlistings met in totaal 9.762.463 lijnen (elke lijn bevat in principe vijf gegevens) verwerkt. Het moet duidelijk zijn dat elk supplementair document dat nog zou toegevoegd worden aan het systeem, de nood aan een procédé van scanning nog zou vergroten. Het theoretisch volume aan documenten inzake directe belastingen is trouwens groter dan op het vlak van de BTW. Men zou kunnen overwegen diverse informatiefiches 281.10 tot 281.40, 281.50, 281.60, 281.00 en de overeenstemmende opgaven 325, en zelfs de aangiften inzake personen- en vennootschapsbelasting te scannen in de mate waarin ze niet op elektronische wijze worden overgemaakt aan het Ministerie van Financiën, eventueel mits aanpassing van de inhoud en de presentatie. In het kader van dit project, zal de electronische archivering van de kadastrale leggers eveneens worden uitgewerkt. Ter zake gaat het jaarlijks om 1,5 tot 2 miljoen documenten van A3 formaat.
42
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Dit project zal bovendien een belangrijke impact hebben door de oprichting van een backoffice infrastructuur die eveneens zal dienen voor de verwerking van de elektronische aangiften en voor het ontwikkelen van structuren voor het verwerken van langs elektronische weg ingediende aangiften en andere fiscale documenten. Het totaal budget voor deze operatie wordt begroot op 90 miljoen Belgische frank waarvan 20 miljoen op het gewone informaticabudget en 70 miljoen op het budget voor de uitwerking van het vijfjarenplan. Binnen de administratie wordt een begeleidingscomité opgericht dat, in overleg met de representatieve organisaties van het personeel, oplossingen uit te dokteren voor de problemen op het vlak van personeel en gebouwen. Op langere termijn zal, door de verdere ontwikkeling van de technieken van elektronische transmissie van documenten (al dan niet fiscale aangiften) scanning stilaan in onbruik geraken door het verminderd gebruik van papieren informatiedragers. De overgangsperiode zou echter meerdere jaren kunnen aanslepen omdat een aantal belastingbetalers zal blijven gebruik maken van de mogelijkheid om aangiften op papier in te dienen. De voorziene investering voor scanning is derhalve volledig verantwoord. Het is echter belangrijk een overcapaciteit aan installaties te vermijden en dus rekening te houden met de ontwikkeling van de elektronische aangiften. Het opstellen van het lastencohier moet afgerond worden in april, de publicatie in juni en de toewijzing van de aanbesteding in oktober 2001 (procedure van openbare aanbesteding). Aanpassingen aan wetgeving en reglementeringen moeten op gang gebracht worden om een wettelijk kader te creëren voor het procédé van de scanning, voor de captatie en het behandelen van de gegevens van de BTW-aangiften. Deze aanpassingen zullen betrekking hebben op de volgende vier punten : m de bewijskracht van de op informaticadrager opgeslagen of langs elektronische weg verkregen gegevens ; m de opheffing van de verplichting voor forfaitaire belastingplichtigen om berekeningsbladen te voegen bij hun periodieke BTW-aangiften ; m de opheffing van de verplichting een berekeningsblad met de verantwoording van het algemeen verhoudingsgetal in te dienen samen met de aangifte waarin het wordt aangewend ; m de aanpassing van de plaats van indiening van de BTW-aangiften en de andere administratieve documenten die het voorwerp zullen uitmaken van scanning of die langs elektronische weg door de belastingplichtige worden overgemaakt. Na een testfase moet het systeem begin 2002 operationeel zijn voor tenminste een aantal documenten. De eerste gescande trimestriële intracommunautaire opgave zou de eerste aangifte in EUR kunnen zijn.
43
Naar een nieuwe fiscale cultuur
l Automatisering van de verwerking van BTW-gegevens door middel van scanning van aangiften. l Vermindering van het aantal punten waar BTW-aangiften moeten ingediend worden. l Opheffing van de verplichting bijlagen aan de BTW-aangiften toe te voegen. l De uitbreiding voorzien naar BTW-listings, aangiften van bedrijfsvoorheffing, en, op termijn, andere individuele fiches, samenvattende opgaven en andere aangiften. l Wettelijke en reglementaire aanpassingen om een kader te voorzien voor het procédé van de scanning, voor de captatie en de verwerking van de gegevens van aangiften. l Elektronische archivering van gescande documenten inzake kadastrale leggers.
IV. Aflevering van attesten en certificaten inzake sociale huisvesting
De drie regionale huisvestingsmaatschappijen hebben een gemeenschappelijk initiatief ondernomen met betrekking tot de voorwaarde geen eigenaar te zijn van onroerende goederen in verband met aanvraag van een sociale huurwoning, een sociale lening of de verwerving van een sociale woning. Het project beoogt dat de administratie van Financiën de noodzakelijke informatie centraliseert en een verklaring op erewoord van de aanvragers dat zij voldoen aan de voorwaarden valideert. Een ontmoeting tussen vertegenwoordigers van de huisvestingsmaatschappijen en het Regeringscommissariaat heeft geleid tot een ontwerp van een enig formulier waarmee de gegevens bij de administratie kunnen opgevraagd worden. Dit basisdocument zou het Ministerie van Financiën moeten toelaten om binnen een relatief kort tijdsbestek de aanvragen te beantwoorden. Het attest zou de vorm kunnen aannemen van een document op papier ofwel van een elektronische gegevensdrager zoals een diskette. In een later stadium zou dit systeem, mits een centraal beheer en de nodige reglementering, kunnen evolueren naar een on-line consultatie van de gevraagde gegevens.
l Participatie aan het project meervoudige inschrijvingen in samenwerking met de regionale huisvestingsmaatschappijen.
44
Naar een nieuwe fiscale cultuur
V. Enig identificatienummer en uitwisseling van gegevens tussen openbare diensten De ontwikkeling van het e-government berust onder meer op het principe van een unieke identificatiesleutel. Deze is zowel voor natuurlijke personen als voor ondernemingen, rechtspersonen en organisaties verbonden met drie kenmerken : m het uniek karakter : één nummer per eenheid ; m de volledigheid : aan alle subjecten wordt een nummer toegekend ; m de stabiliteit : de identificatiecriteria blijven ongewijzigd in de loop van de tijd. Deze drie kenmerken moeten het mogelijk maken aan elk gegeven of dossier een enig refertenummer toe te kennen, door alle administraties aanvaard en onveranderlijk in de tijd, hetgeen op dit ogenblik zeker niet het geval is. Concreet, en met abstractie van bepaalde bijzondere gevallen, zou het nationaal nummer moeten gebruikt worden voor natuurlijke personen en het, eventueel aangepast, BTWidentificatienummer in het geval van rechtspersonen. De toekenning van deze identificatiesleutels is een conditio sine qua non voor de ontwikkeling van één grote virtuele gegevensbank bestemd voor alle openbare instellingen. Dergelijk systeem vermijdt bovendien overbodige captatie en opslag van gegevens. Op termijn zal een informatie nog slechts éénmaal moeten verstrekt worden door een onderneming. De opslag van die informatie zal gespecifieerd worden, één enkele administratie zal als aanspreekpunt dienen, alleen bevoegd voor de bijwerking en, desgevallend, voor de certificering. Dit project mobiliseert het geheel van de federale administraties. Voor het departement Financiën impliceert dit project dat de bestaande databanken derwijze moeten aangepast worden dat de gegevens kunnen verbonden worden aan de unieke identificatienummers en niet langer aan de bestaande sleutels die specifiek zijn aan iedere administratie. In het verlengde van de ontwikkeling van de unieke identificatiesleutels heeft de regering beslist een prototype van enig administratief loket te ontwikkelen gebaseerd op een reeks van tien pilootaanvragen. Het project beoogt de verzending van attesten of certificaten langs elektronische weg, tussen federale administraties, in het kader van een procedure die door een burger of een ondernemer bij één van deze administraties werd opgestart. Meerdere projecten hebben rechtstreeks betrekking op het Ministerie van Financiën, en dit gelijktijdig op het niveau van het verstrekken van gegevens langs elektronische weg (openbare aanbestedingen, attesten met betrekking tot de hoedanigheid van belastingplichtige en de voldoening van de BTW-verplichtingen, attesten met betrekking tot de hoofdwerkzaamheid als landbouwer) als, eens het systeem opgestart, op het vlak van de captatie van gegevens die overgemaakt worden door andere federale departementen. Hier zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan het eerbiedigen van de wetgeving op de persoonlijke levenssfeer.
45
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Er wordt eveneens een onderzoek voorzien naar de mogelijkheden voor de Nationale Bank om de gegevens van jaarrekeningen mede te delen in het geval van de procedure van registratie als aannemers en, in een ruimer kader, op elk verzoek van een federale overheid.
l Aanpassing van de bestaande gegevensbanken in het kader van het project enig identificatienummer. l Deelname aan pilootprojecten voor de automatische interadministratieve uitwisseling van gegevens.
§ 7. Vereenvoudigen van de administratieve stappen en aanmoedigen van het gebruik van moderne communicatiemiddelen I. Algemeen overzicht
De belangrijkste inspanning inzake de vereenvoudiging van de administratieve procedures ligt op het vlak van een beter gebruik van de moderne communicatiemiddelen. Men denkt natuurlijk aan internet. Dit fungeert echter maar als middel dat dient voor het uitrusten van een nieuw gamma van diensten. In dit opzicht wordt in eerste instantie gedacht aan het ter beschikking stellen van het publiek van informatie of van administratieve formulieren. In een eerste fase zullen dat ongetwijfeld louter afschriften van de momenteel beschikbare papieren formulieren zijn. De informatica laat evenwel toe om deze formulieren intelligent te maken : verificatie van rekenfouten, coherentietests, enzovoort. In een volgend stadium zullen de documenten aangevuld worden met de kennis waarover Financiën reeds beschikt. Voor wat de eenvoudige fiscale aangiften betreft, zal de belastingplichtige op termijn enkel nog een door de administratie voorgestelde en door de informatica geoptimaliseerde aangifte moeten waarmerken. Een dergelijk objectief, zelfs indien technisch gezien relatief gemakkelijk te verwezenlijken op kleine schaal, vereist, gezien de fiscale materie, duidelijke garanties betreffende de elektronische handtekening, de echtheid van de documenten, enzovoort. Het gebruik van internet is enkel het ondergedompelde deel van een ijsberg die rekenmodules, gegevenstransferts, certificatiemogelijkheden, enzovoort inhoudt. Samengevat en cru gesteld, een indrukwekkende back office die slechts progressief, op straffe van herhalingsfouten, kan worden opgebouwd. Aan de andere kant, door de ontwikkeling van de opslagmogelijkheden en de elektronische betalingen zijn sommige
46
Naar een nieuwe fiscale cultuur
actuele praktijken, of het nu gaat om fiscale zegels, facturatie op papier, het houden van registers en kastickets, achterhaald. Vereenvoudigingsprojecten worden dan ook in deze domeinen voorzien. In dit opzicht dringt zich echter een waarschuwing op. Het grootste deel van deze projecten lijken heel eenvoudig op te starten maar stuiten in feite op problemen van controle en van certificatie. Het spreekt vanzelf dat het Commissariaat hier aandacht zal aan besteden in het kader van zijn opdracht inzake de strijd tegen de grote fiscale fraude.
II. Elektronische formulieren
Sommige documenten dienen bij de fiscale aangiften gevoegd te worden of aan de administratie verschaft te worden zoals, bijvoorbeeld, het detail van de afschrijvingen, het formulier m.b.t. de investeringsaftrek 276U, enzovoort. Hierbij blijkt dat talrijke belastingplichtigen de modellen gebruiken die de administratie ontwikkelt voor haar eigen behoeften. Men denkt onder meer aan de afschrijvingstabellen 328C1 en 328C2, de tabellen van de belaste reserves 328R en de vrijgestelde reserves 328S, de tabel van oorsprong van het kapitaal 328D, enzovoort. Deze documenten zullen ter beschikking van de burgers en de ondernemingen worden gesteld onder een intelligente elektronische vorm, d.w.z. documenten die door middel van kleine programmas (macros) onmiddellijk zullen worden gevalideerd. Per invulveld zullen er specifieke hulpmiddelen worden voorzien, met een controlefunctie en een dialoogvenster. In een eerste fase zullen deze door het departement conform verklaarde documenten worden gedownload van een internetsite om gebruikt en verspreid te worden. Eenmaal ingevuld, zullen de formulieren worden afgedrukt en verzonden naar de administratie en een kopie zal als bewijs worden bewaard. In de tweede fase zal het mogelijk worden on line te werken. Men zal dan de formulieren via het internet kunnen terugzenden naar de administratie. Sommige formulieren (bv. 276U) zouden als bijlagen van de elektronische aangifte worden gebruikt. De derde fase moet op termijn toelaten te evolueren naar een niveau van interactieve en steeds meer complexe diensten, onmiddellijke integratie van informatie die wordt verzameld in de gegevensbestanden van het departement, controle van de velden met betrekking tot externe gegevensbestanden, uitwisseling van gegevens met verschillende autoriteiten, enzovoort. Aan de andere kant zal een procedure van elektronisch ter beschikking gestelde documenten uitgebreid worden tot de formulieren voor intern gebruik met het oog op uniformiteit, doelmatigheid en leesbaarheid. Het voordeel van het ter beschikking stellen van formulieren op het internet via een virtueel loket is duidelijk, zowel voor de belastingplichtige (eenvoudigheid, tijdswinst, beschikbaarheid, assistentie, beschikking over de meest recente versie) als voor de administratie (mogelijkheid tot bijna ogenblikkelijke update, verbetering van de dienst en van het imago).
47
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Een begeleidingscomité met vertegenwoordigers van de diverse betrokken administraties zal worden opgericht teneinde te bepalen welke documenten bij voorrang moeten worden voorgesteld. De gebruiksfrequentie en de complexiteit van het document zullen twee belangrijke beoordelingscriteria zijn. Naar het voorbeeld van wat gebruikelijk zal zijn inzake de informatiebrochures voor het grote publiek, zal een maximale toegankelijkheid tot deze formulieren gepaard moeten gaan met een samenwerking met andere publieke diensten en andere gezagsinstanties. De mogelijkheid om, bijvoorbeeld, toegang te verlenen via terminals die sommige gemeenten ter beschikking stellen van hun inwoners zal in samenwerking met deze gemeenten worden overwogen. In de budgetten voor de ontwikkeling van het informaticaplan 2001 is een bedrag van 20 miljoen Belgische frank voorzien voor dit project. Een precieze fasering blijft te definiëren maar na het vastleggen hiervan en de lancering van adequate procedures, zullen de eerste elektronische formulieren op het einde van het jaar 2001 beschikbaar zijn.
l Beschikbaar zijn van intelligente elektronische formulieren voor de belastingplichtigen via internet en terminals. l Elektronische verzending van formulieren. l Ontwikkeling van interactieve diensten.
III. Berekening van de belasting on line (PB)
De berekening van de belasting is thans reeds beschikbaar op de Internetsite van het departement (http://www.fiscus.fgov.be) via een downloading-procedure die momenteel nogal lang duurt. Deze berekening is ook ter beschikking gesteld aan het publiek door verscheidene privé-ondernemingen. Die programmas zijn gebruiksvriendelijker dan deze die momenteel voorgesteld worden door het departement. Het voordeel echter voor de gebruiker van de officiële berekening door Financiën is dat hij beschikt over een programma dat gecertificeerd is door het departement en dat het effectief gebruikt wordt door de administratie om over te gaan tot inkohiering. Alzo voorziet een door een privé-onderneming opgesteld programma slechts 95 tot 98 % van alle mogelijke gevallen, terwijl de berekening van de administratie in principe 100 % van de situaties dekt. Net zoals de programmas die ontwikkeld zijn door de privé-ondernemingen, zal het door de administratie ter beschikking gestelde programma de mogelijkheid omvatten voor de belastingplichtige om zijn fiscale aangifte te optimaliseren.
48
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De belasting zal onmiddellijk worden berekend en vervolgens zal de belastingplichtige, in het kader van het project om de aangifte via internet in te dienen, de keuze hebben tussen de definitieve verwerking van zijn aangifte of de beëindiging van de sessie. In afwachting van de veralgemening van de elektronische overdracht is het eveneens de bedoeling dat het volledige aangifteformulier op het scherm kan afgedrukt worden teneinde het te verzenden naar de administratie. Veel overschrijffouten kunnen zo worden vermeden en het document zal veel gemakkelijker kunnen gescand worden. Het is duidelijk dat, om werkelijk nuttig te zijn voor de burger, het berekeningsprogramma effectief beschikbaar moet zijn vóór de normale uiterste datum van indiening van de aangifte, hetzij 30 juni van het aanslagjaar. Voor de aangifte inkomsten 2000 (aanslagjaar 2001) is de uiterste datum van indiening van de aangiften, die verzonden worden binnen de normale termijnen, dus 30 juni 2001. Wanneer men refereert naar aanslagjaar 1999 en vorige kan men vaststellen dat het berekeningsprogramma voor de PB klaar was, volledig getest, in de loop van de maand oktober van het aanslagjaar, hetzij ongeveer vier maanden na de uiterste datum van indiening. Deze vertraging liep op tot zeven maanden voor het aanslagjaar 2000. In dit geval had de terbeschikkingstelling van de berekening door de administratie geen enkel reëel nut meer voor de belastingplichtige. Vooraleer zich dus te richten op een doelmatig gebruik van de berekening door de administratie, d.w.z. zijn rol spelend als hulpmiddel bij de aangifte door de mogelijkheid van fiscale optimalisatie, dient absolute prioriteit gegeven te worden aan de wegwerking van de voortdurende vertraging inzake de terbeschikkingstelling van de belastingsberekening. Een deel van de vertraging dient weggewerkt te worden voor het aanslagjaar 2001 en de rest voor het aanslagjaar 2002.
l Respecteren van de termijnen van ontwikkeling van de jaarlijkse versies van het berekeningsprogramma inzake de personenbelasting. l De mogelijkheid van on line berekeningen op internet zonder dat het programma dient gedownload te worden. l Optimalisatie en conform "gecertificeerde" berekeningen door de administratie met mogelijkheid tot het afdrukken van de ingevulde aangifte op het scherm teneinde ze te verzenden naar de administratie.
49
Naar een nieuwe fiscale cultuur
IV. Elektronische aangiften
De fiscale aangiften worden momenteel uitsluitend op papier uitgevoerd, wat belangrijke financiële kosten, een verspilling van papier en een substantieel risico op coderingsfouten naargelang van de verschillende handelingen ervan met zich meebrengt. De technische vooruitgang inzake netwerken en de recente ontwikkelingen met betrekking tot de elektronische handtekening zou aan de belastingplichtigen de mogelijkheid moeten bieden hun aangiften elektronisch te verzenden. Deze ontwikkeling zal in verschillende stappen gebeuren.
A. BTW-aangiften via de EDI-technologie Op termijn zouden de elektronische aangiften moeten steunen op een voor het grote publiek toegankelijk model zoals het Internet, gecombineerd met geavanceerde elektronische handtekeningen die gecertificeerd worden door een hiertoe geaccrediteerd organisme. Het is moeilijk op zeer korte termijn elektronische aangiften op grote schaal in te voeren. Een fase van leer- en inlooptijd zal waarschijnlijk noodzakelijk zijn, zowel voor de administratie als voor de gebruikers. Bijgevolg heeft Financiën, in afwachting van de elektronische aangifte voor het grote publiek, beslist om een eerste kleinschalig project op korte termijn te lanceren. Dit project beoogt de introductie van BTW-aangiften op een specifiek elektronisch formaat (EDI) dat steunt op nog af te sluiten protocollen tussen de fiscus en professionele gebruikers (wat toelaat om geen gebruik te moeten maken van elektronische handtekeningen). Dit project, EDIVAT genoemd, heeft het voordeel om snel operationeel te kunnen zijn bij een relatief beperkte gebruikersgroep. Het steunt inderdaad op een partnerschap tussen enerzijds fiscale experten en accountants en anderzijds de administratie. Een testfase, gerealiseerd met de hulp van vier boekhoudkundige en fiscale operatoren, is voorzien in de loop van het eerste semester van dit jaar. Eens deze testfase beëindigd, zullen de elektronische aangiften daadwerkelijk kunnen opstarten, en dit zonder backup papier. Het EDI-formaat is zeker voorbehouden voor een relatief gespecialiseerd publiek. Het praktisch gevolg van het project zal waarschijnlijk niet verwaarloosbaar zijn omdat 60 % van de BTW-aangiften momenteel worden ingediend door leden van professionele organisaties die rechtstreeks betrokken zijn bij het EDIVAT-project en die dikwijls dit formaat aanwenden. De technische eigenschappen van het project zullen trouwens gepubliceerd worden teneinde het project bekend te maken bij een breder publiek. De eerste online-tests zouden moeten opgestart worden in april 2001 en het systeem zal operationeel worden in juni 2001.
50
Naar een nieuwe fiscale cultuur
l Testfase van de elektronische BTW-aangifte in samenwerking met de professionele organisaties van accountants en fiscale consulenten in april 2001. l Elektronische BTW-aangifte op EDI-formaat vanaf het tweede semester 2001.
B. Aangiften via Internet Parallel daarmee dient, in samenwerking met de gebruikers, de invoering, via internet, van de BTW-aangifte en de aangiften in de personen- en de vennootschapsbelasting te worden voorbereid. Hiertoe zal een platform bestaande uit publieke en private partners worden opgericht met het oog op de snelle opstarting van de vereiste vergaderingen. Alzo zullen een aantal leden van professionele organisaties aan de komende testfases kunnen deelnemen. Verscheidene pistes zijn in onderzoek om een snelle veralgemening van de elektronische BTW-aangifte toe te laten. Er werd ook een studie aangevat van de systemen die door onze directe buren, in het bijzonder Frankrijk, worden gebruikt. Wat de aangiften in de personenbelasting betreft is het momenteel de bedoeling dat in de eerste fase van het project een prototype zal ontwikkeld worden. Dit prototype zal getest worden door een beperkt aantal gebruikers, gekozen onder de vrijwilligers van het personeel van Financiën. Met het oog op een inwerkingtreding in een tweede fase van het project wordt tezelfdertijd de voorafgaande invulling van de aangifte bestudeerd, en dit enerzijds vanuit het oogpunt van de technische en operationele mogelijkheden en anderzijds vanuit de invalshoek inzake de strijd tegen de fiscale fraude12. Deze voorafgaandelijke invulling zal gesteund zijn op het geheel van de gegevens in het bezit van de administratie, zoals bijvoorbeeld de gegevens afkomstig van de werkgevers. Die inlichtingen moeten uiteraard in het bezit zijn van de administratie vooraleer de aangifte, voor verificatie, naar de belastingplichtige wordt verzonden.
12 Het volgende voorbeeld toont de noodzakelijkheid aan om deze denkpiste te onderzoeken. De gegevensbestanden van het Ministerie van Financiën beschikken over het bedrag van de inkomsten die aan de ambtenaren worden betaald en van de belasting die daarop werd ingehouden. Elke agent ontvangt een jaarlijkse fiche 281.10 die deze bedragen herneemt en men vraagt aan de agent deze bedragen over te nemen in zijn fiscale aangifte die van hetzelfde departement wordt ontvangen. Eenmaal de aangifte werd ontvangen op de controledienst, worden deze bedragen gecodeerd met het oog op de incohiering en de verzending van het aanslagbiljet. Daarna verifieert een controleur nauwgezet de bedragen die de ambtenaar in zijn aangifte heeft vermeld.
51
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Ook voor wat de vennootschapsbelasting betreft, zal een beperkte groep van gebruikers in het kader van het prototype gekozen worden in samenwerking met de professionele verenigingen en de vertegenwoordigers van de economische beroepen. Naar het voorbeeld van hoe het in zijn werk gaat in sommige buurlanden, is het mogelijk, in de optiek van de oprichting van een eenheid die belast wordt met de controle van de grote ondernemingen, dat op termijn de indiening van sommige aangiften (BTW en vennootschapsbelasting) enkel maar geldig kan worden gedaan langs elektronische weg. Het elektronisch verzenden van fiscale aangiften veronderstelt het wettelijk bestaan van de elektronische handtekening. De wet van 20 oktober 200013 heeft het gebruik ervan geconcretiseerd in het Belgisch juridisch kader. De administratie beschikt dus over de geschikte juridische middelen waarvan de praktische uitwerking nog te onderzoeken blijft. De redactie van een lastenboek met het oog op deze uitwerking zal moeten gebeuren in de loop van het eerste semester 2001, de aanbesteding tegen eind 2001. Verder zal het in ontvangst nemen en de behandeling van de gegevens van de BTWaangiften en andere documenten behorend tot de domeinen van andere belastingen die elektronisch zullen worden verzonden naar de administratie moeten worden ondersteund door wettelijke en reglementaire maatregelen.
l Oprichting van een platform bestaande uit publieke en private partners ter voorbereiding van het indienen van alle belastingsaangiften via internet, en dit prioritair in het domein van de BTW. l Testfases van aangiften op basis van een steekproef van gebruikers. l Studie van de technische mogelijkheid en van de opportuniteit van de vooraf ingevulde aangiften in verband met het project van het uniek federaal loket. l Wettelijke en reglementaire aanpassingen teneinde een legale grondslag te geven aan het proces van captatie en bewaring van de gegevens van de elektronische aangiften.
13 Wet van 20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure (B.S., 22 december 2000).
52
Naar een nieuwe fiscale cultuur
V. Deelname aan het federaal portaal
De regering heeft de federale ICT manager belast met de realisatie van een frontoffice voor het federaal portaal welke het uitgangspunt zal zijn voor alle informaticadiensten. Achter dit portaal zullen de geleverde diensten ten laste zijn van de verschillende departementen; dit is het back-office. Voor het departement van Financiën ging het in eerste instantie om het verzekeren van : m de verificatie van de toestand van de Belgische BTW-plichtige ; m de geldigheid van het BTW-nummer van de buitenlandse belastingplichtigen. Daartegenover heeft de Europese Commissie eind 2000 beslist dat de bevestiging van de geldigheid van een BTW-nummer zou moeten gebeuren via haar eigen portaal welke toegang zal verlenen tot de gegevensbank VIES (VAT Information Exchange System). Dit systeem bevat informatie betreffende intracommunautaire goederenstromen. Momenteel is dit systeem enkel toegankelijk voor lidstaten en niet voor belastingplichtigen. De lidstaten hebben dit probleem gesignaleerd aan de Commissie die beslist heeft om een tussenbank van gegevens te creëren die enkel BTW-nummers (en geen cijfergegevens van facturen, enz.) bevat. Een tweede probleem dat zich in onderhavig geval stelt, is dat deze gegevensbank geen BTW-nummers bevat die niet door een ISO-code worden voorafgegaan (bv. de vrijgestelde BTW-plichtigen waarvan er in België ongeveer 40.000 zijn op een totaal van 680.000 BTW-plichtigen). De beslissing die zich opdringt is dat elke nationale administratie de Europese gegevensbank aanvult voor de ontbrekende 3 à 4 %. Het Europees portaal zou operationeel moeten zijn tegen ten laatste 30 juni 2001. De Commissie heeft de lidstaten aangemoedigd om de toegang tot haar tussenbank VIES mogelijk te maken vertrekkende vanuit hun eigen site door de noodzakelijke link te leggen naar het Europese portaal dat nog steeds in aanmaak is.
l Creatie van een interactieve link met de Europese gegevensbank inzake BTW teneinde het publiek de mogelijkheid te geven om de identiteit en de geldigheid van de inschrijving van Belgische of buitenlandse BTW-plichtigen te verifiëren.
53
Naar een nieuwe fiscale cultuur
VI. Douane paperless
In het kader van een in december 2000 in werking getreden douaneplatform, werd het Commissariaat belast met het bevorderen van een nauwere samenwerking tussen de administratie der douane en accijnzen en de ondernemingen alsmede met het vereenvoudigen van de douaneprocedures in een perspectief paperless. De rol van de Regeringscommissaris zal hier essentieel bestaan in het geven van de nodige impulsen, in het aanbrengen van de gewenste ondersteuning en in het erop toezien dat de genomen initiatieven beantwoorden aan de specifieke behoeften van de douaneoperaties, rekening houdend met de onontbeerlijke controle-opdracht van de administratie. De gedachte zal zowel slaan op lange termijn objectieven als op snel te verwezenlijken gerichte projecten die beantwoorden aan twee vaste opdrachten : de douaneverrichtingen vereenvoudigen en de noodzakelijke controle mogelijk maken. Het douaneplatform groepeert KMOs, grote ondernemingen en professionele organisaties. Het omvat een commissie van experts die de beleidslijnen bepalen alsook meerdere werkgroepen die de vastgestelde problemen omschrijven en constructieve oplossingen uitwerken, actieplannen opstellen en, in het kader van hun opdracht en hun activiteiten, gesprekspartners zijn van officiële organisaties Momenteel bestaan er vier werkgroepen : m een werkgroep unieke vergunning, die de gevolgen van een eventuele toepassing van een gecentraliseerd systeem, dat een optimaal beheer van de goederenbewegingen verzekert, bestudeert ; m een werkgroep oorsprong die een zeker aantal voorstellen bestudeert met het oog op het beperken van de risicos opgelopen door invoerders en uitvoerders van goederen die voorzien zijn van oorsprongscertificaten door het oprichten van een transparant en efficiënt beheerssysteem ; m een werkgroep New Computerised Transit System die de gevolgen van de uitwerking van het NCTS bestudeert. Het gaat over een transitprocedure die betrekking heeft op het vervoer van goederen zowel binnen de Europese Unie als tussen de Europese Unie en de EER14 als in de landen van de Visegrad15 en die binnen afzienbare termijn zou geautomatiseerd moeten zijn ; m een werkgroep paperless die zich richt op de automatisering van de douaneaangiften alsook op de diverse controles die hieruit voortvloeien voor de ondernemingen. Het betreft een hoofdbekommernis van de gebruikers van installaties in havens en luchthavens om op termijn tot een systeem te komen dat 7 dagen op 7 en 24 uur op 24 beschikbaar is.
14 Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen en Ijsland. 15 Polen, Hongarije, Tsjechië en Slovakije.
54
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De eerste concrete realisatie van dit project bestaat in het terbeschikkingstellen aan het publiek (invoerder, uitvoerders, enz.) en aan de douanebureaus van het douanetarief via internet ter vervanging van het volumineuze en verouderde tarief op papier. Hierbij dient opgemerkt dat de complexiteit van het project bestaat in de quasi dagelijkse bijwerking van het douanetarief door de Europese autoriteiten.
l Coördinatie van het douaneplatform inzake de vereenvoudiging van de procedures binnen de context van douane paperless, opvolging en ontwikkeling van projecten die, in gemeen overleg, zullen voorgesteld worden door de experten en de administratie van douane en accijnzen. l Terbeschikkingstelling aan de douaneagenten en de economische actoren van het douanetarief op internet en dit middels integratie in het algemener kader van het nieuwe gegevensbestand van Financiën.
VII. Elektronische verbindingen met notarissen
Voorafgaand aan het verlijden van een authentieke akte houdende de verkoop van een onroerend goed of een hypotheekstelling, zijn notarissen gehouden tot een aantal strikte formaliteiten ter vrijwaring van de rechten van de schatkist, op straffe persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden voor de nog verschuldigde belasting en de boeten die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding hadden kunnen geven in het voordeel van de fiscus. Op grond van de artikelen 433 tot 442 van het W.I.B. 1992 en de artikelen 93ter en volgende van het BTW-Wetboek, moeten zij de bevoegde ontvanger verwittigen door middel van een bericht in duplo dat per aangetekende post dient verzonden te worden. De administratie beschikt daarna over een termijn van twaalf werkdagen om per aangetekend schrijven een kennisgeving te betekenen. Deze geldt als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt. Het is duidelijk dat het vervullen van deze formaliteiten een belangrijke inspanning vergt zowel van de notarissen als van de administratie, en een grote papierstroom genereert. De zeer korte wettelijke termijnen en de zware financiële implicaties voor notarissen die in gebreke zouden blijven, leiden tot het voorstel vanwege de notarissen om voormelde formaliteiten langs elektronische weg te laten gebeuren. Deze oplossing houdt bovendien een aantal bijkomende voordelen in, zoals het verlaagd risico op het verlies van briefwisseling, de mogelijkheid voor beide partijen het aantal met deze weinig motiverende opdracht belaste personeelsleden te verminderen en een belangrijke daling van de verzendingskosten.
55
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De uitbouw van een elektronisch netwerk tussen deze openbare ambtenaren en de administratie met het oog op een concrete en snelle samenwerking zal bestudeerd worden. Dit project zal meer bepaald betrekking hebben op de databanken van de Administratie van de Invordering en de elektronische uitwisseling van informatie m.b.t. de toestand van bepaalde belastingplichtigen die de administratie in dergelijke gevallen dient te verstrekken. Het Commissariaat beoogt de belangen van beide partijen te verzoenen en bij te dragen tot het onderzoek naar de mogelijkheden van een snelle en concrete samenwerking in deze materie. Verder zal werk worden gemaakt van de elektronische verzending door het A.K.R.E.D. van de kadastrale uittreksels. De behandeling van deze toepassing werd geautomatiseerd door deze administratie die thans verplicht is deze uittreksels af te drukken alvorens ze aan de notarissen te verzenden. Op langere termijn zal het geheel van de relaties tussen het A.K.R.E.D. en het notariaat moeten evolueren naar een veralgemening van de elektronische procedure. Alzo worden, met het oog op hun archivering, de aan de hypotheekkantoren toegezonden documenten aldaar gescand. Teneinde deze verrichting te versnellen en de manuele tussenkomst te beperken, wordt de doorzending via mail van deze documenten, gekoppeld aan een analyse van de door de notaris verleden akte, overwogen.
l Ontwikkeling van een systeem van elektronische verbinding tussen notarissen en administratie met betrekking tot de verplichte kennisgevingen en de verzendingen van de kadastrale leggers. l Veralgemening van de elektronische contacten tussen A.K.R.E.D. en het notariaat.
VIII. Elektronische verbindingen met gerechtsdeurwaarders
Een centrale databank met de gegevens van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling voorzien bij de artikelen 1390 tot 1390quinquies van het Gerechtelijk Wetboek werd opgestart ingevolge een wet van 29 mei 200016. Deze databank zal beheerd worden door de Nationale Kamer van de Gerechtsdeurwaarders. De datum van inwerkingtreding van de bepalingen van voormelde wet moet nog worden vastgelegd bij koninklijk besluit. De ontvangers van de Administratie van de Invordering alsmede van de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen moeten, voorafgaand aan elke fiscaal derdenbeslag, de centrale databank raadplegen en er de door hen uitgevaardigde berichten van beslag aan meedelen.
16 Wet van 29 mei 2000 betreffende de oprichting van een centrale databank van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling en die sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt (B.S., 9 augustus 2000).
56
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Elk ontvangkantoor zal derhalve moeten uitgerust worden met de noodzakelijke verbinding om te kunnen voldoen aan deze nieuwe voorschriften. Van deze gelegenheid zal eveneens gebruik gemaakt worden om de elektronische verzending van dwangbevelen door de ontvangers aan gerechtsdeurwaarders te voorzien, de eventuele stopzetting van een gedwongen tenuitvoerlegging te bewerkstelligen en de problemen met aktekosten te regelen. Een algemene studie van de door voormelde wet in het Gerechtelijk Wetboek doorgevoerde wijzigingen zal op korte termijn moeten gerealiseerd worden. Deze studie zal eveneens betrekking hebben op de problematiek van de notificaties via Email en per fax.
l Aansluiting op internet van alle ontvangkantoren met het oog op : - de consultatie en de verzending van berichten van beslag aan de centrale databank van de Kamer van Gerechtsdeurwaarders, - de verzending van dwangbevelen.
IX. Fiscale zegels
Het gebruik van fiscale zegels kan in sommige gevallen als archaïsch overkomen maar in andere gevallen blijft het nog steeds de meest aangewezen, juridische en praktische, oplossing. Een algemene opheffing van het gebruik van de fiscale zegels is derhalve niet aangewezen. Elke rationalisatie op dit vlak behoeft een grondig onderzoek van de huidige modaliteiten om te bepalen of een afschaffing werkelijk een toegevoegde waarde inhoudt voor de burger.
A. Zegels voor de betaling van penale boeten Het koninklijk besluit van 10 juni 1985 betreffende de heffing en de consignatie van bedragen naar aanleiding van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten, bepaalt dat sommige onmiddellijke inningen van boeten mogen voldaan worden door de overtreders d.m.v. het aanbrengen van fiscale kleefzegels (zegels Amendes Boeten ) op het proces-verbaal. Bedoelde fiscale kleefzegels worden verkocht in de postkantoren en de ontvangkantoren van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. Mits voorafgaande toestemming van voormelde administraties mogen deze zegels eveneens verdeeld worden door bepaalde openbare kredietinstellingen.
57
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De voorgestelde oplossing zou er kunnen in bestaan de betaling door middel van zegels te vervangen door hetzij een systeem van betaling per bank of langs elektronische weg, hetzij door de gebruiker de keuze te bieden tussen die twee systemen. In voorkomend geval zal de elektronische of girale betaling dienen uitgevoerd te worden met tussenkomst van de domaniale ontvangkantoren die vervolgens het departement van Justitie dienen te informeren. Belangrijke structurele en functionele aanpassingen zijn noodzakelijk om de diensten van Financiën in de mogelijkheid te stellen deze nieuwe opdracht uit te voeren. Bovendien zal een belangrijke inspanning dienen te gebeuren op het vlak van de informatica.
B. Zegels voor de inschrijving van voertuigen Het huidige systeem biedt het voordeel van een zeer eenvoudig beheer. Nochtans hebben een groot aantal gebruikers, die verplicht zijn om zich naar het postkantoor te begeven om de zegels aan te schaffen, alsmede bepaalde verzekeringsmaatschappijen die zegels verdelen ten behoeve van hun klanten en de Directie voor de Inschrijving van Voertuigen, hun interesse betoond voor een modernere betalingsvorm : per bank of langs elektronische weg. Dergelijke betaling zal dienen te gebeuren hetzij rechtstreeks via de Directie voor de Inschrijving van Voertuigen, hetzij door tussenkomst van de domaniale ontvangkantoren die vervolgens de voormelde Directie moeten informeren. Beide oplossingen zullen belangrijke structurele en functionele aanpassingen vergen om aan voormelde diensten de mogelijkheid te bieden deze nieuwe opdracht naar behoren uit te voeren. Een andere oplossing zou er kunnen in bestaan deze bedragen te incorporeren in de verkeersbelasting (VB) of in de belasting op de in verkeerstelling (BIV).
C. Zegels voor de betaling van de BTW Deze wijze van betaling zal vervangen worden door een meer aangepast systeem. Bedoelde opheffing, die een aanpassing van de huidige wetgeving vereist, heeft als bijkomend voordeel dat de helft van de actueel gebruikte zegelwaarden kan afgeschaft worden.
D. Zegels voor de betaling van de aanplakkingstaks Aangezien de opbrengst van deze belasting zeer laag is, zullen bij de vervanging van de betalingswijze inzake het huidig systeem voor de kleine affiches de kosten de opbrengsten overschrijden. De opheffing van deze taks zal derhalve voorgesteld worden. Voor grote affiches, waarvan de minimumafmetingen nog vastgelegd moeten worden, en die in principe betrekking hebben op beroepsgebruikers, zal het reeds gebruikt systeem van betaling via financiële rekening veralgemeend worden.
58
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Er zal contact worden opgenomen met andere overheden, zoals gemeenten, die de aanplakkingstaks aanwenden om in hun eigen middelen te voorzien.
E. Zegels voor de betaling van de taks op beursverrichtingen Krachtens artikel 127 van het Wetboek van de met het zegel gelijkgestelde taksen, wordt het verschuldigde bedrag als taks op de beursoperaties voldaan door het aanbrengen en het ongeldig maken van fiscale zegels op het borderel dat de tussenpersoon moet afleveren aan zijn opdrachtgever. In de praktijk, en dit sedert 1979, staat de administratie aan de meerderheid van de professionele tussenpersonen toe dat ze de belasting voldoen door middel van periodieke betalingen, op grond van artikel 203 van voormeld wetboek. Het komt er derhalve op neer een wettelijk kader te scheppen voor de bestaande praktijk van toegestane vergunningen. Van deze gelegenheid zal tevens gebruik gemaakt worden om de regelgeving met betrekking tot de borderellen die de tussenpersonen moeten afleveren aan hun opdrachtgever aan te passen. In de praktijk werden de professionele tussenpersonen door de aanschrijving nr. 15 van 21 maart 1944, ontheven van de verplichting gebruik te maken van de boeken met ontvangstbewijzen die werden opgelegd door artikel 128 van voormeld wetboek en werden ze gemachtigd om deze te vervangen door een dubbel van het borderel. Vervolgens, bij ministeriële beslissing van 17 november 1987, kregen de professionele tussenpersonen de toelating om voormeld dubbel van het borderel te vervangen door een dagelijkse listing, mits bepaalde voorwaarden. Het wettelijk en reglementair kader zal in overeenstemming gebracht worden met deze evolutie.
F. Andere betalingen door middel van fiscale zegels In de andere gevallen waarin het zegelrecht van toepassing is of waarin een bijdrage door middel van fiscale zegels moet worden voldaan, wordt het door de toenmalige Regeringscommissaris belast met de vereenvoudiging van de administratieve procedure ingezette onderzoek, in samenwerking met het Agentschap voor de administratieve vereenvoudiging, met alle gebruikers voortgezet. Een rationalisering van de gebruikte waarden, en in bepaalde gevallen waar nog slechts zeer zelden gebruik wordt gemaakt van fiscale zegels, of fiscale zegels zelfs volledig in onbruik geraakten, moet de opheffing van het systeem worden overwogen in samenspraak met de federale departementen en de andere bevoegde overheden.
l Rationalisatie, en in sommige gevallen, opheffing van het gebruik van fiscale zegels.
59
Naar een nieuwe fiscale cultuur
X. Harmonisering van de facturatie
In haar voorstel tot Richtlijn van 17 november 2000, heeft de Europese Commissie een vereenvoudiging, modernisering en harmonisering voorgesteld binnen de Europese Unie van de regels op het vlak van facturatie inzake de BTW. Dit voorstel kadert in het SLIM-project (Simpler Legislation for the Internal Market) De hoofdlijnen van het voorstel van de Commissie betreffen: m een lijst opstellen met verplichte vermeldingen op elke factuur : aan de standaardvermeldingen (identificatie van de leverancier en de afnemer, datum van de factuur, nummer van de factuur, beschrijving van de geleverde goederen en diensten) moeten het BTW-identificatienummer van de leverancier en de afnemer, de maatstaf van heffing per tarief, het toepasselijk BTW-tarief, het bedrag van de te betalen BTW, het totaal verschuldigd bedrag en in het geval een vrijstelling van toepassing is, een verwijzing naar de desbetreffende vrijstellingsbepaling van de Zesde (BTW) Richtlijn, toegevoegd worden ; m de mogelijkheid scheppen voor de leverancier om, in bijzondere omstandigheden, een derde te belasten met het opstellen van de facturen (bijvoorbeeld, onderaanneming door een dienstencentrum van de groep) of aan de afnemer (selfbilling) de mogelijkheid geven om facturen op te stellen in naam en onder de verantwoordelijkheid van die leverancier ; m maatregelen nemen ter vereenvoudiging van de verplichtingen van bepaalde categorieën van belastingplichtigen of van facturen. Het hoofddoel van dit ontwerp van Richtlijn bestaat erin dat een in de Europese Gemeenschap gevestigde operator nog slechts één regelgeving dient te respecteren voor alle facturen die hij opstelt, en dit ongeacht de lidstaat waar door hem geleverde goederen of verstrekte diensten worden belast. Het is aangewezen de Belgische regelgeving aan te passen teneinde deze binnen de opgelegde termijn in overeenstemming te kunnen brengen met het voorstel van de Commissie, uiteraard indien dit wordt aangenomen.
l Aanpassing van de Belgische wetgeving in functie van de voorgestelde Europese Richtlijn die de harmonisering beoogt van de voorschriften inzake facturatie teneinde onmiddellijk te kunnen beantwoorden aan de nieuwe criteria, en dit van bij de inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn.
60
Naar een nieuwe fiscale cultuur
XI. Elektronische facturaties
Veel ondernemingen wisselen met hun leveranciers informatie uit langs elektronische weg. De evolutie van de moderne technologie zal het in de nabije toekomst mogelijk maken om met de nodige veiligheid facturen te verzenden via internet. Een dergelijke vorm van uitwisseling van informatie genereert een belangrijke tijdswinst en geldbesparingen en opent perspectieven om economische processen sterk te rationaliseren. In het huidig stadium is het mogelijk facturen en eventueel documenten te verzenden door middel van telematica-technieken, echter uitsluitend op basis van vergunningen toegestaan door de administratie waarbij deze laatste strikte voorwaarden oplegt met betrekking tot de onwijzigbaarheid, de onomkeerbaarheid en de bewaring. Tot vandaag werden slechts negen tijdelijke vergunningen uitgereikt met betrekking tot het verzenden van gegevens van uitgereikte facturen door middel van telematica-technieken, en dit onder zeer stringente voorwaarden. Op Europees niveau laat de Zesde (BTW) Richtlijn de lidstaten toe facturen onder elektronische vorm te aanvaarden. Bepaalde lidstaten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Nochtans vormen de afwijkende toepassingsvoorwaarden een belangrijk obstakel voor een meer veralgemeend gebruik. De recente technologische ontwikkelingen leggen nog meer de nadruk op de noodzaak om binnen de kortste termijn een soepel juridisch kader te creëren, neutraal op het gebied van de aangewende technologie en voldoende flexibel om zonder problemen nieuwe technologische evoluties te volgen. De Europese Commissie heeft op 17 november laatstleden een voorstel van richtlijn aangekondigd dat het algemeen principe invoert dat een factuur moet kunnen verzonden worden op elke mogelijke drager : elektronische of materiële. De Commissie stelt aan de lidstaten het algemeen principe voor van de erkenning van de geldigheid van de elektronische facturatie mits aan twee hoofdvoorwaarden voldaan wordt : m de authenticiteit van de oorsprong en de integriteit van de inhoud van de factuur garanderen en dat middels de elektronische handtekening in de zin van de Richtlijn Elektronische handtekening 1999/93/EG van 13 december 1999, m de mogelijkheid voorzien om, gedurende de volledige verplichte bewaartermijn van de vroegere materiële facturen, toegang te hebben tot de gegevens, ze te lezen en er de oorspronkelijkheid van te garanderen. De auteur van de factuur heeft de vrijheid de technologie van zijn keuze aan te wenden, voor zover hij de voorschriften van het ontwerp van richtlijn van de Commissie respecteert. In dat geval is geen enkele voorafgaande vergunning vereist om het procédé van de elektronische facturatie te gebruiken.
61
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Volgens de Commissie beoogt dit voorstel het voor ondernemingen mogelijk te maken ten volle te profiteren van de mogelijkheden die de interne markt en de nieuwe technologiën bieden, de administratieve kosten in belangrijke mate te verminderen en de concurrentiepositie te verbeteren. De Commissie wenst dat deze nieuwe richtlijn uiterlijk op 1 juli 2001 wordt geïmplementeerd in de nationale wetgeving van de lidstaten. Teneinde zo snel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de economische operatoren en rekening te houden met de voorstellen van de Commissie, zal een aanpassing van de wetgeving voorgesteld worden in de loop van de volgende maanden, om, indien het voorstel aanvaard wordt, de vooropgestelde deadline van 1 juli 2001 te kunnen halen.
l Implementatie in de Belgische wetgeving van het voorstel van Europese Richtlijn m.b.t. de elektronische facturatie teneinde er van bij de inwerkingtreding ervan aan te beantwoorden.
XII. Opheffing van de certificering bij openbare aanbestedingen
Overeenkomstig artikel 100 van het koninklijk besluit van 10 december 1868 met betrekking tot het algemeen reglement op de Rijkscomptabiliteit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juni 1966, wordt aan schuldeisers van de staat de verplichting opgelegd, teneinde de betaling te bekomen van hun schuldvordering, een verklaring, een toelichting of een factuur in drie exemplaren voor te leggen, ondertekend en voorzien van een geijkte formule die voormelde documenten werkelijk en oprecht verklaart. De Minister van Financiën heeft nochtans de bevoegdheid een ontheffing van deze formaliteiten toe te staan mits een attest en een aantal voorgeschreven inlichtingen worden verstrekt, aan ondernemingen en instellingen die een regelmatige, geautomatiseerde boekhouding voeren en indien de betaling van de schuldvorderingen uitsluitend via een postrekening gebeurt. Deze, zowel voor de administratie als voor de ondernemingen zware procedure, is vandaag volledig in onbruik geraakt. Theoretisch gezien voldoen alle ondernemingen tegenwoordig aan de voorwaarden om een automatische ontheffing te bekomen, al was het maar alleen op het vlak van de administratieve formaliteit. Er wordt derhalve voorgesteld artikel 100 van het koninklijk besluit van 10 december 1868 met betrekking tot het algemeen reglement op de Rijkscomptabiliteit in die zin aan te passen. De opheffing van deze verplichting betekent voor de ondernemingen een vereenvoudiging op twee vlakken : m enerzijds dienen de ondernemingen geen aanvraag tot ontheffing meer te vragen ; m anderzijds zullen ondernemingen die de ontheffing niet vragen, niet meer verplicht zijn de facturen te ondertekenen en te certificeren.
62
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Op vraag van het Agentschap voor de administratieve vereenvoudiging heeft de Administratie van de Thesaurie een wetswijziging voorgesteld. Het oriëntatiecomité van bedoeld agentschap heeft zich met dit ontwerp akkoord verklaard op 20 december 2000.
l Opheffing van de verplichting tot certificering van facturen bij openbare aanbestedingen.
XIII. Afschaffing van de verplichting tot certificering van facturen bij openbare aanbestedingen
Het huidige artikel 1, § 1, van het Koninklijk Besluit nr. 1 van 29 december 1992 (BTW), legt aan een belastingplichtige die zowel belaste handelingen verricht als handelingen die vrijgesteld worden door artikel 44 van het BTW-Wetboek, de verplichting op een factuur uit te reiken aan zijn medecontractant voor alle handelingen die hij verricht in het kader van zijn economische activiteit, met inbegrip van de vrijgestelde handelingen. Deze verplichting betekent voor de bedoelde belastingplichtigen een bijkomende administratieve en financiële belasting, die hun competitiviteit en concurrentiepositie aantast ten opzichte van ondernemingen die uitsluitend door artikel 44 van het BTW-Wetboek vrijgestelde activiteiten uitoefenen en daardoor ontheven zijn van elke facturatieverplichting. Een ontwerp van koninklijk besluit zal in de loop van de volgende weken voorgelegd worden aan de Ministerraad teneinde de verplichting tot uitreiken van facturen in geval van leveringen van goederen en diensten, vrijgesteld op grond van artikel 44 van het BTW-Wetboek, af te schaffen.
l Afschaffing van elke facturatieverplichting voor door artikel 44 van het BTWWetboek vrijgestelde leveringen van goederen en diensten.
63
Naar een nieuwe fiscale cultuur
XIV. Betere leesbaarheid van de fiscale formulieren
De verbetering van de leesbaarheid van de fiscale formulieren vereist onder meer dat de inhoud van deze documenten wordt beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens voor de administratieve controle. Bovendien moeten ze ondanks het technische vocabularium, in de mate van het mogelijke, aangepast worden in functie van de gebruikers. De betere toegankelijkheid moet dus een hoofddoel worden. Daarbij spelen de volgende criteria een rol : m een formulier moet zo geconcipieerd worden dat het kan ingevuld worden met een minimaal risico op fouten ; m een formulier moet ingevuld kunnen worden zonder een beroep te moet doen op een specialist ; m een formulier moet een verzorgde lay-out hebben die aanzet tot een positieve houding om het in te vullen, wat eveneens resulteert in het beperken van de risicos op vergissingen. De verschillende administraties zullen uitgenodigd worden om initiatieven te nemen op het vlak van de vereenvoudiging van hun formulieren. Dit zal gebeuren door de oprichting van werkgroepen samengesteld uit een beperkt aantal ambtenaren met elk hun eigen werkdomein en specialisatie : ambtenaren van de centrale administraties, van de ordonnanceringsdiensten, van de met de controles belaste buitendiensten, van de juridische dienst en van personen gespecialiseerd in het gebruik van moderne schriftelijke communicatietechnieken.
l Oprichting van multidisciplinaire werkgroepen binnen de administraties met het oog op de vereenvoudiging en de betere leesbaarheid van fiscale formulieren.
XV. Vereenvoudigingen in specifieke sectoren
Ter gelegenheid van contacten en ontmoetingen met vertegenwoordigers van verschillende economische sectoren werden een aantal specifieke verzoeken ingediend die beogen een oplossing te vinden voor specifieke problemen van die beroepssectoren. In deze context en rekening houdend met het evolutief karakter van dit actieplan kunnen ten gepaste tijde, en na onderzoek van de voorstellen, nieuwe projecten toegevoegd worden. De eerste twee projecten, het enig register en de facturatie van onderdelen, werden ingediend door Federauto, de beroepsorganisatie van de automobielsector. Het derde project inzake het bewaren van kastickets, daarentegen, werd voorgelegd door Fedis die de ondernemingen uit de distributiesector vertegenwoordigt.
64
Naar een nieuwe fiscale cultuur
A. Het enig register voor ondernemingen uit de automobielsector Het Koninklijk Besluit nr. 1 van 29 december 1992 inzake BTW en de aanschrijving nr. 9 van 30 juli 1985 leggen aan de belastingplichtige in de autosector de verplichting op een veelvoud van registers bij te houden. Het betreft meer bepaald : m het register van de garagewerken ( K.B. nr. 1, artikel 28, § 1) ; m het register van de autovoertuigen die hem door een in een andere lidstaat gevestigde belastingplichtige worden toevertrouwd. ( K.B. nr. 1, artikel 25, § 2) ; m het register van leveringen van tweedehandse vervoermiddelen (K.B. nr. 1, artikel 28, § 2) ; m het register van de onttrekkingen van nieuwe personenautos (aanschrijving nr. 9/ 1985). De uitwerking van één enkel register is een reeds lang door de betrokken sector geopperde verzuchting en maakte reeds het voorwerp uit van besprekingen met de bevoegde administratie. Om tegemoet te komen aan deze vraag, moeten de hierboven vermelde registers worden vervangen door het houden van één gecombineerd register. Een voorstel van koninklijk besluit zal bij de Ministerraad ingediend worden in de loop van de volgende weken.
l Aanpassing van de wetgeving met het oog op het invoeren van een enig register voor de garagehouders.
B. Facturatie van onderdelen, toebehoren, enzovoort Artikel 1, § 2, 9° van het hierboven vermeld Koninklijk Besluit nr. 1 (BTW) legt de verplichting op een factuur uit te reiken voor de levering aan niet-belastingplichtigen van onderdelen, toebehoren en uitrustingsstukken voor landvoertuigen voorzien van een motor, met uitsluiting van bromfietsen, en van hun aanhangwagens wanneer de verkoopprijs, BTW inclusief, meer bedraagt dan 2.500 Belgische frank. Deze verplichting, die afwijkt van het gemeen recht, brengt voor ondernemingen gespecialiseerd in de verkoop aan particulieren van onderdelen en toebehoren voor autovoertuigen veel administratief werk mee. Dit wordt bovendien sterk bemoeilijkt door de quasi onmogelijkheid om van niet-belastingplichtige klanten een identiteitsbewijs te vragen met het oog op de facturatie. Deze verplichting creëert bovendien een discriminatie ten opzichte van andere distributiekanalen (inzonderheid de grootwarenhuizen) waar, mits de uitreiking van een kasticket, dezelfde onderdelen eveneens aan particulieren worden verkocht.
65
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het voorstel van de beroepssector beoogde in de eerste plaats de volledige afschaffing van voormelde verplichting of tenminste een belangrijke verhoging van de drempel van 2.500 Belgische frank. Na onderzoek van deze voorstellen en om redenen met betrekking tot de mogelijkheid controles uit te oefenen, werd de volledige afschaffing niet weerhouden. Er zal daarentegen in de loop van de volgende weken aan de Ministerraad een voorstel van koninklijk besluit worden voorgelegd met het oog op de verhoging van de minimumdrempel voor de verplichte facturatie in de autosector.
l Aanpassing van de wetgeving met het oog op het gevoelig verhogen van de drempel voor de verplichte facturatie van onderdelen en toebehoren in de autosector.
C. Het bewaren van kastickets Ondernemingen in de distributiesector die kastickets uitreiken aan particulieren zijn verplicht deze te bewaren gedurende tien jaar, zoniet kan de bewijskracht van hun boekhouding in twijfel getrokken worden. Voor bepaalde ondernemingen is het volume van de te bewaren stukken dermate groot dat een functionele en stipte archivering onmogelijk wordt. Meerdere vragen vanuit de distributiesector streven ernaar een oplossing te vinden die tegelijkertijd de controlemogelijkheden voor de fiscale administratie waarborgt en de aan de betrokken ondernemingen opgelegde verplichtingen vereenvoudigt. De in dit kader vooropgestelde oplossingen moeten beantwoorden aan vier essentiële criteria : m een verkorting van de bewaringstermijn ; m de controlemogelijkheid voor de BTW-ambtenaren verbeteren ; m beantwoorden aan het criterium van de onaantastbaarheid ; m bruikbaar zijn voor alle ondernemingen, met inbegrip van de KMOs. De fiscale administratie van haar kant hecht zeer veel belang aan een bewaartermijn van tien jaar, meer bepaald voor wat de controle van bijzondere verplichtingen op het vlak van de facturatie betreft. (K.B. nr. 1, artikel 1). De initiatieven van het Regeringscommissariaat zullen tot doel hebben de bestaande standpunten van de administratie en van de distributiesector beter op elkaar af te stemmen. Er moet worden nagegaan of een oplossing die beantwoordt aan voormelde criteria binnen het bereik ligt, meer bepaald door het aanwenden van aangepaste moderne technologieën.
66
Naar een nieuwe fiscale cultuur
l Onderzoek van de mogelijkheid om de verplichting tot het bewaren van kastickets aan te passen door het gebruik van moderne technologieën.
§ 8. Aanbevelingen op het vlak van de billijkheid Welke inspanningen ook mogen geleverd worden in het streven naar een meer rechtvaardige en transparante fiscaliteit, meer bepaald om de fiscale procedures te vereenvoudigen, toch zal in bepaalde gevallen de strikte toepassing van de reglementering bepaalde gevolgen met zich meebrengen welke fundamenteel botsen met een hoger gevoel van gerechtigheid. In dergelijke uitzonderlijke gevallen zou een beroep op de billijkheid een uitweg moeten bieden om de buitensporige gestrengheid van de wet te temperen. Daarom biedt de wet de ambtenaar in sommige gevallen de mogelijkheid regels te beoordelen of te interpreteren teneinde deze met de nodige soepelheid toe te passen in bepaalde bijzondere omstandigheden. Deze mogelijkheden zijn echter zeer beperkt in onze regelgeving en worden niet altijd op een uniforme wijze toegepast. Dit verklaart waarom, in bepaalde uitzonderlijke gevallen, de federale ombudsmannen aan de administratie aanbevelen om de toepassing van bepaalde wettelijke of reglementaire regelgevingen achterwege te laten, en dit wanneer, naar hun mening, de toepassing van een wettelijke of reglementaire beschikking aanleiding geeft tot een onbillijkheid. Zoals de federale ombudsmannen zelf benadrukken moet het principe van de billijkheid met terughoudendheid, met mate en enkel in welbepaalde gevallen gehanteerd worden. Hun aanbevelingen melden daarom dat het inroepen van de billijkheid slechts gerechtvaardigd is wanneer een aantal principes gerespecteerd worden : m geen arbitrair gebruik ; m uitsluitend in uitzonderlijke gevallen en wanneer de toepassing van de gewraakte wet absoluut onbillijke gevolgen zou hebben ; m enkel in de gevallen die niet werden voorzien door de wetgever ; m realistisch zijn, dit wil zeggen financieel haalbaar zijn ; m geen aanleiding geven tot een onrechtvaardigheid ten opzichte van een derde persoon die rechtstreeks betrokken is bij een betwisting met de burger in wiens voordeel om de toepassing van de billijkheid werd verzocht. De bevoegdheid tot het inroepen van de billijkheid werd uitdrukkelijk toevertrouwd aan de ombudsmannen door de Franse wetgever en door het Waals decreet welke ze trouwens hebben geïnstalleerd. En, al werd het principe niet als dusdanig ingeschreven in de federale wetgeving, toch blijkt uit de parlementaire werken dat het er impliciet werd in opgenomen. Zulks blijkt uit het antwoord van de minister van binnenlandse zaken aan een senator die terzake een bepaling wenste te doen inschrijven in de wetgeving. Volgens de minister was het voorgestelde amendement onnodig aangezien het op expliciete wijze formuleerde wat in het project vaag wordt bepaald. Om het overbodig karakter van het amendement te bevestigen stelde de minister de betrokken parlementair gerust met de mededeling dat de federale ombudsman zich dient te verzetten tegen onjuiste beslissingen van de administratie17. 17 College van de federale ombudsmannen, Jaarrapport 1998, blzn. 14 tot 21.
67
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In de praktijk geeft de afwezigheid van een expliciete bevoegdheid aanleiding tot een controverse omwille van de uiteenlopende interpretatie van artikel 172 van de Grondwet. Dientengevolge weigert het Ministerie van Financiën principieel, ook al betreurt zij dit, een gevolg te geven aan de aanbevelingen tot het toepassen van het billijkheidsprincipe in fiscale zaken. Dat standpunt wordt bevestigd door een recent advies van de Raad van State die, gevat naar aanleiding van een wetsvoorstel strekkende tot de inlassing expressis verbis in de wet van het principe van billijkheidsaanbeveling van de federale ombudsman18, dergelijk voorstel als ongrondwettelijk omschreef19. Dit standpunt wordt echter niet unaniem gedeeld door de specialisten in publiek recht. Rekening houdend met het belang van dit probleem, lijkt het aangewezen dit onderwerp verder in overweging te nemen.
l Oprichting van een groep van experten belast met het onderzoek naar de opportuniteit van het ook de door de federale ombudsmannen geformuleerde aanbevelingen te verlenen gevolg.
18 Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 14 van de wet van 22 maart 1995 tot aanstelling van federale ombudsmannen, ingediend door Olivier Maingain en Olivier Chastel, Gedr. St., Kamer, 0889/001, sess. 2000-2001. 19 Advies van 20 december 2000, Gedr. St., Kamer, 0889/001, sess. 2000-2001.
68
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Afdeling 2. Strijd tegen de grote fiscale fraude
§ 1. Inleiding I. Begrip
In de loop van de laatste tien jaar werden een aantal initiatieven genomen om de fiscale fraude te bestrijden. Hierbij dient vooral gedacht aan de verschillende beschikkingen inzake fiscaal, administratief en strafrecht, inzonderheid wat betrekking heeft op de efficiëntie van de door de fiscale administratie alsmede door de politie en het gerecht gevoerde acties, op de preventie en de repressie van het witwassen en op de aangifte door de belastingplichtige, zijn echtgenoot en zijn kinderen van het bestaan van rekeningen waarvan zij in het buitenland titularis zijn geweest. Ter zake kan verwezen worden naar de wet van 17 juli 1990 tot wijziging van de artikelen 42, 43 en 505 van het strafwetboek en tot invoeging van een artikel 43bis in ditzelfde wetboek20, naar de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, meer bepaald inzake de terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de Procureurs des Konings of bij de arbeidsauditeur21, naar de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van kapitalen22, naar de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, inzonderheid inzake de terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de C.D.G.E.F.I.D.23, naar de wet van 10 juni 1997 houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan de ter beschikking van de parketten gestelde fiscale ambtenaren24, naar de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken25 evenals naar artikel 307, § 1, tweede lid van het W.I.B. 1992 ingevoegd door het koninklijk besluit van 20 december 199626.
20 B.S., van 15 augustus 1990. 21 B.S., van 31 december 1992, 3de ed. 22 B.S., van 9 februari 1993; over de nadien aan deze wet aangebrachte wijzigingen, zie bijlage 1 aan het 7de activiteitenverslag 1999/2000 van de C.F.I. 23 B.S., van 31 maart 1994. 24 B.S., van 18 juli 1997. 25 B.S., van 27 maart 1999. 26 B.S., van 31 december 1996, 4de ed.
69
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Deze initiatieven hebben evenwel niet de verwachte resultaten opgeleverd. Bepaalde wettelijke bepalingen, zoals de terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de C.D.G.E.F.I.D., werden niet door de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen opgevolgd. Andere bepalingen werden niet optimaal aangewend; hierbij kan inzonderheid aan de vereiste wisselwerking tussen de fiscale en de gerechtelijke administraties worden gedacht27. Zonder de door het directiecomité van het Ministerie van Financiën inzake de coördinatie reeds verrichte inspanningen te willen miskennen, werden binnen dit ministerie de acties van de betrokken administraties niet in een alles omvattend plan geïntegreerd. Teveel diensten hebben zich aan hun eigen opdracht vastgeklampt, zonder de, met het oog op een efficiënte werking, vereiste uitwisseling van inlichtingen en samenwerking te hebben nagestreefd. De informaticatoepassingen werden evenmin geoptimaliseerd. Bovendien werden de aangewende middelen niet aan de georganiseerde fiscale criminaliteit aangepast. De noodzakelijkheid van een krachtdadige aanpak van de grote fiscale fraude werd benadrukt in het eindverslag van 8 december 1998 uitgaande van de parlementaire senaatscommissie belast met het onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit in België28. Dit verslag behelst een overzicht van diverse vormen van georganiseerde fraude en dit in de diamant-, petroleum- en vleessector29. In haar conclusies heeft de senaatscommissie verschillende aanbevelingen geformuleerd welke er in essentie toe strekken om dit fenomeen multidisciplinair aan te pakken : «
het gemene strafrecht is niet het enige middel waarover de overheid beschikt om criminele organisaties aan te pakken. Soms blijkt het sociaal en het fiscaal strafrecht efficiënter te werken om misdadigers te ontmoedigen : vervolging van BTW-fraude, bijzondere verbeurdverklaring, verbeurdverklaring van vermogensvoordelen, controle over witwasoperaties en administratieve maatregelen inzake staking van activiteiten en bouw- en milieuvergunningen hebben aangetoond dat ze doelgericht kunnen worden aangewend tegen criminele organisaties op voorwaarde dat ze op elkaar zijn afgestemd. «Wanneer er op het terrein een gerichte multidisciplinaire samenwerking van alle bevoegde instanties wordt georganiseerd onder leiding van een bijstandsmagistraat, zoals bij de bestrijding van de hormonencriminaliteit, worden er wel degelijk resultaten geboekt. Deze aanpak, waarbij kort op de bal wordt gespeeld, steekt schril af tegen die met betrekking tot de criminaliteit in de diamant- en de petroleumsector die een povere indruk nalaat»30. Het werd reeds aangehaald, de huidige regering wil deze aanbevelingen concretiseren.
27 Fr. Desterbeck, Enkele actuele knelpunten bij de strafrechtelijke beteugeling van de fiscale fraude, Rechtskundig Weekblad, 3 februari 2001, blz. 857 e.v.; zie eveneens van dezelfde auteur De onderzoeksbevoegdheden van fiscale administraties en gerecht met het oog op fraudebestrijding, Fiscale fraude 1999 (Ced Samsom), blz. 249 e.v. 28 Gedr. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-326/9. 29 Ibidem, blz. 235, 266 en 297. 30 Ibidem, blz. 513.
70
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Nog steeds wat het aspect van de grote fraudebestrijding betreft, moet er uiteraard verwezen worden naar het in de Ministerraad van 31 mei 2000 aangenomen federaal veiligheids- en detentieplan dat twee doelstellingen nastreeft : enerzijds een daadwerkelijke daling van alle vormen van criminaliteit en anderzijds een wezenlijke verhoging van de lage ophelderingsgraad van misdrijven. Wat het financieel en fiscaal aspect betreft, spitst bedoeld plan zich enerzijds toe op het in kaart brengen en bestrijden van de georganiseerde misdaad en anderzijds op het beter opsporen en doen dalen van de witteboordencriminaliteit. Op internationaal vlak bestaat ook de vaste wil om met gebundelde krachten de strijd aan te gaan tegen de ernstige en georganiseerde fraude (zie infra).
II. Schattingen
De grote fiscale fraude behoort tot de zogenaamde verborgen economie en is daarom per definitie zeer moeilijk concreet te becijferen: zij maakt niet het voorwerp uit van statistieken die een precieze evaluatie mogelijk maken. Een aantal experten weerhoudt zich ter zake dan ook van elke raming. Dit standpunt werd ook gehuldigd door de heer Bernard Bertossa, Procureur-Generaal van Genève, tijdens zijn toespraak op het colloquium van 7 februari 2001 dat door het Commissariaat werd ingericht in samenwerking met het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten met als thema Confrontatie met de georganiseerde criminaliteit inzake fiscaliteit31. Bovendien is de grote georganiseerde fraude slechts één facet van het geheel van de fiscale fraude, die zelf ook slechts een deelgebied van de ondergrondse economie uitmaakt, naast andere vormen van fraude. De cijfers die hierna toch worden weergegeven moeten derhalve met zeer veel omzichtigheid geïnterpreteerd worden, hoewel zij toch een indicatie geven van de orde van grootte van het fenomeen fraude. Op mondiaal vlak raamt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de omvang van de ondergrondse economie op een bedrag van minimaal 1.000 miljard dollar, hetzij 43,5 biljoen Belgische frank of afgerond 1.078 miljard EUR32. Wat het Europees niveau betreft, werd ten tijde van een congres van vertegenwoordigers van de fiscale administraties van de lidstaten van de Europese Unie, in 1996 gehouden te Brussel, de omvang van de Europese fiscale fraude geschat op 6.000 miljard Belgische frank (148,74 miljard EUR)33. In een mededeling van 1998 inzake het niet aangegeven werk, meldt de Europese Commissie dat de gemiddelde omvang van de niet aangegeven economie in de Europese Unie begrepen is tussen 7 en 16 % van het bruto binnenlands product van de Unie. België zou zich ter zake in de middengroep bevinden. Volledigheidshalve dient aangestipt dat deze studie de niet aangegeven arbeid omschrijft als de niet aan de overheid aangegeven bezoldigde activiteiten, hetgeen onder meer inkomsten uit criminele activiteiten uitsluit34. 31 De teksten van het colloquium kunnen op de site www.lucpire.be worden geraadpleegd. 32 L'Echo de la Bourse, 21 december 2000. 33 Activiteitenverslag 1997-1998 van de C.D.G.E.F.I.D. 34 Com. (98) 219.
71
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Recent heeft Professor Friedrich Schneider, docent economie aan de Johannes Keppler Universiteit van Linz, erop gewezen dat de ondergrondse economie blijft groeien en dat het zwartwerk in België ongeveer 22,5 % van het bruto binnenlands product zou bedragen35. Bekend zijn ook de ramingen van dhr. Max Frank, Professor Emeritus aan de U.L.B., die het voorwerp uitmaakten van verslagen van een werkgroep binnen het Ministerie van Financiën, gepubliceerd in juni 1973 en december 1975. Zijn berekeningen hadden betrekking op de fraude en de onderschattingen voor de aanslagjaren 1966, 1968, 1970, 1974 en 1975 inzake de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de belasting over de toegevoegde waarde, de successierechten en de fiscale ontvangsten. De auteur stelde vast dat tussen de aanslag- of begrotingsjaren 1966 en 1975 het belastingverlies van 27,3 miljard Belgische frank zou toegenomen zijn tot 100,1 miljard Belgische frank. Uitgedrukt in relatieve waarde bedroeg het tarief van het belastingverlies 16 % in 1966 en 17,9 % in 197536. Vorig jaar heeft Professor Frank zijn berekeningen geactualiseerd om het verlies aan fiscale inkomsten voor het jaar 1999 te bepalen op basis van drie hypothesen. Afhankelijk van het feit of het percentage van de fraude ongewijzigd bleef dan wel een jaarlijkse gemiddelde groei kende van 0,26 % sedert 1975, zou het verlies aan fiscale inkomsten tussen 580 en 705 miljard frank bedragen, hetzij 17,9 of 21 %, of anders uitgedrukt 6,1 à 7,5 % van het bruto binnenlands product. Sedert voormelde publicaties heeft het Ministerie van Financiën geen uitgebreide macroeconomische studies meer gewijd aan het fenomeen van de fiscale fraude. De administratie blijkt een zekere terughoudendheid te hebben ten aanzien van de aangewende onderzoeksmethode, die uitsluitend gebaseerd is op de vergelijking van de aangegeven belastbare basis met de overeenstemmende gegevens van de nationale boekhouding of met andere macro-economische parameters37. De administratie roept verder in dat de vastgestelde verschillen, zoals Professor Frank zelf aangeeft, deels verklaard worden door het fenomeen fraude maar tevens door het feit dat een deel van de verschillen niet aan belasting onderworpen wordt, hetgeen door Professor Frank als fiscale onderschatting omschreven wordt. Deze laatste categorie heeft echter betrekking op diverse specifieke regimes die door de wetgever expliciet voorzien werden, zoals het forfaitaire regime van de landbouwers of de andere beroepscategorieën, het vrijstellingsregime voor bepaalde roerende inkomsten of nog het bijzonder stelsel van de coördinatiecentra.
35 Het Belang van Limburg, 8 februari 2001. 36 Max Frank, Au-delà des aspects budgétaires de la fraude et de la sous-estimation fiscales, Courrier hebdomadaire du CRISP, 1998, n° 1620-1621. 37 Ter zake wordt verwezen naar de opmerking van de heer André Barilari « Sil est impossible de chiffrer de manière précise lévasion et, a fortiori, la fraude qui sont des comportements a priori cachés, des évaluations sont périodiquement données. La méthode la plus globale consiste à comparer les recettes constatées avec une évaluation des recettes théoriques telles que lutilisation des grandeurs de la comptabilité nationale permet de les projeter. En fait, la constatation de ces écarts est une tautologie statistique car la comptabilité nationale est principalement élaborée à partir des données fiscales, redressées à partir dune estimation du taux de fraude ! La méthode restitue donc simplement le chiffre qui a été estimé par dautres procédés » (op. cit., p. 63).
72
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Men blijkt er bovendien van uit te gaan dat de schattingen per socio-professionele groep slechts aanleiding konden geven tot scheefgetrokken conclusies vermits geen rekening werd gehouden met het fenomeen van de sociale fraude38. In zijn recent werk meldt voornoemde André Barilari dat in Frankrijk het "Centre de recherches sociologiques sur le droit et les institutions pénales" de fiscale fraude tussen 50 en 100 miljard FRF raamt, en dit voor een bevolking van meer dan vijf maal de Belgische39. Meer bepaald voor wat de problematiek van de grote fraude betreft kunnen de volgende cijfers geciteerd worden. In zijn bijdrage onder het thema Fraude- en witwascases gepubliceerd in het boek Fiscale Fraude 1999, schat Frank Staelens, Manager fraud & investigation risk services Belux bij Arthur Andersen, het omzetcijfer gelieerd aan de georganiseerde BTW-fraude alleen al in België jaarlijks op 100 miljard Belgische frank (2,48 miljard EUR)40. De Belgische Petroleumfederatie zelf schat de in haar sector omwille van fiscale malversaties jaarlijks mislopen inkomsten op 20 miljard Belgische frank (0,5 miljard EUR). Specifiek voor wat het probleem van het witwassen betreft, dient te worden verwezen naar de volgende gegevens zoals die blijken uit het laatste activiteitenverslag van de Cel voor Financiële Informatieverwerking (C.F.I.) : «Op datum van 30 juni 2000 had de C.F.I. immers sinds haar ontstaan (op 1 december 1993) reeds 42.302 meldingen van verdachte verrichtingen ontvangen die in 8.094 onderscheiden dossiers werden samengebundeld. Het gemiddeld aantal meldingen per maand bleef stijgen en kwam op 824 in de periode tussen 1 juli 1999 en 30 juni 2000. Op dit laatste tijdstip had de Cel 2.580 zaken aan de parketten doorgemeld na vaststelling van ernstige aanwijzingen van witwassen. Dit vertegenwoordigt 32% van het totaal geopende dossiers en 62% van de meldingen die in deze dossiers vervat zijn. De bedragen die daarmede gemoeid zijn komen neer op een totaal van 238 miljard Belgische frank (5,9 miljard EUR). Het aantal doormeldingen blijft eveneens stijgen. De hoven en de rechtbanken hebben veroordelingen uitgesproken in tenminste 263 doorgemelde dossiers. 380 personen werden veroordeeld tot in totaal 817 jaar gevangenisstraf en 369,5 miljoen Belgische frank (9,160 miljoen EUR) boete. Het gekende totaalcijfer voor de opgelegde verbeurdverklaringen komt neer op 8,741 miljard Belgische frank»41.
38 Inzake de zogenaamde gunstige effecten welke de fraude zou ressorteren, wordt nogmaals de heer André Barilari geciteerd : «Nous ninsisterons pas sur les thèses de certains auteurs qui voient dans la fraude un levier du développement économique. Cest confondre la tumeur et le biceps, cest vouloir cultiver la maladie parce quelle fait travailler les médecins !» (op. cit., p. 66). 39 Op.cit., blz. 64. 40 Ced-Samson, Brussel, 1999, blz. 19. 41 C.F.I., 7de activiteitenverslag 1999/2000, blz. 5.
73
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In de loop van het beschouwde werkjaar vertegenwoordigde de grote en georganiseerde fiscale fraude ongeveer 8% van de behandelde dossiers. De C.F.I. vestigt de aandacht op de aangroei en het belang van de witwasdossiers in verband met fraude in petroleumproducten. Voor de periode van juli 1999 tot juni 2000 is daar 5,2 miljard Belgische frank (128,9 miljoen EUR) mee gemoeid. De bedragen die door de C.F.I. in verband worden gebracht met ernstige en georganiseerde fiscale fraude, vooral BTW-carrouselfraude, bereiken voor diezelfde periode 30 miljard Belgische frank of 86,5 miljard Belgische frank sedert de oprichting van de C.F.I. in 1993. Wat de carrouselfraude betreft, zijn de volgende aanslagen vanwege de fiscale administratie (Bijzondere Belastinginspectie en vanaf 1 juli 1997 het Nationaal Controlecentrum ter bestrijding van de BTW-carrousels) sprekend : 132 miljoen Belgische frank in 1983, 727 miljoen Belgische frank in 1992 en 18,667 miljard Belgische frank in 2000.
III. Typologieën van frauduleuze praktijken
Zoals hoger reeds aangehaald, kenmerkt de ernstige en georganiseerde fiscale fraude zich door de aanwending van complexe mechanismen of procédés met internationale dimensie. De Memorie van Toelichting van de wet van 7 april 1995, tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van kapitalen42, verstrekt indicaties inzake de criteria van ernstige en georganiseerde fraude : De ernst van de fraude kan inzonderheid niet alleen uit de opmaak en het gebruik van valse documenten of het corrumperen van openbare ambtenaren blijken, maar vooral uit de belangrijkheid van de aan de Schatkist aangebrachte schade en de aantasting van het sociaal-economisch bestel. Het organisatiecriterium kan meer in het bijzonder worden gedefinieerd middels de aanwending van schermvennootschappen, stromannen, complexe juridische constructies, verschillende bankrekeningen voor de internationale transferten van kapitalen. Deze elementen benadrukken eveneens de internationale dimensie van de fraude43. Bij de studie van de georganiseerde fiscale criminaliteit heeft de parlementaire onderzoekscommissie in haar verslag van 8 december 1998 de volgende overweging geformuleerd : Deze (BTW en accijnsfraude) hebben rechtstreekse gevolgen voor de financiële belangen van de Europese Unie en onrechtstreekse gevolgen voor die van de lidstaten. Ze hebben in hoofdzaak betrekking op grondstoffen zoals aardolie of landbouwproducten zoals suiker, maar ook op sigaretten, alcohol of nog textielwaren. Voor die producten op de zwarte markt komen, maakt men zich schuldig aan het opstellen van valse aangifte, het omzeilen van handels- en invoerrechten44. 42 B.S., 10 mei 1995, blz. 12378. 43 Gedr. St., Senaat, nr. 1323-1/1994-1995, blz. 3. 44 Hiervoor vermeld verslag van 8 december 1998, blz. 194.
74
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Wat de aangewende mechanismen betreft, heeft de commissie de nadruk gelegd op het gebruik van commerciële structuren met «als doel het vergemakkelijken van criminele activiteiten of het oprichten van (inter)nationale witwasnetwerken. Door de vermenging van legale en illegale activiteiten kan de georganiseerde misdaad goed worden beschermd»45. Bij wijze van toelichting worden verscheidene van deze mechanismen nader omschreven.
A. Fraude in de sector van de minerale oliën Het betreft één van de actieterreinen van de georganiseerde criminaliteit inzake fiscaliteit en een zorgwekkend maatschappelijk fenomeen omwille van de omvang, de fiscale en economische impact, het zowel nationaal als internationaal karakter evenals de georganiseerde aanwending. Het gaat om een complexe vorm van fiscale fraude met inbreuken op het vlak van douane en accijnzen, belasting over de toegevoegde waarde en inkomstenbelastingen en verder vertakkingen naar andere soorten fraude (vb. sociale wetgeving, leefmilieu,
). De omvang van de fraude in de sector van de minerale oliën wordt bepaald door een aantal factoren die worden besproken in voormeld eindverslag van de parlementaire onderzoekscommissie46. Vooreerst zijn er de verschillen in accijnstarief tussen de olieproducten en naar gelang van het gebruik ervan. Het accijnstarief en de consumentenprijs schommelen sterk naar gelang van de aard van het product (bijvoorbeeld loodhoudende benzine wordt zwaarder belast dan diesel), maar vooral, voor soortgelijke producten, naar gelang van het gebruik dat men ervan maakt. In dat laatste geval kan de bestemming van het product slechts worden bepaald door middel van specifieke herkenningsmiddelen. In dat verband kan het voorbeeld van gasolie aangehaald worden. Gasolie wordt onderworpen aan een accijns van 0,55 frank of 11,7 frank per liter naargelang het product wordt aangewend als huisbrandolie of als motorbrandstof. Om het onderscheid te kunnen maken tussen huisbrandolie en motorbrandstof worden er kleurstof en een traceermiddel (furfural) aan toegevoegd. Een tweede aspect vormen de verschillen in de accijnstarieven die op een identiek product toegepast worden in de verschillende landen van de Europese Gemeenschap. Een klassiek voorbeeld zijn de belangrijke prijsverschillen voor benzine en gasolie tussen Belgische tankstations en deze net over de grens in het Groothertogdom Luxemburg. Andere fraudes worden in de hand gewerkt door het accijnsstelsel en de intracommunautaire vrijheid van verkeer.
45 Hiervoor vermeld verslag van 8 december 1998, blz. 195. 46 Hiervoor vermeld verslag van 8 december 1998, blz. 268 e.v.
75
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In het algemeen worden de accijnsrechten geïnd wanneer de producten in verbruik gebracht worden. In afwachting worden de geraffineerde olieproducten onder schorsing van belastingen opgeslagen in erkende entrepots, de zogenaamde belastingentrepots47. Met de opening van de intracommunautaire grenzen werd in de Europese Unie een stelsel van vrij verkeer onder schorsing van rechten ingevoerd : producten die van een erkend entrepot afkomstig zijn, worden vervoerd naar hun plaats van bestemming (en verbruik) onder schorsing van de rechten die geïnd worden door de lidstaat van bestemming. De producten kunnen eveneens buiten de Unie vervoerd worden en genieten dan vrijstelling van rechten bij hun doorvoer door de Unie. In de praktijk worden de producten die het erkend entrepot verlaten, geleverd onder de controle van het plaatselijk douanekantoor, samen met een administratief geleidedocument (AGD) dat in vijf exemplaren opgemaakt is : een exemplaar blijft bij de verkoper, een exemplaar is bestemd voor het douanekantoor van de verkoper, de drie andere volgen de koopwaar op het schip of op de vrachtwagen. Van deze drie exemplaren is er één bestemd voor de koper, een tweede is gericht aan het douanekantoor van de koper en het laatste moet terugkeren naar de plaats van herkomst. De controle vindt plaats wanneer het laatste document, in principe afgestempeld door het douanekantoor van de koper, terugkeert naar de plaats van herkomst, meer bepaald naar het douanekantoor van de verkoper. Om de goede werking van het stelsel te waarborgen storten de entrepothouders een borgtocht ten belope van 10 % van de accijnsrechten op het opgeslagen volume. De borgtocht wordt ingehouden wanneer de douaneverplichtingen niet nagekomen worden. Tenslotte is er de factor BTW-fraude, die niet beperkt blijft tot de minerale oliën. Het BTW-mechanisme is immers niet eigen aan die sector. Bondig samengevat werkt het systeem onder BTW-belastingplichtige indieners als volgt : de BTW wordt bij elke intracommunautaire verwerving voldaan; er is vrijstelling van de BTW voor de door hen verrichte intracommunautaire leveringen en deze BTW-plichtigen kunnen hun voorbelasting volgens de gewone regels in aftrek brengen. Voor BTW-fraude worden meerdere systemen aangewend. In bepaalde gevallen laten fraudeurs na, daarbij gebruik makend van schermvennootschappen en stromannen om te ontsnappen aan vervolging, de administratieve geleidedocumenten aan te zuiveren en verkiezen ze de rechten te betalen. Na een aantal regelmatige transacties van invoer of export, steeds met correcte betaling van de verschuldigde rechten om elke verdenking te vermijden, wordt het volume van de transacties plots zeer sterk opgedreven door de schermvennootschap, zonder dat nog enige betaling van rechten volgt. Vervolgens verdwijnt de schermvennootschap uit het circuit, door faillissement of ontbinding, zodat wanneer de fraude ontdekt wordt er geen enkele mogelijkheid tot invordering blijft.
47 Het verslag van de onderzoekscommissie preciseert op blz. 271 : «Men kan het belastingenentrepot omschrijven als iedere plaats waar de erkende entrepothouder bij de bedrijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van accijns produceert, verwerkt, voorhanden heeft, ontvangt of verzendt, en dit onder de voorwaarden bepaald door de minister van Financiën. De erkende entrepothouder is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van het bepaalde in de wet van 10 juni 1997 gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van accijns in een belastingentrepot te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, te ontvangen en te verzenden. De erkenning wordt verleend door de Minister van Financiën».
76
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De fraude kan eveneens betrekking hebben op de kwaliteit van de in de handel gebrachte producten of op de ingevoerde of uitgevoerde hoeveelheden. In dat laatste geval maakt men het onderscheid tussen documentaire en fysieke fraude. De fraude met de kwaliteit van de in de handel gebrachte producten gebeurt op verschillende manieren : het niet-toevoegen van herkenningsmiddelen door het uitschakelen van automatische injectiesystemen van kleurstof of van furfural; wegwerken van kleurstof en furfural in stookolie door het toevoegen van zwavelzuur in de tank zodat kleurstof en furfural neerslaan op de bodem van de tank, waardoor het onderscheid tussen stookolie en gasolie voor het wegtransport onmogelijk wordt, vermenging van minerale oliën of gebruik van olie van belastingen vrijgesteld wegens het gebruik voor bijzondere doeleinden. De zogenaamde documentaire fraude wordt gekenmerkt door onregelmatigheden met het administratief geleidedocument. Fictieve export, gevolgd door het frauduleus in België op de markt brengen van olieproducten, is één voorbeeld van fraude. Minerale oliën worden fictief overgebracht, onder schorsing van accijns, naar een andere lidstaat van de Europese Unie met een lager accijnstarief, de accijns wordt er betaald en het administratief geleidedocument wordt aangezuiverd. In werkelijkheid verlaten deze goederen het Belgisch grondgebied niet, of keren ze ernaar terug na doorvoer via het zogezegde land van bestemming, en worden ze op de zwarte markt gebracht. In andere gevallen worden administratieve geleidedocumenten vervalst of worden ze meerdere malen aangewend. In nog andere gevallen worden administratieve geleidedocumenten aangezuiverd met valse stempels, met gestolen stempels of in uitzonderlijke gevallen door weinig delicate ambtenaren. Bij het laden van tanks en schepen in havens, met het oog op het transport per boot, dat wordt gelijkgesteld met uitvoer met uitstel van betaling van de accijns, is de officieel geleverde hoeveelheid, met medeplichtigheid van de kapitein, groter dan de werkelijk geleverde. De boventallige hoeveelheid wordt op vrachtwagens geladen en frauduleus op de Belgische markt gebracht. Meetinstrumenten, die in bepaalde gevallen zeer laks worden gecontroleerd door nochtans erkende instellingen, worden gemanipuleerd. Nog een andere techniek bestaat erin de olieproducten in de tanks in de opslagplaatsen zo op te warmen dat hun volume toeneemt. Er werd vastgesteld dat een hoogteverschil van 3 centimeter in de kuip van een grote opslagtank voldoende is om een boot frauduleus te vullen.
B. BTW-carrousels De BTW-carrousel is een vorm van ernstige en georganiseerde fiscale fraude, met name een oplichting welke bestaat in het verduisteren van de geïnde BTW (die nooit werd betaald of die nooit zal betaald worden aan de Schatkist) door middel van fictieve of gefalsifieerde facturaties van aan- of verkopen, en dit met het oogmerk om
77
Naar een nieuwe fiscale cultuur
onrechtmatig BTW-bedragen te verwerven of om de betrokken koopwaren te commercialiseren tegen onmogelijk lage prijzen en hierdoor de concurrentieregels te vervalsen. Het carrouselbegrip behelst een dubbele doordraai : enerzijds die van de opvolging van deze handelingen in verschillende landen gedurende een beperkte tijdsspanne teneinde er een maximaal profijt uit te trekken en anderzijds het alternerend aanwenden van diverse stromannen en schermvennootschappen waarachter de organisator zich verschuilt. De techniek kan op twee manieren worden gebruikt : door de simulatie van aankopen op de nationale markt teneinde op de verschuldigde belasting de op fictieve facturen vermelde BTW te kunnen verrekenen of door de onrechtmatige inroeping van vrijstellingen inzake uitvoeren of intracommunautaire leveringen, en dit met het oog op de niet doorstorting aan de Schatkist van de normaliter verschuldigde belasting of de commercialisering van de goederen op de zwarte markt. Een carrousel veronderstelt de deelname van verschillende personen en ondernemingen die de buit ervan onder elkaar verdelen : de organisator, de buffer- of schermvennootschappen wier taak enkel bestaat in de opmaak van facturen en die, teneinde de controles en invorderingen onmogelijk te maken, als bliksemafleider optreden alsmede de stromannen of katvangers die als verantwoordelijken van de zogenaamde sociétés-taxi optreden. Ook al kunnen alle koopwaren in beginsel het voorwerp van een carrousel uitmaken, toch gaat het vooral om gemakkelijk transporteerbare en aan het hoogste BTW-tarief onderworpen goederen. Hierbij dient inzonderheid gedacht aan de GSMs, de computercomponenten, de minerale oliën en de voertuigen. Waar het ontdekken van een carrousel reeds behoorlijk moeilijk is, is het aanbrengen van het bewijs ervan nog veel moeilijker. Voor de onderzoekers bestaat de grote uitdaging dan ook in het aantonen van de fictieve aard van de handelingen alsmede van de bestaande banden tussen de onderscheiden elementen van de fraudestructuur. Met betrekking tot de BTW-carrousels brengt het hiervoor aangehaald verslag van de senaatscommissie belast met het onderzoek naar de georganiseerde misdaad in België volgende overwegingen naar voor48 : «De BTW-carrousels vormen een verontrustend fenomeen sinds de oprichting van de Europese binnenmarkt in januari 1993. Voordien bleef de fraude beperkt tot het grondgebied van de Benelux omdat het Beneluxverdrag voorzag in het uitstel van betaling van de BTW bij invoer. Momenteel heeft die fraude zich over de gehele Europese Unie verspreid. De sectoren die het meest door de BTW-carrousels worden getroffen, zijn volgens de C.D.G.E.F.I.D. de informaticasector en de automobielsector. Maar ook andere sectoren zoals de oliesector en de sector van hifi, video en elektrische toestellen worden erdoor getroffen. De keuze van die sectoren wordt bepaald door de hoge BTW-heffing op die producten en de grote concurrentie binnen die sectoren. Bepaalde ondernemingen geven hun klanten zelfs een bijkomende korting omdat ze fiscaal voordeel hebben gehad bij de BTW-carrousels. Die situatie is des te meer
48 Hiervoor vermeld verslag van 8 december 1998, blzn. 198 en 199.
78
Naar een nieuwe fiscale cultuur
verontrustend omdat ze naast het fiscale bedrog dat ermee gepaard gaat, ook nog zorgt voor het doen ontaarden van de markt aangezien er zo aan concurrentievervalsing wordt gedaan. Zo is er, bij wijze van voorbeeld, een fraudeur geweest die op enkele maanden tijd erin geslaagd is om 50 % van de Belgische markt van PC-klonen in handen te krijgen door 10 % bijkomende korting aan zijn klanten te geven. Die korting werd gefinancierd door de frauduleuze terugbetaling van de BTW, die 20,5 % bedroeg. Hij hield 10 % voor zich en gaf de andere 10 % aan zijn klanten. In verschillende van de gevallen die door de C.D.G.E.F.I.D. werden behandeld, is gebleken dat de BTWcarrousels voor rekening van de Italiaanse maffia waren opgezet. De financiële opbrengst van de 29 BTW-carrouseldossiers die door de C.D.G.E.F.I.D. werden behandeld, wordt geraamd op 23 miljard frank, met andere woorden een verlies voor de Belgische schatkist van 4,8 miljard frank als men uitgaat van een BTW van 21 %. Uit de statistieken van de C.D.G.E.F.I.D. blijkt dat België in Europa veruit het meest getroffen land is door die vorm van criminaliteit. «De voornaamste kenmerken van de BTW-carrousels kunnen als volgt worden samengevat : (1) complexe organisatie onder de dekmantel van handelsactiviteiten, (2) internationale dimensie, (3) vervalsing van de boekhouding van de onderneming en van de periodieke aangiften, (4) toevlucht tot ondernemingen die geen aangifte doen en stromannen, (5) banden met de georganiseerde misdaad en (6) ontwrichting van de marktregels door activiteiten in het zwart of oneerlijke concurrentiehandelingen». Professor Emeritus Max Frank merkt op dat «indien de fraudeur zich schuldig maakt aan (
) het niet betalen van zijn belastingen, de carrousellist daarentegen niet alleen zijn belastingen niet betaalt en alzo misbruik maakt van het systeem maar tevens geld ontvreemdt van andere belastingplichtigen door de misleiding van de administratie» en geeft hij bij wijze van voorbeeld het volgende geval van een carrouselfraude49. «Een Belgische carrousellist A selecteert een stroman B (bijvoorbeeld een werkzoekende met financiële problemen of een handelaar in moeilijkheden) en belast hem met de aankoop van een luxewagen bij een Duitse uitvoerder van personenwagens». «Met het geld van de carrousellist koopt de stroman deze wagen aan in Duitsland en laat die vervolgens in België leveren. Wetende dat de voor invoer en uitvoer50 bestemde goederen vrijstelling genieten, levert de betrokken Duitse uitvoerder, die niets met de zaak te maken heeft, de wagen aan de stroman en ontvangt hij van deze laatste de betaling na hem de factuur te hebben uitgereikt. «Het is hier dat de carrousellist optreedt. Hij recupereert de wagen bij B waarbij hij middels een valse factuur veinst deze aan te kopen. Thans bevat de alzo opgemaakte factuur een BTW-bedrag vermits de transactie hier te lande heeft plaatsgevonden. Zodra hij officieel eigenaar van dit voertuig is geworden, veinst de carrousellist de verkoop ervan (zonder BTW) naar Frankrijk en verkoopt hij dit in werkelijkheid op de zwarte markt : hier realiseert hij zijn eerste winst. De carrousellist dient vervolgens zijn BTW-aangifte in en de administratie zal hem logischerwijze de BTW vergoeden die
49 Max Frank, Au-delà des aspects budgétaires de la fraude et de la sous-estimation fiscales, Courrier hebdomadaire du CRISP, 1998, nr. 162-1621. 50 Zie evenwel de nieuwe BTW-regeling (overgangsstelsel).
79
Naar een nieuwe fiscale cultuur
hij bij de verkoop van de auto verloren heeft vermits hij die voorbelasting zogezegd aan zijn stroman heeft betaald. Deze diefstal bij de overheid is de tweede door de carrousellist gerealiseerde winst. «Het is slechts wanneer de administratie de verklaring van de stroman (die uiteraard zal verklaren vanwege de carrousellist geen BTW te hebben ontvangen) confronteert met die van de bedrieger dat zij de ruiker rozen (met doornen) zal ontdekken. De stroman is verbrand (over het algemeen wordt hij in die mate betaald) maar de carrousellist verdwijnt, na door de administratie te zijn terugbetaald, in de natuur om elders dezelfde praktijken op te starten. «De afschaffing van Europese binnengrenzen heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de expansie van dit systeem. «Dit is slechts een eenvoudig voorbeeld van een carrousel. Het circuit kan immers veel ingewikkelder worden geconcipieerd. Het principe blijft evenwel steeds hetzelfde, namelijk het bestelen van de gemeenschap door het ontduiken van de BTW op de leveringen, maar tevens middels de terugbetaling door de overheid van een nooit doorgestorte belasting».
C. Kasgeldvennootschappen Het objectief van dit fraudemechanisme bestaat in het leeghalen van vennootschappen om het de administratie onmogelijk te maken de normaal terzake van de verwezenlijkte meerwaarden verschuldigde belasting te heffen. Het handelsfonds en alle andere activa van een vennootschap A worden verkocht aan een vennootschap B, die de prijs effectief betaalt. Dit betekent dat de vennootschap A, die de kasgeldvennootschap wordt, nog slechts bestaat uit liquide middelen op het actief. Langs passiefzijde staat een latente belastingschuld, zijnde de vennootschapsbelasting op de winst van het boekjaar (tot aan de overdrachtsdatum), inclusief de naar aanleiding van de overdracht verwezenlijkte meerwaarden. De vennootschap B kan de verkregen activa opnieuw afschrijven. De vennootschappen A en B behoren tot dezelfde groep. Onmiddellijk daarop worden alle aandelen A belastingvrij verkocht aan een vennootschap C tegen een onwaarschijnlijk hoge waarde. Op dezelfde dag worden door zijn aandeelhouder X bijna alle liquide middelen van de bankrekening van vennootschap A afgehaald. Het staat hierbij vast dat de verkoper (aandeelhouder X) wordt betaald met het geld uit zijn eigen vennootschap. Boekhoudkundig en fiscaal wordt de betaling van de aandelen verdoezeld door het boeken van fictieve kosten of het opzetten van een gesimuleerd investeringsproject. Hieruit blijkt duidelijk dat de verkoop van aandelen gesimuleerd is en dat de werkelijke wil voorhanden is om het maatschappelijk bezit uit te keren aan de aandeelhouders zonder rekening te houden met de latente belastingschuld.
D. Andere fraudepraktijken Het moet duidelijk zijn dat naast de hiervoor beschreven mechanismen van fraude in de sector van de minerale oliën, BTW-carrousels en kasgeldvennootschappen, nog andere vormen van ernstige en georganiseerde fraude voorkomen.
80
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In dat verband wordt nogmaals verwezen naar het 7de activiteitenverslag van de C.F.I. dat een stijging meldt van het aantal dossiers dat de Cel heeft doorgemeld betreffende het witwassen van geld uit de andere basismisdrijven zoals voorzien in de wet van 11 januari 1993 : «zo werden bijvoorbeeld 27 nieuwe dossiers samengesteld betreffende financiële oplichting en 13 gevallen van bedrieglijke bankbreuk. Daarnaast heeft de Cel tijdens het laatste werkingsjaar 70 nieuwe dossiers doorgemeld van witwassen van geld uit de exploitatie van prostitutie en 16 nieuwe dossiers betreffende het witwassen van geld afkomstig van mensenhandel. «De illegale handel in goederen en koopwaren is eveneens sterk gestegen in vergelijking met de voorgaande periodes, gaande van 193 dossiers op 30 juni 1999 tot 349 dossiers op het einde van dit zevende werkingsjaar51». Specifiek met betrekking tot de problematiek van mensenhandel of handel in clandestiene werkkrachten kan worden verwezen naar misbruiken die binnen bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk worden vastgesteld. Het betreft organisaties die onder de dekmantel van op het eerste zicht zeer algemeen opgestelde statuten, activiteiten ontwikkelen gelieerd met mensenhandel of handel in clandestiene werkkrachten. Naar de toekomst toe is het aangewezen kritisch onderzoek uit te voeren naar de omvang en de impact van deze vormen van georganiseerde misdaad en de daarmee gelieerde fenomenen van belastingontduiking. In dat verband wordt verwezen naar de recente studie Measuring Organised Crime in Belgium52 die een kader biedt voor een analytische benadering.
IV. Huidig instrumentarium A. Belgisch Naast de aanpak door de klassieke diensten van de gewone belastingontduiking, zijn een aantal ter zake gespecialiseerde diensten betrokken bij de bestrijding van de georganiseerde grote fiscale fraude. Het betreft diensten bij het Ministerie van Financiën, bij de Federale politie en bij het Ministerie van Justitie. 1. De "klassieke" diensten Het betreft de zogenaamde klassieke fiscale administraties, met name de Administratie van de Ondernemings- en de Inkomensfiscaliteit (A.O.I.F.), welke de diensten van de BTW en de directe belastingen groepeert, de Administratie der douane en accijnzen, de Invorderingsadministratie en de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen. In eerste instantie wordt hier de aandacht gevestigd op de belangrijke rol die de lokale BTW-controles spelen bij de proactieve detectie van fraudemechanismen zoals BTWcarrousels, en dit door hun specifieke bevoegdheden inzake het uitreiken van BTWnummers, de controles begin activiteit, de controle van BTW-tegoeden en de snelle opvolging van BTW-belastingplichtigen die hun verplichtingen inzake indienen en betalen van periodieke aangiften niet naleven. 51 C.F.I., 7de activiteitenverslag 1999/2000, blz. 35. 52 Brice De Ruyver, Tom Vander Beken & Christopher Black, Measuring Organised Crime in Belgium, Maklu-Uitgevers nv, 2000.
81
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Vervolgens wordt aangestipt dat, behoudens de 48 controlecentra, de A.O.I.F. beschikt over een Opsporingsdirectie (NOD), samengesteld uit de Nationale en Internationale Opsporingsafdeling (NIOD) en de Lokale Opsporingsafdeling (LOD). Deze sedert 1 juli 1998 operationele diensten zijn, onder meer, bevoegd voor het ontwikkelen van acties die leiden tot het opsporen van nieuwe fraudemechanismen zoals o.a. deze inherent aan de nieuwe communicatiemiddelen (internet, betaling op afstand via modem, kredietkaarten, enz.) en bieden medewerking aan de werkzaamheden van de task force die werd opgericht in de schoot van het permanent comité voor de bestrijding van de fiscale fraude (zie infra). 2. Gespecialiseerde diensten Het Antifraude Comité Luidens artikel 7quater/2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van het Ministerie van Financiën en van de bijzondere bepalingen die voorzien in de uitvoering van het Statuut van het Rijkspersoneel53 is het antifraude comité (A.F.C.) belast met : m de identificatie en de analyse van de gebruikte fraudemechanismen ; m het voorstellen aan het College van dienstchefs van de Algemene Administratie van de belastingen, van maatregelen die moeten leiden tot de ontmanteling van deze mechanismen ; m het waken over de uitvoering van de beslissingen van dat College, door de activiteiten van de fiscale administraties te coördineren. Het comité kan, naarmate de behoeften zich voordoen, werkgroepen (task-forces) oprichten om specifieke taken te vervullen. Dit binnen de Administratie der fiscale zaken, onder de leiding van de adjunct administrateur generaal der belastingen (cf. artikel 4 van het hierboven vermeld organiek reglement), opgerichte comité heeft aldus onder meer als opdracht de coördinatie van de strijd tegen de fiscale fraude en fungeert in die mate meer bepaald als aanspreekpunt met het Openbaar Ministerie bij de Hoven en Rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan bij het onderzoek ernstige indiciën van belastingontduiking aan het licht komen. De Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie (B.B.I.) Deze administratie werd opgericht op 1 april 1979. Artikel 87 van de wet van 8 augustus 198054 kent aan deze administratie en haar ambtenaren dezelfde bevoegdheden toe die door de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake belastingen, rechten en taksen worden verleend aan de fiscale administraties en aan de ambtenaren ervan. Derhalve heeft de B.B.I. een polyvalente activiteit betreffende alle belastingen, rechten en taksen waarvan de federale Staat de vestiging, de verificatie of de invordering verzekert.
53 B.S., 22 maart 1972. 54 B.S., 15 augustus 1980.
82
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Bedoelde administratie beschikt in haar onderscheiden directies over bijzondere ondersteuningscellen (informatica, geschillen, douane en invordering). De kernactiviteit van de B.B.I. bestaat uit de opsporing en de beteugeling van de gekarakteriseerde fiscale fraude en de ontmanteling van bijzondere mechanismen en frauduleuze praktijken die op grote schaal worden gebruikt : m dossiers betreffende de georganiseerde economische en financiële delinquentie, inzonderheid die betreffende: inbreuken verbonden met belangrijke en georganiseerde fiscale fraude waarbij ingewikkelde mechanismen worden aangewend of waarbij gebruik wordt gemaakt van procédés met internationale dimensie (bijv. carrousels), financiële zwendel; misbruik van maatschappelijke goederen; het organiseren van insolvabiliteit; m de gevallen waarvoor aanwijzingen van belangrijke en georganiseerde fiscale fraude of fraude van grote omvang bestaan, met inbegrip van artikel 344 W.I.B.1992. In 1999 kwamen twee derden van de resultaten inzake BTW voort van onderzoekingen die verband hielden met carrouselfraude. Het Nationaal Controlecentrum ter bestrijding van de Carrouselfraude (N.C.C.C.) Dit nationaal controlecentrum werd als onderdeel van de toenmalige Administratie van de BTW, registratie en domeinen opgericht bij ministerieel besluit van 23 juli 199755 en heeft als specifieke opdracht het onderzoek en de bestrijding van het fraudetype der BTW-carrousels. Het bestaat uit een 40-tal BTW-ambtenaren gevestigd op drie locaties, met name een hoofdzetel te Brussel en twee antennes te Mechelen en Namen. Bedoeld centrum is bevoegd voor het ganse Belgische grondgebied en maakt op die manier, via eenheid van leiding en organisatie, de optimale aanpak van de carrouselfraude mogelijk. De Centrale Dienst voor de bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie (C.D.G.E.F.I.D.) De Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie werd opgericht krachtens de Algemene Richtlijn 93/1 van de Minister van Justitie van 9 juni 1993. Deze vindt op haar beurt steun in de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt56 . Het koninklijk besluit van 11 juli 1994 over de Algemene Politiesteundienst bracht de C.D.G.E.F.I.D. onder bij de afdeling Algemene Ondersteuning van de Algemene Politiesteundienst57. De C.D.G.E.F.I.D. ging van start als een samenwerkingsverband tussen rijkswacht, gerechtelijke politie en het toenmalig Hoog Comité van Toezicht. In toepassing van artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit58 werden ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking gesteld van de C.D.G.E.F.I.D. 55 B.S., 14 oktober 1997. 56 B.S., 22 december 1992. 57 B.S., 30 juli 1994. 58 B.S., 31 maart 1994.
83
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De C.D.G.E.F.I.D. speelt een belangrijke rol bij de bestrijding van de BTWcarrouselfraude. Nochtans is het doel van de dienst breder dan de bestrijding van de BTW-fraude alleen. Zo moet de dienst optreden in de strijd tegen het witwassen, de strijd tegen de inbreuken op de Belgische financiële wetgeving en de strijd tegen de georganiseerde fraude en de EG-fraude. De leden van de C.D.G.E.F.I.D. worden ingeschakeld op verzoek van parket- of onderzoeksmagistraten. De dienst beschikt over een gegevensbank en fungeert aldus als verzamelpunt voor materiële inlichtingen en know-how. De Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Corruptie (C.D.B.C.) De Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Corruptie is een dienst die vanuit een multidisciplinaire aanpak het corruptiefenomeen vanuit diverse invalshoeken bestrijdt en die op 1 januari 2001 geïntegreerd werd in de Directie Ecofin van de Federale Politie. Deze dienst heeft een opdracht op het vlak van documentatie, opsporing en ondersteuning van de opsporing van misdrijven ten nadele van de materiële of morele belangen van de Staat, onder meer op het vlak van omkoping, knevelarij, belangenmenging, verduistering, fiscale fraude in relatie met ambtenaren, enz. De Cel voor Financiële Informatieverwerking (C.F.I.) Deze cel werd opgericht door de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld59 en is een onafhankelijke, administratieve overheid met rechtspersoonlijkheid, die bedoeld is als tussenpersoon, ook als filter, tussen de financiële ondernemingen en hun controle- en voogdijoverheden enerzijds en de gerechtelijke overheid anderzijds. Deze cel wordt door de wet belast met het behandelen en het overbrengen van informatie met het oog op de bestrijding van het witwassen van geld. De Cel vormt als het ware het zwaartepunt van het Belgisch antiwitwasmechanisme. Zij vormt tezelfdertijd de verbinding en de filter tussen de financiële en de juridische wereld en functioneert onder de controle van de Ministers van Justitie en Financiën. Van zodra uit de analyse blijkt dat er een ernstige aanwijzing voor het witwassen van geld bestaat, wordt de informatie meegedeeld aan de Procureur des Konings te Brussel, die autonoom beslist om al dan niet te vervolgen. De C.F.I. dient zich aan de definitie van witwassen opgenomen in voornoemde wet te houden, die duidelijk enger is dan deze in de repressieve wetgeving. Daaruit volgt dat in geval van gewone fiscale fraude het beroepsgeheim van de leden van de C.F.I. er zich tegen verzet dat zij deze informatie doorspelen aan de Procureur des Konings.
59 B.S., 9 februari 1993.
84
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het Golf Team Dit vanaf 1 oktober 1998 operationele team beoogt een intense samenwerking tussen fiscus, gerecht en politiediensten in de strijd tegen de petroleumfraude. De opdracht van dit team (theoretische en operationele analyse) zal geïntegreerd worden in de op 20 juli 2000 tussen de Ministers van Justitie en Financiën afgesloten samenwerkingsovereenkomst in de strijd tegen de fraude in de sector van de minerale oliën. Bijstands- en nationale magistraat De nationale magistraat verricht de coördinatie op federaal niveau van lopende operationele acties. De bijstandsmagistraat daarentegen verstrekt voor welbepaalde specifieke activiteiten bijstand aan het college van de procureurs generaal.
B. Internationaal 1. Algemeen Overeenkomstig het beginsel van de belastingsoevereiniteit stippelt elke Staat autonoom een eigen fiscale politiek uit in functie van de eigen economische, politieke en sociale belangen. De belastingen worden geheven volgens de modaliteiten die elke Staat zelf bepaalt. De onderzoeks-, controle-, en invorderingsbevoegdheden van fiscale ambtenaren behoren tot het domein van de uitvoerende bevoegdheid van een Staat. Die executiebevoegdheid is, in beginsel, strikt territoriaal. Internationale samenwerking tussen Staten op het vak van belastingheffing of invordering kan maar rechtsgeldig plaatsvinden wanneer een internrechtelijke expliciete machtiging en een verdragsrechtelijke bevoegdheid is verleend, d.w.z. dat beide Staten de territorialiteitsbegrenzing uitbreiden respectievelijk inperken, of op grond van regels uitgevaardigd door supranationale instellingen waaraan België soevereine wetgevende bevoegdheden heeft opgedragen, zoals bijvoorbeeld de Europese instellingen. 2. Dubbelbelastingverdragen De 57 bilaterale dubbelbelastingverdragen (behalve Zwitserland), doorgaans opgesteld volgens de OESO-Modelverdragen van 1963, 1977, 1992 en 2000 bevatten een vestigingsbijstandsartikel, namelijk artikel 26. Voormeld artikel 26 voorziet in de mogelijkheid dat de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten met elkaar inlichtingen uitwisselen die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst of de toepassing van de nationale fiscale wetgeving m.b.t. belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is, in de mate dat deze nationale wetgeving niet in strijd is met de bepalingen van het verdrag. De inlichtingen mogen alleen betrekking hebben op de belastingen die onder het toepassingsgebied van het dubbelbelastingverdrag vallen, namelijk inkomstenbelastingen. De inlichtingen mogen derhalve geen betrekking hebben op BTW, registratierechten of successierechten.
85
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Krachtens de dubbelbelastingverdragen die gebaseerd zijn op het oude OESOModelverdrag van 1963, moeten de inlichtingen beperkt zijn tot personen die inwoners zijn van één van beide Staten. Op grond van de recente verdragen, die gebaseerd zijn op de OESO-Modelverdragen van 1977, 1992 en 2000 kunnen ook inlichtingen uitgewisseld worden met betrekking tot personen die geen inwoners zijn van één van de verdragstaten. De uitwisseling van de inlichtingen mag uitsluitend op het niveau van de Hoofdbesturen plaatsvinden, namelijk de Centrale Administratie van de directe belastingen en van de B.B.I. Krachtens de OESO-Modelverdragen 1977 en 1992 kunnen de inlichtingen tussen de belastingsadministraties op drie manieren uitgewisseld worden, op verzoek, spontaan of automatisch. De dubbelbelastingverdragen bevatten geen enkele bepaling krachtens dewelke buitenlandse ambtenaren in België controledaden mogen stellen en vice versa. 3. Wederzijdse fiscale bijstand Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 gewijzigd en vervolledigd door de Richtlijn 79/1070/EEG van de Raad van 6 december 1979 en door de Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1993 De eerst vermelde richtlijn betreft de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen (implementatie in de Belgische wetgeving door artikel 338 W.I.B.1992), de tweede richtlijn breidt het toepassingsgebied uit tot de belasting over de toegevoegde waarde (implementatie in Belgische wetgeving door artikel 93terdecies WBTW), en de derde richtlijn breidt het toepassingsgebied uit tot de geharmoniseerde accijnzen. Bedoelde richtlijnen, waarvan het toepassingsgebied ruimer is dan dat van de verordening (zie verder) hebben dus betrekking op de BTW en de accijnzen, de inkomstenbelastingen en de belastingen naar het vermogen. Deze inkomsten- en vermogensbelastingen worden land per land gedefinieerd. Wat België betreft zijn dat de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de belasting der niet-inwoners. De bevoegde autoriteiten moeten de Europese Commissie in kennis stellen van de invoering van gelijke of gelijkaardige belastingen. Krachtens deze richtlijnen kunnen de inlichtingen tussen de bevoegde autoriteiten op drie manieren worden uitgewisseld worden, met name : m op verzoek voor een welbepaald geval maar slechts na uitputting van de eigen gebruikelijke bronnen door de verzoekende overheid ; m automatisch (voorbeelden hiervan zijn de niveaus 1 en 2 van de Verordening 218/ 92) ; m spontaan zonder voorafgaandelijk verzoek en in welbepaalde gevallen.
86
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In tegenstelling tot de verordening, behelzen deze richtlijnen geen tijdslimiet voor de verstrekking van de antwoorden. In het kader van een efficiënte fraudebestrijding spreekt het evenwel voor zich dat dit onverwijld dient te gebeuren. Kwestieuze richtlijnen bepalen verder dat de aanwezigheid van ambtenaren van de belastingadministratie van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat mogelijk dient te zijn voor het geval de twee betrokken lidstaten zulks wensen. De wijze waarop dit dient te gebeuren moet in een akkoord tussen de betrokken lidstaten vastgesteld worden. Tot nu toe werd enkel met Nederland hieromtrent een regeling afgesproken. Ter zake gaat het om het op 3 juni 1998 afgesloten Akkoord dat uitwerking heeft vanaf 1 juli 1998. Bedoelde regeling, welke betrekking heeft op BTW, inkomsten- en vermogensbelastingen alsmede accijnsrechten, zal enkel in volgende bijzondere gevallen kunnen geschieden : m grensoverschrijdende fraude ; m aanwijzingen van belangrijke fraude in één van beide landen ; m complexe fiscale gevallen, gevallen met gevaar voor termijnoverschrijding en gezamenlijke onderzoeken in het kader van bilaterale of multilaterale akkoorden. Verordening 218/92 (EEG) van de Raad van 27 januari 1992 Bedoelde verordening beschrijft de te volgen procedure (electronisch of anderszins) voor de uitwisseling van gegevens inzake intracommunautaire handelingen tussen de onderscheiden lidstaten. De ter zake uit te wisselen inlichtingen betreffen facturen, vervoer- en betaaldocumenten. Wanneer de vraagstelling deze drie onderwerpen overstijgt moet een beroep op de hiervoor aangehaalde richtlijnen worden gedaan. In tegenstelling tot de richtlijnen wordt de verordening zonder omzetting in nationale wetgeving in elke lidstaat toegepast. De artikelen 4 en 5 beschrijven de drie niveaus van informatie uitwisseling. Het eerste niveau verplicht de bevoegde autoriteit van elke lidstaat om een electronische gegevensbank bij te houden waarin alle op de intracommunautaire opgaven (cf. artikel 53sexies WBTW) beschikbare gegevens worden opgeslagen. Uitgaande van deze informatie zal de verzoekende overheid rechtstreeks en zonder tijdverlies van de aangezochte overheid toegang krijgen tot volgende in het V.I.E.S. (vat information exchange system) beschikbare inlichtingen : m de door de lidstaat welke de informatie ontvangt uitgereikte BTWidentificatienummers ; m naam en adres van de belastingplichtige ; m datum van aanvang en einde van de geldigheid van het BTW-identificatienummer ; m het totaalbedrag van de aangegeven intracommunautaire leveringen.
87
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het tweede niveau, dat alleen in de strijd tegen de fiscale fraude mag worden ingeroepen, verstrekt dezelfde inlichtingen inzake intracommunautaire leveringen maar nu opgesplitst per leverancier. Het derde niveau tenslotte kan worden aangesproken indien de op grond van de eerste twee niveaus vergaarde informatie ontoereikend is. In zulk een geval mag een lidstaat op elk ogenblik en in specifieke omstandigheden (cf. artikel 7 van de Verordening (EEG) 218/92) bijkomende inlichtingen opvragen welke ten minste moeten bestaan uit factuurnummers, factuurdata en factuurbedragen met betrekking tot specifieke transacties tussen personen in de betrokken lidstaten. Bedoelde gegevens moeten zo vlug mogelijk en alleszins binnen de drie maanden na ontvangst van het verzoek verstrekt worden. De behandeling binnen zulk een korte tijdsspanne is cruciaal in de bestrijding van de grensoverschrijdende fiscale fraude. Algemene Benelux overeenkomst van 29 april 1969 Naast de reeds aangehaalde verordening en richtlijnen geschiedt de administratieve samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg eveneens op grond van kwestieuze overeenkomst. Hoofdobjectief hier is het verzekeren van de correcte toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de omzetbelastingen. Frans-Belgische administratieve bijstand Behoudens de hiervoor aangehaalde verordening en richtlijnen, hebben beide landen, met het oog op de versnelling van de uitwisseling van inlichtingen, twee bijkomende maatregelen getroffen, zijnde : m de aanstelling in Brussel van een onder diplomatiek statuut agerende fiscale verbindingsofficier ; m het afsluiten van een Frans-Belgisch samenwerkingsdispositief. Belgisch-Engelse administratieve bijstand Ook het Verenigd Koninkrijk beschikt in Brussel over een "fiscal liaison officer". 4. Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) Op 1 juni 1999 maakte de task-force "coördinatie fraudebestrijding" (UCLAF) plaats voor OLAF. De onderliggende gedachte van deze beslissing bestond in het tot stand brengen van structuren teneinde een belangrijke kwalitatieve sprong voorwaarts te maken bij de bestrijding van alle vormen van fraude of andere illegale activiteiten, alsmede van ernstige feiten die aanleiding kunnen geven tot disciplinaire maatregelen, die de financiële belangen van de Gemeenschappen en de geloofwaardigheid van de Europese opbouw schade toebrengen. Alzo is OLAF niet alleen belast met de strijd tegen de fraude maar tevens met die tegen onregelmatigheden binnen de communautaire instellingen. In dit opzicht zal OLAF initiatieven nemen inzake samenwerking en partnerschap met de lidstaten alsmede met de derde landen.
88
Naar een nieuwe fiscale cultuur
§ 2. Algemene strategie I. Coördinatie
Binnen de administratie van de belastingen werd in 1999 een interne regeling opgesteld door het secretariaat van het antifraudecomité, onder het gezag van de adjunct administrateur-generaal van belastingen. Deze overeenkomst legt de regels vast op het vlak van de coördinatie inzake de strijd tegen de fiscale fraude. Het zoeken naar een betere samenwerking kreeg onder de huidige regering een nieuwe impuls en het actieveld voor deze coördinatie van krachten werd verruimd door de techniek van interdepartementale protocollen. Zo werden op 20 juli 2000 twee protocollen afgesloten tussen de Ministers van Justitie en Financiën. Het ene protocol betreft de samenwerking in de strijd tegen de carrouselfraude, het andere de strijd tegen de fraude in de sector van de minerale oliën. Beide protocollen voorzien in een algemene coördinatiestructuur en een ondersteuningscel ad-hoc. De rol van de coördinatiestructuur bestaat in het waken over de correcte toepassing van de protocollen en dit mits het geven van de nodige impulsen voor de realisatie van een strategische en operationele analyse, het aanbrengen van de nodige werkingsmiddelen en het evalueren van de gedane werkzaamheden, voorstellen en aanbevelingen. De ondersteuningscel daarentegen wordt belast met de uitwerking van een algemene beschrijving van de fraudetechnieken en tussenkomende partijen alsmede met het verrichten van de noodzakelijke juridische analyses. De coördinatiestructuren van beide protocollen werden op 8 januari 2001 officieel geïnstalleerd. De inwerkingstelling van de ondersteuningscellen volgt binnenkort. Men mag naar aanleiding van deze samenwerking tussen justitie en financiën de beginselen van het charter van de belastingplichtige (cf. wet van 4 augustus 198660 ) niet uit het oog verliezen. Tussen gerecht en fiscale administratie bestaat nog steeds een scheidingslijn. Met uitzondering van de ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen, die zelf de strafvordering uitoefenen, dient een fiscale ambtenaar nog steeds de machtiging van zijn gewestelijke directeur te vragen voor de aangifte van een fiscaal misdrijf (cf. artikel 29, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering). Voorts is de rol van de fiscale ambtenaar in het strafonderzoek beperkt tot deze van getuige, behoudens voor de ter beschikking van de parketten en de C.D.G.E.F.I.D. gestelde ambtenaren (zie onder meer artikel 74bis WBTW en artikel 463 W.I.B.1992).
II. Samenwerking met de privé-sector
In bepaalde sectoren heeft de georganiseerde fiscale fraude een dergelijke omvang aangenomen dat zij, omwille van de door de fraudeurs ontwikkelde deloyale concurrentie, marktontwrichtend werkt.
60 B.S., 20 augustus 1986; zie desbetreffend de hoger aangehaalde studies van F. Desterbeck.
89
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Ter zake dient in de privé-sector een nieuwe fiscale benadering te worden aangemoedigd. Inderdaad, bij de uitbouw van commerciële relaties gaat het niet meer op zich te beperken tot banale verificaties, zoals de wiskundige correctheid van een BTWidentificatienummer. Het is zaak dat elke ondernemer zich terdege bewust is van de mogelijke fiscale en gerechtelijke gevolgen van al dan niet gewilde betrokkenheid bij fraude. Naïviteit of onwetendheid zijn geen valabele verschoonbare motieven meer. Een wakkere ondernemer zal zich zeker bij de eerste commerciële contacten moeten verdiepen in de bedrijfsachtergrond van zijn potentiële medecontractanten en zich niet laten beïnvloeden door malafide commerciële argumenten vanwege zijn medecontractant. Een gezonde waakzaamheid is dan wel niet verplicht maar wel onontbeerlijk. Van bij de aanvang werd het Commissariaat gecontacteerd door diverse belangrijke bedrijfsgroeperingen welke behoren tot fraudegevoelige sectoren. Bedoeling is de marktstructuur van betrokken sectoren in kaart te brengen en dit met het oog op het uitwerken van een fiscale risico-analyse. Er wordt beoogd per betrokken sector in gemeen overleg de respectievelijke pijnpunten op fiscaal vlak vast te stellen en, vertrekkende van deze studie, verschillende wettelijke en reglementaire alternatieven voor te stellen. Met Agoria (ex-Fabrimetal), de federatie van de technologische industrie, zullen de contacten binnenkort uitmonden in bilateraal overleg inzake specifieke fraudegevoelige activiteiten. Analoge initiatieven werden reeds of zullen worden opgestart met de petroleumfederatie, de bouwfederatie, Federauto alsmede met de ordes en instituten van raadgevende beroepen.
III. Sensibiliseringsacties
Het bereiken van een correct fiscaal klimaat, waarbij het zaak is fiscale rechtvaardigheid na te streven, moet omkaderd worden door een doorgedreven sensibiliserings- en vormingsactie. Inderdaad, het is belangrijk dat de juridische en financiële implicaties van de nieuwe benadering van de fiscaliteit een brede weergave in alle betrokken kringen krijgt. Hierbij dient niet alleen aan de permanente vorming en responsabilisering van overheidsambtenaren en fiscale specialisten te worden gedacht, maar tevens aan via de media en moderne communicatiemiddelen verspreide pedagogische boodschappen. Het is in deze geest dat het regeringscommissariaat, op 7 februari 2001, in samenwerking met het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (I.A.B.) het reeds aangehaalde colloquium met als thema confrontatie met de georganiseerde criminaliteit inzake fiscaliteit heeft georganiseerd. Het grote publiek moet eveneens geïnformeerd worden over de nieuwe overheidsaanpak van de grote fiscale fraude (perscampagnes,
). Binnenkort zal op grote schaal een brochure verspreid worden waarin de rechten en plichten van de belastingplichtigen in geval van fiscale controles zullen worden toegelicht. In het kader van zijn pedagogische opdracht zal het regeringscommissariaat toelichting verstrekken door middel van seminaries, colloquia, studiedagen, sensibiliseringsacties in scholen en andere soortgelijke initiatieven.
90
Naar een nieuwe fiscale cultuur
IV. Complementaire studies
De in het kader van nog af te sluiten samenwerkingsprotocollen beoogde fraudevormen, moeten voor de aanpak ervan het voorwerp uitmaken van bijkomend wetenschappelijk onderzoek. Het spreekt vanzelf dat hiervoor een intense samenwerking tussen de betrokken departementen, de academische overheid en de privé sector vereist is.
V. Justitie
Zoals hiervoor reeds werd aangehaald is de fiscus, met uitzondering van de Administratie der douane en accijnzen, zelf niet bevoegd om een strafvordering in te stellen wanneer zij een fiscaal misdrijf op het spoor komt. Om een strafonderzoek uit te lokken is de fiscale administratie immers aangewezen op de gerechtelijke diensten. Wetende dat de bestraffing van de grote en georganiseerde fiscale fraude in de handen van de gerechtelijke overheid berust, is de actie van het regeringscommissariaat in dit kader dan ook beperkt tot het geven praktische suggesties.
§ 3. Concrete maatregelen Aan het einde van elk aangesneden onderwerp vindt de lezer een kader met een beknopte samenvatting van de behandelde materie. Indien het ter zake om interdepartementaal te behandelen dossiers gaat, wordt telkens verwezen naar het desbetreffende departement.
I. Algemene maatregelen A. Federaal veiligheids- en detentieplan In dit plan zijn verschillende projecten opgenomen waarvan de concrete uitwerking het Commissariaat in de uitoefening van zijn opdracht aanbelangt en waarvan hierna een korte samenvatting volgt : Project 24 : Schadelijke sektarische organisaties De ter zake opgerichte administratieve coördinatiecel (cf. de wet van 2 juni 1998) wordt gelast met de opstelling van een actieplan dat onder meer de goedkeuring van de Minister van Financiën dient weg te dragen. Project 25 : Permanent overlegplatform bedrijfsbeveiliging (gewelddelicten, georganiseerde misdaad en witteboordencriminaliteit) Dit platform werd op 21 maart 1996 opgericht door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie samen met het Verbond van Belgische Ondernemingen. In de ter zake opgerichte gemengde werkgroepen worden de verschillende criminele figuren bestudeerd.
91
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Wat de witteboordencriminaliteit betreft, moet aandacht worden besteed aan de informaticacriminaliteit, het witwassen van kapitalen, de corruptie en economische spionage, de financiële recherche en de forensische accountancy. Project 27 : Het in kaart brengen van de georganiseerde misdaad Zaak is hier informatie in te winnen bij alle belanghebbende autoriteiten, dus niet alleen politie en justitie maar tevens bij de fiscale, sociale en economische inspectie. Het is een vaststaand feit dat bepaalde economische sectoren (transport, horeca, import en export) gevoeliger zijn dan andere sectoren voor infiltratie van de georganiseerde criminaliteit. Project 28 : Wetenschappelijk onderzoek Hier is de samenwerking vereist van de verschillende disciplines en expertises van strafrechtelijke, criminologische, financiële en politiewetenschappelijke aard alsmede de internationale samenwerking tussen de betrokken actoren. Project 29 : Internationale samenwerking Hier wordt verwezen naar de top van Tampere waar een aantal belangrijke conclusies werden genomen met betrekking tot de internationale samenwerking in strafzaken en de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. In het kader van de Raad van Europa wordt momenteel gewerkt aan een Aanbeveling bevattende een aantal richtsnoeren die elke aangesloten lidstaat zou moeten volgen. Het betreft onder meer maatregelen tegen witwassen en corruptie. Project 31 : Bijzondere opsporingstechnieken Hier wordt uitgekeken naar de eindconclusies van een momenteel lopend wetenschappelijk onderzoek inzake de reeds genomen wettelijke initiatieven nopens de proactieve recherche. Project 33 : Inbeslagname van criminele vermogens Hier wordt verwezen naar het nog verder te behandelen voorontwerp van wet inzake de omkering van de bewijslast aangaande de herkomst van zaken waarvan wordt vermoed dat ze voortkomen uit de zware georganiseerde misdaad. Project 35 : Hoedanigheden van officier van gerechtelijke politie In eerste instantie wordt hier verwezen naar de terbeschikkingstelling van twaalf fiscale ambtenaren bij de C.D.G.E.F.I.D. Verder wordt hier de gedachte geopperd om deze ambtenaren alsmede welbepaalde douaniers de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe te kennen. Project 37 : Wetenschappelijk onderzoek Bij de preventieve aanpak van de witteboordencriminaliteit is de rol van het bedrijfsleven en de bestuurlijke overheden van doorslaggevend belang. Wat deze tweede component betreft, is de uitbouw van een integer en weerbaar bestuurlijk apparaat in het verlengde van een gewapend bestuursrecht onontbeerlijk. Dit houdt onder meer de oprichting in van performante
92
Naar een nieuwe fiscale cultuur
interdepartementale controle- en auditdiensten. Zo denivelleert de detectie van de fraude naar het niveau van de expertise en kan de opvolging in real time plaatsvinden. Project 39 : Permanent overlegforum inzake financiële en economische delinquentie Hierbij wordt de desbetreffende bijstandsmagistraat belast met de opmaak van ontwerp protocollen. Naast het stroomlijnen en het optimaliseren van de gegevensuitwisseling inzake de fiscale fraude kan deze cel tevens bepaalde structurele maatregelen voorstellen (bijvoorbeeld in de strijd tegen de carrouselfraude). Project 81 : De federale anti-corruptiedienst Hier moet worden afgestapt van een loutere reactieve benadering en moet werk worden gemaakt van een programmatorische werking en een pro-actieve recherchefunctie. De centrale dienst voor de bestrijding van de corruptie werd in de federale politie (algemene directie gerechtelijke politie) ingebed. Project 83 : Financiële delinquentie Met het oog op een betere coördinatie van alle bevoegde diensten moet er tussen de Ministers van Justitie en van Financiën van de Europese Unie een overleg worden opgestart. Strafrechtelijke bepalingen en procedures moeten op elkaar worden afgestemd. Verder dient werk te worden gemaakt van een harmonisatie in de regelgeving met betrekking tot de financiële delinquentie. Project 85 : Bevriezing van vermogens en een ontnemingswetgeving De bedoeling van zulk een wetgeving is het vermijden dat criminele vermogens de reguliere economie binnensluipen. Hierdoor kunnen wederrechtelijk verkregen vermogens niet opnieuw worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Momenteel onderzoekt Justitie de mogelijkheid van uitbreiding van de beslagmogelijkheid in de fase van het gerechtelijk onderzoek. Project 85.1 : Overheidsopdrachten Ingeval van gunning van overheidsopdrachten moet de overheid de herkomst van de financiële middelen van de kandidaat firmas kunnen nagaan. Alzo zal het mogelijk zijn eventuele banden met de georganiseerde misdaad te traceren. Zulk een clausule zal dan ook in de wet op de overheidsopdrachten moeten worden opgenomen.
l Opvolging van het federaal veiligheids- en detentieplan voor wat de opdracht van het Commissariaat aanbelangt. Samenwerking met de in de verschillende projecten betrokken departementen.
93
Naar een nieuwe fiscale cultuur
B. Concretisering Copernicusplan Zoals hiervoor reeds aangehaald, voorziet bedoeld plan, wat de fiscaliteit betreft, in de wijziging van het organigram van het Ministerie van Financiën rond drie eenheden, waarbij de eenheid belastingen en invorderingen zeven diensten zal bevatten, zijnde douane en accijnzen, particulieren, kleine en middelgrote ondernemingen, grote ondernemingen, fiscale invordering, strijd tegen de fraude alsmede de niet fiscale invordering. Na de inwerkingtreding van deze hervorming zal de strijd tegen de georganiseerde fraude zich situeren binnen een specifieke dienst met onder meer als opdracht het integraal beheer van de desbetreffende dossiers en het leggen van de vereiste (inter)nationale contacten voor de uitwisseling van de informatie. Mede in het kader van deze hervorming dient de oprichting, binnen de dienst van de grote ondernemingen, van een aan een nationaal centrum gehechte cel, gespecialiseerd in de behandeling van internationale dossiers (bi- en multilaterale controles, transfertprijzen,
) te worden overwogen. De aan deze cel toe te wijzen personeelsleden zullen blijk moeten geven van diverse kwalificaties, zoals veeltaligheid en een accurate kennis van de ter zake in België en andere landen toepasselijke fiscale regelgeving. Verder zal deze cel een polyvalent karakter vertonen en in die mate controles verrichten inzake alle relevante fiscale domeinen. Ook het e-government project in het kader van het Copernicusplan heeft tot doel de strijd tegen de grote fiscale fraude op te voeren.
l Opvolging, in de optiek van de Copernicusbenadering, van de reorganisatie van de strijd tegen de grote fiscale fraude binnen het Ministerie van Financiën. l Oprichting van een cel die zich specifiek op de behandeling van internationale dossiers zal toeleggen.
C. Interactie taxatie en invordering Na het verrichten van de aanslag is het zaak de verschuldigde sommen daadwerkelijk in te vorderen. Al te vaak wordt immers vastgesteld dat onbetwistbare fiscale schuldenaars, al dan niet in het kader van een fraudedossier, zich op alle mogelijke manieren proberen te onttrekken aan de effectieve uitvoering van de gevestigde aanslagen. Aangezien het meestal om belangrijke bedragen gaat waarvoor de initiële invorderingstermijn eerder beperkt is, komt het erop aan de samenwerking tussen de taxateur en de ontvanger te optimaliseren. Hier is het dan ook zaak dat de met de aanslag belaste ambtenaar, nog voor het vestigen van een uitvoerbare titel, zijn invorderingscollega in kennis stelt van de voor deze laatste meest recente nuttige informatie inzake dit dossier. Een belangrijk initiatief ter zake bestond in de oprichting van de mobiele invorderingscellen binnen de B.B.I.-Administratie. Deze cellen hebben evenwel niet als
94
Naar een nieuwe fiscale cultuur
opdracht het innen van de belastingen in de plaats van de bevoegde ontvanger, maar wel om deze bij te staan of te adviseren bij de uitwerking van bewarende maatregelen of gedwongen uitvoering. Meer nog dan een eventuele wetswijziging draagt een pro-actieve samenwerking tussen beide administratieve geledingen bij tot het verminderen van de niet betaalde aanslagen.
l Uitwerking van een protocol met het oog op de verbetering van de samenwerking tussen de ambtenaren van taxatie en invordering en het derhalve verhogen van het effectief innen van de gevestigde aanslagen.
D. Onderzoeksbevoegdheden inzake BTW-invordering In aansluiting op het voorgaande onderwerp en in het verlengde ervan voorziet artikel 319bis W.I.B.1992 dat de met invordering belaste ambtenaren beschikken over alle onderzoeksbevoegdheden bepaald in dit wetboek teneinde de vermogenssituatie van de schuldenaar te bepalen met het oog op het invorderen van de belasting en de voorheffingen verschuldigd in hoofdsom en opcentiemen, van de belastingverhogingen en administratieve boeten, van de intresten en van de kosten. Deze bepaling vormt in de administratieve materie de wettelijke basis voor de onderzoeksbevoegdheden van de inzake directe belastingen met de invordering belaste ambtenaren en laat toe de vermogenstoestand van de belastingplichtige vast te stellen en dit zonder te wachten op het bestaan van schulden of het eventueel organiseren van een insolvabiliteit. In tegenstelling tot het wetboek van de inkomstenbelastingen voorziet het BTW-Wetboek deze mogelijkheid niet. De eventuele invoering van een analoge bepaling in de BTW-wetgeving wordt in samenspraak met de Administratie van de invordering, welke bevoegd is voor de inning en de invordering van de fiscale schulden (inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde taksen en de belasting over de toegevoegde waarde) bestudeerd.
l Uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden inzake BTW van de invorderingsambtenaren door de gelijkschakeling met de inzake inkomstenbelastingen toepasselijke regelgeving.
E. Toegang tot databanken van het Ministerie van Financiën De toegang van gespecialiseerde met fraudebestrijding belaste fiscale ambtenaren, mits inachtname van bepaalde veiligheidssleutels, tot alle voor hun opdracht nuttige gegevensbanken binnen het departement van Financiën dient te worden geconcretiseerd. Het gaat immers niet op dat, zoals thans het geval is, deze door het beroepsgeheim gebonden ambtenaren slechts via zeer omslachtige wegen belangrijke in elders
95
Naar een nieuwe fiscale cultuur
geplaatste gegevensbanken opgeslagen inlichtingen kunnen verkrijgen. In die mate is het de evidentie zelf dat de met de bestrijding van de ernstige fiscale fraude belaste ambtenaren (B.B.I.,
) rechtstreeks toegang moeten hebben tot nationaal gestructureerde relevante databanken in alle fiscale domeinen (inkomstenbelastingen, BTW,
). De coördinatie van de in verschillende databases beschikbare informatie is cruciaal. Verder spreekt het voor zich dat de ter zake geldende wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer strikt dient te worden gerespecteerd.
l Optimalisering van de toegang tot alle gegevensbanken van Financiën voor fiscale ambtenaren belast met de strijd tegen de grote fiscale fraude.
F. Fraudepreventieve bestanden van de privé-sector De privé-sector heeft, zoals hoger reeds werd aangehaald, het nut en de noodzaak ingezien van haar medewerking in de strijd tegen de ernstige en georganiseerde fraude en het witwassen. Om voormelde praktijken te voorkomen moeten ondernemingen echter de mogelijkheid krijgen om over noodzakelijke informatie te beschikken met betrekking tot de risicos waaraan zij blootgesteld worden. Het betreft bijvoorbeeld gegevens over onregelmatigheden die in het verleden reeds door cliënten werden begaan. Het opstellen van dergelijke databanken moet echter verenigbaar zijn met het principe van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Als voorbeeld kan de banksector aangehaald worden waar dergelijke informatie een onmisbaar instrument vormt om de veiligheid van transacties te waarborgen. Het voorgaande sluit trouwens aan op de aanbevelingen van de Commissie van het Banken Financiewezen en het advies van de Raad van Bazel inzake "Customer due diligence for banks" dat onder meer voorziet in "all banks should be required to have in place adequate policies, practices and procedures that promote high ethical and professional standards and prevent the bank from being used, intentionally or unintentionally, by criminal elements". In België laat de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer het behandelen van gegevens toe, zonder de toestemming van de betrokkene, indien het behandelen van die gegevens noodzakelijk is voor het realiseren van de legitieme objectieven van de organisatie die er verantwoordelijk voor is en op voorwaarde dat de fundamentele belangen en rechten van de betrokkenen niet in het gedrang worden gebracht. Met betrekking tot de verzekeringssector, aanvaardt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer trouwens dat, aangezien het begrijpelijk is dat een verzekeraar tracht te vermijden om met fraudeurs te contracteren, de legitimiteit van het opslaan van gegevens proportioneel in verhouding is met de belangen die in het spel zijn61. 61 Zie haar advies m.b.t. DATASSUR.
96
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In de huidige stand der zaken lijkt het behandelen van gerechtelijke gegevens door een onderneming slechts in overeenstemming met de wet te zijn, als dit noodzakelijk is in het kader van de behandeling van haar eigen geschillen. Daaruit volgt dat, behoudens indien zij daartoe worden gewettigd door een afwijkende regelgeving, bedrijfsgroeperingen noch gerechtelijke gegevens noch gegevens, die afgeleid werden uit objectieve feiten, kunnen behandelen zonder de betrokkenen daarvan in kennis te stellen. Het belang van de behandeling van gegevens ligt echter op het vlak van hun uitwisseling die een betere preventie van fraude mogelijk maken, zoals dit meer bepaald in Nederland gebeurt onder de controle van de Registratiekamer (interbancaire fraudedatabank EVA). Het is aangewezen deze mogelijkheden te overwegen om de strijd tegen de grote fiscale fraude te optimaliseren.
l Oprichting van een werkgroep belast met de studie van de mogelijkheid om een interprofessionele anti-fraude databank te verenigen met de principes van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Samenwerking met Binnenlandse Zaken.
G. Neerlegging jaarrekeningen In 1999 dienden 132.390 of slechts 53,5 % van de publicatieplichtige vennootschappen hun jaarrekening over het boekjaar 1998 tijdig in bij de Balanscentrale van de Nationale Bank. Liefst 87.340 vennootschappen deden dat met een vertraging van één tot vijf maanden. Op 1 januari 2000 bleven er nog 27.871 vennootschappen, goed voor 11,25% van het totaal, in gebreke62. Artikel 128 van het nieuwe wetboek van vennootschappen, ingevoerd door de wet van 7 mei 199963 en in werking getreden op 6 februari 2001, stelt dat «De zaakvoerders en bestuurders, alsook de personen die met het bestuur van een vestiging in België zijn belast, die een van de bij de artikelen 81 tot 85, 95, 96, 98 en 100 gestelde verplichtingen niet nakomen worden gestraft met een geldboete van vijftig tot tienduizend frank. «Indien de schending van deze artikelen gebeurt met bedrieglijk oogmerk kunnen zij bovendien worden gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar of met beide straffen samen». De artikelen 84 en 98 in voornoemd wetboek der vennootschappen bepalen dat de jaarrekening dient neergelegd te worden bij de Nationale Bank van België.
62 Bron : Financieel Economische Tijd, 7 juni 2000. 63 B.S., 6 augustus 1999.
97
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Daarnaast kan de rechtbank, overeenkomstig artikel 182, § 1 van het wetboek van vennootschappen, op vraag van iedere belanghebbende of van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een vennootschap die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig de artikelen 98 en 100, tenzij een regularisatie van de toestand mogelijk is en plaatsvindt vooraleer uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak. De laatste jaren controleert het Brussels gerecht op systematische wijze of bedrijven hun jaarrekening indienen bij de Nationale Bank. Het parket vorderde in 1999 de liquidatie van 855 bedrijven (voor 2000 was dat 950) omdat zij al ruim drie jaar hun wettelijke verplichting niet nakwamen en stelde 700 bedrijven in gebreke en legde hen een boete van 20.000 Belgische frank op omdat zij vorig jaar te laat waren met hun jaarrekening. Een analoog initiatief werd in Gent genomen. Dit initiatief is toe te juichen vermits veel van deze vennootschappen gebruikt worden bij het opzetten van fraudemechanismen. Dergelijke actie zou dan ook in de andere gerechtelijke arrondissementen moeten worden ondernomen. Uit de lezing van artikel 182 van het wetboek van vennootschappen blijkt dat de gerechtelijke ontbinding niet mogelijk is voor de bijkantoren van buitenlandse vennootschappen. Een aanpassing van de wetgeving dient in die zin te gebeuren.
l Systematische controle op het neerleggen van de jaarrekeningen en op de verslaggeving van de bedrijfsrevisoren. Samenwerking met Justitie.
H. Dagboek van ontvangsten Overeenkomstig de vigerende wetgeving moeten belastingplichtigen een dagboek van ontvangsten bijhouden waarin zij dagelijks de ontvangsten inschrijven met betrekking tot de handelingen waarvoor zij gebruik maken van de ontheffing van de factureringsplicht. Ook belastingplichtigen die meerdere bedrijfszetels uitbaten, moeten conform de huidige wetgeving slechts één dagboek van ontvangsten bijhouden. In de praktijk geeft deze situatie aanleiding tot misverstanden en misbruiken. Een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling van de belasting over de toegevoegde waarde zal worden ingediend. Dit ontwerp brengt aan het voornoemd koninklijk besluit nr. 1 wijzigingen van technische aard aan. In het kader van de strijd tegen de fiscale fraude wordt meer bepaald de wijziging van artikel 14, § 2, 3°, artikel 15, § 1, en artikel 15, § 4, van bedoeld koninklijk besluit nr. 1 voorgesteld. Deze artikelen hebben betrekking op de verplichting tot het bijhouden van een dagboek van ontvangsten en de verplichte inschrijvingen.
98
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het ontwerp van koninklijk besluit zal voortaan de verplichting opleggen tot het houden van een dagboek van ontvangsten per bedrijfszetel en indien de onderneming over meerdere bedrijfszetels beschikt van een centralisatieboek.
l Verplichting per bedrijfszetel één dagboek van ontvangsten te houden en de verantwoordingsstukken die erop betrekking hebben te bewaren.
I. Terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de C.D.G.E.F.I.D. In het kader van de terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de centrale dienst ter bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (cf. koninklijk besluit van 22 december 2000)64, moet, behoudens het wetgevend initiatief tot overeenstemming van de wetten van 30 maart 1994 en 7 december 199865, de procedure tot selectie van de geïnteresseerde kandidaten onverwijld worden aangepakt. Om de belangstelling van de ambtenaren te stimuleren zullen binnenkort informatievergaderingen worden georganiseerd waaraan afgevaardigden van het regeringscommissariaat, justitie en de federale politie zullen deelnemen.
l Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 maart 1994. l Uitwerking van de koninklijke en ministeriële besluiten van 22 december 2000. l Inzetten van de selectieprocedure. Samenwerking met Justitie en Binnenlandse Zaken.
64 B.S., 29 december 2000. 65 Verslag aan de Koning, B.S., 5 januari 2001.
99
Naar een nieuwe fiscale cultuur
J. Terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de parketten en de arbeidsauditoraten Op grond van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 tot vaststelling van de regels waarbij de ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking worden gesteld van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur teneinde hen bij te staan in de uitoefening van hun taken66, is het zaak de zestien betrekkingen in de parketten van Brussel, Gent, Antwerpen, Doornik, Luik, Bergen en Charleroi maximaal aan te vullen. Ook hier zullen gelijkaardige informatiesessies plaatsvinden.
l Uitwerking van de koninklijke en ministeriële besluiten van 22 december 2000. l Inzetten van de selectieprocedure. Samenwerking met Justitie.
K. Hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie In het kader van de bestrijding van de georganiseerde misdaad voorziet project 35 van het op de Ministerraad van 31 mei 2000 goedgekeurde federaal veiligheids- en detentieplan in de toekenning van het statuut van officier van gerechtelijke politie aan een beperkte groep van fiscale ambtenaren. Ter zake zullen twee afzonderlijke wetsontwerpen worden ingediend. Het eerste betreft de ter beschikking van de bij de C.D.G.E.F.I.D. geplaatste twaalf fiscale ambtenaren. Dit ontwerp werd reeds op de Ministerraad van 16 februari 2001 behandeld. Het tweede daarentegen slaat op een vijftigtal douaneambtenaren en zal op de agenda van een eerstvolgende Ministerraad worden geplaatst.
l Toekenning van de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie aan de ter beschikking van de C.D.G.E.F.I.D. gestelde fiscale ambtenaren alsmede aan een beperkte groep van ambtenaren der douane en accijnzen. Samenwerking met Justitie.
66 B.S., 29 december 2000.
100
Naar een nieuwe fiscale cultuur
L. Voordeelontneming Op 26 oktober 2000 werd de richtlijn A.R. 2001/1 van het Ministerie van Justitie67 goedgekeurd houdende oprichting van een centrale dienst voor de inbeslagneming en de verbeurdverklaring (C.D.I.V.). In nauw overleg met de C.D.G.E.F.I.D. zal deze dienst meehelpen aan de uitbouw van het project multidisciplinair buitgericht rechercheren. Bij een doorgedreven aanpak van het ontnemen van crimineel vermogen, zal het moeilijker worden voor een criminele organisatie om te recidiveren. De notie van de voordeelontneming wordt ook nader toegelicht in project 40 van het federaal veiligheidsen detentieplan. Een intense samenwerking tussen de Invorderingsadministratie en de C.D.I.V. zal mede tot het beoogde objectief kunnen bijdragen.
l Onderzoek van de mogelijkheid tot opstelling van een samenwerkingsprotocol tussen de Invorderingsadministratie en de C.D.I.V. Samenwerking met Justitie.
M. Bescherming van de ambtenaren Bij de afhandeling van belangrijke fraudedossiers staan ambtenaren van fiscale administraties (A.O.I.F., D&A, B.B.I., A.K.R.E.D., A.Inv.) en andere rechercheurs regelmatig bloot aan fysieke en psychologische intimidatie. Het is onaanvaardbaar dat deze ambtenaren en hun familieleden in hun fysieke en psychische integriteit zouden worden aangetast. Een waakzame overheid moet door het nemen van geschikte maatregelen dergelijke risicos tot een absoluut minimum herleiden. Ter zake heeft het Algemeen Secretariaat van het Departement van Financiën een reeks aanbevelingen geformuleerd en instructies uitgevaardigd die moeten worden opgevolgd in geval van agressief gedrag tegenover een ambtenaar. Poging tot brandstichting aan de woning van een ambtenaar van de B.B.I., belangrijke abusieve burgerlijke vorderingen in schadevergoeding tegen controlerende ambtenaren, hetgeen reeds van bij de aanvang van de controle een recente tendens zou uitmaken, fysieke en verbale agressie tegen medewerkers van het N.C.C.C., alsmede pogingen tot intimidatie van parketmagistraten zijn maar een paar voorbeelden uit een recent verleden die illustreren dat in grote fraudedossiers sommigen alle middelen zullen aanwenden om de onderzoekers te destabiliseren, te demotiveren of te discrediteren. In welbepaalde duidelijk te omschrijven gevallen (zekerheid van inmenging van maffieuze kringen,
) moet, behoudens de fysieke bescherming van de ambtenaren door de bevoegde politiediensten, wettelijk worden onderzocht of de instrumenterende ambtenaren niet anoniem kunnen optreden en verbaliseren. Verder dient werk te worden gemaakt van het wettelijk voorzien van zware sancties in geval van het instellen van tergende en lichtzinnige vorderingen.
67 B.S., 25 januari 2001.
101
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De overheid, als zorgzame werkgever, moet immers in geval van zulke misbruiken vanwege belastingplichtigen effectief op moreel en materieel vlak steun en bescherming bieden aan haar ambtenaren.
l Onderzoek naar de mogelijkheid van wetgevende en reglementaire initiatieven met het oog op de effectieve bescherming van ambtenaren tegen fysieke en psychologische intimidatie. Samenwerking met Justitie en Binnenlandse Zaken.
N. Statuut van de "compliance officer" De in artikel 2 van de witwaswet van 11 januari 1993 genoemde ondernemingen en personen alsook de casino´s worden de verplichting opgelegd één of meer personen aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de witwaswet binnen hun onderneming, de zogenaamde compliance officer. Deze persoon verricht vooral een preventieve taak door de opleiding van het personeel en beoordeelt de ernst van de hem gemelde feiten. Deze informatieplicht geldt niet alleen voor reeds verrichte witwaspraktijken maar tevens bij de indicatie hiervoor. Tijdens de derde forumbijeenkomst op 4 februari 2000 in Parijs georganiseerd door de FAG met de financiële dienstverleningssector kwamen de huidige tendensen in het witwassen van geld (typologieën) aan de orde. Deze typologie-oefening is een uitstekend middel om bankpersoneel te vormen en te sensibiliseren. Artikel 24 van de Conventie van de Verenigde Naties tegen de transnationale georganiseerde criminaliteit voorziet uitdrukkelijk in de bescherming van ter zake betrokken getuigen. Om de veiligheid van de compliance officer en van zijn familieleden te garanderen dient het wetsontwerp over de bescherming van de getuigen te worden aangepast. Verder dient te worden onderzocht hoe de compliance officer met de nodige onafhankelijkheid tegenover zijn werkgever zijn opdracht kan vervullen.
l Studie van de regelgeving strekkende tot de bescherming en vrijwaring van de onafhankelijkheid van de compliance officer. Samenwerking met Justitie.
102
Naar een nieuwe fiscale cultuur
O. Opvolging door het antifraudecomité (A.F.C.) Zonder afbreuk te willen doen aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de diverse administraties van Financiën, zal het antifraudecomité aan de Minister van Financiën alsmede aan de Regeringscommissaris om de drie maanden een verslag doen geworden met betrekking tot de uitvoering door de administratie, en voor wat haar aanbelangt, van de in dit plan inzake de strijd tegen de grote fiscale fraude opgenomen projecten. Bedoeld verslag zal nadere toelichting verstrekken met betrekking tot de in de loop van het vorige trimester verrichte en de voor het volgende kwartaal voorziene acties en zal concreet, en dit alleszins vanuit het oogpunt van de mogelijkheid tot daadwerkelijke inning van de belasting, een evaluatie bevatten. Vervolgens zal dit verslag suggesties aanbrengen om de strijd tegen de grote fiscale fraude verder te optimaliseren.
l Driemaandelijks opvolgingsverslag door het antifraudecomité.
II. Maatregelen tegen de fraude in de sector van de minerale oliën A. Uitwerking samenwerkingsprotocol Zoals hierboven reeds aangehaald, werd op 20 juli 2000 een samenwerkingsprotocol in de strijd tegen de fraude inzake minerale oliën afgesloten tussen de Ministers van Justitie en Financiën. Behoudens de coördinatiestructuur welke op 8 januari 2001 officieel werd geïnstalleerd, dient de ondersteuningscel onverwijld van start te gaan. Wat de minerale oliefraude betreft, zal deze ondersteuningscel in de lokalen van de Administratie der douane en accijnzen worden gehuisvest.
l Installatie van de ondersteuningscel. l Verdere uitbouw van de het samenwerkingsprotocol inzake de strijd tegen de fraude in de sector van de minerale oliën. Samenwerking met Justitie.
103
Naar een nieuwe fiscale cultuur
B. Verstrengde voorwaarden om commerciële activiteiten uit te oefenen In haar SCAC document nr. 284 (TAXUD/1947/00) van 7 september 200068 is de Europese Commissie van mening dat indien een lidstaat zwaarwichtige fraudevermoedens koestert, zij, in haar strijd tegen de fraude, een voorafgaandelijke zekerheid of borgstelling kan eisen. Deze waarborg, waarvan de hoogte in correlatie dient te staan met het door de belastingplichtige vooropgestelde zakencijfer, zal de uitoefening van diens activiteit niet onmogelijk maken. Teneinde de goede werking van het stelsel inzake erkenning van de entrepothouders te waarborgen, voorziet de accijnswetgeving de storting door de entrepothouders van een borgtocht van 10 % van de accijnsrechten op het opgeslagen volume. Deze borgtocht wordt ingehouden wanneer de douaneverplichtingen niet nagekomen worden. Van deze mogelijkheid heeft de BTW-wetgeving nog geen gebruik gemaakt. In een fraudegevoelige sector als die van de minerale oliën dient de uitwerking van zulk een beschermende fiscale bepaling te worden overwogen. In het kader van de bestrijding van de minerale oliefraude zal derhalve officieel advies aan de Europese Commissie worden gevraagd.
l Verzoek tot de Europese Commissie tot invoering van een voorafgaandelijke waarborg tot betaling van de BTW in de sector van de minerale oliën.
C. Nauwlettende opvolging van nieuwe economische actoren Teneinde in de sector van de minerale oliën de malafide ondernemers zo vlug mogelijk uit te schakelen dient de administratie passende controlemaatregelen te verrichten. Hierbij dient inzonderheid gedacht aan de controles bij de aanvang van de activiteit alsmede onmiddellijk na het indienen van de eerste BTW-aangifte. Bedoelde verificaties slaan niet alleen op de nieuwe belastingplichtigen maar tevens op diegene die plotsklaps hun activiteit verleggen naar de petroleumsector. Bij de aankondiging van de aanvang of de wijziging van activiteit in de petroleumsector moet dan ook middels een risico-analyse een onderzoek worden verricht dat ertoe strekt de waarachtigheid van de gedane kennisgeving te onderzoeken. Inzonderheid moet de realiteit van de uitgeoefende activiteit ter plaatse worden nagegaan. Dit dient te gebeuren middels een bezoek aan de bedrijfsinrichting, een verificatie van het financieel- en boekhoudkundig plan alsmede van het fiscaal verleden en de bedrijfseconomische achtergrond van de betrokken personen (belastingplichtige, leveranciers, extern raadgever, enzovoort). Het dient met andere woorden om een allesomvattend onderzoek te gaan.
68 «Strijd tegen de fraude : juridische vragen inzake de BTW-registratie en de weigering van het recht op aftrek».
104
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Na de indiening van de eerste, in principe maandelijkse (zie § 3, II, D, infra), BTWaangifte moet onmiddellijk een diepgaande controle van de door de belastingplichtige verrichte activiteiten worden verricht. Eventuele onregelmatigheden moeten dan onmiddellijk aan de ter zake bevoegde diensten worden meegedeeld. Beide actiepunten kaderen in de twee op 20 juli 2000 tussen de Ministers van Justitie en Financiën afgesloten samenwerkingsprotocollen in de strijd tegen de carrouselfraude en de minerale oliefraude.
l Systematische pro-actieve controle en risico-analyse van nieuwe economische actoren.
D. BTW-aangifte en betaling Artikel 53, eerste lid, 3° van het BTW-Wetboek stelt dat belastingplichtigen, met uitzondering van degenen die geen enkel recht op aftrek hebben, gehouden zijn iedere maand aangifte te doen van het bedrag der in dit wetboek bedoelde handelingen die zij hebben verricht of die aan hen werden verstrekt, gedurende de vorige maand in het kader van hun economische activiteit, van het bedrag van de opeisbare belasting, van de te verrichten aftrek en van de te verrichten herzieningen, en van de gegevens die de Koning noodzakelijk acht om te voldoen aan de door de Europese Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering inzake statistieken en om de controle op de toepassing van de belasting te verzekeren. Luidens artikel 18, § 2 van het koninklijk besluit nr. 1, van 29 december 1992, met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt, in afwijking van het hiervoor vermelde artikel 53, eerste lid, 3°, de belastingplichtige van wie de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, niet meer bedraagt dan 20.000.000 Belgische franken die het bedrag van het in artikel 19, § 1, bedoelde voorschot bepaalt overeenkomstig de in artikel 19, § 2, vermelde wijze, gemachtigd slechts om de drie maanden een aangifte in te dienen, uiterlijk de twintigste van de maand na ieder kalenderkwartaal. Volledigheidshalve wordt hier aangestipt dat de titularis op zijn aangifte nr. 604 A van aanvang van activiteit (cf. artikel 53, eerste lid, 1° WBTW) het door hem vooropgesteld omzetcijfer dient te vermelden. Het is een vaststaand feit dat de petroleumfraude, omwille van de omvang, de fiscale en economische impact, het nationaal en internationaal karakter evenals de georganiseerde aanwending ervan, een zorgwekkend maatschappelijk fenomeen is. In haar eindverslag van 8 december 199869 heeft de senaatscommissie inzake het onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit trouwens bijzondere aandacht besteed aan de fraude in de sector van de minerale olie.
69 Gedr. St., Senaat, 1-329/9, zitting 1998-1999.
105
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In het kader van de fraudebestrijding in de sector van de minerale olie, en dan inzonderheid de carrouselfraude, is het dan ook zaak concrete wettelijke beschikkingen te treffen om de in deze sector veelvuldig opduikende schijnfirmas, waarvan de levensduur onder voorbehoud van fiscale controle meestal minder dan drie maanden bedraagt, vlugger te kunnen opsporen. Tijdswinst is immers essentieel in de aanpak van de ernstige georganiseerde fiscale fraude. De inperking van drie tot één maand van de indieningstermijn van de BTWaangifte in de petroleumsector laat de fiscale administratie toe binnen een korter tijdsbestek malafide ondernemingen op te sporen. Daarenboven is deze maatregel conform de communautaire regelgeving en draagt zij de instemming van de betrokken bedrijfsgroepering met zich mede. Het spreekt voor zich dat hier de handelaars beoogd worden die hoofdzakelijk bedoelde produkten verhandelen. Derhalve zal aan de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikel 18, § 2 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 worden voorgelegd om in hoofde van de handelaars in minerale oliën (cf. artikel 6, § 1, 4°, a, van het BTWWetboek) de maandaangifte verplicht en aldus de kwartaalaangifte onmogelijk te maken.
l Verplichting tot maandelijkse indiening van de BTW-aangifte en betaling van de verschuldigde BTW in de sector van de minerale oliën.
E. Regeling van de verlegging van de heffing Krachtens artikel 51, § 1, 1° van het BTW-Wetboek is de belasting verschuldigd door de belastingplichtige die in België een belastbare levering van goederen of een belastbare dienst verricht. Artikel 51bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde behandelt de problematiek van de solidaire aansprakelijkheid in hoofde van de medecontractant van de schuldenaar van de belasting. Ingevolge § 4 van hogervermeld artikel 51 kan de Koning evenwel van § 1, 1° afwijken om de medecontractant van de leverancier van goederen of van de dienstverrichter tot voldoening van de belasting te verplichten in de mate dat Hij zulks noodzakelijk acht om die voldoening te vrijwaren. Het Staatshoofd heeft van deze laatste mogelijkheid gebruik gemaakt middels artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde. Bedoelde beschikking, welke uitsluitend geldt voor de uitvoering van materiële onroerende werkzaamheden, houdt in dat de medecontractant van de dienstverrichter (aannemer,
) verplicht is de verschuldigde belasting te voldoen wanneer hijzelf een belastingplichtige is gehouden tot het indienen van de in artikel 53, eerste lid, 3° van het BTW-Wetboek bedoelde periodieke aangiften.
106
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In het kader van de bestrijding van de BTW-carrousels, en met het oog op het beperken van de mogelijkheid tot het louter uitschrijven van facturen met als enige bedoeling het onterecht generen van BTW-kredieten zonder daadwerkelijke levering van goederen en/of doorstorting van de verschuldigde belasting aan de Schatkist, is het de bedoeling om de regeling van de verlegging van de heffing uit te breiden tot de sector van de minerale oliën. Ook hier is de betrokken bedrijfsgroepering vragende partij. De invoering in de Belgische BTW-wetgeving van deze clausule moet imperatief gebeuren mits inachtname van de procedure vervat in artikel 27 van de Zesde (BTW) Richtlijn 77/388/EEG van 17 mei 1977. Bedoeld artikel 27 bepaalt dat de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen elke lidstaat kan machtigen, bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of belastingontwijking te voorkomen. Bedoeling is dan ook een uitermate gemotiveerd verzoek tot invoering van het stelsel van de verlegging van de heffing in de sector van de minerale oliën te richten aan de Europese Commissie waarbij dient benadrukt dat de voorgestelde maatregel daadwerkelijk de vastgestelde fraude in kwestieuze sector zal beperken.
l Invoering van het stelsel van de verlegging van de heffing in de sector van de minerale oliën.
F. BTW-entrepot Het betreft in België gelegen plaatsen die fysiek afgebakend zijn. Er bestaan drie types BTW-entrepot in functie van de goederen die erin opgeslagen worden, met name : m producten onder schorsing van communautaire accijnsrechten accijnsrechten (minerale oliën, tabaksfabrikaten, alcohol en alcoholhoudende dranken.) ; m in België ingevoerde goederen andere dan communautaire accijnsproducten ; m nationale goederen of goederen afkomstig uit een andere lidstaat, andere dan communautaire accijnsproducten. Het stelsel van de BTW-entrepots werd geconcipieerd om de verplichtingen van de economische actoren te vereenvoudigen in het kader van kettingverkopen van grondstoffen en van andere goederen die op internationale markten worden verhandeld, bijvoorbeeld minerale oliën. De vereenvoudigingen betreffen onder meer de vrijstelling van de belasting waardoor de voorfinanciering van de belasting wegvalt voor de handelingen die onder het regime worden verricht. De wettelijke bepalingen terzake zijn opgenomen in artikel 39quater van het BTWWetboek. De uitvoering wordt geregeld door het koninklijk besluit nr. 54 van 25 februari 1996 dat de grenzen en de toepassingsvoorwaarden van de regeling BTW-entrepot vastlegt. De administratieve aanschrijving nr. 9 van 5 november 1996 verstrekt toelichting bij deze materie.
107
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De regeling BTW-entrepot laat toe met vrijstelling van de belasting : m in België goederen in te voeren bestemd om in een BTW-entrepot geplaatst te worden ; m in België goederen intracommunautair te verwerven of aan te kopen die bestemd zijn om in een BTW-entrepot geplaatst te worden ; m diensten te verrichten m.b.t. die goederen ; m de goederen te leveren met handhaving van de regeling BTW-entrepot. In feite betreft het een systeem van trapsgewijze vrijstellingen dat erin bestaat : m een voorlopige vrijstelling van de belasting te verlenen voor de handelingen die onder de regeling BTW-entrepot worden verricht ; m de koper systematisch schuldenaar te maken van de belasting op voormelde handelingen ; m elke voorlopige vrijstelling definitief te maken ter gelegenheid van de daaropvolgende levering van de goederen met handhaving van de regeling BTW-entrepot. Deze levering is op haar beurt vrijgesteld van de belasting. Op het einde van de ketting van opeenvolgende leveringen in het BTW-entrepot zijn bijgevolg alle handelingen met betrekking tot de goederen definitief vrijgesteld van de belasting, behalve deze die werden verricht aan de laatste koper van de goederen en die voorlopig zijn vrijgesteld. De BTW is verschuldigd door de eerste belastingplichtige die de goederen levert onder bezwarende titel zonder handhaving van de regeling BTW-entrepot of die de goederen wegneemt uit het entrepot zonder dat hij ze heeft verkocht. Met betrekking tot accijnsproducten, bijvoorbeeld minerale oliën, is de toepassing van de regeling BTWentrepot principieel verplicht zolang de goederen zich bevinden onder schorsing van de communautaire accijnzen. Niettemin werd in een administratieve aanschrijving aan de commerciële partijen, betrokken bij de leveringen van de goederen, de mogelijkheid gelaten zelf te bepalen wie de persoon is die de goederen aan het BTWentrepot onttrekt en dientengevolge schuldenaar van de BTW wordt. Deze afwijking wordt door malafide actoren geëxploiteerd om, voor petroleumproducten die zich fysiek in een entrepot onder het schorsingsstelsel inzake accijnzen bevinden, factuurstromen op gang te brengen. De in rekening gebrachte BTW wordt door de schuldenaars van de BTW nooit afgedragen aan de Schatkist terwijl de afnemers de BTW steeds in aftrek brengen. In tegenstelling tot het voorgaande geschiedt, voor wat de wetgeving inzake accijnzen betreft, de onttrekking aan het schorsingsstelsel inzake accijnzen slechts op het ogenblik van de inverbruikstelling, dit wil zeggen op het ogenblik dat de goederen fysiek het fiscaal entrepot verlaten. Het enkele feit dat belastingplichtigen voordien onderling goederen factureren met BTW en/of accijnzen onttrekt de goederen niet aan het schorsingsstelsel inzake accijnzen. Het is derhalve noodzakelijk de regelgeving inzake BTW te synchroniseren met de principes op het vlak van accijnzen. Zo moet het principe m.b.t. de persoon die de goederen onttrekt aan het BTW-entrepot zonder handhaving van de regeling, en alzo
108
Naar een nieuwe fiscale cultuur
schuldenaar van de BTW wordt, duidelijk bepaald worden. De toepassing van de regeling BTW-entrepot moet verplicht worden zolang de goederen zich bevinden onder de schorsing van de accijnzen zodat tussentijdse transacties met vrijstelling van BTW dienen gefactureerd te worden. In een eerste fase dient de commentaar, inzonderheid de nummers 50 en 70, van de hiervoor aangehaalde aanschrijving nr. 9/1996 te worden gewijzigd. In het kader van de rechtszekerheid is het verder noodzakelijk om voormelde principes met betrekking tot de werking van het BTW-entrepot op te nemen in het koninklijk besluit nr. 54 van 25 februari 1996 met betrekking tot de andere regeling van entrepot dan douane-entrepot bedoeld in artikel 39quater van het BTW-Wetboek. Deze wijziging zal het mogelijk maken efficiënter de strijd tegen de BTW-fraude in de sector van de minerale oliën aan te gaan. Het alhier ontwikkeld onderwerp sluit in een bepaalde mate aan op de onder punt § 3, II, E, supra, voorgestelde verlegging van de heffing.
l Wijzigingen in de administratieve BTW-aanschrijving 9/1996 en het koninklijk besluit nr. 54 van 25 februari 1996 inzake het BTW-entrepot.
G. Controle van de goederenbewegingen over de binnenwateren Een groot gedeelte van het vervoer van de minerale oliën gebeurt met binnenschepen. Ter zake zou de reeds tussen de gewestelijke overheden (bijvoorbeeld, de Administratie van Waterwegen en Zeewezen van de Vlaamse Gemeenschap) en de Administratie der douane en accijnzen bestaande samenwerking tot uitwisseling van relevante gegevens moeten worden geoptimaliseerd. Inderdaad, thans bevatten de door de sluiswachters verstrekte inlichtingen de datum en het uur van voorbijvaren, de naam en het inschrijvingsnummer van het schip, de aard en het gewicht van het goed, de plaats van vertrek en aankomst (meestal een depothouder). In de strijd tegen de fraude inzake de minerale oliën is het echter zaak de identiteit van de daadwerkelijke bestemmeling (eigenaar) van de vracht te kennen. Een analoge aanduiding zou trouwens ook op het administratief geleidedocument (AGD) moeten voorkomen.
l Oprichting werkgroep om de samenwerking met de gewestelijke overheden te intensifiëren. Samenwerking met de bevoegde gewestministeries.
109
Naar een nieuwe fiscale cultuur
III. Maatregelen tegen de carrouselfraude A. Uitwerking samenwerkingsprotocol Zoals hierboven reeds aangehaald, werd op 20 juli 2000 een samenwerkingsprotocol inzake de strijd tegen de carrouselfraude afgesloten tussen de Ministers van Justitie en Financiën. Behoudens de coördinatiestructuur welke op 8 januari 2001 officieel werd geïnstalleerd, dient de ondersteuningscel onverwijld van start te gaan. Wat de carrouselfraude betreft, zal de ondersteuningscel in de lokalen van de C.D.G.E.F.I.D. worden gehuisvest.
l Installatie van de ondersteuningscel. l Verdere uitbouw van de het samenwerkingsprotocol inzake de strijd tegen de carrouselfraude. Samenwerking met Justitie.
B. Controlesystemen in administratieve computerprogramma's Met het oog op de effectieve bestrijding van de carrouselfraude is het primordiaal zeer vlug te kunnen optreden. In die mate wordt de ontwikkeling van bepaalde automatische knipperlichten bij de materiële verwerking van de BTW-aangiften onderzocht. Qua automatische detectie wordt aan de volgende parameters gedacht : m kwartaalplichtigen die meteen een reuzeomzet aangeven ; m exponentiële groei van het omzetcijfer in een fraudegevoelige sector ; m onmogelijk BTW-tarief in functie van de aangegeven activiteit ; m niet overeenstemming tussen de aangegeven omzet en de bij de douane verrichte intracommunautaire verwervingen van personenautos.
l Inbouwen van een systeem van fraude-indicatieve knipperlichten in de diverse administratieve computerprogrammas. l Oprichting van een uit ambtenaren van de centrale diensten en van de betrokken buitendiensten samengestelde werkgroep.
110
Naar een nieuwe fiscale cultuur
C. Integratie van het N.C.C.C. in de B.B.I.-administratie Wetende dat de verschillende deelnemers (stromannen, schermvennootschappen, organisatoren, vervoerders en financiële instellingen alsmede eventuele raadgevers) aan eenzelfde carrouselstructuur geografisch, en dan nog vaak met een internationale dimensie, verspreid zijn, komt het erop aan dit fenomeen gecoördineerd en simultaan te bestrijden. Eenheid van leiding en organisatie is hierbij dus onontbeerlijk. De huidige overlapping tussen twee op hetzelfde terrein, in casu de bestrijding van de carrouselfraude, actieve controlediensten moet worden vermeden. Het is in die optiek dat de integratie van het nationaal controlecentrum ter bestrijding van de BTW-carrousels (N.C.C.C.) in de B.B.I. moet gebeuren. Bij de evaluatie van de resultaten van de op grond van het samenwerkingsprotocol in de strijd tegen de carrouselfraude gevoerde acties, zal de oprichting van een nationale fiscale eenheid, welke zich uitsluitend, mits de inzet van alle ter zake aangestelde fiscale ambtenaren met de bestrijding van dit fraudefenomeen bezighoudt, worden bestudeerd. In geval van positieve evaluatie dient de procedure tot opstarting van zulk een eenheid te worden aangevat.
l Integratie van het N.C.C.C. in de B.B.I. en dit met eenheid van leiding en organisatie van actie.
D. Goederenconcentraties Het is een publiek geheim dat plaatsen met veel goederenverkeer, zoals zee- en vrachtluchthavens (bijvoorbeeld : Brucargo), omwille van de enorme toevloed aan waren en de verpakking ervan, vaak pleisterplaatsen voor potentiële fraudeurs zijn. In die mate moet werk worden gemaakt van de inplanting in die locaties van volledig uitgeruste (informatica, fax, on-line verbinding met bepaalde fiscale bestanden, mogelijkheid tot overhoring,
) werkruimten waar de fiscale rechercheurs meteen verdachte goederenbewegingen kunnen controleren.
l Logistieke uitbouw van performante accommodatie op inzake carrouselfraude gevoelige plaatsen.
111
Naar een nieuwe fiscale cultuur
E. Frauduleuze uitvoeren intracommunautaire leveringen van autovoertuigen De mogelijkheid tot samenwerking tussen de fiscale overheid en de Dienst voor inschrijving der voertuigen (D.I.V.) moet aangesneden worden en dit om frauduleuze intracommunautaire en uitvoerverrichtingen te vermijden. Ter zake wordt onder meer gedacht aan het Luxemburgs model inzake verplichte technische controle voor voertuigen die het voorwerp uitmaken van omwille van intracommunautaire of uitvoerverrichtingen vrijgestelde leveringen (certificat de désimmatriculation). Ook een nieuwe benadering inzake de uitreiking van de douane attesten nr. 705, met oog voor de on-line uitwisseling van relevante gegevens tussen douanekantoren onderling en tussen de douane- en BTW-diensten, wordt bestudeerd.
l Nieuwe preventieve administratieve maatregelen om BTW-fraude te vermijden bij intracommunautaire handelingen van autovoertuigen. Samenwerking met Mobiliteit en Vervoer.
IV. Maatregelen tegen andere vormen van douane- en accijnsfraude A. Toekenning, evaluatie en intrekking van de accijnsvergunning Opdat de handelingen van productie, de verwerking en het voorhanden hebben van accijnsproducten zouden kunnen geschieden onder schorsing van accijns, moeten deze handelingen verricht worden in een belastingentrepot (art. 12 W. Acc.) Een belastingentrepot is de plaats waar een natuurlijke of rechtspersoon, die hiertoe gemachtigd is door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het betrokken entrepot zich bevindt, bij de bedrijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van accijns kan produceren, verwerken, voorhanden hebben, ontvangen en verzenden. Deze persoon wordt een erkend entrepothouder genoemd (artikel 4, § 1, 7° en 8°, W. Acc.). Deze kan zowel fabrikant van accijnsgoederen zijn als handelaar in dergelijke producten. Hij is aansprakelijk voor de betaling van de accijns van onder zijn verantwoordelijkheid opgeslagen accijnsproducten die uit zijn belastingentrepot worden uitgeslagen ten verbruik. In België wordt algemeen de machtiging aan een erkend entrepothouder verleend door de gewestelijke directeur der douane en accijnzen die bevoegd is voor het gebied waar het belastingentrepot is gevestigd.
112
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Een geregistreerd bedrijf is de natuurlijke of de rechtspersoon die niet de hoedanigheid bezit van erkend entrepothouder maar die er toe gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsproducten onder schorsing van accijns uit een andere lidstaat te ontvangen. In België wordt de machtiging voor een geregistreerd bedrijf verleend door de gewestelijke directeur der douane en accijnzen over het gebied waar het geregistreerd bedrijf de goederen ontvangt (art. 2, § 3, van het ministerieel besluit van 23 december 1993). In België zijn er 281 erkende belastingentrepots wat zeer veel is ten opzichte van de buurlanden en de sector fraudegevoeliger kan maken70. Artikel 20, § 3, van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop71, voorziet dat de machtigingen erkend entrepothouder of geregistreerd bedrijf kunnen geweigerd worden als de aanvrager zware of herhaalde inbreuken pleegde op de wetgeving inzake douane en accijnzen. Door een wet van 4 mei 1999 werd het toepassingsgebied uitgebreid tot inbreuken op de BTW en inzake inkomstenbelastingen. Deze wet voorziet eveneens het niet uitreiken van de machtigingen in geval op grond van de reglementeringen inzake douane, accijnzen, BTW of inkomstenbelastingen verschuldigde bedragen niet werden voldaan. Dezelfde wet breidt het toepassingsgebied uit tot inbreuken op de sociale wetgeving en het niet betalen van bedragen verschuldigd op basis van deze wetgeving. Met het oog op de toepassing van de aangepaste regelgeving wisselen de fiscale administraties, B.B.I., A.O.I.F., BTW en directe belastingen, informatie uit met de Centrale Dienst voor Informatiebeheer bij de Administratie der douane en accijnzen. De communicatie van informatie door de diensten met een bevoegdheid inzake sociale wetgeving dient geoptimaliseerd te worden. Uit een eerste test blijkt dat 15% van de gemachtigden (40 op 270) niet voldeed aan de criteria van de nieuwe regelgeving. Met het oog op een praktische en uniforme toepassing van de nieuwe regelgeving inzake de toekenning, evaluatie en intrekking van de machtiging op het vlak van accijnzen, is de spoedige publicatie van een aanschrijving door de Administratie van douane en accijnzen noodzakelijk.
l Evaluatie van het aantal erkenningsmodaliteiten.
entrepothouders
alsmede
van
de
70 Hiervoor vermeld senaatsverslag, op. cit., blz. 288. 71 B.S., 1 augustus 1997.
113
Naar een nieuwe fiscale cultuur
B. Richtlijn 92/12/EEG (accijnsprocedures) Met betrekking tot de Richtlijn 92/12/EEG stellen zich problemen op twee niveaus, enerzijds inzake de voorafgaande kennisgeving aan de administratie van de intracommunautaire beweging van goederen en anderzijds op het vlak van de te stellen waarborg. De uitwisseling van informatie in geval van intracommunautaire bewegingen van accijnsproducten (early warning system). Artikel 19, § 1, van de Richtlijn 92/12/EEG legt geen verplichting op aan expediteurs om nationale administraties te informeren voorafgaand aan de intracommunautaire beweging van accijnsgoederen. Hieruit volgt dat de autoriteiten niet op voorhand over informatie beschikken met betrekking tot goederenbewegingen. Dit heeft gevolgen op het vlak van de efficiëntie van controles inzake bewegingen van accijnsproducten. Het ontbreken van de verplichting tot voorafgaande melding van de intracommunautaire bewegingen van accijnsproducten maakt een gerichte en selectieve controle, voorafgaand aan de fysieke beweging van de goederen, onmogelijk. Ter zake kan worden gedacht aan controles m.b.t. de aard van de goederen, het risicoprofiel van de expediteur, het tarief van het land van bestemming,
Door het gebrek aan voorafgaande informatie is er geen controle op de werkelijke bestemmeling van de goederen en kunnen goederen gemakkelijk afgeleid worden naar een illegaal circuit. Om een oplossing te bieden aan dit probleem is het noodzakelijk artikel 19, § 1, van de Richtlijn 92/12/EEG aan te passen en wel in die zin dat een erkende expediteur verplicht wordt de bevoegde controledienst voorafgaandelijk te informeren over verzendingen van accijnsproducten, bijvoorbeeld binnen de 24 uur voor de verzending. Waarborgverplichting door de erkende entrepothouder/expediteur Overeenkomstig de artikelen 13, a), en 15, § 3, van de Richtlijn 92/12/EEG, gewijzigd door de Richtlijnen 92/108/EEG en 94/74/EG, gebeuren bewegingen van accijnsproducten onder het schorsingssysteem onder dekking van een waarborg door de expediteur of van een al dan niet solidaire waarborg door de expediteur en de transporteur, of van een waarborg door de bestemmeling. In de dagelijkse praktijk blijkt echter dat de erkende entrepothouder expediteur geen enkel zicht heeft op het transport van de accijnsgoederen en derhalve een risico waarborgt dat hij op geen enkele manier kan voorzien. Hetzelfde zou gelden ten aanzien van de bestemmeling als de waarborgverplichting te zijnen laste zou vallen. Dientengevolge worden een groot aantal Belgische erkende entrepothouders expediteurs aansprakelijk gesteld voor belangrijke bedragen aan rechten, zowel in België als in andere landen van de Europese Unie, met betrekking tot verdwenen accijnsproducten of producten die op onregelmatige wijze werden aangegeven in andere lidstaten. Dit terwijl voormelde erkende entrepothouders op geen manier tussenkwamen bij het vervoer van de goederen.
114
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Om een oplossing te bieden aan dergelijke situaties zou het aangewezen zijn een bepaling op te nemen in de Richtlijn 92/12/EEG, waarbij, met betrekking tot de bewegingen van accijnsproducten onder het schorsingsstelsel, wordt voorzien in de ondeelbaarheid van de fiscale aansprakelijkheid van de expediteur, de transporteur en de bestemmeling. In bijkomende orde moet de Richtlijn 92/12/EEG worden aangepast voor wat betreft : m de uitwisseling, voorafgaand aan het transport van accijnsgoederen onder het schorsingsstelsel, van informatie met betrekking tot de waarborg ; m harmonisering van de grondslagen voor het vaststellen van de waarborgen, vb. op basis van het hoogste accijnstarief van de betrokken landen.
l Stelselmatige vervroeging van de mededelingsplicht. l Evaluatie van de waarborgverplichtingen.
C. Containerscanners De Raad van de Europese Unie legt met haar nota nr. 11010/1/00 van 13 november 2000 betreffende de studie over de controle van containers in de havens van de Europese Unie, de lidstaten op om de havens met voorrang uit te rusten met moderne controlevoorzieningen en geschikte hulpmiddelen. In de havens worden de diverse autoriteiten immers geconfronteerd met alle ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, zoals de illegale handel (drugs, sigaretten, wapens, mensenhandel,
) waaraan, al naargelang van het geval, ook een fiscaal luik dient gekoppeld. De beschikking over inzonderheid containerscanners en aangepaste informatica is dan ook onontbeerlijk in de bestrijding van deze diverse misdaadvormen welke verschillende departementen aanbelangen. Het gaat dan ook niet om een exclusief fiscale aangelegenheid. Bedoelde nota vloeit voort uit een onderzoek waarin de middelen en methoden inzake douanecontrole van containers in de grootste Europese havencentra met elkaar werden vergeleken . Er wordt voorgesteld om in alle belangrijke havens vaste scanners op te stellen. Deze voorzieningen moeten bovendien aangevuld worden met mobiele scanners die in voorkomend geval op andere havens kunnen worden ingeschakeld. Het voordeel van het gemengd gebruik van vaste en mobiele scans is dat de scancapaciteit verhoogt en dat dus de pakkans bij vaststellingen ook verhoogt. Daarenboven verhindert de mogelijkheid tot verplaatsing van de mobiele toestellen de verlegging van het handelsverkeer.
115
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Wetende dat de fysieke controle van een container arbeidsintensief en tijdsrovend is en daarenboven dat de privé-sector mee instaat voor het dragen van de controlekosten, houdt het gebruik van een scanner een goedkoper en sneller alternatief in. Gelet op de steeds toenemende stroom van goederen in containers, kan de douane geen kwalitatief toezicht op de goederenbewegingen meer garanderen. Een systematische fysieke controle behoort niet meer tot het actueel logistiek proces. Gemiddeld was er één ambtenaar per 4.400 containers in de havens die het voorwerp uitmaakten van de Europese vergelijkende studie. Het gebruik van een containerscanner in combinatie met een degelijk systeem van risico-analyse zou deze situatie veel verbeteren. In het algemeen moeten bij de uitvoer vooral volgende goederen worden gecontroleerd : m accijnsgoederen ; m landbouwgoederen waarvoor restituties zijn gevraagd en/of de container onverzegeld of met een bedrijfsverzegeling wordt aangeboden ; m goederen met een hoge waarde ; m goederen die onder de beperkings- en controlemaatregelen kunnen vallen. Voor al deze goederen geldt dat indien andere goederen dan aangegeven effectief worden uitgevoerd, België en/of de Europese Unie een groot, al dan niet financieel/ fiscaal, risico lopen. Containerscanners worden thans reeds gebruikt in Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het gebruik van de containerscan in de haven van Rotterdam in de loop van 1999 en 2000 liet toe voor 1,8 miljard Belgische frank aan ontdoken belastingen vast te stellen. De ideale controlemogelijkheid bestaat in de combinatie van vaste en mobiele scanners. De aanzienlijke budgettaire kost van de aanschaf (600 miljoen voor een vaste scan en 175 miljoen voor een mobiele) en inwerkingstelling (werkingskosten), waar vereist, van deze containerscanners dient te worden gespreid over alle belanghebbende departementen.
l Ingebruikname van containerscanners. Samenwerking met alle ter zake betrokken departementen.
116
Naar een nieuwe fiscale cultuur
D. Samenwerking douane met de scheepvaartpolitie De activiteiten van de douane en de scheepvaartpolitie zijn gelijklopend in de bestrijding van de ernstige fraude en andere vormen van georganiseerde criminaliteit. Beide geledingen hebben in het verleden veel te weinig samengewerkt. De opmaak van protocollen met duidelijke afspraken is dan ook vereist.
l Uitwerking van een samenwerkingsprotocol tussen de scheepvaartpolitie en de Administratie der douane en accijnzen. Samenwerking met Binnenlandse Zaken.
E. Hondenbrigade De Raad van de Europese Unie betreurt in haar reeds aangehaalde nota nr. 11010/1/00 van 13 november 2000 dat niet alle Europese havendiensten over hondenteams beschikken. In eigen land beschikt de Administratie der douane en accijnzen in de haven van Antwerpen op dit ogenblik slechts over één hond. Het betreft dan nog een dier dat door een privé-initiatief van een ambtenaar van de plaatselijke opsporingsinspectie ingezet wordt voor het opsporen van drugs. Ter vergelijking : de douane in de haven van Rotterdam, die qua trafiek overeenstemt met die van Antwerpen, heeft de beschikking over 6 drugshonden en 2 honden voor tabaksmokkel. De Nederlandse douane zet reeds 20 jaar honden in voor het opsporen van drugs. In het kader van de strijd tegen de sluikinvoer van verdovende middelen en tabaksproducten, moet een hondenbrigade bij de administratie van de douane en accijnzen professioneel uitgebouwd worden. Voor een analoge regeling wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot toekenning van een vergoeding aan militairen voor de verzorging van een erkende hond72.
l Professionele uitbouw binnen de Administratie der douane en accijnzen van een hondenbrigade.
72 B.S., 16 februari 2001.
117
Naar een nieuwe fiscale cultuur
F. Informatisering van het administratief geleidedocument Het principe van de informatisering van het administratief geleidedocument werd goedgekeurd door de ECOFIN. Een haalbaarheidsstudie werd uitgevoerd. Het project voor de informatisering van het administratief geleidedocument ligt ter studie.
l Onderzoek naar de informaticamogelijkheden.
V. Maatregelen tegen frauduleuze kasgeldconstructies
Eens omgezet in een lege schelp, ontsnappen kasgeldvennootschappen aan de greep van hun schuldeisers, en meer bepaald aan de invorderingsdiensten van de belastingen. Een aandeelhouder mag zijn toevlucht niet nemen tot cessies van aandelen of activa, in vennootschappen die hij controleert, met als doel bepaalde vennootschappen insolvabel te maken. Binnen het huidig wetgevend kader is het onmogelijk de bedragen die op dergelijke wijze gefraudeerd worden te recupereren zonder het bewijs te leveren van de kwade trouw van de organisator. Wanneer dergelijke overdrachten van aandelen of activa direct of indirect voorkomen binnen eenzelfde groep, zouden ze in hoofde van de kasgeldvennootschap niet tegenstelbaar mogen zijn aan de fiscus.
l Niet tegenstelbaarheid van cessies door kasgeldvennootschappen. Samenwerking met Justitie.
VI. Internationale samenwerking A. Europese conventie tot gerechtelijke bijstand De Europese conventie tot gerechtelijke bijstand in strafzaken van 20 april 1959 is in België op 13 augustus 1975 in werking getreden. Artikel 2, a, van bedoelde conventie stipuleert inzonderheid dat de gerechtelijke bijstand kan worden geweigerd indien het verzoek betrekking heeft op fiscale overtredingen. Het op 17 maart 1978 in Straatsburg opgemaakt bijvoeglijk protocol aan deze conventie, wat door België op 11 augustus 1978 werd ondertekend, breidt de conventie uit tot de fiscale overtredingen. Krachtens artikel 1 van bedoeld protocol verbinden de contracterende partijen er zich toe om de gerechtelijke bijstand niet te weigeren enkel en alleen omdat het verzoek betrekking heeft op een fiscale overtreding.
118
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Kwestieus protocol maakt dan ook een belangrijk middel uit in de strijd tegen de internationale fiscale fraude. Nochtans heeft België tot op heden als enig land van de Europese Unie dit bijvoeglijk protocol nog steeds niet goedgekeurd.
l Inzetten van de procedure tot ratificatie van het bijvoeglijk protocol bij de Europese Conventie tot gerechtelijke bijstand in strafzaken. Samenwerking met Buitenlandse Zaken.
B. Internationale samenwerkingspraktijk 1. Fiscalis programma Het Fiscalis programma, dat het voorwerp uitmaakt van de Beschikking nr. 888/98/EG van het Europees parlement en de Raad van Europa van 30 maart 199873, streeft via een meerjarig communautair actieprogramma inzonderheid de verbetering van de werking van de stelsels van de indirecte belastingen van de interne markt na. Ter zake beoogt deze beschikking, behoudens juridische bijscholingen voor de betrokken ambtenaren en de voortdurende verbetering van de administratieve procedures, vooral een doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten alsmede tussen deze en de Commissie. Dit laatste aspect wordt geconcretiseerd in de uitwisseling van ambtenaren, de organisatie van studiebijeenkomsten en de uitvoering van multilaterale controles. In het kader van zijn bevoegdheden zal het Regeringscommissariaat dan ook waken over de stipte opvolging van de, inzonderheid wat de multilaterale controles betreft, in uitvoering van bovenvermelde beschikking opgelegde bepalingen (zie beschikking 98/ 467/EG van 2 juli 1998)74. 2. Opmaak bi- en multilaterale akkoorden Tot de opdrachten van het Regeringscommissariaat behoort de begeleiding bij de opmaak, binnen of buiten Europa, van bi- en multilaterale akkoorden. Hierbij komt het erop aan bestaande verdragen, richtlijnen en verordeningen in duidelijke akkoorden onder te brengen met als doel een optimale samenwerking tussen de onderscheiden diensten te bewerkstelligen. 3. Gemeenschappelijk grensoverschrijdend overleg Om grensoverschrijdende fraudestructuren met een behoorlijke slaagkans aan te pakken, dienen de betrokken fiscale diensten in de verschillende landen hun acties op elkaar af te stemmen. Het heeft inderdaad weinig zin eenzijdig controlestrategieën te ontwikkelen en daardoor buitenlandse fraudedeelnemers de mogelijkheid tot verdwijning of insolvabiliteit te bieden. 73 Publicatieblad, 28 april 1998, L 126. 74 Publicatieblad, 23 juli 1998, L 206.
119
Naar een nieuwe fiscale cultuur
l Voorstellen van in het kader van het Fiscalis project te ontwikkelen themas. l Internationale bijstand mits afsluiting akkoorden. l Uitwerken van instructies in gemeen overleg tussen de fiscale administraties van de betrokken landen.
4. Juridisch kader internationale samenwerking Bepaalde wettelijke beschikkingen, zoals artikel 93terdecies WBTW en 338 W.I.B. 1992, zijn de implementatie naar Belgisch recht van Europese regelgevingen inzake de optimalisatie van de internationale samenwerking tussen de onderscheiden fiscale administraties. De aandachtige lectuur van de desbetreffende teksten leert dat de draagwijdte van de Europese bepalingen breder is dan die welke de Belgische wetgever eraan gegeven heeft. Gelet op het grensoverschrijdend karakter van de georganiseerde fiscale fraude en wetende dat alleen puur nationale maatregelen niet afdoende zijn bij de bestrijding ervan, dient hier inzonderheid aan de uitwisseling van gegevens, aan de aanwezigheid van buitenlandse fiscale ambtenaren op het nationaal grondgebied met het oog op controle alsmede aan de rechtstreekse contactname tussen de fiscale overheden te worden gedacht.
l Versterking van de internationale samenwerking tussen de fiscale overheden. l Aanpassing van de artikelen 93terdecies WBTW en 338 W.I.B. 1992.
§ 4. Overwegingthema's Naast de concrete maatregelen die hiervoor werden toegelicht, verdienen een aantal andere themas bijkomend onderzoek en overweging vooraleer te kunnen uitmonden in concrete maatregelen.
I. De rechtszekerheid
Een eerste thema is dat van de rechtszekerheid, zonder dewelke elke actie tegen fraude in gevaar wordt gebracht.
120
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Men denkt daarbij in het bijzonder aan de definitie van de begrippen fiscale fraude, belastingontwijking75 en belastingvermijding. Waar bevindt zich de scheidingslijn tussen die praktijken ? Waar bevindt zich, met betrekking tot de keuze van de minst belaste weg, de onderscheidingslijn tussen wat wel en niet toegelaten is ? Zonder twijfel volstaat, op moreel vlak, meestal het ethisch aanvoelen om uitsluitsel te geven. Maar hoe zit het op strikt juridisch gebied ? Men kent het standpunt van het Hof van Cassatie in het zogenaamde Brepols arrest dat als volgt luidt : «Er is noch verboden simulatie ten opzichte van de fiscus, noch derhalve fiscale fraude, wanneer partijen, om te kunnen genieten van het gunstigste fiscaal regime, met gebruikmaking van de vrijheid te contracteren, evenwel zonder miskenning van enige wettelijke verplichting, akten opstellen waarvan zij alle gevolgen aanvaarden, zelfs wanneer de vorm die hieraan gegeven wordt niet de meest gebruikelijke is»76. Men weet echter ook dat de fiscale wetgever de vrijheid van keuze van de minst belaste weg beperkt heeft door het invoeren van de algemene antimisbruik bepaling vervat in artikel 344, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 luidend als volgt : «Aan de administratie der directe belastingen kan niet worden tegengeworpen de juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die eenzelfde verrichting tot stand brengen, wanneer de administratie door vermoedens of door andere in artikel 340 vermelde bewijsmiddelen vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken, tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische doeleinden beantwoordt». Is de omschrijving rechtmatige financiële of economische doeleinden adequaat genoeg om de onontbeerlijke juridische zekerheid te waarborgen77 ? Laat dit begrip geen ruimte voor interpretaties waardoor de toepassing ervan arbitrair dreigt te worden en de belastingplichtige kan blootgesteld worden aan interpretaties ex post en aan sancties gesteund op een retroactieve interpretatie van de wet ?
75 De term ontwijking geeft aanleiding tot onduidelijkheid, te meer daar in het Engels tax evasion fiscale fraude betekent. In het hiervoor reeds aangehaalde werk, merkt dhr. André Barilari in dit verband op :
lévasion est différente de loptimatisation. Alors que la première est contraire à lesprit de la loi, la seconde y est strictement conforme. Le terme évasion fiscale est donc utilisé par certains auteurs pour caractériser en quelque sorte une fraude légale. Le recours à cet oxymore montre bien lambiguïté de cette notion. Il sagit en fait de contrevenir à lesprit de la loi sans offenser sa lettre
Lévasion fiscale est le domaine privilégié des montages juridiques imaginés par certains conseils afin dexploiter les failles de la législation
Face à ces situations, les administrations utilisent des armes diverses. Grâce aux notions de requalification, dabus de droit, ou de fraude à la loi, elles arrivent parfois à faire sanctionner ces montages
. La ligne de partage entre fraude et évasion est donc toujours mouvante, se déplaçant au gré de la jurisprudence et des ajustements législatifs. En fait, si la notion dévasion a un sens pour les responsables de la législation fiscale, elle nen a pas pour le contribuable. Soit il est sanctionné et on en revient à la catégorie fraudeur, soit il nest pas sanctionné et il sagit dun évitement » (op. cit., p.67 tot 69). 76 Cass., 6 juni 1961, Pas., I, p. 1082. 77 Wat dit begrip betreft, zie Th. Afschrift, Lévitement licite de limpôt et la réalité juridique, 1994, nrs. 227 e.v. en J. Kirkpatrick, Le régime fiscal de sociétés en Belgique, 2 e.v. waarin de auteur melding maakt van zijn gewijzigd standpunt.
de
uitg., 1995, nrs. 1.33
121
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De wet voorziet weliswaar de mogelijkheid van een voorafgaande ruling, maar de terughoudendheid en de administratieve traagheid terzake maken dit middel weinig bruikbaar. Niemand vindt baat bij een dergelijke situatie die de werking van zowel de markt als van de administratie kan belemmeren. Belastingplichtigen kunnen aarzelen om bepaalde handelingen toe te passen en in die mate bijvoorbeeld beslissen om courant in het buitenland gebruikte financiële producten niet te lanceren op de Belgische markt. De administratie van haar kant kan eveneens in haar antimisbruik actie verlamd worden uit vrees dat haar interpretatie van deze bepaling als excessief zou beoordeeld worden. Deze kwestie is nog delicater in het licht van op Europees niveau geformuleerde juridische en zelfs politieke beschouwingen. Enerzijds mag de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie niet uit het oog worden verloren. Anderzijds zou de strijd tegen de fiscale fraude er bij winnen, wanneer, zeker in het belang van de kleine landen, het begrip fraude op Europees niveau uniform zou worden omschreven. Het is in deze geest dat werk moet worden gemaakt van de accurate omschrijving van bepaalde wettelijke of reglementaire begrippen teneinde een betere beoordeling van de wettelijkheid, de tegenstelbaarheid en de gevolgen van bepaalde akten en handelingen toe te laten. Dit alles heeft tot doel de juridische zekerheid van de belastingplichtige en van de fiscus te verbeteren, bij te dragen tot de preventie van bepaalde praktijken en hun bestraffing te vergemakkelijken.
II. Uitvlaggingsstructuren en belastingparadijzen
De term inzake uitvlaggingsstructuren (pavillons de complaisance) omvat de diverse rechtspersonen organisaties en verenigingen, vennootschappen, stichtingen enz. die, genietend van bijzonder lakse reglementeringen, zijn opgericht in een zeker aantal staten, of het nu gaat over Europese landen, al dan niet lid van de Europese Unie of de OESO, of exotische belastingparadijzen. Hun oprichting geschiedt met het oog op het kunstmatig onderbrengen van activiteiten waarvan de organisatie veel moeilijker, duurder of zelfs verboden zou zijn, indien hun operator zich diende te houden aan de normaal op hem van toepassing zijnde wetgeving. De staten waar deze uitvlaggingsstructuren zijn opgericht, hebben het gemeenschappelijk kenmerk dat zij de fiscale en parafiscale lasten, evenals de exploitatievoorwaarden inzake de sociale zekerheid, de bescherming van de werkomstandigheden, het milieu of de openbare gezondheid tot een minimum beperken, en bijgevolg aan de operator toelaten te ontsnappen aan de normaliter ter zake uitgevaardigde reglementeringen. Deze uitvlaggingsstrucuren kunnen op de meest gemakkelijke en gunstige manier worden opgericht in landen die gewoonlijk worden gekwalificeerd als belastingparadijzen. Zij situeren hun operationele activiteiten in de desbetreffende landen of daarbuiten. Men spreekt van offshore vennootschappen wanneer het voor deze uitvlaggingsstructuren toegepaste regime door het land waar ze zijn gevestigd voorbehouden wordt voor activiteiten die ze buiten (offshore) de grenzen van dat land verrichten.
122
Naar een nieuwe fiscale cultuur
De vennootschappen in kwestie worden ook brievenbusvennootschappen genoemd wanneer hun enig spoor ter plaatse bestaat uit een naambordje aangebracht op de voorgevel van het kantoor waar hun uitgesproken fictieve zetel is gevestigd, en dit kantoor zich beperkt tot het enkel ontvangen en doorzenden van orders aan zijn opdrachtgever. Maar dergelijke brievenbusvennootschappen kunnen ook met een schijn van regelmatigheid worden opgericht in landen die niet als belastingparadijs worden gekwalificeerd. Zij dienen dan voor min of meer legale activiteiten en fungeren in het kader van kunstmatige constructies als scherm tussen de operator en derden, met als essentieel doel het verbergen van de identiteit van de operator. Zulks geschiedt vaak niet zozeer om redenen van commerciële discretie, maar veelal om het concurrentieverbod of andere juridische of fiscale obstakels te omzeilen, zelfs om de operator toe te laten zijn illegale handelingen in alle anonimiteit te verrichten en zich, in voorkomend geval, te onttrekken aan elke vervolging. Ons juridisch en fiscaal arsenaal laat in principe toe om de toevlucht tot dergelijke kunstgrepen te verijdelen. In het Belgische recht wordt de nationaliteit van een vennootschap bepaald door het land waar haar maatschappelijke zetel, die in de statuten als haar voornaamste inrichting moet worden vermeld, is gevestigd. Deze voornaamste inrichting is de plaats waar de administratieve en boekhoudkundige leiding is gevestigd en van waaruit de zaken beheerd worden. Het is de plaats waar de kantoren en de boekhouding van de onderneming zich bevinden en van waaruit haar briefwisseling wordt verzonden78. Indien de in de statuten vermelde maatschappelijke zetel fictief is, mag de rechtbank rekening houden met de werkelijke zetel. Zo kan de rechtbank een vennootschap failliet verklaren waarvan de maatschappelijke zetel weliswaar in het buitenland, inzonderheid in een belastingparadijs, zou gevestigd zijn maar waarvan het zwaartepunt van de zakelijke belangen zich in ons land situeert. Alzo werden een Luxemburgse holdingvennootschap, een anstalt van Liechtenstein, een naar Texaans (en Zwitsers) recht opgerichte vennootschap alsmede de in Kinshasa opgerichte SA Air Zaïre door onze handelsrechtbanken failliet verklaard79. Ook de Europese Conventie met betrekking tot de insovabiliteitsprocedures heeft de voornaamste inrichting weerhouden als criterium voor de jurisdictionele bevoegdheid inzake de faillietverklaring in de Europese Unie. Behoudens tegenbewijs neemt men aan dat dit voor rechtspersonen de plaats is van de maatschappelijke zetel80. In het fiscaal recht bepaalt artikel 179 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in relatie met artikel 2, § 2, 2°, van ditzelfde wetboek dat de in België of in het buitenland opgerichte vennootschappen die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben, onderworpen zijn aan de Belgische inkomstenbelastingen. 78 Men stelt vast dat deze bepalingen veelal worden miskend door de brievenbusvennootschappen die in ons land worden opgericht en door diegene die hun kantoor ter beschikking stellen voor deze fictieve domiciliering. Wat vatbaar lijkt voor valsheid in publieke geschriften en medeplichtigheid. 79 Alain Zenner, Dépistage, faillites et concordats, De Boeck & Larcier, 1998, n° 298, 299 et 284. 80 Ibidem, n° 300 et 41.
123
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In de fiscale wetgevingen van andere lidstaten van de Europese Unie worden analoge principes toegepast. De Angelsaksische landen hechten van hun kant meer belang aan het begrip van de registered office, met name de plaats waar de zetel van de vennootschap is geregistreerd. Deze plaats wordt dikwijls weerhouden als bevoegdheidscriterium, in het bijzonder wat de regulering van sommige activiteiten betreft. Niettegenstaande dit door haar aanvaard onderscheid tussen de geregistreerde en de werkelijke zetel, heeft de Europese Commissie in sommige gevallen, zoals bijvoorbeeld de bankactiviteit, de bevoegdheid van de wetgever of de nationale regelgever ondergeschikt gemaakt aan de voorwaarde dat de voornaamste inrichting zich wel degelijk ook in zijn territorium bevindt. In de praktijk stuit de toepassing van de in ons land geldende principes echter op bewijsmoeilijkheden. Het is niet eenvoudig om de actoren achter de uitvlaggingsstructuren te ontmaskeren of het fictieve karakter van de maatschappelijke zetel aan te tonen. Bovendien toont de praktijk aan dat de middelen ontbreken om systematisch elk misbruik tegen te gaan. Volgens sommige experts zouden deze principes ook een probleem stellen op Europees niveau. Zo menen sommigen dat het op 9 maart 1999 door het Europees Hof van Justitie gevelde arrest (het zogenaamde Centros-arrest) de spelregels inzake de definitie van wat al dan niet legitiem is, grondig gewijzigd heeft. Vandaar de verschillende inspanningen en wettelijke bepalingen om deze praktijken efficiënter te bestrijden. Ons fiscaal recht bevat ook diverse bepalingen, inzonderheid de artikelen 26, 54, 344 en 364bis W.I.B. 1992, die door de administratie kunnen worden ingeroepen om de overgehevelde winsten aan een buitenlandse belastingplichtige die verwant is met de in België gevestigde onderneming of die in een belastingparadijs gevestigd is, te belasten. Sinds enkele jaren, en zeker sedert men zich ervan bewust is geworden dat de bedoelde uitvlaggingsstructuren één van de belangrijkste witwasmechanismen en oorzaken van milieufraudes zijn, met dramatische gevolgen inzake de zeevervuiling en het visbestand, is de strijd tegen deze constructies en belastingparadijzen versterkt. Zo zijn de bepalingen inzake de strijd tegen het witwassen van kapitalen stelselmatig uitgebreid, inzonderheid onder druk van verscheidene internationale instellingen, zoals de Europese Unie, de OESO en de in 1989 op initiatief van de G7 opgericht Financiële Actiegroep (FAG), welke momenteel 29 staten, waaronder de lidstaten van de Europese Unie, telt. Dhr. Jean Spreutels, voorzitter van zowel C.F.I. als van FAG, stelt vast dat de fiscale fraude gedurende meerdere jaren buiten schot bleef doordat ze steeds beschouwd werd als een specifieke inbreuk. Eens zij zich bewust zijn geworden van de verstrengeling van criminele praktijken, van de spitsvondige technieken die aangewend worden om de buit te verdoezelen en wit te wassen alsmede van het gebruik van het fiscaal excuus om de toepassing van de bepalingen tegen het witwassen te ontwijken, hebben de internationale instellingen en de staten sedert enige tijd hun houding evenwel herzien81. 81 Jean Spreutels, «Blanchiment et fraude fiscale grave et organisée», in Actes du colloque «Face à la criminalité organisée en matière fiscale», www.lucpire.be.
124
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Inderdaad, schrijft Jean Spreutels, is volgens het verslag van de Verenigde Naties Belastingparadijzen, bankgeheim en witwassen van geld van 1999, één der voornaamste factoren die de ontwikkeling van het witwassen blijven aanmoedigen, de vrijstelling die toegestaan wordt aan de kapitaalvlucht of aan de belastingontduiking in de witwasreglementering van veel landen, in de mate dat er een belangrijk onderling verband bestaat tussen die twee praktijken82 . Waar het er inderdaad enerzijds om gaat een wettelijk tintje te geven aan vermogens van misdadige oorsprong en anderzijds kapitalen van geoorloofde afkomst te onttrekken aan het oog van de fiscale overheden, doen ze beide een beroep op dezelfde netwerken, financiële kringlopen en tussenpersonen. Die kapitalen nestelen zich in het bijzonder in de belastingparadijzen en de offshore-banken die het voordeel bieden van minder strenge controle maar met strikte regels van geheimhouding. De bepaling van de orde van grootte, alhoewel slechts bij benadering, van de kapitaalstromen die door die gebieden vloeien is veelbetekenend : tussen 1992 en 1997 is het bedrag van de buitenlandse activa in de offshore-gebieden gemiddeld met 6% verhoogd en bereikte het 4 500 miljard dollar in 1998. Als we het voorbeeld van de Kaaimaneilanden bekijken zien we dat ze voor meer dan 400 miljard dollar aan buitenlandse bankdepositos ontvingen terwijl de bevolking uit minder dan 30 000 inwoners bestaat83. Het geheel van die twijfelachtige transacties berokkent echter heel wat schade, zowel op macro-economisch (onweerlegbare schommelingen in de vraag, besmettingseffect op de wettelijke financiële verhandelingen, onstabiliteit van de internationale kapitaalstromen) als op politiek en sociaal vlak. Michel Camdessus, indertijd directeurgeneraal van het Internationaal Monetair Fonds, wees in februari 1998 op de sociale en politieke weerslag van de georganiseerde misdaad en van het witwassen van geld dat er op volgt, het leed van de slachtoffers en de algemene ondermijning van de sociale structuur en van de collectieve ethiek. De herwonnen kapitalen leveren de misdadigers het middel om door te stoten naar strategische economische en politieke middens met beslissingsbevoegdheid, daardoor een aanslag plegend op een rechtvaardige herverdeling van de rijkdom en op de wettelijkheid van het politiek bestel. Sedert het einde van de negentiger jaren heeft de kwestie van de uitvlaggingsstructuren en de belastingparadijzen een opmerkelijke evolutie gekend door de toename van deze constructies, de globalisatie van de markt en de ontwikkeling van de informatietechnologie. De belastingparadijzen worden als een bedreiging voor de nationale economische politiek beschouwd. De strijd tegen het witwassen en de georganiseerde criminaliteit is dan ook een constructief gespreksthema, en meer hanteerbaar dan dat van de fiscale harmonisatie, geworden met deze paradijzen. Deze problematiek is sedertdien op de internationale agenda geplaatst84.
82 A. BLUM, M. LEVI, R.T. NAYLOR en Ph. WILLIAMS, Belastingparadijzen, bankgeheim en witwassen van geld, Verenigde Naties, Dienst voor drugcontrole en misdaadpreventie, New York, 1999, blz. 57. 83 Th. FRANCQ en A. DAMAS, Hoe werken de offshorecentra ?, Monnaie et finance, nr. 2674, 19 juli 2000, blz. 1. 84 Ibidem.
125
Naar een nieuwe fiscale cultuur
In haar activiteitenverslag van het jaar 1999/2000 illustreert de C.F.I. de terzake geleverde inspanningen van de FAG, die gericht zijn op het identificeren, in de niet meewerkende landen en territoria, van de zwakke schakels in de strijd tegen het witwassen. Op grond van vijfentwintig weerhouden criteria signaleert zij alzo : Met de formele steun van de G7 heeft de FAG de situatie in 29 landen en gebieden op basis van die 25 criteria onderzocht. In een tweede op 22 juni 2000 gepubliceerde verslag heeft de FAG 15 landen en gebieden geïdentificeerd als zijnde niet meewerkend aan de strijd tegen het witwassen van kapitalen. Dat zijn de Bahamas, de Kaaimaneilanden, de Cookeilanden, Dominica, Israël, Libanon, Liechtenstein, de Marshalleilanden, Nauru, Niue, Panama, de Filipijnen, Rusland, Sint Christofel en Nevis en ten slotte Sint Vincent en de Grenadines. De 14 andere landen of gebieden waarvan bepaalde regels of praktijken leemten vertonen worden verder opgevolgd85. In mei 2000 heeft het forum van de G7 inzake financiële stabiliteit 42 financiële offshore centra gerangschikt in drie categorieën in functie van het financieel toezicht op de bank- en verzekeringsactiviteiten en van hun medewerking. Het forum van de OESO inzake schadelijke fiscale praktijken heeft 35 belastingparadijzen geïdentificeerd in juni 2000. Deze rechtsgebieden werden uitgenodigd om hun schadelijke fiscale praktijken te stoppen vóór 31 juli 2001, teneinde niet op de lijst van niet meewerkende belastingparadijzen terecht te komen. Tenslotte heeft de Verenigde Naties 45 internationale financiële offshore centra uitgenodigd om de internationale normen inzake financieel toezicht en de strijd tegen het witwassen toe te passen. In hetzelfde domein werden eveneens initiatieven ondernomen door de Egmont Groep, een internationaal forum dat in 1995 op initiatief van de Belgische en Amerikaanse witwascellen werd opgericht, en dat op wereldvlak de diensten verenigt die belast zijn met de ontvangst en de behandeling van aangiften met betrekking tot vermoedens van witwassen door de Europese Gemeenschap, de Raad van Europa en de Verenigde Naties86. Volledigheidshalve wordt hier ook verwezen naar het op 17 oktober 2000 door de Europese Raad aangenomen standpunt inzake de coördinatie op Europees vlak van de strijd tegen het witwassen. In dat kader is de C.F.I. de mening toegedaan dat een aanpassing van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van kapitalen noodzakelijk is, en dit teneinde de aanbevelingen vanwege de FAG te concretiseren : m Het verbod aan financiële organismen, bedoeld in de wet van 11 januari 1993, een rekening te openen op naam van natuurlijke personen en rechtspersonen gevestigd of geregistreerd in staten of territoria waarvan de wetgeving of de reglementering als onvoldoende wordt beschouwd of waarvan de praktijken worden beschouwd een hinderpaal te vormen in de strijd tegen het witwassen van kapitalen, wanneer zij geen geldig document voorleggen dat de identificatie van de titularis of van de begunstigde toelaat ;
85 C.F.I., 7de Activiteitenverslag, blz. 60. 86 Ibidem, blz. 62 tot 67.
126
Naar een nieuwe fiscale cultuur
m De uitbreiding van de verplichting tot kennisgeving, bedoeld in de artikelen 12 tot 14 van de wet van 11 januari 1993, tot financiële transacties voor eigen rekening of voor rekening van derden uitgevoerd door financiële organismen bedoeld in de wet van 11 januari 1993, met natuurlijke personen of rechtspersonen, met inbegrip van hun filialen of bijzetels, gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd in staten of territoria welke als niet coöperatief gekend zijn ; m De bevoegdheid voor de Koning om bijzondere voorwaarden, beperkingen of een verbod op te leggen aan alle of een gedeelte van hun handelingen door financiële organismen gevestigd in België, voor hun rekening of voor rekening van derden, verricht met natuurlijke personen of rechtspersonen gedomicilieerd, geregistreerd of titularis van een rekening bij een inrichting gevestigd in een als niet meewerkende erkende staat of territorium ; m De mogelijkheid voor de bevoegde minister om de lijst van de betrokken staten en gebieden, het minimumbedrag van de aan de kennisgeving van objectief vermoeden onderworpen handelingen evenals de modaliteiten inzake de kennisgeving van de bedoelde handelingen, vast te leggen. Behalve de concrete maatregelen die hiervoor werden uiteengezet, zou men zich kunnen bevragen over de mogelijkheid en de opportuniteit om aan elke Belgische rechts- of natuurlijke persoon of aan elke buitenlandse natuurlijke of rechtspersoon die vanuit België opereert, het verbod op te leggen om welke commerciële relatie dan ook te onderhouden met een natuurlijke of rechtspersoon die gevestigd is in staten of territoria waarvan de wetgeving of de reglementering als onvoldoende beschouwd wordt of waarvan de praktijken aangemerkt worden als ontworpen om het witwassen te vergemakkelijken.
III. Toevlucht tot het faillissement als fraudetechniek
Het faillissement wordt regelmatig misbruikt als determinerend element in het geheel van mechanismen van ernstige en georganiseerde fraude door hen die, zich daarbij verschuilend achter stromannen of schermvennootschappen, zich daarvan willen ontdoen teneinde de wedersamenstelling van de toegepaste fraudemechanismen en de vervolging op hun patrimonium te bemoeilijken. De huidige faillissementswetgeving blijkt niet afdoende genoeg om, in het kader van deze praktijken, de misbruiken van de rechtspersoonlijkheid te verijdelen. Om dergelijke misbruiken te voorkomen of te bestraffen moeten dan ook diverse aanpassingen worden overwogen. De opmaak van de balans Een essentieel punt ter zake bestaat in het kennen van de oorzaken en de omstandigheden van het faillissement. Om die reden voorziet artikel 60 van de Wet op de faillissementen dat curatoren ertoe gehouden zijn, binnen de twee maanden na hun aanstelling, voor de Procureur des Konings, een verslag op te stellen met een uiteenzetting van de belangrijkste redenen, omstandigheden en kenmerken van de faling. De beknopte opsomming in dit verslag volstaat natuurlijk niet om de
127
Naar een nieuwe fiscale cultuur
regelmatigheid van de handelingen te verifiëren, noch om de resultaten van de vereffening op te volgen. Daarom is het absoluut noodzakelijk, zoals artikel 54 van de Wet op de faillissementen aan de curatoren oplegt, samen met de gefailleerde de boeken en geschriften af te sluiten, teneinde deze te controleren en de nodige inlichtingen te bekomen die toelaten de balans op te maken. Zonder een dergelijke verificatie is een afdoende beoordeling van de redenen en de omstandigheden van het faillissement onmogelijk. Een vereffening kan onmogelijk overwogen worden zonder dergelijke balans. Ten slotte kan de rechtercommissaris slechts een controle over de resultaten van de vereffening uitoefenen door de vergelijking van de situatie in een bepaald stadium van de vereffeningsprocedure met de situatie op het ogenblik van de faillietverklaring. Het opstellen van deze balans is derhalve een uitermate belangrijke formaliteit. Curatoren zouden daaraan de grootste zorg moeten besteden. Dit veronderstelt meestal het inschakelen van een expert-boekhouder. Het systematisch inschakelen van een expert wordt heden ten dage gerechtvaardigd door de complexiteit van de geschriften en de waarderingen. Hetzelfde geldt voor de aanwending van andere specialisten inzake de schatting van bepaalde activa. In de praktijk schieten curatoren dikwijls tekort in deze essentiële opdracht uit angst voor het verwijt dat de gedane kosten niet in verhouding staan tot het actief, terwijl de rechters-commissarissen en de rechtbanken te gemakkelijk vrede nemen met vluchtige schattingen die aan de balans elke waarde ontnemen. Op basis van het voorgaande blijkt het gerechtvaardigd dat de faillissementswet, in navolging van wat geldt op het vlak van de vennootschappen in vereffening, uitdrukkelijk zou voorzien in het opstellen van een liquidatiebalans, en dit met de medewerking van een expert- boekhouder. In dezelfde context zou het eveneens aangewezen zijn de opportuniteit te overwegen, als het actief onvoldoende is, om de kosten met betrekking tot het opstellen van de balans ten laste te leggen van bestuurders en zaakvoerders van de onderneming in faling, en zulks in de mate van de miskenning van hun verantwoordelijkheden inzake boekhouding. Sancties voor feitelijke bestuurders Wie een commerciële activiteit beoefent onder de dekmantel van een vennootschap (schermvennootschap) kan aansprakelijk gesteld worden voor het passief van deze laatste en kan persoonlijk failliet verklaard worden, en dit zelfs nadat de boeken van de schermvennootschap werden neergelegd. Hoewel aanvankelijk weinig gebruikt, werd de toepassing van dit principe dertig jaar geleden sterk vereenvoudigd door een rechtspraak die, middels de uitbreiding van het faillissement, toeliet bepaalde misbruiken afdoende te sanctioneren. Deze uitbreiding werd alzo een gevreesd wapen waarvan veelvuldig gebruik werd gemaakt. Ze maakte het mogelijk efficiënt op te treden tegen personen die de failliete vennootschap feitelijk beheerden en die het vermogen en de activiteiten ervan hadden verduisterd of ten persoonlijken titel afgewend. Rekening houdend met de specifieke omstandigheden waarin de uitbreiding van het faillissement werd toegepast, werd deze ontwikkeling aanvankelijk als vanzelfsprekend beschouwd. Soms werd echter overdreven met de uitbreiding. Nadat een aantal controverses ontstonden, gaf het al te systematisch gebruik van de mogelijkheid tot uitbreiding van het faillissement door de rechters ten gronde, vanaf het einde van de zeventiger jaren, aanleiding tot een scherpe reactie vanwege het Hof van Cassatie. Dit
128
Naar een nieuwe fiscale cultuur
hoogste rechtscollege oordeelde immers dat, aangezien er geen wettelijke basis voor bestond, de uitbreiding van het faillissement niet kon beschouwd worden als de instelling van een specifieke sanctie. De theorie met betrekking tot het misbruik van de rechtsfiguur van de rechtspersoon werd op zich nooit in vraag gesteld. Wanneer een dergelijke inbreuk wordt vastgesteld bij een vennootschap in faling blijft het in theorie mogelijk, in toepassing van de algemene principes van burgerlijke aansprakelijkheid, het passief uit te breiden tot de hoofdaansprakelijke. De criteria om het misbruik van de rechtspersoon te bepalen zijn echter onduidelijk en de uitbreiding van het passief, laat staan van de faling, kan daardoor in de praktijk dermate moeilijk worden bekomen dat curatoren er geen beroep meer op doen. Onder meer om aan deze moeilijkheden het hoofd te bieden, heeft de economische oriëntatiewet van 4 augustus 1978 de voorwaarden vereenvoudigd om de verantwoordelijkheid in te roepen van bestuurders en zaakvoerders bij een faillissement ingevolge een zware en gekarakteriseerde fout. Als een dergelijke fout mee aan de basis ligt van de faling, zal elke bestuurder van een naamloze vennootschap, van een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid alsmede elke andere persoon die effectief de macht had om de vennootschap te beheren, persoonlijk, al dan niet solidair, gehouden zijn tot betaling van het geheel of een gedeelte van de maatschappelijke schulden tot beloop van het ontbrekend actief. (artikelen 265, 409 en 530 van het Wetboek der vennootschappen voorheen artikelen 63ter, 133bis, al. 1 en 158, 9° van de S.W.H.V.). De beheerders van kleine vennootschappen ontsnappen nochtans aan deze sanctie, die bovendien te lijden heeft van diverse problemen op procedureel vlak. In dezelfde optiek heeft de wet van 7 augustus 1997 op de faillissementen het misbruik van maatschappelijke goederen strafbaar gesteld voor zowel beheerders van burgerlijke als van commerciële vennootschappen, als van verenigingen zonder winstoogmerk (artikel 492bis van het Strafwetboek). De toepassingsvoorwaarden van dit artikel zijn echter zeer beperkend en het werd in de praktijk te weinig gebruikt om, net als voor de frauduleuze organisatie van het faillissement (artikel 490bis van het Strafwetboek), zich een duidelijk beeld van de efficiëntie ervan te kunnen vormen. Afgezien van de maatregelen die zouden kunnen worden ontworpen om elk misbruik van de rechtspersoonlijkheid daadwerkelijk te sanctioneren, lijkt het opportuun om aan de rechter de mogelijkheid te bieden, naar analogie met het systeem van de verzwaarde aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders in het geval van een failliet, de verplichting op te leggen aan bestuurders in feite of in rechte die van de vennootschap misbruik maakten om ernstige en georganiseerde fraude te plegen, tot het betalen van het geheel of een gedeelte van het fiscale passief van een failliete vennootschap aan en op verzoek van de Schatkist. Bovendien moet overwogen worden om aan de fiscale administratie de mogelijkheid te bieden bij de rechter een verzoek in te dienen tot het uitspreken van een beroepsverbod in hoofde van de bestuurders en de zaakvoerders die zich schuldig maken aan een dergelijke fraude, en dit door het aanpassen van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934.
129
Naar een nieuwe fiscale cultuur
IV. Het beroepsgeheim Een vierde thema dat overweging verdient is dat van het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim wordt wettelijk beschermd in artikel 458 van het Strafwetboek, dat, behoudens in het geval ze opgeroepen worden om in rechte te getuigen en het geval waarin de wet een spreekplicht oplegt, de miskenning ervan strafbaar87 stelt ten aanzien van «geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd
». Onder beroepsgeheim wordt dan ook verstaan «de door de wet en gewoonten aan welbepaalde personen opgelegde verplichting en het recht welke de traditie hen verleent om geen geheimen prijs te geven waarvan zij deelgenoot worden omwille van hun staat of de functie die zij uitoefenen»88. Welke moeten vandaag de beperkingen ervan zijn ? Moet men pleiten voor een verzachting van het beroepsgeheim in welbepaalde uitzonderlijke omstandigheden ? Verplicht de huidige economische evolutie niet tot het herzien van de afgrendeling van dit geheim ? In het kader van de strijd tegen het witwassen wordt sedert enige tijd deze vraag inzake het beroepsgeheim onder een nieuwe invalshoek benaderd. Zij wordt opnieuw gesteld in het kader van de uitbreiding van de antiwitwaswetgeving tot de advocaten : de recent ter zake op Europees niveau genomen politieke beslissingen moeten in de volgende maanden in een richtlijn worden omgezet welke nadien in ons nationaal recht zal dienen te worden geïmplementeerd. Benevens het witwassen, stelt deze vraag zich ook op het gebied van de uitbreiding welke het interventiegebied van de oorspronkelijk beschermde activiteit heeft gekend. Het is inzonderheid in dit opzicht dat de problematiek van de uitbreiding zich heeft gesteld ter gelegenheid van de zaak Lernout en Hauspie. De discretieplicht van de bankier a. Inleiding Algemeen wordt aangenomen dat de bankier tegenover zijn cliënten, met betrekking tot hun handelingen, gehouden is tot een discretieverplichting, hetgeen meestal gestoeld is op het afgesloten contract of op het gebruik89 . De bankiers, hebben lange tijd voorgewend deze discretieverplichting aan alle onderzoeken van de overheid te kunnen tegenwerpen, tot op het punt de discretieplicht als bankgeheim te kwalificeren. Hoewel deze term courant gebruikt wordt, gebeurt dit evenwel onterecht. 87 Met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en een boete van 100 BEF tot 500 BEF. 88 H.-R. Depret et L. Deckerck, «Le secret bancaire», Quorum, Louvain-la-Neuve,1991. 89 Deze discretieplicht is niet absoluut. Zo voorziet de zogenaamde Qualified intermediary conventie, door de Amerikaanse fiscus afgesloten met de Belgische banken evenals met de andere Europese banken, waaronder de Zwitserse en de Luxemburgse banken expliciet in de communicatie aan de diensten van de Internal Revenue Service van nominatieve informatie betreffende klanten van Belgische banken die de hoedanigheid hebben van fiscale Amerikaanse inwoner. Het is vanzelfsprekend dat de banken dergelijk akkoord niet konden afsluiten zonder te beschouwen dat de communicatie van de desbetreffende informatie aan een fiscale administratie geen inbreuk kon betekenen op hun discretieplicht.
130
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Het bankgeheim bestaat niet in België. Hoogstens ontzegt het Wetboek van de Inkomstenbelastingen aan de fiscus het recht, teneinde systematische onderzoeken te vermijden die een inbreuk zouden kunnen inhouden op de privé-sfeer van de belastingbetaler, om de fiscale controle in hoofde van banken aan te wenden als onderzoeksmiddel om het belastbaar inkomen van de cliënten zelf te bepalen, en dan nog maar in de mate dat er geen sprake is van fraude. b. Op strafrechtelijk vlak Vandaag wordt aanvaard dat er geen bankgeheim bestaat in het strafrecht. De discretieverplichting van de bankier mag immers niet met het beroepsgeheim worden vereenzelvigd. De activiteit van de bankiers, en meer algemeen van alle in de economische en financiële sector gesitueerde werkzaamheden, valt inderdaad niet onder dit beroepsgeheim. Dit principe, welke lang in doctrine betwist werd, is sedert een arrest van 25 oktober 1978 van het Hof van Cassatie verworven. Bedoeld arrest heeft gesteld dat noch de aard van de door de bankiers uitgeoefende activiteiten noch eender welke wettelijke bepaling aan betrokkenen de hoedanigheid verlenen van personen gehouden tot het beroepsgeheim in de zin van artikel 458 van het Strafwetboek. Het is derhalve duidelijk dat de bankiers hun beroepsgeheim niet kunnen inroepen om zich te verzetten tegen de inbeslagname van met betrekking tot hun cliënten gehouden documenten in geval van tegen deze laatste of tegen derden opgezette vervolgingen. Wanneer zij hiertoe regelmatig gevorderd zijn door een onderzoeksrechter of door een rechtbank mogen zij evenmin dit geheim inroepen om een getuigenis in rechte te weigeren. De fiscus heeft het recht een klacht neer te leggen bij de Procureur des Konings als een inbreuk wordt vastgesteld (artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering) en wordt, onafhankelijk van elke klacht, altijd ingelicht over ingezette strafrechtelijke vervolgingen en over de inhoud van het dossier. Artikel 2 van de wet van 28 april 1999 bepaalt inderdaad : «De ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij de Hoven en de Rechtbanken waarbij een strafzaak aanhangig is, waarvan het onderzoek indiciën van ontduiking inzake directe of indirecte belastingen aan het licht brengt, lichten daarover onmiddellijk de Minister van Financiën in
». Daarnaast voorziet artikel 327, § 1, al. 1 en 2 van het W.I.B. 1992 in een brede verplichting tot verstrekken van informatie aan de fiscus, wanneer deze er om vraagt, en dit zelfs wanneer de procedures hangend zijn. Voormeld artikel verplicht «
de parketten en de griffies der Hoven en van alle rechtscolleges
hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage te verlenen, en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen
», nodig geacht voor de vestiging of de invordering van de door de Staat geheven belastingen.
131
Naar een nieuwe fiscale cultuur
c. Successierechten, registratierechten, zegelrechten, met het zegel gelijkgestelde taksen en douane- en accijnsrechten In deze materies, waarvan de bepalingen inzake informatieverplichting aan de fiscus verder teruggaan in de tijd, zijn de onderzoeksbevoegdheden zeer uitgebreid. Het Wetboek der successierechten legt verschillende bepalingen op die onder meer voorzien in de verplichting tot communicatie van bepaalde informaties, in de verplichting een inventaris op te stellen en ten slotte in de voorlegging van bepaalde documenten90. De artikelen 96 en 97 van voormeld wetboek onderwerpen elke teruggave, afgifte, overdracht, mutatie, conversie of uitbetaling van effecten die toekomen aan een erfgenaam aan een voorafgaande aangifteplicht bij de administratie. De artikelen 98, 101 tot 102-3 beschrijven minutieus de verplichtingen van een bankier in het geval van verhuur van een brandkast of deposito bij een bank van een koffer of een colli. Meer algemeen verplicht artikel 100 de bankiers tot het verstrekken aan de administratie, mits een bijzondere machtiging van de directeur-generaal van de registratie en domeinen, van alle inlichtingen die nodig geacht worden om de juiste heffing van de successierechten te verzekeren. In de doctrine wordt eveneens gesteld, sedert een aantal jaren, dat er inzake successierechten geen bankgeheim bestaat. Hetzelfde geldt op het gebied van registratierechten, zegelrechten, met het zegel gelijkgestelde taksen en douane en accijnzen : in deze materies zijn bankiers en beursvennootschappen gehouden op grond van een bijzondere machtiging van de directeur-generaal van de bevoegde administratie, alle boeken voor te leggen aan de bevoegde administratie en alle informatie mee te delen met het oog op de juiste heffing van de belasting te hunne laste of ten laste van derden (artikel 183, al. 2, van het Wetboek van registratierechten; artikel 205-1 van het Wetboek van de met het zegel gelijkgestelde taksen en artikel 65 van het Wetboek van zegelrechten; artikel 203, § 1 van de Algemene wet op de douane en accijnzen). d. Belasting over de toegevoegde waarde Hetzelfde fenomeen wordt vastgesteld inzake de belasting over de toegevoegde waarde : bankiers zijn, net als alle andere personen, gehouden aan de BTW-administratie hun boeken en alle documenten met betrekking tot de beroepswerkzaamheid mee te delen en mondeling of schriftelijk alle informatie mee te delen die wordt gevraagd met het oog op de controle van de juiste heffing van de belasting in hun hoofde of in hoofde van hun klanten (artikelen 61, § 1 en 62 WBTW). Het is waar dat artikel 62bis van het BTW-Wetboek, in hoofde van bankiers, zonder voorafgaande toelating van de hogere overheid van Financiën, andere onderzoeken dan de vraag tot voorlegging van boeken en documenten gehouden in toepassing van de BTW-wetgeving uitsluit. Teneinde de correcte toepassing van de belasting in hoofde van hun klanten te verifiëren : «mogen de ambtenaren van de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft, teneinde de juiste toepassing van de belasting in hoofde van derden na te gaan, de voorlegging van
90 Th. Afschrift en P. Hautfenne, op. cit., p. 18.
132
Naar een nieuwe fiscale cultuur
als mede het verstrekken van inlichtingen door het Bestuur van de Postcheck, de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen slechts vorderen wanneer zij op grond van een machtiging van de directeur-generaal van die administratie optreden, afgeleverd met de gezamenlijke toestemming van de administrateur-generaal van de belastingen en van de adjunct-administrateur-generaal van de belastingen». Deze procedure beoogt slechts een noodzakelijk onderscheid te verzekeren teneinde overbodige onderzoeken te vermijden die belastingplichtigen mogelijk kunnen belemmeren, en, niettegenstaande de zware procedure, stelt ze in de praktijk geen echte problemen. Daarom wordt ze sedert verscheidene jaren ook regelmatig aangewend. e. Inkomstenbelastingen 1. Bevoegdheden van de fiscale administratie De administratie mag aan de belastingplichtige de voorlegging vragen van alle boeken, documenten, informaticagegevens en inlichtingen «noodzakelijk voor het bepalen van de belastbare inkomsten» (artikelen 315, 315bis en 316 W.I.B. 1992). Zij mag deze inlichtingen aanwenden «met het oog op het belasten van derden» (artikel 317 W.I.B. 1992). Bovendien kan de administratie «wat een bepaalde belastingplichtige betreft
derden horen, een onderzoek instellen en
van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, alle inlichtingen vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing van de belasting te verzekeren» (artikel 322 W.I.B. 1992). Die inlichtingen kunnen eveneens gevorderd worden met betrekking tot «elke persoon of groep van personen, zelfs niet met name aangeduid» met wie de ondervraagden «rechtstreeks of onrechtstreeks in betrekking zijn geweest uit hoofde van die verrichtingen of activiteiten» (artikel 323 W.I.B. 1992). 2. De beperking opgelegd door artikel 318 W.I.B. 1992 Artikel 318 W.I.B. 1992 omvat evenwel een beperking aan voormelde onderzoeksbevoegdheden van de fiscus : het legt het verbod op de informatie die bij de fiscale controle van een bank91 wordt verkregen aan te wenden met het oog op het vaststellen van het belastbaar inkomen van haar klanten :
91 De administratieve commentaar vermeldt als voorbeeld van door artikel 318 W.I.B. 1992 geviseerde handelingen : -
de Belgische banken en spaarkassen ; de Belgische kredietinstellingen, leningmaatschappijen, hypotheekmaatschappijen en kapitalisatieondernemingen, de Deposito- en consignatiekas en het Bestuur de postchecks ; de Belgische vennootschappen die de financiering van verkopen op afbetaling tot doel hebben ; de Belgische ondernemingen en particulieren die zich met wisselverrichtingen inlaten ; de Belgische inrichtingen van buitenlandse ondernemingen gelijkaardig aan die welke hiervoor zijn vermeld. (Com. I.B., 318/4). De Minister van Financiën heeft naar aanleiding van een parlementaire vraag bevestigd dat artikel 318 W.I.B. 1992 eveneens toepasselijk is ten aanzien van maatschappijen die kredietkaarten uitgeven in hun relaties met de titularissen van die kaarten (Vraag nr. 398 van Mevr. A. Colen van 24 april 1996, Bull. V. en A., Kamer, gewone zitting, blz. 5128).
133
Naar een nieuwe fiscale cultuur
«In afwijking van de bepalingen van artikel 317 en onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 315bis en 316, is de administratie niet gemachtigd om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel-, krediet-, en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten». «Indien evenwel, het op basis van de artikelen 315, 315bis en 316 uitgevoerd onderzoek (controle van de boeken van de bank, de informaticabestanden of vragen om inlichtingen aan de bank met het oog op de verificatie van haar eigen fiscale aangifte) concrete elementen aan het licht brengt die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden, kan de directeur-generaal van de administratie die het onderzoek heeft uitgevoerd, met gezamenlijk akkoord van de administrateur-generaal van de belastingen en de adjunct-administrateur-generaal van de belastingen, een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteur ermee belasten uit de rekeningen, boeken en documenten van de instelling inlichtingen te putten die het mogelijk maken het onderzoek te voltooien en de door deze cliënt verschuldigde belastingen te bepalen». Behalve in geval van een vermoeden van belastingontduiking op basis van de gegevens vastgesteld bij de fiscale controle van een bank heeft de fiscus derhalve niet het recht om de informatie die bij die gelegenheid werd ingewonnen, aan te wenden met het oog op het bepalen van de belastbare basis van klanten van die bank. 3. Afwezigheid van andere wettelijke beperkingen inzake inkomstenbelastingen Ten aanzien van banken legt de wetgeving inzake inkomstenbelastingen geen enkele andere beperking op aan de onderzoeksbevoegdheden van de fiscus. Zo is er geen wettelijk beletsel om gebruik te maken van de bevoegdheden van voormeld artikel 322 van het W.I.B. 1992. Bij de controle van de fiscale toestand van een belastingplichtige is de administratie derhalve gerechtigd inlichtingen, die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de belastbare inkomsten, te vragen aan de bankier van deze belastingplichtige zonder de wettelijke voorschriften te overtreden. 4. De controle van de fiscale toestand van de bank Bovendien wordt opgemerkt dat de beperkingen van de onderzoeksbevoegdheden van de fiscus, voortvloeiend uit voormeld artikel 318, slechts gelden in hoofde van de klanten van de bankinstelling. Het betreft enkel het inzamelen van «inlichtingen
met het oog op het belasten van hun cliënten». De beperkingen van de onderzoeksbevoegdheden kunnen niet worden ingeroepen wanneer de gevraagde inlichtingen, naar aanleiding van de controle van de fiscale aangifte van de bank, beogen de fiscale toestand van de bank zelf te onderzoeken. Het is echter vanzelfsprekend dat in dergelijke situatie de informatie met betrekking tot een klant uitsluitend kan gebruikt worden in hoofde van de bankinstelling zelf92.
92 In dat verband schrijven Mr. Th. Afschrift en Mevr. P. Hautfenne: ... il peut arriver que le renseignement relatif à un client soit indispensable afin dévaluer la situation fiscale propre de la banque ? Dans cette hypothèse, il doit être dérogé à la règle de la non-divulgation de renseignements concernant les clients, « Le secret bancaire en droit fiscal », Idefisc en Rev.b. compt., 1997-3, blz. 10.
134
Naar een nieuwe fiscale cultuur
V. Medeaansprakelijkheid
De medeaansprakelijkheid van de raadgevende beroepen is een ander belangrijk thema dat verder onderzoek en bijkomende overwegingen verdient. Dat het om een actueel onderwerp gaat, blijkt uit de reacties die de Regeringscommissaris kreeg op enkele ideeën die hij in dat verband publiceerde in een opiniestuk in de krant La Libre Belgique van 17 januari 2001. In een op 10 januari 2001 in dezelfde krant onder het thema Banquier en 2001 : risky business ! verschenen artikel stelde de auteur ervan, dhr. Nicolas Ghislain, zich de volgende vraag : «Au regard des poursuites entreprises dans les dossiers KB-Lux et QFIE, le métier de banquier est-il devenu un "risky business" ?». Hij haalde hiervoor drie redenen aan, met name : de complexiteit van het reglementair kader van het beroep welke de verantwoordelijkheden vergroten, de versterking van de strijd tegen de ernstige fiscale fraude en het witwassen welke de ondernemingen in de schijnwerpers plaatst die het best geplaatst zijn om fiscaal voordelige mechanismen of structuren op te zetten en tenslotte een zekere radicalisering van de aangewende onderzoeksmethoden waarbij de voorlopige hechtenis als drukkingsmiddel aangewend wordt. De reactie van de Regeringscommissaris was klaar en duidelijk. Er kan geen sprake zijn van een heksenjacht tegen een bepaalde sector. Op het gebied van het strafrecht kan niemand, de bankier evenmin als om het even welke delinquent van gemeen recht, in beschuldiging gesteld worden voor feiten die, op het tijdstip waarop ze gepleegd werden, als geoorloofd geacht werden. Op dezelfde manier moet het misbruik van de toevlucht tot de voorlopige hechtenis worden veroordeeld ongeacht het delict en de hoedanigheid van de beschuldigde. Er kan geen sprake zijn van welke discriminatie dan ook ten aanzien van de economische en de financiële sectoren. Met betrekking tot de bankwereld werd nochtans herinnerd aan het feit dat het vijfentwintig jaar geleden in België ingevoerde en in Frankrijk uitgewerkte principe van de aansprakelijkheid van de bankier kredietverstrekker analoge reacties uitlokte bij de bankiers. Sommigen, die zich speciaal geviseerd voelden, schreeuwden toen moord en brand omdat het beroep van bankier bedreigd leek. Nochtans was het slechts de bedoeling om ook deze beroepssector te onderwerpen aan de regels inzake burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid zoals die in het gemeen recht bestaan, terwijl die sector tot dan, om hoofdzakelijk culturele redenen, een soort immuniteit had genoten93. De praktijk heeft uitgewezen dat de rechtbanken deze principes met wijsheid en met de nodige zin voor nuancering toepassen. Het idee dat de bankier moet berecht worden zoals elke andere sterveling is vandaag algemeen aanvaard. Laten we ter zake ons vertrouwen behouden en bovendien het principe van het vermoeden van onschuld niet uit het oog verliezen.
93 Alain Zenner, «Responsabilité du donneur de crédit», Rev. Banq., 1974, blz. 707; Alain Zenner en Louise-Marie Henrion, «La responsabilité du banquier dispensateur de crédit en droit belge», J.T., 1984, blz. 469 en La responsabilité du banquier Aspects nouveaux, Actes des journées brésiliennes de 1984 de lAssociation Henri Capitant, Economica, 1986, blz. 47.
135
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Blijft het verhoogde risico tot aansprakelijkheid verbonden aan de nieuwe reglementering inzake het witwassen van geld en de ontegensprekelijk toegenomen complexiteit van reglementeringen. Dit probleem raakt alle raadgevende beroepen, interne of externe, of het nu gaat om fiscale raadgevers, boekhouders, accountants, bedrijfsrevisoren, juridische raadgevers of advocaten,
Het verhoogde risico zou in het algemeen moeten aanzetten tot een zekere voorzichtigheid bij allen die deelnemen aan de fraudesystemen van hun klanten, hetzij door ze te helpen ontsnappen aan de gevolgen van hun daden, hetzij door er op de één of andere manier baat bij te hebben, en in het bijzonder zij die rechtstreeks of onrechtstreeks tussenkomen bij het opzetten van bijzondere mechanismen of gesofisticeerde structuren om aan de belasting te ontsnappen. Het moet duidelijk gesteld worden : over het algemeen bestaat er geen ernstige en georganiseerde fiscale fraude zonder de medewerking van een raadgever. Alleen deze laatste kan de ingewikkelde constructies om de belastingen te ontduiken bedenken en in de praktijk omzetten. Zelfs als ze op papier, zij het louter intellectueel, kunnen worden verantwoord, zijn een aantal van deze mechanismen, althans voor het grote publiek, absoluut onbruikbaar in het dagelijks economisch en financieel leven. Het is derhalve onaanvaardbaar dat raadgevers zich zouden lenen tot dergelijke vormen van fiscale engineering. Evenmin kan worden aanvaard dat zij de ogen sluiten voor bepaalde (wan)praktijken en zodoende de fraude vergemakkelijken in plaats van in te grijpen. Zonder te vervallen in een angst voor een heksenjacht, moet elke raadgever permanent een gewetensonderzoek doen wanneer hij wordt geconfronteerd met een fraudeur. Mogelijk zal hij op inschikkelijkheid kunnen rekenen als het de regularisatie betreft van overtredingen uit het verleden; zulks is echter uitgesloten indien hij medeplichtig zou zijn. Ook hier, zoals in de bankwereld, evolueert de mentaliteit. Evenmin als voor de bankier kan er geen sprake meer zijn van een soort feitelijke onschendbaarheid voor de raadgever die bijstand biedt bij het plegen van inbreuken of die ze vergemakkelijkt : de deontologie moet strikt toegepast worden. Als blijkt dat de raadgever de grens van het toelaatbare heeft overschreden dan moet hij samen met zijn cliënt vervolgd worden. Overleg met de balie alsmede met de instituten van de bedrijfsrevisoren, van de accountants en de fiscale raadgevers, met de beroepsmensen uit de boekhouding en de fiscaliteit zou kunnen leiden tot het beter bepalen van de strikte regels tot eerbiediging door deze raadgevende beroepen van hun deontologie in haar fiscale aspecten.
136
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Inhoudstafel Voorwoord
3
I.
Vermindering van de fiscale en parafiscale druk
4
II.
Hervorming van de betrekkingen tussen de administratie en de burgers
4
III.
Strijd tegen de grote fiscale fraude
6
IV.
Bijdragen tot een wijziging van de mentaliteit en de organisatiemethodes
7
V.
Voorafgaandelijke raadplegingen
8
VI.
Eerste initiatieven en realisaties
9
VII.
Draagwijdte van het actieplan
10
Afdeling 1. Vereenvoudiging van de fiscale procedures
12
§ 1.
Van één procedure naar meerdere procedures
12
§ 2.
Vereenvoudiging, herstructurering en referentiewaarden
12
§ 3.
De belastingplichtige beter informeren
13
I.
Algemeen overzicht
13
II.
Fiscale gegevensbanken op de internetsite van Financiën
14
III.
Informatiebrochures inzake de rechten en de plichten van de belastingschuldigen en de belastingplichtigen
16
IV.
Occasionele informatieverstrekking
18
V.
Administratieve commentaar
19
§ 4.
Beslissingen en procedures doorzichtiger maken
19
I.
Algemeen overzicht
19
1I.
Voorafgaande beslissingen en ruling
20
III.
Harmonisering van de procedures inzake BTW en directe belastingen 22
IV.
Vermelding van de verhaalmogelijkheden op de administratieve documenten
23
Motivatieverplichting inzake belastingverhogingen
24
V.
137
Naar een nieuwe fiscale cultuur
VI.
D.
Fiscale geschillenregeling
25
A. Instelling van een workflow systeem
25
B. Voorraad der geschillen
25
C. Uitwerking van nieuwe werkmethodes
27
Gegroepeerde bezwaren
27
§ 5. Ontwikkeling van de kwaliteit van het onthaal I.
Algemeen overzicht
29
II.
Jaarboek van de diensten
29
III.
Bijstandsacties voor de belastingplichtigen
30
IV.
Toegankelijkheid van de diensten
31
V.
Oprichting van een contactcel taxatie en geschillen
32
VI.
Departementale berichtendienst
33
§ 6. De efficiëntie van de administratie verhogen met het oog op een snellere behandeling van de dossiers
34
I.
Algemeen overzicht
34
II.
Verderzetten van de herstructurering van de fiscale administraties
35
III.
Modernisering van de informatica
36
A. Modernisering van het informaticamateriaal (hardware)
37
B. Voltooiing van het netwerk van Financiën
38
C. Web-to-host
39
D. Project «performantiemanagement»
40
E. Oprichting van scanningcentra
41
IV.
Aflevering van attesten en certificaten inzake sociale huisvesting
44
V.
Enig identificatienummer en uitwisseling van gegevens tussen openbare diensten
45
§ 7. Vereenvoudigen van de administratieve stappen en aanmoedigen van het gebruik van moderne communicatiemiddelen
138
29
46
I.
Algemeen overzicht
46
II.
Elektronische formulieren
47
Naar een nieuwe fiscale cultuur
III.
Berekening van de belasting on line (PB)
48
IV.
Elektronische aangiften
50
A. BTW-aangiften via de EDI-technologie
50
B. Aangiften via internet
51
V.
Deelname aan het federaal portaal
53
VI.
Douane paperless
54
VII.
Elektronische verbindingen met notarissen
55
VIII. Elektronische verbindingen met gerechtsdeurwaarders
56
IX.
Fiscale zegels
57
A. Zegels voor de betaling van penale boeten
57
B. Zegels voor de inschrijving van voertuigen
58
C. Zegels voor de betaling van de BTW
58
D. Zegels voor de betaling van de aanplakkingstaks
58
E. Zegels voor de betaling van de taks op beursverrichtingen
59
F. Andere betalingen door middel van fiscale zegels
59
X.
Harmonisering van de facturatie
60
XI.
Elektronische facturaties
61
XII.
Opheffing van de certificering bij openbare aanbestedingen
62
XIII. Afschaffing van de facturatieverplichting voor vrijgestelde handelingen
63
XIV.
Betere leesbaarheid van de fiscale formulieren
64
XV.
Vereenvoudigingen in specifieke sectoren
64
A. Het enig register voor ondernemingen uit de automobielsector
65
B. Facturatie van onderdelen, toebehoren, enzovoort
65
C. Het bewaren van kastickets
66
§ 8. Aanbevelingen op het vlak van de billijkheid
67
139
Naar een nieuwe fiscale cultuur
Afdeling 2. Strijd tegen de grote fiscale fraude
69
§ 1. Inleiding
69
I.
Begrip
69
II.
Schattingen
71
III.
Typologieën van frauduleuze praktijken
74
A. Fraude in de sector van de minerale oliën
75
B. BTW-carrousels
77
C. Kasgeldvennootschappen
80
D. Andere fraudepraktijken
80
Huidig instrumentarium
81
A. Belgisch
81
IV.
1. De klassieke diensten
81
2. Gespecialiseerde diensten
82
B. Internationaal 1. Algemeen
85
2. Dubbelbelastingverdragen
85
3. Wederzijdse fiscale bijstand
86
4. Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
88
§ 2. Algemene strategie
88
I.
Coördinatie
88
II.
Samenwerking met de privé-sector
89
III.
Sensibiliseringsacties
90
IV.
Complementaire studies
90
V.
Justitie
91
§ 3. Concrete maatregelen I.
140
85
91
Algemene maatregelen
91
A. Federaal veiligheids- en detentieplan
91
Naar een nieuwe fiscale cultuur
II.
III.
B. Concretisering Copernicusplan
94
C. Interactie taxatie en invordering
94
D. Onderzoeksbevoegdheden inzake BTW-invordering
95
E. Toegang tot databanken van het Ministerie van Financiën
95
F. Fraudepreventieve bestanden van de privé sector
96
G. Neerlegging jaarrekeningen
97
H. Dagboek van ontvangsten
98
I. Terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de C.D.G.E.F.I.D.
99
J. Terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren bij de parketten en de arbeidsauditoraten
100
K. Hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie
100
L. Voordeelontneming
101
M. Bescherming van de ambtenaren
101
N. Statuut van de compliance officer
102
O. Opvolging door het antifraudecomité (A.F.C.)
103
Maatregelen tegen de fraude in de sector van de minerale oliën
103
A. Uitwerking samenwerkingsprotocol
103
B. Verstrengde voorwaarden om commerciële activiteiten uit te oefenen
104
C. Nauwlettende opvolging van nieuwe economische actoren
104
D. BTW-aangifte en betaling
105
E. Regeling van de verlegging van de heffing
106
F. BTW-entrepot
107
G. Controle van de goederenbewegingen over de binnenwateren
109
Maatregelen tegen de carrouselfraude
110
A. Uitwerking samenwerkingsprotocol
110
B. Controlesystemen in administratieve computerprogrammas
110
C. Integratie van het N.C.C.C. in de B.B.I.-administratie
111
141
Naar een nieuwe fiscale cultuur
D. Goederenconcentraties
111
E. Frauduleuze uitvoeren en intracommunautaire leveringen van autovoertuigen
112
Maatregelen tegen andere vormen van douane- en accijnsfraude
112
A. Toekenning, evaluatie en intrekking van de accijnsvergunning
112
B. Richtlijn 92/12/EEG (accijnsprocedures)
114
C. Containerscanners
115
D. Samenwerking douane met de scheepvaartpolitie
117
E. Hondenbrigade
117
F. Informatisering van het administratief geleidedocument
118
V.
Maatregelen tegen frauduleuze kasgeldconstructies
118
VI.
Internationale samenwerking
118
A. Europese conventie tot gerechtelijke bijstand
118
B. Internationale samenwerkingspraktijk
119
IV.
1. Fiscalis programma
119
2. Opmaak bi- en multilaterale akkoorden
119
3. Gemeenschappelijk grensoverschrijdend overleg
119
4. Juridisch kader internationale samenwerking
120
§ 4. Overwegingthemas
142
120
I.
De rechtszekerheid
120
II.
Uitvlaggingsstructuren en belastingparadijzen
122
III.
Toevlucht tot het faillissement als fraudetechniek
127
IV.
Het beroepsgeheim
129
V.
Mede-aansprakelijkheid
134