De raadsels van Sam
Ander werk van Edward van de Vendel bij Querido Superguppie (gedichten, met tekeningen van Fleur van der Weel, 2003) Woutertje Pieterse Prijs 2004, Zilveren Griffel 2004, Vlag & Wimpel van de Penseeljury 2004 Superguppie krijgt kleintjes (gedichten, met tekeningen van Fleur van der Weel, 2005) Superguppie zingt (cd, met muziek van Edwin Schimscheimer, 2005) De groeten van Superguppie (gedichten, met tekeningen van Fleur van der Weel, 2008) Opa laat zijn tenen zien (stripgedichten, met tekeningen van Floor de Goede, 2008) Zilveren Griffel 2009 De gelukvinder (jeugdroman, 2008) Ajax wint altijd. Alles wat je over Ajax wilt weten! (non-fictie, 2009) Vlag en Wimpel van de Griffeljury 2010 Draken met stekkers (stripgedichten, met tekeningen van Floor de Goede, 2009) Vlag en Wimpel van de Griffeljury 2011, Stripschappenning 2010 Album van het jaar (Jeugd) Hoera voor Superguppie! (gedichten, met tekeningen van Fleur van der Weel, 2010) Zilveren Griffel 2011 Sofie en de pinguïns (kinderboek, met illustraties van Floor de Goede en fotostrips van Ype + Willem, 2010) Getipt door de Kinderjury 2011, Pluim van de Senaat van de Kinderjury 2011 Toen kwam Sam (kinderboek, met illustraties van Philip Hopman, 2011)
Edward van de Vendel De raadsels van Sam Met tekeningen van Philip Hopman
Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2012
www.queridokinderboeken.nl www.edwardvandevendel.com www.philiphopman.nl
Copyright tekst © 2012 Edward van de Vendel Copyright illustraties © 2012 Philip Hopman Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Barbara van Dongen Torman Omslagillustratie Philip Hopman isbn 978 90 451 1325 8 / nur 282
1 Het was avond. Kix lag in zijn bed te wachten op slaap, en op de dromen in die slaap. Er kwam maanlicht door de gordijnen, het ketste zo van de sneeuw af naar binnen. Hij vroeg zich af wanneer hij te oud zou zijn om voorgelezen te worden. Hopelijk duurde dat nog even, want zijn moeder was net begonnen aan een nieuw verhaal over Bunnicula, het vampierkonijn. De boeken over Bunnicula waren de grappigste boeken die Kix kende. Er was gelukkig een hele serie van. En je kon toch nog best voorgelezen worden als je negenenhalf was? Daarna dacht Kix natuurlijk aan Sam. Sam was de hond die aan het begin van de zomer besloten had dat hij de hond van Kix wilde zijn. En ook een beetje van Emilia, het zusje van Kix. Sam was aan komen lopen en nooit meer weggegaan. Hij was een geheimzinnige hond. Vorige week probeerden Kix en zijn moeder Sams lange witte haar uit de knoop te borstelen, en toen ontdekten ze dat Sam tweeëntwintig tenen had. Aan zijn voorpoten zaten er gewoon vijf, zoals het hoort, maar aan zijn achterpoten had hij er zes. ‘Is dat normaal voor berghonden?’ vroeg Kix, en zijn moeder had het op internet nagekeken. 5
Het was niet normaal. Het was een van de raadsels van Sam. Kix luisterde of hij Sam kon horen huilen. Dat deed Sam elke avond als de treinen in de verte langskwamen. Ze toeterden voor de bocht, en dan jankte Sam op dezelfde hoogte mee. In dat janken zat soms een bericht verborgen, een boodschap voor Kix. Dat had Kix nog nooit tegen iemand gezegd, maar hij wist zeker dat het waar was. Soms zei Sam welterusten tegen Kix, door dat loeien, maar soms vertelde hij ook dat hij het naar zijn zin had bij hen, op de kleine boerderij. Dat hij vrienden was met de paarden. En ook met Springertje en Holly, de andere honden. Soms zei Sam sorry. Sorry dat hij weer een nachtje weg was geweest. Want dat deed Sam af en toe. Hij was een buitenhond, die zelf besliste waar hij sliep en waar hij woonde. Kix wist dat hij daar niks over te zeggen had. Maar nu klonk er opeens een heel ander geloei. Kix herkende het en schoot overeind. Hij zat er al een week op te wachten: het kwam uit de verte, het kwam van de coyotes. Meestal bleven de coyotes bij de boerderijen uit de buurt, maar soms probeerden ze ’s nachts een kip te stelen, of een konijntje. Ze leken op kleine wolven en ze jankten ulululululuuuu – Kix hoorde het door de koude wind naar zijn slaapkamerraam waaien. Het klonk eng en spookachtig, maar eigenlijk hoefde je niet bang te zijn voor coyotes, want ze aten heus geen 6
mensen. En op de boerderij van Kix liepen geen kippen en ook geen konijnen. Bovendien: als de coyotes over de spoorlijn kwamen ging papa naar buiten om met de grote zaklamp in hun ogen te schijnen. Daar hielden ze niet van, en dan sloegen ze op de vlucht: ulululululuuuu! Dit jaar kwamen ze behoorlijk dichtbij. Door de vroege winter waren ze extra hongerig en extra brutaal. Papa vertelde al een paar dagen bij het ontbijt dat hij er ’s nachts weer uit had gemoeten. Ulululululuuuu! Kix vond het jammer dat hij er tot nu toe gewoon doorheen had geslapen. Maar vanavond hoorde hij ze dus. Ze loeiden en ze loeiden en het klonk hoog en gemeen. Kix sprong uit bed en rende naar zijn slaapkamerdeur. Papa stond in de gang, hij trok zijn jas aan. Hij zag Kix en bromde: ‘Binnenblijven jij!’ ‘Maar...’ zei Kix. ‘Nee,’ zei papa. Kix ging zijn kamer weer in. Hij schoof de gordijnen voor zijn raam opzij. Kijk, daar kwam zijn vader aan. Hij liep naar de rand van het veld achter hun huis. Hij had de reuzenzaklamp bij zich, en een stuk hout. Kix voelde dat zijn hart lekker stevig begon te kloppen, want hij ontdekte ze, hij zag de coyotes! Het waren er wel vijf, of zes. Ze zwierven een eindje van zijn vader vandaan, maar ze kwamen dichterbij. Papa tilde de lamp op en scheen recht op hun koppen. 7
Maar waarom liepen ze door? Waarom hield het licht ze niet tegen, zoals anders? En ze jankten ook niet meer. Ze maakten een heel ander geluid. Ze piepten, alsof ze pijn hadden! Kix ging op zijn tenen staan. Waarom had papa dat stuk hout meegenomen? Was hij bang dat hij zich moest verdedigen? Zouden de coyotes dan toch op mensen afkomen? Normaal niet, maar vanavond wel? Opeens begon hij te rillen in zijn pyjama. Hij wilde het raam opendoen en tegen papa schreeuwen dat hij binnen moest komen. Maar toen zag hij dat de coyotes toch waren gestopt. Dat ze toch niet meer verder durfden. En hij zag ook dat ze, een meter of twintig van papa af, in een kring gingen staan. Om iets heen. Om een hond heen. Om Sam. Sam! Het was alsof Kix een hamer voelde. Een slag van een onzichtbare hamer, zo op zijn hoofd. Want opeens herinnerde hij zich weer dat er vroeger, ooit, een hondje aangevallen was. Midden op de dag. Een bende coyotes had een loslopende pup geroofd, van de hondenuitlaatplaats in het dorp. Dat was Kix helemaal vergeten! Sam was groot en sterk, maar dit waren zes coyotes, zes! De coyotes piepjankten nog harder nu, en ze maakten wilde sprongen. Ze stonden rondom Sam, een paar stappen van hem vandaan. Ze vielen naar hem uit, met wéér een slingersprong en wéér een slingersprong. Het was alsof ze dol werden. Van de lichtstralen uit papa’s zaklamp. En van Sam. 8
Kix wist niet wat hij moest doen. Was er nog zo’n stuk hout? Dan kon hij naast zijn vader gaan staan. Of wacht – papa’s geweer? Waar lag dat, waar hield hij dat verborgen? Maar toen gebeurde het. Sam was al die tijd blijven zitten. Rustig. Op z’n achterste. Hij keek kalmpjes naar de druktemakers om zich heen. En opeens stond hij op, alsof hij er genoeg van had. Hij blafte. Eén keer. Hard. Twee keer. Net zo hard. De coyotes schrokken en binnen een seconde schoten ze weg. Jankend, bang. Kix kon ze al bijna niet meer zien. Sam was de baas. Hij had in zijn leven misschien al een miljoen coyotes weggejaagd. Hij speelde een tijdje met hun geduld, hij liet ze lachend dichterbij komen, tot hij het beu was: blaf, genoeg! Het was geweldig. Papa kwam hoofdschuddend binnen en vroeg: ‘Zag je dat?’ ‘Ja,’ fluisterde Kix. Hij was zo trots op zijn hond dat hij er bijna niet meer van kon praten. ‘Wedden,’ lachte papa, ‘dat we hier de hele winter geen coyotes meer zien?’
10
2 De volgende ochtend, aan het ontbijt, vertelde Kix aan Emilia hoe Sam de coyotes had verslagen. Mama maakte koffie voor zichzelf en papa was naar zijn werk. ‘Het was een soort wonder,’ zei Kix. ‘Die coyotes werden gewoon gek in hun kop.’ Emilia dacht even na. Er zat chocoladepasta om haar mond. ‘Helemaal geen wonder,’ zei ze toen. ‘Dat was toch zijn beroep? Wilde dieren wegjagen?’ Emilia had gelijk. Sam had zijn hele leven op een bergboerderij gewerkt. Daar had hij bij de paarden geslapen en de schapen bewaakt. Hij joeg de wolven weg, en de coyotes natuurlijk ook. De baas van die boerderij heette Cracker. Maar Crackers bedrijf ging failliet, en dus moest hij alle schapen verkopen, en zijn paarden ook. Alleen Sam bleef over. En toen gebeurde er iets ergs. Door het verlies van zijn boerderij werd Cracker zo wanhopig dat hij Sam schopte. Zijn eigen trouwe hond! Kix had het van opa gehoord en opa had het weer van andere mensen gehoord – maar het klopte, want Cracker ging daarna naar een ziekenhuis voor mensen met problemen in hun hoofd. Sam durfde een tijdlang niet naar rechtopstaande 11
mensen toe te lopen. Je kon hem alleen maar aaien als je op je hurken ging zitten. Als je benen verstopt zaten achter je knieën, en Sam zeker wist dat je niet zou gaan schoppen. Sam werd meegenomen door de ouders van Cracker, en die woonden recht tegenover Kix. Maar Sam wilde niet bij ze blijven. Hij stapte de volgende dag al naar Kix en Emilia. Hij zag de paarden en de honden, en hij besloot dat hij voortaan een nieuwe kudde had. Hij wilde van Kix en Emilia zijn, en hij wilde hen beschermen. Hij bleef de hele zomer. Hij bleef de hele herfst. En nu kon Kix met Sam praten alsof ze vrienden waren. Hondenvrienden, mensenvrienden, of misschien iets ertussenin. Kix vertelde het coyote-verhaal op school. Het werd elke keer een beetje mooier, dat ging vanzelf. Er kwamen wat coyotes bij en ze jankten nog wat dichter onder zijn slaapkamerraam. Maar wat gaf dat? De vrienden van Kix hielden ook van Sam. Die middag kwamen ze spelen, en ze aaiden Sam twee keer zo lang, omdat hij nu niet alleen mooi en lief en groot, maar ook nog dapper was. Ze gingen met z’n allen naar het kampeerterrein. Dat deden ze bijna elke dag, sinds het was gaan sneeuwen. Het kampeerterrein lag naast de boerderij van Kix. Als de bulldozers van de gemeente sneeuw hadden geruimd, dan stortten ze dat op het weiland dat in de zomer voor tenten en caravans werd gebruikt. Nu waren daar bergen. Sneeuwbergen. 12
Kix en Emilia hadden wel vier goede sleeën, en daarmee kon je gillend de witte bergen af. Bovendien was Sam er dus. Die middag speelde Sam als een puppie. Hij was een oude hond – ouder dan tien jaar. Maar sinds er kou in de lucht zat bewoog Sam af en toe net zoals Springertje. Hij gooide zich op zijn rug. Hij proestte en sproeide ijskoude druppels-met-sneeuw in het rond. Iedereen lachte en mama maakte foto’s met haar mobiel, en een filmpje. Maar aan het eind van de middag gebeurde er iets vreemds. Iets wat Kix al een paar keer eerder bij zijn hond had gezien: van de ene op de andere seconde hield Sam op met spelen. Hij stond plotseling te staren. Naar de sneeuw. Of naar de lucht. Sam was nog steeds sterk en lief, maar als je goed oplette, zag je iets bleeks in zijn ogen. Nee, niet ín zijn ogen, maar eráchter. De vrienden van Kix gingen verder met hun sneeuwballengevecht, maar zelf liep hij naar Sam en ging voor hem zitten. Op de grond, zijn knieën werden koud, maar dat gaf natuurlijk niks. Kix trok zijn wanten uit en aaide zijn wonderhond. Sam had een heel breed voorhoofd, je kon er bijna een schoteltje op zetten. Elke ochtend, voor het ontbijt, liep Kix naar buiten, en dan boog Sam zijn kop een beetje en dan legde hij dat grote voorhoofd plat tegen een van de benen van Kix. Aai me, betekende dat, aai me, Kix. ‘Sammesam,’ zei Kix nu, en hij krauwde zoals hij dat altijd deed. Eerst onder het ene oor, dan onder het andere oor. Vaak kreunde Sam dan, zo heerlijk vond hij het. Maar nu bleef hij stil. 13
Kix liet zijn handen weer teruggaan naar het eerste oor, en daarna wreef hij over Sams hele kop. Ten slotte dook hij voorover en zakte met zijn neus in Sams witte wolkenhaar. ‘Sammesam,’ zei Kix nog een keer, ‘zou je niet weer eens gaan rollen?’ En eindelijk, eindelijk knikte Sam. Zonder te knikken. Hij knikte in gedachten. Goed dan, baasje, zei hij, als jij dat graag wilt...
3 Die avond, net voor het eten, vroeg Kix aan zijn moeder of ze het ook had gemerkt. ‘Wat bedoel je?’ zei mama. Kix legde het uit, en toen kwam ze tegenover hem zitten, aan de keukentafel, en zei: ‘Sam is oud. Dat weet je toch? Oude honden hebben hun eigen leven. Ze zijn niet meer zo makkelijk te snappen als ons eigen Springertje. Gisteren zat Sam naar het hek te kijken. Het hek van de paarden. Ik deed het open, maar toen keek hij nog steeds. Het was net of hij niet kon besluiten wat hij met dat hek moest doen. Bedoel je zoiets?’ Zoiets bedoelde Kix. Ongeveer. Kix bleef erover nadenken, en dus zei hij die avond, in bed: ‘Mam, zou het door de kou komen? Sam is altijd buiten, overdag, in de nacht. En zijn slaapschuur heeft overal kieren. De deur kan niet eens dicht. Misschien bevriest Sam af en toe. Vanbinnen.’ Mama legde haar handen tegen de wangen van Kix. ‘Jochie,’ zei ze. ‘Sam is toch juist blij met de kou? En berghonden hebben een dubbele jas. Tussen de eerste laag haar en de tweede laag haar zit lucht, en die lucht houdt ze koel in de zomer en warm in de winter. Ik heb eens een verhaal gehoord over een mevrouw die het haar van haar hond in de zomer had afgeschoren. Lekker fris, 15
dacht ze. Maar toen stikte dat beest bijna. Door de hitte.’ ‘O?’ zei Kix. ‘Dat snap ik niet.’ ‘Ik ook niet helemaal, maar met Sam en de sneeuw gaat het prima. Misschien is hij gewoon een beetje moe. Net zoals jij nu. Lezen we nog wat? Bunnicula?’ Na een paar hoofdstukken kreeg Kix een welterustenkus van zijn moeder. Ze deed zijn slaapkamerdeur dicht, en Kix staarde naar het plafond, naar de glow-in-thedark-sterren die ze daar samen hadden opgeplakt. Hij dacht: Sam heeft dus een dubbele jas. Daar moest hij even om lachen. En toen hij aan de coyotes van nog maar één nacht geleden dacht, lachte hij natuurlijk óók. Kix gaapte. Sam was een hond waar je over na bleef denken. Holly, het hondje van zijn moeder, wilde alleen maar slapen. Ze was altijd rustig. Springertje, de pup van zijn vader, wilde alleen maar spelen. Ze was altijd druk. Maar Sam zat vol verrassingen. Toen de zomer voorbij was hield hij bijvoorbeeld opeens niet meer van vertrekkende auto’s. Hij ging steeds vaker voor ze liggen. Gewoon, midden op het grindpad. Of midden op de weg. En nu lag Sam elke ochtend, als papa naar zijn werk wilde gaan, op het grind. Papa kon niets anders doen dan uitstappen en met hem gaan praten. Pas na een tijdje schommelde Sam dan overeind, en als Kix dat zag, dacht hij altijd dat hij hem iets hoorde mompelen als: Oké, oké, als het moet... Er kwam een keer iemand om de verwarming te con16
troleren, en die toeterde toen hij weg wilde rijden. ‘Wat doet dat beest?’ riep hij. Hij had zijn autoraampje opengedraaid, er kwam boze stoom uit zijn mond. Kix rende naar hem toe, lokte Sam van het pad en riep tegen de monteur: ‘Deze hond heet Sam en hij beslist zelf waar hij ligt.’ ‘Wrah!’ schreeuwde de monteur en reed met grommende motor weg. Kix lachte voor de derde keer. Zachtjes. Hij viel al bijna in slaap. Er was nog net tijd om te denken: die stille buien van Sam zijn niet erg. Die horen bij hem. Ik heb een hond die nooit hetzelfde is. Ik heb een hond die iedereen wil aaien, maar die gekozen heeft voor mij.
4 Een paar weken later bracht de vader van Kix de paarden naar de strook land achter het huis. Daar was de wind minder guur, en Jill en Study en Patriot konden nu zelf in de overdekte stal gaan staan als het te hard sneeuwde, of als er storm kwam. Sam was bijna altijd in hun buurt. Soms, als Kix ging kijken, suften ze daar met z’n vieren gewoon maar wat, en soms leek het of ze smoesden over een of andere dierenmop. De winter werd steeds strenger. Halverwege november was het al twintig graden onder nul, en dus probeerden Kix en zijn vader een huisje voor Sam te bouwen. Ze stapelden strobalen op. Dat moesten lage muurtjes voorstellen, ze legden er de kussens van Sams oude bank tussenin. Maar ze werkten voor niks, want Sam sliep er nooit. Hij verhuisde uit zichzelf naar de paardenstal. En dus sleepte papa de kussens daar maar naartoe en gooide wat extra stro op de grond. Kouder werd het, nóg kouder. Het begon zo hard te vriezen dat mama dekens kocht voor de paarden. Kix en Emilia hielpen mee om ze over hun ruggen te leggen. Sam keek er van een afstandje naar en snuffelde in de lucht. 18
‘Ja, Sam,’ zei mama tegen hem, ‘er ligt nu echt te veel sneeuw. Zo’n dikke laag hebben we al een paar jaar niet meer gehad, dus misschien moesten we nog maar een poging wagen om jou ook te beschermen.’ ‘Hoe dan?’ vroeg Emilia. ‘Krijgt hij net zo’n ding op zijn rug?’ ‘Nee,’ zei mama, ‘ik dacht aan de garage.’ ‘Dat lukt niet,’ zei Kix, ‘dat wil hij niet.’ ‘Wacht maar,’ zei mama. Ze maakte een paleisje voor Sam. In een hoek van de garage legde ze zijn kussens neer, met twee oude plaids. Kix en Emilia tilden er een strobaal naartoe en mama kookte het eten waar Sam het meest van hield: vlees met groente en een bot. Ze zorgden dat Springer en Holly niks konden stelen en zetten de garagedeur open. Sam kwam wel vaker op de drempel liggen. Soms was het alsof hij niet wist hoe hij binnen moest komen, en soms dacht Kix dat Sam niet kon geloven dat hij uitgenodigd werd. Dat ook de garage van hem was, net als de stal en de wei en het erf. Maar zou Sam begrijpen wat ze nu voor hem hadden gedaan? Kix moest wel tien keer roepen. Hij ging op zijn hurken zitten, net achter de drempel. Hij stak zijn arm uit naar Sam, zoals hij de eerste weken had gedaan, toen Sam alleen maar naar je toe wilde komen als je even hoog was als hijzelf. Mama zwaaide met de etensbak, zodat de geur naar Sams neus toe kringelde. 19
En toen, eindelijk, kwam Sam. Kix wist eigenlijk zeker dat Sam zich niet zou laten lokken, maar langzaam, aarzelend, stap voor stap, lukte het hun toch om Sam in zijn paleis te krijgen. ‘Voor de koning!’ riep Emilia, toen Sam aan zijn slaapplaats rook. ‘Voor jou!’ Mama deed snel de garagedeur dicht. Kix zeurde net zolang tot hij zijn spaghetti naast Sam mocht eten. Emilia kwam ook, maar die ging na vijf minuten naar de keuken om nog wat ketchup te halen en kwam niet meer terug. Het was nog best ingewikkeld, met één hand een hap spaghetti in zijn mond steken, en met zijn andere hand door het sneeuwhaar van Sam de hondenkoning aaien. En bij het toetje mocht het niet meer: Kix moest aan tafel komen zitten. 20