Jaartal / nummer 2010 / 057 Naam Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (1992) Publicatiedata 9 juni 2010. Opmerkingen -
-
Vaststelling van verordening (veelal APV genoemd) bij raadsbesluit van 29 januari 1992 en in werking getreden op 10 oktober 1992. De verordening is 48 keer bij raadsbesluit gewijzigd, en daarnaast zijn er nog bijstellingen geweest in verband met (aanwijzings)besluiten van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester. Zie voor uitgebreide informatie inzake wijzigingen, (aanwijzings)besluiten en tijdstip van inwerkingtreding de slotpagina's van dit gemeenteblad. De hierna genoemde besluiten vormen thans de aanleiding van de herpublicatie van de APV in het gemeenteblad: Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 1 juni 2010, agendapunt 3.7 tot opheffen en aanwijzen hondenuitlaatplaats (HUP) Da Costastraat. Op grond van art. 2.4.27 lid 1 van de APV: intrekken aangewezen locatie hondenuitlaatplaats op de hoek van de Willemsweg en de Da Costastraat en, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: - hoek Da Costastraat met de Dr. Schaepmanstraat e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekening bijlage 20B-6. Met deze publicatie is gemeenteblad GB2010-057 in plaats gesteld van de voorgaande publicatie GB2010-055.
Aantal bladzijden / verkoopprijs 269 / € 13,45
Afd. BD11 Raadvoorstelnr. 85 en 85a/1991 De Raad van de gemeente Nijmegen; gelet op: artikel 147 Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht, de Wet Geluidhinder, de Wet Milieubeheer, de Wet Openbare Manifestaties, de Wet op de Kansspelen; Besluit: vast te stellen de: ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING DOOR DE GEMEENTE NIJMEGEN Hoofdstuk 1 2 3
4 5 6
2
Algemene bepalingen Openbare orde Openbare zedelijkheid Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente Straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Inhoud algemene plaatselijke verordening Nijmegen Artikel
Onderwerp
Hoofdstuk 1
Algemene bepaling
Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3 Artikel 1.4 Artikel 1.5 Artikel 1.6 Artikel 1.7 Artikel 1.8 Artikel 1.9 Artikel 1.10 Artikel 1.11 Artikel 1.12 Artikel 1.13 Artikel 1.14
Begripsomschrijvingen Aanvraag vergunning of ontheffing Aanvraag vergunning of ontheffing Vierdaagsemarsen Beslissingstermijn Te late indiening aanvraag (Vervallen) Vorm van vergunning of ontheffing Afwijking Voorschriften en beperkingen Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing Inzage vergunning of ontheffing Termijnen Openbare kennisgeving
Hoofdstuk 2
Openbare orde
Afdeling 1
Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Artikel 2.1.1.1
Bestrijding van ongeregeldheden Samenscholing en ongeregeldheden
Paragraaf 2 Artikel 2.1.2.1 Artikel 2.1.2.2 Artikel 2.1.2.3
Samenkomsten, betogingen en optochten Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging (Vervallen) (Vervallen)
Paragraaf 3 Artikel 2.1.3.1
Verspreiden van gedrukte stukken Beperking aanbieden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Paragraaf 4 Artikel 2.1.4.1 Artikel 2.1.4.2
Vertoningen en dergelijk op de weg Straatartiest (Vervallen)
Paragraaf 5 Artikel 2.1.5.1 Artikel 2.1.5.2 Artikel 5.1.5.3
Bruikbaarheid van de weg Voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg Maken en veranderen van een uitweg
Paragraaf 6 Artikel 2.1.6.1 Artikel 2.1.6.2 Artikel 2.1.6.3 Artikel 2.1.6.4 Artikel 2.1.6.5 Artikel 2.1.6.6 Artikel 2.1.6.7 Artikel 2.1.6.7a Artikel 2.1.6.8 Artikel 2.1.6.8a Artikel 2.1.6.9 Artikel 2.1.6.10 Artikel 2.1.6.11
Veiligheid op de weg (Vervallen) Winkelwagentjes Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp Openen straatkolken en dergelijke Kelderingangen, koekoeken en dergelijke (Aangepast en vernummerd tot artikel 4.3.7) Rookverbod Verbod vuur te stoken Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp Gevaarlijke voorwerpen Vallende voorwerpen Voorzieningen voor verkeer en verlichting Objecten onder hoogspanningslijn
3
Artikel 2.1.6.12 Artikel 2.1.6.13
Veiligheid op ijs (Vervallen)
Afdeling 2
Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Artikel 2.2.2 Artikel 2.2.3 Artikel 2.2.4 Artikel 2.2.5 Artikel 2.2.6 Artikel 2.2.7 Artikel 2.2.8 Artikel 2.2.9 Artikel 2.2.10 Artikel 2.2.11
Begripsomschrijving Evenement Ordeverstoring Beëindiging evenement Verwijderplicht Betaald voetbalwedstrijden Voetbalvergunning Verbod voetbalwedstrijd Orde in verband met voetbalwedstrijden Verwijderingplicht voetbalsupporters Stadionomgevingsverbod
Afdeling 3
Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Artikel 2.3.1.1 Artikel 2.3.1.2 Artikel 2.3.1.2a Artikel 2.3.1.3 Artikel 2.3.1.4 Artikel 2.3.1.5 Artikel 2.3.1.6 Artikel 2.3.1.7 Artikel 2.3.1.8 Artikel 2.3.1.9 Artikel 2.3.1.10 Artikel 2.3.1.11
Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren Begripsomschrijvingen Sluitingsuur Venstertijd Toegang ambtenaren van politie Ordeverstoring Terrasvergunningen Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen Aanwezigheid van exploitant en beheerder Weigeringgronden exploitatievergunning Intrekkinggronden Vervallen vergunning Overgangsbepalingen
Paragraaf 2 Artikel 2.3.2.1 Artikel 2.3.2.2 Artikel 2.3.2.3 Artikel 2.3.2.4
Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf Begripsomschrijvingen Kennisgeving exploitatie (Vervallen) Verschaffingen gegevens nachtregister
Paragraaf 3 Toezi Artikel 2.3.3.1 Artikel 2.3.3.2 Artikel 2.3.3.3 Artikel 2.3.3.4 Artikel 2.3.3.5 Artikel 2.3.3.6 Artikel 2.3.3.7 Artikel 2.3.3.8
cht op speelautomatenhallen Begripsomschrijvingen Exploitatie speelautomatenhal Bescheiden vergunningaanvraag Persoonlijk karakter vergunningvoorschriften en bepalingen Weigering vergunning Beëindiging vergunning Intrekking vergunning Voortzetting exploitatie na overlijden ondernemer
Paragraaf 4 Artikel 2.3.4.1 Artikel 2.3.4.2
Toezicht op speelautomaten in andere inrichtingen dan speelautomatenhallen Begripsomschrijvingen Opstelplaatsenbeleid
Afdeling 4
Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Artikel 2.4.2 Artikel 2.4.3 Artikel 2.4.3a
Verblijfsontzeggingen Plakken en kladden Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel Handel in verdovende middelen
4
Artikel 2.4.3b Artikel 2.4.3c Artikel 2.4.4 Artikel 2.4.5 Artikel 2.4.6 Artikel 2.4.6a Artikel 2.4.6b Artikel 2.4.7 Artikel 2.4.7a Artikel 2.4.8 Artikel 2.4.9 Artikel 2.4.10 Artikel 2.4.11 Artikel.2.4.11-a Artikel 2.4.11-b Artikel 2.4.12 Artikel 2.4.13 Artikel 2.4.14 Artikel 2.4.15 Artikel 2.4.16 Artikel 2.4.17 Artikel 2.4.18 Artikel 2.4.19 Artikel 2.4.20 Artikel 2.4.21 Artikel 2.4.22 Artikel 2.4.23 Artikel 2.4.24
Gebruik harddrugs op straat Samenscholing Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten Verbod betreden van voor het publiek gesloten ruimten Hinderlijk gedrag op of aan de weg Verbod slapen op of aan de weg Overlast skateboarden Hinderlijk drankgebruik Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Neerzetten van fietsen en bromfietsen Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten
Afdeling 5
Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Artikel 2.5.2 Artikel 2.5.3 Artikel 2.5.4 Artikel 2.5.5
Begripsomschrijvingen Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht Vervreemding van door opkoop verkregen goederen Handel in horecabedrijven
Afdeling 6
Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.6.1
Bestuurlijke ophouding
Afdeling 7
Spreiding van vuurwerk verkooppunten
Artikel 2.7.1
Vuurwerk verkooppunten
Afdeling 8
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.8.1
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3
Seksinrichtingen, Sekswinkels, Straatprostitutie e.d.
Afdeling 1
Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Artikel 3.1.2 Artikel 3.1.3
Begripsomschrijvingen Bevoegd bestuursorgaan Nadere regels
Afdeling 2
Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
5
Bespieden van personen (Vervallen) (Vervallen) Alarminstallaties Loslopende honden Verontreiniging door honden Gevaarlijke honden Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven Houden van hinderlijke of schadelijke dieren (Vervallen) Loslopend vee en kleinvee Bijen Opvangen van dieren
Artikel 3.2.1 Artikel 3.2.2 Artikel 3.2.3 Artikel 3.2.4 Artikel 3.2.5 Artikel 3.2.6 Artikel 3.2.7 Artikel 3.2.8
Seksinrichtingen en escortbedrijven Gedragseisen exploitant en beheerder Sluitingstijden Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder Straatprostitutie Sekswinkels Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotischpornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3
Beslissingstermijn; weigeringgronden
Artikel 3.3.1 Artikel 3.3.2
Beslissingstermijn Weigeringgronden
Afdeling 4
Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Artikel 3.4.2
Beëindiging exploitatie Wijziging beheer
Afdeling 5
Overgangsbepaling
Artikel 3.5.1
Overgangsbepaling
Hoofdstuk 4
Bescherming van het milieu en het natuur- schoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1
Geluidhinder
Paragraaf 1 Algemee Artikel 4.1.1.1
n Verbod geluidhinder
Paragraaf 2 Artikel 4.1.2.1 Artikel 4.1.2.2 Artikel 4.1.2.3 Artikel 4.1.2.4 Artikel 4.1.2.5 Artikel 4.1.2.6
"Festiviteitenregeling voor inrichtingen" Begripsomschrijvingen Horeca-, sport en recreatie-inrichting Collectieve festiviteiten Vergunning bijzondere activiteiten Weigeringgronden vergunning Verboden bijzondere activiteiten
Afdeling 2
Afvalstoffen
Paragraaf 1 Algemen Artikel 4.2.1.1 Artikel 4.2.1.2
e bepalingen Begripsomschrijvingen Inzameldienst
Paragraaf 2 Artikel 4.2.2.1 Artikel 4.2.2.1a Artikel 4.2.2.2 Artikel 4.2.2.3 Artikel 4.2.2.4 Artikel 4.2.2.5 Artikel 4.2.2.6 Artikel 4.2.2.7 Artikel 4.2.2.7a Artikel 4.2.2.8 Artikel 4.2.2.9
Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen Uitsluiting grof huisafval Overdragen of aanbieden restafval aan de inzameldienst De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden Verpakking van huishoudelijk afval Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval Aangewezen plaats Het overdragen of aanbieden in containers Het overdragen of aanbieden in wijkcontainers Verwijdering container Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.2.10
6
Artikel 4.2.2.11 Artikel 4.2.2.12 Artikel 4.2.2.12a Artikel 4.2.2.13 Artikel 4.2.2.13.a Artikel 4.2.2.14
Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Achterlaten in daartoe bestemde bakken Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen Groente-, fruit- en tuinafval Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen
Paragraaf 3 Artikel 4.2.3.1 Artikel 4.2.3.2 Artikel 4.2.3.3 Artikel 4.2.3.4
Het zich ontdoen van grof huisafval Verbod ontdoen grof huisafval Aanbieden en overdragen grof huisafval Omvang en inhoud grof huisafval Schakelbepaling
Paragraaf 4 Artikel 4.2.4.1 Artikel 4.2.4.2
Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door anderen dan de inzameldienst Inzamelvergunning Aanbieden aan degene die inzamelt met vergunning
Paragraaf 5 Artikel 4.2.5.1 Artikel 4.2.5.2
Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen Inzameling andere categorieën afvalstoffen door derden
Paragraaf 6 Open Artikel 4.2.6.1
bare bekendmaking Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders
Afdeling 3
Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging
Artikel 4.3.1 Artikel 4.3.2 Artikel 4.3.3
Artikel 4.3.6 Artikel 4.3.7
Verontreiniging van de weg en van terreinen Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten Verbod op het verspreiden van strooibiljetten met commerciële doeleinden Natuurlijke behoefte doen Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Afdeling 4
Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.4.1 Artikel 4.4.2 Artikel 4.4.3 Artikel 4.4.3a Artikel 4.4.4 Artikel 4.4.5 Artikel 4.4.6 Artikel 4.4.7
Begripsomschrijvingen Kapverbod Aanvraag vergunning Weigeringgronden Bijzondere vergunningsvoorschriften Herplant- en instandhoudingplicht Schadevergoeding Bestrijding iepziekte
Afdeling 5
Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.5.1 Artikel 4.5.2 Artikel 4.5.3
Bescherming groenvoorzieningen (Vervallen)
Afdeling 6
Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.6.1
Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest of ingekuilde landbouwproducten Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke
Artikel 4.3.4 Artikel 4.3.5
Artikel 4.6.2
7
Artikel 4.6.3 Artikel 4.6.4 Artikel 4.6.5
Aanschrijving Ledigen beerputten en dergelijke Vervoer meststoffen over de weg
Hoofdstuk 5
Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1
Parkeerexcessen
Artikel 5.1.1 Artikel 5.1.2 Artikel 5.1.3 Artikel 5.1.4 Artikel 5.1.5 Artikel 5.1.6 Artikel 5.1.7 Artikel 5.1.8 Artikel 5.1.9 Artikel 5.1.10 Artikel 5.1.11
Begripsomschrijvingen Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. Defecte voertuigen Voertuigwrakken Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen Caravans en dergelijke Parkeren van reclamevoertuigen Parkeren van grote voertuigen Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Afdeling 2
Collecteren, venten, standplaatsen en uitstallingen
Artikel 5.2.1 Artikel 5.2.2 Artikel 5.2.3 Artikel 5.2.4
Inzameling van geld of goed Venten en dergelijke Standplaatsen; uitstallingen op de weg Verbod te koop aanbieden van voertuigen
Afdeling 3
Slachten van dieren
Artikel 5.3.1
Publiekelijk slachten
Afdeling 4
Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.4.1 Artikel 5.4.2
Crossterreinen Beperking gemotoriseerd verkeer, ruiterverkeer en terreinfietsen in natuurgebieden
Afdeling 5
Verstrooiing van as
Artikel 5.5.1 Artikel 5.5.2 Artikel 5.5.3
Begripsomschrijving Regulering incidentele asverstrooiing Verbod incidentele asverstrooiing bij hinder of overlast voor derden
Afdeling 6
Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke
Artikel 5.6.1 Artikel 5.6.2
Gedoogplicht aanduidingen Verwijdering en dergelijke aanduidingen
Afdeling 7
Gevonden voorwerpen; detectorverbod
Artikel 5.7.1 Artikel 5.7.2
(Vervallen) Detectorverbod
Afdeling 8
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Artikel 5.8.1 Artikel 5.8.2
Begripsomschrijvingen Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
8
Hoofdstuk 6
Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Artikel 6.1a Artikel 6.2 Artikel 6.3 Artikel 6.4 Artikel 6.5 Artikel 6.6
Strafbepaling Toezichthouders (Vervallen) Het betreden in woningen zonder toestemming van de bewoners Inwerkingtreding Overgangsbepalingen Aanhalingstitel
9
Alles wat je zoekt is snel te lokaliseren via de donkere (linker) verrekijker boven in de knoppenbalk. Ook bereikbaar met de (= standaard voor zoeken in Windows/Internet/Intranet!) toetsaanslag Ctrl + F. Verder op hetzelfde woord zoeken gaat het handigst, aansluitend aan het voorgaande, met herhalend de toetsaanslag F3 Ook kun je doorschakelen op de rode teksten in de Inhoudsopgave
10
Hoofdstuk 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder: A. Weg: 1. alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; 2. de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; 3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; 4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten. B. Open baar water: alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn. C. Bebou wde kom: de bebouwde kom als vastgesteld door gedeputeerde staten overeenkomstig artikel 27, tweede lid van de Wegenverkeerswet, bij hun besluit van 20 juli 1982. D. Re chthebbende: een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. E. Voertuig en: alle gelede en ongelede motorvoertuigen, fietsen en andere rij- of voertuigen, met uitzondering van die, welke bestemd zijn om langs spoorstaven te worden voortbewogen en van kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen. F. Bouwwe rk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. G. Gebo uw: elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. H. Vee: grootvee en varkens I. Kleinvee: schapen, geiten, pluimvee, konijnen en andere kleine dieren in het agrarisch bedrijf. J. Han delsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen en diensten, waarmee kennelijk primair beoogd wordt een commercieel belang te dienen. K. Wilde dieren: niet te domesticeren dieren in die zin dat zij niet tot nut of gezelligheid te houden zijn. L. Uitstalling: een los voorwerp geplaatst voor een pand op de weg, dat een onmiskenbare relatie heeft met de handel van de in dat pand gevestigde onderneming en niet valt onder het gemeentelijke reclamebeleid. Artikel 1.2 Aanvraag vergunning of ontheffing Het orgaan dat bevoegd is vergunningen of ontheffingen als bedoeld in deze verordening te verlenen kan nadere regels stellen omtrent de wijze van indiening van de aanvraag en de daarbij benodigde gegevens en bescheiden. Deze regels worden openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 1.14 van deze verordening en artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht.
11
Artikel 1.3 Aanvraag vergunning of ontheffing Vierdaagsemarsen 1. Een aanvraag om een vergunning of ontheffing in het kader van de vierdaagsemarsen wordt ingediend uiterlijk op 1 maart van het jaar waarin de vierdaagsemarsen plaatsvinden waarop de aanvraag betrekking heeft. 2. Het bevoegd orgaan kan, in geval van een bijzondere omstandigheid, afwijken van de in lid 1 bedoelde termijn. Artikel 1.4 Beslissingstermijn 1. Het bevoegde orgaan zendt, tenzij beslissing terstond plaatsvindt, onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager een bericht van ontvangst, waarin tevens mededeling van de beslissings- en verdagingstermijnen wordt gedaan. 2. Het bevoegde orgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 4:5, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht bedoelde aanvulling is ontvangen. 3. Het bevoegde orgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste zestig dagen verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager. 4. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op aanvragen voor vergunningen als bedoeld in de artikelen 4.1.2 en 4.1.6. Artikel 1.5 Te late indiening aanvraag 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde orgaan de aanvrager in zijn aanvraag niet ontvankelijk verklaren, indien het van mening is dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is. 2. Voor door het bevoegde orgaan bij openbare kennisgeving nader aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste zestig dagen. 3 In afwijking van het eerste en tweede lid moeten vergunningen of ontheffingen betrekking hebbend op 31 december 1999 en 1 januari 2000 ingediend worden vóór 1 oktober 1999. (Dit lid verliest zijn werking per 1 januari 2000) Artikel 1.6
(Vervallen)
Artikel 1.7 Vorm van vergunning of ontheffing Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is slechts van kracht indien zij schriftelijk is gegeven. Artikel 1.8 Afwijking Van de in artikel 1.2, eerste lid en artikel 1.7 gestelde eis mag worden afgeweken indien de nakoming daarvan in verband met het spoedeisende karakter van de zaak in redelijkheid niet kan worden gevergd. In dat geval wordt in daartoe geëigende gevallen, van de mondeling gegeven en medegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging gegeven aan degene aan wie zij is verleend. Artikel 1.9 Voorschriften en beperkingen 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen te houden. Artikel 1.10 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. Artikel 1.11
12
Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
1.
2.
3.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn; e. indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt. a. Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed; b. dit besluit wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit. Het gestelde in het tweede lid sub b kan buiten toepassing blijven in spoedeisende gevallen.
Artikel 1.12 Inzage vergunning of ontheffing De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer van de desbetreffende bepalingen van deze verordening ter inzage te geven aan deze ambtenaar. Artikel 1.13 Termijnen 1. Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing. 2. Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Artikel 1.14 Openbare kennisgeving In de gevallen waarin openbare kennisgeving van besluiten en nadere regels krachtens deze verordening plaatsvindt, liggen deze besluiten en nadere regels voor een ieder ter gemeentesecretarie ter inzage gedurende drie maanden. Tevens worden deze besluiten en nadere regels aan het arrondissementsparket medegedeeld. Hoofdstuk 2
OPENBARE ORDE
Afdeling 1
Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1
Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden 1. Het is verboden op of aan de weg zich tezamen met anderen te begeven naar of al dan niet tezamen met anderen deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden, dan wel te vechten. 2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
13
5.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Paragraaf 2
Samenkomsten, betogingen en optochten
Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging 1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, een vergadering of een betoging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en ten minste 48 uur voor de aanvang, schriftelijk kennis aan de burgemeester. 2. Degene die het voornemen heeft om op een openbare plaats op een vooraf bepaalbaar tijdstip een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en ten minste 48 uur voordat deze voor de eerste keer gehouden zal worden na de inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig schriftelijk kennis aan de burgemeester. 3. Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties. 4. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste en in het tweede lid genoemde termijn van 48 uur verkorten en/of een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren. 5. Het bepaalde in artikel 6.1, eerste lid, is niet van toepassing op overtreding van dit artikel. 6. Bij de kennisgeving wordt opgave gedaan van: a. naam en adres van degene, die de samenkomst, vergadering of betoging houdt; b. het doel van de samenkomst, vergadering of betoging; c. de datum waarop de samenkomst, vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging; d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging; e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; f. maatregelen die degene, die de samenkomst, de vergadering of betoging houdt, zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 7. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs, waarin in ieder geval het tijdstip van de kennisgeving is vermeld. Artikel 2.1.2.2
(Vervallen)
Artikel 2.1.2.3
(Vervallen)
Paragraaf 3
Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of gedeelten daarvan. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 2. Burgemeester en wethouders kunnen de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren. 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen en onder het publiek verspreiden van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen vallend onder het begrip commerciële handelsreclame als bedoeld in artikel 4.3.5. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Paragraaf 4
Vertoningen en dergelijke op de weg
Artikel 2.1.4.1
Straatartiest
14
1. 2. 3.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan de weg op te treden. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet indien wordt voldaan aan door de burgemeester te stellen nadere regels ten aanzien van de plaatsen, uren waarbinnen, duur en wijze van optreden. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 2.1.4.2
(Vervallen)
Paragraaf 5
Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg (zie voor aanwijzingsbesluiten: Bijlage 4A en Bijlage 4C slotpagina's) 1 Het is verboden zonder vergunning van het college voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten. 2 Het verbod geldt niet voor: a. steigers en containers, voor zover deze niet zodanig zijn opgesteld dat zij hinder voor het verkeer kunnen opleveren en mits wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het plaatsen van deze voorwerpen of stoffen; b. objecten op de weg bij feesten als bedoeld in artikel 2.2.1 tweede lid onder e , voor zover deze niet zodanig zijn opgesteld dat zij hinder voor het verkeer kunnen opleveren en mits wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het plaatsen van deze voorwerpen of stoffen; c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voertuigen; e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard; f. terrassen als bedoeld in artikel 2.3.1.5; g. standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3 en uitstallingen als bedoeld hierna onder h; h. uitstallingen, mits gelegen in door het college aangewezen gebieden en indien voldaan is aan de door het college gestelde regels ten aanzien van uitstallingen. 3. Het is verboden op, aan, over of boven de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben,indien: a. deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengt aan de weg, b. gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg, of c. een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 4 Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. 5. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. 6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Woningwet, het Rijkswegenreglement, artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding van een weg op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van
15
2. 3. 4.
de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel l van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap ter uitvoering van zijn of haar publiekrechtelijke taak. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Gelderse wegenverordening, de Telecommunicatiewet en de Telecommunicatieverordening van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3 Maken en veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college (van burgemeester en wethouders) a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van de groenvoorziening in de gemeente. 4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Paragraaf 6
Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.1
(Vervallen)
Artikel 2.1.6.2
Winkelwagentjes
1. 2.
Het is degene die een winkelbedrijf uitoefent verboden winkelwagentjes aan de klanten beschikbaar te stellen voor vervoer van winkelwaren over de weg. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod en stellen daarbij in elk geval voorwaarden ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op de weg.
Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp 1. De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting, die aan personen en aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten, op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen. 2. Het is verboden langs de weg een voorwerp aan te brengen, te plaatsen of te hebben dat aan personen en aan het wegverkeer het uitzicht belemmert. Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken en dergelijke Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken. Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen, koekoeken en dergelijke 1. Het is verboden aan of in wegen openingen of ingangen van kelders, regenbakken of putten te hebben, tenzij de openingen of ingangen gedekt zijn met luiken van geribd scheepsplaat van een gewicht van tenminste 50 kg per vierkante meter, welke zuiver vlak en vastliggen op een hardstenen rand of ijzeren ramen en gelijk van hoogte zijn met het omliggende wegdek. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 427 van het Wetboek van
16
Strafrecht, artikel 5, eerste lid onder h van het Rijkswegenreglement, de Gelderse wegenverordening of artikel 385 Nijmeegse Bouwverordening van toepassing is. Artikel 2.1.6.6
(Dit artikel is aangepast en vernummerd tot artikel 4.3.7)
Artikel 2.1.6.7 Rookverbod 1. Het is verboden te roken in bossen of op heidegronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 2. Het is verboden in bossen of op heidegronden of binnen een afstand van honderd meter daarvan brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen. 3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte erven. Artikel 2.1.6.7a Verbod vuur te stoken 1. Het is verboden in door de burgemeester aangewezen gebieden en gedurende de door de burgemeester aangewezen tijden in de open lucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. 2. Een aanwijzingbesluit als bedoeld in het eerste lid kan enkel voorschriften bevatten ter bescherming van: a. de flora en fauna; b. de openbare orde; c. de openbare veiligheid. 3. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening. Artikel 2.1.6.8 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 1. Het is verboden op of aan de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben lager dan twee meter boven de hoogte van de weg. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat. Artikel 2.1.6.8a Gevaarlijke voorwerpen 1. Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen gebruikt kunnen worden, openlijk bij zich te dragen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III en IV Wet wapens en munitie en voorzover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen. (zie voor aanwijzingsbesluit: Bijlage 14 bij de slotpagina's) Artikel 2.1.6.9 Vallende voorwerpen Het is verboden aan een weg of op of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet of onvoldoende beveiligd is tegen neervallen op de weg. Artikel 2.1.6.10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 2. Burgemeester en wethouders geven tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid. 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
17
Artikel 2.1.6.11 Objecten onder hoogspanningslijn 1. Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als gebouwen of bouwwerken hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben. 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Artikel 2.1.6.12 Veiligheid op het ijs 1. Het is verboden: a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen; b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a genoemde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren; c. zich te begeven of te bevinden op drijvend ijs of op ijsvlakten die door enig van gemeentewege aangebracht zichtbaar teken als gevaarlijk zijn aangeduid. 2. Ieder is verplicht op eerste vordering van een ambtenaar van politie onmiddellijk het ijs te verlaten ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen. Artikel 2.1.6.13
(Vervallen)
Afdeling 2
Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1
Begripsomschrijving
1.
2. a. b.
3.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a. bioscoop-, theater- en schouwburgvoorstellingen; b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet; c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, indien dit onderdeel uitmaakt van de reguliere bedrijfsvoering van de inrichting en gedurende minimaal 40 weken per jaar plaatsvindt; e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. voetbalwedstrijden als bedoeld in artikel 2.2.6 tot en met 2.2.11 van deze verordening; g. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.2.1, 2.1.4.1, 2.1.4.2 en 2.3.3.1 van deze verordening. Onder evenement wordt mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid; een braderie; c. het voor publiek muziek ten te gehore brengen, behoudens straatmuziek; d. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.1; e. een feest of wedstrijd op of aan de weg. In deze afdeling wordt onder organisator verstaan een natuurlijke persoon of in geval van een rechtspersoon, de bestuurder van deze rechtspersoon dan wel diens gevolmachtigde, die een evenement als bedoeld in het eerste lid houdt of doet houden.
Artikel 2.2.2 Evenement 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. Een aanvraag om een vergunning voor een evenement als bedoeld in het eerste lid moet worden ingediend uiterlijk 12 weken vóór de datum van het evenement. De burgemeester kan voor bijzondere en/of periodiek terugkerende evenementen van de hiervoor vermelde termijn afwijken. 3. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde;
18
4. 5.
b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid; e. het woon- en leefklimaat. Het college is bevoegd categorieën evenementen aan te wijzen waarvoor in verband met relatief geringe omvang of anderszins weinig hinder opleverende aard het verbod in het eerste lid niet geldt, mits de door het college te stellen algemene regels worden nageleefd. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de in het tweede lid, onder d, van artikel 2.2.1 voorziene gevallen, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994. (Zie voor de Beleidsregels bootfeesten bij de slotpagina's: Bijlage 10) (Zie voor de Beleidsregels dansmuziekevenementen bij de slotpagina's: Bijlage 16)
Artikel 2.2.3 Ordeverstoring Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren. Artikel 2.2.4 Beëindiging evenement 1. De burgemeester kan, indien het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid of gezondheid, dan wel het woon- en leefklimaat dit vordert, het bevel geven een evenement te beëindigen. 2. Degene die een evenement organiseert dan wel bij een evenement feitelijk de leiding heeft, is verplicht: a. dat evenement onverwijld te beëindigen indien de burgemeester hiertoe een bevel geeft; b. ervoor te zorgen dat, nadat het onder a bedoeld bevel door de burgemeester is gegeven, geen publiek meer tot het evenement toegelaten wordt; c. ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie te allen tijde toegang hebben tot het evenement. 3. Indien een evenement gepaard gaat of dreigt te gaan met een ernstige verstoring van de openbare orde is degene die dat evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding heeft, verplicht op bevel van een ambtenaar van politie het evenement onverwijld te beëindigen en geen publiek meer tot het evenement toe te laten. 4. Het is verboden aanwezig te zijn bij een evenement ten aanzien waarvan een bevel, als bedoeld in het eerste lid, of in het derde lid gegeven is. Artikel 2.2.5 Verwijderplicht Indien een evenement is verboden of een bevel tot beëindiging als bedoeld in artikel 2.2.4 is gegeven, is een ieder die zich op de plaats of in de directe nabijheid van het evenement bevindt, op eerste vordering van een ambtenaar van politie verplicht zich terstond te verwijderen in de door die ambtenaar bevolen richting. Artikel 2.2.6 Betaald voetbalwedstrijden 1. Voor de toepassing van de artikelen 2.2.6 tot en met 2.2.11 wordt onder organisator verstaan: a. de betaalvoetbalorganisatie NEC, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van de betaalvoetbalorganisatie NEC als thuis spelende ploeg betrokken is, uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateurvoetbalorganisatie; b. de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Nijmegen, waarbij ten minste één betaalvoetbalorganisatie is betrokken; c. degene die buiten de gevallen, genoemd onder a. en b. een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij ten minste één betaalvoetbalorganisatie is betrokken. 2. Voor de toepassing van de artikelen 2.2.6 tot en met 2.2.11 wordt onder voetbalwedstrijd verstaan een voetbalwedstrijd georganiseerd door een organisator als bedoeld in het vorige lid. Artikel 2.2.7 Voetbalvergunning 1. Het is de organisator verboden zonder vergunning van de burgemeester een voetbalwedstrijd te houden of te doen houden. Een vergunning kan meerdere wedstrijden betreffen.
19
2. 3.
Een aanvraag om een vergunning moet worden ingediend uiterlijk vier weken voor de datum van de voetbalwedstrijd. De burgemeester kan van de hiervoor vermelde termijn afwijken en de uiterlijke datum van de aanvraag afzonderlijk bepalen. De burgemeester kan de vergunning weigeren dan wel aan de vergunning voorschriften verbinden in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid.
Artikel 2.2.8 Verbod voetbalwedstrijd 1. De burgemeester kan het doen spelen van een wedstrijd verbieden: a. uit vrees voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde; b. indien de krachtens artikel 2.2.7, derde lid, opgelegde voorschriften niet worden nageleefd; c. indien geen of niet tijdig een vergunning is aangevraagd. 2. Het is verboden een voetbalwedstrijd te doen spelen, wanneer een verbod, als bedoeld in het vorige lid is uitgevaardigd. Artikel 2.2.9 Orde in verband met voetbalwedstrijden 1. Vanaf 4 uur voor het vastgestelde begin van een voetbalwedstrijd tot 4 uur na afloop van een voetbalwedstrijd is het niet toegestaan voorwerpen mee te voeren waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zijn bedoeld om de openbare orde te verstoren. 2. Het is verboden in een voetbalstadion de orde te verstoren. Artikel 2.2.10 Verwijderingplicht voetbalsupporters Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven. Artikel 2.2.11 Stadionomgevingsverbod 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het Goffertstadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip van een voetbalwedstrijd in het stadion tot 4 uur na afloop van de voetbalwedstrijd. 2. Het verbod bedoeld in het eerste lid geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 24 maanden. (Zie voor de Beleidsregels stadionomgevingsverboden (2008) bij de slotpagina's: Bijlage 8) Afdeling 3
Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1
Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen 1. In deze paragraaf en de daaruit volgende bepalingen wordt verstaan onder: a. inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte: 1. waarin enig horecabedrijf, tot de uitoefening waarvan behoort het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, wordt uitgeoefend; 2. waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, al dan niet door middel van een automaat, etenswaren of alcoholvrije dranken of rookwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt; 3. waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden afgehaald; b. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een inrichting exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
20
c. 2.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een inrichting; In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan: a. de gezinsleden van de exploitant en beheerder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; b. de personen die voorkomen in het register, bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht; c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2.3.1.2 Sluitingsuur 1. Het is verboden een inrichting, welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een sport- of jeugdorganisatie of instelling, dan wel in gebruik is als buurt- of wijkhuis, deze inrichting van 02.00 tot 05.00 uur voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven. De burgemeester is bevoegd in zeer bijzondere gevallen van tijdelijke aard ontheffing te verlenen van dit verbod. 2. De burgemeester kan bepalen dat een inrichting, al dan niet tijdelijk, tussen 00.00 uur en 06.00 uur voor publiek gesloten dient te zijn in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid of van het woon- en leefmilieu. 3. Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden. 4. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde vergunningsvoorschriften van toepassing zijn. Artikel 2.3.1.2a Venstertijd 1. Het is een inrichting als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, onverminderd de bevoegdheid om voor reeds aanwezige bezoekers geopend te blijven, verboden tussen 04.00 uur en 08.00 uur bezoekers toe te laten. 2. Het verbod als genoemd in het eerste lid is niet van toepassing in de nacht van 31 december op 1 januari. Artikel 2.3.1.3 Toegang ambtenaren van politie De exploitant en beheerder van een inrichting zijn verplicht er voor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot die inrichting: a. gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn en er daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn. Artikel 2.3.1.4 Ordeverstoring 1. Het is verboden in een inrichting de orde te verstoren. 2. Het is verboden in een inrichting deel te nemen aan enig spel waarbij met of om geld - voor geld inwisselbare voorwerpen daaronder begrepen - wordt gespeeld, danwel daartoe gelegenheid te geven. 3. Het tweede lid geldt niet voor zover de Wet op de Kansspelen van toepassing is. Artikel 2.3.1.5 Terrasvergunningen 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voorzover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras. 2. De vergunning tot het hebben van een terras bevat in elk geval voorschriften met betrekking tot de terrasafmetingen, het onderhoud en de verzorging en het uiterlijk aanzien van het terras. Indien deze vergunning geen voorschriften omtrent de sluitingstijden bevat, is het verboden het terras te hebben tussen 01.00 en 09.00 uur. 3. De burgemeester kan de vergunning ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; b. indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
21
c. ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving van het terras; d. indien op het pand ten behoeve waarvan de terrasvergunning wordt aangevraagd krachtens het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen horecabestemming rust. Artikel 2.3.1.6 Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen 1. Het is verboden zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid onder a, sub 2 of sub 3 van deze verordening te exploiteren (exploitatievergunning). 2. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, vervalt drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de vergunning, tenzij door de burgemeester in bijzondere gevallen een kortere looptijd is vastgesteld. 3. Voor het verkrijgen van een vergunning moet een aanvraag bij de burgemeester worden ingediend aan de hand van een door de burgemeester vast te stellen formulier. 4. Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste: a: opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de exploitant en de beheerder; b: opgaaf gedaan van het adres en de aard en exploitatiewijze van de inrichting; c: overgelegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- en beheerder afgegeven verklaring omtrent het gedrag; d: overgelegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting. 5. Per inrichting wordt niet meer dan één aanvraag gelijktijdig in behandeling genomen. 6. De vergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant en beheerder van de inrichting. De vergunning is niet overdraagbaar. In geval van beëindiging of overdracht van de inrichting aan een rechtsopvolger is de exploitant verplicht, hiervan direct schriftelijk mededeling te doen aan de burgemeester. 7. De burgemeester kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen per categorie van inrichtingen, te onderscheiden naar aard en exploitatiewijze. (zie voor nadere regulering bijlage 12a, bijlage 12b en bijlage 12c bij de slotpagina's) Artikel 2.3.1.7 Aanwezigheid van exploitant en beheerder Het is verboden de inrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 2.3.1.6, zesde lid op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de inrichting aanwezig is. Artikel 2.3.1.8 Weigeringgronden exploitatievergunning 1. De burgemeester weigert de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, indien: a: de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; b: de inrichting niet voldoet aan de door de burgemeester vastgestelde inrichtingseisen; c: gelegen is buiten een door de burgemeester aangewezen gebied; d: een op de aanvraag vermelde exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- of beheerder jonger is dan 21 jaar. (zie voor nadere regulering bijlage 12a bij de slotpagina's) 2. De burgemeester kan de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar diens oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting. 3. Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester rekening met: a: het karakter van de straat en de wijk, waarin de inrichting is gelegen of zal zijn gelegen; b: de aard van de inrichting; c: de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de inrichting; d: de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied; e: de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant of beheerder van de inrichting in deze of andere inrichtingen; f: de wijze van exploitatie van de inrichting in het verleden, voorzover de exploitant en beheerder onveranderd is gebleven.
22
4.
De vergunning kan worden geweigerd indien de exploitant of de beheerder in de periode van 3 jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van verstoring van de openbare orde gesloten is geweest.
Artikel 2.3.1.9 Intrekkinggronden Onverminderd het bepaalde in artikel 1.11 kan de burgemeester de vergunning intrekken: a: indien aannemelijk is, dat de exploitant of beheerder van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting; b: indien de exploitant of beheerder van de inrichting toestaat dan wel gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd; c: indien zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting; d: indien de exploitant of beheerder van de inrichting zich schuldig maakt aan feiten, die bij een aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag zouden leiden tot een weigering daarvan. Artikel 2.3.1.10 Vervallen vergunning 1. De vergunning vervalt, indien: a: gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning; b: er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd; c: de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren; d: een vergunning, strekkende ter vervanging van de eerstbedoelde vergunning is verleend. 2. Indien binnen veertien dagen nadat de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren een ontvankelijke aanvraag voor de exploitatie van dezelfde inrichting wordt ingediend, blijft het bepaalde in het eerste lid, onder c buiten toepassing, tot het moment dat op die aanvraag is beslist. Artikel 2.3.1.11 Overgangsbepalingen 1. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op die inrichtingen, die voorheen op grond van de meldingsplicht voor alcoholvrije inrichtingen een melding hebben gedaan en over een ontvangst van kennisgeving beschikken, voorzover er geen wijzigingen optreden of zijn opgetreden in de gemelde gegevens. 2. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op de ten tijde van de inwerkingtreding bestaande inrichtingen, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden afgehaald. 3. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid genoemde inrichtingen na afloop van de in de vorige leden genoemde termijn, indien de exploitant binnen die genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester is beslist. 4. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende vier weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op die inrichtingen, die tot het moment van inwerkingtreding van de wijziging van artikel 2.3.1.1 op grond van het vervallen artikel 2.3.1.1 eerste lid onder b niet beschouwd werden als een inrichting, maar wel beschikken over een zogenaamd meldingsdocument van de burgemeester of daarover beschikt hebben en voor dezelfde inrichting een nieuwe aanvraag hebben gedaan. 5. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het vorige lid genoemde inrichtingen na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn, indien de exploitant binnen genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester is beslist. 6. Op vergunningaanvragen voor de in het vierde lid bedoelde inrichtingen zijn de artikelen 2.3.1.6, zevende lid, 2.3.1.8, eerste lid onder c, tweede lid en derde lid niet van toepassing, voorzover er geen wijziging ten aanzien van de exploitant en inrichting is opgetreden. Artikel 2.3.1.8, vierde lid is niet van toepassing voorzover het sluitingen voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 2.3.1.6 betreft. 7. Voorzover de voorgaande leden niet voorzien in een regeling, beschikt de burgemeester.
23
Paragraaf 2
Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. inrichting: elke al of niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen tijdelijk de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft; b. houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft. Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester. Artikel 2.3.2.3
(Vervallen)
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel kampeert is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken. Paragraaf 3 Toezicht op speelautomatenhallen (zie voor nadere regulering bijlage 6 bij de slotpagina’s) Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op de kansspelen; b. speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot een middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen; c. behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan: 1. het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en 2. het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen wordt; d. kansspelautomaat: een speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is; e. speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet; f. ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert; g. beheerder: degene die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast. Artikel 2.3.3.2 Exploitatie speelautomatenhal 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. 2. De burgemeester kan voor maximaal 3 speelautomatenhallen een vergunning verlenen, te weten: 2 speelautomatenhallen voor het deel van de gemeente dat wordt begrensd door de rivier de Waal en de singels en 1 speelautomatenhal in het grootwinkelcentrum Dukenburg (Zwanenveld). Artikel 2.3.3.3 Bescheiden vergunningaanvraag De ondernemer dient bij de vergunningaanvraag de volgende gegevens en bescheiden over te leggen:
24
a. b. c. d.
e.
een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld; een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken; een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken; een verklaring omtrent het gedrag: - van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de (alsdan bij te voegen) statuten vertegenwoordigt(en) en - van de beheerder; een verklaring dat hij beschikt over een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h, eerste lid van de Wet.
Artikel 2.3.3.4 Persoonlijk karakter vergunning; voorschriften en beperkingen 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer. 2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld. 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op: a. de sluitingstijden van de speelautomatenhal; b. het toezicht in de speelautomatenhal; c. het aantal speelautomaten dat mag worden opgesteld. Artikel 2.3.3.5 Weigering vergunning 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 30e, eerste en tweede lid van de Wet, wordt de vergunning geweigerd, indien: a. het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend; b. de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is; c. de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt; d. de ondernemer of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over één of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek; e. door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; f. de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan c.q. leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing. 2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het vorige lid, onder b en onder c. Een ontheffing van het bepaalde onder b geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden. Artikel 2.3.3.6 Beëindiging vergunning 1. Indien een overeenkomstig artikel 2.3.3.4, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 2.3.3.3, onder d, genoemde bescheiden, binnen drie maanden een nieuwe vergunning aan te vragen. 2. De vergunning vervalt zodra de beslissing op een aanvrage voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvrage is ingediend binnen drie maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid. Artikel 2.3.3.7 Intrekking vergunning Onverminderd het bepaalde in artikel 30f, eerste en tweede lid van de Wet en artikel 1.11, eerste lid van deze verordening, kan de burgemeester de vergunning intrekken: a. indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 2.3.3.5, onder e; b. indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken. Artikel 2.3.3.8
25
Voortzetting exploitatie na overlijden ondernemer
1. 2. 3.
Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen drie maanden een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. In alle andere gevallen van wisseling van ondernemer dient binnen één maand na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. Zolang op een tijdig ingediende aanvrage niet is beslist is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.
Paragraaf 4
Toezicht op speelautomaten in andere inrichtingen dan speelautomatenhallen
Artikel 2.3.4.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op de kansspelen; b. speelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 2.3.3.1 onder b; c. behendigheidsautomaat: een behendigheidsautomaat als bedoeld in artikel 2.3.3.1 onder c; d. kansspelautomaat: een kansspelautomaat als bedoeld in artikel 2.3.3.1 onder d; e. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend: 1. waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en 2. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder; f. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca. Artikel 2.3.4.2 Opstelplaatsenbeleid 1. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten. 2. In laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan. Afdeling 4
Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Verblijfsontzeggingen Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken. (zie voor aanwijzingsbesluit van de burgemeester: Bijlage 3, 3a en 3b bij de slotpagina's) Artikel 2.4.2 Plakken en kladden 1. Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden. 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is: a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere wijze aan te brengen; b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift. 4. Het in het tweede lid, aanhef en sub a gestelde verbod, geldt niet voor het aanplakken op daartoe door de gemeente geplaatste publicatieborden. 5. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage te geven.
26
Artikel 2.4.3 Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel 1. Het is verboden tussen 's avonds 10 uur en 's morgens 6 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben gereedschappen of andere hulpmiddelen waarmee handelingen kunnen worden verricht als verboden in artikel 2.4.2 of in de artikelen 138, 310 en 350 Wetboek van Strafrecht, met het kennelijke doel dergelijke handelingen te verrichten. 2. Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels, gedurende de openingstijden daarvan, een tas te vervoeren of aanwezig te hebben die er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken. Artikel 2.4.3.a Handel in verdovende middelen Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op of aan de openbare weg te bevinden, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat dit er kennelijk op gericht is een verdovend middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende stof, te koop aan te bieden of de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan te bevorderen. Artikel 2.4.3b Gebruik harddrugs op straat Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben. Artikel 2.4.3c Samenscholing 1. Het is verboden op of aan de weg, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen, indien deze verzameling verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, of indien deze verzameling verband houdt met de handel in middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet. 2. Een ieder die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoeld, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te vervolgen of zich in de aangewezen richting te verwijderen. Artikel 2.4.4 Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid of van het woon- en leefmilieu, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft. 2. Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn. 3. Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden. 4. Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van: a. de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Nijmegen zijn ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning; b. logeergasten; c. hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist. Artikel 2.4.5 Verbod betreden van voor het publiek gesloten ruimten 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is. 4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen. Artikel 2.4.6
27
Hinderlijk gedrag op of aan de weg
1.
2.
Het is verboden: a. op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, voertuig, hekheining, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair; b. zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan gebruikers van nabij de weg gelegen gebouwen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 350, 351, 351bis, 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.4.6a Verbod slapen op of aan de weg 1. Het is verboden de weg op een voor anderen hinderlijke wijze als slaapplaats te gebruiken, al dan niet in een voertuig, woonwagen, tent of vergelijkbaar ander onderkomen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen wegen aanwijzen waar dit verbod niet van toepassing is. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast, ontsiering van het stadsbeeld, verontreiniging, besmettelijke ziekten en brandgevaar. 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet op de Openluchtrecreatie van toepassing is. Artikel 2.4.6b Overlast skateboarden 1. Onder skateboarden wordt in dit artikel verstaan: het zich voortbewegen op skateboarden en vergelijkbare voorwerpen. 2 Burgemeester en wethouders kunnen wegen aanwijzen waar het is verboden om te skateboarden. (zie voor aanwijzingsbesluiten: Bijlage 13A en13B bij de slotpagina's) 3. De in het vorige lid bedoelde plaatsen kunnen worden aangewezen in het belang van: a. het doelmatig beheer en onderhoud van de weg, waaronder mede begrepen de bescherming van verkeersdeelnemers en de verdeling van de gebruiksmogelijkheden van de weg; b. de voorkoming of opheffing van hinder of overlast; c. de voorkoming van schade aan de weg en straatmeubilair. Artikel 2.4.7 Hinderlijk drankgebruik 1. Het is verboden op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor: a. een terras dat deel uitmaakt van of behoort bij een inrichting, als bedoeld in artikel 2.3.1.1 lid 1, onder a, sub 1; b. het gedeelte van de weg, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Dranken Horecawet. Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen Artikel 2.4.7a 1. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor: a. een terras waarvoor een vergunning geldt als bedoeld in artikel 2.3.1.5; b. de plaats waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet. 3. Het is de exploitant van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1 en degene die het winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas of blik te verstrekken gedurende een door de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en dat ook in een aantoonbaar verband staat tot deze aanwijzing. (zie voor aanwijzingsbesluit bijlage 22 van de slotpagina’s) Artikel 2.4.8 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen 1. Het is verboden:
2.
a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort, onder een luifel, afdak, overkapping of onderdoorgang op te houden; b. in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw.
Artikel 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. Artikel 2.4.10 Neerzetten van fietsen en bromfietsen Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek. Artikel 2.4.11 Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten Het is verboden op door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt. Artikel 2.4.11-a 1. Burgemeester en Wethouders kunnen gebieden aanwijzen waar het verboden is om buiten de daarvoor aangewezen stallingruimten fietsen en bromfietsen te plaatsen. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. (zie voor aanwijzingsbesluiten: Bijlage 5A bij de slotpagina's, waar ook de relevante beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd Bijlage 5B) Artikel 2.4.11-b Het is verboden om een (brom-)fiets, al of niet voor onmiddellijk gebruik geschikt, langer dan 4 weken onbeheerd in een fietsenstalling in een door Burgemeester en Wethouders aangewezen zone achter te laten. (zie voor aanwijzingsbesluiten: Bijlage 5A bij de slotpagina's, waar ook de relevante beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd Bijlage 5B) Artikel 2.4.12 Bespieden van personen Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden. Artikel 2.4.13
(Vervallen)
Artikel 2.4.14
(Vervallen)
Artikel 2.4.15 Alarminstallaties 1. Het is verboden in of aan een onroerend goed een alarminstallatie in werking te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid kan produceren. 2. Het is verboden een telefoonkiesapparaat zodanig in werking te hebben dat zonder menselijke tussenkomst, via het openbaar telefoonnet, aan de meldkamer of alarmcentrale van de politie, de brandweer of enige andere overheidsinstelling alarmmeldingen kunnen worden gedaan. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in de vorige leden neergelegde verboden. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 142 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
29
(Toelichting bij artikel 2.4.15: Relatie met artikel 4.1.1.1. Verbod geluidhinder Artikel 4.1.1, eerste lid bevat het verbod om met toestellen of geluidsapparaten dan wel op een andere wijze handelingen te verrichten of toe te laten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt. Het tweede lid van dit artikel bevat een ontheffingsmogelijkheid. De term "geluidsapparaten" is ontleend aan artikel 1 van de Wet geluidshinder, waar een geluidsapparaat wordt gedefinieerd als een apparaat bestemd of mede bestemd voor het voortbrengen van geluid. Een luidalarminstallatie valt ook onder deze definitie. Echter, artikel 2.4.15 APV verhoudt zich tot artikel 4.1.1 APV als een bijzondere tot een algemene bepaling. Dat betekent dat artikel 4.1.1 niet van toepassing is op luidalarminstallaties. Wel verdient het aanbeveling ten aanzien van luidalarminstallaties een zelfde beleid ter voorkoming van geluidshinder te voeren als op grond van het bedoelde artikel 4.1.1 wordt gevoerd. Dit is vooral van belang bij de situering van de installaties met het oog op het geluidsniveau buiten het beveiligde pand.) Artikel 2.4.16 Loslopende honden, verboden plaatsen (zie voor aanwijzingsbesluit: Bijlage20A en 20C bij de slotpagina's) 1. Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene, die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze te laten verblijven of lopen: a. op de weg zonder dat de hond aangelijnd en voldoende in zijn macht is; b. op de weg zonder dat de hond voorzien is van een aan de halsband bevestigde, van gemeentewege verstrekte, hondenpenning; c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide; d. op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen en als zodanig aangeduide plaats. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen plaatsen aanwijzen waar het verbod sub a niet van toepassing is. Artikel 2.4.17 Verontreiniging door honden 1. Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze zich van zijn uitwerpselen te laten ontdoen in tuinen van derden en op de weg met uitzondering van de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aangewezen en ingerichte hondenuitlaatplaatsen. (Zie voor aanwijzingsbesluiten hondenuitlaatplaatsen bijlagen 20B en volgende) 2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod wordt opgeheven indien het gaat om openbare wegen en perken en de eigenaar, houder of verzorger van een hond dan wel degene die een hond onder zijn toezicht heeft, er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd. 3. Degene die zich met een hond op of aan de openbare weg bevindt is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van hondenpoep. Dat geldt zowel aan het begin van de “uitlaatronde“ als aan het einde. Artikel 2.4.18 Gevaarlijke honden 1. Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of hem, die een hond onder zijn toezicht heeft verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op de weg of enig andere -al dan niet met enige beperking- voor publiek toegankelijke plaats of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd en voldoende in iemands macht, nadat burgemeester en wethouders de eigenaar of de houder schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een kortaanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat burgemeester en wethouders de eigenaar of de houder schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een kortaanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden. 2. In het eerste lid wordt verstaan onder: a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren; b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
30
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voorzover de Regeling agressieve dieren van toepassing is.
Artikel 2.4.19 Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond en hem, die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze hond op zijn erf zonder muilkorf te laten loslopen, indien burgemeester en wethouders hebben medegedeeld, dat zij het dier gevaarlijk achten, danwel indien de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk, tenzij: a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een -ter beoordeling van burgemeester en wethoudersduidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht; b. de gelegenheid bestaat een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder dat men het erf behoeft te betreden; c. het erf voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond zonder menselijke tussenkomst niet buiten het erf kan komen. Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen, geen woningen zijnde, aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren: a. aanwezig te hebben, dan wel; b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid gestelde regels, dan wel; c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven. De aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde en overeenkomstig artikel 1.14 openbaar bekend gemaakte regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven. 3. Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende op een onroerend goed gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod. 4. Indien het aanwezig hebben van dieren gebeurt in strijd met het bepaalde krachtens het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders degene die de dieren aanwezig heeft aanschrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid. Degene tot wie de aanschrijving is gericht of diens rechtsopvolger is verplicht de aanschrijving op te volgen. 5. Ieder die een of meer dieren onder zijn hoede heeft, is verplicht door voorzorgsmaatregelen die in redelijkheid van hem verwacht mogen worden, te voorkomen dat deze dieren voor de omgeving hinderlijk zijn. 6. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer of het Honden- en Kattenbesluit van toepassing is. Artikel 2.4.21
(Vervallen)
Artikel 2.4.22 Loslopend vee en kleinvee De rechthebbende op vee of kleinvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee en kleinvee die weg niet kan bereiken. Artikel 2.4.23 Bijen 1. Het is verboden bijen te houden: a. binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven; b. binnen een afstand van 30 meter van de weg.
31
2. 3. 4.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen. Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Burgemeester en Wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.4.24 Opvangen van dieren 1. Dieren, die op de weg worden aangetroffen in strijd met het bepaalde in de artikelen 2.4.16, 2.4.18, 2.4.21 of 2.4.24, kunnen van gemeentewege worden opgevangen of, indien het opvangen bezwaarlijk is, afgemaakt. 2. Opgevangen dieren blijven veertien dagen ter beschikking van de rechthebbende en kunnen, als zij binnen die tijd niet zijn opgevraagd of de kosten van voeding en huisvesting niet zijn vergoed, worden herplaatst of afgemaakt. Afdeling 5
Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht; b. verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar; c. horecabedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid sub a; d. houder: de exploitant of beheerder als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid sub b en c. Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 1. De burgemeester kan besluiten ten aanzien van de verkoop of overdracht van bepaalde categorieën gebruikte of ongeregelde goederen de verplichting op te leggen een verkoopregister bij te houden. 2. De handelaar houdt de verkoop of op andere wijze overdracht van aangewezen goederen als bedoeld in het eerst lid bij in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en vermeldt daarin onverwijld: a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed; b. de datum van verkoop of overdracht van het goed; c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed; d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen. Artikel 2.5.3
Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht: a. wanneer hij in overeenstemming met het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledige adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen; b. de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit; c. aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomen; d. indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a bedoelde functionaris; e. zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de onder a bedoelde functionaris.;
32
f.
wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen.
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed. Artikel 2.5.5 Handel in horecabedrijven Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt. Afdeling 6
Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.6.1 Bestuurlijke ophouding De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.8, 2.1.6.8a, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9 en 4.3.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen groepsgewijze niet naleven. Afdeling 7
Spreiding van vuurwerk verkooppunten
Artikel 2.7.1 Vuurwerk verkooppunten 1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, voor zover de locatie van de bedrijfsuitoefening niet voldoet aan het in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast, door het college gestelde afstandscriterium. 2. Voor vuurwerk verkooppunten die in 2004 en 2005 rechtsgeldig in werking waren en voor ondernemers die in 2005 een ontvankelijke aanvraag of een melding op grond van de Wet milieubeheer indienden, geldt het verbod van lid 1 niet. (zie voor besluit vaststelling afstandscriterium: Bijlage 15 bij de slotpagina's) Afdeling 8
Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.8.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere voor een ieder toegankelijke plaatsen: a. parkeerterreinen; b. overige plaatsen die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie van openbare plaats uit artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vallen; 3. Na afloop van de in het eerste lid bepaalde duur worden cameraprojecten geëvalueerd. De burgemeester betrekt de gemeenteraad bij evaluatie van cameraprojecten. (zie voor besluit toezicht: Bijlage 19 a en 19b bij de slotpagina’s)
33
Hoofdstuk 3
SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Afdeling 1
Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; b prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; c seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; d escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend; e sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht; f raamprostitutiebedrijf: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen; g straatprostitutie: het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken; h exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen; i beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf; j bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van: 1 de exploitant; 2 de beheerder; 3 de prostituee; 4 het personeel dat in de inrichting werkzaam is; 5 toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a; 6 andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester. Artikel 3.1.3 Nadere regels Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college van burgemeester en wethouders over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen. (zie voor collegebesluit tot vaststellen nadere regels: Bijlage 2B bij de slotpagina's) Afdeling 2
Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven 1 Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. (zie besluiten in bijlage 2D en bijlage 2E) 2 Het bevoegd orgaan kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen. 3 Bij de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval overgelegd respectievelijk vermeld: a de persoonsgegevens van de exploitant; b de persoonsgegevens van de beheerder;
34
c d e f g h
het aantal werkzame prostituees; de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf; de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000; een plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100; een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder 1. De exploitant en de beheerder: a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij; b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag en c. hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt. 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet: a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld; b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten; c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van: 1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen; 2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht; 3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen; 5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; 6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie. 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld: a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan driehonderd vijfenzeventig euro bedraagt; b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt: a. bij de weigering van een vergunning gerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning; b. bij de intrekking van een vergunning gerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning. 5. De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft. Artikel 3.2.3 Sluitingstijden 1 Het bevoegd orgaan kan door middel van voorschriften als bedoeld in artikel 1.9 voor een afzonderlijke seksinrichting sluitingstijden vaststellen. 2 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de op grond van lid 1 opgelegde sluitingstijden.
35
3 4
Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4 eerste lid, gesloten dient te zijn. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 1 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan: a tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste lid, geldende sluitingsuren vaststellen; b van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen. 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 1 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is. 2 De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting: a geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; b geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde. Artikel 3.2.6 Straatprostitutie 1 Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op of aan door het college van burgemeester en wethouders aangewezen wegen en gebieden, indien de bij dat besluit vastgestelde voorschriften in acht worden genomen; deze voorschriften betreffen in ieder geval de tijden, waarop het verbod in het eerste lid vermeld niet geldt, de leeftijd van de prostituee en de locatie waar het afwerken dient te geschieden. (zie voor aanwijzingsbesluit met beleidsregels: Bijlagen 2A-1 en 2A-2 bij de slotpagina's) 3 Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van de afdeling Toezicht van de gemeente Nijmegen het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 4 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het tweede lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 5 Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden op de in lid 2 bedoelde wegen en gebieden dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor deze gebieden zijn bestemd. Artikel 3.2.7 Sekswinkels Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente. (zie voor aanwijzingsbesluit met nadere regulering: Bijlage 2F bij de slotpagina's) Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
Artikel 3.2.8 1
36
a
2
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woonen leefomgeving in gevaar brengt; b anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3
Beslissingstermijn; weigeringgronden;
Artikel 3.3.1 Beslissingstermijn 1 Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. 2 Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Artikel 3.3.2 Weigeringgronden 1 De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien: a de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen; b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde; d de aanvrager niet door het overleggen van een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven geschiktheidverklaring kan aantonen dat het bedoelde pand voldoet aan de ex artikel 3.1.3 gestelde nadere regels; e het maximale aantal af te geven vergunningen voor seksinrichtingen of escortbedrijven is verleend; f de vergunning is aangevraagd voor een raamprostitutiebedrijf dat niet is gevestigd in de percelen Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers). 2 De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3.2.6, tweede lid, kan worden geweigerd: a in het belang van de openbare orde; b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat; d in het belang van de veiligheid van personen of goederen; e in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; f in het belang van de gezondheid of zedelijkheid; g in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee. Afdeling 4
Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie 1 De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd. 2 Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. Artikel 3.4.2 Wijziging beheer 1 Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, derde lid, onder b, het beheer in de seksinrichting feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
37
2
3
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Afdeling 5
Overgangsbepaling
Artikel 3.5.1 Overgangsbepaling 1 Op het exploiteren van seksinrichtingen of escortbedrijven, die reeds gevestigd zijn èn zich vóór 1 oktober 2000 bij burgemeester en wethouders schriftelijk aangemeld hebben, is het gestelde in artikel 3.2.1, eerste lid, niet van toepassing: a gedurende 52 weken na het in werking treden daarvan; b na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen. 2. Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, sub a, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen. Hoofdstuk 4
BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1
Geluidhinder
Paragraaf 1
Algemeen
Artikel 4.1.1.1 Verbod geluidhinder 1. Het is verboden om met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen te verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen. 3. Het in het eerste lid van het artikel omschreven verbod geldt niet indien wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het vrijstellen van bepaalde soorten geluidhinder. 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet of het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels van toepassing is. Paragraaf 2
"Festiviteitenregeling voor inrichtingen"
(zie voor de bijlagen behorende bij deze paragraaf: Nadere regels -Bijlage9A-en jaarlijkse aanwijzing van dagen -Bijlage9B) Artikel 4.1.2.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. het Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Stb 2007, 415); b. inrichting: een inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Besluit; c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft; d. collectieve festiviteit: door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen activiteit; e. bijzondere activiteit: specifiek aan één inrichting gebonden activiteit met een incidenteel karakter, die plaats vindt binnen de inrichting;
38
f.
g.
openluchttheater: een inrichting waarbij uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellingen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap; atletiekbaan: een inrichting waarbij uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor het beoefenen van sport.
Artikel 4.1.2.2 Horeca-, sport en recreatie-inrichting In deze paragraaf wordt verstaan onder ‘Horeca-, sport en recreatie-inrichting’: een inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Besluit waarbij: a. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van: 1. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, of 2. een gelegenheid tot zwemmen of baden; b. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor: 1. het in een besloten ruimte dansen of geven van dansonderricht; 2. het in een besloten ruimte onderrichten van muziek of toneel, of oefenen of houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen; 3. het in een besloten ruimte vertonen van films, houden van presentaties, vergaderingen of congressen, of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap; 4. het in de open lucht of in een besloten ruimte beoefenen van sport in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, of 5. het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap; c. uitsluitend of in hoofdzaak gelegenheid wordt geboden tot het deelnemen aan kansspelen of om mee te dingen naar prijzen of premies door enige kansbepaling of tot het gebruiken van speelautomaten, of d. uitsluitend of in hoofdzaak: 1. recreatief dagverblijf wordt geboden of waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden; 2. recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 400 vakantiewoningen, of 3. recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 750 trekkershutten of door middel van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de openluchtrecreatie, met een capaciteit van ten hoogste 750 kampeermiddelen; e. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een samenstel van bedrijvigheden als bedoeld onder a tot en met d. Artikel 4.1.2.3 Collectieve festiviteiten 1. De waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor de door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten in de daarbij aangewezen gebieden gedurende de aangewezen dagen of dagdelen. 2. Burgemeester en wethouders maken de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in bijzondere omstandigheden een activiteit buiten de in het eerste lid bedoelde aanwijzing om aan te wijzen als collectieve festiviteit. 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor het maximale geluidsniveau als gevolg van de inrichting en voor maatregelen om het geluidsniveau te beperken tijdens een collectieve festiviteit. 5. Bij de aanwijzing van collectieve festiviteiten kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat collectieve festiviteiten slechts gelden voor horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. Artikel 4.1.2.4 Vergunning bijzondere activiteiten 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een inrichting vergunning verlenen voor maximaal twee bijzondere activiteiten per kalenderjaar waarbij de waarden die zijn genoemd in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet gelden.
39
2. 3. 4. 5. 6.
7.
Burgemeester en Wethouders kunnen bij nadere regels voor een door hen aan te wijzen openluchttheater een maximaal aantal bijzondere activiteiten vaststellen dat afwijkt van het in het eerste lid genoemde aantal. Het afwijkend maximum is niet hoger dan zes. Burgemeester en Wethouders kunnen bij nadere regels voor een door hen aan te wijzen atletiekbaan een maximaal aantal bijzondere activiteiten vaststellen dat afwijkt van het in het eerste lid genoemde aantal. Het afwijkend maximum is niet hoger dan zes. In afwijking van artikel 1.5 lid 1 dient de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de activiteit een schriftelijke aanvraag voor een vergunning in bij burgemeester en wethouders. Indien in meerdere inrichtingen gelijktijdig een bijzondere activiteit plaatsvindt kunnen meerdere aanvragen zoals bedoeld in het derde lid worden samengevoegd in een aanvraag tot een vergunning voor een bijzondere activiteit in meerdere inrichtingen. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor de volgende onderwerpen: a. het aantal bijzondere activiteiten waarvoor vergunning kan worden verleend. In deze nadere regels mag het in het eerste lid genoemde aantal niet wordt overschreden; b. de dagen waarop en tijden waarbinnen een vergunning voor een bijzondere activiteit kan worden verleend; c. de maximale tijdsduur waarvoor een vergunning voor een bijzondere activiteit kan worden verleend; d. voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor een bijzondere activiteit. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op het maximale geluidsniveau als gevolg van de inrichting en maatregelen om het geluidsniveau te beperken; e. toetsing van de vergunningaanvraag aan de maximaal toegestane gebruiksfrequenties voor locaties als bedoeld in de notitie “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (GB09016, december 2008). In de in het vorige lid bedoelde nadere regels kan onderscheid gemaakt worden tussen: a. verschillende gebiedsdelen en locaties in de gemeente; b. activiteiten die plaatsvinden binnen een gesloten gebouw met gesloten ramen en deuren en activiteiten die niet plaatsvinden binnen een gesloten gebouw met gesloten ramen en deuren; c. activiteiten met en zonder levende muziek; d. horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen en overige inrichtingen; e. een door burgemeester en wethouders aangewezen openluchttheater als bedoeld in het tweede lid en overige inrichtingen; f. een door burgemeester en wethouders aangewezen atletiekbaan als bedoeld in het derde lid en overige inrichtingen.
Artikel 4.1.2.5 Weigeringgronden vergunning De vergunning wordt geweigerd indien: a. uit een of meer vergunningaanvragen blijkt dat niet gelijktijdig in meerdere inrichtingen een bijzondere activiteit plaatsvindt, indien de aanvraag betrekking heeft op een vergunning zoals bedoeld in artikel 4.1.2.4, vierde lid; b. in een inrichting door het verlenen van de vergunning in een kalenderjaar meer bijzondere activiteiten kunnen plaatsvinden dan mogelijk is op grond van artikel 4.1.2.4, eerste lid; c. een aanvraag wordt ingediend door een inrichting aan welke inrichting door het college wegens geluidoverlast een last onder dwangsom is opgelegd of een andere bestuursrechtelijke maatregel is getroffen; d. uit een aanvraag blijkt dat het verlenen van de vergunning in strijd is met nadere regels die burgemeester en wethouders op grond van deze paragraaf hebben vastgesteld. Artikel 4.1.2.6 Verboden bijzondere activiteiten Het is verboden een bijzondere activiteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien de burgemeester het organiseren van een bijzondere activiteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
40
Afdeling 2 Paragraaf 1
Afvalstoffen Algemene Bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. wet: Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551 zoals sindsdien gewijzigd); b. autowrakken: hetgeen daaronder wordt verstaan in de wet; c. inzameldienst: de dienst bedoeld in artikel 4.2.1.2; d. wegen: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, de zijkanten; e. motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders; f. doelmatig e verwijdering: zodanige verwijdering van afvalstoffen dat in ieder geval: 1. de continuïteit van de verwijdering wordt gewaarborgd; 2. de afvalstoffen (met inachtneming van artikel 10.1, Wm) op effectieve en efficiënte wijze wordt verwijderd; 3. de capaciteit aan afvalverwijderingsinrichtingen is afgestemd op het aanbod te verwijderen afvalstoffen; 4. een onevenwichtige spreiding van afvalverwijderingsinrichtingen wordt voorkomen; 5. een effectief toezicht op de verwijdering mogelijk is en 6. gewaarborgd is dat een inrichting voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen, nadat zij buiten gebruik is gesteld, geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt; g. afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; h. huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen; i. grofhui safval: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en/of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden; j. restafval: huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van klein chemisch afval, groente-, fruiten tuinafval, glas, oud papier en karton, textiel en grof huisafval. Artikel 4.2.1.2 Inzameldienst Als inzameldienst, belast met het ter uitvoering van de wet en deze afdeling inzamelen van afvalstoffen wordt aangewezen DAR NV. DAR NV wordt hiertoe concessie verleend. Paragraaf 2
Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1 Uitsluiting grof huisafval Het bepaalde in deze paragraaf is niet van toepassing op grof huisafval, behoudens voor zover bij artikel 4.2.3.4 bepaald. Artikel 4.2.2.1a Overdragen of aanbieden restafval aan de inzameldienst 1. Restafval wordt éénmaal per week door de inzameldienst ingezameld. 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover burgemeester en wethouders krachtens paragraaf 4 van deze afdeling aan anderen dan de inzameldienst vergunning hebben verleend. 4. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde wordt restafval door de inzameldienst bij laagbouw éénmaal per twee weken ingezameld. 5. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet in het gebied voormalig sportpark Grootstal.
41
Artikel 4.2.2.2 De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden 1. Burgemeester en wethouders stellen dagen en tijden vast voor het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst. 2. Het is verboden de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen op andere dan de krachtens dat lid vastgestelde dagen en tijden over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst. Artikel 4.2.2.3 De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden Het is verboden restafval anders aan de inzameldienst over te dragen, ter inzameling aan te bieden of achter te laten in van gemeentewege geplaatste wijkcontainers dan in groene huisvuilzakken van het type dat vastgesteld is door Burgemeester en wethouders (bijlage 7) en waarvoor gemeentelijke belastingen zijn afgedragen. Artikel 4.2.2.4 Verpakking van huishoudelijk afval 1. De vuilniszakken moeten goed gesloten zijn. 2. Bij het overdragen of ter inzameling aanbieden moet de inhoud van de vuilniszakken die niet zwaarder mag zijn dan 12 kg, zonder uitsteeksels in de zakken zijn gepakt, zodanig dat zulks geen aanleiding kan geven tot verwondingen of het scheuren van de zakken. Artikel 4.2.2.5 Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijkafval Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in vuilniszakken moet ordelijk geschieden door plaatsing daarvan, na 06.00 uur op een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid, vastgestelde inzameldag, op het voetpad, zo dicht mogelijk bij de rijweg, of, bij het ontbreken van een voetpad, aan de kant van de rijweg. Artikel 4.2.2.6 Aangewezen plaats In het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de vuilniszakken overgedragen of ter inzameling aangeboden moeten worden op een door hen te bepalen plaats nabij de percelen. Artikel 4.2.2.7 Het overdragen of aanbieden in containers 1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat huishoudelijke afvalstoffen in een gedeelte van de gemeente in van gemeentewege op of nabij de percelen geplaatste containers moeten worden overgedragen of ter inzameling aangeboden. 2. Deze overdracht moet geschieden in gesloten verpakking en op een zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers achterblijven. 3. De containers moeten na het deponeren van de afvalstoffen goed gesloten en, indien gesitueerd op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tussen 18.00 en 06.00 uur afgesloten te zijn. Artikel 4.2.2.7a Het overdragen of aanbieden in wijkcontainers 1. In het navolgende gedeelte van de gemeente dient restafval in van gemeentewege geplaatste wijkcontainers te worden overgedragen of ter inzameling te worden aangeboden: voormalig sportpark Grootstal. 2. Deze overdracht moet geschieden in de gesloten huisvuilzakken en op zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers achterblijven. 3. De containers moeten na het deponeren van de afvalstoffen goed gesloten worden. Artikel 4.2.2.8 Verwijdering container De gebruiker van een container moet er voor zorgen dat de container zo spoedig mogelijk, na lediging door de inzameldienst, doch uiterlijk op het eind van een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid, vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd. Artikel 4.2.2.9
Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst
42
Artikel 4.2.2.10 Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Indien krachtens artikel 10.11, vijfde lid, van de wet een plaats binnen de gemeente is aangewezen, waar in voldoende mate gelegenheid geboden wordt huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, stellen burgemeester en wethouders de dagen, tijden en wijzen vast waarop deze afvalstoffen daar kunnen worden achtergelaten. Artikel 4.2.2.11 Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 4.2.2.12 Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen, tijden, wijzen en plaatsen achter te laten dan bij of krachtens de artikelen 4.2.2.4 tot en met 4.2.2.11 is bepaald. Artikel 4.2.2.12a Achterlaten in daartoe bestemde bakken 1. Het is verboden andere huishoudelijke afvalstoffen dan van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde vloeistoffen, achter te laten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken. 2. Het is verboden glas op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege geplaatste glasbakken. 3. Het is verboden papier op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege geplaatste papierbakken. 4. Het is verboden textiel op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege geplaatste textielbakken. Artikel 4.2.2.13 Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen 1. Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden de volgende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van de percelen geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats: a. Klein Chemisch Afval. b. Glas. c. Oud papier en karton. d. Textiel. 2. Door de inzameldienst en/of een vergunninghouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.4.1 wordt: a. klein chemisch afval één maal per week met behulp van de chemokar ingezameld; b. glas via de van gemeentewege geplaatste glasbakken ingezameld; c. oud papier en karton één maal per maand ingezameld; d. textiel vier maal per jaar ingezameld. Artikel 4.2.2.13a Groente-, fruit- en tuinafval 1. Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden groente-, fruit- en tuinafval anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van percelen geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats. 2. Door de inzameldienst wordt éénmaal per week groente, fruit en tuinafval afzonderlijk ingezameld. 3. In afwijking van het tweede lid wordt door de inzameldienst bij laagbouw éénmaal per twee weken groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld. 4. In afwijking van het tweede lid dient in het voormalig sportpark Grootstal het groente-, fruit- en tuinafval achter te worden gelaten in van gemeentewege geplaatste groente-, fruit- en tuinafvalcontainers. 5. De overdracht van groente-, fruit- en tuinafval aan het de in het vierde lid bedoelde wijkcontainers moet geschieden op zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers achterblijven. 6. De in het vierde lid bedoelde wijkcontainers moeten na het deponeren van het groente-, fruit- en tuinafval goed worden gesloten.
43
Artikel 4.2.2.14 Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen 1. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop het groente-, fruit- en tuinafval en/of de in artikel 4.2.2.13. bedoelde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten. 2. Het is verboden het groente-, fruit- en tuinafval en/of de in artikel 4.2.2.13. bedoelde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het eerste lid bepaalde. Paragraaf 3
Het zich ontdoen van grof huisafval
Artikel 4.2.3.1 Verbod ontdoen grof huisafval Het is verboden grof huisafval op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens deze paragraaf is bepaald. Artikel 4.2.3.2 Aanbieden en overdragen grof huisafval Burgemeester en wethouders stellen vast op welke plaats, op welke tijden en op welke wijze grof huisafval ter inzameling kan worden aangeboden en overgedragen aan de inzameldienst. Artikel 4.2.3.3 Omvang en inhoud grof huisafval 1. Een stuk grof huisafval mag bij het overdragen of het aanbieden niet langer, hoger en breder zijn dan 1,5 meter. Kleinere stukken grof huisafval moeten zoveel mogelijk in één of meer bundels samengedrukt en -gebonden worden overgedragen of aangeboden. 2. Stukken of bundels grof huisvuil mogen geen grotere inhoud hebben dan 1 m3 of zwaarder zijn dan 30 kg. Artikel 4.2.3.4 Schakelbepaling De artikelen 4.2.2.1a, 4.2.2.10, 4.2.2.12 en 4.2.2.13 zijn op het overdragen, het ter inzameling aanbieden en het achterlaten van grof huisafval van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 4
Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door anderen dan de inzameldienst
Artikel 4.2.4.1 Inzamelvergunning 1. Het is aan een ander dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders van derden afkomstige huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval in te zamelen. 2. De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid moet deze tijdens het inzamelen steeds bij zich hebben en op verzoek van degenen bij wie hij inzamelt tonen. 3. De vergunning wordt geweigerd indien vaststaat of met redenen is te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen of grof huisafval. Artikel 4.2.4.2 Aanbieden aan degene die inzamelt met vergunning 1. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden aan degene die op grond van artikel 4.2.4.1 bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in strijd met het krachtens eerste lid bepaalde over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan degene die op grond van artikel 4.2.4.1 bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Paragraaf 5
Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.5.1 Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen 1. Burgemeester en wethouders kunnen van derden afkomstige andere categorieën afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen, die aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden dan wel kunnen worden achtergelaten.
44
2.
3. 4. 5.
Andere motorrijtuigen op meer dan twee wielen dan autowrakken, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren, kunnen ter verwijdering worden afgegeven op door burgemeester en wethouders tenminste één daartoe aangewezen plaats binnen de gemeente. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten. Het is verboden afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het vorige lid bepaalde. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Destructiewet of de Provinciale Milieuverordening van toepassing is.
Artikel 4.2.5.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door derden 1. Het is aan anderen dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de krachtens artikel 4.2.5.1, eerste lid aangewezen afvalstoffen in te zamelen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de in het vorige lid bedoelde vergunning voorschriften verbinden ter bescherming van het milieu. 3. De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien vaststaat of met redenen valt te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van deze afvalstoffen. Paragraaf 6
Openbare bekendmaking
Artikel 4.2.6.1 Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders De door burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 4.2.2.2, eerste lid, 4.2.2.6, 4.2.2.7, eerste lid, 4.2.2.9, 4.2.2.10, 4.2.2.11, 4.2.2.14, 4.2.3.2, 4.2.4.2 en 4.2.5.1, eerste, tweede en derde lid genomen besluiten worden openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. Afdeling 3
Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging
Artikel 4.3.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen 1. Het is verboden: a. afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot gevaar voor weggebruikers of hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden; b. een op of aan de weg geplaatste afvalmand, -bak of soortgelijk voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan voor het daarin deponeren van klein afval, zoals verpakkingen van versnaperingen en kleine eetwaren, en sigaretten- en sigarendoosjes. 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod ontheffing verlenen. 3. Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover: a. wordt gehandeld door of vanwege de overheid voor zover nodig in de uitoefening van haar taken; b. de stoffen of voorwerpen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg. 4. Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt voorts niet voor zover van toepassing zijn: a. de Bestrijdingsmiddelenwet, de Kernenergiewet, de Wet Milieubeheer, de Wet bodembescherming; b. artikel 5 of 9 van het Rijkswegenreglement; c. artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens of d. de Gelderse wegenverordening, de Verordening Bodembescherming Gelderland of de Provinciale Milieuverordening.
45
Artikel 4.3.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg 1. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht: a. indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging te reinigen of te doen reinigen; b. indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 9, tweede lid, van het Rijkswegenreglement dan wel voorschriften bij of krachtens de Wet Milieubeheer of de Bodembeschermingwet van toepassing zijn. Artikel 4.3.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren 1. De houder of beheerder van een winkel, hal, kraam of een andere inrichting waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht: a. een mand, bak of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek papier, etensresten, verpakkingsmateriaal en ander afval kan achterlaten; b. zorg te dragen dat die mand, die bak of dat soortgelijke voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die mand, die bak of dat voorwerp steeds tijdig wordt geledigd. 2. De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd. 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verplichtingen gelden niet voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. Artikel 4.3.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten 1. Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen. 2. Het in het eerste lid gestelde gebod geldt niet ten aanzien van het verspreiden van reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften vanuit een luchtvaartuig. Artikel 4.3.5 Verbod op het verspreiden van strooibiljetten met commerciële doeleinden 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen vallend onder het begrip commerciële handelsreclame onder het publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken. 2. De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid moet deze tijdens het verspreiden steeds bij zich hebben. 3. De vergunning wordt geweigerd indien vaststaat of met redenen is te vrezen dat het verlenen van een vergunning leidt tot verontreiniging van de openbare ruimte. 4. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen en tijden waarop de strooibiljetten worden uitgereikt en de kwaliteit van het gebruikte papier. (zie voor collegebesluit tot vaststellen nadere regels: Bijlage 11 bij de slotpagina's) Artikel 4.3.6 Natuurlijke behoefte doen Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats. Artikel 4.3.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders huishoudelijke afvalstoffen, grof huisvuil of andere afvalstoffen, welke ter inzage gereed staan te doorzoeken of te verwijderen.
46
2.
De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid moet deze tijdens het doorzoeken of verwijderen bij zich hebben en op verzoek van degenen bij wie hij doorzoekt of verwijdert tonen.
Afdeling 4
Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.4.1 Begripsomschrijvingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen; b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen; c. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; d. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet; e. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); f. iepenspintkever: het insect in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.), Scolytus multistriatus (Marsh.) en Scolytus pygmaeus (F.); g. bosplantsoen: aanplant van jong bos, hoofdzakelijk bestaande uit heesters, struiken en jonge bomen met een oppervlakte van minimaal 250m² en een breedte van minimaal 5 m. 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4.4.2 Kapvergunning 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te kappen of te doen vellen. 2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor: a. bomen die geen eigendom zijn van de gemeente en een stamomtrek hebben van minder dan 95 centimeter; b. bomen die eigendom zijn van de gemeente en een stamomtrek hebben van minder dan 65 centimeter; c. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen; d. fruitbomen die geen deel uitmaken van een bedrijfsmatige exploitatie en windschermen om boomgaarden; e. naaldbomen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; f. kweekgoed; g. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; h. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen; i. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college. 3. Voor het bepalen van de stamomtrek als bedoeld in het tweede lid geldt: a. de stamomtrek van de stam 1.30 m. boven het maaiveld; b. bij meerstammigheid de diameter van de dikste stam. 4. Van een rooivergunning mag pas gebruik worden gemaakt na afloop van de bezwarentermijn. Deze termijn eindigt zes weken na datum van bekendmaking van de vergunning aan de aanvrager. Indien tegen de kapvergunning een bezwaarschrift is ingediend, mag geen gebruik worden gemaakt van de vergunning tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist en gedurende deze termijn geen verzoek om voorlopige voorziening bij de rechtbank is ingediend. Artikel 4.4.3 Aanvraag vergunning 1. De vergunning moet schriftelijk worden aangevraagd door de eigenaar of degene die daartoe uit anderen hoofde bevoegd is.
47
2.
Wanneer de directeur Bos- en Landschapsbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan Burgemeester en Wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen Burgemeester en Wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
Artikel 4.4.3a Weigeringsgronden en nadere regels 1. De vergunning kan worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de vitaliteit van de houtopstand. 2. Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende de in het eerste lid genoemde belan gen. Artikel 4.4.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften 1. Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden, dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. Daarbij kan tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen. 2. Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het college aan de vergunning het voorschrift verbinden, dat een financiële compensatie moet worden betaald in het belang van de instandhouding van het bomenbestand. 3. Het college kan aan de rooivergunning ook het voorschrift verbinden, dat niet wordt gerooid dan nadat de bouwvergunning waarvoor de rooivergunning wordt aangevraagd onherroepelijk is geworden. Artikel 4.4.5 Herplant- en instandhoudingplicht 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen de grond opnieuw te beplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het college van de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel van degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een financiële compensatie eisen, in het belang van de instandhouding van het bomenbestand. 4. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 5. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen. Artikel 4.4.6 Schadevergoeding Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet. Artikel 4.4.7 Bestrijding iepziekte 1. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het collegegevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
48
2.
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
Afdeling 5
Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.5.1 Bescherming groenvoorzieningen Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen en/of paddenstoelen te plukken. Artikel 4.5.2
(Vervallen)
Artikel 4.5.3
(Vervallen)
Afdeling 6
Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.6.1 1.
2. 3. 4.
Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest of ingekuilde landbouwproducten Het is verboden op een van de weg zichtbare plaats aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; c. caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afval, afbraakmaterialen en oude metalen. In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de Wegenverkeerswet. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing te verlenen. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Provinciale Milieuverordening van toepassing is.
Artikel 4.6.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke 1. Het is de rechthebbende op een onroerend goed alsmede de hoofdgebruiker van dat goed verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders dit goed of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van: a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen gericht op het inwendig gedeelte van een onroerend goed, dan wel deel uitmakend van een etalageopstelling; b. opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door burgemeester en wethouders; c. opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op: - openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerend goed, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; - het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op het onroerend goed wordt uitgeoefend of waarvoor dat goed is bestemd, zomede op naamborden: mits deze opschriften en
49
3. 4.
aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,15 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 0,50 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan het onroerend goed; d. opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; e. opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer; f. opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van het onroerend goed schriftelijk kennisgeving is gedaan aan burgemeester en wethouders en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken. Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 4 weken op het onroerend goed aanwezig zijn. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, de Monumentenwet, de gemeentelijke monumentenverordening of artikel 2.1.5.1 van toepassing is. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.
Artikel 4.6.3 Aanschrijving Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4.6.2, tweede lid dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen. Artikel 4.6.4 Ledigen beerputten en dergelijke Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van een onroerend goed aanschrijven tot het ledigen of doen ledigen van de op of in dat onroerend goed aanwezige beer-, gier- of zinkput of riool. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen. Artikel 4.6.5 Vervoer meststoffen over de weg 1. Het is verboden gedurende de maanden april tot en met september van 10.00 tot 24.00 uur en gedurende de overige maanden van 12.00 tot 24.00 uur over de weg meststoffen, uitgezonderd kunstmeststoffen te vervoeren. 2. Het is verboden over de weg vloeibare meststoffen uit beer-, gier- of zinkputten te vervoeren anders dan in bakken, kuipen of tobben, welke waterdicht en met goed sluitende deksels gesloten zijn. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod voor bepaalde wegen met een landelijk karakter een algemene of bijzondere ontheffing verlenen. 4. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien de Meststoffenwet of de Wet Bodembescherming van toepassing zijn.
50
Hoofdstuk 5
ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1
Parkeerexcessen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. weg en: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, de daarin liggende bruggen en duikers alsmede de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten; b. voertuige n: alle gelede en ongelede motorvoertuigen, fietsen en andere rij- of voertuigen, met uitzondering van die, welke bestemd zijn om langs spoorstaven te worden voortbewogen en van kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen; c. parke ren: het doen of laten staan van voertuigen, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen; d. aanh angwagens: alle voertuigen, welke door een motorvoertuig worden voortbewogen of kennelijk bestemd zijn om aldus te worden voortbewogen, met uitzondering van kampeerwagens, caravans of andere voor recreatie bestemde voertuigen. Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke 1. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden: a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 100 meter met als middelpunt een van deze voertuigen; dan wel b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt eveneens ten aanzien van voertuigen die worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf. 3. Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend: a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; b. voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon. 4. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren. Artikel 5.1.4 Voertuigwrakken 1. Het is verboden een voertuigwrak, fiets- of bromfietswrak op de weg te plaatsen of te hebben. 2. Onder een voertuigwrak, fiets- of bromfietswrak wordt verstaan: een voertuig dat of een fiets of bromfiets die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in kennelijk verwaarloosde toestand verkeert. Artikel 5.1.5 Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen 1. Het is verboden om een voertuig dat wordt gebezigd voor het vervoer van meer dan 300 kilogram gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 2 van de Wet gevaarlijke stoffen te parkeren indien zich binnen een straal van 250 meter gebouwen bevinden waarbinnen zich personen plegen op te houden. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
51
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet gevaarlijke stoffen of de Wet Milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5.1.6 Caravans en dergelijke 1. Het is verboden een kampeerwagen, een caravan of een ander voor de recreatie bestemd voertuig en aanhangwagens langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg of op een van af de weg zichtbare plaats te parkeren. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Artikel 5.1.7 Parkeren van reclamevoertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat kennelijk bedoeld is als voorwerp om handelsreclame mee te maken op de weg te parkeren. 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Artikel 5.1.8 Parkeren van grote voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit aangewezen wegen. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Artikel 5.1.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2 meter op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is. Artikel 5.1.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 1. Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. Artikel 5.1.11 Aantasting groenvoorziening door voertuigen 1. Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden, dan wel een voertuig, fiets of bromfiets te laten staan, door of in een park of plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende groenstrook. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing: a. op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid; b. op voertuigen, waarmede standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
52
Afdeling 2
Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Collectes 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden. 2. Onder een inzameling van geld en goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of gedeeltelijk voor een ideëel of liefdadig doel is bestemd. 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt. 4. Het college is bevoegd collectes die aan te wijzen die voorkomen op een landelijk vastgesteld collecteplan en waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt. Het college is bevoegd algemene regels te geven met betrekking tot het houden van deze collectes. De vrijstelling van het verbod geldt slechts, in het geval van vaststelling van deze algemene regels, indien zij worden nageleefd. Artikel 5.2.2 Venten en dergelijke 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van de kleinhandel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet: a. ten aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet; b. voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door - of door huisgenoten of personeel van - hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van de Winkelsluitingswet 1976; c. voor het te koop aanbieden of verkopen van goederen op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt; d. voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in artikel 5.2.3. 3. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. in het belang van de openbare orde; b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; d. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt. Artikel 5.2.3 Standplaatsen: (zie voor aanwijzingsbesluit: Bijlage 4 bij de slotpagina's) 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden. 2. Het is de rechthebbende op een voor publiek toegankelijk en in de openlucht gelegen perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in art. 7 eerste lid van de Grondwet. 4. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt en voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.
53
5. 6.
7.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, de Woningwet, het Rijkswegenreglement of de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. in het belang van de openbare orde; b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een activiteit betreft die vergunningplichtig is op basis van de Wet Milieubeheer en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing omtrent de vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer is genomen.
Artikel 5.2.4 Verbod te koop aanbieden van voertuigen 1. Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van dit verbod verlenen. Afdeling 3
Slachten van dieren
Artikel 5.3.1 Publiekelijk slachten Het is verboden op of zichtbaar vanaf voor het publiek toegankelijke plaatsen, dieren te slachten. Afdeling 4
Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.4.1 Crossterreinen 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in artikel 4 Reglement verkeersregels en verkeerstekens een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben. 2. Burgemeester en wethouders kunnen terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Zij kunnen daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden; c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek. De aanwijzing en de daarbij te stellen regels worden openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat. 4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. Artikel 5.4.2 Beperking gemotoriseerd verkeer, ruiterverkeer en terreinfietsen in natuurgebieden 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig, bromfiets als bedoeld in artikel 4 Reglement verkeersregels en verkeerstekens of met een paard of terreinfiets aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden. De aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 2. Het is verboden op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen: a. zich met een motorvoertuig, bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een paard of een terreinfiets te bevinden; dan wel
54
3.
4.
5.
b. zich met een motorvoertuig, bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een paard of een terreinfiets te bevinden buiten de in die aanwijzing aangeduide en als zodanig gemarkeerde paden; dan wel c. zich met een motorvoertuig, bromfiets of met een paard of een terreinfiets te bevinden op een in die aanwijzing aangeduid tijdstip. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor berijders van paarden en terreinfietsen: a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 58 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens aangewezen hulpverleningsdiensten; b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen; c. die worden gebruikt in verband met werken welke krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd; d. van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen gelegen binnen de door burgemeester en wethouders aangewezen en overeenkomstig artikel 1.14 openbaar bekend gemaakte plaatsen; e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde personen. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet: a. op primaire en secundaire wegen als bedoeld in de Wet uitkeringen wegen; b. op wegen die krachtens de Wet van 14 mei 1981, Stb. 287 voor motorrijtuigen of categorieën daarvan gesloten zijn verklaard; c. op wegen gelegen binnen de krachtens de provinciale "Verordening verkeersbeperking ter bescherming van de natuur" aangewezen natuurgebieden. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
Afdeling 5
Verstrooiing van as
Artikel 5.5.1 Begripsomschrijving In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein. Artikel 5.5.2 Regulering incidentele asverstrooiing 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op: a. verharde delen van de weg; b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen; c. kinderspeelterreinen; d. ligweiden. 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en cramatoriumterreinen. Artikel 5.5.3 Verbod incidentele asverstrooiing bij hinder of overlast voor derden Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden. Afdeling 6
Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke
Artikel 5.6.1 Gedoogplicht aanduidingen 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan het bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers,
55
2.
wijkaanduidingen, bordjes welke de ligging van brandkranen en afsluiters van nutsvoorzieningen aanduiden en die borden of merktekens, welke burgemeester en wethouders krachtens een bij de wet of verordening gegeven bevoegdheid noodzakelijk achten, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. Burgemeester en wethouders geven tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van de in dat lid bedoelde borden of merktekens.
Artikel 5.6.2 Verwijdering e.d. aanduidingen 1. Het is verboden enige aanduiding als bedoeld in artikel 5.6.1., eerste lid, te verwijderen, wijzigen, beschadigen, verplaatsen of onleesbaar te maken. 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van strafrecht van toepassing is. 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor de rechthebbende op een bouwwerk die met inachtneming van het door burgemeester en wethouders vastgestelde huisnummer de aanduiding hiervan in afwijkende vorm wenst aan te brengen. Burgemeester en wethouders kunnen ter zake nadere regels stellen, welke overeenkomstig artikel 1.14 openbaar bekend worden gemaakt. Afdeling 7
Gevonden voorwerpen
Artikel 5.7.1
(Vervallen)
Artikel 5.7.2 Detectorverbod 1. Burgemeester en wethouders kunnen terreinen aanwijzen waarvoor een detectorverbod geldt. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. (zie voor aanwijzingsbesluit: Bijlage 1 bij de slotpagina's) 2. Het is verboden zich anders dan met vergunning van burgemeester en wethouders, met een metaaldetector te bevinden op de onder lid 1 bedoelde terreinen. 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op degene aan wie ingevolge artikel 40 van de Monumentenwet 1988 een opgravingvergunning is verstrekt. Afdeling 8
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Artikel 5.8.1 Begripsomschrijvingen Onder kampeermiddel wordt verstaan: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor als gevolg van artikel 27 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist. Een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Artikel 5.8.2 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. Dit verbod geldt ook voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik voor korte perioden door de rechthebbende van een terrein. 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid. 3. Het college kan de ontheffing weigeren in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid; e. de bescherming van natuur en landschap; 4. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van het eerste lid niet geldt. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of andere goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid;
56
e. de bescherming van natuur en landschap. Hoofdstuk 6
STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1 Strafbepaling 1. Behoudens het bepaalde in de volgende leden, wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. 2. Overtredingen van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie: artikel 2.4.10, artikel 2.4.11, artikel 2.4.11a, artikel 2.4.11b, artikel 2.4.22, artikel 2.5.1, artikel 2.5.2 en artikel 4.1.1. 3. Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2 bepaalde en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen geldt als strafbaar feit op grond van artikel 1a van de Wet economische delicten. Artikel 6.1a Toezichthouders 1. Met inachtneming van de uitzonderingen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de toezichthouders van het bureau Toezicht afdeling Stadstoezicht van de Directie Stadsbedrijven. 2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor: - artikel 2.1.1.1 - artikel 2.1.2.3 - artikel 2.2.3 - de artikelen 2.2.10 en 2.2.11 - artikel 2.3.1.4 - artikel 2.4.12 - artikel 2.6.1 - hoofdstuk 3 met uitzondering van artikel 3.2.6 - de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2 3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de door burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aangewezen personen. (zie ook bijlage 12D en bijlage 18 bij de slotpagina's) Artikel 6.2
(Vervallen)
Artikel 6.3 Het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoners Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Artikel 6.4 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders nader te bepalen dag na die waarop zij is afgekondigd. 2. Op dat tijdstip worden de volgende verordeningen of bepalingen uit verordeningen ingetrokken: 1. de Nijmeegse Politieverordening, vastgesteld op 27 juni l962, sedertdien gewijzigd; 2. de Afvalstoffenverordening; 3. artikelen 30 en 31 Brandbeveiligingsverordening; 4. verordening houdende toepassing van de artikelen 8 en 22, lid 6 van de Drank- en Horecawet; 5. de Geluidhinderverordening recreatie-inrichtingen; 6. de verordening speelautomatenhallen; 7. de verordening tot wering van overlast als gevolg van het zonder toestemming van rechthebbende in gebruik nemen van gebouwen.
57
Artikel 6.5 Overgangsbepalingen 1. Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht. 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht. 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast. 4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat is ingekomen binnen de daarvoor geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid. 5. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een - krachtens een overeenkomstig gebod of verbod ook in deze verordening vereiste - vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste zestig dagen voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde orgaan is ingediend. 6. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijven van kracht de ontheffingen bedoeld in deel II van het raadsbesluit d.d. 16 december 1987 inzake wijziging van artikel 64 Nijmeegse Politieverordening. 7. De in artikel 2.4.15, leden 1 en 2, gestelde verboden zijn niet van toepassing op degenen die aantonen dat zij de daar bedoelde apparatuur uiterlijk de dag van inwerking treden van deze verordening in gebruik hebben en sindsdien onafgebroken in gebruik hebben gehouden. Artikel 6.6 Aanhalingstitel Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Nijmegen d.d. 29 januari 1992. De Voorzitter,
De Secretaris.
mr. E.M. d'Hondt
mr. F.J. Derks
Sedertdien gewijzigd, zoals op het titelblad en op het chronologisch overzicht van de wijzigingen is aangegeven.
58
Chronologisch overzicht inzake besluitvorming met betrekking tot de APV inzake vaststelling, wijzigingen, aanwijzingsbesluiten en tijdstippen van inwerkingtreding. Omtrent de Vaststelling van de verordening (raadsvoorstel nummer 85 en 85a/1991) hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland het op 3 april 1992 gedateerde bericht van ontvangst verzonden (ex art. 198 van de oude gemeentewet). De inwerkingtreding van de verordening is door Burgemeester en Wethouders bepaald op 10 oktober 1992 en is afgekondigd in "De Brug" van 7 oktober 1992. De 1e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.2, lid 1 - onderwerp: vrije sluitingstijden horeca) is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 oktober 1992 (raadsvoorstel nummer 175/1992). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 21 oktober 1992. De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 21 juli 1993, is ingevolge artikel 205 van de gemeentewet(oud) in werking getreden op 24 juli 1993. De 2e Wijziging van de verordening (artikel 2.6.5, lid 2, sub b - onderwerp: gebruik van vuurwerk) is vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 1992 (raadsvoorstel nummer 304/1992). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 27 januari 1993. De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 16 december 1992, is in werking getreden op 17 december 1992, met gebruikmaking van de artikelen 202 en 205 van de gemeentewet(oud). De 3e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 2.5.3 - onderwerp: eisen inzake hang- en sluitwerk) is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 mei 1993 (raadsvoorstel nummer 89/1993). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 26 juli 1993. De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 2 maart 1994, is ingevolge art. 205 van de gemeentewet(oud) in werking getreden op 5 maart 1994. De 4e Wijziging van de verordening (aanpassing rooivergunningenstelsel - vervanging huidige afdeling 4 van Hoofdstuk 4 door een nieuwe afdeling 4) is vastgesteld bij raadsbesluit van 24 november 1993 (raadsvoorstel nummer 234/1993). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 29 december 1993. De inwerkingtreding van de wijziging is bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 23 februari 1994 bepaald op de 3e dag na de afkondiging, welke heeft plaats gevonden in "De Brug" van 2 maart 1994, zodat de wijziging op 5 maart 1994 in werking is getreden. De 5e Wijziging van de verordening (diverse aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet Milieubeheer en de opname van een verblijfsontzeggingsbevoegdheid en het verbod op straathandel in drugs) is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 1994 (raadsvoorstel nummer 21/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na de bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 25 februari 1994), derhalve op 5 maart 1994. De 6e Wijziging van de verordening (artikel 5.1.5. - onderwerp: weren van langdurig parkeren van aanhangwagens en artikel 1.1., lid E en artikel 5.1.1. - onderwerp: aanpassing begripsomschrijving "voertuig") is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 september 1994 (raadsvoorstel nummer 140/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na de bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 27 september 1994), derhalve op 5 oktober 1994. De 7e Wijziging van de verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1994 (raadsvoorstel nummer 161/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 12 december 1994), derhalve op 20 december 1994. (Betreft diverse aanpassingen ten gevolge van de nieuwe Gemeentewet en de Wet Milieubeheer, schrappen afdeling 6 van hoofdstuk 2 in verband met inwerkingtreding Vuurwerkbesluit Wet Milieugevaarlijke Stoffen (22 mei 1993) en wijzigingen ter uitvoering van het raadsbesluit van 25 november 1992, nr. 238/1992 inzake motie "Weeg de reinigingsheffing" en het Collegebesluit van 25 januari 1994, nr. 2.37). inzake Inzamel- en containervergunning).
59
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 19 december 1995 nummer 2.2, als bedoeld in artikel 5.7.2 van de verordening (aanwijzing terreinen, waarvoor een detectorverbod geldt). In dit besluit staat geen datum van inwerkingtreding, zodat het besluit ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking treedt op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 1 februari 1996), derhalve op 9 februari 1996. De 8e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.1 - onderwerp: uitsluiting coffeeshops uit het begrip "inrichting")is vastgesteld bij raadsbesluit van 31 januari 1996 (raadsvoorstel nummer 277/1995) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 1 februari 1996), derhalve op 9 februari 1996. De 9e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.5 - onderwerp: voorschriften terrassen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 3 april 1996 (raadsvoorstel nummer 239/1995) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 4 april 1996), derhalve op 12 april 1996. Aanwijzingsbesluiten als bedoeld in artikel 2.4.7 van de verordening (aanwijzing gebied, waar het op de weg verboden is om alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben). De besluiten en de informatie inzake de inwerkingtreding ervan, welke voor het laatst nog opgenomen waren in Gemeenteblad GB99-46 als bijlagen 2A (besluit B&W van 13-9-1994, nr. 1.2) en 2B (besluit van B&W van 12-3-1996, nr. 1.3) en het nimmer in het gemeenblad gepubliceerde B&W-besluit van 25 maart 1997, nr. 2.1 zijn ingetrokken bij besluit van burgemeester en wethouders van 26 oktober 1999, (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1054/1999). De 10e Wijziging van de verordening (diverse aanpassingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet Milieubeheer en als gevolg van de inwerkingtreding van de Politiewet 1993, Algemene Wet op het Binnentreden en de Algemene Wet Bestuursrecht. Daarnaast herstel van enige omissies uit het verleden en toevoeging van een toelichting op artikel 2.14.15. over alarminstallaties. Deze toelichting is in tegenstelling tot de toelichtingen bij de overige artikelen wel toegevoegd in de tekst van het gemeenteblad in verband met de bijzondere functie ervan. De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juni 1996 (raadsvoorstel nummer 82/1996) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 13 juni 1996), derhalve op 21 juni 1996. Het amendement "Geschil" is in artikel 4.2.2.13a. verwerkt. Op verzoek van VM31 zijn direct na de raadsvergadering nog een drietal kleine redactionele (niet inhoudelijke) correcties aangebracht in dit gemeenteblad: 1. In artikel 4.2.2.1a is in lid 3 de verwijzing naar het eerste lid veranderd naar het tweede lid;. 2. In artikel 4.2.2.7a is in lid 1 het woord voormalig toegevoegd; 3. In artikel 4.2.2.13a is in lid 4 eveneens het woord voormalig toegevoegd. De 11e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 2.4.11-a en b en wijziging artikel 5.1.3 en 6.1 lid 1 - onderwerp: Regulering fietsparkeren) De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 3 juli 1997 (raadsvoorstel nummer 129/1997) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 3 juli 1997), derhalve op 11 juli 1997. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 augustus 1997 (CIS-nr. 929/1997 - agendapuntnr. 1.12) tot aanwijzing (op grond van art. 2.4.11a en 2.4.11b) van het Stationsplein met inbegrip van het voorplein en het voormalig streek- en stadsbusstation alsmede met inbegrip van het meest westelijk gelegen gedeelte van de Van Schaeck Mathonsingel als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 28 augustus 1997. Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 27 augustus 1997. Nadien is het besluit gepubliceerd in gemeenteblad GB02-074, waaromtrent andermaal op 29 mei 2002, bekendheid is gegeven via "De Brug". Bij deze opname (achteraf) als bijlage 5A in het gemeenteblad zijn de bijlagen 5A t/m 5D (met een onderlinge herschikking) hernummerd tot 5B t/m 5E. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 9 september 1997 (Agendapuntnr. 1.6 CIS-nr. 1067/1997 - aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 3.2.. Het besluit is openbaar
60
bekend gemaakt in "de Brug" van 17 september 1997 en daarna terstond in werking getreden. Het besluit is daarnaast voor het eerst op 25 september 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB97-39. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 16 september 1997 (Agendapuntnr. 1.6 CIS-nr. 1094/1997 - aanwijzing gebied door het college van Burgemeester en Wethouders, waarin zij een nieuwe beleidslijn gaan toepassen bij de uitvoering van artikel 2.1.5.1 en 5.2.3 van de APV om binnen dit gebied geen vergunningen meer te verstrekken voor uitstallingen en reclameborden). Aan het besluit is openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 24 september 1997, waarna het terstond in werking is getreden. Het besluit is daarnaast voor het eerst op 25 september 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB97-39. De 12e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 4.3.5, hernummering artikelen 4.3.5, 4.3.6, en 4.3.7 in respectievelijk 4.3.6, 4.3.7 en 4.3.8 en wijziging artikelen 2.1.3.1, lid 3, artikel 4.2.1.2 en 4.2.2.13a - onderwerpen: Strooifolders en amendement "Geschil" ). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 24 september 1997 (raadsvoorstel nummer 152/1997) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 25 september 1997 - als gemeenteblad GB97-39), derhalve op 3 oktober 1997. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 (Agendapuntnr. 1.2 - CISnr. 1252/1997 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van de Broerstraat als respectievelijk gebied en zone, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 31 december 1997), derhalve op 8 januari 1998. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 7 januari 1998. Het besluit is voor het eerst op 31 december 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB98-16. De 13e Wijziging van de verordening (vervanging afdeling 5 Lijkbezorging in hoofdstuk 5 met vervangende tekst en artikelen). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 september 1998 (raadsvoorstel nummer 149/1998) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 24 september 1998 - als gemeenteblad GB98-58), derhalve op 2 oktober 1998. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 24 november 1998, (Agendapuntnr. 1.9 CIS-nr. 1188/1998 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van gedeelten van de Ziekerstraat e.o. als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 2 december 1998 in gemeenteblad GB98-63), derhalve op 10 december 1998. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 9 december 1998. Aanwijzingbesluit van Burgemeester en Wethouders van 8 december 1998, (Agendapuntnr. 1.11 CIS-nr. 1248/1998 - aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 3.2 - thans artikel 2.4.1 van de verordening). Het besluit is voor het eerst op 9 december 1998 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB98-63 en is ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking getreden op de achtste dag na bekendmaking, derhalve op 17 december 1998. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 16 december 1998. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 29 juni 1999, (Agendapuntnr. 2.7 - CIS-nr. 688/1999 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van onderdoorgang (Kerkboog) van Grote Markt naar St. Stevenskerk als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 30 juni 1999 in gemeenteblad GB99-46), derhalve op 8 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 7 juli 1999. De 14e Wijziging van de verordening (wijziging artikel 2.4.11a - m.b.t. stallingbeleid Binnenstad). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 1999 (raadsvoorstel nummer 124/1999) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999.
61
De 15e Wijziging van de verordening (tijdelijke aanpassing van artikel 1.5 - m.b.t. minimale termijn bij vergunningen of ontheffingen voor een millenniumfeest). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 1999 (raadsvoorstel nummer 125/1999) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d.13 juli 1999 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 741/1999 criteria voor ontheffingverlening van het stallingverbod Binnenstad voor fietsen). Het besluit treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 14 september 1999, (Agendapuntnr. 2.19 CIS-nr. 926/1999) tot aanwijzing voormalige Botanische Tuin c.a. op grond van artikel 2.4.16, lid 1, onder d van de verordening als verboden gebied voor loslopende honden. De inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit is op 21 oktober 1999 (voor het eerst gepubliceerd op 13 oktober 1999 in de eerste versie van gemeenteblad GB99-91). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 oktober 1999. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 26 oktober 1999, (Agendapuntnr. 1.8 - CISnr. 1054/1999) tot aanwijzing van het gebied binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen als gebied bedoeld in artikel 2.4.7. van de APV (verbod hinderlijk drankgebruik c.a. op de weg). De inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit is op 27 oktober 1999 (voor het eerst gepubliceerd op 27 oktober 1999 in de tweede versie van gemeenteblad GB99-91). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 oktober 1999. De 16e Wijziging van de verordening (aanpassing van artikel 4.2.1.2 – Inzameldienst, i.v.m. verzelfstandiging DAR) bij raadsbesluit van 10 november 1999, raadsvoorstel nummer 178/1999. De inwerkingtreding van het besluit is op grond van het raadsvoorstel op 1 januari 2000. Op 17 november 1999 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-2. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug". Besluit van de Burgemeester van 15 november 1999 (vaststelling van gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging - als bedoeld in artikel 3.2 - is artikel 2.4.1 geworden). De inwerkingtreding van dit besluit is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet bepaald op 25 november 1999. Op 17 november 1999 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-2. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug". Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 14 maart 2000, agendapuntnr. 1.7 - CIS-nr. 318/2000, (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b ) tot aanwijzing van de Broerstraat en Ziekerstraat en omgeving als niet-stallingsgebied voor (brom)fietsen. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 30 maart 2000. Dit is de dag na 29 maart 2000, waarop het besluit in gemeenteblad GB2000-33 gepubliceerd is en bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad "De Brug". De 17e Wijziging van de verordening (14-dagenregeling horeca - ontheffing geluidsnormen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 10 mei 2000, (raadsvoorstel nummer 88/2000). De 18e Wijziging, van de verordening (regeling m.b.t. betaald voetbal - effectuering Wet bestuurlijke ophouding - diverse technische aanpassingen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 10 mei 2000, raadsvoorstel nummer 89/2000. De inwerkingtreding van de 17e en 18e wijziging is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 20 mei 2000, op welk tijdstip het voorgaande gemeenteblad GB2000-33 is vervallen. De wijzigingsbesluiten zijn op 12 mei 2000 gepubliceerd in gemeenteblad GB2000-45, waaraan bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad "De Brug". Hernieuwd besluit van de Burgemeester van 8 juni 2000 (in de plaats van het besluit van15 november 1999) (vaststelling van gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2.4.1 ). De inwerkingtreding van dit besluit is met toepassing van artikel 142
62
van de Gemeentewet gesteld op 22 juni 2000. Op 14 juni 2000 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-161. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juni 2000. De 19e Wijziging, van de verordening (instemming met het integrale prostitutiebeleid, waarbij een geheel vervangend Hoofdstuk 3) is vastgesteld bij raadsbesluit van 28/29 juni 2000, raadsvoorstel nummer 112/2000. De inwerkingtreding van het besluit is op 1 oktober 2000, met uitzondering van artikel 3.2.6, waarvoor de inwerkingtreding is bepaald op 13 juli 2000. De wijziging is voor het eerst op 12 juli 2000 gepubliceerd in gemeenteblad GB2000-184, welke publicatie per 13 juli 2000 in de plaats is getreden van voorgaand gemeenteblad GB00-161. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in het huis-aan-huis-blad "de Brug" van 12 juli 2000. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 5 september 2000, agendapuntnr. 1.10 CIS-nr. 998/2000, (op grond van artikel 3.2.6 lid 2) tot aanwijzing gedeelte van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone, waarbij onder meer voorschriften betreffende leeftijd, tijden en afwerklocatie. Het besluit is voor het eerst op 6 september 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-230. De inwerkingtreding is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 14 september 2000 en voor laatst genoemd onderdeel van de voorschriften op 9 oktober 2000 (gekoppeld aan het moment van feitelijke openstelling van de afwerklocatie). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 13 september 2000 en voor de openstelling van de afwerklocatie in "de Brug" van 4 oktober 2000. Besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 september 2000 (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1010/2000) tot vaststelling van nadere regels (op grond van artikel 3.1.3 van de verordening) voor seksinrichtingen en escortbedrijven. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2000. Het besluit is voor het eerst op 20 september 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-238. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 september 2000. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 10 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.5 - CISnr. 1103/2000), waarbij de in het besluit benoemde politieambtenaren aangewezen zijn als toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de APV. Het besluit is voor het eerst op 17 oktober 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-251. Na totstandkoming van het besluit op 10 oktober 2000, is het terstond in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 oktober 2000. Geactualiseerd aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders, van 31 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.9 - CIS-nr. 1168/2000) (in de plaats van het besluit van 8 december 1998), tot aanwijzing conform artikel 2.4.1. van de APV van wegen en plaatsen, waarbij tijdsaanduiding, ten behoeve van verblijfsontzeggingen van bepaalde personen. Het besluit is voor het eerst op 8 november 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-257 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 8 november 2000 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 8 november 2000. Geactualiseerd besluit van de Burgemeester, van 2 november 2000 (in de plaats van het besluit van 2 juni 2000) tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is voor het eerst op 8 november 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-257 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 8 november 2000 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 8 november 2000. De 20e Wijziging van de verordening (aanpassing artikel 4.2.2.3 inzake huisvuilzakken) bij raadsbesluit van 13 december 2000, raadsvoorstel nummer 204/2000. De datum van inwerkingtreding is 21 december 2000, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad GB00-257 is vervallen. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 december 2000. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 november 2000 (CIS-nr. 1254/2000 - agendapuntnr. 1.15 -) tot vaststelling van het type huisvuilzak als bedoeld in artikel 4.2.2.3. De datum van inwerkingtreding is afgeleid van en gerelateerd aan het raadsvoorstel en
63
-besluit (RIS-nr. 204/2000) en eveneens gesteld op 21 december 2000. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 december 2000. Geactualiseerd besluit van de Burgemeester, van 27 februari 2001 (in de plaats van het besluit van 2 november 2000) tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is voor het eerst op 14 maart 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-57 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 14 maart 2001 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 14 maart 2001. De 21e Wijziging van de verordening (aanvulling met zgn. venstertijdenbepaling voor horecagelegenheden en effectuering periodiek juridisch onderhoud) bij raadsbesluit van 11 april 2001, raadsvoorstel nummer 48/2001. De inwerkingtreding is op 25 april 2001, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-57 is vervallen. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 25 april 2001. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 mei 2001, agendapuntnr. 2.5 - CIS-nr. 550/2001, (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot aanwijzing van Marikenstraat en omgeving en een gedeelte van de Stieltjesstraat als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 14 juni 2001. Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 13 juni 2001. Nadien is het besluit gepubliceerd in gemeenteblad GB01-086, waaromtrent andermaal op 18 juni 2001, bekendheid is gegeven via "De Brug". Dit gemeenteblad vervangt de voorgaande publicatie GB01-068. Besluit van de Burgemeester tot hernieuwde vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2.4.1. Het vervangende besluit is voor het eerst op 11 juli 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-86 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 juli 2001. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, is de datum van inwerkingtreding gesteld op 19 juli 2001. Ingaande deze datum is tevens het voorgaande besluit van de loco-burgemeester van 27 februari 2001 vervallen en vervalt het voorgaande gemeenteblad GB01-68. Besluit van de Burgemeester van 4 juli 2001 tot vaststelling van de Beleidsregels stadionomgevingsverboden in relatie tot stadionverboden (2001) (als bedoeld in artikel 2.2.10 APV). Het besluit is voor het eerst op 1 augustus 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-94 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 1 augustus 2001. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is derhalve op 2 augustus 2001. Ingaande deze datum is tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-86 vervallen. De 22e Wijziging van de verordening (in het kader van het opstelplaatsenbeleid voor speelautomaten) bij raadsbesluit van 14 november 2001, raadsvoorstel nummer 203/2001. De 23e Wijziging van de verordening (toevoegen extra weigeringgrond voor terrassen) bij raadsbesluit van 14 november 2001, raadsvoorstel nummer 206/2001. De inwerkingtreding van zowel de 22e als de 23 e wijziging is, gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet, op 29 november 2001, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-94 is vervallen. Vervangend aanwijzingsbesluit (vervanging van het besluit van 31 oktober 2000) van burgemeester en wethouders, van 13 november 2001 (Agendapunt nr. 2.10 - CIS-nr. 1182/2001), tot aanwijzing conform artikel 2.4.1. van de APV van wegen en plaatsen, waarbij tijdsaanduiding, ten behoeve van verblijfsontzeggingen van bepaalde personen. Tevens mandatering bevoegdheid aanwijzen gebieden voor periodes van maximaal drie maanden aan de burgemeester in dit kader. Het besluit is onmiddellijk na bekendmaking, derhalve op 29 november 2001 in werking getreden en in de publicatie ingevoegd als vervangende bijlage 3a. Op 29 november is het voorgaande gemeenteblad GB01-094 vervallen. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2001 (CIS-nr. 1189/2001 agendapuntnr. 2.17) tot aanwijzing collectieve dagen voor 2002 "14-dagenregeling horeca",
64
inzake verruiming geluidsnormen. De datum van inwerkingtreding is, gelet op het bepaalde in artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht, gesteld op 20 december 2001 (daags na plaatsing van de openbare bekendmaking in "de Brug"). De tekst van de openbare bekendmaking omtrent het hierboven omschreven besluit is op 27 februari 2002 opgenomen in het gemeenteblad, waaromtrent andermaal een naar het gemeenteblad verwijzende advertentie is geplaatst op laatst genoemde datum in "de Brug". Vervangend besluit van de Burgemeester, van 29 november 2001 tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is onmiddellijk na bekendmaking, derhalve op 29 november 2001 in werking getreden en in de publicatie ingevoegd als vervangende bijlage 3B. Op 29 november is het voorgaande gemeenteblad GB01-094 vervallen. Besluiten van 4 december 2001 van respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders (CIS-nr.1247/2001 - agendapunt nr. 1.5 - tot maximalisering van het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul) en van de Burgemeester (tot maximalisering van het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf). In de gerelateerde besluitvorming is door B&W tevens besloten om geen maximum te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor escortbedrijven. De inwerkingtreding van de besluiten is (in afwijking van de koppeling aan de bekendmaking op 23 januari 2002) in dit geval direct na besluitvorming derhalve op 4 december 2001. De 24e Wijziging van de verordening (inzake rooien houtopstanden - bescherming flora en fauna) bij raadsbesluit van 22 mei 2002, raadsvoorstel nummer 80/2002, waarbij de inwerkingtreding is bepaald op 1 juni 2002, op welk tijdstip voor dit onderdeel het voorgaande gemeenteblad GB02-56 is vervallen. Vervangend besluit van de Burgemeester, van 24 mei 2002 tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging (bijlage 3B). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 13 juni 2002. Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 12 juni 2002. Op 13 juni 2002 is voor dit onderdeel tevens het voorgaande gemeenteblad GB02-56 vervallen. Besluit van de Burgemeester d.d. 26 juni 2002 tot vaststelling van de beleidsregels bootfeesten (2002) (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV en toegevoegd als bijlage 10). Het besluit is voor het eerst op 10 juli 2002 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB02-80 en daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 10 juli 2002. De inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum, is op 11 juli 2002, op welk tijdstip het voorgaande gemeenteblad GB02-74 is vervallen. Tijdelijk aanwijzingsbesluit van de Burgemeester d.d. 25 september 2002 (aanwijzing wegen, plaatsen en uren) op grond van artikel 2.4.1 van de verordening (verblijfsontzeggingen). Het besluit is voor het eerst op 2 oktober 2002 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB02-94, waarbij tevens een naar het gemeenteblad verwijzende advertentie in het huis-aan-huisblad "De Brug" is geplaatst op 2 oktober 2002. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 3 oktober 2002. Op dit tijdstip is het voorgaande gemeenteblad GB02-80 vervallen. Het besluit werkt maximaal 3 maanden. 25e Wijziging van de verordening (inzake maken en veranderen van een weg of uitweg - waarbij inritvergunningen - artikelen 2.1.5.2 en 2.1.5.3) bij raadsbesluit van 18 december 2002, raadsvoorstel nummer 194/2002. De datum van inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 16 januari 2003, op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB02-94 is vervallen. Aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders d.d. 7 januari 2003 (agendapuntnr. 1.20) tot aanwijzing data voor 2003 (op grond van art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4) in kader van de "14dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de
65
Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 16 januari 2003 (de dag na de advertentie in het huis-aanhuisblad "de Brug"), op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB02-94 is vervallen. 26e Wijziging van de verordening (nieuw artikel 2.3.1.5 - Terrasvergunningen, onder intrekking van het oude artikel en nieuw artikel 4.1.2.5 - Verboden bijzondere activiteiten, onder intrekking artikel 4.1.2.4, eerste lid, sub f, bij raadsbesluit van 12 maart 2003, raadsvoorstel nummer 48/2003. De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 3 april 2003, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-22. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 maart 2003 (agendapunt nr. 1.19), overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.5 APV, tot nadere regulering (beperking) vergunningverlening strooifolders met commerciële doeleinden voor en tijdens de jaarlijkse Vierdaagse en Vierdaagsefeesten (3e week van juli) op plaatsen en tijden zoals in het aanwijzingsbesluit genoemd. De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 3 april 2003, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-22. 27e Wijziging van de verordening (verbetering artikel 4.4.2, lid 7 - opschorting rooivergunning bij bezwaren) bij raadsbesluit van 11 juni 2003, raadsvoorstel nr. 95/2003. De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 20 juni 2003, op welk tijdstip publicatie GB03-61 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-46. Besluit van de burgemeester van 10 juli 2003 (Gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging), gepubliceerd in het afzonderlijke gemeenteblad GB03-73, waarbij het eerder hieromtrent genomen besluit van de burgemeester van 24 mei 2002 (voorheen als bijlage 3B toegevoegd aan de APV) vervallen is verklaard. De inwerkingtreding van het besluit inclusief de vervallen verklaring is ingaande 30 juli 2003. Bij verwijdering van bijlage 3B is tevens bijlage 3C (een tijdelijk aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 25 september 2002 inzake verblijfsontzeggingen) verwijderd (van rechtswege vervallen ingaande 3 januari 2003 wegens het verstrijken van de werkingsduur). Ingaande 30 juli 2003 is gemeenteblad GB03-74 in de plaats gesteld van voorgaande regelgeving zoals laatst gepubliceerd in gemeenteblad GB03-61. Besluit van 12 september 2003 tot wijziging type huisvuilzak voor restafval (gerelateerd aan artikel 4.2.2.3 APV), genomen door het hoofd van de afdeling Milieu (gemandateerd bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 14 november 2000, agendapunt nr. 1.15, registratienr. 0.86408). De inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 2 oktober 2003, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad nummer GB03-74 is vervallen. Het besluit is als bijlage 7 aan de slotpagina's toegevoegd. 28e Wijziging van de verordening (wijziging coffeeshopbeleid en invoering exploitatievergunning droge horeca) bij raadsbesluit van 9 juli 2003, raadsvoorstel nummer 124/2003. De datum van inwerkingtreding is op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99. Besluit van de "lokale driehoek Nijmegen" d.d. 29 oktober 2003 tot vaststelling van het Handhavingprotocol alcoholvrije inrichtingen. Het protocol is voor de eerste keer als bijlage 12c van de APV opgenomen in gemeenteblad GB05-81. Besluit (gerelateerd aan voornoemd raadsbesluit) van de burgemeester, d.d. 27 november 2003, betreffende gebiedsaanwijzing, maximering, inrichtingseisen en beleidsregels coffeeshops. Inwerkingtreding zoals hiervoor op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99. 29e Wijziging van de verordening (diverse wijzigingen, onder meer inzake evenementen, buurtfeesten, voetbalwedstrijden en skateboarden) bij raadsbesluit van 15 oktober 2003, raadsvoorstel nummer 152/2003. De datum van inwerkingtreding is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 23 oktober 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-95 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-89.
66
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 23 oktober 2003, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is onmiddellijk na publicatie op 5 november 2003 in werking getreden, op welk tijdstip tevens de voorgaande relevante besluiten van burgemeester en wethouders en van de burgemeester zijn vervangen of ingetrokken, waarmee gemeenteblad GB03-99 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-95. 30e Wijziging van de verordening (wijziging artikel 2.3.1.2a inzake uitzondering op de venstertijd voor de nacht van 31 december op 1 januari) bij raadsbesluit van 17 december 2003, raadsvoorstel nummer 235/2003. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99. Aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 december 2003, agendapunt nr. 1.5, tot aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden (bijlage 13). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 8 januari 2004 (de dag na de advertentie in het huisaan-huisblad "de Brug"), op welk tijdstip gemeenteblad GB04-15 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB03-103. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 9) van burgemeester en wethouders d.d. 6 januari 2004 (agendapuntnr. 1.16) tot aanwijzing data voor 2004 (op grond van art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4) in kader van de "14-dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 28 januari 2004 (de dag van de advertentie in het huis-aan-huisblad "de Brug"), op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB04-15 is vervallen. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 14 januari 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is onmiddellijk na publicatie op 28 januari 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-15 is vervallen. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 11 februari 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is op 1 maart 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-20 is vervallen. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 6 mei 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is op 3 juni 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-21 is vervallen. Besluit (bijlage 9b - 9 wordt 9a) van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 juni 2004 (agendapunt nr. 1.13) tot vaststelling van de geluidsnormen horecageluid in het centrum tijdens de Vierdaagse 2004 in afwijking het hieromtrent bepaalde in bijlage 9a. De werkingsduur is na bekendmaking op 7 juli 2004 en omschreven in bijlage 9a. Na de bekendmaking vervangt gemeenteblad GB04-54 het voorgaande gemeenteblad GB04-41. Besluit (toegevoegd als bijlage 2F) van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 juni 2004 (agendapunt nr. 1.23) tot regulering van sekswinkels op grond van artikel 3.2.7 van de APV in de vorm van een aanwijzingsbesluit van het centrum als gebied waarin het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 4 november 2004, op welk tijdstip GB04-54 is vervallen.
67
Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 19 oktober 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 4 november 2004, op welk tijdstip GB04-86 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB04-54. Aanwijzingsbesluit (toegevoegd als bijlage 14) van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2004, (agendapunt nr. 1.9) inzake de aanwijzing, op grond van artikel 2.1.6.8a van de APV, van het Centrum als gebied waarin het verboden is om gevaarlijke voorwerpen openlijk bij zich te dragen. De inwerkingtreding is ingevolge het besluit (de dag na bekendmaking) gesteld op 18 november 2004, op welk tijdstip GB04-86 is vervallen. Besluit van de Burgemeester van 2 november 2004 tot vaststelling van de Beleidsregels stadionomgevingsverboden 2004 (als bedoeld in artikel 2.2.11 APV ), waarbij mandatering aan politiedistrict Stad Nijmegen. Het besluit is voor het eerst op 15 december 2004 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB04-92 (ter vervanging van voorgaand gemeenteblad GB0488) en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 15 december 2004. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is derhalve op 16 december 2004, op welk tijdstip de publicatie in de plaats is gesteld 31e Wijziging van de verordening (nieuwe bepalingen ter bestrijding overlast en overtreding openbare orde en wetstechnische aanpassingen) bij raadsbesluit van 15 december 2004, raadsvoorstel nummer 262/2004. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 20 januari 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-042 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB04-92. Aanwijzingsbesluit (vervangende bijlage 9 in plaats van de oude bijlagen 9a en 9b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 18 januari 2005 (agendapunt nr. 2.2) tot aanwijzing data voor 2005 in kader van de "14-dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 3 februari 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-050 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-42. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 28 april 2005, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 26 mei 2005, op welk tijdstip GB05-50 is vervallen. 32e Wijziging van de verordening (wijziging artikel 4.1.2.1 t/m 4.1.2.5 inzake 14-dagenregeling horeca) bij raadsbesluit van 8 juni 2005, raadsvoorstel nummer 110/2005. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 17 juni 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-085 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-81. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 juni 2005 (agendapunt nr. 2.3) tot vaststelling "Nadere regels 14-dagenregeling horeca" (bijlage 9A), waarbij een maximering tot 6 bijzondere activiteiten per kalenderjaar voor Openluchttheater de Goffert (bijlage 9C). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 139 en volgende van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:40 en volgende van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 7 juli 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-090 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-85. Besluit van de burgemeester, d.d. 8 juli 2005, inzake verblijfsontzegging (vervangend aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 september 2005, op welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB05-99 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-90. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 juli 2005 (agendapunt nr. 2.9 - vervangend aanwijzingsbesluit) op grond van artikel 3.2.6. lid 2 van de verordening tot aanwijzing gedeelte
68
van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone, waarbij onder meer voorschriften betreffende leeftijd, tijden en afwerklocatie. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2005, op welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB05-99 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-90. 33e Wijziging van de verordening (invoegen nieuwe afdeling 7 spreiding van vuurwerkverkooppunten in hoofdstuk 2) bij raadsbesluit van 21 december 2005, raadsvoorstel nummer 215/2005. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-35 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-99. Besluit (aanvullend aan voorgaand raadsbesluit) van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapuntnr. 3.6 - registratienr. 05.0031624), op basis van afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de APV, tot vaststelling van een afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-35 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-99. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapunt nr. 3.1 registratienr. 06.0000825) tot aanwijzing data en tijden voor 2006 in kader van de "14dagenregeling horeca" (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4), waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006. Deze nieuwe bijlage 9B vervangt de voorgaande bijlage 9B, zoals deze laatstelijk was opgenomen in gemeenteblad GB05-99. 34e Wijziging van de verordening (wijzigen artikel 2.4.17 - verontreiniging door honden en wijziging artikelen 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 2.1.6.1, 2.1.6.5, 2.4.23, 4.3.1, 5.1.6 en 5.2.3 als gevolg van de vervanging van de provinciale regelgeving door de Gelderse wegenverordening) bij raadsbesluit van 19 april 2006, raadsvoorstel nummer 59/2006. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 28 april 2006, op welk tijdstip publicatie GB06-53 in de plaats is gesteld van gemeenteblad GB06-35. 35e Wijziging van de verordening (vervallen artikel 5.7.1 - Gevonden voorwerpen, wijzigen artikel 3.2.2, lid 2, onder c, sub 2 - Mensenhandel, artikel 2.4.5 - Verbod van voor het publiek gesloten ruimten en artikel 6.1, tweede lid - verandering strafmaat) bij raadsbesluit van 28 juni 2006, raadsvoorstel nummer 107/2006. 36e Wijziging van de verordening (wijzigen artikel 6.1a - Bevoegdheden toezichthouders) bij raadsbesluit van 28 juni 2006, raadsvoorstel nummer 104/2006. Voor beide wijzigingsbesluiten is de inwerkingtreding (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 13 juli 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-68 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-53. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit toegevoegd als bijlage1) van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 oktober 2006 (agendapunt nr. 2.14 - registratienr. 06.0026439) tot aanwijzing van het totale grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt conform artikel 5.7.2 van de APV. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 26 oktober 2006, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB06-68. Aanwijzingsbesluiten (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen op grond van artikel 2.4.17, lid 1 APV onder hernoemen van de huidige bijlage 6 tot bijlage 6A, toegevoegd als bijlagen 6B t/m G) van Burgemeester en Wethouders d.d. 31-10-2006, agendapunt 3.8 t/m 3.13. Stadsdeel Noord (3.8 - registratienr. 06.0030227 - Bijlage 6B Stadsdeel Centrum-Oost (3.9 - registratienr. 06.0030226 - Bijlage 6C Stadsdeel Lindenholt (3.10 - registratienr. 06.0030225 - Bijlage 6D Stadsdeel Dukenburg (3.11 - registratienr. 06.0030224 - Bijlage 6E Stadsdeel Zuid (3.12 - registratienr. 06.0028760 - Bijlage 6F Willemsweg (3.13 - registratienr. 06.0030228 - Bijlage 6G
69
De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 7 december 2006, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB06-87. 37e Wijziging (vervallen en wijzigen van een aantal artikelen in kader van deregulering) van de verordening bij raadsbesluit van 6 december 2006 (raadsvoorstelnr. 248/2006). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 november 2006 (agendapunt nr. 2.17 - aanvullend aanwijzingsbesluit verbod skateboarden Vondelpark). Het besluit is onder hernummering van de bestaande bijlage 13 tot 13A toegevoegd als bijlage 13B. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is voor beide wijzigingen de inwerkingtreding gesteld op 14 december 2006, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van voorgaand gemeenteblad GB06-109. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 5 december 2006 (agendapunt nr. 2.16 - vervangend aanwijzingsbesluit, toegevoegd als bijlage 2A) op grond van artikel 3.2.6 lid 2 APV tot aanwijzing gedeelte van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone met voorschriften. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 15 december 2006, op welk tijdstip (alleen voor dit onderdeel) gemeenteblad GB06-113 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-109. Besluit (vervangend aanwijzingsbesluit) van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 december 2006 (agendapunt nr. 3.16 - registratienr. 06.0035463) tot aanwijzing data en tijden voor 2007 in kader van de "14-dagenregeling horeca" (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4), waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 11 januari 2007. Deze nieuwe bijlage 9B vervangt de voorgaande bijlage 9B, zoals deze laatstelijk was opgenomen in gemeenteblad GB06-113. Besluit van de Burgemeester d.d. 21 december 2006 tot aanwijzing van alle medewerkers van het politiekorps Gelderland-Zuid (met als taakaccent horeca) als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de APV. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 11 januari 2007, op welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB07-21 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-113. Besluit van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van 13 juni 2000 (agendapuntnr. 1.10 tot vaststelling van het Handhavingprotocol Prostitutie (uitgelicht uit bijlage bij raadsvoorstel 112/2000: Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid, met bijtitel: Zicht op rood licht. Gehanteerd sedert besluitvorming en voor de eerste keer gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad GB07-21. Besluit van de burgemeester d.d. 6 februari 2007, inzake verblijfsontzegging (vervangend aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 februari 2007, op welk tijdstip GB07-49 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-21. Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2007, agendapuntnr. 3.15 (wijziging op eerder besluit van 19 december 2006) inzake eindtijden collectieve festiviteit als bedoeld in de 14dagenregeling horeca in de vierdaagseweek (verwerkt in bijlage 9b). De wijzigingen zijn in werking getreden na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad (GB07-66). 38e Wijziging (toevoegen nieuw lid 2 bij artikel 2.2.2. inzake indieningtermijn aanvraag evenementenvergunning) van de verordening bij raadsbesluit van 25 april 2007 (raadsvoorstelnr. 94/2007). De inwerkingtreding voor dit onderdeel is in het besluit gesteld op 1 september 2007. Besluiten van de burgemeester d.d. 26 april 2007, (ter vervanging, waarbij opsplitsing, van het handhavingprotocol alcoholvrije inrichtingen) tot vaststelling van de Beleidsregel handhaving coffeeshops (bijlage 12c), inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 APV en de Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen (bijlage 12c-2), inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV, uitgezonderd Coffeeshops. De inwerkingtreding van deze 2 besluiten is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad.
70
39e Wijziging (toevoegen nieuw artikel 2.8.1 inzake cameratoezicht op openbare plaatsen) van de verordening bij raadsbesluit van 4 juli 2007 (initiatiefvoorstel PvdA en CDA nr. 174/2007). De wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) inwerking getreden op 13 juli 2007, op welk tijdstip GB07-95 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB07-087. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 juni 2007, agendapunt nr. 3.28, (vervangend aanwijzingsbesluit tippelzone met voorschriften) op grond van artikel 3.2.6 lid 2 APV (toegevoegd als bijlage 2A-1). Besluit van de Burgemeester d.d. 10 september 2007 (behorend bij het voorgaande besluit) tot vaststelling van Beleidsregels (uitwerking registratiesysteem straatprostituees) op grond van onderdeel 2a van voornoemd aanwijzingsbesluit (toegevoegd als bijlage 2A-2). De inwerkingtreding van beide besluiten is (daags na bekendmaking) op 13 september 2007, op welk tijdstip gemeenteblad GB07-109 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 september 2007, agendapunt nr. 3.15, (vervangend aanwijzingsbesluit hondenuitlaatplaats Weezenhof 36e straat - i.p.v. 37e straat) op grond van artikel 2.4.17 lid 1 APV (toegevoegd als bijlage 6H). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 september 2007, agendapunt nr. 4.4, (aanwijzingsbesluit hondenuitlaatplaats Ubbergeveldweg/hoek Broerweg) op grond van artikel 2.4.17 lid 1 APV (toegevoegd als bijlage 6 i). De inwerkingtreding van beide besluiten van 11 september 2007 is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) bepaald op 4 oktober 2007, op welk tijdstip gemeenteblad GB07-123 in de plaats is Besluit van de Burgemeester d.d. 28 november 2007 tot vaststelling van de vervangende Beleidsregels Stadionomgevingsverbod (met mandatering), onder intrekking van de beleidsregels van 2004 (toegevoegd als bijlage 8). De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. 40e Wijziging (onderwerpen: Plaatsen objecten op de weg [artikel 2.1.5.1], Geluidhinder [Artikel 4.1.1.1] en Straatartiesten [artikel 2.1.4.1]) van de verordening bij raadsbesluit van 28 november 2007 (raadsvoorstel nummer 243/2007). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 december 2007, agendapunt nr. 3.10, (tijdelijk aanwijzingsbesluit inzake het toestaan van uitstallingen in de binnenstad/centrum) op grond van artikel 2.1.5.1 junto 5.2.3 APV (toegevoegd als bijlage 4B). De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 januari 2008 met een proefperiode van 6 maanden). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 december 2007, agendapunt nr. 3.14, (vervangend aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten 14-dagenregeling horeca 2008 met verruiming geluidsnormen). De inwerkingtreding is op 1 januari 2008. 41e Wijziging (Kamperen/Openluchtrecreatie - artikelen 5.8.1 en 5.8.2) van de verordening bij raadsbesluit van 12 december 2007 (raadsvoorstel nummer 282/2007). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. 42e Wijziging (toevoegen artikel 1.3 - vergunningen/ontheffingen tijdens Vierdaagsemarsen van de verordening bij raadsbesluit van 23 januari 2008 (raadsvoorstel nummer 25/2008). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 21 februari 2008. 43e Wijziging (inzake openbare orde, overlast en wetstechnische aanpassingen: wijzigen artikel 2.2.6, 2.2.11, 2.4.5, 3.2.2 en 3.2.6 - vaststellen 2.1.6.7a en 2.5.1 tot en met 2.5.5) van de verordening bij raadsbesluit van 23 januari 2008 (raadsvoorstel nummer 24/2008). De inwerkingtreding is op grond van het besluit is van de wijziging op 21 februari 2008.
71
44e Wijziging (vervangende Festiviteitenregeling voor inrichtingen - artikelen 4.1.2.1 t/m 6) van de verordening bij raadsbesluit van 13 februari 2008 (raadsvoorstel nummer 282/2007). Op grond van het besluit is de inwerkingtreding van de wijziging op 21 februari 2008. Bij de inwerkingtreding van bovengenoemde besluiten(wijzigingen 42-43-44) is gemeenteblad GB0841 in de plaats gesteld van voorgaande publicatie GB08-13. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 april 2008 (agendapunt nr. 3.19) tot vaststelling van de "Nadere regels festiviteitenregeling voor inrichtingen"(bijlage 9A), waarbij aanwijzing collectieve festiviteiten 2008 (bijlage 9B). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 8 april 2008 (agendapunt nr. 4.1 - wijziging strooifolderverbod vóór en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten - bijlage 11) Besluit van de burgemeester, d.d. 16 april 2008 tot vaststelling Beleidsregels speelautomatenhallen (bijlage 6). Besluit Burgemeester en Wethouders 18-03-2008, agendapunt nr. 1.2, tot aanwijzen hondenlosloopgebieden (bijlagen 20C). Om praktische redenen (tussenvoegen van kaartmateriaal) zijn de bijlagen onder 6 [hondenproblematiek] verschoven naar bijlage 20, bijlage 6 is zoals hierboven aangegeven opgevuld met de speelautomatenhallen). De besluiten treden in werking op 24 april 2008, waarbij gemeenteblad GB08-60 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-41. Voor zover reeds in kaart gebracht, zijn de op grond van de APV genomen (aanwijzings) besluiten toegevoegd als bijlagen. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 mei 2008 (agendapunt nr. 3.16) tot vaststelling van het Stallingsverbod centrum Nijmegen/omgeving station (bijlage 5A). Besluit van de burgemeester, d.d. 18 april 2008 tot vaststelling Beleidsregels Dansmuziekevenementen (bijlage 16), onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels houseparties GB99-049. De inwerkingtreding voor beide besluiten is op 22 mei 2008, op welk tijdstip dit gemeenteblad de voorgaande publicatie GB08-60 vervangt. Besluit van de burgemeester, d.d. 18 februari 2008 tot vaststelling Beleidsregels Bootfeesten 2008 (bijlage 10), onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Bootfeesten 2002 GB02-080. De inwerkingtreding voor het besluit is op 5 juni 2008, op welk tijdstip dit gemeenteblad de voorgaande publicatie GB08-65 vervangt. Besluit Burgemeester en Wethouders 3-06-2008, agendapunt nr. 3.18, tot aanwijzen hondenuitlaatplaats Couwenbergstraat (bijlage 20B-9). Het besluit treedt in werking op 19 juni 2008, waarbij gemeenteblad GB08-77 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-75. Voor zover reeds in kaart gebracht, is het op grond van de APV genomen (aanwijzings) besluit toegevoegd als bijlage. Besluit Burgemeester en Wethouders 1-07-2008, agendapunt nr. 4.3, tot tijdelijke uitbreiding stallingverbod tijdens vierdaagse (12 t/m 18 juli) (bijlage 5C). Het besluit treedt in werking op 9 juli 2008, waarbij gemeenteblad GB08-94 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-77. Voor zover reeds in kaart gebracht, is het op grond van de APV genomen (aanwijzings) besluit toegevoegd als bijlage. Besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 2008 (agendapunt 3.19) betreffende de in het kader van deregulering vaststellen van nadere regels ten aanzien van bepaalde vergunningen (bijlage 17 A t/m E). De inwerkingtreding van de regels van de Burgemeester en van Burgemeester en Wethouders voortvloeiend uit het besluit is gesteld op 16 juli 2008, op welk tijdstip GB08-95 in plaats wordt gesteld van voorgaande publicatie GB08-94. Aanvullend aanwijzingsbesluit inzake verblijfsontzegging omgeving winkelcentrum Meijhorst (2008) van de Burgemeester d.d. 23-09-2008 (toegevoegd als bijlage 3a). Het besluit treedt in werking op 23 september 2008 (terstond na plaatsing op internet), waarbij gemeenteblad GB08-112 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-100.
72
Vaststelling handhavingprotocol APV bureau Toezicht (2008) door de Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester bij besluit van 30 september 2008 (agendapunt 3.16, reg. nr. 080016651A) toegevoegd als bijlage 17. De inwerkingtreding is de dag na bekendmaking op 16 oktober 2008. Waarbij gemeenteblad GB08117 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-112. Besluit van de Burgemeester d.d. 17 december 2008, inzake verblijfsontzegging (vervangend aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening) toegevoegd als bijlage 3b. Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 25 december 2008, op welk tijdstip GB08-136 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-117. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 16 december 2008, agendapunt nr. 3.17, (vervangend aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten 14-dagenregeling horeca 2009 met verruiming geluidsnormen). De inwerkingtreding is op 1 januari 2009. 45e Wijziging (Festiviteitenregeling voor inrichtingen - artikelen 4.1.2.1 t/m 4.1.2.6) van de verordening bij raadsbesluit van 4 maart 2009 (raadsvoorstel nummer 34/2009). Op grond van het besluit is de inwerkingtreding van de wijziging op 19 maart 2009. Bij de inwerkingtreding van bovengenoemd besluit is gemeenteblad GB09-44 in de plaats gesteld van voorgaande publicatie GB08-136. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 februari 2009, agendapunt nr. 3.4, (aanwijzing data en tijden collectieve festiviteiten horeca zoals genoemd in de Festiviteitenregeling) toegevoegd als bijlage 9b. De inwerkingtreding is op 19 maart 2009. Besluit van de burgemeester d.d. 16 maart 2009 (betreffende een wijziging van het besluit tot aanwijzing gebied, maximumaantal, inrichtingseisen coffeeshops en beleidsregels ten aanzien van vergunningstelsel alcoholvrije inrichtingen, inhoudende toevoeging van een afstandscriterium middelbaar onderwijsinstelling), toegevoegd als bijlage 12a. Dit besluit vervangt het eerdere besluit van 27 november 2003. De datum van inwerkingtreding is gesteld op 26 maart 2009. Besluit van de burgemeester d.d. 13 juni 2008 (tot aanwijzing van de Stationstunnel als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19a. Besluit van de burgemeester d.d. 20 maart 2009 (tot aanwijzing omgeving winkelcentrum Meijhorst als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19b. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 7 april 2009, agendapunt nr. 4.2, (vaststellen van nadere regels Festiviteitenregeling voor inrichtingen) toegevoegd als bijlage 9a. De inwerkingtreding is gesteld op 16 april 2009. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit toegevoegd als bijlage 4) van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 mei 2009 (agendapunt nr. 3.1 - registratienr. 09.0006816 tot (aanwijzingsbesluit gebied waar verbod op voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten niet van toepassing is (artikel 2.1.5.1, eerste lid)). De inwerkingtreding van het besluit is gesteld op 6 juni 2009, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB09-58. 46e Wijziging van de verordening (wijziging artikelen 1.1, 2.1.5.1, en 5.2.3 als gevolg van (aangepaste regels voor uitstallingen) bij raadsbesluit van 27 mei 2009, raadsvoorstel nummer 81/2009. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 3 juni 2009, op welk tijdstip publicatie GB09-66 in de plaats is gesteld van gemeenteblad GB09-58.
73
47e Wijziging, aanpassen APV in het kader van: wijzigen artikelen 1.1, 2.1.5.1. en 5.2.3 van de APV bij raadsbesluit van 13 januari 2010 (raadsvoorstel nummer 81/2009) - Uitstallingenbeleid waarbij Aanwijzingsbesluit (bijlage 4A) en Beleidsregels Uitstallingen 2009 (bijlage 4B); wijzigen artikelen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 en vervallen van artikel 4.5.3 van de APV bij raadsbesluit van 13 januari 2010 (raadsvoorstelnummer 213/2009 Bewaren van houtopstanden. e
48 Wijziging, aanpassen APV in het kader van: toevoeging artikel 2.4.7a aan de APV bij raadsbesluit van 24 februari 2010 (raadsvoorstel nummer 5/2010) - Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 30 maart 2010, agendapunt 3.13, (aanwijzing data en tijden collectieve festiviteiten horeca zoals genoemd in de Festiviteitenregeling) toegevoegd als bijlage 9b. De inwerkingtreding is op 1 april 2010. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 6 april 2010, agendapunt 4.2 tot aanwijzen hondenlosloopgebied (uitbreiding). Op grond van art. 2.4.16 lid 2 van de APV aan te wijzen als hondenlosloopgebied de groenstrook tussen de Kometenstraat en de Neptunusstraat e.e.a. aangegeven conform de bijgevoegde bijlage 20C (kaart nr. 46) Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 februari 2010, agendapunt 3.17 met betrekking tot terrassen ringstraten. Op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV is het besluit als bijlage 4C opgenomen Besluit van de Burgemeester d.d. 17 mei 2010, kenmerk A700/10.0012415 met betrekking tot aanwijzing gebied verbod meevoeren glazen drinkgerei en verpakkingen. Op grond van artikel 2.4.7a van de APV is het besluit als bijlage 22 opgenomen Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 1 juni 2010, agendapunt 3.7 tot opheffen en aanwijzen hondenuitlaatplaats (HUP) Da Costastraat. Op grond van art. 2.4.16 lid 2 van de APV aan te wijzen als hondenlosloopgebied de groenstrook tussen de Kometenstraat en de Neptunusstraat e.e.a. aangegeven conform de bijgevoegde bijlage 20C (kaart nr. 46)
Bijlage 1:
Vervangend aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 5.7.2 van de verordening (aanwijzing totale grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt).
Datum en kenmerken:
Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 oktober 2006, agendapuntnummer 2.14, registratienummer 06.0026439
Hieronder is de letterlijke tekst toegevoegd (overgenomen uit de besluitenlijst) van de samenvatting van het voorstel en het besluitgedeelte waaromtrent het college conform heeft besloten.
Samenvatting voorstel: In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd dat het verboden is om doelbewust te zoeken naar archeologische relicten. Om uitvoering te geven aan de wet heeft Nijmegen in de APV een verbod ingesteld op het meest gebruikte hulpmiddel om archeologisch materiaal te vinden: de metaaldetector. Momenteel is een gebied aangewezen waarvoor dit verbod geldt. Het verbod geldt niet voor instanties met een opgravingsvergunning; Bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen is in het bezit van zo’n opgravingsvergunning. De Monumentenwet kent geen gebiedsbegrenzing. Het is daarom inconsequent dat Nijmegen in de uitvoering van het detectorverbod wel een begrensd gebied heeft aangewezen. Om het Nijmeegse beleid gelijk te trekken met de Monumentenwet wordt daarom voorgesteld om het hele grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt aan te wijzen. Deze gebiedsuitbreiding heeft als bijkomend voordeel dat wordt voorkomen dat onbevoegden met een metaaldetector onbedoeld oude munitie vinden, met alle risico’s van dien. Besluit: Aanwijzen van het grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt. Conform artikel 5.7.2 van de APV.
75
Bijlage 2A-1:
Vervangend aanwijzingsbesluit (tippelzone met voorschriften) op grond van artikel 3.2.6, lid 2 van de verordening. Het besluit is gepubliceerd op 12 september 2007 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-109. De inwerkingtreding is (daags na de bekendmaking) op 13 september 2007.
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, d.d. 12 juni 2007; Gelet op artikel 3.2.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV); Besluiten: 1. Aan te wijzen als wegen en gebieden, bedoeld in artikel 3.2.6, lid 2 van de APV: de Nieuwe Marktstraat, vanaf de kruising met de Lange Hezelstraat tot aan de fysieke afsluiting, halverwege de Nieuwe Marktstraat. 2. Daarbij als voorschriften, bedoeld in artikel 3.2.6, lid 2 APV, te stellen: a. het aanbieden van seksuele diensten is alleen voorbehouden aan prostituees die zich voor dat doel hebben geregistreerd bij de burgemeester van Nijmegen. De burgemeester zal hiertoe beleidsregels opstellen, die met dit besluit zullen worden bekendgemaakt; b. de in het voorgaande lid bedoelde registratie is slechts voorbehouden aan prostituees, die: de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben; aan kunnen tonen gedurende tenminste 2 jaren voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit met enige regelmaat op de tippelzone aan de Nieuwe Markstraat te hebben gewerkt; of: aan kunnen tonen in de 2 jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit gebruik te hebben gemaakt van het zorgaanbod op de zone, c.q. verbonden aan de zone; c. geen straatprostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; d. de aangewezen locatie mag slechts gebruikt worden voor straatprostitutie van 20.00u tot 02.00u - met als uitzondering: 31 december vanaf 20.00u tot 1 januari tot 02.00u; e. het zogeheten afwerken dient te geschieden in de daartoe ingerichte afwerklocatie aan de Nieuwe Marktstraat. 3. Het nieuwe aanwijzingsbesluit één dag na bekendmaking in werking te laten treden, en gelijktijdig het eerder genomen besluit van 5 december 2006 in te trekken. Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 12 juni 2007.
76
De Burgemeester
De Secretaris
Mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Bijlage 2A-2:
Besluit van de burgemeester d.d. 10 september 2007 tot vaststelling van de hierna genoemde beleidsregels. De beleidsregels zijn gepubliceerd op 12 september 2007 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-109 De inwerkingtreding is op 13 september 2007
Beleidsregels (uitwerking registratiesysteem straatprostituees) op grond van onderdeel 2a van het aanwijzingsbesluit ex artikel 3.2.6, lid 2 APV (2007) Inleiding De tippelzone aan de Nieuwe Marktstraat is oorspronkelijk ingericht om de overlast door (verslaafde) straatprostituees in en uit de omgeving van Nijmegen terug te dringen, en tevens om deze prostituees een gepast zorgaanbod te verschaffen. Als gevolg van de sluiting van tippelzones elders in het land, en mede als gevolg van het feit dat gemeenten die nog wel een tippelzone hebben de afgelopen jaren zijn overgestapt op een vergunningenstelsel, is de Nijmeegse tippelzone een aantrekkelijk werkgebied geworden voor straatprostituees elders uit het land. Daardoor zijn de oorspronkelijke doelstellingen van de tippelzone onder druk komen te staan. Om die oorspronkelijke doelstellingen veilig te stellen, heeft het College van Burgemeester en Wethouders besloten om een registratiesysteem in te voeren, en de burgemeester te belasten met de uitvoering hiervan. Grondslag van het registratiesysteem Artikel 151a van de Gemeentewet bepaalt, dat de gemeenteraad een verordening kan vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. In Nijmegen is die verordening opgenomen als hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen (APV). In dat hoofdstuk 3 van de APV zijn ook bepalingen opgenomen ten aanzien van de straatprostitutie. Artikel 3.2.6, lid 2 van de APV geeft het College van Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid om wegen en gebieden aan te wijzen, waarvoor het verbod op de straatprostitutie niet geldt. Tevens kan het College van Burgemeester en Wethouders met zo’n aanwijzingsbesluit ook voorschriften geven in verband met de straatprostitutie. Artikel 3.2.6, lid 2 van de APV ziet op het delegeren van wetgevende bevoegheid, zoals bedoeld in artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet. Het aanwijzingsbesluit ex artikel 3.2.6, lid 2 van de APV is daarmee een algemeen verbindend voorschrift (AVV), omdat het een grondslag in de wet heeft. Registratie Het registratiesysteem heeft tot doel om te bevorderen dat de tippelzone slechts toegankelijk is voor straatprostituees die daar tenminste vanaf 1 september 2005 met enige regelmaat gewerkt hebben, of straatprostituees die tenminste vanaf die datum bij de De Cirkel (het huiskamerproject van IrisZorg) bekend zijn als gebruikers van de Nijmeegse tippelzone, en die bij IrisZorg ook een casemanager hebben.
77
1. Doel van de registratie Door een beperking van het gebruik van de tippelzone door prostituees die daar hun seksuele diensten aanbieden, wil het College van Burgemeester en Wethouders bevorderen dat recht wordt gedaan aan de doelstellingen waarvoor de tippelzone is ingericht - in casu: het tegengaan van overlast door (verslaafde) straatprostituees, en het ervoor zorgen dat de straatprostituees laagdrempelig zorg kan worden aangeboden via het huiskamerproject van De Cirkel en door de GGD regio Nijmegen. De politie van het District Stad Nijmegen heeft aangegeven, dat door de aanzuigende werking vanwege sluitingen, c.q. verdere regulering van tippelzones elders in het land de overlast rondom de zone zonder een registratiesysteem niet goed beheersbaar meer is. 2. De burgemeester als bevoegde bestuursorgaan Het College van Burgemeester en Wethouders heeft de bevoegdheid voor de registratie bij de burgemeester van Nijmegen neergelegd, omdat de registratie, mede gelet op de bovenstaande overwegingen, een openbare-ordemaatregel is. Artikel 172 Gemeentewet belast de burgemeester met de handhaving van de openbare orde, en geeft de burgemeester de bevoegdheid om overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde te beletten of te beëindigen. 3. Aanvraag van een registratie De registratie dient te worden aangevraagd bij het bevoegde bestuursorgaan. Daartoe kan schriftelijk een verzoek worden ingediend bij: De burgemeester van Nijmegen per adres: Gemeente Nijmegen Afdeling Veiligheid (A700) Postbus 9105 6500 HG Nijmegen De
aanvrager dient in ieder geval de volgende gegevens te overleggen: naam; adres; geboortedatum; burgerservicenummer (ook wel: sofi-nummer); een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA); informatie waaruit blijkt, vanaf welke datum de aanvrager - in ieder geval vanaf 1 september 2005 - met enige regelmaat op de tippelzone heeft gewerkt. De burgemeester toetst deze informatie bij de politie en/of het gemeentelijk Bureau Toezicht een verklaring van IrisZorg, dat betrokkene aldaar tenminste vanaf 1 september 2005 bij De Cirkel bekend is, c.q. al dan niet via De Cirkel gebruikmaakt van een zorgverleningsaanbod door IrisZorg.
4. De beslissing op de aanvraag van een registratie De registratie is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. De beslistermijn op de aanvraag aanvraag van een registratie bedraagt maximaal 4 weken, met nog eens een verdaagtermijn van maximaal 4 weken.
78
De aanvraag zal marginaal worden getoetst: de overgelegde persoonsgegevens zullen via de gemeentelijke basisadministratie worden nagetrokken. Wel zal de burgemeester van Nijmegen bij alle aanvragen om registratie de politie van het District Stad Nijmegen op grond van artikel 15 Wet Politieregisters om een advies vragen, teneinde te voorkomen dat slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie geregistreerd worden. 5. De wijze van registratie Indien de burgemeester de aanvraag om registratie inwilligt, krijgt de aanvrager een brief, inhoudende een bewijs van registratie. Het is verplicht dat betrokkene deze brief tijdens bezoeken aan de tippelzone altijd bij zich heeft, opdat betrokkene aanstonds op verzoek van de bevoegde toezichthouders kan aantonen op de tippelzone te mogen werken. Tevens zal de burgemeester een lijst van alle geregistreerden opstellen ten behoeve van het door hem in het kader van deze registratie uit te oefenen gegevensbeheer. Tevens zal hij van deze lijst een afschrift doen toekomen aan de ambtenaren die belast zijn met het toezicht in het kader van artikel 3.2.6 APV. Dat zijn, naast de politie-ambtenaren van de regio Gelderland-Zuid, ook de toezichthouders van de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Nijmegen. De burgemeester zal derhalve een lijst van alle geregistreerden verstrekken aan de districtschef van de politie in Nijmegen, en aan de gemeentelijke afdeling Stadstoezicht. Sancties Ingevolge dit aanwijzingsbesluit is het verboden om, zonder daartoe bij de burgemeester van Nijmegen geregistreerd te zijn, seksuele diensten aan te bieden op de tippelzone aan de Nieuwe Marktstraat. Op overtreding van dit verbod zijn de strafbepalingen van hoofdstuk 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen van toepassing. De toezichthouders van politie en gemeente zullen van elke overtreding een proces-verbaal opmaken. Werken op de tippelzone zonder het bewijs van registratie met zich mee te dragen, kan leiden tot een bevel van de toezichthouders om zich van de tippelzone te verwijderen. Vaststelling Deze beleidsregels zijn vastgesteld op 10 september 2007 en treden in werking één dag na bekendmaking. De Burgemeester van Nijmegen Mr. Th.C. de Graaf
79
Bijlage 2B:
Besluit van burgemeester en wethouders van 12 september 2000 (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1010/2000) tot vaststelling van nadere regels (op grond van artikel 3.1.3 van de verordening) voor seksinrichtingen en escortbedrijven. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2000. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 september 2000.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen; Overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid, zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee geboden is de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven aan nadere regels te binden; Gelet op artikel 3.1.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening BESLUITEN: vast te stellen de volgende nadere regels: NADERE REGELS SEKSINRICHTINGEN EN ESCORTBEDRIJVEN Paragraaf 1.
Algemeen
Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen In deze nadere regels wordt verstaan onder: a. seksinrichting: een seksinrichting als bedoeld in artikel 3.1.1, sub c van de Algemene Plaatselijke Verordening; b. escortbedrijf: een escortbedrijf als bedoeld in artikel 3.1.1, sub d van de Algemene Plaatselijke Verordening; c. verblijfsruimte: een verblijfsruimte als bedoeld in artikel 45 van het Bouwbesluit; d. werkruimte: een verblijfsruimte waar de feitelijke seksuele dienstverlening plaatsvindt. Paragraaf 2.
Geschiktheidverklaring seksinrichting
Artikel 2.1. Verklaring staat seksinrichting Het is verboden om zonder of in afwijking van een geschiktheidverklaring van Burgemeester en wethouders een gebouw als seksinrichting in gebruik te nemen, te hebben of te houden. Artikel 2.2. Aanvraag geschiktheidverklaring Artikel 6.1.2. van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing. Artikel 2.3. Ontvankelijkheid Artikel 6.1.3. van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing.
80
Artikel 2.4. Termijn van beslissing 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een geschiktheidverklaring binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid houden burgemeester en wethouders de beslissing op de aanvraag aan indien: a. een bouwvergunning is vereist en op deze aanvraag nog niet is beslist; b. voorschriften van het Bouwbesluit of de Bouwverordening en aan die aanschrijving (nog) niet is voldaan. 4. De in het vorige lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat op de aanvraag om een bouwvergunning is beslist of nadat is voldaan aan de aanschrijving. Artikel 2.5. Weigering geschiktheidverklaring Een geschiktheidverklaring wordt geweigerd indien een van de volgende omstandigheden zich voordoet: a. de bouwvergunning is geweigerd; b. de seksinrichting voldoet niet aan het bepaalde in paragraaf 3 of 4. Artikel 2.6. Intrekken of wijzigen geschiktheidverklaring Burgemeester en wethouders kunnen een geschiktheidverklaring intrekken of wijzigen indien: a. blijkt dat zij de verklaring ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens hebben afgegeven; b. blijkt dat de houder van de verklaring niet of niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan een aan deze verklaring verbonden voorwaarde; c. het belang op grond waarvan de verklaring is afgegeven dit vereist op grond van een verandering van de inzichten met betrekking tot de bescherming van de prostituees en de verbetering van hun positie, opgetreden na het afgeven van de verklaring. Paragraaf 3.
Inrichtingseisen seksinrichtingen
Artikel 3.1. Reikwijdte Het gestelde in deze paragraaf is niet van toepassing op een seksbioscoop en een seksautomatenhal. Artikel 3.2. Verblijfsruimten 1. Tot een seksinrichting moet tenminste behoren: a. een verblijfsruimte ingericht als keuken; b. een verblijfsruimte ingericht als kleedkamer met per werkruimte een afsluitbare hang/legkast, tenzij er voor iedere prostituee een afsluitbare hang/legkast in de werkruimte aanwezig is; b. een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf met een vloeroppervlakte van ten minste 3,6 m x 3,6 m. 2. Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf, dan wel de kleedkamer en het dagverblijf, is toegestaan als daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een gelijkwaardige situatie wordt bereikt. 2. Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt. 3. In het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moet in voldoende mate daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn.
81
Artikel 3.3. Werkruimten 1. Elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van ten minste 5 m², waarvan de breedte ten minste 2 meter is. 2. Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte elektrische verlichting. Artikel 3.4. Sanitaire voorzieningen In een seksinrichting moeten tenminste één toiletruimte en één badruimte aanwezig zijn, met dien verstande dat: a. per vijf werkruimten tenminste één toiletruimte en b. per 8 werkruimten tenminste één badruimte aanwezig dient te zijn. Artikel 3.5. Overige voorzieningen 1. De voorziening voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een seksinrichting moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit. 2. Een seksinrichting moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit waarmee alle besloten ruimten kunnen worden verwarmd. Artikel 3.6. Bed en handlinnen 1. Het bedlinnen in de werkruimten moet dagelijks worden verschoond. 2. Het handlinnen moet na gebruik door schoon handlinnen worden vervangen. Artikel 3.7. Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid 1. Ruimten in het prostitutiebedrijf waarin zich één of meer prostitue(e)s plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe onvoldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituee(s) op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten zijn vrijgehouden van obstakels. 2. De toegangsdeur van een werkruimte dient van binnenuit te allen tijde te openen te zijn. 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg. 4. Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten. 5. Indien het bepaalde in het vierde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostituees anderszins wordt gewaarborgd. Artikel 3.8. Hulp bij ongevallen 1. Voor het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten voldoende en doelmatige middelen beschikbaar zijn en direct voor gebruik bereikbaar zijn. 2. Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk door een opschrift of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn dat zij middelen voor eerste hulp bij ongevallen bevatten.
82
Paragraaf 4.
Brandveiligheidseisen
Artikel 4.1. Brandveiligheidsvoorschriften 1. Voor een seksinrichting met één werkruimte is hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing. 2. Voor een seksinrichting met meer dan één werkruimte is hoofdstuk 7, titel 2 van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing. 3. De algemene gebruikseisen van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Het gebruik van verplaatsbare verwarmingstoestellen is niet toegestaan. Paragraaf 5.
Eisen ten aanzien van de bedrijfsvoering
Artikel 5.1. Algemeen 1. Het is verboden vanuit een seksinrichting klanten te werven die zich op of aan de weg bevinden. 2. Het verbod uit het eerste lid geldt niet voor de seksinrichtingen, gevestigd in de percelen Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers). 3. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs kan worden gevergd om hinder en overlast van bezoekers voor de omgeving te voorkomen of te beperken. 4. Het is de exploitant en beheerder van een seksinrichting verboden bezoekers beneden de leeftijd van 18 jaar toegang te verlenen tot de seksinrichting. Artikel 5.2. Register 1. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen naam, adres en geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen. 2. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht het register als bedoeld in het eerste lid op eerste vordering ter inzage te geven aan een ambtenaar van politie. Artikel 5.3. Toegang ambtenaren van politie De exploitant en beheerder van een seksinrichting zijn verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de seksinrichting: a. gedurende de tijd dat de seksinrichting voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn. Artikel 5.4. Bescherming van de gezondheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee 1. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituee, alsmede de bescherming van de volksgezondheid. 2. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat: a. de seksinrichting dient te voldoen aan de hygiëne-eisen, die door de GGD worden gesteld, zoals vermeld in het Inspectieformulier Hygiëne Seksinrichtingen van de GGDen Gelderland Zuid; b. de exploitant minimaal een keer per jaar een technische hygiëne-inspectie door de GGD of een door de gemeente aangewezen en daartoe gekwalificeerde instantie laat uitvoeren.
83
3. De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de in het bedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid te stellen zich vier keer per jaar, of vaker wanneer de GGD dit uit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk acht, te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan het beroep gerelateerde klachten overeen-komstig de landelijke richtlijnen van de stichting SOA-bestrijding. 4. Indien een arts vast verbonden is aan de seksinrichting of het escortbedrijf, meldt de exploitant of beheerder schriftelijk de naam en adres van deze arts aan de GGD. 5. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot het prostitutiebedrijf om voorlichtingsen preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees. 6. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht er zorg voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico's en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheids-zorg en de hulpverlening. 7. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een bedrijfsbeleid te voeren waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee centraal staan. 8. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat: a. in de werkruimten te allen tijde voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar zijn; b. de prostituee het werken zonder condoom mag weigeren; c. de prostituee klanten en/of bepaalde diensten mag weigeren; d. de prostituee mag weigeren met de klant alcoholhoudende dranken te drinken of andere verdovende middelen te gebruiken; e. de prostituee niet verplicht kan worden zich geneeskundig te laten onderzoeken; f. de prostituee het recht heeft op een vrije artsen keuze; g. voor een seksinrichting of escortbedrijf geen reclame wordt gemaakt waarbij de garantie wordt gegeven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen; h. op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats schriftelijke informatie wordt verstrekt over de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee. Paragraaf 6.
Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Artikel 6.1. Inwerkingtreding Deze nadere regels treden in werking op 1 oktober 2000.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 12 september 2000.
84
De burgemeester,
De secretaris,
mr. E.M. d’Hondt
ir. H.K.W. Bekkers
Bijlage 2C:
Aanwijzingsbesluit Toezichthouders Prostitutie, waarbij de in het besluit benoemde politieambtenaren aangewezen zijn als toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de APV. Het besluit is voor het eerst op 17 oktober 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-251. Na totstandkoming van het besluit op 10 oktober 2000, is het terstond in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 oktober 2000.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS DER GEMEENTE NIJMEGEN; Gelet op artikel 151a van de Gemeentewet;
BESLUITEN:
alle politieambtenaren, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de regiopolitie GelderlandZuid, aan te wijzen als toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 10 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 1103/2000).
85
De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. E.M. d'Hondt
ir. H.K.W. Bekkers
Bijlage 2D:
Besluit van de Burgemeester ex artikel 3.2.1 lid 2 APV tot maximalisering van te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf. Doelstelling en beoogd effect maakt deel uit van het bijbehorende besluit van Burgemeester en Wethouders van 4 december 2001 (CIS-nr. 1247/2001, agendapuntnr. 1.5) zie ook de hierna volgende bijlage 2E.
Burgemeester der gemeente Nijmegen; Overwegende: dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat geboden is een maximum te verbinden aan het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen, niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven; Gelet op artikel 3.2.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: Het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaarof voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf te stellen. Aldus besloten door de burgemeester der gemeente Nijmegen op 4 december 2001. De burgemeester,
mevr. dr. G. ter Horst
86
Bijlage 2E:
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 4 december 2001 (CISnr. 1247/2001, agendapuntnr. 1.5), ex artikel 3.2.1 lid 2 APV, tot maximalisering van te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul. Uit het relevante voorstel aan het College en uit de besluitenlijst blijkt tevens dat Burgemeester en Wethouders ook hebben besloten om: Geen maximum te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor escortbedrijven. Zie ook het hieraan gerelateerde besluit van de Burgemeester (bijlage 2D)
Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen; Overwegende: dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat geboden is een maximum te verbinden aan het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen, zijnde vaar- of voertuigen; Gelet op artikel 3.2.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
Besluiten:
Het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul te stellen. Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 4 december 2001.
87
De burgemeester,
De secretaris,
mevr. dr. G. ter Horst
ir. H.K.W. Bekkers
Bijlage 2F:
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 15 juni 2004, agendapuntnr. 1.23, tot regulering van sekswinkels op grond van artikel 3.2.7 van de APV in de vorm van een aanwijzingsbesluit van het centrum als gebied waarin het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. Het verbod geldt niet indien sekswinkels zich minimaal op een loopafstand van 500 meter van elkaar bevinden. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 4 november 2004, de dag na bekendmaking in het gemeenteblad GB04-86 en het huis-aan-huis-blad "De Brug".
Hieronder is de letterlijke tekst toegevoegd van het voorstel, overgenomen uit de besluitenlijst, waaromtrent het college conform heeft besloten.
88
1.
Het centrum (omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen) op grond van artikel 3.2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen aanwijzen als gebied waarbinnen het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. Dit verbod geldt niet indien sekswinkels zich minimaal op een loopafstand van 500 meter van elkaar bevinden.
2.
Voor sekswinkels die reeds binnen een loopafstand van 500 meter van elkaar zijn gevestigd geldt een overgangsregime. Voor deze sekswinkels geldt de afstand van 500 meter nog niet, maar indien de exploitatie van de sekswinkel wijzigt, gaat het afstandscriterium wel gelden.
Bijlage 2G:
Besluit van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van 13 juni 2000 (agendapuntnr. 1.10 tot vaststelling van het Handhavingsprotocol Prostitutie (uitgelicht uit bijlage bij raadsvoorstel 112/2000: Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid, met bijtitel: Zicht op rood licht. Voor de eerste keer gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad GB07-21 en gehanteerd sedert besluitvorming.
HANDHAVINGSPROTOCOL PROSTITUTIE Hierna volgt de uitwerking van het handhavingsprotocol prostitutiebeleid. Daarbij is een onderscheid gemaakt in de drie belangrijkste categorieën van overtredingen, te weten: 1) exploitatie zonder vergunning; 2) exploitatie in strijd met de vergunning en 3) exploitatie in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (oftewel mensenhandel) 1) exploitatie zonder vergunning Overtreding Exploitatie past niet binnen het prostitutiebeleid (dus niet te legaliseren)
Exploitatie past binnen het prostitutiebeleid
Politie/ Toezichthouder Waarschuwen en proces-verbaal (pv) c.q. rapport opmaken t.b.v. Openbaar Ministerie resp. gemeente. Waarschuwen en rapport c.q. pv opmaken t.b.v. gemeente en het Openbaar Ministerie.
Gemeente
Openbaar Ministerie
Anderen
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd. 1e constatering: schriftelijke waarschuwing met vermelding van de termijn waarbinnen de vergunning moet worden aangevraagd; 2e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd.
1e constatering: pv en vervolgen op grond van de APV.
Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. inschakeling van bijv. de Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst
Na 1e constatering: vervolging o.g.v. de APV.
Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. Inschakeling van bijv. de Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst
2 ) exploitatie in strijd met vergunning Overtreding Handelen in strijd met gedragseisen Overschrijden sluitingsuur
89
Politie/ Toezichthouder Pv opmaken tbv gemeente en OM Waarschuwen en rapport opmaken tbv gemeente. Bij tweede constatering ook pv t.b.v. OM.
Gemeente
Openbaar Ministerie
Anderen
Intrekking vergunning
Zie onder 3)
-
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: opleggen van beperkte openingstijden; 3e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking
Na 2e constatering: vervolging ogv de APV.
Afhankelijk van de feitelijke situatie (bijv. te lange arbeidstijden) evt. inschakeling van de Arbeidsinspectie
Overtreding
Politie/ Toezichthouder Waarschuwen en rapport opmaken tbv gemeente. Bij 1e constatering pv tbv OM.
Gemeente
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking 1e constatering: Schijnbeheer Waarschuwen en volledig pv tbv schriftelijke gemeente en OM. waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking. 1e constatering: Waarschuwen en Wijzigen van de rapport opmaken inrichting zonder schriftelijke t.b.v. gemeente. Bij waarschuwing met voorafgaande tweede constatering vermelding van de toestemming (bijv. ook pv tbv OM. In afwijking van de termijn waarbinnen de geschiktheidsvergunning moet worden verklaring) aangevraagd; 2e constatering: tijdelijke sluiting, of opleggen van een dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd Waarschuwen en 1e constatering: Gebruik van de rapport opmaken tbv schriftelijke inrichting in strijd gemeente. Bij 2e met de waarschuwing; vergunningsvoorwaa constatering ook 2e constatering: tijdelijke rden of nadere tbv OM pv. sluiting/intrekking/ regels dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking 1e constatering; Overlast voor de Waarschuwen en omgeving rapport opmaken tbv schriftelijke waargemeente. Bij 2e schuwing; constatering ook tbv 2e constatering: tijdelijke OM pv. sluiting of intrekking; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd/intrekking Ontbreken van toezicht door de exploitant
Openbaar Ministerie
Anderen
Na 1e constatering pv en vervolgen.
Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. inschakeling van de Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst
1e constatering pv en vervolgen.
Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. Inschakeling van bijv. De Belastingdienst
Na 2e constatering vervolging o.g.v. de APV.
Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. Inschakeling van bijv. De Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst
Na 2e constatering vervolging ogv de APV.
Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. inschakeling van bijv. de Arbeidsinspectie of de Belastingdienst
Na 2e constatering pv en vervolgen.
-
3) exploitatie in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel) Bij de exploitatie van prostitutie kan sprake zijn van strafbare feiten. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar artikel 250a Sr, maar ook naar andere regelgeving die in dit verband van toepassing kan zijn. Indien van dergelijke strafbare feiten sprake is, dan ligt de verantwoorde-
90
lijkheid voor de opsporing en vervolging ervan volgens de gangbare procedures bij het Openbaar Ministerie. Van belang daarbij is dat het Openbaar Ministerie de gemeente over het verloop en de uitkomsten van die procedure informeert, zodat ook tijdig de nodige bestuurlijke maatregelen getroffen kunnen worden, bijvoorbeeld de sluiting van de inrichting. Uitgelicht uit (bijlage van raadsvoorstel 112/2000) Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid (met bijtitel: Zicht op rood licht). Het protocol is, voorafgaand aan het raadsvoorstel, vastgesteld bij besluiten van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester d.d. 13 juni 2000, agendapunt nummer 1.10
91
Bijlage 3:
Vervangend aanwijzingsbesluit (onder intrekking van het voorgaande besluit van 8 juli 2005) van de burgemeester, d.d. 6 februari 2007, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 februari 2007, de dag na bekendmaking in het gemeenteblad GB07-49 en het huis-aan-huis-blad "De Brug".
Betreft: Wijziging in het besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat, te weten: uitbreiding van het gebied St. Josephhof/Hunnerpark. De burgemeester van de gemeente Nijmegen Gelet op Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit: I.
Aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen:
1. gebied Kronenburgerpark: Voorstadslaan (tussen Nieuwe Hezelpoort en Havenweg), Simon Langendampad, Spoorbrugkade, Snelbinder (het gedeelte vanaf de aansluiting met de Stieltjesstraat tot de overbrugging van de Lange Hezelstraat, inclusief de trappen), Nieuwe Marktstraat, Veemarkt, Gravendal, Joris Ivensplein, Kartuizerhof, Rode Toren, Kromme Elleboog, Nieuwe Markt, Bottelstraat, Hof van Kampen, Oude Haven (tussen Rode Toren en Oude Havenstraat), Lange Hezelstraat (tussen Nieuwe Hezelpoort en Papengas), Pijkestraat, Hessenberg, Kroonstraat, Doddendaal (tussen Parkweg en Regulierstraat), Parkdwarsstraat, Achter de Valburg, Parkweg, van Berchenstraat, Kronenburgersingel, Kronenburgerplaats, Kronenburgerpark, Stieltjesstraat, Vredestraat, Nassausingel, Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein, Spoorstraat, Burg. Hustinxstraat, Tunnelweg (centrumzijde); 2. gebied Centrum Lange Hezelstraat (vanaf kruising Pijkestraat richting Grote Markt), Stikke Hezelstraat, Burchtstraat, Korte Nieuwstraat, Emaushof, Marikenstraat, Raadhuishof, Nieuwstraat, Gruitberg, Achter de Hoofdwacht, Kannenmarkt, Grote Markt, Grotestraat (vanaf Burchtstraat t/m Platenmakersstraat), Platenmakersstraat, Spinthuisplaats, Gapershof, mr. Hermanstraat, Broerstraat, Kerkegasje; Pauwelstraat, Koningstraat, Koningshofje, Arsenaalgas, Mariënburg, Passage Mariënburg, Tweede Walstraat, Ziekerstraat, van Welderenstraat, Vlaamse Gas, Eilbrachtstraat, Arksteestraat, Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), Bisschop Hamerstraat, Molenstraat, Passage Molenpoort, In de Betouwstraat, Smetiusstraat, Eerste Walstraat, Karrengas, Piersonstraat, Zeigelhof, Bloemenburgerhof, Bloemerstraat, Regulierstraat, Bloemerhof, Regulierenhof, Titus Brandsmastraat, Achter de Carmel, Carmelhof, Jodenberg, Doddendaal (vanaf Bloemerstraat t/m Regulierstraat), Plein 1944, Achter de Wiemelpoort, Hendrikhof, Scheidemakershof, Augustijnenstraat, Houtstraat, Houthof, Stikke Hezelstraat;
92
3. gebied St.Josephhof/Hunnerpark Hoogstraat, Lindenberg, Hunnerpark (uitgezonderd het lage gedeelte rond de bloemenklok), Valkhof (tot aan de Waalkade), het gebied onder de Waalbrug (tot aan ´t Meertje, dit gebied staat ook wel bekend als de vluchthaven), Lange Baan, Voerweg (tussen Hoogstraat en voetgangersbrug), Kelfkensbos, St. Jorisstraat, Gerard Noodtstraat, Derde Walstraat, Lunetstraat, Bastionstraat, St. Thomashof, St. Josephhof, Hertogstraat (vanaf Kelfkensbos t/m Gerard Noodtstraat), Hertogplein, Achter de bank, Klein Mariënburg, De Spaarpot, Hertoghof, Wintersoord, Mariënburgsestraat, Raadhuisstraat, Achter de Oude Gracht; 4. gebied Oranjesingel Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), Oranjesingel(tussen Keizer Karelplein en Hertogstraat), Arksteestraat, van Welderenstraat, Eilbrachtstraat, Tweede Walstraat(tussen Eilbrachtstraat en Mariënburgsestraat), Mariënburgsestraat, van Broeckhuysenstraat, van Schevichavenstraat, Staringstraat, Hertogstraat, Prins Hendrikstraat, Daalseweg (tot Groesbeeksedwarsweg), Groesbeeksedwarsweg, Prins Bernhardstraat, Roukensstraat, Vonckstraat, Van Lyndenstraat, Stenen Kruisstraat, Singendonckstraat, Waldeck Pyrmontsingel, Bijleveldsingel, H. Hoogerstraat, Sloetstraat, Nijhoffstraat, Wilhelminasingel, Guyotstraat, Athlonestraat, van Gentstraat, Sweersstraat, Joh. Vijghstraat, Fort Kijk in de Potstraat, Groesbeekseweg (tussen Fort Kijk in de Potstraat en St.Annastraat), St.Annastraat (tussen Keizer Karelplein en Groesbeekseweg). 5. gebied Willemskwartier Thijmstraat, Multatuliplaats, Guido Gezellestraat, Schonckstraat, Brederostraat, Ruusbroeckstraat, Tollensstraat, Jacob van Lennepplaats, Spieghelstraat, Ds. Ter Haarstraat, Hofdijkstraat, Jan Luykenstraat, Maerlantstraat, A. Bijnsstraat, Tesselschadestraat, Beetsplein, Heyestraat, Willemsweg, De Genestetlaan, Potgieterplein, Ten Katestraat, Jacob Catsstraat, Pater van Meursstraat, Helmersstraat, dr. Schaepmanstraat, Da Costastraat, Bilderdijkstraat, Pootstraat, Feithstraat; 6. gebied Bottendaal: jaarlijks in de periode 1 mei tot 1 oktober Van Oldenbarneveltstraat, Stijn Buijsstraat (tussen Graafseweg en van Trieststraat), Burghardt van den Berghstraat, Jan de Wittstraat, Holtermanstraat, van Goorstraat, Cortenaerpad, De Ruyterstraat, Sint Stephanusstraat (tussen Dr.Jan Berendsstraat en Cortenaerpad), Jan van Galenstraat, Leemptstraat, Witte de Withstraat, Piet Heinstraat, van Heemskerckstraat, Bestevaerhof, Trompstraat, Dr Jan Berendsstraat (tussen van Diemerbroeckstraat en Jan van Galenstraat), Graafsedwars-straat, van Diemerbroeckstraat, Arend Noordduijnstraat, Vondelstraat en Graafseweg (tussen van Oldenbarneveltstraat en spoorbrug Graafseweg)
93
II.
en als uren te noemen: *voor het gebied Kronenburgerpark: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied Centrum: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied St. Josephhof/Hunnerpark: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied Oranjesingel: 10.00 uur tot 22.00 uur; *voor het gebied Willemskwartier: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied Bottendaal: 12.00 uur tot 06.00 uur;
III.
aan de districtschef van Politiedistrict Stad Nijmegen de bevoegdheid te verlenen om de in artikel 2.4.1. APV aan de burgemeester toegekende bevoegdheid tot het doen van bekendmakingen op grond van openbare orde of zedelijkheid (het geven van een
verblijfsontzegging) namens de burgemeester in mandaat uit te oefenen, met de mogelijkheid van ondermandaat, onder voorwaarde van een jaarlijkse rapportage over de uitoefening van die bevoegdheid; (de districtschef van politiedistrict Stad Nijmegen heeft bij besluit van 24 oktober 2003 alle hulpofficieren van Justitie, werkzaam in de regio Gelderland-Zuid en fungerend onder verantwoordelijkheid van district Stad Nijmegen, de bevoegdheid verleend om in ondermandaat de bevoegdheid uit artikel 2.4.1. APV uit te oefenen.) IV.
Bij het doen van bekendmakingen (het geven van een verblijfsontzegging) op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening in mandaat namens de burgemeester dient volgens de hiernavolgende instructies te werk te worden gegaan:
•
In principe krijgt een persoon slechts een verblijfsontzegging voor één van de aangewezen gebieden. Slechts bij uitzondering krijgt iemand een gelijktijdige ontzegging voor meerdere gebieden. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, die deze uitzondering nood-zakelijk maken, dienen deze in het besluit vermeld te worden. Indien een ontzegging moet worden opgelegd voor een feit, gepleegd op een locatie die binnen meerdere aangewezen gebieden valt, wordt de ontzegging opgelegd voor dat gebied, waarin vrees bestaat voor een nieuwe openbare orde verstoring, gelet op de eerder opgelegde ontzegging/waarschuwing/antecedenten(zie onderstaande voorbereidingsprocedure).
•
In de bekendmaking wordt duidelijk aangegeven welk gebied het betreft en voor welk tijdvak het verbod geldt.
•
Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie.
•
In de bekendmaking wordt eenduidig aangegeven op grond van welke feiten de persoon de bekendmaking ontvangt.
•
De verblijfsontzegging wordt in geval van een aanhouding op heterdaad onmiddellijk, dat wil zeggen vóór heenzending, uitgereikt. In geval de verdachte buiten heterdaad binnen twee weken na het gepleegde feit wordt aangehouden, dan wordt alsnog onmiddellijk een ontzegging uitgereikt met dien verstande dat de tussenliggende periode in mindering wordt gebracht op de termijn van de verblijfsontzegging; m.a.w. de termijn begint te lopen op de delictsdatum.
• Feiten en termijnen tabel Feiten waarvoor ontzegging wordt opgelegd categorie 1: *tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV, lid 1 of lid 2 (tippelen buiten de zone of in strijd met de gestelde voorschriften) *onnodig verblijf op de tippelzone (3.2.6 lid 5 APV) *samenscholing (art. 2.1.1.1 APV) *hinderlijk gedrag (artt. 2.4.6, 2.4.8 en 2.4.9 APV) *hinderlijk drankgebruik (art 2.4.7 APV) *openbare dronkenschap (453 Sr en 426 Sr) *baldadigheid (424 Sr)
94
Termijn ontzegging 2 weken
Categorie 2 *1e recidive tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV 6 weken *huisvredebreuk in afwerkloods of in het inloopcentrum van de Grift (138 Sr) *bezit van meer dan een gebruikershoeveelheid drugs en gebruik van harddrugs in het openbaar (Opiumwet) *overtreding artikel 2.4.3a (kennelijk dealen), artikel 2.4.3b (gebruik harddrugs op straat), artikel 2.4.3c (samenscholing in verband met drugs)APV Nijmegen *overtreding Wet Wapens en Munitie: traangas, boksbeugels, wapenstokken, steekwapens e.d *dragen gevaarlijke voorwerpen (2.1.6.8a APV) *vernieling (350 Sr) en openlijke geweldpleging, uitsluitend tegen goederen (141 Sr) *eenvoudige mishandeling (300 Sr) *diefstal met braak, vanuit een auto(311 lid 5 Sr) *belediging ambtenaar in functie (267 Sr) *bedreiging (285 Sr) *negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel(184 Sr) *wederspannigheid (180, 181, 182 Sr)
Categorie 3 *2e recidive tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV *overtreding Wet Wapens en Munitie: vuurwapens/schietwapens *dealen harddrugs (Opiumwet) *Zware geweldsmisdrijven: zware mishandeling (302 Sr), (poging tot)doodslag (287 Sr), openlijke geweldpleging uitsluitend tegen personen (art 141 Sr), afpersing (317 Sr), afdreiging (318 Sr) *overtreding verblijfsontzegging (art.2.4.1. APV)
95
12 weken
•
Voorbereidingsprocedure ontzegging Zodra een verdachte is aangehouden en proces-verbaal is opgemaakt voor een geconstateerd feit uit de feitentabel, gepleegd in of in relatie tot de aangewezen gebieden wordt bekeken of hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. Indien er in de zes maanden voorafgaande aan de aanhouding een verblijfsontzegging is uitgereikt dan wordt opnieuw een ontzegging opgelegd conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 2. Indien er in de zes maanden voorafgaand aan de aanhouding een op naam gestelde waarschuwing is uitgereikt, wordt een verblijfs-ontzegging opgelegd aan betrokkene conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 3. Indien er geen sprake is van een verblijfsontzegging of waarschuwing in de zes maanden, voorafgaand aan de aanhouding, wordt er door de politie een op naam gestelde waarschuwing uitgereikt aan betrokkene.
•
V.
De processen-verbalen voor de feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. Het is niet doorslaggevend of de feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie met openbare orde zijn. Zo zullen bedreigingen in een winkel of het inloopcentrum wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor publiek toegankelijke inrichting de basis zijn voor een verblijfsontzegging, indien ze aan alle bovengenoemde voorwaarden voldoen.
het eerder genomen besluit van 8 juli 2005 in te trekken en dit nieuwe besluit op de dag na bekendmaking in werking te laten treden.
De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf Datum: 6 februari 2007
96
Bijlage 3a
Besluit van de Burgemeester d.d. 9 juni 2009 (registratienummer 09.0014554) (Wijziging en aanvulling eerder besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1 APV, inhoudende tot uitbreiding van het gebied, van toepassingverklaring mandaatbesluit en toevoeging mandaatsinstructies).
Betreft: wijziging en aanvulling besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, in het bijzonder gericht op Meijhorst registratienummer: 09.0014554 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 9 juni 2009 Gelet op Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: I.
Naast de reeds bij besluit van 6 februari 2007 (GB07-49) aangewezen wegen tevens aanvullend aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen: omgeving winkelcentrum Meijhorst: het gebied begrensd door de Van Apelterenweg, de 10e straat, 20e straat, 21e straat, 22e straat, 23e straat, 24e straat, 25e straat, 26e straat, 27e straat, 28e straat, 11e straat, 50e straat en door het pad door het park richting de Van Apelterenweg tot aan de Van Apelterenweg.
II.
en als uren te noemen voor de voor het gebied omgeving winkelcentrum Meijhorst op te leggen ontzeggingen: van 18.00 uur tot 08.00 uur.
III.
het mandaatsbesluit van 6 februari 2007 (GB07-49 )ook van toepassing te verklaren op de ontzeggingen voor de omgeving winkelcentrum Meijhorst
IV.
Bij het doen van bekendmakingen (het geven van een verblijfsontzegging) op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening in mandaat namens de burgemeester dient volgens de hiernavolgende instructies te werk te worden gegaan:
In de bekendmaking wordt duidelijk aangegeven welk gebied het betreft en voor welk tijdvak het verbod geldt. Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie. In de bekendmaking wordt eenduidig aangegeven op grond van welke feiten de persoon de bekendmaking ontvangt. De verblijfsontzegging wordt in geval van een aanhouding op heterdaad onmiddellijk, dat wil zeggen vóór heenzending, uitgereikt. In geval de verdachte buiten heterdaad binnen
97
twee weken na het gepleegde feit wordt aangehouden, dan wordt alsnog onmiddellijk een ontzegging uitgereikt met dien verstande dat de tussenliggende periode in mindering wordt gebracht op de termijn van de verblijfsontzegging; m.a.w. de termijn begint te lopen op de delictsdatum. Feiten en termijnen tabel Feiten waarvoor ontzegging wordt opgelegd categorie 1: *samenscholing (art. 2.1.1.1 APV) *hinderlijk gedrag (artt. 2.4.6, 2.4.8 en 2.4.9 APV) *hinderlijk drankgebruik (art 2.4.7 APV) *openbare dronkenschap (453 Sr en 426 Sr) *baldadigheid (424 Sr) *wildplassen (art. 4.3.6 APV) *vervoer zaken verboden handeling als kennelijk doel (art. 2.4.3 APV) *geluidshinder (art. 4.1.1.1 APV) *verontreiniging van de weg (art. 4.3.1.APV) * negeren verboden toegang (art. 461 Sr)
Termijn ontzegging 2 weken
Categorie 2 *bezit van meer dan een gebruikershoeveelheid 6 weken drugs en gebruik van harddrugs in het openbaar (Opiumwet) *overtreding artikel 2.4.3a (kennelijk dealen), artikel 2.4.3b (gebruik harddrugs op straat), artikel 2.4.3c (samenscholing in verband met drugs)APV Nijmegen *overtreding Wet Wapens en Munitie: traangas, boksbeugels, wapenstokken, steekwapens e.d *dragen gevaarlijke voorwerpen (2.1.6.8a APV) *vernieling (350 Sr) en openlijke geweldpleging, uitsluitend tegen goederen (141 Sr) *eenvoudige mishandeling (300 Sr) *diefstal met braak, vanuit een auto(311 lid 5 Sr) *belediging ambtenaar in functie (267 Sr) *bedreiging (285 Sr) *negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel(184 Sr) *wederspannigheid (180, 181, 182 Sr)
98
Categorie 3 *overtreding Wet Wapens en Munitie: vuurwapens/schietwapens *dealen harddrugs (Opiumwet) *Zware geweldsmisdrijven: zware mishandeling (302 Sr), (poging tot)doodslag (287 Sr), openlijke geweldpleging uitsluitend tegen personen (art 141 Sr), afpersing (317 Sr), afdreiging (318 Sr) *overtreding verblijfsontzegging (art.2.4.1. APV)
12 weken
Voorbereidingsprocedure ontzegging Zodra een verdachte is aangehouden en proces-verbaal is opgemaakt voor een geconstateerd feit uit de feitentabel, gepleegd in of in relatie tot de aangewezen gebieden wordt bekeken of hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1.Indien er in de zes maanden voorafgaande aan de aanhouding een verblijfsontzegging is uitgereikt dan wordt opnieuw een ontzegging opgelegd conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 2. Indien er in de zes maanden voorafgaand aan de aanhouding een op naam gestelde waarschuwing is uitgereikt, wordt een verblijfs-ontzegging opgelegd aan betrokkene conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 3. Indien er geen sprake is van een verblijfsontzegging of waarschuwing in de zes maanden, voorafgaand aan de aanhouding, wordt er door de politie een op naam gestelde waarschuwing uitgereikt aan betrokkene.
V.
De processen-verbalen voor de feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. Het is niet doorslaggevend of de feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie met openbare orde zijn. Zo zullen bedreigingen in een winkel wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor publiek toegankelijke inrichting de basis zijn voor een verblijfsontzegging, indien ze aan alle bovengenoemde voorwaarden voldoen. het eerder genomen besluit van 19 mei 2009 in te trekken en dit nieuwe besluit onmiddellijk in werking te laten treden na bekendmaking.
De burgemeester,
mr. Th.C. de Graaf
99
BIJLAGE 3b: Besluit van de burgemeester d.d. 14 december 2009 , aanvullend besluit tot aanwijzing wegen en uren. Inwerkingtreding op 23 december 2009
Betreft: Aanvullend besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d.
14 december 2009; Gelet op
Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit:
I.
Naast de reeds bij besluit van 6 februari 2007 (GB07-49) en bij aanvullend besluit van 23 september 2008 aangewezen wegen tevens aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen: 1. winkelhart Hatert, te weten het gebied omsloten door Hatertseweg, Couwenbergstraat, de Kempenaerstraat, Thorbeckestraat, Treubstraat, inclusief de genoemde straten; 2. winkelcentrum Leuvensbroek e.o., te weten het gebied omsloten door Leuvensbroek e e e e 30 straat, Leuvensbroek 20 straat, Leuvensbroek 19 straat, Leuvensbroek 17 straat, e e e Leuvensbroek 16 straat, Leuvensbroek 12 straat en Leuvensbroek 11 straat, inclusief de genoemde straten; 3. wijk De Biezen, te weten het gebied omsloten door de spoorlijn, Tunnelweg, Marialaan, Rivierstraat, de Biezen, Mercuriusstraat, Weurtseweg en Voorstadslaan tot aan de spoorlijn, inclusief de genoemde straten.
II.
100
en als uren te noemen: *voor de gebieden winkelhart Hatert, winkelcentrum Leuvensbroek e.o en wijk De Biezen: 31 december van 15.00 uur tot 1 januari , 08.00 uur; *voor het reeds bij besluit van 23 september 2008 aangewezen gebied winkelcentrum Meijhorst worden voor de periode 31 december tot en met 1 januari andere uren aangewezen, te weten van 15.00 uur tot 08.00 uur;
III.
te bepalen dat het bij eerdere besluiten aan de districtschef van Politiedistrict Stad Nijmegen verleende mandaat met de mogelijkheid van ondermandaat m.b.t. artikel 2.4.1. APV zich mede uitstrekt tot bovengenoemde tijdelijk aangewezen gebieden. (de districtschef van politiedistrict Stad Nijmegen heeft bij besluit van 24 oktober 2003 alle hulpofficieren van Justitie, werkzaam in de regio Gelderland-Zuid en fungerend onder verantwoordelijkheid van district Stad Nijmegen, de bevoegdheid verleend om in ondermandaat de bevoegdheid uit artikel 2.4.1. APV uit te oefenen.)
IV.
Bij het doen van bekendmakingen (het geven van een verblijfsontzegging) op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening in mandaat namens de burgemeester dient voor de bovengenoemde 3 gebieden en het gebied Winkelcentrum Meijhorst voor de periode rondom de jaarwisseling volgens de hiernavolgende instructies te werk te worden gegaan:
Tijdens de jaarwisseling kan een verblijfsontzegging voor de vier gebieden, te weten winkelcentrum Meijhorst, winkelhart Hatert, winkelcentrum Leuvensbroek e.o. en wijk De Biezen worden opgelegd. Deze vier gebieden zijn zogenaamde geïnventariseerde hotspots, waar op grond van eerdere ervaringen gevreesd wordt voor ordeverstoringen en brandstichtingen. De verblijfsontzegging wordt opgelegd voor maximaal 17 uur rondom de jaarwisseling aan personen die een aantoonbare relatie hebben met ordeverstoringen tijdens de jaarwisseling of waarvan aangetoond kan worden dat gevreesd moet worden voor ordeverstoringen tijdens de jaarwisseling. In de bekendmaking wordt duidelijk aangegeven welk gebieden het betreft en voor welk tijdvak het verbod geldt. Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie. In de bekendmaking wordt eenduidig aangegeven op grond van welk(e) feit(en) de persoon de bekendmaking ontvangt. Een verblijfsontzegging voor de jaarwisseling (17-uursverbod) voor de 4 hotspotsgebieden wordt (zonder voorafgaande waarschuwing) opgelegd aan een persoon indien tegen hem/haar in de jaarwisselingsperiode van 27 december vanaf 08.00 uur tot 1 januari , 08.00 uur proces-verbaal wordt opgemaakt voor een van de volgende feiten, gepleegd in de gemeente Nijmegen: de volgende artikelen uit het Wetboek van Strafrecht: artikel 131 (opruiing) artikel 141 (openlijke geweldpleging) artikelen 157/158 (brandstichting, opzet en culpoos) artikelen 161 bis/ter/sexies/septies (vernieling electriciteitswerk of telecommunicatiewerk, opzet en culpoos) artikelen 162/163 (vernieling werk voor openbaar verkeer, opzet en culpoos) artikelen 168/169 (vernieling voertuig, opzet en culpoos) artikelen 170/171 (vernieling/beschadiging gebouw, opzet en culpoos) artikel 184 (indien bevel verband hield met jaarwisselingsoverlast) artikel 186 (samenscholing) artikel 180 (wederspannigheid) artikel 201 (beschadigen post in postbus) artikel 285 (bedreigen met openlijk geweld) indien in relatie tot jaarwisseling of hulpdiensten
101
artikelen 300/301/302/303 mishandeling en zware mishandeling indien in relatie tot jaarwisseling artikelen 307/308 (dood of zwaar letsel door schuld, indien in relatie tot jaarwisseling artikel 350 (vernieling) artikel 351 (vernieling werk van openbaar nut) Een waarschuwing voor een verblijfsontzegging voor de jaarwisseling (17-uursverbod) wordt gegeven aan een persoon indien tegen hem/haar in de jaarwisselingsperiode 27 december vanaf 08.00 uur tot 1 januari, 08.00 uur proces-verbaal wordt opgemaakt voor een van de volgende feiten: art 424 WvSr (baldadigheid) artikel 429 WvSr (vuurwerk afsteken met gevaarzetting) art 1.2.7 Vuurwerkbesluit (afsteken vuurwerk met gevaar voor mens/milieu) het voorhanden hebben van verboden vuurwerk: minstens 300 stuks van lijst I of minstens 6 van lijst II of minstens 1 van lijst III of IV. Aan een persoon, die een waarschuwing heeft ontvangen voor een verblijfsontzegging voor de jaarwisseling, kan alsnog een dergelijke ontzegging (17-uursverbod) worden opgelegd indien in de jaarwisselingsperiode 27 december vanaf 08.00 uur tot 1 januari, 08.00 uur proces-verbaal wordt opgemaakt voor een van de bovengenoemde feiten waarvoor direct een ontzegging kon worden opgelegd of waarvoor de waarschuwing werd gegeven
De processen-verbalen voor de bovengenoemde feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. De feiten hebben namelijk allemaal een relatie met strafbare feiten zoals die veel gepleegd worden of waarvoor gevreesd wordt tijdens de jaarwisseling, en in het bijzonder in de geïnventariseerde hotspots.
De verblijfsontzegging voor de jaarwisseling (17-uursverbod) wordt in mandaat opgelegd middels een door de burgemeester vastgesteld model. De waarschuwing voor een 17-uursverbod wordt in mandaat gegeven middels een door de burgemeester vastgesteld model.
V.
dit aanvullende besluit onmiddellijk na bekendmaking in werking te laten treden.
De burgemeester,
mr. Th. C. de Graaf
102
Bijlage 4A
Aanwijzigingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 mei 2009, agendapunt 3.1, (aanwijzingsbesluit gebied waar verbod op voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten niet van toepassing is (artikel 2.1.5.1, eerste lid)). De inwerkingtreding is bepaald op 6 juni 2009.
Burgemeester en wethouders van Nijmegen, Besluiten: 1.
Het gebied omsloten door de singels, rivier en spoorlijn aan te wijzen als gebied waar het verbod op grond van artikel 2.1.5.1 niet geldt zodat hier uitstallingen mogelijk zijn mits voldaan is aan de door het college gestelde regels ten aanzien van niet commerciële uitstallingen.
2.
De volgende straten aan te wijzen als gebied waar het verbod op grond van artikel 2.1.5.1 niet geldt zodat hier uitstallingen mogelijk zijn mits voldaan is aan de door het college gestelde regels ten aanzien van commerciële uitstallingen: Bloemerstraat Eilbrachtstraat Ganzenheuvel Hertogstraat Hertogplein Houtstraat • In de Betouwstraat Kelfkensbos • Klein Mariënburg Lange Hezelstraat Mariënburg Mariënburgstraat Nieuwstraat Smetiusstraat Stikke Hezelstraat St. Jorisstraat • Van Broeckhuysenstraat Van Welderenstraat
• • • • • • • • • • • • • • •
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
103
Bijlage 4B:
Beleidsregels Uitstallingen 2009 (vastgesteld na de besluitvorming van Gemeenteraad m.b.t. het Uitstallingenbeleid (raadsbesluit d.d. 13 januari 2010, raadsvoorstelnummer 81/2009)
Burgemeester en wethouders van Nijmegen, Overwegende, dat in artikel 2.1.5.1, tweede lid onder h, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan de het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van uitstallingen. Besluiten: 1. Dat voor het plaatsen van uitstallingen geen vergunning nodig is. 2. De volgende niet-commerciële uitstallingen in de gehele binnenstad geplaatst mogen worden: a) één bankje parallel aan de gevel; b) ten hoogste twee bakken met bloemen en/of planten; c) andere objecten ter verfraaiing van de winkel of het pand; 3. De volgende commerciële uitstallingen in de bij aanwijzigingsbesluit genoemde straten geplaatst mogen worden: a) hand elswaar b) één speeltoestel voor kinderen 4. Voor het plaatsen van de toegestane uitstallingen de volgende algemene voorschriften gelden: a) Plaatsing tegen de gevel, niet breder dan de gevel van de ter plaatse gevestigde onderneming, waartoe de uitstalling behoort, niet hoger dan 1,80 meter en gemeten vanaf de gevel maximaal 0,60 meter diep; b) bankjes mogen maximaal 0,80 meter diep, gemeten vanaf de gevel geplaatst worden. Er dient te allen tijde een vrije doorgang voor voetgangers van ten minste 1,50 meter over te blijven. Tevens dient er te allen tijde een vrije doorgang voor nooden hulpdiensten van ten minste 4,5 meter over te blijven en rondom brandkranen moet een obstakelvrije ruimte aanwezig zijn met een diameter van 1,8 meter; c) plaatsing uitsluitend tijdens de openingsuren van de winkel; d) de uitstalling past in het straatbeeld en uitstallingen zijn voor hun doel ontworpen en dienen een eigen kwaliteit te hebben als zelfstandig object; e) de vormgeving van de uitstallingen is afgestemd op de architectuur van gebouw of winkelpui, óf legt een direct verband met de te leveren producten; f) uitstallingen zijn gemaakt van hoogwaardige, duurzame materialen (plastic wasmanden, kratten, kartonnen dozen en dergelijke zijn niet toegestaan). Verder zijn de uitstallingen niet in een felle, dominante of sterk contrasterende kleurstelling uitgevoerd; g) wel toegestaan zijn objecten die in eerste instantie ter verfraaiing zijn bedoeld, maar waarop op een terughoudende wijze productaanduidingen zijn aangebracht. Deze productaanduidingen zijn niet in een felle, dominante of sterk contrasterende kleurstelling of lettertype uitgevoerd.
104
h) een uitstalling (of een object ter verfraaiing) waarvan een oppervlak voor meer dan 20% voorzien is van een productaanduiding, is niet toegestaan. i) (reclame)borden zijn niet toegestaan. Het begrip reclamebord kan als volgt gedefinieerd worden: Een bord waarop productaanduidingen, al dan niet met vermelding van prijzen, aangegeven zijn. Reclameborden en -objecten zijn niet toegestaan. Productaanduidingen die vergezeld gaan van prijzen worden beschouwd als reclame en zijn daarom niet toegestaan. j) er mag geen verontreiniging ontstaan of worden veroorzaakt, eventuele ontstane verontreiniging moet dagelijks worden verwijderd; k) de uitstalling mag geen gevaar, schade of hinder opleveren voor personen en goederen, de veiligheid van de weg en het doelmatige beheer en onderhoud van de weg. 5. Dat uitstallingen niet mogen worden geplaatst: a) indien werkzaamheden moeten worden verricht aan, onder, op of boven de weg; b) indien dit een te houden evenement, festiviteit of gebeurtenis in het algemeen belang in de weg staat; c) in de binnenstad tijdens de week van de jaarlijkse Vierdaagsefeesten; d) indien dit door de politie, brandweer of toezichthouders van de gemeente onverwijld wordt geëist in het belang van de openbare orde en veiligheid, de bruikbaarheid van de weg of het e) doelmatig en veilig gebruik van de weg en/of het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 6. In straten met een verkeersfunctie is een uitstalling alleen mogelijk als het trottoir ten minste 2,10 meter breed is. In voetgangersgebieden dient de beschikbare ruimte ten minste 7,20 meter te zijn, opgebouwd uit 0,6 meter uitstalling, 1,5 meter vrije ruimte voetganger, 4,5 meter calamiteitenverkeer en 0,6 meter uitstalling. Bij bankjes dient de beschikbare ruimte omvangrijker te zijn. Uitgaande van 0,8 meter voor bankjes bedraagt de minimale beschikbare ruimte 7,60 meter. 7. Daar waar discussie ontstaat, kan op initiatief van Bureau Stadstoezicht de afdeling Economische Zaken een advies uitbrengen aan de verantwoordelijk portefeuillehouder die een besluit neemt. Het mandaat voor dit besluit wordt verleend aan het afdelingshoofd Economische Zaken. In de afweging worden de uitgangspunten voor het uitstallingenbeleid en ons beleid wat betreft beeldkwaliteit meegenomen. Verder wordt door de afdeling Economische Zaken advies ingewonnen bij de afdeling Stedenbouw & Architectuur en bij het ondernemerscollectief dat de belangen in de betreffende straat vertegenwoordigt waar de discussie afspeelt. 8. De inwerkingtreding van dit besluit met toepassing van artikel 142 Gemeentewet vast te stellen op de 8e dag nà publicatie in het gemeenteblad. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
105
De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th. C. de Graaf
P. Eringa
Bijlage 4C
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 februari 2010, kenmerk 10.0001689 m.b.t. terrassen ringstraten.
Op 19 mei 2009 is door ons college besloten bij wijze van pilot voor de duur van het terrasseizoen 2009 ( 1 maart -1 november ) 23 parkeerplaatsen in gebruik te geven als terras voor de horecaondernemers in de In de Betouwstraat, Van Welderenstraat en de Van Broeckhuysenstraat. Hieraan ten grondslag ligt de herinrichting van de openbare ruimte in het kader van het Economisch Offensief Ringstraten 2009 -2010. De terrassennotitie "Nijmegen, 'n rijk aan terrassen d.d. 18 december 2003 dient als toetsingskader voor het uitgeven van terrasvergunningen. Maximaal 16 parkeerplaatsen in de Betouwstraat, Van Welderenstraat en de Van Broeckhuysenstraat gedurende het zomerterras-seizoen (1 maart - 1 november) in te zetten als terrasruimte voor de horeca; In afwachting van de herijking van het algemene terrassenbeleid het sluitingstijdstip te handhaven op 23.00 uur; Te bepalen dat het gezamenlijk aan te schaffen terrasmeubilair de goedkeuring dient te hebben van Bureau Stedenbouw & Architectuur Directie Grondgebied in verband met de gewenste beeldkwaliteit; De minimale doorloop voor voetgangers tussen gevels en de terrassen op tenminste 2 meter vast te stellen; Buiten het zomerseizoen in de parkeervakken geen winterterrassen toe te staan. Om de kwaliteit van het woon- en leefklimaat te waarborgen, zijn voor de duur van de pilot voor bestaande vergunningen de volgende aanvullende voorwaarden en bepalingen gesteld: Ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabijheid van de terrassen was de sluitingstijd 23:00 uur. Voorkomen moet worden dat terrassen na deze tijd gebruikt worden door dit fysiek onmogelijk te maken. Er diende te allen tijde een vrije doorgang voor voetgangers van tenminste 1,50 meter over te blijven. Reclame op terrasmeubilair en terrasschotten was niet toegestaan. Winterterrassen waren niet toegestaan
106
Bijlage 5A:
Aanwijzingsbesluit (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot uitbreiding stallingsverbod centrumgebied. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 22 mei 2008. Dit is de dag na 21 mei 2008, waarop aan het besluit bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad “De Brug”.
Onderwerp: Stallingsverbod centrum Nijmegen/omgeving station Kenmerk: 08.0008990 __________________________________________________________________________ BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN; Overwegende, dat er in een aantal straten in het centrumgebied en in de omgeving van het station verboden zijn ingesteld om: a. buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen (brom)fietsen te plaatsen; b. (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan vier weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten; dat in de vergadering van 12 december 2007 door de gemeenteraad de beleidsnotitie fietsparkeren is vastgesteld waarin is opgenomen dat het gebied in de binnenstad waar een stallingsverbod geldt, wordt uitgebreid; dat hierbij het uitgangspunt is dat overlast zowel in visuele als fysieke zin van her en der gestalde fietsen in de binnenstad dient te worden voorkomen; dat hiermee wordt beoogd de verblijfskwaliteit van het centrumgebied te verhogen en mogelijke belemmeringen van het verkeer (hulpdiensten e.d.) te voorkomen; dat in de hierboven genoemde beleidsnotitie fietsparkeren een aantal straten is genoemd waar in de huidige situatie geen stallingsverbod geldt maar waar wel overlast door her en der gestalde (brom)fietsen is geconstateerd; dat er ook in deze straten maatregelen nodig zijn om overlast door her en der gestalde fietsen tegen te gaan, de verblijfskwaliteit van het centrumgebied te verhogen en mogelijke belemmeringen van het verkeer (hulpdiensten e.d.) te voorkomen; dat dit eveneens geldt voor een aantal straten dat tot op heden eveneens nog niet behoorde tot het gebied waar een stallingsverbod geldt, zoals de Houtstraat, Lange Hezelstraat, Stikke Hezelstraat en wat aangrenzende weggedeelten, Scheidemakershof, Vlaamsegas en Tunnelweg (westzijde Station); dat verbetering in deze situatie wordt gebracht door deze straten toe te voegen aan het gebied waar reeds een stallingsverbod geldt; dat in combinatie hiermee de stallingsvoorzieningen in de binnenstad worden uitgebreid (met ca. 800 klemmen); dat het bestaande stallingsverbod grotendeels geldt van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 9.00 tot 18.00 uur, en op koopavonden tot 21.00 uur;
107
dat het gewenst is deze tijden aan te passen om binnenstadbezoekers meer duidelijkheid te verschaffen en een einde te maken aan een ongewenste gedoogsituatie voor wat betreft het stallen van fietsen tijdens de uren (voornamelijk s’ochtends) waarop het nog niet druk is in de binnensstad; dat in verband hiermee het stallingsverbod gaat gelden van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur, en op koopavonden tot 20.00 uur; dat de aanwijzing van het gebied waarbinnen op dit moment een stallingsverbod geldt is verspreid over meerdere besluiten; dat om een overzichtelijk beeld van het stallingsregime in de binnenstad te krijgen deze besluiten worden gebundeld in een overkoepelend besluit; gelet op artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen; besluiten: I.
In te trekken de in het verleden genomen besluiten betreffende de aanwijzing van gebieden waarbinnen het verboden is: - (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen - (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten II. De volgende straten aan te wijzen als gebied waarbinnen het van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur, en op koopavonden tot 20.00 uur verboden is: - (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen - (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten: Arsenaalgas Arsenaalplaats Arsenaalpoort Augustijnenstraat Bisschop Hamerstraat Bloemerstraat (incl. doorsteek naar Bloemenhof) Broerstraat De Spaarpot Eilbrachtstraat Emaushof Gruitberg Gulden Wagengas Hertoghof Hertogstraat (gedeelte van Kelfkensbos tot Van Broeckhuysenstraat) Hessenberg Houthof Houtstraat Houtstraat-Titus Brandsmastraat (aansluiting tussen Houtstraat nr. 33 en nr. 35) In de Betouwstraat
108
Jodenberg Kerkegasje Klein Mariënburg Koningstraat Korte Nieuwstraat Kronenburgergas Lange Hezelstraat Mariënburg (tot de aansluiting Mariënburgsestraat) Marienburgsestraat Marikenstraat Moenenstraat Molenstraat Nieuwstraat Pauwelstraat Pijkestraat Plein 1944 plein rondom de Mariënburgkapel Raadhuishof Raadhuisstraat Scheidemakershof Smetiusstraat Stieltjesstraat (gedeelte vanaf Stationsplein tot de aansluiting Nieuwe Marktstraat) Stikke Hezelstraat Tweede Walstraat van Broeckhuysenstraat van Schevichavenstraat van Welderenstraat Veemarkt (ter hoogte van Joris Ivensplein) Vlaamsegas Wintersoord Ziekerstraat (gedeelte tussen Molenstraat en Tweede Walstraat)
III.
De volgende straten aan te wijzen als gebied waarbinnen het permanent verboden is: - (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen - (brom)fietsen al dan niet voor onmiddelijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten: Grote Markt-St. Stevenskerk;onderdoorgang (kerkboog) Stationsplein (incl. voorplein voormalig streek- en stadsbusstation tevens met inbegrip van het meest westelijk gelegen deel van de Van Schaeck Mathonsingel) Tunnelweg; gebied aan oostzijde Tunnelweg tussen Koninginnelaan en Burg. Hustinxstraat (westzijde station)
een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 10-04-2008; DE SECRETARIS,
109
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN,
267841kader01
110
Bijlage 5B:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 juli 1999 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 741/1999) tot vaststelling van de criteria voor ontheffing-verlening van het stallingsverbod Binnenstad voor fietsen. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 13 juli 1999 in gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999.
Onderwerp: Kenmerk:
Ontheffingsmogelijkheid stallingsverbod binnenstad voor fietsen. 99.32840
Aangepast bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 mei 2009 ( agendapunt nr. 3.1, kenmerk 09.0006816) toevoeging van criterium tot ontheffing op bedrijfseconomische gronden.
Criteria voor ontheffingverlening van het stallingsverbod Binnenstad voor fietsen: -
111
mensen die al in bezit zijn van een invalidenparkeerkaart of -plaats komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen, mensen die beschikken over een vervoersvoorziening in het kader van de WVG komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen, mensen die beschikken over een aangepaste fiets gericht op het gebruik door mensen met een loophandicap komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen, een huisartsverklaring waaruit blijkt dat door de fiets te gebruiken tegemoet gekomen wordt aan het opheffen van de mobiliteitsbeperking, is voldoende voor een ontheffing, ondernemers die om bedrijfseconomische redenen gebruik maken van een transportfiets.
Bijlage 6:
Besluit van de burgemeester, d.d. 16 april 2008, waarbij op grond van artikel 30b Wet op de kansspelen en artikel 2.3.3.4, lid 3 APV beleidsregels worden gegeven ten behoeve van het stellen van voorschriften en beperkingen aan vergunningen zoals bedoeld in artikel 2.3.3.2, lid 1 van de APV. De beleidsregels zijn gepubliceerd op 23 april 2008 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB08-60. De inwerkingtreding is op 24 april 2008.
Beleidsregels speelautomatenhallen in Nijmegen De Burgemeester van de gemeente Nijmegen; Gelet op artikel 30b Wet op de kansspelen en artikel 2.3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen belast met het toezicht op de speelautomatenhallen; BESLUIT: 1. Het aantal speelautomaten en het daaraan te koppelen aantal spelersplaatsen dat mag worden opgesteld in de 3 Nijmeegse speelautomatenhallen als volgt te maximeren: a. de vestiging van JVH Gaming in Dukenburg: 130 automaten, met niet meer dan 242 spelersplaatsen; b. de vestiging van JVH Gaming in de Tweede Walstraat: 75 automaten, met niet meer dan 97 spelersplaatsen; c. de vestiging van Walk-in amusementscenter in de Bloemerstraat: 55 automaten, met niet meer dan 55 spelersplaatsen. 2. In geval van een nieuwe ondernemer voor de speelautomatenhal op grond van omstandigheden zoals zijn gegeven in artikel 2.3.3.8 APV stelt de burgemeester, uitgaande van het in het eerste artikel toegestane aantal speelautomaten, het daaraan te koppelen aantal spelersplaatsen vast met inachtneming van de volgende uitgangspunten: a. bij plaatsing van meerspelers, die als één speelautomaat gerekend worden, mag het daadwerkelijk te realiseren aantal spelersplaatsen niet uitstijgen boven het aantal spelersplaatsen dat gerealiseerd zou kunnen worden indien elke automaat slechts één spelersplaats zou bieden; b. de burgemeester kan van de voorgaande bepaling afwijken, indien dat naar zijn oordeel in het belang is van de zogeheten ‘ideale mix’ op grond van de landelijke Handreiking Gemeentelijke Speelautomatenbeleid uit 2003. 3. Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het Gemeenteblad. Aldus besloten door de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, de dato 16 april 2008. De Burgemeester mr. Th. C. de Graaf
112
Bijlage 7A:
Besluit van 12 september 2003 tot wijziging type huisvuilzak voor restafval, genomen door het hoofd van de afdeling Milieu (gemandateerd bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 14 november 2000, agendapunt nr. 1.15, registratienr. 0.86408). De inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 2 oktober 2003. Het eerder genoemde besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 november 2000 vervalt slechts gedeeltelijk, voor zover het betreft de vaststelling van het type huisvuilzak. Het besluit is voor het eerst op 24 september 2003 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB03-89 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 1 oktober 2003.
Besluit tot vaststelling van het type huisvuilzak als bedoeld in artikel 4.2.2.3 van de APV Datum besluit: 12-09-2003 Onderwerp Wijziging type vuilniszak voor huishoudelijk restafval Registratienummer 3.52327 Bijlage 7B opdruk groene vuilniszak voor restafval Mandaat Voor het nemen van dit besluit is gemachtigd het hoofd milieu bij besluit van 14-11-2000, gepubliceerd op 20-12-2000. Korte toelichting Recentelijk heeft DAR Milieudiensten haar logo veranderd waardoor de opdruk op de groene huisvuil-zak zal gaan wijzigen. Dit maakt het noodzakelijk dit nieuwe type vuilniszak conform artikel 4.2.2.3. van de APV vast te stellen. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het reprint logo aan te brengen teneinde de huisvuilzak beter beschermd te laten zijn tegen illegale namaak. De huidige opdruk van de huisvuilzak is: DAR Milieudiensten Restafval gemeente Nijmegen zoals vastgesteld in de collegevergadering van 14 november 2000 (nr. 0.86408). Deze opdruk op de groene huisvuilzak zal gelijk bijgesloten bijlage per 1 oktober 2003 worden gewijzigd in: Dar ® www.dar.nl restafval gemeente Nijmegen Het opschrift op de verpakking van een rol vuilniszakken “TARIEF HUISVUILZAK GEMEENTE NIJMEGEN” blijft ongewijzigd.
113
Omdat de bestaande voorraad zakken met het oude opschrift tijdelijk ook nog verkocht zal worden en de bewoners van Nijmegen in de gelegenheid moeten zijn om deze op te maken, wordt een over-gangstermijn van 6 maanden in acht genomen, ingaand op de datum van in werkingtreding van dit besluit. Besluiten 1. Per 1 oktober 2003 groene vuilniszakken met de opdruk: Dar ® www.dar.nl restafval gemeente Nijmegen vast te stellen als het toegestane type vuilniszak voor huishoudelijk restafval, zoals bedoeld in artikel 4.2.2.3 van de APV. 2. Als overgangstermijn tot 6 maanden na vaststelling van dit besluit toe te staan, dat restafval wordt aangeboden in groene vuilniszakken zoals vastgesteld in het besluit d.d. 14-11-2000 nr. 0.86408. 3. Het besluit d.d. 14-11-2000 nr. 0.86408 ten aanzien van de vaststelling van het type vuilniszak komt per 1 oktober 2003 te vervallen. Namens burgemeester en wethouders van Nijmegen, Drs. T.B. Yap Hoofd afdeling Milieu
114
Auteursrecht voorbehouden
Bijlage behorend bij besluit 3.52327 d.d. 12 september 2003
115
Bijlage 8:
Besluit van de Burgemeester van 28 november 2007 tot vaststelling van de beleidsregels stadionomgevingsverboden (2008 - onder intrekking van de voorgaande beleidsregels 2004) (als bedoeld in artikel 2.2.11 APV ), waarbij mandatering aan politiedistrict Stad Nijmegen (met de mogelijkheid van ondermandaat). In het besluit is de inwerkingtreding bepaald op 1 januari 2008, op welk tijdstip Gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123.
De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 28 november 2007 Gelet op Artikel 2.2.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV); Overwegende dat De beleidsregels stadionomgevingsverboden 2004 ten aanzien van het begrip ‘stadion’ niet voldoende duidelijk waren. In de gewijzigde beleidsregels duidelijker is opgenomen dat ordeverstorende gedragingen in alle stadions van betaald voetbal organisaties kunnen leiden tot een Nijmeegs stadionomgevingsverbod. De KNVB voor het voetbalseizoen 2007-2008 de richtlijnen met betrekking tot de termijnen voor stadionverboden heeft geactualiseerd. De oude richtlijnen met betrekking tot termijnen voor een stadionverbod in de “beleidsregels stadionomgevingsverboden” daarmee niet langer actueel waren. Uit de praktijk bleek dat het in artikel 2.2.6. APV (oud) bepaalde gebied te omvangrijk was. De omschrijving van het gebied waarvoor de stadionomgevingsverboden kunnen worden opgelegd is aangepast. In de beleidsregels nu nadere uitvoeringsvoorschriften zijn opgenomen. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn van toepassing op degene die de bevoegdheden van de burgemeester terzake in mandaat uitoefenen en moeten garanderen dat het besluitvormingsproces zorgvuldig verloopt. Besluit I.
Gewijzigd vast te stellen de ‘beleidsregels stadionomgevingsverboden’;
II. Aan de districtschef van het politiedistrict Stad Nijmegen de bevoegdheid te verlenen om de in artikel 2.2.11 van de APV aan de burgemeester toegekende bevoegdheid tot het opleggen van een stadionomgevingsverbod namens de burgemeester in mandaat uit te voeren, met de mogelijkheid van ondermandaat, onder de voorwaarde van een jaarlijkse rapportage over de uitoefening van die bevoegdheid; III. De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De Brug”. IV. Het besluit van 2 november 2004 (beleidsregels stadionomgevingsverboden 2004) in te trekken
116
Beleidsregels Stadionomgevingsverbod 1. Algemeen Op grond van artikel 2.2.11 van de APV kan de burgemeester in het belang van de openbare orde aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het Goffertstadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 4 uur na afloop van voetbalwedstrijden. Het verbod geldt voor een bepaalde periode en is niet langer dan twee jaar. Indien een persoon de openbare orde 1. in een stadion van een Nederlandse betaald voetbalvereniging, of 2. in de omgeving van een dergelijk stadion heeft verstoord, of 3. bij een onder auspiciën van de UEFA georganiseerde uitwedstrijd van NEC de orde heeft verstoord, en 4. daarvoor een privaatrechtelijk stadionverbod van de KNVB heeft gekregen krijgt deze persoon, indien aan de onderstaande voorwaarden daarvoor is voldaan, tevens een bestuursrechtelijk stadionomgevingsverbod binnen de gemeente Nijmegen opgelegd. Het verbod kan ook worden opgelegd aan een persoon aan wie een strafrechtelijk stadionverbod is opgelegd. Indien er een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd als aanvulling op een strafrechtelijk stadionverbod of wegens verstoring van de openbare orde zonder dat dit heeft geleid tot het opleggen van een (privaatrechtelijk dan wel strafrechtelijk) stadionverbod, zullen bij het opleggen van een stadionomgevingsverbod deze beleidsregels analoog worden toegepast. 2. Gebied Het gebied waarvoor een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd wordt omsloten door: Hatertseweg - Weg door Jonkerbos - Tarweweg - Nieuwe Dukenburgse weg - Muntweg Wezenlaan - Slotemaker de Bruïneweg. Ten aanzien van bovengenoemde wegen geldt dat deze wegen zelf geen deel uitmaken van het gebied waarvoor het stadiongebied van toepassing is. 3. Gedragingen en termijnen stadionomgevingsverbod Of naast een stadionverbod tevens een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd hangt af van de ernst van de gedraging en de (verwachte) impact van de gedraging op de openbare orde. Er worden door de burgemeester enkel stadionomgevingsverboden opgelegd naar aanleiding van gedragingen die een mogelijk effect op de openbare orde kunnen (gaan) hebben. Voor de overige gedragingen wordt in principe geen stadionomgevingsverbod opgelegd. Wanneer een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd correspondeert de duur van het verbod met de duur van het stadionverbod volgens de richtlijn Termijn Stadionverbod KNVB, met als maximum een duur van 24 maanden. Wanneer door de KNVB of NEC wordt besloten tot oplegging van een voorwaardelijk stadionverbod wordt daarbij aansluitend eveneens een voorwaardelijk stadionomgevingsverbod opgelegd.
117
In onderstaand schema wordt weergegeven wanneer en voor hoelang er een stadion(afgekort SV) en een stadionsomgevingsverbod (afgekort SOV) wordt opgelegd. Gedraging Overtreding van de wet ID Opgeven valse naam Overtreding APV Poging tot brandstichting met geringe gevaarzetting Niet voldoen aan een bevel of vordering van personen die belast zijn met de kaartcontrole en/of het handhaven van de orde, waaronder politie en stewards Valsheid in geschrift Beledigen en/of kwetsen van personen Diefstal of verduistering Baldadigheid/provocatie Openbare dronkenschap in of rond het stadion Overtreding van de Opiumwet (Geringe) vernieling of beschadiging Overtredingen van de KNVB standaardvoorwaarden niet nader en/of afzonderlijk genoemd in deze richtlijn Niet voldoen aan verplichte combiregeling Poging tot binnendringen van het stadion Schaden van het aanzien en/of belang van het voetbal Gooien van voorwerpen en/of vloeistoffen
Aanbieden/verkopen van toegangskaarten Bezit of verkoop van illegale kaarten Opruiing Huisvredebreuk/lokaalvredebreuk buiten het stadion (stadionterrein en omgeving) Brandstichting met geringe gevaarzetting Wederspannigheid Eenvoudige mishandeling Overtreding van de Wet Wapens en Munitie Openlijke geweldpleging
Voorhanden hebben en/of afsteken van vuurwerk Belediging groep c.q. verpreiding discriminatoire uitlatingen (Ernstige) vernieling of beschadiging Poging tot brandstichting met ernstige gevaarzetting Poging zware mishandeling Bedreiging Huisvredebreuk/lokalvredebreuk in het stadion Binnendringen van het stadion met geweld Betreden van het speelveld (erfvredebreuk) Vernieling met ernstige gevolgen Afsteken van een vuurwerkbom
118
Maanden SV 3 voorwaardelijk 3 9 9 9
Maanden SOV 9 9 9
9 9 9 9 9 9 9 Afhankelijk van de overtreding 9 tot 24 maanden 12 12 12 Afhankelijk van het feit en/of de gevolgen: 12 tot 24 18 18 18 18
9 9 9 9 -
18 18 18 18 Afhankelijk van de omschrijving en/of de gevolgen: 18 tot 36 18 24 24 36 36 36 36 48 60 60 60
-
18 18 18 18 18 18 gelijk aan het Sv, met een maximum van 2 jaar 18 24 24 24 24 24 24 24 24
Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge c.q. zware mishandeling Brandstichting met ernstige gevaarzetting Poging doodslag Deelneming aan een aanval of een vechterij Mishandeling met de dood ten gevolg Doodslag Deelneming aan aanval of vechterij de dood ten gevolge
60
24
60 60 60 240 (20 jaar) 240 (20 jaar) 240 (20 jaar)
24 24 24 24 24 24
4. Regels met betrekking tot uitoefening van de bevoegdheid in mandaat De politie is belast met de actieve handhaving van het stadionomgevingsverbod. De uitoefening van het mandaat is strikt gebonden aan de onderstaande uitvoeringsregels. Ten aanzien van de voorbereiding van het besluit geldt: • De gemandateerde onderzoekt of de feiten op grond waarvan de KNVB het stadionverbod heeft opgelegd voldoende aannemelijk zijn om ook een stadionomgevingsverbod voor op te kunnen leggen. • De gemandateerde maakt het voornemen tot het opleggen van het stadionomgevingsverbod schriftelijk bekend aan de persoon aan wie het verbod wordt opgelegd. • De persoon aan wie het voornemen tot het opleggen van het stadionomgevingsverbod wordt bekendgemaakt wordt in de gelegenheid gesteld binnen twee weken zijn of haar zienswijze naar voren te brengen Het uitbrengen van de zienswijze kan schrifelijk of mondeling gebeuren. • Indien de zienswijzen naar het oordeel van gemandateerde leiden tot nieuwe feiten of inzichten die tot heroverweging van het voornemen tot oplegging van het stadionverbod zouden moeten leiden, treedt gemandateerde in overleg met de Afdeling Veilgheid van de gemeente Nijmegen. • Ten aanzien van het besluit tot oplegging van het stadionomgevingsverbod geldt: • Indien de zienswijzen geen nieuwe feiten of inzichten opleveren die die er toe moeten leiden dat er geen stadionomgevingsverbod zou moeten worden opgelegd, wordt het stadionomgevingsverbod opgelegd. • Het stadionomgevingsverbod wordt persoonlijk en schriftelijk aan de betreffende persoon bekendgemaakt. • Binnen twaalf weken na oplegging van het stadionverbod wordt het stadionomgevingsverbod opgelegd. • In de beschikking wordt duidelijk aangegeven voor welk tijdvak het stadionomgevingsverbod geldt en op grond van welke feiten een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd. • Een stadionomgevingsverbod duurt maximaal twee jaren (24 maanden) maar nooit langer dan het stadionverbod dat door de KNVB ten aanzien van dezelfde gedraging is opgelegd. • Indien een stadionverbod opgelegd door de KNVB eerder wordt beëindigd, heroverweegt de burgemeester het nut en de noodzaak van het door hem opgelegde stadionomgevingsverbod. • Een stadionomgevingsverbod geldt voor een bepaalde termijn en derhalve voor alle wedstrijden, ongeacht het risicoprofiel van die wedstrijden, in dat tijdvak. De burgemeester, mr. Th. C. de Graaf
119
Bijlage 9A:
Onderwerp:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 7 april 2009 (agendapunt nr. 4.2) tot vaststelling van de “Nadere regels festiviteitenregeling voor inrichtingen”. Inwerkingtreding, daags na bekendmaking op 16 april 2009.
Nadere regels Festiviteitenregeling voor inrichtingen Kenmerk 08.0002399
bijlage bij collegevoorstel vaststelling Nadere regels Festiviteitenregeling Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze nadere regels wordt verstaan onder: a. het Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Stb 2007, 415); b. inrichting: een inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit; c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft; d. collectieve festiviteit: door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen activiteit. e. bijzondere activiteit: specifiek aan één inrichting gebonden activiteit met een incidenteel karakter, die plaats vindt binnen de inrichting. f. stadscentrum: het gebied van de stad Nijmegen, dat wordt afgebakend door de spoorbrug, Waal, Generaal James Gavinweg, Keizer Trajanusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaek Mathonsingel, Stationsplein, de Spoorlijn Nijmegen-Arnhem. g. langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT): gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de «Handleiding meten en rekenen industrielawaai», uitgave 1999. h. openluchttheater: een inrichting waarbij uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellingen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap. i. atletiekbaan: een inrichting waarbij uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor het beoefenen van sport. Artikel 2. Horeca-, sport en recreatie-inrichting In deze nadere regels wordt verstaan onder ‘horeca-, sport- en recreatie-inrichting’: een inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Besluit waarbij: a. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van: 1°. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, of 2°. een gelegenheid tot zwemmen of baden; b. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor: 1°. het in een besloten ruimte dansen of geven van dansonderricht; 2°. het in een besloten ruimte onderrichten van muziek of toneel, of oefenen of houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen; 3°. het in een besloten ruimte vertonen van films, houden van presentaties, vergaderingen of congressen, of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap; 4°. het in de open lucht of in een besloten ruimte beoefenen van sport in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, of 5°. het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;
120
c. uitsluitend of in hoofdzaak gelegenheid wordt geboden tot het deelnemen aan kansspelen of om mee te dingen naar prijzen of premies door enige kansbepaling of tot het gebruiken van speelautomaten, of d. uitsluitend of in hoofdzaak: 1°.recreatief dagverblijf wordt geboden of waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden; 2°.recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 400 vakantiewoningen, of 3°.recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 750 trekkershutten of door middel van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de openluchtrecreatie, met een capaciteit van ten hoogste 750 kampeermiddelen. e. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een samenstel van bedrijvigheden als bedoeld onder a tot en met d. Artikel 3. Voorwaarden bij een collectieve festiviteit 1 Tijdens een collectieve festiviteit mag het equivalent geluidsniveau (Leq) als gevolg van de inrichting, gemeten op 1 meter buiten de gevel van woningen van derden, niet meer bedragen dan 65 dB(A) / 78 dB(C). Toeslagen voor de aard van het geluid of de bedrijfsduurcorrectieterm blijven hierbij achterwege. 2 Tijdens een collectieve festiviteit mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, niet meer bedragen dan 50 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid of de bedrijfsduurcorrectieterm blijven hierbij achterwege. 3 Tijdens een collectieve festiviteit zijn deuren en ramen van de inrichting gesloten behalve voor het doorlaten van personen of goederen. 4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing tijdens de collectieve festiviteit van de vierdaagsefeesten. Artikel 4. Voorwaarden tijdens de vierdaagsefeesten Tijdens de collectieve festiviteit van de vierdaagsefeesten gelden de volgende voorwaarden: a. Op 5 meter van een geheel of gedeeltelijk geopende gevel van de inrichting mag het equivalent geluidsniveau (Leq) als gevolg van de inrichting niet meer bedragen dan 80 dB(A) / of 93 dB(C), te meten zonder toeslagen voor de aard van het geluid of bedrijfsduurcorrectieterm. b. Levende muziek mag uitsluitend worden uitgevoerd binnen het pand. c. Luidsprekers moeten binnen het pand zijn opgesteld. Luidsprekers binnen 3 meter van een geheel of gedeeltelijk geopende gevel mogen niet geheel of gedeeltelijk naar de geopende gevel zijn gericht. d. Binnen woningen van derden mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) als gevolg van de inrichting niet meer bedragen dan 50 dB(A), te meten zonder toeslagen voor de aard van het geluid of bedrijfsduurcorrectieterm. Artikel 5 Maximale aantallen bijzondere activiteiten 1. Aan horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen kan voor maximaal twee bijzondere activiteiten per kalenderjaar vergunning worden verleend; 2. Aan het openluchttheater, gelegen aan de Steinweglaan 2 te Nijmegen, kan voor maximaal zes bijzondere activiteiten per kalenderjaar vergunning worden verleend; 3. Aan de atletiekbaan, gelegen aan de Heemraadstraat 3 te Nijmegen, kan voor maximaal zes bijzondere activiteiten per kalenderjaar vergunning worden verleend; 4. Aan andere inrichtingen dan genoemd in het eerste en tweede lid kan voor maximaal één bijzondere activiteit per kalenderjaar vergunning worden verleend. Artikel 6. Mogelijke dagen en tijden voor een vergunning 1. Een vergunning voor een bijzondere activiteit kan slechts worden verleend binnen de volgende perioden: a. op vrijdag, zaterdag en zondag en de dag voorafgaand aan een feestdag van 09.00 uur tot 00.00 uur; b. op andere dagen van de week van 09.00 uur tot 23.00 uur.
121
2.
Voor inrichtingen, die zijn gelegen aan Plein 1944, Grote Markt, Koningstraat, Waalkade, Kelfkensbos, Ganzenheuvel, Valkhof, St. Josephhof, Joris Ivensplein, Raadhuishof, Mariënburg, St. Stevenskerkhof, Goffertweide, Wedren, Park Brakkenstein, het Dorpsplein in Lent en het gedeelte van de Molenstraat tussen de Tweede Walstraat of de Vlaamse Gas kan in afwijking van het voorgaande lid: a. een vergunning ook verleend worden voor een bijzondere activiteit op de dagen en tijden, dat op die lokaties openbare evenementen plaatsvinden als bedoeld in Hoofdstuk 2 Afdeling 2 van deze Algemene Plaatselijke Verordening. b. een vergunning niet worden verleend voor een bijzondere activiteit tijdens een door burgemeester en wethouders voor deze lokaties vastgesteld en bekend gemaakt evenementenvrij weekend.
Artikel 7. Voorwaarden voor vergunningen voor bijzondere activiteiten Een vergunning kan slechts worden verleend voor een bijzondere activiteit die minimaal voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. Het equivalent geluidsniveau (Leq) als gevolg van de inrichting, gemeten op 1 meter buiten de gevel van woningen van derden, bedraagt niet meer dan 65 dB(A) / 78 dB(C). Toeslagen voor de aard van het geluid of de bedrijfsduurcorrectieterm blijven hierbij achterwege. 2. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) geluidsniveau Laeq als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, bedraagt niet meer dan 50 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid of de bedrijfsduurcorrectieterm blijven hierbij achterwege. 3. De bijzondere activiteit vindt plaats binnen een gesloten gebouw . Deuren en ramen van het gebouw zijn gesloten behalve voor het doorlaten van personen of goederen. Artikel 8 Vergunningen voor horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen voor bijzondere activiteiten buiten een gebouw 1. Voor horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen die niet zijn gelegen in het stadscentrum kan maximaal eenmaal per kalenderjaar vergunning worden verleend voor een bijzondere activiteit die niet binnen een gesloten gebouw met gesloten deuren en ramen plaatsvindt. 2. De artikelen 6 en 7 zijn niet van toepassing op vergunningen als bedoeld in het eerste lid. 3. Een vergunning voor een bijzondere activiteit als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend binnen de volgende perioden: op vrijdag, zaterdag of de dag voorafgaand aan een algemene feestdag van 09.00 uur tot 00.00 uur. Algemene feestdagen zijn: tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartsdag, tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag. 4. Een vergunning voor een bijzondere activiteit als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend op andere dagen dan bedoeld in het derde lid van 09.00 tot 23.00 uur. 5. Voor inrichtingen, die zijn gelegen aan de Goffertweide, Wedren, Park Brakkenstein of het Dorpsplein in Lent kan in afwijking van het voorgaande lid: a. een vergunning als bedoeld in het eerste lid ook verleend worden voor een bijzondere activiteit op de dagen, dat op die locaties openbare evenementen plaatsvinden als bedoeld in Hoofdstuk 2 Afdeling 2 van deze Algemene Plaatselijke Verordening. De eindtijd van de vergunning is dan uiterlijk 23.00 uur; b. een vergunning niet worden verleend voor een bijzondere activiteit tijdens een door burgemeester en wethouders voor deze locaties vastgesteld en bekend gemaakt evenementenvrij weekend. 6. Een vergunning voor een bijzondere activiteit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verleend indien tevens voldaan wordt aan de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (GB 09 016, december 2008). Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan niet worden verleend indien door het verlenen van de vergunning de maximaal toegestane gebruiksfrequentie, zoals bedoeld in de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (GB 09 016, december 2008), wordt overschreden voor de Goffertweide, de Wedren, Park Brakkenstein of het Dorpsplein te Lent. Bij het bepalen van de maximaal toegestane gebruiksfrequentie worden bijzondere activiteiten als bedoeld
122
7.
in het eerste lid opgeteld bij evenementen zoals bedoeld in de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (GB 09 016, december 2008). Een bijzondere activiteit als bedoeld in het eerste lid eindigt maximaal 10 uur na de begintijd, indien levende muziek wordt gespeeld.
Artikel 9. Vergunningen voor een aangewezen openluchttheater en atletiekbaan 1. De artikelen 6 tot en met 8 zijn niet van toepassing op een vergunning voor een bijzondere activiteit voor een door burgemeester en wethouders aangewezen openluchttheater als bedoeld in artikel 4.1.2.4, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening. 2. De artikelen 6 tot en met 8 zijn niet van toepassing op een vergunning voor een bijzondere activiteit voor een door burgemeester en wethouders aangewezen atletiekbaan als bedoeld in artikel 4.1.2.4, derde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening. 3. Een vergunning voor een aangewezen openluchttheater of atletiekbaan kan slechts worden verleend binnen de volgende perioden: a. vrijdag, zaterdag of de dag voorafgaand aan een algemene feestdag van 09.00 uur tot 00.00 uur. Algemene feestdagen zijn: tweede paasdag, koninginnedag, hemelvaartsdag, tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag; b. op overige dagen van 09.00 tot 23.00 uur. 4. Een vergunning voor een aangewezen openluchttheater of atletiekbaan kan niet worden verleend tijdens een door burgemeester en wethouders vastgesteld en bekend gemaakt evenementenvrij weekend voor de locatie waar de inrichting is gelegen. 5. Een vergunning voor een aangewezen openluchttheater of atletiekbaan kan slechts worden verleend voor een activiteit indien tevens voldaan wordt aan de door burgemeester en wethouders vastgestelde “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (GB 09 016, december 2008). 6. Een bijzondere activiteit in een aangewezen openluchttheater of atletiekbaan eindigt maximaal 10 uur na de begintijd, indien levende muziek wordt gespeeld.
123
Bijlage 9B:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 30 maart 2010, agendapunt nr. 3.13 (vervangend aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten).
Onderwerp:
Aanwijzing collectieve festiviteiten 2010
Kenmerk: 10.0005604
Samenvatting (overgenomen uit het ambtelijke voorstel aan het college, d.d. 2-3-2010): Volgens de ’Festiviteitenregeling voor inrichtingen’ uit de APV wijst het college jaarlijks een aantal dagen aan als collectieve festiviteit voor Wet milieubeheer-inrichtingen. Er geldt dan een collectieve verruiming van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. De collectieve verruiming geldt alleen voor horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen. In een eerder besluit waren de nieuwjaarsnacht en carnaval al aangewezen als collectieve festiviteit. Dit besluit gaat over de overige aan te wijzen collectieve festiviteiten voor 2010. De navolgende data en tijden voor de daarbij genoemde plaatsen aan te wijzen als collectieve festiviteiten voor horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen zoals bedoelt in de Festiviteitenregeling voor inrichtingen (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.6): -
131 124
ma 5 april 2010, van 12.00 - 00.00 uur Altrade/Hunnerberg/Hengstdal (Easter Jazz); za 17 april 2010, van 20.30 - 01.00 uur Bottendaal/Galgenveld (Billy in Bottendaal); za 17 - ma 19 juli 2010, van 14.00 - 00.00 uur centrum (Vierdaagse); di 20 - do 22 juli 2010, van 14.00 - 00.30 uur centrum (Vierdaagse); vrij 23 juli 2010, van 14.00 - za 24 juli 2010, 01.00 uur centrum (Vierdaagse); vrij 10 september 2010, van 20.30 - 01.00 uur centrum (Popronde); za 13 november 2010, van 20.30 - 01.00 uur Altrade/Hunnerberg/Hengstdal (Troost van Oost); za 1 januari 2011 vanaf 00.00 - 04.00 uur hele gemeente (Nieuwjaarsnacht).
Bijlage 10:
Besluit van de Burgemeester van 18-02-2008 tot vaststelling van de beleidsregels bootfeesten (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV). Het besluit is voor het eerst op 4 juni 2008 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB08-75 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 4 juni 2008. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is op 5 juni 2008.
Beleidsregels bootfeesten (2008)
De burgemeester van Nijmegen, Gelet op artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen, Besluit: I
Vast te stellen de ‘beleidsregels bootfeesten 2008’;
II
De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De Brug”;
III
De ‘beleidsregels bootfeesten 2002’ te laten vervallen.
Beleidsregels Bootfeesten 2008 Algemeen Af en toe worden er in Nijmegen op passagiersschepen grootschalige dansfeesten georganiseerd. Dit houdt in dat een passagiersschip een aantal uren aan de Waalkade ligt terwijl feestgangers zich inschepen. Gedurende een deel van de nacht wordt er vervolgens een rondtocht over de Waal gemaakt. Tot slot wordt er weer aangemeerd en verlaten de passagiers het schip. Ter bescherming van de openbare orde en veiligheid, het beperken van geluidsoverlast, parkeeroverlast, vernielingen en baldadigheid bij het in- en uitschepen en de bescherming van de veiligheid aan boord van het passagiersschip is dit gereguleerd middels de ‘beleidsregels bootfeesten 2002’. Deze beleidsregel is in 2008 geactualiseerd. Juridisch kader Op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Het houden van een dansfeest op een passagiersschip wordt beschouwd als een evenement waarvoor een vergunning nodig is. Aan de vergunning worden een aantal voorwaarden verbonden. De vergunning geldt voor zover het passagiersschip zich binnen de grenzen van Nijmegen bevindt en is aangemeerd aan de Waalkade. Op grond van de Acte van Mannheim hebben schepen namelijk vrije doorgang en is op een varend schip alleen de landelijke nautische regelgeving van toepassing.
Begripsomschrijvingen
125
In deze beleidsregels wordt verstaan onder: Bootfeest: Organisator: Passagiersschip: Vergunning:
Waalkade:
Een feest op een passagiersschip dat gedurende een vastgestelde tijd een vaartocht maakt. De natuurlijke of rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid een bootfeest wordt georganiseerd. Een schip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van passagiers. Voor zover niet anders is aangegeven de evenementenvergunning op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen. Het kadegedeelte langs de Waal.
Procedure Een verzoek om een vergunning voor een bootfeest wordt ten minste twaalf weken voor de datum waarop het evenement plaatsvindt ingediend bij de burgemeester. De vergunningaanvraag gaat vergezeld van: • Een melding aan de havenmeester om aan de kade te mogen aanmeren op grond van artikel 3.1 van de Haven- en Kadeverordening. • Een verzoek om ontheffing voor het schenken van alcoholische dranken op het schip op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet. • Een afschrift van een certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 1.03 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn. • Een afschrift of een aanvraag van een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandveiligheidsverordening van de gemeente Nijmegen. Bureau Vergunningen van de gemeente Nijmegen coördineert de totstandkoming van de evenementenvergunning die door de burgemeester wordt verleend dan wel geweigerd. Voorwaarden Aan de vergunning worden in het kader van geluid, veiligheid, brandveiligheid en de openbare orde de onderstaande voorwaarden verbonden. Algemeen 1.1 Certificaat van onderzoek Een passagiersschip waarop een bootfeest wordt gehouden dient te beschikken over een certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 1.03 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn. Aan een organisator die niet over een certificaat van onderzoek beschikt, dan wel geen afschrift daarvan overhandigt, wordt geen vergunning verleend. 1.2 Ander vaartuig dan een passagierschip Voor een bootfeest op een ander vaartuig dan een passagiersschip wordt geen vergunning verleend. 1.3 Samenloop evenementen Er wordt voor niet meer dan één bootfeest tegelijk een vergunning afgegeven. Voorts wordt ook geen vergunning afgegeven voor een bootfeest indien op het voorgestelde tijdstip tevens een ander evenement plaatsvindt aan de Waalkade.
126
Openbare ruimte 2.1 Ligplaats Het passagiersschip is verplicht af te meren ter hoogte van de steiger van Viking River Cruises (voorheen KD-steiger) (ter hoogte van het evenemententerrein) aan de Waalkade. Het is op grond van artikel 3.2 van de Haven- en Kadeverordening verboden om een andere ligplaats in te nemen dan door de havenmeester is aangewezen. 2.2 Laad- en losplaatsen De laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen en afvallen worden opgeslagen of gedeponeerd, moeten zodanig zijn gesitueerd dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd. 2.3 Inscheepbeleid De organisator regelt de toestroom van bezoekers door een adequaat inscheepbeleid, zodat geen problemen kunnen worden verwacht. 2.4 Reclame-uitingen De organisator kan conform de beleidsregels Reclame-uitingen gedurende maximaal tien dagen op vijfendertig borden reclame maken voor het bootfeest. Openbare orde en veiligheid 3.1 Maximum aantal passagiers Het is verboden om meer dan het toegestane aantal bezoekers op het passagiersschip aanwezig te laten zijn. Het maximaal aantal bezoekers wordt bepaald door artikel 15.05 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn of door hetgeen is vastgelegd in de gebruikvergunning. Het passagiersschip zal nooit meer dan 750 bezoekers aan boord hebben. 3.2 EHBO Er is aan boord voldoende EHBO-personeel aanwezig. Tevens dienen er voldoende EHBOvoorzieningen te zijn. 3.3 Melding GHOR/CPA De organisator dient de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en de Centrale Post Ambulancevervoer ruim vooraf op de hoogte te stellen van datum, tijd, plaats en omvang van het bootfeest. 3.4 Veiligheidsplan Er is een veiligheidsplan voor het passagiersschip met instructies voor de bemanning en het personeel voor het geval het schip lek raakt, er brand aan boord uitbreekt, de passagiers moeten worden geëvacueerd of er een man-over-boord-situatie is. 3.5 Ontheffing artikel 35 van de Drank- en Horecawet Indien er op het passagiersschip alcoholische dranken worden verkocht is de organisator verplicht om een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet aan te vragen. Bij de ontheffing zullen de bepalingen omtrent de verlening van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor zover mogelijk analoog worden toegepast. 3.6 Beveiligingsbedrijf De organisator huurt een vergunninghoudend beveiligingsbedrijf in. In verhouding tot het aantal bezoekers dienen voldoende beveiligingsbeambten aanwezig zijn (minimaal één per honderd bezoekers).
127
3.7 Toegangscontrole Er wordt gezorgd voor een goede uitvoering van de toegangscontrole en fouillering op wapen- en drugsbezit. Er dienen voldoende vrouwelijke fouilleerders te zijn (minimaal twee vrouwelijke fouilleerders). 3.8 Passagierslijst De organisator overhandigt voordat het schip de kade verlaat aan de politie een passagierslijst met daarop aangegeven de personen die aan boord zijn van het passagiersschip. 3.9 Overleg politie De organisator overlegt met de politie over de te nemen beveiligingsmaatregelen. Geluid 4.1 Ontheffing Er wordt geen ontheffing verleend van het verbod voor het veroorzaken van geluidshinder als bepaald in artikel 4.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Dit betekent dat de installaties (inclusief muziekgeluid en aggregaten) opgesteld ten behoeve van het bootfeest niet hoorbaar mogen zijn op de Waalkade. Uitgezonderd zijn het geluid ten gevolge van de voortstuwing gedurende aanmeren en afvaart en de normale energievoorziening. 4.2 Rustige ruimte Aan boord van het passagiersschip zijn één- of meerdere ruimtes waar geen harde muziek wordt gedraaid. Brandveiligheid 5.1 Gebruiksvergunning Een passagiersschip waarop een bootfeest wordt gehouden dient te beschikken over een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandveiligheidsverordening van de gemeente Nijmegen. Aan een organisator die niet over een gebruiksvergunning beschikt wordt geen vergunning verleend. De brandweer kan in het kader van de brandveiligheid nadere regels stellen omtrent het gebruik van het passagierschip. Aldus besloten d.d. 18-02-2008 De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th. C. de Graaf
128
Bijlage 11:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 8 april 2003, agendapunt nr. 4.1 (gewijzigd bij Collegebesluit van 8 april 2008, agendapunt nr. 4.1), overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.5. APV, tot nadere regulering (beperking) vergunningverlening strooifolders met commerciële doeleinden voor en tijdens de jaarlijkse Vierdaagse en Vierdaagsefeesten (3e week van juli) op plaatsen en tijden zoals in het aanwijzingsbesluit genoemd.
Onderwerp:
Gedeeltelijk strooifolderverbod vóór en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten
Kenmerk:
08.0007036
Samenvatting van bovenomschreven besluit van Burgemeester en Wethouders, op basis van het eraan voorafgaande voorstel (korte inhoud) zoals omschreven in de openbare besluitenlijst: Korte inhoud: In 1999 is door de raad het milieuzorgsysteem voor evenementen vastgesteld. Centraal hierin staan mega-evenementen als de Vierdaagse en de Vierdaagsefeesten. Uit oogpunt van voorkoming van straatverontreiniging en ter vergroting van de veiligheid is het wenselijk bij mega-evenementen een strooifolderverbod in te stellen naar analogie van voorgaande jaren. Besluit om: Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.5. Algemene Plaatselijke Verordening te bepalen dat geen vergunning voor strooifolders met commerciële doeleinden wordt verleend: jaarlijks op de zaterdag en zondag vóórafgaande aan en van maandag t/m vrijdag in de 3e week van juli van 11.00 tot 03.00 uur in de binnenstad, omgeven door de singels, de rivier de Waal en de spoorlijn; jaarlijks op de zondag in de 3e week van juli van 17.00 tot 23.00 uur bij gelegenheid van de Vlaggenparade in het Goffertstadion en langs de routes van en naar het stadion; jaarlijks van zondag t/m vrijdag in de 3e week van juli gedurende de hele dag op het traject Stationsplein, van Schaeck Mathonsingel, Keizer Karelplein, Oranjesingel, St. Canisiussingel, Wilhelminasingel, Waldeck Pyrmontsingel, Bijleveldsingel, Julianapark en Wedren alsmede langs de routes van de Internationale Vierdaagse - afstandsmarsen.
129
Bijlage 12a :
Besluit van de burgemeester d.d. 16 maart 2009 (betreffende een wijziging van het besluit tot aanwijzing gebied, maximumaantal, inrichtingseisen coffeeshops en beleidsregels ten aanzien van vergunningstelsel alcoholvrije inrichtingen, inhoudende toevoeging van een afstandscriterium middelbaar onderwijsinstelling). De datum van inwerkingtreding is gesteld op 26 maart 2009.
registratienummer: 09.0006488 De burgemeester van Nijmegen; Gelet op artikel 2.3.1.6, zevende lid en artikel 2.3.1.8, eerste lid onder b en onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 13B van de Opiumwet alsmede op artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht; Besluit: I.
Als gebied, bedoeld in artikel 2.3.1.8 eerste lid onder c van de APV aan te wijzen, waar alcoholvrije inrichtingen zich mogen vestigen, die tevens cannabisproducten verkopen voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse: het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen;
II.
Het maximum, bedoeld in artikel 2.3.1.6 zevende lid van de APV, voor de categorie alcoholvrije inrichtingen, waar tevens cannabisproducten worden verkocht voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse, te stellen op 11.
III.
Als inrichtingseisen op grond van artikel 2.3.1.8, eerste lid onder b van de APV voor de categorie alcoholvrije inrichtingen, waar tevens cannabisproducten worden verkocht voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse, vast te stellen: Oppervlakte inrichting In de inrichting moet één lokaliteit een oppervlakte hebben van tenminste 25 m² en elke andere lokaliteit een oppervlakte van tenminste 15 m². Daglichttoetreding De inrichting moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd, met dien verstande dat het raamoppervlak tenminste gelijk moet zijn aan die oppervlakte die in het Bouwbesluit of, bij gebreke daarvan in de Bouwverordening ten aanzien van woonkamers in woonhuizen, wordt gesteld. De ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas, waarvan ten hoogste 20% mag zijn bedekt met materiaal dat daglichttoetreding verhindert. Behoudens het bepaalde in de vorige volzin mag de daglichttoetreding niet worden gehinderd door afscherming van het raamoppervlak binnen de inrichting.
130
Afzondering van de inrichting In een lokaliteit mogen geen voorzieningen zijn aangebracht die een gehele afzondering van een gedeelte van de lokaliteit mogelijk maken. Vanuit ieder punt van een lokaliteit moet bij voortduring een deel van de lokaliteit met een oppervlakte van tenminste 15 m² kunnen worden overzien. Kunstlichtvoorziening De inrichting moet een zodanige kunstlichtvoorziening hebben, dat de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte tenminste 50 lux bedraagt. Luchtverversings-, elektriciteits- en drinkwatervoorziening In de inrichting moeten de luchtverversing, de elektriciteits- en drinkwatervoorziening voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Drinkwatervoorziening In de inrichting moet een voorziening aanwezig zijn om het glas- en vaatwerk met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen reinigen. Toiletgelegenheden In de inrichting moet, ten behoeve van de bezoekers, een gescheiden toiletinrichting voor zowel mannen als vrouwen aanwezig zijn, die voldoet aan de vereisten, gesteld in het Bouwbesluit. Elke toiletgelegenheid moet tenminste bevatten: a. één of meer behoorlijke privaten; b. één of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen. c. De in de privaten aanwezige closetpotten en de urinoirs moeten voorzien zijn van een waterspoeling, welke is aangesloten op de watervoorziening. IV.
Vast te stellen de volgende “Beleidsregels vergunningverlening Exploitatievergunning”, zijnde beleidsregels inzake de verlening van vergunningen en het opleggen van vergunningvoorwaarden aan alcoholvrije inrichtingen ex artikel 2.3.1.6 APV “Beleidsregels vergunningverlening Exploitatievergunning Deze beleidsregels gelden uitsluitend voor die categorie inrichtingen, waar tevens cannabisproducten voor gebruik ter plaatse of anders dan ter plaatse worden verkocht (coffeeshops). 1. Weigeringsgronden: a: afstandscriterium middelbaar onderwijs en jeugdactiviteiten. Een vergunning zal geweigerd worden op grond van artikel 2.3.1.8, derde lid sub a indien in de omgeving van de inrichting, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, veel specifiek op jongeren (12+) gerichte activiteiten worden ontplooid. Ten aanzien van instellingen voor middelbaar onderwijs geldt als afstandscriterium dat de loopafstand tussen de coffeeshop en de middelbaar onderwijsinstelling minimaal 150 meter bedraagt, gemeten van deur tot deur. b: concentratie coffeeshops, smartshops en growshops Een vergunning zal geweigerd worden op grond van artikel 2.3.1.8, derde lid sub c
131
en d indien er door de vestiging van de coffeeshop op de locatie een waarneembare concentratie van coffeeshops ontstaat. Dit is in het algemeen het geval indien er binnen een loopafstand van 300 meter een soortgelijke inrichting is gevestigd. Ook een combinatie met bijvoorbeeld smartshops en growshops is onwenselijk. 2. Vergunningvoorwaarden Aan de exploitatievergunning worden op grond van artikel 1.9 APV in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden: * de exploitant dient, in overleg met de verslavingszorg, informatiemateriaal over de gevolgen van het gebruik van drugs onder de aandacht van de bezoekers te brengen. * de exploitant en de beheerder dienen te allen tijde medewerking te verlenen aan medewerkers van de politie, op hun verzoek: * de exploitant en beheerder dienen de zogeheten AHOJ-G-criteria strikt na te leven: * er mag geen alcohol verkocht worden of aanwezig zijn in de inrichting, ook niet voor eigen gebruik door de exploitant of beheerder. Sluitingstijden Aan de inrichting, zijnde een coffeeshop, wordt op grond van artikel 2.3.1.2 APV een sluitingstijd vanaf 01.00 uur tot 08.00 uur opgelegd. Aan een coffeeshop, die gelegen is in de nabijheid van een middelbare onderwijsinstelling, wordt, indien dit noodzakelijk blijkt ter voorkoming van (indirecte) verkoop aan minderjarigen, een sluitingstijd opgelegd van 01.00 uur tot 17.00 uur. Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking. De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th. C. de Graaf
Nijmegen, 16 maart 2009
132
Bijlage 12b:
Besluit van de Burgemeester d.d. 26 april 2007 (waarbij het voormalige handhavingsprotocol alcoholvrije inrichtingen - bijlage 12c - is opgesplitst in 2 afzonderlijke beleidsregels) tot vaststelling van de Beleidsregel handhaving coffeeshops, inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 APV. De inwerkingtreding van het besluit is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad.
Beleidsregel handhaving coffeeshops, inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 APV 1. Inleiding Een coffeeshop is een inrichting waarin onder bepaalde voorwaarden (de zogenaamde AHOJG-criteria, vastgesteld door het College van Procureurs-Generaal) de verkoop van softdrugs wordt gedoogd. Het niet naleven van deze voorwaarden kan leiden tot vervolging wegens softdrugshandel èn bestuurlijke maatregelen op grond van de Opiumwet. Verder kan de gemeente met behulp van de Opiumwet optreden tegen overtredingen van het gemeentelijke coffeeshopbeleid. In 1999 is de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen door de burgemeester ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij horende erven opgenomen in artikel 13B van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles. Om gebruik te maken van deze bevoegdheid is het wenselijk dat er een handhavingsprotocol is opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de burgemeester omgaat met deze bevoegdheid. Daarnaast is het sinds de introductie van de exploitatievergunning voor de droge horeca in 2003 ook mogelijk om op grond van de APV handhavingsmaatregelen te nemen. 2. Doel handhavingsprotocol Het handhavingsprotocol heeft tot doel:
133
•
de activiteiten van gemeente, politie en justitie op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;
•
te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een maatregel die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het daardoor ontstane gevaar voor de openbare orde;
•
kenbaar te maken aan de overtreder welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van uit gaat.
•
door onderliggend beleid de motivering van de maatregel in een gerechtelijke procedure te versterken.
3. Handhavingsprotocol
134
Feit
Politie
Gemeente
Openbaar Ministerie
Artikel 2.3.1.5 APV Inrichting in bedrijf als coffeeshop zonder (geldige) vergunning waarvan exploitatie niet past binnen het coffeeshopbeleid (dus niet te legaliseren)
Proces-verbaal (pv) c.q. rapport opmaken tbv Openbaar Ministerie en gemeente.
1e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging exploitatie op basis van Opiumwet.
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Artikel 2.3.1.5 APV Inrichting in bedrijf als coffeeshop zonder (geldige) vergunning waarvan exploitatie past binnen het coffeeshopbeleid (dus wel te legaliseren)
Proces-verbaal (pv) c.q. rapport opmaken tbv Openbaar Ministerie en gemeente.
1e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging exploitatie op basis van Opiumwet. Tijdens zienswijzeperiode kan vergunning worden aangevraagd
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Strafbare handelingen in inrichting of aantasting van de openbare orde zoals bedoeld in artikel 2.3.1.9 APV of strijd met belangen van art. 2.4.4 APV
Pv opmaken tbv gemeente en OM, dan wel politierapportage ten behoeve van gemeente
Vervolging conform 1e constatering: waarschuwing of richtlijnen voor tijdelijke sluiting strafvordering (2.4.4.), afhankelijk van ernst van de feiten, ter beoordeling van de burgemeester 2e constatering: langere tijdelijke sluiting of intrekking vergunning (2.3.1.9, afhankelijk van ernst van de feiten, ter beoordeling van de burgemeester
artikel 2.3.1.7 APV: Schijnbeheer of niet aanwezig zijn beheerder
Rapport opmaken tbv gemeente. Bij 2e constatering ook tbv OM pv.
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: sluiting voor de duur van drie
Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering
maanden 3e constatering: sluiting voor de duur van een jaar Gebruik van de Waarschuwen en inrichting in strijd met rapport opmaken de vergunningstbv gemeente. Bij voorwaarden of 2e constatering ook tbv OM pv. nadere regels
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting/intrekking/ last onder dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking vergunning
Vervolging o.g.v. APV conform richtlijnen voor strafvordering /Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Artikel 3 en 13B lid 1 Opiumwet:Het voeren van niet toegestane vormen van Affichering door coffeeshop (AHOJ-Gcriterium)
1e constatering: schriftelijke waarschuwing 2e constatering: sluiting voor periode van 2 weken (Damocles) 3e constatering: sluiting voor periode van 3 maanden (Damocles) 1e constatering: Sluiting voor periode van één jaar (Damocles) en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 1e constatering: schriftelijke waarschuwing
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Rapport opmaken t.b.v. gemeente. Bij 2e constatering ook tbv OM pv.
Artikel 2 en 13B lid 1 p.v. opmaken Opiumwet: t.b.v. gemeente aanwezigheid van een en OM handelsvoorraad en/of verkopen van Harddrugs in of vanuit de inrichting (AHOJ-G-criterium)
Artikel 3 en 13B lid 1 Rapport opmaken Opiumwet: tbv gemeente. Bij Overlast (o.a. 2e constatering
135
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs en aanwijzing Opiumwet
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering
parkeren, geluidshinder, vervuiling, rondhangende klanten) (AHOJ-G-criterium)
ook tbv OM pv. opmaken
2e constatering: sluiting voor periode van 3 maanden (Damocles)
Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Artikel 3 en 13B lid 1 Opiumwet: Verkoop of toegang aan Jeugdigen (AHOJ-G-criterium)
Rapport opmaken tbv gemeente. Bij 2e constatering ook tbv OM pv opmaken
1e constatering: schriftelijke waarschuwing 2e constatering: sluiting voor periode van 3 maanden (Damocles) 3e constatering sluiting voor periode van 1 jaar 1e constatering waarschuwing 2e constatering sluiting voor periode van 3 maanden (Damocles) 3e constatering sluiting voor periode van 1 jaar
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
1e constatering sluiting voor periode van 3 maanden (Damocles) 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 3e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles)en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v.
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Artikel 3 en 13B lid 1 p.v. opmaken tbv Opiumwet: gemeente en OM Verkoop van Grote hoeveelheden, d.w.z. meer dan 5 gram per persoon per dag, maar minder dan 50 gram (AHOJ-G-criterium) Artikel 3 en 13B lid 1 p.v. opmaken tbv Opiumwet: gemeente en OM Verkoop van Grote hoeveelheden , d.w.z. meer dan 50 gram per persoon per dag, maar minder dan 5 kilo (AHOJ-G-criterium)
136
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Artikel 3 en 13B lid 1 p.v. opmaken tbv Opiumwet: gemeente en OM Verkoop van Grote hoeveelheden, meer dan 5 kilo per transactie (AHOJ-G-criterium)
Artikel 3 en 13B lid 1 Opiumwet: Meer dan 500 gram aan handelsvoorraad aanwezig Maximale handelsvoor-raad door driehoek bepaald op 500 gram
Rapport opmaken tbv gemeente. Bij 2e constatering ook tbv OM pv. opmaken
Overschrijden sluitingsuur ( bepaald op grond van art. 2.3.1.2 APV)
Waarschuwen en rapport opmaken tbv gemeente. Bij tweede constatering ook pv t.b.v. OM.
2.3.1.9 APV 1e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles)en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles)en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 1e constatering: schriftelijke waarschuwing 2e constatering: sluiting voor periode van 3 maanden (Damocles) 3e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: opleggen van beperkte openingstijden; 3e constatering: tijdelijke sluiting
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering
4. Uitgangspunten voor optreden conform dit protocol: • Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden.
137
•
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt vervolgens in principe gekozen voor sluiting van het lokaal. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast.
•
Indien na de 1e constatering een waarschuwing is gegeven, dient de 2e constatering in alle gevallen binnen een periode van 2 jaar gedaan te worden, om een maatregel op te kunnen leggen. Indien er na de waarschuwing een periode van meer dan 2 jaar is verstreken, wordt er bij een volgende constatering opnieuw een waarschuwing gegeven en wordt gehandeld alsof het de eerste overtreding betreft.
•
Indien er een bestuurlijke maatregel is opgelegd en vervolgens wordt er gedurende 5 jaar geen overtreding geconstateerd, dan wordt bij de eerstvolgende constatering weer eerst gewaarschuwd, indien een waarschuwing vereist is volgens het overzicht.
•
Indien er een 3e of 4e constatering plaatsvindt, en hiervoor geen specifieke maatregel wordt genoemd in dit overzicht, beslist de burgemeester of nogmaals een zelfde maatregel wordt genomen of dat een verzwaring van de maatregel als genoemd voor de 2e constatering plaatsvindt.
•
Indien er sprake is geweest van een overtreding van een AHOJ-G-criterium, waarvoor een waarschuwing is gegeven, dan volgt ook een maatregel als vervolgens een ander AHOJ-G-criterium wordt overtreden.
•
Dit handhavingsprotocol is een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het protocol en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel.
5. Vaststelling Beleidsregel Deze beleidsregel wordt voorzover het zijn compententie betreft vastgesteld door de burgemeester na consultatie van het Driehoeksoverleg over deze beleidsregel. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking en vervangt vanaf dat moment het op 29 oktober 2003 vastgestelde handhavingsprotocol voor Coffeeshops. Het driehoeksoverleg is geconsulteerd over de beleidsregel op 19 april 2007. Aldus vastgesteld op 26 april 2007 De burgemeester van Nijmegen
mr. Th.C. de Graaf
138
Bijlage 12c:
Besluit van de Burgemeester d.d. 26 april 2007 ( tot vaststelling van de Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen, inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV. De inwerkingtreding van het besluit is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad.
Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen; inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV, uitgezonderd Coffeeshops 1. Inleiding Alcoholvrije inrichtingen, ook wel droge horeca genoemd, zijn horeca-inrichtingen waar ter plaatse etenswaren en alcoholvrije dranken genuttigd kunnen worden en afhaalzaken (winkels) waar etenswaren worden bereid om elders te worden genuttigd. Op grond van de APV is sinds 2003 voor deze inrichtingen een exploitatievergunning verplicht. Deze vergunningplicht verving de daarvoor geldende meldingsplicht. In 1999 is de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen door de burgemeester ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij horende erven opgenomen in artikel 13B van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles. Om gebruik te maken van deze bevoegdheid is het wenselijk dat er een handhavingsprotocol is opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de burgemeester omgaat met deze bevoegdheid. Daarnaast is het sinds de introductie van de exploitatievergunning voor de droge horeca in 2003 ook mogelijk om op grond van de APV handhavingsmaatregelen te nemen. 2. Doel handhavingsprotocol Het handhavingsprotocol heeft tot doel:
139
•
de activiteiten van gemeente, politie en justitie op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;
•
te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een maatregel die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het daardoor ontstane gevaar voor de openbare orde;
•
kenbaar te maken aan de overtreder welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van uit gaat.
•
door onderliggend beleid de motivering van de maatregel in een gerechtelijke procedure te versterken.
3. Handhavingsprotocol
140
Feit
Politie
Gemeente/ burgemeester 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van bestuursdwang o.v.v. zienswijzetermijn 2e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging exploitatie op basis van APV.
Openbaar Ministerie
Artikel 2.3.1.6 APV Inrichting in bedrijf zonder (geldige) vergunning, waarvan exploitatie niet past binnen het drogehorecabeleid (dus niet te legaliseren)
Waarschuwen en proces-verbaal (pv) c.q. rapport opmaken tbv Openbaar Ministerie en gemeente.
Artikel 2.3.1.6 APV Inrichting in bedrijf zonder (geldige) vergunning, waarvan exploitatie past binnen het drogehoreca-beleid.
Waarschuwen en rapport c.q. pv opmaken tbv gemeente en het Openbaar Ministerie.
Vervolging conform 1e constatering: schriftelijke richtlijnen voor waarschuwing met strafvordering vermelding van de termijn waarbinnen de vergunning moet worden aangevraagd; Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van bestuursdwang o.v.v. zienswijzetermijn 2e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging exploitatie op basis van APV
Strafbare handelingen in inrichting of aantasting van de openbare orde zoals bedoeld in artikel 2.3.1.9 APV of strijd met belangen van art. 2.4.4 APV
Pv opmaken tbv gemeente en OM, dan wel politierapportage ten behoeve van gemeente
Vervolging conform 1e constatering: waarschuwing of richtlijnen voor tijdelijke sluiting strafvordering (2.4.4.), afhankelijk van ernst van de feiten, ter beoordeling van de burgemeester 2e constatering: langere tijdelijke
Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering
sluiting of intrekking vergunning (2.3.1.9) afhankelijk van ernst van de feiten, ter beoordeling van de burgemeester Rapport opmaken tbv gemeente. Bij 2e constatering ook tbv OM pv.
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e , 3e en 4e constatering: tijdelijke sluiting of last onder dwangsom; 5e constatering: intrekking
Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering
Gebruik van de Waarschuwen en inrichting in strijd met rapport opmaken de vergunningstbv gemeente. Bij voorwaarden of 2e constatering ook tbv OM pv. nadere regels
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting/intrekking/ last onder dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking
Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering
Artikel 2 en 13B lid 1 p.v. opmaken Opiumwet: t.b.v. gemeente aanwezigheid van een en OM handelsvoorraad en/of verkopen van harddrugs in of vanuit de inrichting
1e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs en aanwijzing Opiumwet
artikel 2.3.1.7 APV; Schijnbeheer of niet aanwezig zijn beheerder
141
1e constatering: sluiting voor periode van minstens drie maanden tot maximaal één jaar 1 (Damocles)en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV verkopen alcohol voor zie Handhavings- zie Handhavingsgebruik ter plaatse , protocol protocol derhalve handelen Inrichtingen Drank Inrichtingen Drank i.s.m. art 3 Drank- en en en Horecawet Horecavergunning Horecavergunning Art. 2.1.5.1. jo p.v. opmaken 1e constatering: 2.3.1.5 APV: schriftelijke terras zonder waarschuwing; vergunning Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van last onder dwangsom o.v.v. zienswijzetermijn 2e constatering: last onder dwangsom per geconstateerde overtreding per 24 uur met een maximum van twee maal het geldende jaartarief aan precario. Artikel 3 en 13B lid 1 p.v. opmaken Opiumwet: t.b.v. gemeente aanwezigheid van een en OM handelsvoorraad en/of verkopen van softdrugs in of vanuit de inrichting
1
Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet
zie Handhavingsprotocol Inrichtingen Drank en Horecavergunning
De sluitingsduur zal afhankelijk van de mate van de geconstateerde overtreding door de burgemeester naar eigen oordeel worden vastgesteld.
142
Art. 2.1.5.1. jo 2.3.1.5 jo 1.9 jo 1.11 APV: overtreding voorschriften terrasvergunning
p.v. opmaken
Overschrijden Waarschuwen en sluitingsuur rapport opmaken (voorzover bepaald op tbv gemeente. Bij grond van tweede art. 2.3.1.2 APV) constatering ook pv t.b.v. OM.
1e constatering: schriftelijke waarschuwing; Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van bestuursdwang o.v.v. zienswijzetermijn 2e , 3e en 4e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging overtreding 5e constatering: intrekking vergunning art. 1.11 APV 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: opleggen van beperkte openingstijden; 3e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking
Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering
4. Uitgangspunten voor optreden conform dit protocol: • Als beleidsuitgangspunt wordt bij handel in drugs of de aanwezigheid ten behoeve van handel als regel gekozen voor het toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. •
143
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt vervolgens in principe gekozen voor sluiting van het lokaal. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast.
•
Indien na de 1e constatering een waarschuwing is gegeven, dient de 2e constatering in alle gevallen binnen een periode van 2 jaar gedaan te worden, om een maatregel op te kunnen leggen. Indien er na de waarschuwing een periode van meer dan 2 jaar is verstreken, wordt er bij een volgende constatering opnieuw een waarschuwing gegeven en wordt gehandeld alsof het de eerste overtreding betreft.
•
Indien er een bestuurlijke maatregel is opgelegd en vervolgens wordt er gedurende 5 jaar geen overtreding geconstateerd, dan wordt bij de eerstvolgende constatering weer eerst gewaarschuwd, indien een waarschuwing vereist is volgens het overzicht.
•
Indien er een 3e of 4e constatering plaatsvindt, en hiervoor geen specifieke maatregel wordt genoemd in dit overzicht, beslist de burgemeester of nogmaals een zelfde maatregel wordt genomen of dat een verzwaring van de maatregel als genoemd voor de 2e constatering plaatsvindt.
•
Dit handhavingsprotocol is een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het protocol en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel.
5. Vaststelling Beleidsregel Deze beleidsregel wordt voorzover het zijn compententie betreft vastgesteld door de burgemeester na consultatie van het Driehoeksoverleg. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Het driehoeksoverleg is geconsulteerd op 19 april 2007. Aldus vastgesteld op 26 april 2007 De burgemeester van Nijmegen
mr. Th.C. de Graaf
144
Bijlage 12d:
Aanwijzingsbesluit Toezichthouders Horeca, waarbij de in het besluit benoemde medewerkers aangewezen zijn als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de APV (toezicht op openbare inrichtingen). Het besluit is voor het eerst op 3 januari 2007.gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-21. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in “de Brug“ van 10 januari 2007.
Burgemeester van de gemeente Nijmegen; Gelet op artikel 6.1a, derde lid van de APV;
BESLUIT:
alle medewerkers van het politiekorps Gelderland-Zuid met als taakaccent horeca aan te wijzen als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen. Aldus besloten door de burgemeester van Nijmegen. De burgemeester,
mevr. dr. G. ter Horst Datum: 21 december 2006
145
Bijlage 13A:
Aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 december 2003, agendapunt nr. 1.5, tot aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 8 januari 2004 (de dag na de advertentie in het huis-aan-huisblad "de Brug").
Onderwerp:
Aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden
Registratienummer: 3.69564
Samenvatting van bovenomschreven besluit van Burgemeester en Wethouders, zoals omschreven in de openbare besluitenlijst en het daaraan voorafgaande voorstel:
Burgemeester en Wethouders hebben op 9 december 2003 besloten om op grond van artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening als wegen aanwijzen waar niet geskateboard mag worden: • • • •
146
Marikenstraat (beide niveau's) Raadhuishof Mariënburg (hoog bij de kapel en laag bij de lindenboom, inclusief de weg langs het arsenaal en de toegangsroute tot de mariënburgkapel) Koningsstraat
Bijlage 13B:
Aanvullend aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 november 2006, agendapunt nr. 2.17, tot aanwijzing van het Vondelpark als gebied waar niet geskateboard mag worden. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is de inwerkingtreding van het besluit gesteld op 14 december 2006.
Onderwerp:
Aanwijzing van het Vondelpark als gebied waar niet geskateboard mag worden
Registratienummer: 06.0032382
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen d.d. 28 november 2006; Overwegende, dat het Vondelpark gelegen aan de Vondelstraat, Van Diemerbroeckstraat en Arend Noorduijnstraat opnieuw is ingericht; dat het park onder meer is voorzien van zitranden met daarop een beschermende coating en er mozaïek is aangebracht; dat deze inrichting met zich mee brengt dat er door skateboarders schade aangericht zou kunnen worden; dat dit voorkomen kan worden door ter bescherming van het straatmeubilair in het park een verbod om te skateboarden in te stellen; dat hiermee bovendien hinder en overlast veroorzaakt door skateboarden wordt tegengegaan en er wordt bijgedragen aan de verblijfskwaliteit in het park; gelet op artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen; besluiten: Het Vondelpark gelegen aan de Vondelstraat, Van Diemerbroeckstraat en Arend Noorduijnstraat aan te wijzen als gebied waar het verboden is om te skateboarden; een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 07-112006
147
De burgemeester,
De secretaris,
mw. dr. G. ter Horst
P. Eringa
148
149
Bijlage 14:
Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2004, (agendapunt nr. 1.9) inzake de aanwijzing, op grond van artikel 2.1.6.8a van de APV, van het Centrum als gebied waarin het verboden is om gevaarlijke voorwerpen openlijk bij zich te dragen. De inwerkingtreding is ingevolge het besluit (de dag na bekendmaking) gesteld op 18 november 2004.
Onderwerp:
Aanwijzing gebieden verbod op het dragen van gevaarlijke voorwerpen
Registratienummer: 04.0045181
Het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Nijmegen, 2 november 2004; Gelet op Artikel 2.1.6.8a van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen;
Besluit
De in het centrum (omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen) gelegen wegen en daaraan gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en terreinen aanwijzen als gebied waarin het verboden is om messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen gebruikt kunnen worden, openlijk bij zich te dragen. Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad en 'De Brug'.
De burgemeester, mevr. dr. G. ter Horst
De secretaris, ir. H.K.W. Bekkers
150
Bijlage 15:
Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapuntnr. 3.6 - registratienr. 05.0031624), op basis van afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de APV, tot vaststelling van een afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten.
Onderwerp:
Afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten
Kenmerk: 05.0031624
Samenvatting (overgenomen uit het ambtelijk voorstel aan het college, d.d. 30-12-2005): In de raadsvergadering van 21 december 2005 heeft de raad afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de Algemene plaatselijke verordening opgenomen. Deze regeling in de Apv maakt het mogelijk dat wij een afstand vaststellen tussen verkooppunten van consumentenvuurwerk ter voorkoming van overlast. Voor nieuw te vestigen verkooppunten van consumentenvuurwerk geldt dat zij zich niet mogen vestigen binnen 1000 meter van een bestaand verkooppunt.
Weergave van het besluit (overgenomen uit de openbare besluitenlijst d.d. 24-1-2006): Het afstandscriterium tussen vuurwerk verkooppunten vaststellen op 1000 meter.
151
Bijlage 16:
Besluit van de Burgemeester van 18 april 2008 tot vaststelling van de beleidsregels Dansmuziekevenementen (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV). De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is op 22 mei 2008.
Beleidsregels Dansmuziekevenementen (2008) De burgemeester van de gemeente Nijmegen, Overwegende dat de geldende beleidsregels voor Houseparty’s in de gemeente Nijmegen aangepast moeten worden, omdat het begrip Houseparty gedateerd is en niet alle evenementen betreft, waarop deze beleidsregels wel betrekking zouden moeten hebben; Verder overwegende dat de keuze omtrent het houden van dergelijke evenementen al dan niet in de openlucht geen element meer hoeft te zijn van een dergelijk beleid, nu deze beleidskeuze geregeld wordt in het “Geluidsbeleid voor evenementen in de openlucht” Gelet op artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen Besluit: 1. Tot vaststelling van de "Beleidsregels voor Dansmuziekevenementen 2008" 2. De Beleidsregels Houseparty’s gemeente Nijmegen 1999 gelijktijdig in te trekken 3. De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en "De Brug" Besloten op 18 april 2008. De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf
152
Beleidsregels Dansmuziekevenementen gemeente Nijmegen (2008) 1. Begripsomschrijvingen In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a: Dansmuziekevenement: grootschalig evenement waar voornamelijk aan Dance gerelateerde muziekstromingen ten gehore worden gebracht. b: Grootschalig: er is sprake van een grootschalig evenement als de maximale bezoekerscapaciteit van de inrichting of de evenementenlocatie meer dan 500 personen betreft. c: APV: de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen; d: Horeca-inrichtingen: inrichtingen waarvoor een vergunning is verleend ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet; e: Niet-horeca-inrichtingen: grote inrichtingen (bij voorbeeld zalen, sporthallen en dergelijke) waarvoor geen vergunning ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verstrekt; 2. Juridisch kader Dansmuziekevenementen vallen onder het begrip 'evenement' van artikel 2.2.1. APVgemeente Nijmegen. Paragraaf 2.2. van de APV is daarmee van toepassing op dansmuziekevenementen. Deze beleidsregels gelden uitsluitend voor dansmuziekevenementen. Dit betekent dat dansmuziekevenementen op grond van artikel 2.2.2 APV vergunningplichtig zijn, door de burgemeester verboden kunnen worden, aan voorwaarden kunnen worden onderworpen en, indien nodig, kunnen worden beëindigd. De enige uitzondering op deze regel is de bepaling van artikel 2.2.1, eerste lid sub d. Hierin is geregeld dat het gelegenheid geven tot dansen níet als een evenement beschouwd wordt, als dit onderdeel uitmaakt van de reguliere bedrijfsvoering van de inrichting en gedurende minimaal 40 weken per jaar plaatsvindt. Verder dienen inrichtingen, waarin dansmuziekevenementen plaatsvinden, ter voorkoming van geluidhinder, te beschikken over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer die dergelijke activiteiten toelaat. Indien sprake is van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, is het toegestane geluidsniveau geregeld via de Wet milieubeheer. De inrichting moet dan voldoen aan het volgens de Wet milieubeheer toegestane geluidsniveau. Indien de Wm-inrichting valt onder het ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ oftewel het Activiteitenbesluit, dan dient de inrichting aan de daarin geregelde geluidsregels te voldoen. De Festiviteitenregeling voor inrichtingen uit de APV, op basis waarvan deze inrichtingen zeer incidenteel een vergunning met ruimere geluidsnormen kunnen krijgen, is ook gebaseerd op dat Activiteitenbesluit. 3. Dansmuziekevenementen in tijdelijke bouwwerken (tenten en dergelijke) en in de openlucht Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning van de burgemeester dansmuziekevenementen in tijdelijke bouwwerken of in de buitenlucht te laten plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend. In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden de
153
voorwaarden gesteld zoals die hier verder onder 6. zijn opgesomd. Het evenement moet tevens voldoen aan de bepalingen van artikel 4.1.1.1 APV en het daarop gebaseerde Geluidsbeleid voor evenementen in de openlucht. 4. Dansmuziekevenementen in niet-horeca-inrichtingen Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning van de burgemeester dansmuziekevenementen in niet-horeca-inrichtingen te laten plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend. In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden aan de evenementenvergunning de voorwaarden verbonden zoals die hier verder onder 6. zijn opgesomd. Daarnaast kunnen voorwaarden worden gesteld in het belang van de brandveiligheid en beperking van (geluids)overlast (voorzover de Wet Milieubebeheer niet van toepassing is). De voor een niet-horeca-inrichting afgegeven vergunning op grond van de Wet milieubeheer dient de mogelijkheid te bieden om evenementen die de gehele nacht duren te laten plaatsvinden. 5. Dansmuziekevenementen in horeca-inrichtingen Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning van de burgemeester dansmuziekevenementen in horeca-inrichtingen te laten plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend. In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden aan de evenementenvergunning de voorwaarden verbonden zoals die hier verder onder 6. zijn opgesomd. 6. Voorwaarden voor dansmuziekevenementen 6.1: De organisator van het dansmuziekevenement dient een vergunninghoudend beveiligingsbedrijf, in te huren; 6.2: Vertegenwoordigers van de hulpverleningsdiensten dienen ten alle tijde een vrije toegang tot de party te hebben. De organisator dient met de politie afspraken te maken over de toegangspasjes die kunnen worden gebruikt. Het bovenstaande geldt ook voor politieambtenaren 'in burger'; 6.3: De organisator treft, in overleg met de politie, maatregelen om parkeeroverlast te voorkomen; 6.4: De organisator regelt de toestroom van bezoekers door een adequaat 'deurbeleid', zodat geen opstootjes kunnen worden verwacht; 6.5: De burgemeester bepaalt het maximaal toegestane aantal bezoekers, de organisator zorgt ervoor dat dit aantal niet wordt overschreden; 6.6: De burgemeester kan de minimum leeftijd van de bezoekers bepalen; 6.7: De organisator dient ervoor te zorgen dat in verhouding tot het aantal bezoekers, voldoende beveiligingsbeambten aanwezig zijn (minimaal één beveiligingsbeambte per 100 bezoekers, van dit minimum kan worden afgeweken op advies van de politie); 6.8: Onder verantwoordelijkheid van de organisator wordt gezorgd voor goede uitvoering van de toegangscontrole en fouillering. Er dienen voldoende vrouwelijke fouilleerders te zijn; 6.9: De organisator moet werkafspraken maken met de politie over het omgaan met
154
tijdens de toegangscontrole en fouillering aangetroffen voorwerpen, zoals drugs, messen ,wapens en andere voorwerpen die een gevaar kunnen vormen, over de opslag van deze goederen en over de aanhouding en overdracht van de betrokken personen 6.10: De organisator dient te voldoen aan de Hygiënerichtlijnen voor publieksevenementen van het Landelijke Centrum Hygiëne en Veiligheid, te raadplegen via www.ggdkennisnet.nl/lchv, in het bijzonder de hoofdstukken 8 (medische hulpverlening bij evenementen) en 12 (Dance event en ander soortgelijk evenement) 6.11: Indien de organisator de mogelijkheid biedt tot tatoeëren/piercen, dient degene die dit uitvoert op grond van de Warenwet te beschikken over een geldige vergunning, verleend door een GGD In Nederland. Indien dat niet het geval is, geldt voor de organisator een meldingsplicht aan de GGD volgens de Warenwetregeling vrijstelling vergunningsplicht tatoeëren en piercen 2 maanden voor aanvang van het evenement. 6.12: er dienen één- of meerdere ruimtes te zijn waar geen harde muziek wordt gedraaid zodat de bezoekers kunnen bijkomen ('chill-out-rooms') 6.13: Er dienen voldoende gratis drinkwatervoorzieningen voor het publiek aanwezig te zijn, minimaal één tappunt per 150 gelijktijdig aanwezige bezoekers. 6.14: Er dient, gelet op het aantal bezoekers en de aard van de locatie, voldoende EHBO-personeel aanwezig te zijn. Uitgangspunt is 1 EHBO-er per 750 gelijktijdig aanwezige bezoekers. Er dient minimaal 1 EHBO ruimte beschikbaar te zijn, voorzien van alle EHBO-middelen om volgens de richtlijnen van het Oranje Kruis hulp te kunnen verlenen. (aanvullende eisen t.a.v. de kwaliteit van de EHBO kunnen in de evenementen-vergunning worden gesteld) 6.15: in de ruimte waar het dansen plaatsvindt dienen ruim voldoende mogelijkheden te zijn om de temperatuur, de luchtvochtigheid en de luchtcirculatie te kunnen reguleren volgens de hierboven genoemde hygiënerichtlijnen; 6.16: de organisator dient de desbetreffende Centrale Post Ambulancevervoer ruim vooraf, maar in ieder geval 8 weken voor het evenement, op de hoogte te stellen van datum, tijd, plaats en omvang van de party 6.17: de organisator dient volledige medewerking te verlenen wanneer gerichte, landelijke drugwaarschuwingscampagnes noodzakelijk zijn.
155
Bijlage 16A:
Besluit van de burgemeester van 8 juni 2009 tot vaststelling van beleidsregels afterparty’s tijdens de vierdaagseweek (gebaseerd op artikel 2.2.2. APV). De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan publicatiedatum is op 18 juni 2009.
Beleidsregels afterparty’s tijdens de Vierdaagseweek (2009) De burgemeester van de gemeente Nijmegen, Gelet op artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen, Besluit: I II
Vast te stellen de ‘beleidsregels afterparty’s tijdens de jaarlijkse Vierdaagseweek’; De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De Brug”;
Besloten op 8 juni 2009. De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf
156
Beleidsregels afterparty’s tijdens de Vierdaagseweek Algemeen De afgelopen jaren zijn er verzoeken ingediend tot het houden van een afterparty tijdens de jaarlijkse terugkerende vierdaagseweek. Afterparty’s kunnen evenementvergunningplichtig zijn. Begripsomschrijving a) Een afterparty is een festiviteit (feestelijke aangelegenheid), die plaatsvindt na afloop van de programmeringstijden van de vierdaagsefeesten in een horeca-inrichting (binnen) of in een niethoreca-inrichting (binnen of buiten) waarbij in het algemeen muziek ten gehore wordt gebracht en/of alcoholhoudende drank wordt geschonken (ex artikel 3 of 35 Drank- en Horecawet). Met afterparty’s in de zin van deze beleidsregels wordt niet bedoeld afterparty’s die in reeds bestaande horeca inrichtingen worden gehouden en die over de daartoe vereiste vergunningen (drank- en horeca vergunning / exploitatievergunning) beschikken. Dergelijke afterparty’s/activiteiten zijn niet evenementvergunningplichtig gelet op artikel 2.2.1. lid 1 sub d APV. b) Evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van de activiteiten zoals opgesomd in artikel 2.2.1. lid 1 onder a t/m g van de APV; c) APV: de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen; d) Horeca-inrichting: inrichting waarvoor een vergunning is verleend ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet; e) Niet-Horeca inrichting: grote inrichting (bijvoorbeeld o.a. zalen, sporthallen e.d.)waarvoor geen vergunning ex artikel 3 van de Drank - en Horecawet is verleend. Juridisch kader Op grond van artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Overwegingen Overwegingen om een evenementenvergunning voor bovenstaande categorieën (afterparty/activiteit/overige evenementen) te weigeren tijdens de Vierdaagseweek: Uitgangspunt is dat het karakter van de vierdaagsefeesten Nijmegen behouden moet blijven met een bewuste keuze voor een start in de vroege avond, een eindtijd van de programmering aan het begin van de nacht en een programmering met en voor alle doelgroepen en alle leeftijden; Het toestaan van afterparty’s doet afbreuk aan het karakter van de vierdaagsefeesten; door afterparty’s na de vierdaagsefeesten en/of buiten het feestgebied wordt de positie die de vierdaagefeesten in Nijmegen innemen verzwakt; Voorkomen dat zowel wandelaars van de vierdaagsemarsen als omwonenden lang last (blijven) houden van publieksbewegingen als gevolg van een afterparty; Besluit Tijdens de vierdaagseweek worden na de vigerende programmeringstijden van de diverse podia/vermaakcentra, ongeacht de locatie, géén evenementenvergunningen verleend voor: * evenementvergunningplichtige afterparty’s; of * evenementvergunningplichtige activiteiten; of * overige evenementen (naast het evenement Vierdaagsefeesten en Vierdaagsemarsen).
157
Bijlage 17
Besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 2008 (agendapunt 3.19) betreffende de in het kader van deregulering vaststellen van nadere regels ten aanzien van bepaalde vergunningen (bijlage 17 A t/m E). De inwerkingtreding van de regels van de Burgemeester en van Burgemeester en Wethouders voortvloeiend uit het besluit is gesteld op 16 juli 2008, op welk tijdstip GB08-95 in plaats wordt gesteld van voorgaande publicatie GB08-94. 1e Wijziging Besluit van Burgemeester en Wethouders van 6 oktober 2009 (agendapunt 3.9, 09.0020738) betreffende de vereenvoudiging nadere regels evenementen. 1. Wijzigen van de criteria van de nadere regels voor kleine evenementen zoals opgenomen in bijlage 17C (plaatsen van objecten voor feest op of aan de weg) en 17D (buurt- en straatfeest/verbod geluidhinder) van de Algemene Plaatselijke Verordening; 2. Bijlage 17C en 17D integreren tot één nieuwe bijlage 17C, zoals hier bijgevoegd. 3. In bijlage 17E de titulatuur wijzigen door “straattheater” toe te voegen aan “straatmuziek” en de tekst van lid 3 wijzigen. Voor het overige de tekst in ongewijzigde vorm opnemen in bijlage 17D, zoals hier bijgevoegd. 4. Bijlage 17E te laten vervallen.
Bijlagen:
158
Nadere regels voor:
bijlage 17A
steigers of hoogwerkers
bijlage 17B
containers of schaftketen
bijlage 17C
kleine evenementen
bijlage 17D
straatmuziek / straatteheater
Bijlage 17A Onderwerp: nadere
regels steigers of hoogwerkers
___________________________________________________________________________ Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, Overwegende dat in artikel 2.1.5.1, tweede lid onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen met betrekking tot steigers of hoogwerkers in, op, aan of boven de weg. Besluit: 1. Dat voor steigers of hoogwerkers gebruikt voor activiteiten met een tijdelijk karakter in de zin artikel 2.1.5.1, tweede lid sub a APV geen vergunning nodig is, mits wordt voldaan aan de regels in het tweede lid. 2. De plaatsing van de in het eerste lid genoemde steigers en/of hoogwerkers dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Er mag maximaal 1 steiger of 1 hoogwerker per adres worden geplaatst. b. De steiger of hoogwerker mag niet langer dan 1 maand worden geplaatst. c. De steiger of hoogwerker mag niet zo worden geplaatst dat hij gevaar of hinder oplevert voor het verkeer en omwonenden. d. De constructie van de steiger of hoogwerker dient voldoende sterkte, stijfheid en stabiliteit te bezitten. e. De steiger of hoogwerker dient beveiligd te zijn tegen omvallen, verplaatsingen en inklimmen. f. Omwonenden en/of winkeliers dienen vooraf op de hoogte te worden gesteld van de voorgenomen plaatsing. g. Indien de steiger of hoogwerker wordt geplaatst dient er een rijroute aanwezig zijn van ten minste 4 m. breed en 4,2 m. hoog, ten behoeve van brandweervoertuigen. h. Voor voetgangers dient op het trottoir een doorgang te zijn van minimaal 1.40 m. i. (Nood)uitgangen en brandgangen van panden mogen niet belemmerd worden. j. Er mogen geen reclame-uitingen op de steiger of hoogwerker zijn aangebracht, met uitzondering van het bedrijf dat de werkzaamheden ter plaatse verricht. k. De steiger of hoogwerker mag geen (ondergrondse) brandkranen of droge stijgleidingen blokkeren. l. Indien ter plaatse ondergrondse kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de steiger of hoogwerker zodanig te worden geplaatst dat deze bij calamiteiten bereikbaar zijn. m. Indien ter plaatse rioleringsputten aanwezig zijn, dient de steiger of hoogwerker zodanig te worden geplaatst dat deze bij calamiteiten bereikbaar zijn. n. Er dienen maatregelen te worden genomen om te voorkomen, dat de bestrating of de groenvoorziening ter plaatse door het plaatsen of de aanwezigheid van de steiger of hoogwerker schade lijdt. Daarom dient de bestrating of groenvoorziening ter hoogte van de stempels van de steiger of hoogwerker te worden beschermd.
159
o. er dienen maatregelen genomen te worden om de weggebruikers en voetgangers een veilige passage te garanderen. De weggebruiker dient in het bijzonder geattendeerd worden op een eventuele stempeluitslag van het object. 3. De geplaatste steiger of hoogwerker kan te allen tijde door het college worden verwijderd: a. Indien niet wordt voldaan aan de eisen als bedoeld in het tweede lid. b. Indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; c. Indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand d. In het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed; e. Indien noodzakelijke werkzaamheden aan de ondergrondse infrastructuur verricht moeten worden. 4. Dit besluit is niet van toepassing op objecten die worden geplaatst één week voorafgaand en tijdens de Vierdaagse en de Vierdaagsefeesten, voor het plaatsen van de objecten als genoemd in het eerste lid is dan een vergunning op grond van artikel 2.1.5.1 APV noodzakelijk. 5. De plaatsing van objecten zoals bedoeld in het eerste lid die voldoen aan de voorwaarden genoemd in het tweede en derde lid dient uiterlijk 1 week voorafgaand aan de plaatsing aan het college te worden gemeld. 6. Bureau Vergunningen van de gemeente Nijmegen stelt hiertoe een meldingsformulier vast. 7. Degene, de melding doet ontvangt hiervan een ontvangstbewijs. 8. De melding wordt geacht eerst dan gedaan te zijn, wanneer het meldingsformulier volledig en naar waarheid is ingevuld, tijdig is ingeleverd en het ontvangstbewijs is uitgereikt. Aldus vastgesteld op 8 juli 2008 college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
160
Bijlage 17B Onderwerp: nadere
regels containers of schaftketen
___________________________________________________________________________ Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, Overwegende dat in artikel 2.1.5.1, tweede lid onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het College de bevoegdheid is toegekend regels te stellen met betrekking tot objecten en stoffen in, op, aan of boven de weg, Besluit: 1. Dat voor containers of schaftketen gebruikt voor activiteiten met een tijdelijk karakter in de zin van artikel 2.1.5.1, tweede lid sub a APV geen vergunning nodig is. 2. De plaatsing van de in het eerste lid genoemde container of schaftkeet dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Er moet sprake zijn van het tijdelijk plaatsen van een schaftkeet, zeecontainer of afzetcontainer; I. onder afzetcontainer wordt verstaan: een open stalen bak/container of schaftkeet die in zijn geheel op een voertuig wordt geplaatst en vervolgens voor lediging wordt vervoerd naar een be- en of verwerkingsinrichting. II. Onder een zeecontainer wordt verstaan een afsluitbare stalen container bedoeld voor opslag van goederen. b. Er mag maximaal 1 container of 1 schaftkeet per adres (waar werkzaamheden worden verricht) worden geplaatst. c. Bij plaatsing in het centrum binnen de singels dient een afzetcontainer elke dag voor zonsondergang te worden opgehaald. d. Bij plaatsing in het centrum binnen de singels dient een zeecontainer en schaftkeet elke dag voor zonsondergang te worden afgesloten. e. De container of schaftkeet mag niet zo worden geplaatst dat hij gevaar of hinder oplevert voor het verkeer of omwonenden. f. Indien mogelijk wordt een container of schaftkeet op een parkeervak geplaatst. g. Invalidenparkeerplaatsen mogen onder geen beding benut worden voor het plaatsen van de container of schaftkeet. h. Op de rijbaan dient er een doorgang van minimaal 4 m. breed en 4.2 meter hoog te zijn. i. (Nood)uitgangen en brandgangen van panden mogen niet belemmerd worden j. Voor voetgangers dient op het trottoir een doorgang te zijn van minimaal 1.40 m. k. De container of schaftkeet mag niet langer dan twee weken worden geplaatst. l. De container of schaftkeet mag niet groter zijn dan de volgende maten: lengte 6 m, breedte 2.40 m, hoogte 2.60 m. m. De container of schaftkeet mag geen (ondergrondse) brandkranen of droge stijgleidingen blokkeren. n. Indien de container of schaftkeet niet direct wordt verlicht door een lichtpunt van de openbare straatverlichting of dit lichtpunt verder dan 30 meter van de container of schaftkeet is verwijderd, moet de container of schaftkeet bij mist aan de voorzijde worden
161
o. p.
q. r. s.
t. u.
verlicht door een helder wit licht en aan de achterzijde voor een helder rood licht uitstralende lantaarn. De geplaatste container of schaftkeet moet zijn voorzien van de gegevens van de eigenaar en op de hoeken zijn voorzien van goed zichtbaar retroreflecterend materiaal De plaatser van de container of schaftkeet draagt er zorg voor dat bij de belading of afvoer van de container geen materiaal en/of stoffen op de weg terecht komen. Als dit wel het geval mocht zijn dient er onmiddellijk zorg voor worden gedragen voor het verwijderen van dit materiaal en/of stoffen. De container dient zodanig te zijn afgedekt dat daaruit geen materiaal en/of stoffen op de weg kunnen geraken. Een afzetcontainer wordt geplaatst ten behoeve van de inzameling van bouw-, sloop-, tuinafval en grond. Het is verboden voor de gebruiker om in de container vloeibare, agressieve, giftige of explosieve stoffen, stoffen als bedoeld in het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Stoffen (BAG) of andere stoffen welke gevaarlijk kunnen zijn voor mens en dier, dode dieren, beenderen of ander slachtafval te deponeren. Bij plaatsing op de weg dient de container of schaftkeet zodanig, bijvoorbeeld met houten onderliggers of platen, te worden geplaatst dat geen beschadigingen aan de weg optreden. Het is verboden containers op of aan de weg te reinigen.
3. De geplaatste container of schaftkeet kan te allen tijde door het college worden verwijderd: a. indien niet wordt voldaan aan de eisen als bedoeld in het tweede lid; b. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; c. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; d. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed; e. indien noodzakelijke werkzaamheden aan de ondergrondse infrastructuur verricht moeten worden. 4. Dit besluit is niet van toepassing op objecten die worden geplaatst één week voorafgaand en tijdens de Vierdaagse en de Vierdaagsefeesten, voor het plaatsen van de objecten als genoemd in het eerste lid is dan een vergunning op grond van artikel 2.1.5.1 APV noodzakelijk. 5. De plaatsing van objecten zoals bedoeld in het eerste lid die voldoen aan de voorwaarden genoemd in het tweede lid dient uiterlijk 1 week voorafgaand aan de plaatsing aan het College te worden gemeld 6. Bureau Vergunningen van de gemeente Nijmegen stelt hiertoe een meldingsformulier vast.
162
7. Degene, die de melding doet, ontvangt hiervan een ontvangstbewijs. 8. De melding wordt geacht eerst dan gedaan te zijn, wanneer het meldingsformulier volledig en naar waarheid is ingevuld, tijdig is ingeleverd en het ontvangstbewijs is uitgereikt. Aldus vastgesteld op 8 juli 2008 college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
163
Bijlage 17C Onderwerp:
Nadere regels voor kleine evenementen
___________________________________________________________________________ Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, overwegende dat in artikel 2.2.2, vierde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te stellen met betrekking tot kleine evenementen; dat in artikel 2.1.5.1, tweede lid onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te stellen met betrekking tot het plaatsen van objecten op of aan de weg, gebruikt voor een klein evenement; besluit: 1
Dat voor onderstaande kleine evenementen op of aan de weg geen vergunning nodig is: (wijk-), (buurt-), en (straat)feesten; een herdenkingsplechtigheid; een rommelmarkt (georganiseerd door particulieren); een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.1. APV;
2
Dat de evenementen omschreven in het eerste lid moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: het evenement vindt maximaal twee keer één dag per kalenderjaar plaats; voor straatspeeldagen geldt een uitzondering: deze straatspeeldagen kunnen maximaal zes keer één dag worden georganiseerd in de periode april t/m oktober; het maximum aantal bezoekers mag niet meer zijn dan 250 personen; het evenement mag op een zondag, 2e paasdag, 2e pinksterdag en 2e kerstdag niet eerder dan 13.00 uur beginnen; op overige dagen niet eerder dan 09:00 uur; de omwonenden moeten van tevoren op de hoogte gesteld worden van het evenement, met name over de muziek en het eindtijdstip; een eventueel af te sluiten straat mag geen onderdeel uitmaken van een busroute; een eventueel af te sluiten straat mag geen stroomweg of gebiedsontsluitingsweg zijn; de aanwijzingen door ambtenaren van de politie en toezichthoudende gemeenteambtenaren in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van overmatige hinder voor de omgeving dienen onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd.
164
3
Dat, indien bij of tijdens bovenstaande evenementen gebruik wordt gemaakt van elektronisch versterkte muziek (artikel 4.1.1.1 APV) men dient te voldoen aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht”, te weten: de geluidsboxen moeten zodanig opgesteld worden dat deze niet direct op woningen of winkels zijn gericht; begintijd: Op zondag, 2e paasdag, 2e pinksterdag en 2e kerstdag niet eerder dan 13:00 uur, overige dagen niet eerder dan 09:00 uur; eindtijd: 24.00 uur op een vrijdag, een zaterdag en op de dag voor een officieel erkende feestdag; op overige dagen 23.00 uur; tussen de begin- en eindtijd zit één aaneengesloten periode van maximaal 10 uur; het geluidsniveau gemeten op 2 meter uit de gevel van een woning mag niet meer zijn dan 70 dB(A) / 83 dB(C). Indien zich op 35 meter van de luidsprekers geen woning en/of winkel bevindt, mag het geluidsniveau op 35 meter van de luidsprekers niet meer zijn dan 70 dB(A)/83dB(C); er mogen maximaal 2 luidsprekers worden opgesteld/gebruikt; reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
4
Dat voor het plaatsen van objecten (artikel 2.1.5.1 APV) op of aan de weg, gebruikt bij een klein evenement zoals vernoemd in het eerste lid, géén vergunning nodig is mits aan de volgende nadere regels wordt voldaan: bij kleine evenementen op of aan de openbare weg moeten de op- en afbouwwerkzaamheden plaatsvinden tussen 7:00 en 23:00 uur; indien op- of afbouw niet mogelijk is binnen voornoemde tijdstippen moeten de objecten de dag na het evenement uiterlijk vóór 12:00 uur zijn verwijderd; de objecten mogen niet zo worden geplaatst dat deze gevaar of hinder opleveren voor het verkeer of omwonenden; in geval van brand of calamiteiten moet te allen tijde een rijroute ten behoeve van brandweervoertuigen van ten minste 4 meter breedte en 4,2 meter hoogte aanwezig zijn; brandkranen en andere bluswatervoorzieningen moeten te allen tijde vrij benaderbaar zijn; eventueel te plaatsen objecten mogen niet op of binnen een afstand van één meter van onder- of bovengrondse brandkranen worden geplaatst; (nood)uitgangen en brandgangen van panden mogen niet belemmerd worden; voor voetgangers moet op het trottoir een doorgang zijn van minimaal 1.50 m; er moet op worden toegezien dat er geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en en/of elektriciteit; er dienen zodanige maatregelen te worden genomen dat het woon- en leefmilieu zo min mogelijk wordt geschaad; een meerderjarig persoon dient, in geval van het gebruik van een barbecue, toezicht te houden bij de barbecue en er moet een blusmiddel aanwezig zijn; de aanwijzingen door ambtenaren van de politie en toezichthoudende gemeenteambtenaren in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van overmatige hinder voor de omgeving moeten onmiddellijk en stipt worden opgevolgd; het plaatsen van een podium, tribune en/of een tijdelijk bouwwerk (gesloten tent) waarin meer dan 50 mensen aanwezig zijn is vergunningplichtig. De nadere regels zijn hierop niet van toepassing.
165
5
Dat objecten als bedoeld in het vierde lid te allen tijde door het college kunnen worden verwijderd: indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in het tweede lid van dit besluit; indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed; indien noodzakelijke werkzaamheden aan de ondergrondse infrastructuur verricht moeten worden.
6
Dat evenementen als bedoeld in het eerste lid van dit besluit te allen tijde door de burgemeester kunnen worden verboden vanuit het oogpunt van: de openbare orde; het voorkomen of beperken van overlast; de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; de zedelijkheid of gezondheid; het woon- en leefklimaat.
7
Dat dit besluit niet van toepassing is op evenementen die plaatsvinden tijdens de Vierdaagsemarsen en de Vierdaagsefeesten.
8
Dat evenementen zoals omschreven in het eerste lid van dit besluit uiterlijk 2 weken voorafgaand aan het evenement aan de burgemeester moeten worden gemeld. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van het meldingsformulier. Degene, die de melding doet, ontvangt hiervan een ontvangstbewijs. De melding is alleen geldig wanneer het meldingsformulier volledig en naar waarheid is ingevuld, tijdig is ingeleverd en u een schriftelijke bestiging van de melding heeft ontvangen.
Aldus vastgesteld op 6 oktober 2009 college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
166
Bijlage 17 D Onderwerp: Nadere
regels straatmuziek/straattheater
___________________________________________________________________________ De burgemeester van Nijmegen, overwegende dat in artikel 2.1.4.1, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan de burgemeester de bevoegdheid is toegekend nadere regels te stellen met betrekking tot straatmuzikanten. besluit: dat het voor publiek muziek ten gehore brengen op grond van artikel 2.1.4.1. APV zonder ontheffing is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels: 1. Straatmuziek/straattheater moet voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Er mag slechts gemusiceerd worden op werkdagen tussen 11:00 en 18:00 uur en op de koopavond (donderdag) tot 21.00 uur; op zon- en feestdagen tussen 13:00 en 17:00 uur met uitzondering van Eerste Paasdag, Eerste Pinksterdag en Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag. b. Er mag geen muziek ten gehore worden gebracht door middel van elektrische versterkers en/of motorische aandrijving; c. Deze nadere regels gelden voor groepen muzikanten tot maximaal 5 personen; d. Er mag niet worden gemusiceerd in de Molenpoortpassage en winkelcentrum Dukenburg; e. Wanneer door anderen eveneens voor publiek muziek ten gehore wordt gebracht mag binnen een afstand van 100 meter tot die ander niet worden gemusiceerd; f. Wanneer een evenement en / of (centrum)markt plaats vindt mag binnen een afstand van 100 meter tot het evenement niet worden gemusiceerd; g. Men mag per locatie slechts 30 minuten muziek maken. Iedere volgende locatie waar men muziek gaat maken, moet minimaal 100 meter verwijderd liggen van de vorige locatie; h. Er mag niet gemusiceerd worden op terrassen van horecabedrijven; Nabij een terras mag niet langer dan 10 minuten worden gemusiceerd; i. Er mag niet gemusiceerd worden voor de in- en uitgang van winkels; j. er mag slechts geld worden ingezameld door middel van het plaatsen van één (1) voorwerp op de weg zonder dat daarop mondeling schriftelijk of op enigerlei andere wijze de aandacht wordt gevestigd;
167
k. Er mag niet gemusiceerd worden binnen een afstand van 100 meter van kerken en andere voor de voor de openbare eredienst bestemde gebouwen, gedurende de tijden dat daarin godsdienstoefeningen worden gehouden, noch binnen een afstand van scholen, waarin onderwijs wordt gegeven, noch op plaatsen waar stilte wordt gevraagd en gewenst is, noch op dagen en tijden die door middel van openbare bekendmaking zijn afgekondigd; l. de aanwijzingen door ambtenaren van de politie en toezichthoudende gemeenteambtenaren in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van overmatige hinder voor de omgeving dienen onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd; 2. Het optreden van straatartiesten als bedoeld in het eerste lid kan te allen tijde door de burgemeester worden verboden vanuit het oogpunt van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid; e. het woon- en leefklimaat. 3. Dat dit besluit niet van toepassing is gedurende de week dat de Vierdaagsemarsen en de Vierdaagsefeesten plaatsvinden.
Aldus vastgesteld op 6 oktober 2009 college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
168
Bijlage 18:
Vaststelling Handhavingsprotocol bureau Toezicht (2008) door de Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester bij besluit van 30 september 2008 (agendapunt 3.16, reg. nr. 08-0016651A). De inwerkingtreding is de dag na bekendmaking op 16 oktober 2008. waarbij gemeenteblad GB08-116 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-113.
Handhavingsprotocol Algemene Plaatselijke Verordening Bureau Toezicht
Inhoudsopgave A. Instrumenten 1. opleggen van een dwangsom 2. toepassen van bestuursdwang 3. Intrekken van de vergunning 4. Kennisgeving van bekeuring
169
3 3 3
B. Keuze voor een dwangsom, bestuursdwang, kennisgeving van bestuursdwang
3
C. Vereisten inhoud handhavingsbesluiten
5
D. Keuze duur begunstigingstermijn
6
E. Hoogte van de dwangsom
6
F. Hoogte bekeuring
6
MATRIX H2 Openbare orde H3 Sexinrichtingen H4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente H5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
8
Algemeen stappenplan
16
11 11 14
Handhavingsprotocol APV bureau Toezicht Bureau Toezicht houdt toezicht op de naleving van een aantal bepalingen in de Algemene Plaatselijk Verordening (APV). Dit protocol ziet op de mogelijkheden tot handhaving, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk (bekeuring). De bedoeling van dit protocol is dat er op een eenduidige manier wordt gehandhaafd door alle handhavers. Dit protocol ziet op de meest voorkomende (wijze van) overtredingen. Uiteraard zijn er specifieke situaties denkbaar waarbij van het protocol kan/moet worden afgeweken. Dit zal dan nader gemotiveerd worden in het handhavingsbesluit. A. Instrumenten Het gaat hierbij om de volgende instrumenten; 1. het opleggen van een last onder dwangsom. Hierbij wordt de overtreder opgedragen zelf een einde te maken aan de overtreding (en deze beëindigd te houden) op straffe van het verbeuren van een dwangsom. Het initiatief ligt dus bij de overtreder. Indien na het verstrijken van de termijn de overtreding niet is beëindigd (constateren), wordt de dwangsom automatisch verbeurd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet er binnen zes maanden na het verbeuren van de dwangsom een actie tot invordering plaatsvinden, zoals een dwangbevel maar ook het versturen van een nota of een aanmaning. De termijn van zes maanden begint dan weer opnieuw te lopen. 2. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding door of namens de gemeente beëindigd. Tenzij er sprake is van een spoedeisendheid wordt degene die de overtreding kan beëindigen, eerst in de gelegenheid gesteld dit zelf te doen. Het hoeft hierbij dus niet alleen om de daadwerkelijke overtreder te gaan. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen alleen verhaald worden op de overtreder. 3. Intrekken vergunning Bij overtreding van een aantal bepalingen in de APV bestaat ook de mogelijkheid om de vergunning geheel of gedeeltelijk en/of permanent of tijdelijk in te trekken. Aan een handhavingsbesluit kan een vooraanschrijving vooraf gaan. In deze vooraanschrijving moet de betrokkene gewezen worden op de overtreding en moet hem een termijn worden gesteld waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt. Tevens moeten de mogelijke vervolgstappen worden vermeld. Deze stap is niet wettelijk verplicht maar kan in het kader van de zorgvuldigheid toch vereist zijn. Uiteraard is het stellen van een termijn niet nodig indien er sprake is van een spoedeisend belang waardoor afwachten niet wenselijk is. Indien het beëindigen van de overtreding slechts bestaat uit het nalaten dan behoeft ook geen termijn te worden gegeven. 4. Kennisgeving van bekeuring Artikel 6.1 van de APV geeft de strafbepalingen aan voor het overtreden van de bepalingen in de APV, hechtenis of een geldboete. Een bekeuring ziet op het straffen van de overtreder en niet zo zeer op het beëindigen van de overtreder. B. Keuze voor dwangsom, bestuursdwang of een kennisgeving van bekeuring Wanneer wordt er nu gekozen voor een dwangsom, bestuursdwang of een boete.
170
Voordelen dwangsom; • Het financiële risico ligt geheel bij de overtreder. • De gemeente hoeft de overtreding niet zelf te (laten) beëindigen. Nadelen dwangsom • Indien blijkt dat het opleggen van een dwangsom geen effect heeft moet deze of worden ingetrokken of moet worden gewacht totdat deze is uitgewerkt. Voordelen bestuursdwang • Als overtreding niet wordt beëindigd heeft de gemeente de volledige regie bij het opheffen van de overtreding. • Bij spoedgevallen kan de gemeente de overtreding direct beëindigen. Nadelen bestuursdwang • De kosten kunnen slechts verhaald worden op de overtreder. Als deze niet meer in beeld is dan kunnen de kosten niet worden verhaald. • Indien de overtreder niet draagkrachtig is, valt er dus niets te verhalen. De kosten zijn daarmee voor de gemeente. Voordelen bekeuring • De boete is geschikt om de overtreder te straffen. Dit kan van belang zijn als de overtreding al is geëindigd maar toch opgetreden moet worden (bijv. wildplassen) Nadelen bekeuring • De boete is bedoeld om de overtreder te straffen en is niet gericht op beëindiging van de overtreding. Als er nog maatregelen getroffen moeten worden om de overtreding te beëindigen is (alleen) een boete niet geschikt. In eerste instantie wordt er gekozen voor een dwangsom omdat de risico’s voor de gemeente hierbij het kleinst zijn en een financiële prikkel vaak wel het gewenste effect heeft. Bij overtredingen waarbij het direct handelen (door het bestuursorgaan) noodzakelijk is, is bestuursdwang geschikt. Een boete wordt opgelegd bij overtredingen die al zijn beëindigd en waarbij de schriftelijke bestuursrechtelijke procedure geen soelaas zal bieden. Overigens is het mogelijk om naast de bestuursrechtelijke besluiten een bekeuring op te leggen. Deze combinaties staan niet beschreven.
171
SANCTIE dwangsom
BETEKENT het opleggen van een financiële prikkel; de dwangsom kan worden vastgesteld per overtreding, tijdseenheid of per bedrag ineens
TOEPASSING - in beginsel bij alle overtredingen, behalve als het voorkomen van direct (milieu)gevaar, ernstige overlast of groot gevaar voor de gezondheid, openbare orde of veiligheid zich daartegen verzet. - efficiënt bij (toekomstige) herhalingen; de sanctie werkt voor onbepaalde tijd (mits goed geformuleerd) en blijft dus bestaan na beëindiging van de overtreding. Na een jaar zonder herhaling van de overtreding kan de overtreder verzoeken het besluit tot dwangsom in te trekken
bestuurs-dwang
het op kosten van de overtreder ongedaan maken
- bij overtredingen waarbij sprake is van direct (milieu)gevaar, ernstige overlast of groot gevaar voor de gezondheid, openbare orde of veiligheid
van de overtreding.
intrekken vergunning
bekeuring
tijdelijk of permanent intrekken van een deel van) de vergunning de overtreder wordt stafrechtelijk gestraft.
(zware overtreding, spoedeisendheid) - indien opgelegde en geïnde dwangsom geen effect heeft gehad en aannemelijk is dat dit ook geen effect meer zal hebben. Let op het besluit tot dwangsom moet eerst worden ingetrokken, voordat het besluit tot bestuursdwang wordt genomen (tenzij het dwangsombesluit is uitgewerkt) - bij overtreding van sommige apv-bepalingen kan dit als sanctie worden toegepast
- de boete wordt ingezet als de bestuursrechtelijke procedure geen adequate oplossing biedt of als de overtreding al is beëindigd (bijv. bij wildplassen)
C. Vereisten inhoud handhavingsbesluiten; 1. Last onder dwangsom • Aanschrijven van de overtreder. Het moet daarbij gaan om degene die het voorschrift daadwerkelijk overtreedt. • Welk wettelijk voorschrift wordt overtreden? • De wijze waarop het voorschrift wordt overtreden. • Opnemen last, waarbij wordt aangegeven wat de overtreder moet doen om de overtreding te beëindigen. • Binnen welke redelijke termijn (vanaf verzenddatum brief) moet de overtreding beëindigd zijn en moet de overtreding beëindigd blijven. Het opnemen van dit laatste is van belang om te voorkomen dat de overtreding wordt beëindigd en er aan de last word voldaan, om vervolgens de overtreding weer te begaan. (bijvoorbeeld het plaatsen van een container). • Hoogte dwangsom. Er wordt vermeld dat er de dwangsom wordt verbeurd indien de overtreding niet tijdig wordt beëindigd. Het kan dan gaan om; - een bedrag ineens. - een bedrag per tijdseenheid (dag/week etc) dat de overtreding voortduurt. - per geconstateerde overtreding. Het maximum van de te verbeuren dwangsommen. • Bezwarenclausule. • In principe wordt in alle handhavingsbesluiten aangegeven hoe de zienswijze is gevraagd. Bij acuut gevaar kan de zienswijze achterwege blijven. Waar mogelijk wordt een schriftelijke zienswijze gevraagd en in andere gevallen zal door de toezichthouder naar een mondelinge reactie worden gevraagd. 2. Bestuursdwangbesluit • Aanschrijven van degene die het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen. Dit hoeft dus niet de overtreder te zijn. • Welk wettelijk voorschrift wordt overtreden? • De wijze waarop het voorschrift wordt overtreden. • Welke maatregelen moeten er worden genomen om de overtreding op te heffen. • De betrokkene dient een redelijke termijn te krijgen om de overtreding te beëindigen tenzij er sprake is van spoed.
172
• Na verloop van deze termijn zal de overtreding door of namens de gemeente worden beëindigd (toepassen bestuursdwang). • Kosten. In het besluit moet worden vermeld; - dat de kosten op de overtreder zullen worden verhaald. (indien dit niet vermeld wordt is kostenverhaal niet mogelijk) - als de kosten slechts gedeeltelijk of niet op de overtreder worden verhaald moet dit gemeld worden. Kosten worden niet verhaald als dit onredelijk is. • Bezwarenclausule • In principe wordt in alle handhavingsbesluiten aangegeven hoe de zienswijze is gevraagd. Bij acuut gevaar kan de zienswijze achterwege blijven. Waar mogelijk wordt een schriftelijke zienswijze gevraagd en in andere gevallen zal door de toezichthouder naar een mondelinge reactie worden gevraagd. NB; Een last onder dwangsom en een bestuursdwangbesluit mogen nooit tegelijk worden opgelegd. D. Keuze duur begunstigingstermijn Het bestuursorgaan komt bij het bepalen van de begunstigingstermijn een grote mate van beleidsvrijheid toe. De begunstigingstermijn wordt vooral bepaald door de ernst van de overtreding en de tijd die redelijkerwijs nodig is om de overtreding te beëindigen. Hoe meer werk het is om de overtreding te beëindigen en hoe meer de betrokkenen afhankelijk is van derden, hoe langer de begunstigingstermijn. Een sanctiebesluit hoeft niet per definitie een begunstigingstermijn te bevatten. Bepalend is of voor het beëindigen van de overtreding, het ongedaan maken van de gevolgen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling nog maatregelen moeten worden getroffen. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat; • Bij overtreding van gedragsvoorschriften wordt een korte termijn gesteld aangezien het handelen onmiddellijk kan worden stopgezet. Indien er geen andere maatregelen hoeven te worden getroffen dan het nalaten van de verboden gedraging behoeft geen termijn te worden gesteld. • Bij het ontbreken van voorzieningen wordt een termijn gesteld waarbinnen de voorzieningen redelijkerwijs kunnen worden aangebracht. • Hoe acuter het gevaar en hoe ernstiger de overtreding, hoe korter de termijn dan wel geen termijn. E. De hoogte van de dwangsom Het doel van de last onder dwangsom is om de overtreding te beëindigen of om herhaling te voorkomen. De hoogte van de dwangsom moet een financiële prikkel geven om de overtreding te beëindigen. Het mag dus geen straf zijn. De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de overtreding. Hoe zwaarder de overtreding, hoe hoger de dwangsom. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom moet altijd naar het individuele geval worden gekeken. Van belang kan o.a. zijn; • Het economische voordeel als gevolg van de overtreding. Overtreden moet financieel niet interessant zijn. • Recidive. Verderop in dit protocol wordt een indeling gemaakt naar overtreding, duur van de begunstigingstermijn en bij het opleggen van een dwangsom, de hoogte van de dwangsom.
173
Dit zijn slechts richtlijnen waarbij de bovengenoemde afwegingen vooraf zijn gemaakt. Per individueel geval moet bekeken worden of afwijking noodzakelijk is. Als een overtreding zich uitsluitend leent voor het opleggen van een boete zoals aangegeven in de strafbepalingen van de apv, dan staat dit aangegeven. Uiteraard kan er naast het toepassen van bestuursdwang en dwangsom ook een boete worden opgelegd. Deze combinaties zijn niet opgenomen. Tevens is de mogelijkheid tot intrekken van de vergunning/ontheffing niet opgenomen omdat dat echt specifiek per geval bekeken moet worden. F. Hoogte van de bekeuring Als voor een overtreding een boete wordt opgelegd dan staat in onderstaande matrix aangegeven welk feitnummer (op basis van het feitenboekje van het Ministerie van Justitie van april 2008) dit zal zijn en hoe hoog de bekeuring is.
174
MATRIX Artikel
Overtreding
ernst overtreding
hoogte dwangsom bestuursdwang
Keuze handhaving en Begunstigingstermijn
bekeuring Hoofdstuk 2 Openbare Orde Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg 2.1.3.1. zonder ontheffing aanbieden van schriftelijke stukken of afbeeldingen 2.1.4.1. straatartiest verbod tenzij nadere regels en ontheffing 2.1.5.1. voorwerpen of stoffen in, op, aan, of boven de weg; vergunning tenzij voldaan aan nadere regels
-
bekeuring feitencode F11
-
bekeuring feitencode 100
gemiddeld tot zwaar
- bestuursdwang
- dwangsom €100,- p/dag, maximum van €500
2.1.6.2.
winkelwagens op de weg, ontheffing mogelijk
licht
2.1.6.3.
Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
gemiddeld
winkelier; dwangsom €50 p/overtreding maximum €500,consument; bekeuring feitencode F136 bestuursdwang
dwangsom €50100,- p week. maximum €500,-
175
2.1.6.4.
openen straatkolken e.d.
-
2.1.6.5.
Kelderingangen, koekoeken e.d. in of aan de weg, verboden
-
bekeuring feitencode F120B, Bekeuring feitencode F120B
- Bij acuut gevaar voor (verkeers) veiligheid, geen termijn - 24 uur - indien er geen gevaar is voor de omgeving en er veel maatregelen moeten worden genomen,langere termijn 1 uur
bij ernstige belemmering, gevaarzetting, geen termijn afhankelijk van de ernst van de belemmering; geen termijn- 1 week
2.1.6.7.
tenzij voldaan aan nadere regels Rookverbod in bossen
-
2.1.6.7a
Verbod vuur te stoken
-
2.1.6.8.
Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (prikkeldraad e.d.) Objecten onder hoogspanningslijn ontheffing mogelijk Veiligheid op het ijs
zwaar
2.1.6.11 2.1.6.12
Afdeling 2 Toezicht op evenementen 2.2.2. Evenementenvergunning
gemiddeld zwaar
lichtzwaar
bekeuring feitencode H315 bekeuring feitencode H1.01 feitencode H.025 bestuursdwang
-
dwangsom €150,p/week maximum van €900,bekeuring
twee weken
bestuursdwang
geen termijn
dwangsom/ bestuursdwang
onderscheid maken in grootmiddelgroot-klein evenement.
geen termijn geen termijn
t.a.v. sub c van dit artikel
Hoe kleiner/ kortdurend het evenement, hoe korter de termijn. De hoogte van de dwangsom afhankelijk stellen van het economische gewin. 2.2.5.
Verwijderplicht
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen 2.3.1.5 Terrasvergunning
176
-
bekeuring
zie handhavinsprotocollen Alcoholvrije inrichtingen (bijlage 12c-2 APV) en beleidsregels handhaving horecainrichtingen, waarop de vergunningplicht van artikel 3 Drank - en horecawet
feitencode F060,
2.3.1.6.
Vergunningsplicht alcoholvrije inricht- ingen
2.31.7
aanwezigheid exploitant en beheerder
van toepassing is. zie handhavingsprotocol Alcoholvrije inrichtingen; bijlage 12c-2 bij apv zie handhavingsprotocol Alcoholvrije inrichtingen; bijlage 12c-2 bij apv
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 2.4.1. Verblijfsontzeggingen -
2.4.2.
Plakken en kladden
-
2.4.6.
Hinderlijk gedrag op of aan de weg
-
Verbod slapen op of aan de weg Overlast skateboarden
-
2.4.6a 2.4.6b 2.4.7
-
2.4.8 lid 1 en 2
Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
-
2.4.9
Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten overlast van fiets of bromfiets bij publiektrekkende activiteiten aanwijzen gebied waar plaatsingsverbod fietsen geldt; ontheffing mogelijk (brom)fietsen langer dan 4 weken stallen alarminstallaties ontheffing mogelijk
-
loslopende honden
-
2.4.11 2.4.11a 2.4.11b. 2.4.15 2.4.16
177
Hinderlijk drankgebruik
-
bekeuring feitencode F177, hoogte bedrag wordt bepaald door justitie bekeuring feitencode F110a en b bekeuring feitencode feitencode bekeuring feitencode bekeuring feitencode bekeuring feitencode en F121b
-
-
F120a F120b F114 F118 F121a
bekeuring feitencode F125a F130a F130b bekeuring feitencode F125b bekeuring feitencode F135
-
licht
bestuursdwang
zie beleid
licht
bestuursdwang
zie beleid
licht
dwangsom 100p/dag maximum €700 bekeuring
geen termijn
-
-
-
2.4.17
verontreiniging door honden
-
2.4.18
Gevaarlijke honden nav mededeling burgemeester
zwaar
feitencode F145a F145b F145c bekeuring feitencode F145d H325a H325b H325c 1e overtreding bekeuring + aanzeggen dwangsom dwangsom €100 per overtreding tot max van 500,-
-
1 uur
bestuursdwang bij acuut gevaar geen termijn 2.4.19
Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen terrein
2.4.23
Bijen ontheffing mogelijk
2.4.24
opvang op straat aangetroffen dieren
zwaar
gemiddeld
1e overtreding Bekeuring + aanzeggen dwangsom dwangsom €300,per overtreding maximum van €3000 dwangsom €100,- p/week
1 tot max5 dagen
afhankelijk van de te treffen maatregelen
feitelijk handelen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels. Straatprostitutie e.d. 3.2.6. straatprostitutie bekeuring feitencode F174 F175 hoogte van het bedrag wordt door justitie bepaald
-
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Afdeling 1 Geluidhinder 4.1.1.1 verbod geluidhinder, ontheffing mogelijk
gemiddeld
kleine vermaakcentra dwangsom €100 p/overtreding maximum van €500 bij gemiddeld-
178
geen termijn
grotere vermaakcentra (vierdaagse, poppodia etc) aparte belangenafweging Dit geldt voor zover het stappenplan horeca en geluidsbeleid voor evenementen in de openlucht niet van toepassing is.
179
Afdeling 2 Afvalstoffen NB; In artikel 6.1 van de APV wordt voor de toezichthouders handhaving van de artikelen 4.2.2.1-4.2.4.2 uitgesloten. De bevoegdheid voor de toezichthouders om deze artikelen te handhaven wordt ontleend aan de Wet milieubeheer en niet aan de APV. Gelet op de duidelijkheid wordt het wel in dit protocol opgenomen. 4.2.2.2 4.2.2.3 4.2.2.6 4.2.2.7
aanbieden restafval op andere dagen en tijden dan aangewezen de wijze en de plaats voor het overdragen van afval aanbieden afval op aangewzen plaats bij de percelen (verzamelplek) het overdragen of aanbieden in containers
4.2.2.7a
het overdragen of aanbieden in wijk- containers
4.2.2.9
het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
4.2.2.10
aangewezen plaats waar huishoudelijk afval- stoffen kunnen worden achtergelaten opstellen van regels omtrent het incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen opstellen van nadere regels omtrent bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen vaststellen plaats, tijd en wijze van aanbieden en
4.2.2.11
4.2.2.14
4.2.3.2
2
licht
bestuursdwang zie huidige handelswijze 2 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang
afhankelijk van wijze waarop het afval verkeerd wordt aangeboden afgezet tegen de overlast, geen termijn tot 1 dag
bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige
De huisvuilzak wordt gestickerd en voorzien van datum en tijd. De overtreder wordt in de gelegenheid gesteld om de zelfde dag de zak nog te verwijderen. Is dit niet gebeurd dan wordt de zak meegenomen en krijgt de overtreder, mits bekend, een bestuursdwangbesluit.
180
4.2.4.1 4.2.5.1.
overdragen grof huisafval inzamelvergunning aanwijzen andere categorieën afvalstoffen
licht gemiddeld
handelswijze 1 bestuursdwang bestuursdwang
geen termijn 1 dag
Afdeling 3 Bodem- weg en andere milieuverontreiniging 4.3.1. Verontreiniging van de gemidbekeuring weg en van terreinen deld feitencode H017 (bodem) H020 H022 H096 F180a F180b of bestuursdwang
4.3.5. 4.3.7
strooibiljetten met commerciële doeleinden doorzoeken afvalstoffen
Afdeling 4 Het bewaren van houtopstanden 4.4.2 Kapverbod gemiddeld
bekeuring feitencode F111 boete feitencode H016
bekeuring feitencode H470 Hoogte bedrag wordt bepaald door justitie of dwangsom waarbij de last een herplantplicht inhoudt
Afdeling 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 4.6.1. opslag voertuigen gemiddeld dwangsom afvalstoffen e.d. hoogte dwangsom moet ontheffing mogelijk afhankelijk worden gesteld van het economisch voordeel bekeuring feitencode H096 voor particulieren
181
geen termijn voor beëindigen verontreiniging. Bij verwijderen afhankelijk van de te treffen maatregelen
afhankelijk van het seizoen
afhankelijk van groote opslag 14 weken
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente Afdeling 1 parkeerexcessen 5.1.2. Regels omtrent parkeren licht dwangsom €150 24 uur van voertuigen van p/dag, maximum autobedrijf e.d., €1050 ontheffing mogelijk 5.1.6. Parkeren caravans e.d. aan licht dwangsom €75 2 dagen de weg, p/dag maximum ontheffing mogelijk €750
5.1.7. 5.1.8. 5.1.11
Parkeren van reclamevoertuigen, ontheffing mogelijk Parkeren van grote voertuigen, ontheffing mogelijk aantasting groen- voertuig door voertuigen, ontheffing mogelijk
bestuursdwang
als direct optreden direct noodzakelijk is, geen termijn
-
bekeuring feitencode F210
1 uur
-
bekeuring feitencode R414a F205 bekeuring feitencode H310 H311
-
-
Afhankelijk van het type voertuig Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten 5.2.1 5.2.2 5.2.3.
collectes zonder vergunning venten e.d. vergunning standplaatsen; uitstallingen op de weg vergunning
licht
bekeuring feitencode F220 bekeuring feitencode F225 bekeuring feitencode F230 dwangsom €100 p/dag maximum
bestuursdwang
-
afhankelijk van de mate van overlast/gevaar geen termijn- 4 uur bij noodzaak tot direct optreden, geen termijn Evt intrekken vergunning zie art. 1.11
182
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 5.4.1.
Crossterreinen
-
5.4.2.
Beperking gemotoriseerd verkeer ruiters en fietsen in natuurgebieden ontheffing mogelijk
-
bekeuring feitencode H311 bekeuring feitencode D537
Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen e.d. 5.6.1. Gedoogplicht van eigen licht dwangsom €50 aan-duidingen straatp/dag met een naamborden op een pand maximum van €700
-
geen termijn. Betrokkene hoeft slechts te gedogen.
Afdeling 7 Gevonden voorwerpen 5.7.2
Detectorverbod
gemiddeld
bekeuring van de tweede categorie
Deze beleidsregel/dit handhavingsprotocol wordt voorzover het zijn/hun compententie betreft vastgesteld door de burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders, ieder orgaan voor zijn eigen bevoegdheden, Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Aldus vastgesteld op 30 september 2008 De Burgemeester van Nijmegen mr. Th.C. de Graaf
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
183
De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Algemeen Stappenplan
Overtreding geconstateerd Op straat
Mondelinge waarschuwing; Verzoek tot beëindigen overtreding, geef aan wanneer je terugkomt
Controle; overtreding beeindigd?
nee
ja
afgerond
Schriftelijk vooraanschrijving Evt zienswijzen
Controle; overtreding beeindigd?
nee
ja
afgerond
Dwangsom/bestuurs-dwang aanschrijving Inningsprocedure starten bij dwangsom
Toepassen bestuursdwang; Kostenverhaall
184
nee
Controle; overtreding beeindigd?
ja
afgerond
Bijlage 19a
-
Uitvoeringsbesluit van artikel 2.8.1. APV m.b.t. cameratoezicht openbare plaatsen.
De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d., 13 juni 2008 Gelet op Artikel 151c Gemeentewet en Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ; Gezien het advies van het driehoeksoverleg d.d. 21 februari 2008; Overwegende dat • het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en subjectieve veiligheid van de gebruikers van de Stationstunnel het noodzakelijk is gebleken het (tijdelijke) cameratoezicht om te zetten in een structurele vorm van cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet; • er gelet op het feit dat er geen mogelijke piekmomenten aan te geven zijn voor openbare ordeverstoringen gekozen wordt voor een 24-uurs cameratoezicht; Besluit 1. over te gaan tot toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel 2.8.1 APV; 2. de Stationstunnel, gelegen aan de Tunnelweg, als openbare plaats, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, aan te wijzen; 3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te bepalen op twee jaar, eindigend op 1 augustus 2010; 4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen op 24 uur per dag; 5. de periode, waarin de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden uitgekeken vast te stellen op 24 uur per dag. De burgemeester,
mr. Th.C. de Graaf
185
Bijlage 19b
-
Uitvoeringsbesluit van artikel 2.8.1 APV m.b.t. cameratoezicht openbare plaatsen.
Reg.nr: 09.0007210 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d.,
20 maart 2009 Gelet op
Artikel 151c Gemeentewet en Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ; Gehoord het advies van
de Officier van Justitie; Overwegende dat
•
•
het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid van de omwonenden en bezoekers van het winkelcentrum Meijhorst noodzakelijk is gebleken het (tijdelijke) cameratoezicht om te zetten in een structurele vorm van cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet; er gelet op de ervaringen met de openbare orde-verstoringen gekozen wordt voor een beperkt uitkijktijdenregime, namelijk alleen de avonden en in de weekenden ook de nachtelijke uren;
Besluit
1. over te gaan tot toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel 2.8.1 APV;
2. de directe omgeving van winkelcentrum Meijhorst, als openbare plaats, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, aan te wijzen; 3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te bepalen op maximaal twee jaar, uiterlijk eindigend op 1 april 2011; 4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen op 24 uur per dag; 5. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 19.00 uur en 02.00 uur op maandag tot en met donderdag en voor de vrijdag, zaterdag en zondag de periode tussen 19.00 uur en 06.00 uur. De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf
186
Aanwijzingsbesluit (op grond van art. 2.4.16, eerste lid, onder d) tot aanwijzing van de voormalige Botanische Tuin, inclusief de aangrenzende grondstrook richting spoorlijn Nijmegen - Venlo, als gebied waarin het verboden is voor honden. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 13 oktober 1999 in gemeenteblad GB99-91), derhalve op 21 oktober 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 oktober 1999.
Bijlage 20A:
Onderwerp:
Hondenuitlaatverbod voormalige Botanische Tuin c.a.
Burgemeester en wethouders van de Gemeente Nijmegen
besluiten:
dat ter bescherming van de aanwezige flora en fauna het gebied van de voormalige Botanische Tuin, inclusief de aangrenzende grondstrook richting spoorlijn Nijmegen - Venlo, wordt aangewezen als gebied waarin het verboden is voor honden.
Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van 14 september 1999 (Agendapuntnr. 2.19 - CIS-nr. 926/1999).
187
De burgemeester,
De Secretaris,
mr. E.M. d'Hondt
W. Smids
188
Bijlage 20B-1:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Noord op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 31 oktober 2006, agendapunt 3.8. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 7 december 2006.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.8 06.0030227 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Noord Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie in het stadsdeel Noord: -Turennesingel (kaart) e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekeningen.
Besluit d.d.: 31-102006
189
Conform
Openbaar
190
Bijlage 20B-2:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen stadsdeel CentrumOost op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 31 oktober 2006, agendapunt 3.9. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 7 december 2006.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.9 06.0030226 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Centrum-Oost Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaatsen aan te wijzen de volgende locaties in het stadsdeel Centrum-Oost: -Dominicanenstraat (kaart) -Oude Groenewoudseweg (kaart) e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekeningen.
Besluit d.d.: 31-102006
191
Conform
Openbaar
192
193
Bijlage 20B-3:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Lindenholt op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 31 oktober 2006, agendapunt 3.10. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 7 december 2006.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.10 06.0030225 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Lindenholt Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaatsen aan te wijzen de volgende locaties in het stadsdeel Lindenholt: -Zellersacker 13e straat (kaart) -Zellersacker 13e straat/Broekstraat (kaart) -Horstacker 15e straat (kaart) -De Gildekamp 11e straat ** -De Gildekamp 30e straat (kaart) -Hillekensacker 23e straat (kaart)
Openbaar
e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekeningen. Besluit d.d.: 31-102006 **
194
Conform
Hoewel hiertoe is besloten, gaat de lokatie De Gildekamp 11e straat niet door. Er komt een vervangende lokatie. Ter voorkoming van verwarring is daarom het bijbehorende kaartje weg gelaten.
195
196
197
198
199
Bijlage 20B-4:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Dukenburg op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 31 oktober 2006, agendapunt 3.11. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 7 december 2006.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.11 06.0030224 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Dukenburg Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaatsen aan te wijzen de volgende locaties in het stadsdeel Dukenburg: -Aldenhof, 80e straat (kaart) -Malvert, 68e straat (kaart) -Weezenhof, 37e straat (ingetrokken en vervangen door Weezenhof 36e straat - zie bijlage 20B-7)
Besluit d.d.: 31-102006
200
e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekeningen Conform
Openbaar
201
202
Bijlage 20B-5:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Zuid op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 31 oktober 2006, agendapunt 3.12. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 7 december 2006.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.12 06.0028760 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaatsen stadsdeel Zuid Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaatsen aan te wijzen de volgende locaties in het stadsdeel Zuid: -Dingostraat (kaart) -Schepenenstraat (kaart) -Treubstraat (kaart) e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekeningen.
Besluit d.d.: 31-102006
203
Conform
Openbaar
204
205
206
Bijlage 20B-6:
Aanwijzingsbesluit (wijziging hondenuitlaatplaats Willemsweg op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 1 juni 2010, agendapunt 3.7.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.7 10.0009777 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Opheffen en Aanwijzen hondenuitlaatplaats (HUP) Da Costastraat Openbare Ruimte / 9320 G511, Robert Tannemaat , 00653449787 Tankir T Op grond van artikel 2.4.27 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening: intrekken aangewezen locatie hondenuitlaatplaats op de hoek van de Willemsweg me de Da Costastraat en, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: - hoek Da Costastraat met de Dr. Schaepmanstraat e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekening. Besluit d.d. 01-06-2010: Conform
Openbaar
Bijlage 20B-7:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaats Weezenhof 36e straat op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 11 september 2007, agendapunt 3.15. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 4 oktober 2007.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.15 07.0014507 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaats Weezenhof 36e straat Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 van Hooft H. Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: -Weezenhof 36e straat. e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekening. Dit houdt in dat de eerder aangewezen locatie Weezenhof 37e straat komt te vervallen en wordt vervangen door de locatie aan de Weezenhof 36e straat. De belanghebbenden zijn hierover geïnformeerd. In overleg met bewoners is de locatie voor de Weezenhof 36e straat gekozen.
Besluit d.d.: 11-092007
209
Conform
Openbaar
210
Bijlage 20B-8:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaats Ubbergeveldweg/hoek Broerweg op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 11 september 2007, agendapunt 4.4. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 4 oktober 2007.
Uit de Openbare besluitenlijst: 4.4 07.0014507 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaats Ubbergseveldweg/hoek Broerweg Openbare ruimte / 9320 B510, Willie Arends, 0653772980 van Hooft H. Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: -Ubbergseveldweg/hoek Broerweg e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekening.
Besluit d.d.: 11-092007
211
Conform
Openbaar
212
Bijlage 20B-9:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaats Couwenbergstraat op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 3 juni 2008, agendapunt 3.18. De inwerkingtreding van het besluit is ingevolge art.3:40 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht gesteld op 19 juni 2008.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.18 08.0012745 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Openbaar Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaats Couwenbergstraat Openbare ruimte / 9320 B511, Mark Vermeulen, 9674 van Hooft H. Op grond van artikel 2.4.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: -Couwenbergstraat e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekening.
Besluit d.d.: 03-062008
213
Conform
Hondenuitlaatplaats
214
215
Bijlage 20B-10:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaats Waterkwartier op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 19 augustus 2008, agendapunt 3.16. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 4 september 2008.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.16 08.0019793 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Openbaar Collegevoorstel Verplaatsing Hondenuitlaatplaats (HUP) Waterkwartier Openbare Ruimte / 9320 G720, Geert Stinstra , 2795 Depla P Op grond van artikel 2.4.27 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: - achter Marialaan nr 86 t/m 92, - één en ander aangegeven op bijgaande situatietekeningen.
Besluit d.d. 19-08-2008: Conform
216
Bijlage bij Collegevoorstel HUP Waterkwartier “Beoogde locatie: luchtfoto en kaart”
Marialaan
217
Atlaz Print
pagina 1 van 1
HUP waterkwartier
obstakels Planbebouwing straatnamen waterlopen huisnummers wegen bebouwing groen terreinafscheiding
Datum:
21-8-2008
Naam:
KERKH0
Stadsdeel: Nijmegen-Oud-West 0
59m 1:1475
218
http://jock/Atlaz/printvoorbeeld.asp?x1=186465&y1=428453&x2=186766&y2=428653&visThemes=obstakels;Planbebouwing;straatnamen;wa... 21-8-2008
Bijlage 20B.11:
Aanwijzingsbesluit (aanwijzing hondenuitlaatplaats Hatert op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 1 september 2009, agendapunt 3.13. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 1 oktober 2009.
Uit de Openbare besluitenlijst: 3.163 09.0019877 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Openbaar Collegevoorstel Aanwijzen hondenuitlaatplaats Hatert Openbare Ruimte / 9320 G511, Eef Neienhuijsen, 2741 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.27 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: In het bestaande groen aan de Nijenrodestraat, t.h.v. de Aldenhaagstraat / Loevesteinstraat - één en ander aangegeven op bijgaande situatietekening.
Besluit d.d. 01-09-2009: Conform
219
220
Bijlage 20B-12:
Aanwijzingsbesluit (verplaatsing Hondenuitlaatplaats (HUP) Wellenkamp op grond van art. 2.4.17, lid 1) bij B&W-besluit van 15 september 2009, agendapunt 4.1. De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 1 oktober 2009.
Uit de Openbare besluitenlijst: 4.1 09.0021912 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Verplaatsing Hondenuitlaatplaats (HUP) Wellenkamp Openbare Ruimte / 9320 G546, Bart Hoeijmakers , 3188 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.27 lid 1 van de Algemene plaatselijke Verordening, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: Tussen de watergang en tennisbanen aan de Wellenkamp thv Kees Pellenaarspad. Besluit d.d. 15-09-2009: Conform
221
Openbaar
Bijlage van 20B.12
Huidige locatie HUP Nieuwe locatie HUP
222
Bijlage 20C :
Aanwijzingsbesluit (aanwijzen Hondenlosloopgebieden (uitbreiding) op grond van art. 2.4.16, lid 2 van de APV) bij B&W-besluit van 6 oktober 2009, (agendapunt 1.1, registratienummer 09.001999). De inwerkingtreding van het besluit (ingevolge art.142 van de gemeentewet op de achtste dag na bekendmaking) is gesteld op 22 oktober 2009.
Uit de Openbare besluitenlijst: 1.1 09.0019999 Onderwerp: Programma: Afd./Contactpersoon: Portefeuillehouder: Voorstel om te besluiten
Collegevoorstel Aanwijzen Hondenlosloopgebieden (uitbreiding) Openbare Ruimte / 9320 G546, Dick van Dalen , 3091 Hooft H van Op grond van artikel 2.4.16 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening, 21 nieuw in te richten hondenlosloopgebieden aan te wijzen. Een en ander conform de op bijlage 1 aangegeven locaties. Besluit d.d. 06-10-2009: Conform
In de onderstaande lijst zijn koppelingen aangegeven naar de betreffende tekeningen.
223
Openbaar
Bijlage behorend bij collegevoorstel: Aanwijzen Hondenlosloopgebieden: Uitbreiding: d.d. 6 oktober 2009, (agendapuntnr. 1.1, registratienummer 09.0019999 ); Uitbreiding: d.d. 6 april 2010, (agendapuntnr. 4.2, registratienummer 10.0006291).
Hondenlosloopgebieden (2010) (ontbrekende nrs. zijn vervallen gebieden)
Nr. 2
Stadsdeel NijmegenMidden NijmegenZuid
3
4
Wijk
Locatie
Hatert
Gemarkeerd groengebied Malderburchtstraat tussen Mackaypad en Ruys de Beerenbrouckstraat Strook grenzend aan fietspad Oostkanaaldijk Uiterwaard onder Waalbrug
Nije Veld
NijmegenZuid NijmegenCentrum
Hatert
NijmegenOost NijmegenOost
Hengstdal
Kwakkenberg
12/13
NijmegenOost NijmegenOost Dukenburg
14
6 7 8 9
Benedenstad
Bottendaal
Spoorkuil, Tollensstraat en Thijmstraat
Gemarkeerd gebied parallel aan Gelderselaan Gemarkeerd gebied tussen Campusbaan en Ir. Wevestraat
Altrade
Bosgebied tussen Mariënboomseweg, Luciaweg en Sophiaweg Gemarkeerd gebied Julianapark
Dukenburg
Meijhorst / Aldenhof / Staddijk Weezenhof
Gemarkeerde gebieden in Stadspark Staddijk bij Meijhorst en Aldenhof Bestaande uitloopstrook
15
Lindenholt
De Kamp
16
Lindenholt
’t Broek
17
Lindenholt
‘t Acker / ’t Broek
18
NijmegenOud West
Wolfskuil
Fiets/wandelpad Westkanaaldijk tussen de Wellenkamp en de Kluijskamp Wandelpad van Smallesteeg naar Holtgesbroek 16e straat Gemarkeerd groengebied aan Bert Oosterboschpad tussen de wijken Gemarkeerd gebied Ridderspoor / Anjelierenweg
19
NijmegenOud-West NijmegenNieuw-West
Biezen / Haven- en industrieterrein
Mercuriusstraat
20
NijmegenNieuw-West
Neerbosch-Oost
Fiets/wandelpad Oostkanaaldijk tussen Dorpsstraat en Nocturnestraat
21
NijmegenNieuwWest NijmegenNoord
Neerbosch-Oost
Groene ring tussen Serenadestraat en Graafseweg
Lent
Gemarkeerd gedeelte Parallelweg vanaf Oosterhoutsedijk
25
NijmegenNoord
Lent
Eikenlaan, wandelpad tussen Bloemenstraat en Laauwikstraat
26
NijmegenZuid
Brakkenstein
Gemarkeerd gebied Scheidingsweg, Driehuizerweg en Spoorbaan NijmegenVenlo
11
24
224
Opmerkingen
Hondenlosloopgebieden (2010) (ontbrekende nrs. zijn vervallen gebieden)
Nr. 27
Stadsdeel Lindenholt
Wijk Kampwijken
28
Lindenholt
Ackerwijken
29
Lindenholt
Ackerwijken
30
Dukenburg
Lankforst Malvert
31
Dukenburg
Tolhuis
32
Dukenburg
Zwanenveld
33
NijmegenOud-West NijmegenOud-West NijmegenNieuw-West NijmegenNieuw-West NijmegenNieuw-West NijmegenMidden
Biezen
Goffert / Hazenkamp
Danielsweg, pad tussen Kerkstraat en Jacob van Campenstraat Uitbreiden losloopgebied NeerboschOost langs kanaal Goffertpark, 3 locaties verspreid over park
NijmegenZuid NijmegenZuid NijmegenZuid NijmegenZuid NijmegenNoord NijmegenNoord NijmegenOost NijmegenNieuw-West
Brakkenstein
Loopstrook Park Brakkenstein
Brakkenstein
Beperkt gedeelte bos Heumensoord
Hatertse Hei
Groengebied tussen Heidebloemstraat en Krekelstraat Ecologische zone Klein Grootstal
34 35 36 37 38A, 38B en 38C 39 40 41 42 43 44 45 46
225
Biezen Hees Hees Neerbosch-Oost
Grootstal Oosterhout Lent Hengstdal Hees
Locatie Groenstrook tussen Maas en Waalkanaal en Kluiskamp Groengebied tussen Weteringweg/Heeskesacker en Steekse Acker Groenstrook tussen A73 en Broekstraat en Drieskensacker Groengebied tussen Malvert en Lankforst Strook langs Streekweg tussen 16e en 75e straat Tolhuis Gelegen tussen de 46e straat en de Westkanaaldijk Weurtseweg/Mercuriusstraat
Opmerkingen
Waalbanddijk tussen Marsstraat en Lijnbaanstraat Bredestraat
Gebied verleggen binnen park de Rietgraaf Gebied langs Turennesingel vergroten (incl. aanleggende veldjes!) Gebied tussen Hengstdalseweg thv Sophiaweg en Berg en Dalseweg Groenstrook tussen Kometenstraat en Neptunusstraat
Ter vervanging van nr. 22
Ter vervanging van nr. 5
Ter vervanging van nr. 23
nieuw per april 2010
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
27
245
28
246
29
247
30
248
31
249
32
250
33
251
34
252
35
253
36
254
37
255
38A
256
38B
257
38C
258
39
259
40
260
41
261
42
262
43
263
44
264
45
265
46 G E M E E N T E
Ijmegen Fl
Kleurenplattegrond
Z ' gebouw y^
Niet gemeten
/ "
Pand overbouw
y^
overige bebouwing
y^
geslotenverharding
^y
open verharding
y^
groen
y^
waterlopen
y^
terreinafscheiding
y^
spoor
y^
overige objecten
| A 1 straatnamen | A | huisnummers A
kolk obstakels rioolputten
*
straatverlichting hmnrSli mnrilrmnnn
30-3-2010
81m
1:2025
266
Bijlage 21:
Aanwijzingsbesluit (parkeren grote voertuigen op basis van art. 5.1.8.) bij B&W besluit van 14 juli 2009 (agendapunt 3.9, registratienr. 09-.0011707. De inwerkingtreding is gesteld op 1 september 2009.
_________________________________________________________________________________________ Nijmegen,14 juli 2009 BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN; Overwegende, dat het op basis van artikel 5.1.8. van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verboden is een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door burgemeester en wethouders aangewezen wegen; dat het gewenst is een aantal wegen aan te wijzen waar het voor de hierboven omschreven categorie voertuigen is toegestaan te parkeren; dat het overigens gewenst is te bepalen dat het in de eerste alinea genoemde verbod niet geldt op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur; gelet op artikel 5.1.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen; besluiten: I.
de volgende wegen/weggedeelten aan te wijzen als locatie waar het parkeren van een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter is toegestaan: Industrieterrein Energieweg Nijverheidsweg Handelsweg Industrieterrein Weurtseweg/Kanaalstraat Beurtvaartweg Cargadoorweg Koopvaardijweg Fabrieksweg Industrieterrein Phillips/Winkelsteeg St. Teunismolenweg Nieuwe Dukenburgseweg (alleen parallelweg ter hoogte van Smitweld)
II.
Het in artikel 5.1.8. 1e lid APV genoemde verbod parkeren grote voertuigen niet van toepassing te verklaren op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur; een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 23-06-2009;
De burgemeester,
De secretaris,
mr. Th.C. De Graaf
P. Eringa
267
Koopvaardijweg
Gargadoorweg
Handelsweg
Nijverheidsweg
Nw. Dukenburgeweg (parallelweg)
St. Teunismolenweg
268
Bijlage 22 :
Besluit aanwijzing gebied verbod meevoeren glazen drinkgerei en verpakkingen Kenmerk: A700/10.0012415
Betreft: aanwijzing centrum als gebied bedoeld in artikel 2.4.7a APV De burgemeester van Nijmegen; Gelet op artikel 2.4.7a, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: Als gebied, bedoeld in artikel 2.4.7a, lid 1 APV, waar het op de weg verboden is om drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren, aan te wijzen: het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoorlijn ArnhemNijmegen; Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking. De burgemeester van Nijmegen,
mr. Th.C. de Graaf Nijmegen, 17 mei 2010
269