Biologie/MST Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen Universiteit Leiden Faculteit Technische Natuurwetenschappen Technische Universiteit Delft
oktober 2009
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 31 00 030 230 31 29
[email protected] www.qanu.nl
© 2009 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
5
Voorwoord van de commissievoorzitter
7
Deel I: Algemeen deel
9
1. 2.
Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie Domeinspecifieke referentiekaders
Deel II: Opleidingsdeel 1. 2.
Rapport over de bacheloropleiding Biologie en de masteropleiding Biology van de Universiteit Leiden Rapport over de bacheloropleiding Molecular Science and Technology van de Universiteit Leiden en de Technische Universiteit Delft
11 15
23 24 63
Bijlagen Curricula vitae commissieleden Bezoekprogramma Niveaubeschrijvingen van het Leids Register Lijst met afkortingen
90 93 94 95
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
3
Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D:
4
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de NederlandsVlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Biologie/MST van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelormasterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
VOORWOORD VAN DE COMMISSIEVOORZITTER Dit rapport is een weergave van de bevindingen van de visitatiecommissie over de bacheloren masteropleiding Biologie aan de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden en de bacheloropleiding Molecular Science and Technology, die deze faculteit samen met de Technische Universiteit Delft verzorgt. Deze visitatie kan beschouwd worden als een aanvulling op de experimentele visitatie in 2007 van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden, inclusief de opleidingen die de faculteit samen met de Technische Universiteit Delft aanbiedt. In overeenstemming hiermee had de visitatie een beperkte opzet. Inmiddels heeft men gedurende circa twee jaar ervaring kunnen opdoen met het onderwijsconcept ‘Onderwijs in een Onderzoeksomgeving’. Met genoegen kan vastgesteld worden dat veel enthousiaste docenten zich inspannen het onderwijs zodanig in te richten dat de student met steeds meer aspecten van onderzoek verrichten, in een toenemende mate van zelfstandigheid, in aanraking komt. De commissie heeft zonder enige terughoudendheid een positief oordeel kunnen uitspreken over de betrokken opleidingen. De oordelen zijn in de tekst gemotiveerd. Over opzet van de experimentele visitatie komen de denkbeelden binnen de commissie goed overeen met de eerdere ervaringen. De beschikbare tijd voor de visitatie liet niet toe dat er diepgaande, inhoudelijke gesprekken plaatsvonden over de te doceren stof, in aanvulling op het materiaal dat reeds ter beschikking stond. Uiteraard ontbreekt het vergelijkende aspect dat kenmerkend is voor landelijke visitaties. Namens de visitatiecommissie dank ik de opleidingen en de faculteiten voor de voorbereidingen, de verstrekte informatie en de openhartige gesprekken. Persoonlijk dank ik de leden van de commissie voor hun inzet en voorbeeldige samenwerking. Bijzondere dank is de commissie verschuldigd aan dr. Barbara van Balen voor haar accurate en efficiënte ondersteuning als secretaris. Prof.dr. Hans Vliegenthart Voorzitter visitatiecommissie Biologie en MST
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
7
8
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
9
10
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
1.
Taak, samenstelling en werkwijze van de commissie
Op verzoek van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden en de Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft heeft QANU de beoordeling uitgevoerd van de bacheloropleiding Biologie en de masteropleiding Biologie van de Universiteit Leiden en de bacheloropleiding Molecular Science and Technology van de Universiteit Leiden en de Technische Universiteit Delft. QANU heeft de beoordeling uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de NVAO. Bij de opstelling van de zelfevaluatierapporten hebben de opleidingen volgens afspraak de standaarden voor een beperkte opleidingsbeoordeling gehanteerd. Daarbij is gebruikgemaakt van het kader dat door de NVAO is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuw accreditatiestelsel in Nederland en Vlaanderen. De zelfevaluatierapporten vormen de basis voor de beoordeling. QANU heeft in 2007 een beoordeling uitgevoerd van de overige opleidingen van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen (waarvan een aantal samen met de Technische Universiteit Delft wordt verzorgd). Die beoordeling vond voor een deel plaats op een hoger (facultair) aggregatieniveau. De Universiteit Leiden heeft, mede namens de Technische Universiteit Delft, met de NVAO de afspraak gemaakt dat de uitkomsten van die beoordeling kunnen worden gebruikt voor de beoordeling van deze drie opleidingen. Deze afspraak is bevestigd in een brief van de NVAO aan de Universiteit Leiden d.d. 9 februari 2009. In de beperkte beoordeling van de opleidingen zijn de onderwerpen doelstellingen, het programma en het gerealiseerde niveau uitgebreid aan de orde gekomen. Voor de overige facetten (met betrekking tot personeel, voorzieningen en interne kwaliteitszorg) is deels teruggegrepen op de uitkomsten van de eerdere beoordeling. Samenstelling commissie Het QANU-bestuur heeft in overleg met het bestuur van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden en het bestuur van de Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft een voorzitter voor de commissie gezocht en vervolgens in overleg met de voorzitter de verdere samenstelling van de commissie ter hand genomen. Tot •
voorzitter,
tevens
lid,
van
de
visitatiecommissie
werd
benoemd:
prof.dr. J.F.G. Vliegenthart, honorary professor Bio-organische Chemie, Universiteit Utrecht;
tot leden van de commissie werden benoemd: • • • •
• •
drs. J.H. Apotheker, vakdidacticus Scheikunde, Rijksuniversiteit Groningen; prof.dr.ir. J. Huskens, hoogleraar Molecular Nanofabrication, Universiteit Twente; mevr. C. Kalkhoven, student biologie, Radboud Universiteit Nijmegen; prof.dr. W.N. Konings, emeritus hoogleraar Microbiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, buitengewoon hoogleraar Biochemie van de Universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika); prof.dr. J.W. Verhoeven, emeritus hoogleraar Organische Scheikunde, Universiteit van Amsterdam; prof.dr. P.J.G.M. de Wit, hoogleraar Fytopathologie aan de Wageningen Universiteit.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
11
Als secretaris van de commissie is opgetreden mevrouw dr. B.M. van Balen van het bureau van QANU. Als bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. Taak commissie De visitatiecommissie kreeg de taak om op basis van de door de desbetreffende faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken: 1. een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsaspecten van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het NVAO-kader1; 2. op basis daarvan vast te stellen of de opleidingen naar haar oordeel voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit, en 3. de aspecten van de opleidingen te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn. De bevindingen van de visitatiecommissie worden in een rapport vastgelegd volgens het in het genoemde NVAO-kader gegeven model, de commissie brengt het rapport uit aan het bestuur van de Stichting QANU. Bij het uitvoeren van haar taak betrekt de visitatiecommissie de navolgende opleidingen: Instelling:
Opleiding (CROHO-nummer):
Variant(en):
Universiteit Leiden
B Biologie (56860)
Voltijd, deeltijd Voltijd
M Biologie (66860) Technische Universiteit Delft B Molecular Science & Technology (59308) Universiteit Leiden
Voltijd
Vervaldatum accreditatie: 16-02-2011 16-02-2011 29-11-2010
Werkwijze commissie Hierboven is reeds een aantal specifieke aspecten van de werkwijze van de commissie beschreven. Daarnaast kan gemeld worden dat de commissie op 15 september 2009 haar startvergadering hield. Zij werd namens het QANU-bestuur geïnstalleerd door drs. S. Looijenga, plaatsvervangend directeur van QANU. Tijdens deze vergadering is de commissie geïnformeerd over het NVAO-kader en zijn de procedure en werkwijze van de commissie besproken. Er zijn in de vergadering afspraken gemaakt over de te volgen werkwijze, het programma van het visitatiebezoek en het vice-voorzitterschap van de commissie. Het NVAO-protocol is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de secretaris de zelfstudies gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Op grond daarvan is bepaald of de rapporten bruikbaar waren voor het visitatiebezoek. Nadat de zelfstudies in orde waren bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. De commissieleden lazen het rapport (en de bijlagen) en formuleerden vragen die werden besproken tijdens een vergadering voorafgaande aan het visitatiebezoek. De commissieleden lazen daarnaast van 1
12
NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
tevoren een selectie van afstudeerwerken van studenten van de verschillende opleidingen. Deze afstudeerwerken zijn door de secretaris geselecteerd op basis van een spreiding naar cijfers. Voor de bacheloropleiding MST was echter vanwege de korte periode van bestaan van de opleiding nog slechts een beperkt aantal afstudeerwerken beschikbaar. Van tevoren is aan de opleiding gevraagd inzage te krijgen in het nodige informatiemateriaal. De volgende documenten zijn daarom tijdens het bezoek ter beschikking gesteld: • • • • • •
scripties en afstudeerverslagen en gebruikte beoordelingsformulieren; voorlichtingsmateriaal; studiemateriaal: handboeken en syllabi, readers, studiehandleidingen; voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, stageverslagen, onderzoeksverslagen; toetsmaterialen; resultaten van cursusevaluaties.
Omdat deze beoordeling volgens afspraak een beperkte opleidingsbeoordeling betreft en er gebruikgemaakt wordt van uitkomsten van de geaggregeerde beoordeling van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen die in januari 2007 heeft plaatsgevonden, was het niet nodig om materialen ter inzage te hebben met betrekking tot reglementen, kwaliteitszorg en resultaten van evaluaties op een ander niveau dan die van de opleidingen en cursussen. Het visitatiebezoek De secretaris maakte in overleg met de vicedecaan van de Faculteit en de voorzitter van de commissie een bezoekprogramma (zie bijlage B). Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met het bestuur van de verantwoordelijke faculteiten, met docenten, studenten, afgestudeerden en met verantwoordelijken voor de kwaliteitszorg op opleidingsniveau. De commissie gebruikte de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Beslisregels De commissie heeft het predicaat ‘voldoende’ gebruikt voor de basisstandaard of basisnorm. Daardoor zou het oppervlakkig kunnen lijken dat ze de gevisiteerde programma’s als mager beschouwt. In werkelijkheid is de commissie over het algemeen te spreken over de kwaliteit van de opleiding en de inzet van de docenten. De commissie heeft de standaard QANU-beslisregels gevolgd. Deze zijn: • • • •
de beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is; de beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm; de beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit; de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding voor dit aspect zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren.
Het oordeel over een onderwerp is een gewogen oordeel van de verschillende tot dat onderwerp behorende facetten, waarbij de commissie de weging heeft bepaald. Een onderwerp dat verschillende facetten heeft, waarvan er één als onvoldoende wordt
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
13
beoordeeld, kan door de overige voldoendes aan de basiskwaliteit voldoen, mits de commissie van mening is dat de andere facetten van zwaarder gewicht zijn, dan het als onvoldoende beoordeelde facet. De rapportage De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, conceptrapporten opgesteld. Deze zijn in een eerste conceptvorm eerst aan de voorzitter en daarna aan de commissieleden voorgelegd. Naar aanleiding van hun commentaar zijn de conceptrapporten bijgesteld. In een tweede conceptvorm zijn de rapporten door de commissie per e-mail vastgesteld. Vervolgens heeft een intercollegiale beoordeling en bestuurlijke toets binnen QANU plaatsgevonden. Bij de daarop volgende hoor-wederhoorprocedure zijn de rapporten aan de faculteiten aangeboden voor correctie van eventuele feitelijke onjuistheden. Vervolgens heeft de voorzitter de ontvangen reacties bekeken en deze voorgelegd aan de rest van de commissie, waarna de opmerkingen, wanneer daartoe aanleiding was, verwerkt zijn in de formulering van de definitieve beoordelingsrapporten.
14
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
2.
Domeinspecifieke referentiekaders
Ten behoeve van de beoordeling zijn twee domeinspecifieke referentiekaders gebruikt. Voor het domeinspecifieke referentiekader voor de opleiding Biologie is gebruikgemaakt van het kader dat was vastgesteld door de visitatiecommissie van het cluster Biologie (2009). Als referentiekader voor de beoordeling van de bacheloropleiding MST is gebruikgemaakt van het kader dat was ontwikkeld door de visitatiecommissie Scheikunde (2006). 2.1. Referentiekader Biologie Het domein van de biologie is het leven. De levende natuur, met inbegrip van de mens, is een groot geïntegreerd systeem met eenheid, zelfregulatie en zelforganisatie, signalen en interacties (biotisch en abiotisch), reproductie, en evolutie als centrale concepten. Ten behoeve van de analyse van het systeem worden verschillende deelgebieden en organisatieniveaus onderscheiden. Hoewel deze aanpak een grote hoeveelheid verschillende puzzelstukjes oplevert, is het voor biologen volstrekt duidelijk dat zij aan een en dezelfde legpuzzel werken. Het is de eenheid in de grote verscheidenheid van aspecten van het leven, die in elke opleiding Biologie centraal moet staan. De mens gebruikt momenteel meer hulpbronnen voor zijn bestaan dan de aarde kan bieden. Wie dit urgente probleem op een duurzame manier wil oplossen en het evenwicht tussen mens en natuur wil herstellen zal optimaal gebruik moeten maken van biologische kennis, temeer omdat de levende natuur nog veel geheimen heeft en vaak nog onbekend is welke gevolgen een ingreep heeft op andere delen van het systeem of op het systeem als geheel. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat door de ontwikkeling van gedrag en communicatie van de mens veel maatschappelijke aspecten een biologische component hebben, waarmee de biologie vaste voet aan de grond heeft gekregen in de sociale wetenschappen en in het onderzoek naar culturele evolutie. Biologische kennis is onmisbaar op de gebieden van, bijvoorbeeld, gezondheid en ziekte, management van kringlopen, duurzame energie, natuurbeheer en behoud van biodiversiteit, voedselbeschikbaarheid en veiligheid, en forensische methoden, en evolutionair denken biedt inspiratie aan psychologen, taalkundigen, archeologen, sociologen en economen. Bovendien brengt de studie van de levende cel een groot aantal innovatieve technologieën voort, zoals genetische modificatie, synthetische biologie, toepassing van stamcellen, artificiële fotosynthese, fermentatietechnologie, bioinformatica, en biomathematische modellen. De uiteenlopende maatschappelijke posities waarop biologen gewenst zijn stellen de opleidingen voor de uitdaging om studenten voor te bereiden op een werkkring in de gebieden van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en technologie, educatie, communicatie en beleid, zowel in de biologie als in de grensgebieden met andere wetenschappen. Elke opleiding Biologie lijkt door dit alles op een spin, die actief is in een groot maatschappelijk web. Van deze spin vormen de centrale concepten van de biologie het lijf, terwijl de poten in aantal en kleur afhankelijk zijn van de onderzoeksthema’s binnen de instelling en van de mogelijkheden tot directe samenwerking met andere fundamentele en toegepaste wetenschappen en maatschappelijke instellingen.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
15
De doelstelling van de opleiding Biologie moet zijn om de student een diep inzicht te verschaffen in de samenhang en complexiteit van biologische systemen, in interactie met de abiotische omgeving. De student moet de academische en technische vaardigheden opdoen die hem/haar toestaan om zelf nieuwe inzichten aan te dragen. Verwondering over en bewondering voor de wijze waarop de natuur functioneert en georganiseerd is zullen de student inspireren om zelf aan kennisvermeerdering bij te dragen – waarmee een nieuwe onderzoeker is geboren – of om de verworven kennis uit te dragen naar de samenleving, als leraar, voorlichter, politicus of anderszins. Ten slotte kan deze inspiratie leiden tot nieuw ondernemerschap, waarbij de kennis over biologische systemen wordt gebruikt om deze te beschermen, dan wel deze op verantwoorde wijze te benutten voor de maatschappij. De opleiding Biologie bestaat uit een driejarige bacheloropleiding en een tweejarige masteropleiding. De bacheloropleiding is een basisvakopleiding, de masteropleiding leidt op tot junior onderzoekers met een eigen specialisatie. De doelstellingen van de bacheloropleiding Biologie zijn: het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om de afgestudeerde in staat te stellen om onder supervisie, op academisch niveau, een bijdrage te leveren aan het herkennen, aandragen en oplossen van vraagstukken binnen het domein van de biologie, en het bereiken van een goede startpositie om binnen de biologie en haar grensgebieden met succes een masteropleiding te kunnen volgen. De Bachelor of Science in de biologie: •
• • • • • • • •
•
heeft kennis van en inzicht in de mechanismen die ten grondslag liggen aan de opbouw en het dynamisch functioneren van het levende systeem, en kan aangeven hoe de diverse organisatieniveaus in de natuur hiervan afhankelijk zijn; heeft inzicht in de positie van de verschillende deelgebieden binnen het geheel van de biologie en hun relatie tot aangrenzende wetenschapsgebieden; heeft een zodanige kennis van natuurwetenschappelijke basisvakken dat hij inzicht heeft in het belang van andere natuurwetenschappen voor de biologie, en omgekeerd; heeft het vermogen om kritisch te denken, te abstraheren en een wetenschappelijke vraagstelling te analyseren; heeft inzicht in de wijze waarop gangbare hypothesen via experimenten kunnen worden getoetst en hoe verworven kennis kan leiden tot theorievorming; heeft voldoende theoretische en praktische vaardigheden om onder (strikte) supervisie onderzoek te kunnen uitvoeren; heeft inzicht in het belang en de beperkingen van het gebruik van modelorganismen; heeft de vaardigheid om met vakgenoten te communiceren over onderzoeksresultaten; heeft voldoende kennis en begrip van de maatschappelijke rol van de biologie om vanuit opgedane kennis te kunnen reflecteren op wetenschappelijke en maatschappelijke problemen; is na oriëntatie op de mogelijke afstudeervarianten en afweging van maatschappelijke perspectieven in staat een gefundeerde keuze te maken voor een masteropleiding.
De doelstellingen van de masteropleiding Biologie zijn: het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om de afgestudeerde in staat te stellen om zelfstandig, op academisch niveau, een originele bijdrage te leveren aan het herkennen, aandragen en oplossen van vraagstukken binnen het domein van de biologie, over deze bijdrage met vakgenoten te kunnen discussiëren, niet-specialisten op heldere en
16
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
ondubbelzinnige wijze te kunnen informeren over conclusies en overwegingen die aan het onderzoek ten grondslag liggen, en om binnen de biologie en haar grensgebieden met succes een promotieopleiding te kunnen volgen, al dan niet in combinatie met voorbereiding op een andere positie op de arbeidsmarkt dan in het (biologisch) onderzoek. De Master of Science in de biologie: •
•
• • •
•
heeft zodanige theoretische en praktische kennis op een of meer specialistische deelgebieden van de biologie dat hij/zij onder globale supervisie onderzoek kan uitvoeren; heeft het vermogen tot zelfstandige analyse van wetenschappelijke problemen, analyse van relevante vakliteratuur, formulering van toetsbare hypothesen, het opzetten en uitvoeren van onderzoek, en kritische reflectie op eigen onderzoek en dat van anderen; heeft het vermogen om verschillende deelgebieden van de biologie met elkaar in verband te brengen en te integreren; kan interdisciplinair denken; heeft het vermogen tot heldere mondelinge en schriftelijke presentatie van eigen onderzoeksresultaten, en de vaardigheid om met vakgenoten te communiceren en zijn/haar onderzoeksresultaten als congresbijdrage of als (onderdeel van een) wetenschappelijke publicatie te presenteren; heeft voldoende inzicht in de maatschappelijke rol van de biologie om daarover te kunnen reflecteren en mede daardoor te komen tot een ethisch verantwoorde attitude en overeenkomstige beroepsuitoefening.
Eisen die aan de opleiding gesteld mogen worden: • • • • • •
• •
de beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen; het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk om de beoogde eindkwalificaties te realiseren; de oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en de beroepspraktijk; de opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd; de opleiding beschikt over een adequaat systeem van communicatietraining, en voelt zich medeverantwoordelijk voor de opleiding van academische leraren; de opleiding biedt verschillende werkvormen aan (hoorcolleges, al dan niet ondersteund door werkcolleges en vaardigheidsoefeningen, practica, literatuuronderzoek, onderzoeksstages en zelfstudie), gericht op bevordering van zelfwerkzaamheid; de opleiding stimuleert de reflectie op raakvlakken tussen biologie en maatschappij, en besteedt aandacht aan academische vorming; de opleiding biedt voldoende mogelijkheden om een deel van de studie in het buitenland door te brengen.
Randvoorwaarden Om de doelstellingen te realiseren zal de opleiding ten minste aan de volgende randvoorwaarden moeten voldoen: •
een strategische visie van opleiding en/of faculteit;
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
17
• • •
• • • • • •
een sterke strategische positie binnen de instelling om deze visie te kunnen effectueren; beschikbaarheid van goede faciliteiten met betrekking tot het onderzoek en de onderscheiden studiefasen; beschikbaarheid van docenten die naast hun eigen onderzoeksspecialisatie een breed overzicht over de biologie hebben, zodat de eenheid van de biologie een centrale rol in de opleiding kan spelen; goed personeelsbeleid met resultaat- en ontwikkelingsgesprekken, een belangrijke rol van onderwijs bij carrièreperspectief en deskundigheidsbevordering; een evenwichtige verhouding tussen onderwijs- en onderzoeksinspanning bij de staf; goede voorlichting, studie- en keuzebegeleiding; doordachte roostering en reglementering; goed monitorsysteem ten aanzien van studieresultaten; een goed functionerend systeem voor kwaliteitszorg waarbij studieonderdelen, studiefasen en de gehele studie met regelmaat worden geëvalueerd.
2.2. Referentiekader Molecular Science & Technology De regiecommissie van de VSNU Kamer Scheikunde heeft in overleg met het afnemend veld onderstaand referentiekader voor de bachelor- en masteropleidingen Scheikunde en Scheikundige Technologie opgesteld. De visitatiecommissie Scheikunde heeft vervolgens dit referentiekader aangevuld met enkele van haar bevindingen uit de gesprekken met het afnemende beroepenveld (VNCI), de beroepsvereniging (KNCV) en het internationale veld, gerepresenteerd door de ETH Zürich. Voorgesteld wordt om dit referentiekader als uitgangspunt te gebruiken voor de opleiding MST. Karakterisering van universitaire bacheloropleiding Scheikunde/Scheikundige Technologie/ Molecular Science & Technology in Nederland De bacheloropleiding zal in de eerste plaats gericht zijn op doorstroming naar een masteropleiding. De keuzemogelijkheden moeten daarbij verbreed worden ten opzichte van de huidige situatie. Er moet rekening worden gehouden met studenten, die na hun bacheloropleiding bij een andere universiteit een (Engelstalige) masteropleiding gaan volgen. De bacheloropleiding zal dus breed en oriënterend moeten zijn met de mogelijkheid tot differentiatie, zonder dat dit de mogelijkheden van keuze van een masteropleiding in de chemie beperkt. Daar ook de uitstroom direct uit een bacheloropleiding tot de mogelijkheden behoort, dient de opleiding tevens een afgerond karakter te hebben ten behoeve van studenten die onmiddellijk de arbeidsmarkt betreden. Ten behoeve van de uitstroom naar de arbeidsmarkt zal de bacheloropleiding tevens gericht zijn op de ontwikkeling van algemene academische vaardigheden en een academische attitude, zodat afgestudeerde bachelorstudenten door kunnen stromen naar functies in de maatschappij waarvoor een algemeen academisch niveau en algemene academische vaardigheden worden gevraagd. Er is vooralsnog onvoldoende zicht op het beroepenveld van een afgestudeerde bachelorstudent Scheikunde, Scheikundige Technologie of MST. Om die reden is de waarde van de opleiding als eindopleiding op het gebied van scheikunde nog onzeker. Het arbeidsmarktperspectief voor een bachelor Scheikunde of Scheikundige Technologie zal in de toekomst duidelijk moeten worden aan de hand van de praktijk. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de typisch Nederlandse situatie: werkgevers geven voor posities, waarvoor bachelors in aanmerking zouden kunnen komen, de voorkeur aan hbo’ers. De reden is dat de laatsten beter geschoold zijn in de praktische kanten van het laboratoriumwerk, dan wel het werken in
18
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
de chemische industrie. De meeste andere (Europese) landen (met uitzondering van Duitsland en Engeland) hebben geen opleidingen vergelijkbaar met het Nederlandse hbo. Van groot belang voor de aard en het niveau van het wetenschappelijk onderwijs in de bacheloropleiding is in de eerste plaats de aanwezigheid van hooggekwalificeerde docenten met een universitaire achtergrond. In het algemeen dienen zij gepromoveerd te zijn en ervaring te hebben in en betrokken te zijn bij het wetenschappelijk onderzoek. In de tweede plaats is de aanwezigheid vereist van een academische ambiance wat betreft infrastructuur en onderzoeksomgeving. Tegen deze achtergrond zijn onderstaande eindkwalificaties voor een Nederlandse universitaire bacheloropleiding Scheikunde/Scheikundige Technologie geformuleerd. Het diploma dat behaald wordt is een Bachelor of Science in Chemistry dan wel een Bachelor of Science in Chemical Engineering. Eindkwalificaties van de universitaire bacheloropleiding Scheikunde/Scheikundige Technologie/ MST Vakverbonden kennis en vaardigheden De Bachelor of Science in Chemistry/Chemical Engineering/ MST: •
•
•
• • •
heeft voldoende inzicht in de diverse specialisaties van de Scheikunde/Scheikundige Technologie/MST die voortbouwen op de bachelorfase om een verantwoorde keuze te maken voor een vervolgopleiding; heeft een gedegen theoretische en praktische basiskennis van de Scheikunde /Scheikundige Technologie en de hulpvakken Natuurkunde, Wiskunde, Informatica, Biologie/(Bio)technologie die toereikend is om met succes een masteropleiding op het terrein van de Scheikunde/Scheikundige Technologie te volgen; heeft kennisgemaakt met wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden en ontwerpmethoden op het gebied van de Scheikunde respectievelijk de Scheikundige Technologie en heeft daarvan een proeve van bekwaamheid afgelegd; is zich bewust van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt na eventuele afsluiting van de studie met een bachelordiploma; heeft kennis van de veiligheids- en milieuaspecten van de scheikunde; is zich bewust van de rol van de scheikunde in de maatschappij en van het internationale karakter van de scheikunde.
Algemene vaardigheden: De Bachelor of Science in Chemistry/Chemical Engineering/MST beheerst de algemene vaardigheden op het gebied van het presenteren en rapporteren, informatie zoeken en verwerken, computergebruik, projectmatig werken en het werken in projectgroepen. Globale curriculumstructuur van Scheikundige Technologie/MST:
een
universitaire
bacheloropleiding
Scheikunde/
De bacheloropleiding bestaat uit een basisprogramma van minimaal twee studiejaren. Het derde studiejaar van de bacheloropleiding omvat een substantieel deel aan scheikunde/scheikundige technologie of andere bètavakken. Daarnaast kan maximaal eenderde door de studenten worden ingevuld als keuzeruimte. Het is wenselijk om in het derde studiejaar ruimte in het programma te hebben voor oriëntatie op de praktijk. In het derde jaar wordt een individuele proef van bekwaamheid afgelegd. Dat kan een onderzoeksscriptie, een stageverslag of een werkstuk zijn. QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
19
Eindkwalificaties van de masteropleiding Scheikunde, (Bio)scheikundige Technologie in Nederland (onderzoeksspecialisatie) Doel masteropleidingen In het kader van de introductie van de bachelor-masterstructuur is het wenselijk om (nieuwe) moderne masteropleidingen te introduceren, die ook internationaal aanzien verwerven en behouden. Om deze doelstellingen te bereiken dienen moderne, flexibele curricula te worden geïntroduceerd, die inspelen op actuele ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderwijs. De masteropleidingen (MSc) in Nederland op het gebied van de scheikunde, respectievelijk de (bio)scheikundige technologie beogen: •
• • • • • •
studenten op te leiden voor zelfstandige beroepsuitoefening. Hieronder dient in dit verband te worden verstaan het uitvoeren van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, alsook het werken met de bestaande wetenschappelijke kennis en het toepassen daarvan op steeds andere en nieuwe praktijksituaties; interdisciplinaire samenwerking in wetenschapsontwikkeling vanuit een chemische achtergrondkennis actief te stimuleren; vaardigheden, kennis en inzicht te ontwikkelen in een specialisme van het vakgebied, met het accent op inzicht in en de aanpak van wetenschappelijke vraagstellingen; onderwijs te bieden dat studentgericht is en naar internationale maatstaven van hoge kwaliteit; een deel van de te verwerven kennis en inzicht op te laten doen in een internationaal verband; een inspirerende academische leeromgeving en studeerbare paden aan te bieden aan een veeleisende en heterogeen samengestelde studentenpopulatie; het vermogen te ontwikkelen om verworven kennis aan anderen over te dragen.
Voor de inrichting van het onderwijs van de opleiding geldt dat kennis en vaardigheden moeten opgedaan worden in soortgelijke situaties waarin zij uiteindelijk toegepast kunnen worden. Om deze reden dient op een heldere wijze te worden beschreven hoe de eindkwalificaties van de opleiding tot uiting dienen te komen in het onderwijsprogramma van de opleiding. Algemene eindkwalificaties voor de (doorstroom) MSc-opleiding De onderstaande algemene eindkwalificaties kunnen voor alle masteropleidingen Scheikunde, respectievelijk de (Bio)scheikundige Technologie worden geformuleerd. De afgestudeerde scheikundige respectievelijk (bio)scheikundig technoloog: • • •
20
dient in staat te zijn de vakliteratuur op de voor hem relevante deelgebieden in algemene zin bij te houden en te benutten; dient in staat te zijn zich in een redelijke tijd in te werken in een deelgebied van de Scheikunde, respectievelijk de (Bio)scheikundige Technologie; dient in staat te zijn een onderzoekswerkplan te formuleren op basis van een globale vraagstelling in een deelgebied van de Scheikunde dan wel (Bio)scheikundige Technologie;
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
• • •
• •
• •
dient in staat te zijn onderzoeksresultaten te analyseren en te interpreteren, en dient in staat te zijn er conclusies uit te trekken; dient inzetbaar te zijn in functies waarin kennis en onderzoeksvaardigheden op het gebied van de scheikunde, respectievelijk de (Bio)scheikundige Technologie vereist zijn; dient voldoende kennis van en inzicht te hebben in de maatschappelijke rol van de Scheikunde en/of (Bio)scheikundige Technologie om tot een verantwoorde beroepskeuze en beroepsuitoefening te kunnen komen; dient inzicht te hebben in de rol van de chemie in een duurzame samenleving; dient in staat te zijn samen te werken met anderen, kennis aan anderen over te dragen, een voordracht te houden, een verslag dan wel internationaal toegankelijke wetenschappelijke publicatie te schrijven en deel te nemen aan een discussie over een vakonderwerp; dient zelfstandig in staat te zijn om experimenten en de bijbehorende controles te bedenken, uit te voeren, en te evalueren; dient de verkregen resultaten en conclusies te kunnen plaatsen in het kader van door anderen verkregen resultaten.
Het is goed mogelijk dat er naast bovengenoemde algemene eindkwalificaties nog extra eindkwalificaties worden geformuleerd. Hierbij kan gedacht worden aan een communicatie-, educatie- en managementvariant (die zijn in het algemeen faculteitsbreed, en additief op de vakeindkwalificaties), maar ook aan verschillen tussen Scheikunde, (Bio)scheikundige Technologie en Molecular Science & Technology. Ter illustratie is dit hieronder gegeven. Enkele masterspecifieke eindkwalificaties voor technische universiteiten Voor de technische universiteiten zijn een aantal extra eindkwalificaties geformuleerd, gericht op de meer technische component van deze opleidingen: De afgestudeerde scheikundige respectievelijk (bio)scheikundig technoloog: •
•
•
dient in staat te zijn een realistisch proces te ontwerpen, inclusief het invullen van de deelstappen, zoals het opstellen van stroomdiagrammen, het omschrijven van apparatuur en processtromen en warmte-beheren; het berekenen van het gedrag van procesapparatuur; alsmede het aangeven van alternatieven voor deelstappen; dient inzicht te hebben in (1) de relatie proces-product; (2) het minimaliseren van bijproduct- en afvalstromen; (3) bereidingsmethoden van klassen van moleculen en van producten; dient kennis te hebben van de formulering van een aantal producten, de specificaties, de analysemethoden en de wisselwerking tussen de componenten en van voor de vervaardiging van chemische of biotechnologische producten belangrijke fysische en mechanische werkwijzen.
Enkele master-specifieke eindkwalificaties voor de algemene universiteiten Voor de algemene universiteiten zijn een aantal extra eindkwalificaties geformuleerd gericht op de meer wetenschappelijke component van deze opleidingen: De afgestudeerde scheikundige respectievelijk (bio)scheikundig technoloog: •
dient in staat te zijn om te beoordelen of de eigenschappen van gemaakte producten en de eventuele bijproducten of afvalproducten op korte of langere termijn tot ongewenste neveneffecten kunnen leiden;
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
21
•
22
dient in staat te zijn om – naast het hoofdgebied van studie – op een tweede onderdeel binnen de chemie op academisch niveau een vraagstelling op onderzoeksgebied te kunnen aanpakken.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
23
24
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
1.
Rapport over de bacheloropleiding Biologie en de masteropleiding Biology aan de Universiteit Leiden
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Biologie: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Biologie 56860 bachelor wo 180 EC Bachelor of Science voltijd, deeltijd Leiden 16 februari 2011
Masteropleiding Biology: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Biology 66860 master wo 120 EC Master of Science voltijd Leiden 16 februari 2011
Het bezoek van de visitatiecommissie Biologie/MST aan de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden vond plaats op 15 en 16 oktober 2009. 1.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (FWN), Universiteit Leiden, bestaat uit acht onderzoeksinstituten en een centrale bestuursorganisatie. Elk onderzoeksinstituut vertegenwoordigt een bètawetenschappelijke discipline en is verantwoordelijk voor één of meer bachelor- en masteropleidingen. Instituut Institute Biology Leiden (IBL) Nationaal Herbarium Nederland (NHN), vestiging Leiden Leiden Amsterdam Centre for Drug Research (LACDR) Leiden Institute of Advanced Computer Science (LIACS) Leiden Institute of Chemistry (LIC) Leids Instituut voor Onderzoek in de Natuurkunde (LION) Mathematisch Instituut (MI) Sterrewacht Leiden
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Discipline Biologie Biologie Bio-farmaceutische Wetenschappen Informatica Chemie Fysica Wiskunde Astronomie
25
De intrafacultaire samenwerking uit zich onder meer in het onderzoeksthema ‘BioScience, organisatie en gedrag van levende materie’, maar betreft ook onderwijs en organisatie. Zo zijn bijvoorbeeld de beheersstructuur, het personeelsbeleid, de kwaliteitszorg en de onderwijsregelgeving voor alle instituten dezelfde. In toenemende mate biedt de faculteit opleidingen aan samen met de faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft. Universiteit Leiden en TU Delft zijn op natuurwetenschappelijk gebied complementair en samen omvatten ze het totale pakket van fundamenteel, strategisch en toegepast bètaonderzoek. De regionale Leids-Delftse samenwerking is een zwaartepunt in het sectorplan Natuurwetenschappen. De onderwijsorganisatie van de faculteit heeft, evenals haar Delftse zusterfaculteit, drie lagen: • • •
faculteit, opleiding, docenten en studenten.
Leiden heeft een vierhoofdig faculteitsbestuur waarin de vicedecaan de portefeuille Onderwijs beheert. In Delft bestaat het bestuur uit decaan en afdelingsvoorzitters. Omdat onderzoek en onderwijs in beide faculteiten geïntegreerd zijn, bestaat er geen strikte bestuurlijke scheiding voor beide taken. De portefeuillehouder Onderwijs (Leiden) en de decaan (Delft) nemen de facultaire en universitaire onderwijsstrategie voor hun rekening. Elke opleiding heeft een opleidingsdirecteur (OD). In de praktijk houdt de OD zich bezig met de opzet en het aansturen van het onderwijsproces van de bachelor- en masteropleidingen. Alle opleidingsdirecteuren vergaderen eens per zes weken onder voorzitterschap van de Leidse portefeuillehouder Onderwijs. De hoofden van het Educatief Centrum (Leiden) en Onderwijs en Studentenzaken (O&S, Delft) houden zich bezig met de organisatie en regelgeving binnen de opleidingen, en met algemene zaken zoals cijferregistratie en internationalisering. In Leiden worden studentenzaken behartigd door het student-lid van het faculteitsbestuur en door de studentenfractie van de faculteitsraad, in samenwerking met de studieverenigingen. Delft kent gedeelde medezeggenschap en de facultaire studentenraad is de schakel met studenten en met de studieverenigingen. Ook is ze betrokken bij facultaire communicatie. Elke opleiding heeft een opleidingscommissie (OC) en een examencommissie, waarvan taken en bevoegdheden bij de wet zijn geregeld. Elke masteropleiding heeft een toelatingscommissie. Naar bevinden laat de OD zich adviseren door additionele commissies, zoals de beroepenveldcommissie. Docenten en studenten zijn vertegenwoordigd in de OC, in de facultaire studentenraad, de voorlichtingscommissie en eventuele andere commissies. De docenten zijn vertegenwoordigd in de examencommissie. De eindverantwoordelijkheid voor de onderwijsorganisatie, de wet- en regelgeving, de uitvoering van het universitaire onderwijsbeleid en het financiële beleid ligt zowel in Leiden als in Delft bij de decaan, binnen het mandaat van de Colleges van Bestuur.
26
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
De faculteit is financieel gezond, onder meer door de bescheiden omvang van de centrale organisatie en door de toename van tweede- en derdegeldstroom inkomsten (en de daarmee gepaard gaande toename van de eerstegeldstroom inkomsten volgens het Leidse universitaire verdeelmodel). In een onderzoeksfaculteit betekent meer geld voor onderzoek vanzelf meer geld voor onderwijs (meer begeleiding door promovendi en postdocs, meer onderzoeksonderwerpen en -faciliteiten). De bachelor- en masteropleidingen Biologie worden georganiseerd vanuit het Instituut Biologie Leiden (IBL). In de opleiding wordt nauw samengewerkt met de in Leiden gevestigde biodiversiteitinstituten, het Nationaal Herbarium Nederland (NHN) en het Centrum voor Milieukunde Leiden (CML), die beide deel uitmaken van de faculteit, en het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis. Daarnaast wordt er vanuit de FWN onderwijs verzorgd op het gebied van wiskunde, scheikunde, natuurkunde, astronomie, life science and technology en biofarmaceutische wetenschappen. De masteropleidingen zijn, samen met de promotieopleidingen, georganiseerd in de Graduate School of Science. De opleiding Biologie heeft daarnaast sterke banden met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), dat de (bio)medische opleidingen verzorgt. BioScience, de organisatie en het gedrag van levende materie, is het speerpunt van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. 1.1.
Het beoordelingskader
1.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving Bij de invoering van de bachelor-masterstructuur heeft de opleiding Biologie binnen het bachelorprogramma gekozen voor een propedeusejaar met een breed pakket aan vakken, gevolgd door twee stromingen op het gebied van ‘Life Sciences’ (moleculaire biologie en celbiologie) en op het gebied van ‘Biodiversity and Evolution’ (evolutie, biodiversiteit en natuurbehoud). Deze stromingen sluiten aan bij de organisatie van het onderzoek binnen de Leidse Biologie. De masteropleiding Biologie is een onderzoeksmaster met verschillende varianten (uitstroomspecialismen). Om de opleidingen duidelijk te profileren als wetenschappelijke opleidingen is gekozen voor het onderwijsconcept ‘studeren in een onderzoeksomgeving’. Dit onderwijsconcept combineert het aankweken van een wetenschappelijke attitude en het opdoen van ervaring met onderzoek, met het zoeken naar een gerichte aanpak van vraagstukken en/of het zoeken naar oplossingen. Dit concept is een strategische keuze van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden. De faculteit omschrijft het onderwijsconcept ‘studeren in een onderzoeksomgeving’ als volgt: Het onderwijsprogramma: 1. 2. 3. 4.
stimuleert het willen ontdekken (nieuwsgierigheid); legt een basis van vakkennis en vaardigheden, inclusief die op het gebied van rapportage; ontwikkelt een kritische attitude ten aanzien van andermans en eigen resultaten; stimuleert herkenning en probleemanalyse;
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
27
5. leert ontdekken welke kennis ontbreekt en welke vraagstukken in de actuele wetenschap relevant zijn; 6. stimuleert de ontwikkeling van intuïtie; 7. stimuleert het creatief proces voor het vinden van oplossingen; 8. stimuleert multidisciplinair onderzoek vanuit een monodisciplinaire expertise; 9. stimuleert samenwerking in een competitieve werksituatie; 10. geeft inzicht in het actuele wetenschappelijk bedrijf; 11. doet nadenken over de rol van wetenschap en wetenschapper in de maatschappij; 12. stimuleert kennisoverdracht aan en discussie met de maatschappij. De bachelor- en de masteropleiding Biologie zijn volgens de uitgangspunten van het onderwijsconcept van de faculteit vormgegeven. De bacheloropleiding beoogt volgens de omschrijving in het zelfevaluatierapport: • • •
• • • • •
vaardigheden, kennis en inzicht te ontwikkelen in het vakgebied; studenten vroegtijdig met wetenschappelijk onderzoek te laten kennismaken; studenten de mogelijkheid te bieden om, naast hun gekozen specialisme, kennis te maken met andere disciplines, waaronder in het bijzonder educatie, communicatie en bedrijfskunde; (multidisciplinaire) samenwerking te stimuleren; studenten zodanig op te leiden dat zij voorbereid worden op een aansluitende masteropleiding en op de arbeidsmarkt; studenten te stimuleren na te denken over waar hun passie ligt binnen de biologie; onderwijs te bieden dat studentgericht is en voldoet aan nationale en internationale kwaliteitscriteria; een inspirerende academische leeromgeving en studeerbare paden aan te bieden aan een veeleisende en heterogeen samengestelde studentenpopulatie.
De masteropleiding beoogt: •
• •
• •
•
studenten op te leiden voor het doen van wetenschappelijk onderzoek in een internationale omgeving en de competenties (kennis, inzicht en vaardigheden) te ontwikkelen die daarvoor nodig zijn; studenten op te leiden die op heldere en ondubbelzinnige wijze niet-specialisten kunnen informeren over conclusies en overwegingen die aan onderzoek ten grondslag liggen; een individuele keuze voor de student mogelijk te maken zowel wat betreft richting als niveau van specialisatie of generalisatie en te stimuleren dat studenten kritisch nadenken over hun beroepsperspectief; studenten de mogelijkheid te bieden zich, met biologie als vakgebied, te bekwamen in de vertaling van biologische kennis binnen educatie, communicatie en bedrijfskunde; studenten onderdeel te laten zijn van een onderzoeksomgeving en intensief in contact te laten komen met onderzoekers in alle stadia van hun carrière, zodat de studenten zich een reëel beeld kunnen vormen van een toekomstperspectief binnen het onderzoek; studenten op te leiden die kunnen concurreren op de internationale markt voor beginnende onderzoekers op biologische en aanverwante gebieden (onder andere PhDposities).
De algemene doelstelling van de bacheloropleiding luidt: “het bijbrengen van kennis, inzicht en vaardigheden welke de student in staat stellen vanuit een natuurwetenschappelijke en met 28
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
name een biologische achtergrond op academisch niveau een bijdrage te leveren aan het herkennen, aandragen en oplossen van vraagstukken op natuurwetenschappelijk en in het bijzonder biologisch terrein en binnen de discipline en haar grensgebieden met succes een masteropleiding te kunnen volgen.” De faculteit heeft de eindtermen van de bacheloropleiding als volgt omschreven (waarbij zij de landelijke formulering van het decanenoverleg Biologie integraal heeft overgenomen). Eindtermen van de bacheloropleiding Biologie: De afgestudeerde aan de bacheloropleiding Biologie: 1. heeft kennis van en inzicht in de fundamentele mechanismen die ten grondslag liggen aan de opbouw en het functioneren van de levende materie, en kan uiteenzetten hoe deze mechanismen de basis vormen voor de diverse organisatieniveaus in de natuur; 2. heeft kennis van vigerende concepten binnen een aantal biologische deelgebieden en kan aangeven hoe deze inzichten zijn verkregen; 3. heeft inzicht in de positie van genoemde deelgebieden binnen het geheel van de biologie en hun relatie tot aanpalende wetenschapsgebieden; 4. heeft inzicht in de wijze waarop gangbare theorieën via experimenten en gerichte waarnemingen getoetst kunnen worden en hoe verworven kennis kan leiden tot theorievorming; 5. heeft inzicht in het belang en de beperkingen van het gebruik van modelorganismen; 6. heeft een zodanige kennis van relevante steunvakken (= niet-biologische basisvakken) dat hij in staat is tot multidisciplinair denken en inzicht heeft in het belang van andere subdisciplines voor zijn eigen vakgebied; 7. is na oriëntatie op de mogelijke afstudeervarianten en afweging van maatschappelijke perspectieven in staat een gefundeerde keuze te maken voor een masteropleiding. Competenties: De afgestudeerde aan de bacheloropleiding Biologie: 1. is door het begrijpend en kritisch lezen van door hemzelf geselecteerde Nederlandstalige en Engelstalige vakliteratuur in staat zich nieuwe kennis eigen te maken, kan daarbij hoofd- en bijzaken onderscheiden, en kan deze nieuwe kennis integreren met zijn reeds aanwezige kennis; 2. is mede door het vermogen tot abstraheren in staat om een wetenschappelijk probleem te herleiden tot toetsbare deelproblemen, en kan vanuit de resultaten een synthese tot stand brengen die relevant is voor de totale probleemstelling; 3. is in staat wetenschappelijk relevant experimenteel onderzoek op te zetten en uit te voeren aan de hand van een door hemzelf opgesteld onderzoeksplan, waarin opzet, uitvoering, analyse en te toetsen hypothesen zijn opgenomen in relatie tot de relevante literatuur; 4. is in staat een verscheidenheid aan relevante, basale technieken te hanteren en heeft het vermogen zich nieuwe technische vaardigheden eigen te maken; 5. is in staat de resultaten van zijn onderzoek op een heldere manier schriftelijk te verwoorden, conform de opbouw van een wetenschappelijk artikel; 6. is in staat tot het houden van een heldere mondelinge presentatie over het door hem uitgevoerde onderzoek en de bijbehorende literatuur voor een niet-specifiek deskundig publiek;
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
29
7. is in staat schriftelijk en mondeling een inhoudelijke bijdrage te leveren aan wetenschappelijke discussies op zijn vakgebied; 8. is in staat te functioneren in een (mono- of multidisciplinair samengesteld) wetenschappelijk team, waarbij hij de hem opgedragen deeltaak weet te analyseren, de behaalde resultaten intern weet te communiceren, en aan kan geven hoe zijn resultaten bijdragen tot de taakstelling van het team; 9. heeft zich een mening gevormd over de maatschappelijke en ethische consequenties van wetenschappelijk onderzoek op zijn vakgebied, en is in staat als onderdeel van een verantwoorde beroepsuitoefening zijn mening in discussies met vakgenoten en nietvakgenoten te onderbouwen; 10. is in staat tot zelfreflectie en weet in gesprekken met anderen zijn eigen functioneren te evalueren. De doelstelling van de masteropleiding Biologie is volgens het zelfevaluatierapport: Het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht, en vaardigheden om de afgestudeerde in staat te stellen om zelfstandig, op academisch niveau, een originele bijdrage te leveren aan het herkennen, aandragen en oplossen van vraagstukken op het gebied van de Biologie, over deze bijdrage met vakgenoten te kunnen discussiëren, niet-specialisten op heldere en ondubbelzinnige wijze te kunnen informeren over conclusies en overwegingen die aan het onderzoek ten grondslag liggen, en binnen de discipline en haar grensgebieden met succes een PhD-opleiding kunnen volgen. In de masteropleiding ligt de nadruk op het verwerven van de kwalificaties waarmee de afgestudeerde nationaal en internationaal als bioloog aan de slag kan gaan. De masteropleiding heeft vier uitstroomvarianten (onderzoeks-, science-based business, communicatie en educatie). Een master afkomstig uit de onderzoeksvariant kwalificeert zich als junior onderzoeker die de kneepjes van het onderzoek doen binnen een gespecialiseerde topambiance heeft geleerd. Een master uit variant science-based business heeft basale kennis van bedrijfswetenschappen en is in staat om een bijdrage te leveren aan de omzetting van biologische kennis naar toepassingen in de praktijk. Een master van de communicatievariant is in staat om biologische kennis en onderzoeksresultaten op kritische en heldere wijze begrijpelijk te maken voor een breed publiek. Een master uit de educatievariant, ten slotte, is een gekwalificeerde eerstegraadsleraar in de biologie in zijn gehele breedheid. Iedere variant binnen de masteropleiding heeft hetzelfde eindniveau waar het gaat om algemene academische kwalificaties. Alle varianten geven ook toegang tot de promotie. Ze verschillen echter van elkaar door een aantal specifieke eindtermen en competenties. De eindtermen van de masteropleiding Biologie luiden als volgt: De Master of Science in Biology – onderzoeksvariant: 1. heeft kennis van en inzicht in de basisvakken van de biologie; 2. heeft een uitgebreide kennis van concepten en werkwijze in een belangrijk deelgebied van de biologie en inzicht in de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen en kunnen worden toegepast om tot kennisvermeerdering te komen; 3. is op de hoogte van de belangrijkste internationale wetenschappelijke ontwikkelingen in het genoemde vakgebied; 4. heeft inzicht in de relatie tussen het genoemde vakgebied en aanpalende wetenschapsgebieden;
30
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
5. heeft laten zien in staat te zijn tot het zelfstandig analyseren van wetenschappelijke problemen en het formuleren van toetsbare hypothesen die tot oplossing van zulke problemen kunnen leiden; 6. heeft ervaring in het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk relevant onderzoek aan de hand van een zelfstandig geformuleerd onderzoeksplan, gebaseerd op een gedegen analyse van relevante vakliteratuur; 7. heeft laten zien eigen onderzoeksresultaten op heldere wijze schriftelijk en mondeling te kunnen presenteren; 8. heeft laten zien vaardig te zijn in samenvatting van en kritische reflectie op wetenschappelijke literatuur; 9. heeft inzicht in de maatschappelijke en ethische discussies rond zijn vakgebied; 10. heeft een goed beeld van de beroepsmogelijkheden en -praktijk in het gebied van specialisatie. Met inachtneming van een kortere onderzoeksopleiding (minimaal 60 EC) gelden voor de mastervarianten ‘Biology and Science-Based Business’, ‘Biology and Communication’ en ‘Biology and Education’, bovendien de volgende eindtermen: Science-Based Business-variant: De Master of Science in Biology: 11. heeft basale kennis van en inzicht in strategisch en marketingmanagement, financieel management, projectmanagement, organisatiekunde, octrooien en quality management; 12. heeft ervaring in het opzetten en uitvoeren van organisatorisch onderzoek binnen een bedrijf, in aansluiting op de onderzoeksspecialisatie. Communication-variant: De Master of Science in Biology: 13. heeft kennis van en inzicht in moderne informatie- en communicatietechnologie en is in staat deze toe te passen; 14. heeft ervaring opgedaan met wetenschapscommunicatie; 15. heeft kennis van ethische, historische en maatschappelijke aspecten op het gebied van de natuurwetenschappen. Education-variant: De Master of Science in Biology: 16. voldoet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van de bevoegdheid om les te geven in alle klassen van het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs; 17. heeft een onderwijsvisie ontwikkeld met inachtneming van de relatie tussen school en samenleving en met respect voor de in onze pluriforme samenleving aanvaarde normen en waarden. Competenties De Master of Science in Biology:
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
31
1. beheerst de kennis en vaardigheden die nationaal en internationaal van een junioronderzoeker op het gebied van specialisatie verwacht mogen worden; 2. is in staat middels origineel (fundamenteel dan wel toepassingsgericht) onderzoek gebaseerd op kennis en inzicht in het vakgebied en probleemoplossend vermogen bij te dragen aan kennisvermeerdering op het vakgebied; 3. is in staat tot het schrijven van een wetenschappelijk artikel voor een internationaal tijdschrift en het leveren van een bijdrage aan een wetenschappelijke bijeenkomst middels een voordracht of poster; 4. is in staat om mondeling en schriftelijk kennis op het eigen vakgebied over te dragen aan specialisten en niet-specialisten en bijdragen te leveren aan wetenschappelijke en sociaalmaatschappelijke discussies op het vakgebied; 5. is in staat te functioneren in een (mono- of multidisciplinair samengesteld) wetenschappelijk team en kan vanuit de eigen specialisatie bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het team; 6. is in staat tot een kritische evaluatie van eigen en andermans onderzoeksresultaten; 7. is in staat sociaal-maatschappelijke en ethische aspecten en verantwoordelijkheden bij de beoordeling van onderzoek en de beroepsuitoefening te betrekken. In principe gelden dezelfde competenties voor de mastervarianten Science-Based Business, Communication en Education, met een aantal aanpassingen en met inachtneming van de kortere onderzoeksopleiding. Science-Based Business-variant: De Master of Science in Biology: 8. is in staat tot toepassing van organisatorische en bedrijfskundige principes in het algemeen en in het bijzonder bij het maatschappelijk gebruik van resultaten van onderzoek in de biologie; 9. is in staat tot innoveren en ondernemen vanuit het perspectief van de biologie. Communication-variant: De Master of Science in Biology: 10. heeft inzicht in wetenschapscommunicatie en is in staat om zich verder te ontwikkelen als journalist, voorlichter of communicatiemedewerker aan een universiteit, in een museum, in het bedrijfsleven, of bij de overheid. Education-variant: De Master of Science in Biology: 11. kan functioneren als vakdocent en als begeleider van leerprocessen; 12. is bereid en in staat actief te participeren binnen organisatorische activiteiten op het niveau van de school; 13. is bereid en in staat om individueel of in teamverband een praktijkgericht onderwijskundig of vakdidactisch onderzoek uit te voeren.
32
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Oordeel Het domein van de opleiding, de opleidingsvisie, de doelstellingen en de eindtermen van beide opleidingen zijn vrij uitgebreid omschreven in het zelfevaluatierapport. De commissie heeft zich daardoor een goed beeld kunnen vormen van de doelstellingen van de opleidingen. Naar het oordeel van de commissie zijn de doelstellingen en de eindtermen van de bacheloren de masteropleiding Biologie zodanig omschreven dat ze aansluiten bij de eisen die daaraan gesteld worden door vakgenoten en door de beroepspraktijk. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving De te verwachten kwalificaties volgens de internationaal geaccepteerde niveaubeschrijvingen van een bachelor- en masteropleiding, de zogenaamde Dublin-descriptoren, zijn volgens het zelfevaluatierapport alle terug te vinden in de eindtermen en competenties van de opleidingen. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe de eindtermen en competenties die zijn omschreven onder F1 zich verhouden tot de Dublin-descriptoren. Bacheloropleiding: Dublin-descriptor Kennis en inzicht Toepassing kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden
Eindtermen en competenties van de bacheloropleiding Eindterm 1, 2, 3, 4, 5, 6 Eindterm 1, 2 Competentie 2, 3, 4, Competentie 9, 10 Eindterm 1, 2 Competentie 5, 6, 7, 8 Eindterm 7 Competentie 10
Masteropleiding: Dublin-descriptor Kennis en inzicht Toepassing kennis en inzicht Oordeelsvorming Communicatie Leervaardigheden
Eindtermen en competenties van de masteropleiding Eindterm 1, 2, 3, 4, 9, 11, 13, 15 Competentie 10 Eindterm 5, 6, 7, 8, 12, 14, 16, 17 Competenties 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 Eindterm 8, 9, 17 Competenties 5, 6, 7 Eindterm 8 Competenties 3, 4, 6, Eindterm 10, 14, 16 Competentie 10, 13
Oordeel De commissie is van oordeel dat de eindtermen van de opleidingen in voldoende mate garanderen dat door de afgestudeerden het niveau bereikt wordt dat van een bachelorstudent, respectievelijk van een masterstudent verwacht mag worden. De eindtermen en beoogde competenties van beide opleidingen zijn door de commissie naast de Dublin-descriptoren gelegd, waardoor beoordeeld kon worden of de eindtermen en competenties het niveau omschrijven dat volgens deze Dublin-descriptoren bereikt dient te worden met een bachelorof een masteropleiding. Het gebruik van het Leids register voor de niveaubeschrijving van de
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
33
cursussen en de toepassing van de niveaus in de samenstelling van de programma’s, draagt er naar het oordeel van de commissie toe bij dat het niveau in de eindtermen in voldoende mate wordt omschreven. De eindtermen van de bacheloropleiding Biologie en de masteropleiding Biology sluiten naar het oordeel van de commissie dan ook aan bij de algemene internationaal geaccepteerde beschrijvingen van het niveau van een bachelor en een master. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De opleiding beschrijft in het zelfevaluatierapport dat Leidse biologiestudenten in buitenlandse stages en op de arbeidsmarkt goed blijken te functioneren. De opleiding ziet dit als proefondervindelijk bewijs dat de eindkwalificaties van de bachelor- en de masteropleiding qua niveau aansluiten bij wat internationaal van een afgestudeerde bachelorstudent en afgestudeerde masterstudent in de Biologie verwacht mag worden. Recent is door het Instituut voor Biologie (NIBI) een studie verricht naar de wensen van organisaties die biowetenschappers in dienst nemen (NIBI, april 2009). Volgens het verslag van die studie sluiten de eindtermen en competenties van de opleiding over het algemeen goed aan bij de wensen van het werkveld. Het werkveld legt in haar eisen aan de opleiding een sterk accent op het geven van een goede basis voor het doen van wetenschappelijk onderzoek. De bachelorstudent Biologie is gekwalificeerd voor deelname aan de masteropleiding Biology met naast twee onderzoekstracks ook drie gecombineerde onderzoekstracks (‘Biology and Education’, ‘Biology and Communication’ en ‘Biology and Science-Based Business’). Bovendien is de afgestudeerde bachelorstudent Biologie, afhankelijk van de gevolgde specialisatie binnen het bachelorprogramma, gekwalificeerd voor diverse verwante masteropleidingen binnen de Universiteit Leiden of bij overige universiteiten in binnen- of buitenland. Binnen de Universiteit Leiden zijn dit de masteropleidingen Biomedische wetenschappen, Biofarmaceutische wetenschappen, Life Science and Technology en Mediatechnology. In hoeverre er voor een afgestudeerde bachelorstudent Biologie beroepsmogelijkheden zijn is mede afhankelijk van de markt. Dit is op dit moment niet duidelijk, omdat slechts weinig studenten ervoor kiezen om na de bacheloropleiding uit te stromen. Hoewel de bacheloropleiding Biologie is ingericht als een afgeronde opleiding, moedigt de Leidse Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen uitstroom na de bachelorfase niet aan. Ze beschouwt de bachelor- en masteropleidingen samen als een volwaardige academische opleiding. Masterstudenten Biology worden aan de Universiteit Leiden opgeleid tot onderzoeksgerichte academici. Studenten die voor zichzelf het meeste perspectief zien buiten het (puur) wetenschappelijke onderzoek, kunnen kiezen voor één van de mastervarianten Science-Based Business of
34
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Communication en Education. Naast een verdiepende studie in een specialisme binnen de biologie verworven via het werken voor een masterthesis en bijbehorende theoretische onderdelen, ontvangen deze studenten, respectievelijk, (i) scholing in management, organisatie en innovatie (faculteitsbreed, met waar mogelijk een biologische invulling) voor de mastervariant Science-Based Business, (ii) wetenschapscommunicatie voor de mastervariant Communication, en (iii) de eerstegraads lerarenopleiding Biologie voor de mastervariant Education. Oordeel Naar het oordeel van de commissie zijn de bachelor- en de masteropleiding Biologie in voldoende mate georiënteerd op het internationale wetenschappelijke veld, hetgeen blijkt uit de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen. De eindtermen van beide opleidingen sluiten aan op de eisen die daaraan gesteld worden vanuit de wetenschappelijke discipline. De afgestudeerde bachelorstudent heeft toegang tot verschillende masteropleidingen. De afgestudeerde masterstudent heeft de kwalificaties om wetenschappelijk onderzoek te verrichten en vraagstukken op te lossen in de beroepspraktijk waarvoor een wetenschappelijke opleiding vereist of dienstig is. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Biologie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Biology is het oordeel voldoende.
1.1.2. Programma Beschrijving van de programma’s De bacheloropleiding De bacheloropleiding Biologie (180 EC) bestaat uit een uniform eerste jaar, het propedeusejaar (60 EC), dat afgesloten wordt met het propedeusediploma. Het tweede studiejaar biedt, naast een korte verplichte periode (12 EC), de mogelijkheid tot het volgen van keuzevakken (minimaal 36 EC) uit twee hoofdstromen (‘Life Sciences’ en ‘Biodiversity and Evolution’). Het derde jaar biedt eveneens de mogelijkheid tot het volgen van keuzevakken (minimaal 18 EC) uit bovengenoemde stromen, aangevuld met een derde richting: Medische biologie. Het accent in het derde studiejaar ligt op het zelfstandig doen van onderzoek in de vorm van een literatuurscriptie (6-9 EC) en een bachelorstage (24-36 EC) bij een van de onderzoeksgroepen van de Leidse biologische instituten of het LUMC. Tijdens de bacheloropleiding wordt in ieder studiejaar aandacht geschonken aan mondelinge en/of schriftelijke presentatievaardigheden, dit resulteert in het eindverslag van de bachelorstage (bachelorthesis) en een mondelinge presentatie hiervan. Gedurende het tweede en derde studiejaar is er een periode van maximaal vier maanden (24 EC) in te vullen met de zogenaamde vrije keuzevakken (al dan niet verwant aan de biologie) of het volgen van vakken in het buitenland in het kader van een uitwisselingsprogramma van de Universiteit Leiden.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
35
Schematische opbouw van het bachelorprogramma Verplicht: 12 EC
vwo
Uniform: 60 ec
B&E:
LSc:
≥ 36 EC
≥ 36 EC
Vrij: 12 EC Jaar 1
Jaar 2
B&E: ≥ 18 EC
LSc: ≥ 18 EC
Vrij: 12 ec
MB: ≥ 18 EC
MSc
Scriptie: 6-9 EC Stage: 24-36 EC
Jaar 3
Het propedeuseprogramma is opgebouwd rond het boek Biology van Campbell & Reece et al. en biedt een breed overzicht over alle deelgebieden van de biologie. De voornaamste leerdoelen zijn het verwerven van basiskennis en inzicht in een groot aantal biologische deelgebieden en de onderlinge samenhang van deze deelgebieden. Het propedeuseprogramma werkt oriënterend en selecterend. In het centraal georganiseerde basispracticum in het eerste semester maakt de student een start met de belangrijkste vaardigheden voor een bioloog en vindt een eerste kennismaking met de praktijk van wetenschappelijk onderzoek plaats. Het onderwijs is georganiseerd in zes blokken. De onderwerpen binnen de deelgebieden worden zo veel mogelijk direct ondersteund door niet-biologische basisvakken als wiskunde, natuurkunde of informatica. De diverse practica behorend bij deelgebieden vergroten stapsgewijs de benodigde vaardigheden en illustreren de theorie. In de vorm van het project ‘mijn ontdekking’ maken studenten kennis met de praktijk van een wetenschapper. Hierbij is er aandacht voor actuele ontdekkingen. Een toenemende kennisopbouw van statistiek en modelleren vindt plaats gedurende het jaar. Eveneens vindt in het eerste jaar een aantal excursies plaats. Halverwege het jaar worden de studenten geacht een populair wetenschappelijk boek op het gebied van de biologie te lezen. De boeken zijn voorgedragen door docenten, die met studenten naar aanleiding van een essay napraten over het boek. Dit geeft studenten de mogelijkheid zich breder te oriënteren. Gedurende het jaar doen studenten zelfstandig een klein onderzoek en werken zij met een toenemende mate van zelfstandigheid in de practica, de projectweek gedurende blok 2 en tijdens een (veld-)onderzoek van een week, dat de afsluiting vormt van het eerste jaar. In het tweede jaar is er expliciete aandacht voor de rol van wetenschap in de samenleving en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van een bioloog. De studenten leren mondelinge presentatievaardigheden en werken tijdens een verplicht blok van 12 EC aan de vergroting van hun statistische vaardigheden. Vervolgens kan de student naar eigen keus een programma samenstellen uit een aanbod van cursussen (minimaal 36 EC). Er zijn twee aanbevolen hoofdstromen, die aansluiten bij de onderzoeksaccenten van de biologie: ‘Life Sciences’ (Moleculaire biologie en Celbiologie) en ‘Biodiversity and Evolution’ (Evolutie, Biodiversiteit en Natuurbehoud). De student kan een hoofdstroom volgen, maar is onder zekere voorwaarden vrij te switchen tussen de verschillende paden en zo een flexibel programma naar eigen voorkeur of belangstelling op te stellen. De cursussen geven een verdieping in diverse vakgebieden en een introductie in het doen van onderzoek middels onderzoekjes in een practicumachtige setting, die kunnen variëren van 'minionderzoekjes’ van enkele dagen tot aan onderzoeksprojecten van twee tot drie weken aan het eind van het tweede jaar. Leerdoelen zijn de uitbouw van kennis op een aantal deelgebieden; het inzicht krijgen in de manier waarop wetenschappelijke kennis wordt verkregen, het ervaring opdoen met het
36
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
verrichten van onderzoek (individueel en in teamverband) en het kritisch leren lezen van vakliteratuur. Het derde jaar start met verdere verdieping van theoretische kennis in specialistische cursussen (minimaal 18 EC, ten dele al op masterniveau), die wederom georganiseerd zijn in de stromingen ‘Life Sciences’ en ‘Biodiversity and Evolution’. Deze cursussen bouwen voort op het tweede jaar. Het derde jaar biedt tevens de mogelijkheid tot verdieping op het gebied biomedische wetenschappen, waarna de mogelijkheid bestaat een stage en of scriptie bij het LUMC te doen. Deze mogelijkheid is met name bestemd voor studenten met interesse in medisch-biologisch (biomedisch) onderzoek en bereidt de studenten voor op een eventuele masteropleiding Biomedische wetenschappen. In het derde jaar staan een literatuurscriptie en een wetenschappelijke stage binnen een van de onderzoeksinstituten van de biologie of het LUMC centraal. De belangrijkste leerdoelen van het derde jaar zijn: verdieping van kennis en het zelfstandig doen van experimenteel en literatuuronderzoek en het presenteren van onderzoeksresultaten (alle stappen uit de onderzoekscyclus, van opzet tot rapportage en verslaglegging). Gedurende het tweede of derde jaar kan, indien gewenst, een periode van maximaal vier maanden (24 EC) besteed worden aan vrije keuze, waarbij de mogelijkheid wordt geboden onderwijs te volgen bij (al dan niet verwante) opleidingen. Het doel hiervan is de student de gelegenheid te geven zijn bachelorprogramma breed samen te stellen. De student kan indien gewenst over de grenzen van de biologie heenkijken en zijn kennis elders aanvullen (zo hebben studenten bijvoorbeeld vakken gevolgd bij Psychologie, Taalwetenschappen en Archeologie). Tevens kan een student gedurende een periode van vier maanden deelnemen aan een uitwisselingsprogramma (in het kader van uitwisselingsovereenkomsten van de Universiteit). Het derde jaar biedt de student gelegenheid zich reeds te oriënteren op een eventueel te volgen track van de masteropleiding: ‘Biology and Science-Based Business’, ‘Biology and Communication’ of ‘Biology and Education’ middels oriënterende cursussen. Masteropleiding De studenten kunnen verschillende varianten in de masteropleiding volgen: er is een onderzoeksvariant en een gecombineerde onderzoeksvariant. Alle varianten zijn dus research masteropleidingen. Binnen de onderzoeksvariant zijn een aantal tracks onderscheiden. Enkele van deze tracks zijn vormgegeven in nauwe samenwerking tussen het Instituut Biologie Leiden (IBL), het Centrum voor Milieukunde (CML), het Nationaal Herbarium Leiden (NHN) en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis. Deze tracks zijn zo gekozen dat ze masterstudenten de mogelijkheid bieden zich te specialiseren in één van de onderzoeksgebieden waarin in Leiden kwalitatief hoogstaand onderzoek wordt verricht. Centraal in het masterprogramma is het uitvoeren van een onderzoeksproject op één van die onderzoeksgebieden. Dit wordt action learning genoemd. Hiermee wordt bereikt dat in de onderzoeksvariant een sterke vervlechting tussen onderwijs, onderzoek, het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en het ervaren van de beroepspraktijk als onderzoeker optreedt. Hiernaast vindt verdieping van theoretische kennis plaats binnen het gekozen specialisme. De masteropleiding is Engelstalig en daarmee een internationale opleiding. Het opdoen van internationale ervaring wordt bij de studenten gestimuleerd. Momenteel doet circa 25% van de masterstudenten een onderzoeksstage of veldwerk aan een buitenlands instituut of volgt vakken aan een buitenlandse universiteit.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
37
Dezelfde profielen en onderzoeksmogelijkheden als hierboven geschetst spelen een rol voor studenten die hun onderzoeksproject onderbrengen in een van de mastervarianten ‘Biology and Science-Based Business’, ‘Biology and Communication’ of ‘Biology and Education’. Deze gecombineerde research masteropleidingen worden deels verzorgd door de FWN (ScienceBased Business en Communication) en het ICLON van de Universiteit Leiden (Education). Elk van deze varianten bevat bovendien een specifieke theoretische component en een stage die is toegesneden op de specifieke mastervariant. Deze stage kan ook de vorm hebben van een bedrijfsstage, een communicatieve stage of een didactische training op een middelbare school. De verschillende mastervarianten kennen de volgende onderdelen (zie bijlage 4): •
MSc thesis onderzoeksproject (alle varianten): het zelfstandig, maar onder supervisie uitvoeren van onderzoek op een deelgebied van de biologie. Van de student wordt verwacht dat hij op basis van actuele wetenschappelijke literatuur komt tot de formulering van een onderzoeksproject, dit vervolgens uitvoert en afrondt met een Engelstalig verslag, vormgegeven volgens de structuur van een wetenschappelijk artikel. Publiekelijk mondelinge rapportage van het onderzoeksplan aan het begin van het project en van de resultaten aan het eind maken onderdeel uit van het project. Elk onderzoeksproject heeft een minimale lengte van 24 EC (zeventien weken) en maximaal 72 EC (een jaar). De voornaamste leerdoelen zijn het verwerven van uitgebreide kennis van concepten en werkwijze in een belangrijk deelgebied van de biologie en het daarbij gebruikmaken van recente vakliteratuur, het verwerven van ervaring en competenties ten aanzien van het opzetten en uitvoeren van onderzoek met alle aspecten die daarbij horen, en ten aanzien van het mondelinge en schriftelijk presenteren van onderzoeksresultaten.
•
Profielcursussen (alle varianten): gespecialiseerde cursussen die studenten training bieden in het zich eigen maken van specifieke kennis of vaardigheden die voor het succesvol afronden van de betrokken variant van belang zijn. Iedere variant heeft haar eigen verplichte cursus(sen), waarvan inhoud en opzet verschilt, afhankelijk van wat voor de betrokken variant als belangrijk wordt gezien. Binnen de onderzoeksvariant heeft iedere track zijn eigen specifieke profielcursussen. De profielcursus van de tracks ‘Biology and Science-Based Business’ en ‘Biology and Communication’ wordt aangeduid als ‘Fundamentals’ cursus. Alle profielcursussen kenmerken zich door een grote mate van (begeleide) zelfwerkzaamheid van de studenten. 'Traditionele' leervormen als colleges en practica zijn hierbij zo veel mogelijk vervangen door het individueel of in groepsverband werken aan opdrachten, waarbij geprobeerd wordt een koppeling te maken met de belangstelling van de individuele studenten. Voor de verschillende tracks binnen de onderzoeksvariant zijn de leerdoelen van deze cursussen het verdiepen en verbreden van kennis door het bestuderen van één of meer boeken en wetenschappelijke literatuur, het verkrijgen van vaardigheden die voor onderzoek in het betrokken gebied essentieel zijn, het krijgen van vaardigheid in het schriftelijk samenvatten van wetenschappelijke literatuur, het krijgen van inzicht in de samenhang van het eigen vakgebied en aanpalende gebieden, en het verkrijgen van inzicht in de maatschappelijke en ethische discussies rond het vakgebied. Voor de tracks van de gecombineerde onderzoeksvariant zijn de leerdoelen minder toegespitst op het vergroten van wetenschappelijke kennis en vaardigheden, maar meer op het zich eigen maken van kennis en vaardigheden die passend zijn voor de specifieke track en voor het verkrijgen van een goed beeld van de beroepsmogelijkheden en -praktijk van bijvoorbeeld een ondernemer, wetenschapsvoorlichter of -journalist of leraar. De profielcursussen hebben als doel enerzijds een grotere samenhang in het programma binnen een track te bewerkstelligen, anderzijds het niveau van kennis in het specifieke deelgebied van de biologie te verdiepen en de vaardigheden daarin te verbreden. Voor profielcursussen geldt dat ze vaak gedeeltelijk voorafgaand aan
38
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
onderzoeksstage worden gevolgd om zo de student beter toegerust aan een thesisproject te laten beginnen. Een van de elementen van de profielcursussen van alle tracks binnen de onderzoeksvariant is het zogenaamde boektentamen, waarin algemeen inzicht in het specialisme en academische discussie getoetst worden. De profielcursussen hebben in de regel gemiddeld het niveau 500 (met onderdelen op niveau 400 en 600). •
Seminars: een seminarserie bestaat uit een reeks bijeenkomsten waar een beperkt aantal studenten gespecialiseerde vakliteratuur kritisch leert lezen, samenvatten en onderling bespreken. Leerdoelen zijn het vaardig raken in (mondelinge) samenvatting van en kritische reflectie op wetenschappelijke literatuur en het leren leveren van een bijdrage aan discussies op het vakgebied. Het deelnemen aan een seminarserie is een verplicht onderdeel in alle varianten van de masteropleiding.
•
Vrije keuze ruimte: alle tracks van de mastervarianten, met uitzondering van de track ‘Biology and Education’, hebben een aantal studiepunten vrij te besteden. Het aantal vrij te besteden studiepunten verschilt per track. Studenten met een aangetoonde deficiëntie (bijvoorbeeld studenten die wel tot de masteropleiding zijn toegelaten, maar waarvan de vooropleiding niet naadloos op de gekozen variant aansluit), kunnen deze vrije keuzeruimte gebruiken om met een aantal bachelorcursussen hun kennisniveau op peil te brengen. In andere gevallen kan de ruimte besteed worden aan het volgen van extra cursussen, bijvoorbeeld (onderdelen van) de profielcursus van een andere dan de eigen track of cursussen die naast de profielcursussen binnen en buiten de opleiding Biologie worden aangeboden. Ook kan de ruimte besteed worden aan het volgen van colloquia of lecture series, aan verlenging van een onderzoeksstage of aan extra stages (eventueel in het buitenland), het schrijven van een literatuurscriptie of het assisteren bij onderdelen uit het bachelorprogramma. De vrije ruimte biedt studenten de mogelijkheid tot verbreding en verdieping van hun wetenschappelijke kennis en vaardigheden. De invulling hiervan vindt plaats in overleg met de studieadviseur en na goedkeuring door de examencommissie.
De opleiding Biologie gaat ervan uit dat zeker in de onderzoeksvariant het scheppen van een ‘meester-gezel’-relatie tussen de student en een ervaren onderzoeker een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van de student. Dit uit zich in de lange stagetijd die studenten onder supervisie van een onderzoeker doorbrengen. Om hier verder invulling aan te geven wordt op dit moment een ‘Mastermentoraat’ ingesteld, wat inhoudt dat iedere masterstudent een onderzoeker/staflid als mentor en coach voor de gehele periode van de masteropleiding krijgt toegewezen. De rol van de mentor ligt vooral op het inhoudelijke vlak. Hij of zij kan de student helpen keuzen te maken binnen het gekozen profiel en uit onderdelen voor de vrije studieruimte, de student wijzen op interessante ontwikkelingen binnen het vakgebied, als vraagbaak dienen op het gebied van beroepsperspectieven, et cetera. De mentor en de student komen onderling een aantal afspraken over frequentie en inkleuring van het contact overeen.
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
39
Beschrijving In de bacheloropleiding wordt het wetenschappelijke karakter van het onderwijs bepaald door de docenten die het onderwijs verzorgen en de mate waarin studenten de kans krijgen in hun opleiding om te denken en te functioneren als een ‘jonge wetenschapper’. Omdat het onderzoekend leren een belangrijke peiler van het onderwijs van de Universiteit Leiden is, zijn uitsluitend wetenschappelijk onderzoekers betrokken bij het onderwijs. Op initiatief van de opleidingsdirecteur bepalen de wetenschappelijk directeuren van de bij de opleiding betrokken instituten welke docenten ingezet worden voor een optimale uitvoering van het onderwijsprogramma. Op deze wijze komen studenten direct in contact met de wetenschappers en wordt studenten een academische denkwijze bijgebracht. Een academische attitude wordt mede intensief ontwikkeld wanneer studenten participeren als ‘jonge onderzoeker’ in een onderzoeksgroep tijdens bachelorscriptie en -stage. De meerderheid van de studenten wordt hierbij begeleid door promovendi of postdocs onder supervisie van een staflid. Per jaar worden er circa vijftig projecten gerealiseerd. Voor de begeleiding van scriptie en stage kunnen studenten putten uit een pool van circa negentig examinatoren bij het IBL, NHN, Naturalis en CML. Voor medisch-biologische stages kunnen studenten een beroep doen op de stafleden, postdocs en promovendi van het LUMC. Tijdens een dergelijke stage fungeert altijd één van de stafleden van het IBL als interne begeleider en hoofdverantwoordelijke voor de beoordeling van de stage. Het wetenschappelijke karakter van het onderwijs in de masteropleiding wordt gewaarborgd doordat het doen van onderzoek in al zijn facetten centraal staat en de student gedurende het grootste deel van zijn opleiding functioneert als lid van een onderzoeksgroep binnen een van de onderzoeksinstituten van de Universiteit Leiden of aan een academisch instituut elders. Zonder uitzondering zijn de onderzoeksgroepen van het IBL zeer goed tot excellent beoordeeld in de verschillende onderzoeksvisitaties. De eindverantwoordelijke voor de begeleiding van een onderzoeksstage is altijd een gepromoveerd wetenschappelijk stafmedewerker met een internationaal onderzoeksprofiel. Jaarlijks studeren zestig tot tachtig studenten in de masteropleiding af. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleidingen een toelichting gekregen op het programma en inzicht gekregen in de wijze waarop de opleiding vorm heeft gegeven aan het opleidingsconcept: ‘studeren in een onderzoeksomgeving’. Oordeel De commissie beoordeelt de wijze waarop er vormgegeven is aan het concept ‘studeren in een onderzoeksomgeving’ in de bacheloropleiding als zeer positief. De studenten leren door deel te nemen aan verschillende onderzoeken in de verschillende fasen van de opleiding de nodige onderzoeksvaardigheden, maken kennis met het onderzoek dat door de afdeling verricht wordt en nemen op die manier ook kennis van de meest actuele wetenschappelijke theorieën. Vrijwel iedere docent illustreert zijn colleges met voorbeelden uit eigen onderzoek. Het is de commissie gebleken dat deze wijze van opleiden ook door de studenten als zeer positief ervaren wordt. De masteropleiding bestaat voor een groot deel uit onderzoeksstages. De cursussen die de studenten volgen staan in principe in dienst van de onderzoeksstages. De wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek vindt daarom op een vanzelfsprekende manier plaats. Het programma waarborgt de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Het viel de commissie op dat een aanmerkelijk deel van de studenten opteert voor een meer beroepsgerichte mastervariant, zoals de Science Based Business of Communicatie-variant in
40
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
combinatie met de onderzoeksrichting. Ondanks het bestaan van deze varianten wordt er naar de mening van de commissie betrekkelijk weinig aandacht geschonken aan iets anders dan het onderzoek. Deze beroepsoriëntatie verdient naar de mening van de commissie nog enige aandacht. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving In het programma van de opleiding Biologie is gekozen voor een brede basis met daarna twee hoofdstromen. Door het programma lopen de leerlijnen Algemene vaardigheden, Leren onderzoeken en Biologie en Maatschappij en ethiek. Tijdens het bezoek aan de opleidingen heeft de commissie kennisgenomen van de cursusbeschrijvingen, de inrichting van de praktica en projecten en het onderwijsmateriaal dat wordt aangeboden. Zij heeft gesprekken gevoerd met de docenten over de uitvoering van het programma en met de studenten over hun ervaringen. Op basis van de beschrijvingen, het materiaal en de gesprekken heeft de commissie zich een beeld kunnen vormen van de relatie tussen de eindtermen van de opleidingen en de programma’s. De studenten vertelden dat zij het onderwijsprogramma in het eerste jaar van de bacheloropleiding, waarin zij een brede oriëntatie op het vakgebied hebben gekregen, als tamelijk strak gepland en pittig hebben ervaren. In de andere twee bachelorjaren hebben zij meer vrijheid in de keuze van onderwerpen. Oordeel Het onderwijsconcept en de doelstellingen van de opleidingen zijn naar het oordeel van de commissie adequaat vertaald in de onderwijsprogramma’s van de bachelor- en masteropleiding Biologie. De studenten worden door het programma in staat gesteld de eindtermen en competenties te bereiken. De commissie baseert haar oordeel mede op de ervaringen van de studenten en de toelichting die de docenten hebben gegeven tijdens het bezoek aan de opleidingen. De keuzen die de opleiding heeft gemaakt zijn naar het oordeel van de commissie consequent doorgevoerd in het programma. Een punt van aandacht is nog het bacheloreindproject. De opleiding zou er goed aan doen doelstellingen en leerdoelen van dit project opnieuw te bekijken in het licht van de doelstellingen van de bacheloropleiding en deze af te bakenen ten opzichte van de masterthesis. Het programma van de masteropleiding is eveneens adequaat om de doelstelling van de masteropleiding te bereiken en om de studenten in staat te stellen aan de eindkwalificaties te voldoen. Het is de commissie opgevallen dat weinig studenten een stage in het buitenland doen, terwijl de opleiding dit zelf zegt te stimuleren. De commissie vermoedt dat de informatie over stagemogelijkheden in het buitenland te weinig toegankelijk is en suggereert dat docenten hier een actievere rol in kunnen spelen door de studenten in contact te brengen met universiteiten en collega’s in het buitenland.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
41
Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving In het eerste jaar wordt de inhoudelijke samenhang versterkt door het gebruik van een centraal propedeuseboek. In het tweede en derde jaar hebben studenten de mogelijkheid via vrije keuze uit cursussen hun eigen studiepaden te kiezen. De studieadviseur geeft aan het eind van het verplichte basisdeel van de studie zowel collectief als individueel voorlichting over de verschillende mogelijke combinaties van cursussen. Hij houdt tevens de samenhang in flexibel opgestelde programma’s in de gaten. De roostering is zodanig dat voor de hand liggende combinaties mogelijk gemaakt worden, doordat cursussen die in een aanbevolen hoofdstroom vallen aansluitend geroosterd zijn en parallel lopen met cursussen van de andere stromen. Cursusleiders worden regelmatig gestimuleerd om naar de inhoudelijke afstemming van de eigen en andere cursussen te kijken. Door middel van evaluaties worden overlap en omissies in de cursussen in de gaten gehouden. Het niveau van alle curriculumonderdelen wordt weergegeven volgens de zogenaamde ‘Abstracte Structuur’, zoals deze bij de hele Leidse universiteit is ingevoerd. De niveaubeschrijving van dit Leidse register is in bijlage C weergegeven. Met een cijfercode toenemend van 100 tot en met 600 wordt een curriculumonderdeel gerangschikt naar diepgang en zelfwerkzaamheid. De universiteit stelt dat het eerste jaar vooral cursussen op niveau 100 dient te bevatten, het tweede jaar niveau 200 en het derde jaar niveau 300. De scriptie en stage in het derde jaar bevinden zich op niveau 400. De opbouw van de masteropleiding is minder strak dan die van de bacheloropleiding. Het programma kan meer individueel worden ingevuld. Tweemaal per jaar, aan het begin van elk semester, wordt er een algemene introductie voor de masteropleiding gegeven. De eerste onderdelen van de profielcursussen van de onderzoeksvariant worden aan het begin van het eerste semester geroosterd. Enkele onderdelen van het programma worden tweemaal per jaar gegeven en zijn eveneens aan het begin van het tweede semester geroosterd. Omdat instroom in principe het hele jaar door kan plaatsvinden, beginnen niet alle studenten per definitie hun masteropleiding met dezelfde vakken. Iedere student stelt een tijdsplanning op van de studieonderdelen naar eigen wens en mogelijkheden Met de roostering van theoretische vakken wordt er rekening mee gehouden, dat er gedurende het hele studiejaar mogelijkheden moeten zijn tot het volgen hiervan. Ook wordt er gekeken naar een evenwichtige verdeling qua studielast over de verschillende semesters. Seminar series, die zich uitstrekken over ongeveer twaalf weken, worden geroosterd in drie perioden door het jaar heen, zodat de meeste studenten de gelegenheid hebben de seminar series op enig moment in het jaar bij te wonen. Iedere periode bevat minstens twee titels waaruit gekozen kan worden, waarbij tegemoet wordt gekomen aan interesse van de studenten voor de profileringsgebieden ‘Molecular and Cellular Bioscience’ en ‘Evolution, Biodiversity and Conservation’. In de periode dat studenten het onderzoeksproject uitvoeren, volgen zij verplicht een seminar series en kunnen zij ervoor kiezen tevens de lectures/colloquia te volgen. Studenten binnen de track ‘Biology and Communication’ of ‘Biology and Education’ doen de biologie-onderdelen (60 EC) in het eerste jaar van hun masteropleiding. Het tweede jaar van 42
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
hun opleiding besteden ze geheel of gedeeltelijk aan ‘Communication’ (39 tot 60 EC) of aan ‘Education’ (60 EC). Studenten binnen de track ‘Biology and Science-Based Business’ kunnen de verplichte en vrije keuzeonderdelen van hun programma naar eigen inzicht verdelen over twee jaar. Iedere mastervariant, en binnen de onderzoeksvariant iedere track, heeft een eigen coördinator. Deze is verantwoordelijk voor de academische inhoud en de samenhang in het betreffende programma. Alle programma’s zijn in nauw overleg met de betrokken onderzoekers en onderzoeksgroepen vormgegeven. De profielcursussen, die een stevige theoretische basis voor de samenhang in individuele programma’s binnen een track bieden, zijn ook zo tot stand gekomen. De verplichte onderdelen per variant waarborgen een samenhangend programma. Gesprekken met de coördinator van de mastertrack en de studieadviseur, helpen individuele studenten logisch samenhangende keuzen te maken. In de toekomst zal ook de mastermentor hier een rol in gaan spelen. Sporadisch wordt door studenten in evaluaties aangegeven dat ze de beperkingen opgelegd binnen een track van de onderzoeksvariant als knellend ervaren. Als positief ervaren de studenten de vrijheid van keuze binnen de programma’s en het feit dat de tracks een duidelijke specialisatie aangeven, die ook voor het beroepenveld herkenbaar is. Oordeel Het programma is volgens de commissie opgebouwd langs duidelijk herkenbare leerlijnen, die de samenhang in het programma bevorderen. De studenten ervaren een duidelijke opbouw in vaardigheden en kennis, waarbij van de student steeds meer zelfstandigheid wordt gevraagd. Er is een goede afwisseling in het programma tussen theorievakken, onderzoek en veldcursussen. De theorie is volgens de ervaring van de studenten direct toepasbaar in de onderzoeksprojecten waaraan zij deelnemen. De commissie is zeer positief over de wijze waarop de opleiding maximaal gebruikmaakt van de mogelijkheden tot samenwerking met de belendende instituten zoals het Centrum voor Milieukunde, het Nationaal Herbarium Leiden en het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis. De samenhang in het masterprogramma wordt bepaald door de samenstelling van het individuele pakket dat de student volgt in overleg met de trackcoördinator. Zoals door de opleiding gesteld in het zelfevaluatierapport, bieden de verplichte onderdelen de waarborg dat er per trackvariant een samenhangend programma is. In de meeste gevallen is de samenhang in de gevolgde masterprogramma’s, naar het oordeel van de commissie, inderdaad adequaat. Gelet op de wijze waarop de individuele programma’s tot stand komen zou het naar het oordeel van de commissie toch goed zijn als er een studieadviseur wordt benoemd om de samenstelling van de individuele programma’s te begeleiden. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving In de bacheloropleiding is de studielast van 60 studiepunten per jaar verdeeld over 42 werkweken met een studielast van veertig uur per week. Ieder studiepunt betekent een studieinspanning van gemiddeld 28 uur. De opleiding streeft ernaar dat elk studiejaar een gelijke studielast heeft. De studenten zijn over het algemeen tevreden met de huidige spreiding van
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
43
de studielast over het collegejaar. Dit blijkt uit vergaderingen van de opleidingscommissie, enquêtes en evaluatievergaderingen. Uit deze evaluaties heeft de commissie opgemaakt dat een aantal blokken uit het eerste jaar als zwaar wordt ervaren. De opleiding en universiteit hebben een aantal maatregelen genomen die een nominaal studiepad door de opleiding moeten bevorderen. Op universitair niveau is dit het Leidse Studiesysteem met Bindend Studie Advies in het eerste studiejaar. Hiermee wordt een vroegtijdige selectie van een passende studiekeuze voor de student beoogd en een goede begeleiding gedurende het propedeusejaar gegarandeerd. Op opleidingsniveau zijn er voorbeelden van maatregelen in het kader van het Leidse Studiesysteem. Er zijn verschillende maatregelen genomen ter verbetering van de aansluiting tussen de roosters van verschillende jaren. De opleiding heeft de keuzemogelijkheden verbreed, maar wel in een vaste periode geroosterd (zoals minoren). Er zijn strakkere regels opgesteld ten aanzien van planning, uitvoer en begeleiding van scriptie en stage(verslagen) (elementen uit het derdejaarscurriculum die veelal tot vertraging leiden) en er zijn stimulerende maatregelen voor goede studieprestaties (bijvoorbeeld boekenbon bij cum laude afstuderen, deelname aan honours programma). Verder worden de studenten gedurende de gehele bachelorfase nauw gevolgd door de studieadviseur. De masteropleiding heeft een studielast van 120 studiepunten. De studielast is bij de verschillende varianten en tracks verdeeld in theoretische componenten en de onderzoeksstages. Voor iedere variant geldt dat het grootste deel van de opleiding besteed wordt aan de onderzoeksstage. Enkele theoretische cursussen worden door de studenten als ‘pittig’ ervaren, maar dit leidt niet tot vermindering van de studeerbaarheid. Hoewel er regels zijn voor wanneer de masterthesis door de studenten moet worden ingeleverd, blijkt in de praktijk de afronding hiervan soms tot studievertraging te leiden. In de zelfstudie wordt echter vermeld dat buitenlandse studenten de studie bijna allemaal binnen twee jaar voltooid hebben. Een gesignaleerd probleem voor studenten die de oriëntatiecursussen op de mastertrack ‘Biology and Communication’, ‘Biology and Education’ of ‘Biology and Science-Based Business’ willen volgen of gebruik willen maken van de mogelijkheid om vrije ruimte in te vullen bij andere opleidingen, universiteiten of in het buitenland, is dat de roosters vaak niet goed op elkaar aansluiten. Door die gebrekkige aansluiting ondervinden de betreffende studenten moeilijkheden bij het optimaal indelen van hun studieprogramma. Hetzelfde probleem ervaren studenten die een vak niet gehaald hebben en dit moeten inhalen. In overleg met studieadviseur wordt voor deze studenten een persoonlijk studieplan opgesteld waarbij getracht wordt een samenhangend en inhoudelijk goed vakkenpakket samen te stellen, waarbij zo min mogelijk studievertraging wordt opgelopen. De commissie heeft in de gesprekken met de bachelor- en de masterstudenten de studeerbaarheid van het programma besproken en gevraagd of er specifieke programmaonderdelen zijn die struikelblokken blijken. De studenten vinden de bacheloropleiding pittig maar zeker haalbaar en hebben geen struikelblokken in het programma aangewezen. Ook de masteropleiding is studeerbaar. Er treedt naar het oordeel van de studenten geen onnodige vertraging op door de individuele planning van de te volgen mastertracks.
44
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Oordeel De commissie constateert op basis van de gesprekken met studenten dat de bacheloropleiding en de masteropleiding Biologie voldoende studeerbaar zijn. Er zijn geen onderdelen in het programma die de studievoortgang belemmeren. De voortgang van de studenten in de fasen waarin zij werken aan onderzoeksstages en afstudeerwerken wordt voldoende bewaakt. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De bacheloropleiding is ontworpen voor studenten met een vwo-diploma met het profiel ‘natuur en techniek’ (met biologie als eindexamenvak) of ‘natuur en gezondheid’. De inhoud van het onderwijs is afgestemd op deze vwo-eindkwalificaties. Niet iedere student heeft echter aan het begin van het eerste jaar kennis en kunde paraat waarover hij volgens de vwoeindkwalificaties zou moeten beschikken. Met het oog op de aansluiting op de middelbare school bestaat een deel van het vak Wiskunde in het eerste studiejaar uit herhaling van de middelbare schoolstof. Ook biedt het gebruikte basisboek Biology voor het eerstejaars onderwijs een gedeeltelijke herhaling van de lesstof van de middelbare school. Tijdens voorlichtingsactiviteiten worden de kandidaat-studenten door de studentadviseurs, docenten en studenten geïnformeerd over de formele toelatingseisen. Het is van belang studenten duidelijk te maken dat moderne biologie meer is dan ‘natuurlijke historie’ en dat biochemie, biofysica, wiskunde en statistiek belangrijke elementen in de opleiding zijn. Er wordt tijdens de voorlichting op gewezen dat het voor een succesvolle studie nodig is dat de student oprecht belangstelling heeft voor het studiegebied en bereid is voldoende tijd aan de studie te besteden. In vergelijking met andere studies wordt de belasting door studenten in het eerste jaar vaak als hoog ervaren. Het aantal studenten in het eerste studiejaar van de bacheloropleiding varieert van 51 tot 81. Een derde tot de helft van het aantal studenten is vrouw. In de afgelopen jaren is de bachelorinstroom aan schommelingen onderhevig geweest. De terugloop in de jaren 20042005 wordt gedeeltelijk geweten aan de reorganisatie van het IBL van 2002 en de daarmee gepaard gaande negatieve publiciteit. Sinds 2006 is er weer een duidelijke toename van de instroom in de bacheloropleiding. Om getalenteerde en gemotiveerde hbo-studenten te werven voor de masteropleiding is recent een eerste concrete stap gezet, door middel van het opzetten van een hbo-wo aansluitingsprogramma. Hiermee kunnen studenten tijdens hun hbo-opleiding al kennis maken met de universiteit en de daar heersende cultuur. Toelating tot de masteropleiding wordt verkregen met een bachelordiploma Biologie of met een diploma dat daaraan gelijkgesteld kan worden. De Graduate School of Science verzorgt de organisatorische aspecten met betrekking tot de toelating. Studenten die een bacheloropleiding Biologie aan de Universiteit Leiden afronden, kunnen zonder problemen doorstromen naar de masteropleiding. Alle andere aspirant-masterstudenten moeten een aanvraag voor toelating indienen. De toelatingsaanvragen van aspirant-studenten met een
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
45
Nederlands bachelordiploma worden ingediend direct bij de Graduate School of Science. De toelatingsaanvragen gebaseerd op een buitenlands bachelordiploma komen via het Admission Office van het International Office van de Universiteit Leiden. Het faculteitsbestuur beslist formeel over alle toelatingen. Het faculteitsbestuur wordt geadviseerd door een toelatingscommissie van de opleiding. De toelatingscommissie hanteert de volgende criteria: • •
Studenten met een bachelordiploma Biologie behaald aan een Nederlandse universiteit hebben zonder restricties toegang tot de masteropleiding. Voor studenten met een Nederlandse bacheloropleiding in verwante vakgebieden (zoals Life Sciences, Biochemie, Biomedische en Biofarmaceutische wetenschappen), een buitenlandse opleiding in Biologie of verwant vakgebied, een hbo-opleiding in verwante vakgebieden en andere gevallen wordt de aanvraag voor toelating individueel bekeken.
Aspirant-studenten kunnen hierbij het advies krijgen om in hun vrije ruimte enkele specifieke cursussen uit het bachelortraject te volgen om de aansluiting op het masterprogramma te optimaliseren. Wanneer meer aanvullend onderwijs nodig wordt geacht, krijgen aspirantstudenten het advies de deficiënties via contractonderwijs per vak op te heffen, of zich eerst voor de bacheloropleiding Biologie in te schrijven voordat zij aan de masterfase beginnen. Dit laatste heeft de voorkeur van de opleiding. Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de aansluiting van het programma op de instromende studenten met een vwo-diploma geen probleem geeft. De inhoud van de vwo-vakken biologie, scheikunde, natuurkunde en wiskunde wordt in het begin van het programma in snel tempo herhaald. Studenten die op dat gebied een achterstand hebben, kunnen op deze manier snel de benodigde basiskennis verwerven. De commissie heeft kunnen constateren dat er voor deze groep studenten feitelijk geen aansluitingsprobleem is. De aansluiting van het programma op de kwalificaties van studenten, die met een hbo-propedeuse willen instromen, is volgens de opleiding problematischer. Een dergelijke overstap blijkt door de opleiding ontmoedigd te worden. De masteropleiding sluit volgens de studenten goed aan op het eindniveau van de bacheloropleiding. De commissie vindt de aanpak van de opleiding om hbo-studenten met belangstelling voor een masteropleiding de mogelijkheid te geven een bachelorstage en werkstuk bij de universitaire opleiding te doen positief. De opleiding heeft een behoorlijke instroom van buitenlandse studenten, hoewel de instroom vanuit niet-EER-landen, net als elders, door de verhoging van de collegegelden is teruggelopen. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Biologie omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
46
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Het programma van de masteropleiding Biology omvat 120 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel De bacheloropleiding Biologie voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Biology voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving Voor de inrichting van het onderwijs geldt dat kennis en vaardigheden moeten worden opgedaan in leersituaties die waar mogelijk overeenstemmen met de praktijk. Binnen de bacheloropleiding wordt een groot aantal onderwijsmethoden afwisselend en afhankelijk van de doelstelling gebruikt: • • • • • •
• •
colleges met tentamenopdrachten; interactieve discussies waarbij een kritische reflectie op methoden en resultaten aan bod komt; projecten waar studenten in een kleine groep werken aan een probleem; computerpractica; zelfstudie; leren onderzoeken; de student past de theorie en praktijk zelfstandig toe in actueel wetenschappelijk onderzoek, eerst in kleinere projecten en ten slotte in een uniek onderzoek van enkele maanden waarbij de student werkt in een onderzoeksgroep; opdrachten met zelfreflectie, waarbij een toenemende mate van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid in de onderzoekscyclus wordt nagestreefd; training in mondeling en schriftelijk presenteren en communiceren.
Binnen de masteropleiding staat het zelf denken en doen voorop. Didactische elementen zijn: • • • • • • • •
het doen van wetenschappelijk onderzoek (opzetten, uitvoeren en uitwerken) binnen een onderzoeksgroep en de mondelinge en schriftelijke rapportage daarvan; zelfstudie: verdiepen van theoretische kennis op een specifiek deelgebied van de biologie via het bestuderen van specialistische boeken en wetenschappelijke overzichtsartikelen; het deelnemen aan de wetenschappelijke activiteiten van een onderzoeksgroep en het onderzoeksinstituut; training in zelfstandig uitvoeren en toepassen van algemene onderzoeksvaardigheden door middel van praktische opdrachten; schrijven van essays, het houden van voordrachten om inzicht in de trends in een vakgebied te verkrijgen; deelname aan seminars met groepsdiscussie; werkgroepen waar een aantal studenten samenwerkt aan een probleem; klassieke colleges (deze komen weinig voor);
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
47
•
assisteren bij praktische onderdelen van het bachelorprogramma Biologie (in beperkte mate).
De opleiding geeft docenten tot op zekere hoogte de vrijheid om zelf de werkvorm en toetsvorm te kiezen, zodat een diversiteit van werkvormen en toetsing plaatsvindt. Hierbij staat centraal dat naast meer traditionele toetsvormen nadrukkelijk ook mondelinge en schriftelijke verslaglegging van eigen onderzoek aan bod komt. Oordeel Aan het programma ligt een duidelijk omschreven opleidingsvisie en didactisch concept ten grondslag. De commissie heeft kunnen constateren dat de gehanteerde werkvormen aansluiten bij deze opleidingsvisie en het didactisch concept. De werkvormen maken de training van wetenschappelijke vaardigheden mogelijk en brengen de studenten tot steeds meer zelfstandigheid. Doordat de bachelorstudenten deelnemen aan de onderzoeksactiviteiten van de afdeling komt het concept ‘studeren in een onderzoeksomgeving’ goed tot zijn recht. De masteropleiding is naar het oordeel van de commissie adequaat vormgegeven. De werkvormen die in de masteropleiding gebruikt worden sluiten aan bij het concept dat aan dit programma ten grondslag ligt. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving De examencommissie heeft tot taak om te zorgen dat kennis, inzicht en vaardigheden bij een student objectief en deskundig worden beoordeeld. Jaarlijks wijst de examencommissie de examinatoren aan die bevoegd zijn om toetsen af te nemen en scripties en stages van studenten te begeleiden. Daarnaast is er een aantal docenten aangewezen die alleen gemachtigd zijn om specifieke (onderdelen van) cursussen te toetsen. Alle besluiten van de examencommissie worden schriftelijk vastgelegd. Indien het besluit betrekking heeft op een specifieke student, wordt het besluit tevens in het dossier van de student gearchiveerd. Het propedeusejaar is ingedeeld in zes blokken. De vakken binnen een blok worden getoetst gedurende het blok of aan het einde van het blok. Soms zijn er één of meerdere tussentijdse toetsen. Voor elk vak is er een tentamenmogelijkheid en in januari of juli een herkansingsmogelijkheid. Om eventuele studievertraging in het tweede studiejaar zo veel mogelijk te voorkomen en ter verhoging van het rendement van het propedeusejaar, krijgt een selecte groep studenten in augustus op uitnodiging van de examencommissie de gelegenheid tot één extra herkansing. Criterium hierbij is dat met het slagen voor de herkansing de propedeuse behaald wordt of een student buiten het negatief Bindend Studie Advies kan blijven. Voor sommige vakken of examenonderdelen kunnen tijdens de onderwijsperiode oefenopgaven worden uitgewerkt die meetellen voor de eindbeoordeling. De formule om het eindcijfer te bepalen op basis van de cijfers voor het tentamen, oefenopgaven en opdrachten,
48
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
wordt bekendgemaakt door de docenten bij aanvang van het college en op de Blackboardsite van de betreffende cursus. Bij de practica worden de studenten individueel beoordeeld op basis van geoefende vaardigheden, labjournaal, veilig werken, presentatie, poster en/of meetrapport. Bij scriptie en stage in het derde studiejaar wordt zelfstandig (literatuur)onderzoek uitgevoerd en maakt de student deel uit van een onderzoeksgroep. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een evaluatieformulier. De scriptie wordt onder andere beoordeeld op aanpak, inhoud en bespreking met de begeleider. Bij de beoordeling van de stage wordt onder andere gekeken naar de voorbereiding van het onderzoek en het gebruik van literatuur, het experimentele werk, de verwerking en analyse van de resultaten en de rapportage. Tevens wordt de werkhouding van de student individueel en in teamverband beoordeeld. Mocht aan het eind van de studie tijdverlies dreigen te ontstaan doordat op korte termijn geen tentamenmogelijkheid geprogrammeerd is, dan wordt in overleg tussen de studieadviseur, de docent en de student een individueel tentamen georganiseerd. In uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie een vervangende opdracht toestaan. Voor het centrale onderdeel van de masteropleiding (de onderzoeksstage) is vastgelegd dat het uit vier, afzonderlijk te beoordelen elementen bestaat: 1. het schrijven van een onderzoeksprojectvoorstel en de publiekelijke mondelinge presentatie daarvan. Dit is inclusief de verwerking van relevante literatuur, formulering van vraagstelling en plan-van-aanpak met beoogde toetsing; 2. de uitvoering van het praktische werk, evenals de verwerking en interpretatie van de resultaten; 3. de schriftelijke verslaglegging daarvan in de Engelstalige MSc thesis; 4. de publiekelijke, mondelinge eindpresentatie met gelegenheid tot discussie in een zogenaamd colloquium. Al deze onderdelen moeten als voldoende beoordeeld zijn voordat de student kan afstuderen. Het uiteindelijke cijfer voor de onderzoeksstage is het gemiddelde van de bovenstaande onderdelen, gewogen naar studielast. In de richtlijnen voor de masteronderzoeksstage zijn bepalingen en voorwaarden opgenomen voor wat een student en begeleider moeten doen in geval van problemen. Vanaf september 2005 is er een facultaire cum-lauderegeling van kracht. Bij het afstuderen kan door de examencommissie het predicaat cum laude worden verleend bij een eindgemiddelde van 8.5, gewogen naar studielast. Voorheen gold bij de opleiding Biologie als norm voor de bepaling cum laude een eindgemiddelde van 8.1 of meer, waarbij ook ten minste één stage met minstens een 8.5 afgesloten moest zijn en op de eindlijst geen cijfer lager dan een 6.0 voorkwam. Deze criteria zijn van kracht gebleven voor studenten die voor september 2005 met hun opleiding zijn begonnen. Binnen de bacheloropleiding wordt gestreefd naar een evenwichtige distributie van toetsingsvormen, die aansluiten bij de vervolgstudie of de beroepspraktijk. In de opleiding worden de volgende toetsvormen gehanteerd: • •
schriftelijke tentamens met open- of meerkeuzevragen; mondelinge tentamens;
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
49
• • • • •
project- en stagerapportages: rapport, poster, presentatie en bachelorthesis; literatuurscriptie; schrijven van korte essays; toetsen met behulp van een computer; praktijktoetsen met praktische vaardigheden.
De masteropleiding heeft overwegend toetsvormen die aansluiten bij de ontwikkeling van academische vaardigheden: • • • • • • • • •
essays; posterpresentaties; mondelinge verslaggeving (van zowel eigen als andermans werk); groepsdiscussies; projectbeschrijvingen; stageverslagen (masterthesis in artikelvorm conform de standaard van een internationaal tijdschrift). praktisch werk (experimenteel werk, uitwerking onderzoeksgegevens, onderzoekshouding en gedrag); samenwerking; schriftelijke tentamens met open- of meerkeuzevragen of mondelinge tentamens.
Oordeel Naar het oordeel van de commissie toetsen de verschillende beoordelingen, opdrachten, toetsen en examens adequaat of de student de leerdoelen van (delen van) het programma heeft bereikt. De commissie wil niettemin enkele punten onder de aandacht brengen. Zoals ook reeds onder F5 is opgemerkt, verdienen het bachelorafstudeerwerk en de criteria voor beoordeling daarvan naar het oordeel van de commissie nog enige aandacht, evenals de beoordelingscriteria voor de bachelorscriptie. Het viel de commissie eveneens op dat nog niet duidelijk is vastgelegd hoe de tweede beoordeling bij een afstudeerwerk tot stand dient te komen. Dit aspect behoeft nadere ontwikkeling. De commissie zou willen adviseren om multiplechoice-examens te vermijden. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Biologie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Biology is het oordeel voldoende.
1.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
50
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Beschrijving Iedere wetenschappelijk medewerker levert een bijdrage aan het onderwijs. Afhankelijk van de aanstelling kan het aandeel in tijd variëren tussen de 10% voor promovendi tot maximaal 30% voor stafleden. Tevens zijn bij de opleiding twee fulltime docenten betrokken. Eén van hen is een gepromoveerd onderzoeker. Circa 90% van de docenten van de opleiding is gepromoveerd en actief in het onderzoek bij het IBL, NHN, Naturalis, CML of overige Leidse universitaire instituten. De stafleden zijn onderzoekers met een internationale reputatie. In principe zijn dezelfde stafleden betrokken bij het bachelor- en het masteronderwijs. In totaal hebben ongeveer veertig stafleden de eindverantwoordelijkheid voor de onderzoeksstages van circa 130 masterstudenten en 12 doctoraalstudenten (stand 1 april 2009). De dagelijkse begeleiding is over het algemeen in handen van de ongeveer 70 promovendi en 25 postdoctorale medewerkers die deel uitmaken van de bij de opleiding betrokken instituten. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de docenten die verantwoordelijk zijn voor het bacheloren masteronderwijs allen betrokken zijn bij onderzoek. Het eerstejaarsonderwijs wordt volgens het beleid van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen voor een belangrijk deel verzorgd door de hoogleraren. Een deel van de begeleiding in het bacheloronderwijs wordt verzorgd door promovendi. De promovendi zijn met name verantwoordelijk voor de begeleiding van de minionderzoekjes die de studenten in verschillende fasen van de opleiding uitvoeren. Promovendi begeleiden ook de masterstudenten bij hun onderzoek, maar in alle gevallen is daar ook een senior onderzoeker bij betrokken. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving De bacheloropleiding Biologie had op 1 oktober 2008 in totaal 232 studenten. Het aantal studenten dat in april 2009 ingeschreven stond voor de masteropleiding was 130. Voor bacheloropleiding en masteropleiding samen stond in totaal 22 fte onderwijsinzet ter beschikking. De student-stafratio is voor het eerste jaar 22,3 (74 studenten op 3,25 onderwijsfte), voor het tweedejaar 20,3 en voor het derde jaar 8,1. Voor het cursorische onderwijs in de masteropleiding is een student-stafratio van 12,6. De studenten meldden desgevraagd tijdens het bezoek van de commissie aan de opleiding dat er voldoende contacturen geprogrammeerd zijn in de opleidingen. Zij zijn tevreden over de hoeveelheid onderwijs die zij ontvangen en hebben geen klachten over te grote groepen of een gebrek aan begeleiding. Oordeel De commissie constateert dat de student-stafratio krap is. Vooral in het eerste jaar zijn er veel studenten op een beperkt aantal fte’s onderwijs. Niettemin blijkt de opleiding in staat om een
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
51
programma met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De studenten zijn tevreden met het onderwijs dat hun aangeboden wordt. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving Het beleid rond de kwaliteit van de medewerkers wordt bepaald door het faculteitsbestuur in overleg met de wetenschappelijk directeur en de onderwijsdirecteur van de betrokken instituten (IBL, CML of NHN). Hierbij spelen de volgende elementen een belangrijke rol: 1. de personeelsplanning in relatie tot het onderwijs- en onderzoeksprogramma; 2. de werving van nieuw personeel, het soort personeel en de gewenste kwalificaties voor nieuw aan te trekken personeel; 3. onderwijs, training en mobiliteit van het huidige personeel. De FWN streeft naar een evenwichtige leeftijdsopbouw van haar personeel. Zij probeert hiermee bij het werven van nieuw personeel rekening te houden. Bij de werving van nieuwe stafleden probeert de faculteit ook internationaal erkende kandidaten aan te trekken. Ook vanuit het onderwijsconcept van de opleiding Biologie wordt dit volgens het zelfevaluatierapport nagestreefd. De opleiding heeft geconstateerd dat het vinden van docenten voor de meer traditionele basisdomeinen binnen de biologie, zoals morfologie, overzicht van het dieren- en plantenrijk, in toenemende mate een probleem is, omdat de wetenschappelijke staf onvoldoende toegerust is om dergelijke domeinen te onderwijzen. De samenwerking met het Nationaal Herbarium Nederland en met Naturalis ondervangt het probleem voor de genoemde domeinen, omdat deze instellingen de docenten kunnen leveren die bovengenoemde vakken kunnen doceren. Bij de benoeming van wetenschappelijk personeel speelt de beoordeling van de onderwijskwaliteiten door de onderwijsdirecteur een belangrijke rol. Het Leidse tenure tracksysteem legt echter wel een grote nadruk op publiceren en het verwerven van externe fondsen. Dit leidt tot een zeker spanningsveld waar het de onderwijsinzet van medewerkers met een tenure track betreft. Met nieuwe wetenschappelijk medewerkers worden afspraken gemaakt om de onderwijscapaciteiten te bevorderen. Het programma ‘Basiskwalificatie Onderwijs’ (BKO), waarbij de docent in totaal 200 uur aan cursussen volgt, of onderdelen van de BKO, wordt door medewerkers zonder onderwijservaring gevolgd. Onderwijzend personeel voor wie verbetering van bepaalde onderwijscapaciteiten wenselijk is, bijvoorbeeld als dit uit evaluaties gebleken is of als de docent zelf specifieke wensen op dit gebied heeft, wordt een doelgerichte training aangeboden. Elk jaar worden de prestaties van alle medewerkers beoordeeld in de R&O-cyclus. In een jaarlijks gesprek tussen de medewerker en zijn leidinggevende worden afspraken gemaakt over de professionele en persoonlijke ontwikkeling. De opleidingsdirecteur heeft een adviserende taak bij de beoordeling van onderwijzend personeel. Daarnaast kan de opleidingsdirecteur besluiten de lesgevende kwaliteiten van een medewerker te bespreken indien daartoe (bijvoorbeeld uit een cursusevaluatie) de noodzaak blijkt.
52
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Deze evaluaties vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de opleidingscommissie Biologie. In de evaluaties is ook de beoordeling van de individuele docenten opgenomen. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, kan de opleidingscommissie via de onderwijsdirecteur voorstellen tot kwaliteitsverbetering indienen. Oordeel De commissie was onder de indruk van de inzet en het enthousiasme van de docenten. Door deze inzet wordt er een goed programma geboden, waar studenten met plezier aan deelnemen. De commissie beoordeelt het beleid dat gericht is op de bevordering van de didactische kwaliteiten van de medewerkers als positief. De organisatie van het programma is in orde. De reorganisatie van de afdeling heeft ertoe geleid dat sommige expertises die tot de biologie behoren niet meer aanwezig zijn binnen de staf. Dat is naar de mening van de commissie bevredigend opgelost doordat een aantal vakken niet meer door de staf van de afdelingen zelf onderwezen wordt, maar door medewerkers van de instellingen waarmee een samenwerkingsrelatie bestaat, zoals het Nationaal Herbarium Leiden en Naturalis. Naar het oordeel van de commissie is het ook niet nodig dat een afdeling over alle expertises beschikt, als er maar zorg voor gedragen wordt dat de studenten de betreffende specialisaties elders kunnen volgen, of dat er voor het onderwijs in specifieke vakken docenten worden ingehuurd. De opleiding heeft de commissie kunnen overtuigen dat zij daarvoor adequate maatregelen heeft getroffen. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de bacheloropleiding Biologie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Biology is het oordeel voldoende.
1.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De studenten van de opleiding Biologie maken gebruik van de onderwijsfaciliteiten en onderzoeksfaciliteiten van de FWN. De studenten hebben toegang tot laboratoria, collegezalen, ICT-voorzieningen, bibliotheken, zelfwerkplekken, maar ook tot bijvoorbeeld de universitaire sportvoorzieningen. Naast de onderzoeksvoorzieningen, zoals laboratoria en werkgroepruimten, van de betrokken onderzoeksgroepen beschikt de FWN binnen haar gebouwen over 25 collegezalen voor algemeen gebruik. Eén zaal biedt ruimte aan 700 toehoorders, zes zalen zijn geschikt voor grote groepen (van 100 tot 250 toehoorders). De overige achttien zalen worden gebruikt voor colleges en werkcolleges aan kleinere groepen (tot circa dertig personen). Al deze zalen vallen onder het facultaire beheer en zijn in onderwijsluwe perioden ook beschikbaar voor andere activiteiten van de instituten.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
53
Studenten kunnen gebruikmaken van verschillende bibliotheken: de bibliotheek in het Gorlaeus-complex waarin recent de collecties van het IBL zijn ondergebracht, de bibliotheken van het NHN en Naturalis, de bibliotheek van het Mathematisch Instituut, de Waleus-bibliotheek in het LUMC en de Centrale Universiteitsbibliotheek. Ook kunnen de studenten door thuis in te loggen alle universitaire tijdschriften (digitaal) bestuderen. ICT-voorzieningen vormen een regulier onderdeel van de infrastructuur van de faculteiten. ICT-beleid en -begroting worden per faculteit vastgesteld. ICT-coördinatie vindt plaats op facultair niveau, waarbij ook de ICT- & Onderwijsplannen van de opleidingen worden besproken. Blackboard, de elektronische leeromgeving van de Universiteit Leiden, is een belangrijk communicatieplatform dat in toenemende mate onontbeerlijk wordt voor het onderwijs. De elektronische studiegids (e-studiegids) van de opleiding Biologie bevat informatie over aangeboden vakken, vakinhoud en roosters. Studenten dienen zich voor de vakken in te schrijven via de e-studiegids (tot 1 maart 2009) en sinds kort via Blackboard (vanaf studiejaar 2009-2010). Informatie over mogelijke onderzoeksstages wordt voornamelijk gegeven via de instituutswebsites. Projecten voor externe studentenstages, die op onregelmatige basis binnenkomen, worden gepubliceerd op Blackboard. De opleiding stelt de aanschaf van laptops voor eerstejaars studenten sinds 2006 verplicht. Deze laptops kunnen volledig door de ICT-dienst geïnstalleerd worden aangeschaft. In alle onderwijsruimten is een wireless netwerk en een printerfaciliteit beschikbaar. Het onderwijs en de onderwijsorganisatie wordt ondersteund door het opleidingsbureau. Het opleidingsbureau is een onderdeel van het IBL en maakt gebruik van de instituutsfaciliteiten. Het opleidingsbureau bestaat uit: de studiecoördinator, voor organisatorische taken, en een studieadviseur voor de bacheloropleiding. Sinds 1 maart 2009 is er alleen een studieadviseur voor de bacheloropleiding binnen het opleidingsbureau. De studentenadministratie is ondergebracht bij het educatief centrum van de FWN. De commissie heeft een rondleiding gekregen door het Sylvius-laboratorium. Dit gebouw is recent verbouwd en wordt ingericht voor het gebruik door het IBL. Oordeel De commissie ziet het als een positieve ontwikkeling dat het instituut voor een zeer belangrijk deel in één gebouw gehuisvest wordt. Voor de samenhang en de coherentie binnen het instituut is die huisvesting heel belangrijk. In relatie tot het onderwijsconcept ‘studeren in een onderzoeksomgeving’ is de huisvesting van de onderzoeksgroepen in hetzelfde gebouw waar de practica en het onderwijs plaatsvinden van groot belang. De studenten hebben daardoor een ‘thuisbasis’ en voelen zich deel van de academische gemeenschap. Het is zeer te waarderen dat de opleiding zich sterk gemaakt heeft voor deze huisvesting. De commissie zou willen adviseren om ook het eerstejaarspracticum in het Sylvius-laboratorium te huisvesten. Daardoor krijgt het instituut de mogelijkheid om het onderwijsconcept ook in het eerste jaar optimaal uit te voeren.
54
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
De voorzieningen voor de masteropleiding zijn adequaat. Studenten worden voldoende in staat gesteld mee te werken aan onderzoek binnen de onderzoeksgroepen. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving De in de universitaire regeling Bindend Studie Advies vastgelegde studiebegeleiding is zo veel mogelijk toegespitst op de voor de opleiding Biologie specifieke situatie. De studieadviseur verzorgt de introductie en eerste kennismaking met de opleiding en voert (naar behoefte) kennismakingsgesprekken met de eerstejaars studenten, houdt de studievoortgang in de gaten en onderhoudt contact met studenten met studie-, motivatie- of overige problemen. Met name bij de start van het studiejaar houdt de studieadviseur intensief contact met de docente van het basispracticum, die de studenten bijna dagelijks meemaakt, om zo vroeg mogelijk studenten met problemen op te sporen. De opleiding is middelgroot en kenmerkt zich door een informeel karakter waar, mede gezien de vele contacturen, studenten elkaar snel leren kennen en de afstand tot de docenten relatief klein is. Het mentoraat is ingevuld in de vorm van een ‘jaarvertegenwoordiging’, die regelmatig contact heeft met de studentleden van de onderwijscommissie en de blokken evalueert. Op- en aanmerkingen van de eerstejaars worden direct teruggekoppeld. De eerste toetsen vinden al in september of oktober plaats. Voor het eerste studieadvies ontstaat er dus al een realistische indruk van de studievoortgang van een student. Op het moment van het eerste studieadvies zijn alle tentamens van de eerste twee blokken afgerond en heeft een deel van de herkansingen al plaatsgevonden. De studievoortgang en -planning van de tweede- en derdejaarsstudenten wordt eveneens gevolgd. Voor studenten met specifieke belemmerende omstandigheden kunnen persoonlijke studieplannen worden opgesteld. Betrokkenheid, zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid en eigen initiatief van de student worden volgens het zelfevaluatierapport zo veel mogelijk gestimuleerd. De studieadviseur verzorgt tweemaal per jaar de introductie van de masteropleiding aan het begin van elk nieuw semester en voert (naar behoefte) kennismakingsgesprekken met nieuwe studenten (wat vooral belangrijk gevonden wordt door studenten die afkomstig zijn uit het hbo of het buitenland), houdt de studievoortgang in de gaten, onderhoudt contact met studenten met studie-, motivatie- of overige problemen en verwijst zo nodig naar instanties met relevante expertise. Masterstudenten hebben over het algemeen minder begeleiding nodig dan bachelorstudenten, omdat ze al bekend zijn met studeren en student-zijn. Toch maakt ongeveer 80% van de masterstudenten gebruik van de studieadviseur. Zij zoeken de studieadviseur vooral op voor het inwinnen van informatie over specifieke zaken, als studeren in het buitenland of het volgen van vakken buiten de Universiteit Leiden. Er wordt door de opleiding van masterstudenten grote betrokkenheid en een hoge mate van zelfstandigheid verwacht. De begeleiding van masterstudenten is daarom vooral gericht op het dragen van zelfverantwoordelijkheid over de eigen studie. Het plannen van de studie over de twee jaren vormt blijkens de zelfstudie voor een aantal studenten toch nog een probleem.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
55
Oordeel De opleiding zet zich naar de mening van de commissie sterk in voor een goede begeleiding van de studenten in de bacheloropleiding. De opzet van het programma is ook zodanig dat de studenten op diverse momenten in de opleiding individuele begeleiding ontvangen. De studenten zijn van mening dat de docenten zeer open en benaderbaar zijn en altijd bereid zijn om vragen te beantwoorden. Er is zowel aandacht voor de zwakkere als voor de sterkere studenten. In de masteropleiding krijgen de studenten een mentor toegewezen voor begeleiding, wat naar het oordeel van de commissie een goede maatregel is voor deze geïndividualiseerde fase van de studie. De commissie zou echter in overweging willen geven ook voor de studenten in de masteropleiding een studieadviseur aan te wijzen waarop zij een beroep kunnen doen voor specifieke vragen waarvoor zij niet bij de mentor terechtkunnen. Daarnaast blijken de masterstudenten behoefte te hebben aan informatie en begeleiding inzake beroepskeuze anders dan het onderzoek. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Biologie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Biology is het oordeel voldoende.
1.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving Voor een beschrijving van de kwaliteitszorg baseert de commissie zich op het rapport van de visitatiecommissie die de opleidingen van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen heeft beoordeeld in januari 2007. In dat rapport wordt beschreven dat uit de Onderwijskalender blijkt dat het systeem van interne kwaliteitszorg voorziet in verschillende activiteiten die gericht zijn op de evaluatie van het onderwijs, waaronder studenten- en docentenvergaderingen (bijeenkomsten die twee maal per jaar plaatsvinden, waarop het verzorgde onderwijs plenair wordt geëvalueerd en waarop voorstellen of suggesties worden geformuleerd om gesignaleerde problemen of knelpunten op te lossen) en collegeresponsgroepen. In de studentenvergaderingen staan het programma, de docenten en de toetsing centraal, in de docentenvergaderingen ligt de nadruk op de doelen, de resultaten en de evaluatie. De Onderwijskalender bevat een jaarcyclus, waarin alle activiteiten worden opgesomd die in het kader van de kwaliteitszorgcyclus gedurende het studiejaar, eens, meerdere keren of continu worden uitgevoerd. Uit de jaarcyclus blijkt dat elke opleiding vanaf 2006 in november een onderwijsjaarrapport produceert, opgesteld door de opleidingscommissie en de opleidingsdirecteur, waarin de sterke en de zwakke punten van de opleiding worden beschreven. Hierin worden suggesties gedaan om de zwakke punten te verbeteren en wordt ingegaan op het effect van eerder gemaakte afspraken ter verbetering van zwakke punten. In
56
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
de maand mei vindt de roostering plaats van de studenten- en docentenvergaderingen en de collegeresponsgroepen voor het volgende studiejaar. De Onderwijskalender bevat eveneens een uitgebreide beschrijving van de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de partijen die betrokken zijn bij het proces van kwaliteitszorg. Hieronder vallen de decaan c.q. het bestuur van de faculteit, de opleidingsdirecteuren, de opleidingscommissies, de examencommissies en de beroepenveldcommissie. Tijdens het voorbezoek is vastgesteld dat alle opleidingen het onderwijs evalueren met behulp van standaardevaluatieformulieren of tijdens bijeenkomsten van studenten, zoals in semesterresponsgroepen. Uit de notulen van de opleidingscommissies blijkt dat de opleidingscommissies ook in meer of mindere mate aandacht besteden aan de uitkomsten van de evaluaties. De Onderwijskalender heeft tot doel om op hoofdpunten tot uniformering te komen. Het onderwijs in alle opleidingen wordt periodiek geëvalueerd. In principe wordt ieder vak na de toetsing beoordeeld door middel van een schriftelijke enquête, die doorgaans door het ICLON verwerkt wordt. Deze ICLON-enquêtes zijn beschikbaar bij het Educatief Centrum. Oordeel De visitatiecommissie die het cluster van opleidingen binnen de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen heeft beoordeeld, heeft vastgesteld dat het onderwijs binnen de faculteit periodiek geëvalueerd wordt. Voor alle opleidingen functioneren opleidingscommissies en examencommissies en zijn opleidingsdirecteuren verantwoordelijk gesteld voor de kwaliteit van het onderwijs. Verschillende aspecten van het kwaliteitszorgsysteem waren naar het oordeel van die commissie nog niet geheel ‘ingedaald’ op opleidingsniveau. Zo waren de opleidingscommissies onvoldoende bekend bij de studenten en bleken de studenten regelmatig andere wegen te zoeken en te vinden om hun klachten en opmerkingen over het voetlicht te brengen. De commissie Biologie/MST heeft daarom aan dit aspect specifiek aandacht besteed. Zij komt tot de conclusie dat de kwaliteitszorg binnen de opleidingen Biologie de aandacht heeft van de opleidingscommissies en de opleidingsdirecteur en dat het kwaliteitszorgsysteem voldoende in de opleidingen geïmplementeerd is: er wordt geëvalueerd door middel van enquêtes en er wordt elk kwartaal een bijeenkomst gehouden voor studenten en docenten waarin over het onderwijs gesproken wordt. De resultaten van de evaluaties worden besproken in de opleidingscommissies en aan de opleidingsdirecteur voorgelegd. Onderwijsprestaties maken nadrukkelijk deel uit van de R&O-gesprekken met de medewerkers. De commissie constateert dat het systeem van kwaliteitszorg nader is uitgewerkt voor het niveau van de opleiding. Er is de commissie echter niet gebleken dat de examencommissie een taak heeft in de kwaliteitszorg. Naar het oordeel van de commissie zou deze taak nog gedefinieerd moeten worden. De commissie wil hierbij nog opmerken dat zij geen voorstander is van het houden van evaluatie-enquêtes aansluitend aan de tentamens. Naar haar mening gaan emoties dan een te grote rol in de beantwoording spelen. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
57
Beschrijving Voor de beschrijving van dit facet baseert de commissie zich eveneens op het rapport van de clustervisitatiecommissie die de opleidingen van de bètafaculteit heeft beoordeeld. In dat rapport wordt een aantal maatregelen beschreven die op basis van evaluaties genomen zijn. Tijdens het bezoek aan de opleidingen Biologie en MST heeft de commissie Biologie/MST gesproken over maatregelen die bij de opleidingen Biologie geleid hebben tot verbetering. Oordeel Uit diverse gesprekken en voorbeelden is het de commissie gebleken dat de opleiding direct werk maakt van problemen en actiepunten die in de evaluaties naar voren zijn gekomen. Door de korte lijnen tussen opleidingsdirecteur, opleidingscommissies, docenten en studenten worden verbeteringen vaak al toegepast in hetzelfde jaar waarin de knelpunten gesignaleerd zijn. Er spreekt uit de inzet van opleidingsdirecteur en docenten een houding die gericht is op optimalisatie van de opleiding. Van docenten wordt verwacht dat ze in gesprek gaan met de studenten over de kwaliteit van het onderwijs en dat gebeurt ook. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is goed.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving In het rapport over de beoordeling van de opleidingen van de faculteit staat de betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij de kwaliteitszorg beschreven. De commissie Biologie/MST heeft met de opleiding gesproken over de betrokkenheid van deze stakeholders bij de opleidingen Biologie. Hieruit is gebleken dat studenten en docenten actief betrokken zijn bij de kwaliteitszorg, onder andere in de opleidingscommissie. Met de alumni wordt door de opleiding contact onderhouden. Contacten met het beroepenveld vinden op diverse wijzen plaats, zowel door samenwerking in onderzoeksprojecten, als door uitwisseling met scholen in het voortgezet onderwijs. Oordeel Docenten en studenten zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg. De betrokkenheid van de alumni en het beroepenveld zou nog verstevigd kunnen worden door alumni en beroepenveld een taak te geven in de kwaliteitszorg en hen regelmatig te bevragen over de kwaliteitseisen die aan de opleiding gesteld moeten worden. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Biologie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Biology is het oordeel voldoende.
58
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
1.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De bachelorscriptie en -onderzoeksstage vormen de afsluiting van de leerlijnen ‘leren onderzoeken’ en ‘algemene vaardigheden’. Tijdens de bachelorstage werkt de student in een onderzoek naar keuze en maakt gedurende zijn onderzoek deel uit van die onderzoeksgroep. De bachelorstage is een gestructureerde, eerste kennismaking met het zelfstandig uitvoeren van onderzoek. Deze kennismaking vindt plaats onder begeleiding van een promovendus, postdoc en/of staflid en wordt afgerond met het schrijven van een bachelorthesis. In een aantal gevallen is het bacheloronderzoek zo succesvol, dat de betrokken studenten medeauteur zijn geworden van een publicatie in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Binnen de eigen masteropleiding van de Universiteit Leiden blijken bachelorstudenten over ruim voldoende kennis en vaardigheden te beschikken om een soepele overgang te maken naar de Leidse masteropleiding Biology. Binnen de masteropleiding vormt de onderzoeksstage het centrale en belangrijkste onderwijselement. Iedere masterstudent schrijft uiteindelijk een masterthesis of twee mastertheses als afstudeerwerk. Een belangrijk verschil tussen de bachelor- en masteronderzoeksstage is de mate van zelfstandigheid waarmee de stage wordt uitgevoerd. Dit komt onder meer tot uiting in het belang dat gehecht wordt aan eigen inbreng, initiatief en creativiteit. De criteria waarop de onderzoeksstage geëvalueerd wordt, omvatten de voorbereiding voor het onderzoek, het gebruik van literatuur, het praktische werk, het verzamelen, de verwerking en de interpretatie van resultaten, de mondelinge en schriftelijke rapportering, de werkhouding en mate van zelfstandigheid bij het uitvoeren van het werk. In een bijlage bij het zelfevaluatierapport is een overzicht gegeven van de studenten die medeauteur zijn van een wetenschappelijke publicatie in een internationaal gerefereerd tijdschrift of die een (poster-)presentatie hebben verzorgd op een nationaal of internationaal wetenschappelijk congres. Volgens het zelfevaluatierapport zijn buitenlandse masterstudenten meer dan eens als excellent aangemerkt, waardoor zij uit het nationale pretentieuze Huygens Scholarship Program een Huygens Talentbeurs of van het Leids Universitair Fonds een LUF scholarship ontvingen. In het zelfevaluatierapport staat eveneens vermeld dat de Unilever Research prijs in 2005 en in 2007 gewonnen is door een Leidse masterstudent Biology, dat een doctoraal student genomineerd is voor de Academische Jaarprijs 2006-2007 en dat recentelijk een masterstudent voorgedragen is door de Universiteit Leiden voor de ECHO β-Techniek Award (2009). Ook binnen het NWO Top Talent Programma zijn door Leidse Biologiealumni beurzen verworven. De commissie heeft zes bachelortheses en zes bachelorscripties bestudeerd. Daarnaast heeft zij eveneens zes mastertheses bestudeerd. Tijdens het bezoek aan de opleiding heeft zij de meest recente afstudeerwerken ingekeken. Tijdens de gesprekken met de alumni en de masterstudenten is het niveau dat zij in de studie bereikt hebben, besproken.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
59
Oordeel De studenten en alumni bleken positief over wat ze geleerd hadden in respectievelijk zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding. Van de scriptie en de afstudeerwerken die de commissie gezien heeft was het niveau dat door de studenten bereikt is over het algemeen voldoende. Op basis van de gelezen afstudeerwerken kan de commissie constateren dat zowel de bachelorstudenten als de masterstudenten aan de eindkwalificaties van de opleiding voldoen. Eén afstudeerwerk werd door de commissie als onvoldoende beoordeeld. Van de andere werken vond de commissie de becijfering weliswaar soms wat te hoog en soms wat te laag, maar zij was van mening dat werkstukken terecht als voldoende zijn beoordeeld. Zoals eerder gesteld onder F5 en F11, zijn de doelstelling en de leerdoelen van de bachelorstage nog onvoldoende uitgewerkt en beveelt de commissie aan daar enige aandacht aan te besteden. Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving Het propedeuserendement, het postpropedeuse-bachelorrendement en het bachelorrendement als geheel over de jaren 2002 tot 2007 zijn in het zelfevaluatierapport als volgt weergegeven: na één jaar heeft circa 60% van de studenten de propedeuse behaald en na twee jaar meer dan 70%. Berekend over de cohort, die een positief studieadvies heeft gekregen na één jaar, heeft na vier jaar 60% van de studenten het bachelordiploma behaald. Deze rendementcijfers zijn iets lager dan door de FWN gewenst wordt. Na het behalen van het propedeusediploma verlaat een deel van de studenten de opleiding. Indien het aantal bachelordiploma’s wordt berekend over het aantal studenten dat na het behalen van het propedeusediploma nog ingeschreven staat voor de opleiding Biologie, de zogenaamde postpropedeusecohort, dan blijkt dat het bachelorrendement binnen vier jaar ruim 70% is. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat de meerderheid van de masterstudenten binnen twee jaar de opleiding heeft afgesloten. Na tweeënhalf jaar heeft bijna 80% van het aantal masterstudenten het masterdiploma behaald. Hiermee is het door de FWN gewenste rendement niet behaald. Na drie jaar heeft echter meer dan 95% van de studenten het diploma behaald. Studenten uit het buitenland of afkomstig van een andere Nederlandse universiteit zijn het meest vlot in de studie. Het minst snel studeren studenten met een hbovooropleiding. Het aantal masterdiploma’s dat jaarlijks wordt uitgedeeld schommelt tussen de zestig en zeventig. Oordeel Het rendement dat de bacheloropleiding behaalt is naar het oordeel van de commissie erg goed en kan dienen als een voorbeeld voor andere opleidingen. De opleiding haalt haar eigen streefcijfers bijna. Ook de masteropleiding voldoet na drie jaar aan haar eigen streefcijfer.
60
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Bacheloropleiding Biologie: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Biology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Biologie is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Biology is het oordeel voldoende.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
61
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Biologie: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
62
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Masteropleiding Biology: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
Onderwerp 3. Inzet van personeel
Oordeel Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing Facet 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Biologie en de masteropleiding Biology De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Biologie voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Biology voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
63
64
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
2.
Rapport over de bacheloropleiding Molecular Science and Technology van de Universiteit Leiden en Technische Universiteit Delft
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Molecular Science and Technology 59308 bachelor wo 180 EC Bachelor of Science voltijd Leiden, Delft 29 november 2010
Het bezoek van de visitatiecommissie Biologie/MST aan de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden en en de Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft vond plaats op 15 en 16 oktober 2009. 2.0.
Structuur en organisatie van de faculteit
De Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, Universiteit Leiden (FWN) bestaat uit acht onderzoeksinstituten en een centrale bestuursorganisatie. Elk onderzoeksinstituut vertegenwoordigt een bètawetenschappelijke discipline en is verantwoordelijk voor één of meer bachelor- en masteropleidingen. De facultaire samenwerking uit zich onder meer in het onderzoeksthema ‘BioScience, organisatie en gedrag van levende materie’, maar betreft ook onderwijs en organisatie. Zo zijn bijvoorbeeld de beheersstructuur, het personeelsbeleid, de kwaliteitszorg en de onderwijsregelgeving voor alle instituten dezelfde. In toenemende mate biedt de Faculteit opleidingen aan samen met de Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft. De Universiteit Leiden en de TU Delft zijn op natuurwetenschappelijk gebied complementair en omvatten samen het totale pakket van fundamenteel, strategisch en toegepast bètaonderzoek. De onderwijsorganisatie van zowel de Leidse als de Delftse faculteit heeft drie lagen: • • •
faculteit, opleiding, docenten en studenten.
Leiden heeft een vierhoofdig faculteitsbestuur waarin de vice-decaan de portefeuille Onderwijs beheert. In Delft bestaat het bestuur uit een decaan en afdelingsvoorzitters. Omdat QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
65
onderzoek en onderwijs in beide faculteiten geïntegreerd zijn, bestaat er geen strikte bestuurlijke scheiding voor beide taken. De portefeuillehouder Onderwijs (Leiden) en de decaan (Delft) nemen de facultaire en universitaire onderwijsstrategie voor hun rekening. Elke opleiding heeft een opleidingsdirecteur (OD). In de praktijk houdt de OD zich bezig met de opzet en het aansturen van het onderwijsproces van de bachelor- en masteropleidingen. Alle opleidingsdirecteuren vergaderen eens per zes weken onder voorzitterschap van de Leidse portefeuillehouder Onderwijs. De hoofden van het Educatief Centrum (Leiden) en Onderwijs en Studentenzaken (O&S; Delft) houden zich bezig met de organisatie en regelgeving binnen de opleidingen, en met algemene zaken zoals cijferregistratie en internationalisering. In Leiden worden studentenzaken behartigd door het student-lid van het Faculteitsbestuur en door de studentenfractie van de Faculteitsraad, in samenwerking met de studieverenigingen. Delft kent gedeelde medezeggenschap en de facultaire studentenraad is de schakel met studenten en met de studieverenigingen. Ook is ze betrokken bij facultaire communicatie. Elke opleiding heeft een opleidingscommissie (OC) en een examencommissie, waarvan taken en bevoegdheden bij de wet zijn geregeld. Elke masteropleiding heeft een toelatingscommissie. Naar bevinden laat de OD zich adviseren door additionele commissies, zoals de beroepenveldcommissie. Docenten en studenten zijn vertegenwoordigd in de OC, in de facultaire studentenraad, de voorlichtingscommissie en eventuele andere commissies. De docenten zijn vertegenwoordigd in de examencommissie. De eindverantwoordelijkheid voor de onderwijsorganisatie, de wet- en regelgeving, de uitvoering van het universitaire onderwijsbeleid en het financiële beleid ligt zowel in Leiden als in Delft bij de decaan, binnen het mandaat van de Colleges van Bestuur. De Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden en de Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de Technische Universiteit Delft bieden sinds september 2006 samen één chemie-bacheloropleiding aan: Molecular Science and Technology (MST). Zeven jaar na de succesvolle introductie van de eveneens gemeenschappelijke opleiding Life Science and Technology (LST) in 1999 hebben de beide instellingen de bacheloropleidingen Scheikunde, Sustainable Molecular Science and Technology (SMST), en Scheikundige Technologie en Bioprocestechnologie (STBT) programmatisch gebundeld in de opleiding MST. Het studieprogramma van MST vertegenwoordigt daarmee een moderne brede chemieopleiding, waarin fundamentele en toegepaste chemie zijn vertegenwoordigd met een gezamenlijke propedeuse als basis. De aard van de drie oorspronkelijke opleidingen komt tot uiting in de verschillende bacheloruitstroomvarianten. 2.1.
Het beoordelingskader
2.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
66
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Beschrijving De Universiteit Leiden en de TU Delft hebben strategische documenten gepubliceerd, die richting geven aan het toekomstig onderwijs van beide universiteiten: ‘Focus op onderwijs’ (Delft) en ‘Kiezen voor talent’ (Leiden). Beide strategische kaders hebben veel gemeenschappelijke elementen. De volgende punten worden in het zelfevaluatierapport aangegeven als uitgangspunten voor het onderwijs: • • • •
•
De verwevenheid van onderwijs en onderzoek waarborgt de academische signatuur van het wetenschappelijk onderwijs (onderwijs wordt gevoed door onderzoek). Hoogwaardig onderwijs en onderzoek vergroten de aantrekkingskracht voor getalenteerde studenten en onderzoekers. Samenwerking met andere universiteiten moet worden gestimuleerd om nationaal en internationaal een rol van betekenis te kunnen spelen. Studenten wordt een inspirerend academisch klimaat geboden. Dit houdt onder andere in: meer aandacht voor de aansluiting vwo-wo, mogelijkheid voor verbreding in de bachelorfase, hoge eisen stellen aan studenten, nadruk op de eigen verantwoordelijkheid, aandacht voor de beste studenten (onder meer door honours tracks). Rendementen in het onderwijs moeten worden verhoogd: meer studenten moeten hun BSc- en MSc-diploma halen en in een kortere periode.
De bacheloropleiding Molecular Science & Technology beoogt: • • • • • • • •
studenten op te leiden en voor te bereiden op een aansluitende masteropleiding en de arbeidsmarkt; studenten vroegtijdig met wetenschappelijk onderzoek kennis te laten maken; interdisciplinaire samenwerking te stimuleren; vaardigheden, kennis en inzicht te ontwikkelen in het vakgebied, waarbij inzicht als belangrijkste geldt; onderwijs te bieden dat studentgericht is en voldoet aan nationale en internationale kwaliteitscriteria; studenten de mogelijkheid te bieden om naast hun specialisme een semester aan een andere discipline te besteden; studenten de mogelijkheid te bieden een deel van hun academische vorming op te doen in internationaal verband; een inspirerende academische leeromgeving en studeerbare paden aan te bieden aan een veeleisende en heterogeen samengestelde studentenpopulatie.
De algemene doelstelling van de bacheloropleiding luidt: •
het bijbrengen van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden om de afgestudeerde in staat te stellen om onder supervisie, op academisch niveau, een bijdrage te leveren aan het herkennen, aandragen en oplossen van vraagstukken op een deelgebied van de natuurwetenschappen, en binnen de discipline en haar grensgebieden met succes een masteropleiding te kunnen volgen.
De opleiding MST neemt als uitgangspunten de door Meijers et al. (2005) geformuleerde zeven genoemde competentiegebieden in zijn boekje getiteld: Academische Criteria Bachelor en QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
67
Master Curricula. Deze criteria sluiten volgens het zelfevaluatierapport aan bij de huidige eisen van accreditatie van wo-bacheloropleidingen en overlappen met de genoemde nationale en internationale formuleringen (inclusief Dublin-descriptoren). In het zelfevaluatierapport zijn de volgende eindtermen voor de bacheloropleiding MST opgenomen: 1. In de major (kernprogramma en specialisatie) van de opleiding bouwt de student een gedegen basiskennis op, die hem in staat stelt om in het vakgebied te werken of zich verder te specialiseren in een vervolgopleiding. Naast disciplinaire kennis binnen het werkgebied worden algemene academische vaardigheden aangeleerd als het opzetten van een onderzoek, methodologie van onderzoek, theorie- en modelvorming, besluitvorming en waarheidsvinding. De opleiding stelt zich ten doel de interesse van de student zodanig te voeden en stimuleren dat hij gemotiveerd een aansluitende vervolgopleiding kiest. In zijn verdere studie of loopbaan zal de student actief kennis van het vakgebied tot zich blijven nemen en visie en opvattingen blijven bijstellen naar aanleiding van nieuwe theorieën en bevindingen. 2. De opleiding heeft gekozen om studenten vroegtijdig met wetenschappelijk onderzoek te laten kennismaken. Vanaf het eerste studiejaar maakt de student kennis met moderne praktische technieken en onderzoeksmethoden en een afsluitend bacheloreindproject in het laatste jaar dat bestaat uit zelfstandig onderzoek gedurende tien (fulltime) weken. De student wordt gestimuleerd om niet alleen informatie te vergaren uit wetenschappelijke literatuur en andere openbare bronnen, maar deze ook te interpreteren en te gebruiken bij het opstellen van eigen onderzoekshypothesen die vervolgens aan de hand van ‘experimenten’ worden getoetst. 3. De student is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied), met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. 4. Na de opleiding is de student in staat om met andere vakdeskundigen samen te werken en een brug te kunnen slaan tussen meer disciplinair gerichte teamgenoten. Niet alleen moet met andere specialisten binnen en buiten het eigen vakgebied kunnen worden gecommuniceerd om kennis te kunnen delen en een geïntegreerde visie op te bouwen, ook communicatie naar leken moet van voldoende niveau zijn om de maatschappelijke interesse en betrokkenheid bij het vakgebied te kunnen voeden. 5. De student maakt kennis met modern wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast wordt bij een aantal studieonderdelen een wetenschappelijke presentatievorm gekozen (presentatie, poster, artikel). Zo leert de student het belang van een wetenschappelijke werkhouding en daar wordt hij ook op beoordeeld. Tijdens het programma worden niet alleen geldende modellen behandeld, maar wordt ook aandacht besteed aan tekortkomingen, normatieve componenten en beperkingen in de bruikbaarheid van deze modellen. De student wordt geleerd met deze aspecten rekening te houden bij het zelf opstellen van modellen of het doen van wetenschappelijk onderzoek. Daarbij is ook de impact van nieuw gegenereerde of op modellen gebaseerde kennis van belang. De student leert in te zien dat wetenschap nooit ‘voltooid’ is en dat het altijd nodig is vakkennis up-to-date te houden en een onderzoek te baseren op de meest recente kennis die op een bepaald moment voorhanden is. 6. Voor het oplossen van concrete vraagstukken is de student in staat om op basis van zijn opgedane kennis een ontwerp en/of een (wiskundig) model te maken. Bij de definiëring hiervan wordt de vakinhoudelijke kennis als grondslag genomen, maar wordt van de student ook verwacht dat hij zelfstandig afwegingen maakt met betrekking tot de complexiteit van het model en de praktische toepassing ervan en dat hij zich ervan 68
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
vergewist of de afwijkingen tussen de realiteit en het model en/of ontwerp acceptabel zijn. De student leert om in teamverband ontwerpen/modellen aan te passen en bij te stellen op basis van vakinhoudelijke kritiek van deskundigen. Studenten die kiezen voor een technische specialisatie komen meer in aanraking met (technische) ontwerpvaardigheden, terwijl studenten die kiezen voor de scheikundespecialisatie meer met ‘moleculen ontwerpen’ in aanraking komen. 7. In de opleiding Molecular Science and Technology wordt studenten geleerd dat wetenschap en technologie niet zijn geïsoleerd en altijd een temporele en maatschappelijke context hebben. Opvattingen en methoden hebben hun herkomst; beslissingen hebben maatschappelijke consequenties in de tijd. Een academicus is zich hiervan bewust en heeft de competentie deze inzichten te integreren in zijn of haar wetenschappelijk werk. Oordeel Het profiel van de bacheloropleiding Molecular Science and Technology, namelijk dat de opleiding beoogt een combinatie te leggen tussen technologie en algemene scheikunde, is origineel en zeer aansprekend. Naar het oordeel van de commissie kan aan dit profiel een voorbeeld genomen worden. De doelstellingen van de opleiding en de daaruit voortvloeiende eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen van zowel de scheikunde als de scheikundige technologie. De opleiding beschrijft in de zelfstudie het onderwijsconcept en de opleidingsvisie die ten grondslag liggen aan het programma. Beiden liggen in lijn met de eindkwalificaties zoals door de opleiding omschreven en hierboven weergegeven. De eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen die daaraan door vakgenoten gesteld worden. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving De opleiding beschrijft in het zelfevaluatierapport dat de eindtermen die onder F1 zijn beschreven zich als volgt verhouden tot de Dublin-descriptoren, de algemene internationaal geaccepteerde beschrijving van de kwalificaties van een afgestudeerde bachelorstudent: Dublin-descriptoren 1. Kennis en inzicht 2. Toepassing van kennis en inzicht 3. Oordeelsvorming 4. Communicatie 5. Leervaardigheden
Eindtermen 1. Disciplinaire bagage / 2 Onderzoeken/ 5. wetenschap beoefenen 2. Onderzoeken / 3 Redeneren en reflecteren/ 6. ontwerpen 3. Redeneren en reflecteren/ 7. terugkijken en vooruitkijken 4. Samenwerken en communiceren 7. Terugkijken en vooruitkijken
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
69
Oordeel De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport aangegeven hoe de eindkwalificaties zich verhouden tot de Dublin-descriptoren en tot de academische criteria van Meijers et al. Het gebruik van het Leids register voor de niveaubeschrijving van de cursussen en de toepassing van de niveaus in de samenstelling van de programma’s, dragen er naar het oordeel van de commissie toe bij dat het niveau in de eindtermen in voldoende mate wordt omschreven. Daarmee is volgens de commissie voldoende aangetoond dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemene internationaal erkende beschrijvingen van de kwalificaties van een bacheloropleiding. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving Het zelfevaluatierapport beschrijft dat de bacheloropleiding Molecular Science & Technology een breed academisch (wetenschappelijk) studieprogramma is met een major van 150 EC (kernprogramma en afstudeerrichting) en een minor van 30 EC. De opleiding heeft een programma met meerdere keuzemomenten. De student wordt op deze wijze in de gelegenheid gesteld een studiepad te kiezen dat aansluit bij zijn/haar interesse en kwaliteiten. De bacheloropleiding MST geeft toegang tot Leidse en/of Delftse masteropleidingen, zoals de masteropleidingen Chemistry (Leiden), Chemical Engineering (Delft), Biochemical Engineering (Leiden), Life Science and Technology (Delft of Leiden); alle Nederlandse masteropleidingen Chemie en Chemische Technologie; andere nationale en internationale masteropleidingen. Bachelorstudenten worden door de faculteiten niet aangemoedigd om met een bachelordiploma de arbeidsmarkt op te gaan. De faculteiten voeren geen actief beleid op dit gebied. Zij worden daarin ondersteund door het afnemend veld, dat zeer verdeeld is over de loopbaanmogelijkheden van (academische) bachelors. Op dit opleidingsniveau heeft het, voor de faculteiten relevante, afnemend veld een grote voorkeur voor gediplomeerden van een hogere beroepsopleiding, vanwege hun afgeronde en beroepsgerichte opleiding. Universitaire studenten worden voor de arbeidsmarkt over het algemeen pas interessant met een masterdiploma of een afgerond promotieonderzoek. Oordeel Naar het oordeel van de commissie is de bacheloropleiding MST zeer goed georiënteerd op het internationale wetenschappelijke veld. De eindtermen van de opleiding sluiten aan op de eisen die daaraan gesteld worden vanuit de scheikunde en de scheikundige technologie. De academische competenties die van de bachelorstudent verwacht worden zijn goed omschreven. Dat blijkt uit de omschrijving in de eindtermen dat de studenten naast disciplinaire kennis binnen het werkgebied algemene academische vaardigheden worden aangeleerd zoals het opzetten van een onderzoek, methodologie van onderzoek, theorie- en
70
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
modelvorming, besluitvorming en waarheidsvinding. De opleiding heeft gekozen om studenten vroegtijdig met wetenschappelijk onderzoek te laten kennismaken. Vanaf het eerste studiejaar maakt de student kennis met moderne praktische technieken en onderzoeksmethoden en een afsluitend bacheloreindproject in het laatste jaar, dat bestaat uit zelfstandig onderzoek gedurende tien (fulltime) weken. De student wordt gestimuleerd om niet alleen informatie te vergaren uit wetenschappelijke literatuur en andere openbare bronnen, maar deze ook te interpreteren en te gebruiken bij het opstellen van eigen onderzoekshypothesen die vervolgens aan de hand van ‘experimenten’ worden getoetst. Naar het oordeel van de commissie oriënteert de opleiding zich in het bijzonder op de wetenschap en doorstroom van de studenten naar masteropleidingen. De afgestudeerde bachelorstudent heeft toegang tot verschillende masteropleidingen. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Molecular Science and Technology is het oordeel voldoende. 2.1.2. Programma Beschrijving van de programma’s De huidige bacheloropleiding Molecular Science & Technology bestaat uit een major (150 EC) en een minor (30 EC). De major is opgebouwd uit een kernprogramma van 90 EC dat door alle studenten wordt gevolgd en een afstudeerrichting van 60 EC. De minor (30 EC) is een samenhangend pakket van studieonderdelen dat de student kan kiezen ter verbreding of verdieping van zijn/haar studie. De minoren zijn ingeroosterd in de eerste helft van het derde studiejaar. Het eerste studiejaar omvat een breed spectrum van vakken dat de studenten voorbereidt om een overwogen keuze te maken voor de major. Het gemeenschappelijke kernprogramma omvat de basisvakken op het gebied van de wiskunde, natuurkunde, (bio)chemie, technologie en vakken gericht op maatschappij, duurzaamheid en algemene vaardigheden. Het praktische onderwijs is ingericht volgens het principe ‘leren onderzoeken’. Dit betekent dat de student vanaf het begin van de studie praktisch bezig is. Het is een onderwijsconcept waar de student volgens het ‘meester-gezel’-principe academisch wordt gevormd. In het centraal georganiseerde basispracticum in het eerste semester leert de student de belangrijkste basisvaardigheden, zoals die door de verschillende onderzoeksdisciplines in Leiden en Delft worden gehanteerd. In een project van 6 EC aan het eind van het eerste studiejaar neemt de student deel aan lopend onderzoek dat in een van de researchgroepen in Leiden of Delft wordt uitgevoerd. Voor het tweede studiejaar maakt de student een keuze voor een van de aangeboden afstudeerrichtingen Scheikunde of Technologie. Studenten die meer het accent op duurzaamheid willen leggen kunnen een combinatie kiezen van Scheikunde met duurzaamheid of Technologie en duurzaamheid. Dit is een extra afstudeerrichting, waarbij studenten hun minorruimte invullen met vakken op het gebied van ‘Sustainable Molecular Science & Technology’.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
71
De afstudeerrichting Scheikunde omvat een gevarieerd pakket studieonderdelen waarvan onderzoek een essentieel bestanddeel is. Deze major omvat naast de verplichte kernvakken vakken die gericht zijn op drie deelgebieden van de chemie: theoretisch/fysische chemie, synthetische chemie en biochemie. Circa 40% van de studenten kiest deze richting. De afstudeerrichting Technologie is gericht op het opleiden van chemisch en biotechnologen, waarbij naast onderzoeksvaardigheden ook ontwerpvaardigheden van belang zijn. Naast de kernvakken omvat het programma wiskunde, aspecten van de procestechnologie en een introductie in de chemische nanotechnologie. Circa 60% van de studenten kiest deze richting. De afstudeerrichting Duurzaamheid is opgebouwd uit vakken die naast de vakinhoudelijke aspecten van duurzaamheid (bijvoorbeeld waterstofeconomie, brandstofcellen, zonnecellen, levenscyclusanalyse en duurzame productieprocessen) ook meer maatschappelijk gerichte vakken omvatten (bijvoorbeeld ethiek of politiek en duurzaamheid). Circa 15% van de studenten kiest deze richting (als aanvulling op de richting scheikunde of technologie) Het derde studiejaar start met een verbredende of verdiepende minor. Gedurende een semester volgt de student een samenhangend studiepakket van zijn/haar keuze. De inhoud van deze minoren kan zeer uiteenlopend zijn. Voorbeelden zijn: Study Abroad (bijvoorbeeld Imperial College, ETH Zurich), Management van Industriële Operaties (Werktuigbouw/Delft), Technology Based Entrepreneurship (TBM/Delft), vrije minoren (Biologie/Leiden, Taalwetenschappen/Leiden). Een belangrijk onderdeel van elke major is het studieonderdeel ‘Leren Onderzoeken (LO)’, dat onder te verdelen is in vier projecten: LO1, LO2, LO3 en LO4. Nadat de student succesvol zijn practicum basisvaardigheden (6 EC) in het eerste semester heeft afgerond, volgt in ieder semester (behalve het vijfde semester waar de student de minor volgt) een periode waarin de student meewerkt aan wetenschappelijk onderzoek in Leiden of Delft of een product/procesontwerp uitvoert (dit laatste alleen in richtingen Technologie en Duurzaamheid). Zo komt de student in aanraking met de verschillende vakgebieden en onderzoeksmethoden en leert om vraagstukken op wetenschappelijk verantwoorde wijze op te lossen. De eerste drie projecten hebben ieder een omvang van vijftien of zestien hele werkdagen. In het afsluitende onderzoeksproject ‘Leren Onderzoeken 4’ worden de opgedane kennis en onderzoekservaring geïntegreerd in een zogenaamd bacheloreindproject. Dit afsluitende studieonderdeel, waarin de student zelfstandig en individueel onderzoek verricht, heeft een omvang van circa drie maanden (18 EC). Tijdens de bacheloropleiding wordt in ieder studiejaar aandacht geschonken aan mondelinge en/of schriftelijke presentatievaardigheden, resulterend in het eindverslag van de bachelorstage (bacheloreindproject) en een mondelinge presentatie hiervan. Door de verschillende keuzemomenten in de bacheloropleiding heeft de gediplomeerde MST-student toegang tot een groot aantal masteropleidingen die verschillende universiteiten aanbieden. Voorbeelden zijn Chemistry, Chemical Engineering, Life Science & Technology, Science Education & Communication, Sustainable Energy & Technology en diverse andere masteropleidingen in binnen- en buitenland. In het zelfevaluatierapport is een overzicht gegeven van de verschillende studieonderdelen in het programma.
72
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving Het wetenschappelijke karakter van het onderwijs wordt volgens de zelfstudie bepaald door de docenten die het onderwijs verzorgen en de mate waarin studenten de kans in hun opleiding krijgen om te denken en te functioneren als ‘jonge wetenschappers’. Omdat onderzoek en onderwijs bij de faculteiten in Leiden en Delft geïntegreerd is, zijn (uitsluitend) wetenschappelijk onderzoekers betrokken bij het onderwijs. Op initiatief van de opleidingsdirecteur bepalen de opleidingsdirecteur en de wetenschappelijk directeur (in Leiden) dan wel de afdelingsvoorzitter (in Delft) welke docenten ingezet worden voor een optimale uitvoering van het onderwijsprogramma. In samenspraak met de wetenschappelijk directeur/afdelingsvoorzitter worden de onderwijstaken van de staf en overige medewerkers vervolgens ingevuld. Op deze wijze komen studenten direct in contact met wetenschappers en wordt studenten een academische denkwijze bijgebracht. Daarnaast gebeurt dit intensief in (vrijwel) ieder semester, wanneer studenten participeren als ‘jonge onderzoekers’ in een onderzoeksgroep in Leiden of Delft. Dit past in de leerlijn: ‘leren onderzoeken’. De onderzoeksprojecten in het eerste en tweede studiejaar worden uitgevoerd in vrijwel alle onderzoeksgroepen van het Leiden Institute of Chemistry (LIC), de afdeling DCT (DelftChemTech) en de afdeling Biotechnologie (BT). Daarnaast werken enkele onderzoeksgroepen mee uit de Delftse afdelingen Radiation, Radionuclides, Reactors (R3), Multiscale Physics (MSP) en van de afdeling Process & Energy (P&E) van de Faculteit 3mE. Opvallend is dat meer dan voorheen stafleden uit de volledige breedte van het onderzoek betrokken zijn bij het onderwijs aan eerstejaarsstudenten. Als regel worden twee tot vier studenten door een promovendus begeleid onder supervisie van een staflid. Per jaar worden er op deze wijze gemiddeld vijftig projecten gerealiseerd onder leiding van circa dertig verschillende promovendi. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleiding een toelichting gekregen op het programma en inzicht gekregen in de wijze waarop de opleiding vorm heeft gegeven aan het opleidingsconcept: ‘studeren in een onderzoeksomgeving’, of volgens de Delftse variant ‘leren onderzoeken’. Oordeel De commissie vindt de wijze waarop er vormgegeven is aan het concept ‘leren onderzoeken’ in de opleiding zeer positief. Er wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. De studenten leren door deel te nemen aan verschillende onderzoeken in de verschillende fasen van de opleiding de nodige onderzoeksvaardigheden, maken kennis met het onderzoek dat door de afdeling verricht wordt en nemen op die manier ook kennis van de meest actuele wetenschappelijke theorieën. De vormgeving van de leeronderzoeken in de opleiding is naar het oordeel van de commissie goed en zorgvuldig uitgewerkt.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
73
Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving Het curriculum van de opleiding MST bevat een major die bestaat uit een verplicht deel voor alle studenten en een specialisatie of afstudeerrichting. De opleiding MST heeft drie afstudeerrichtingen: Scheikunde, Technologie en Duurzaamheid. De laatste richting kan alleen gekozen worden in combinatie met scheikunde of technologie, de op duurzaamheid gerichte vakken worden aangeboden in de minorkeuzeruimte. Door de keuze voor een major-minorsysteem en een focus op scheikunde, technologie en duurzaamheid kent de opleiding de volgende leerlijnen: •
Ondersteunende vakken: wiskunde en natuurkunde. Het betreft hier de wiskunde- en natuurkundevakken die zijn opgenomen in het programma. Alle studenten krijgen de basisvakken wiskunde 1A, 1B en 1C. Deze vakken zijn niet alleen noodzakelijk voor het aanleren van abstract denken, maar ondersteunen direct de vakken uit het eerste studiejaar: kwantumchemie, chemische thermodynamica en procestechnologie. Uiteraard wordt de kennis van de ondersteunende vakken ook bij verplichte tweedejaars- en derdejaarsvakken gebruikt. Voorbeelden zijn fysische chemie en kinetiek, chemische biotechnologie en statistiek en de vakken in de major scheikunde statistische thermodynamica en theoretische chemie. De studenten die kiezen voor de major technologie krijgen nog een uitbreiding van de wiskunde in de vorm van lineaire algebra en differentiaalvergelijkingen. Deze kennis wordt direct toegepast in de aansluitende vakken fysische transportverschijnselen, scheidingstechnologie en procestechnologie 2.
•
Algemene vaardigheden De verwerving van algemene vaardigheden is geïntegreerd in de vakken van het curriculum. Het betreft hier onder andere samenwerkingsvaardigheden, schrijf- en presentatievaardigheden, groepsdiscussie en ICT-vaardigheden. In ieder studiejaar wordt aan deze vaardigheden aandacht besteed.
•
Moleculaire wetenschappen Alle studenten krijgen een basis in de chemie. Het betreft hier vakken die in alle scheikundecurricula in Europa zijn opgenomen, te weten: algemene en analytische chemie, organische en anorganische chemie, fysische en theoretische chemie en biochemie/moleculaire biologie (in theorie en praktijk).
•
Technologie Het kernprogramma bevat een beperkt aantal technologische vakken waaronder de basisvakken Procestechnologie 1 en Chemische biotechnologie. De specialisatie technologie begint met een uitbreiding van de wiskundebasis, gevolgd door vakken als bijvoorbeeld procestechnologie 2 en fysische transportverschijnselen.
74
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
•
Duurzaamheid, Milieu en Maatschappij In het eerste jaar wordt het begrip duurzaamheid geïntroduceerd, het tweede studiejaar bevat het studieonderdeel Milieu, Veiligheid en Maatschappij en in het derde jaar het vak Maatschappelijk verantwoord ondernemen. Studenten die zich verder willen verdiepen in duurzaamheid kunnen kiezen voor de minor Sustainable Molecular Science & Technology. De minor omvat hoofdzakelijk duurzaamheidsvakken die voortbouwen op programmaonderdelen uit de majors.
•
Leren onderzoeken Vanaf het eerste studiejaar leren studenten wat wetenschappelijk onderzoek is en hoe dit wordt uitgevoerd. Ze leren onder begeleiding onderzoek uitvoeren, waarbij de mate van zelfstandigheid toeneemt met het vorderen van de studie. Hoewel in deze leerlijn veel vakinhoudelijke aspecten aan de orde komen, draagt deze leerlijn ook bij aan de verwerving van algemene (niet vakspecifieke) onderzoeksvaardigheden.
De genoemde leerlijnen lopen door alle drie de cursusjaren, en zorgen voor een logische opbouw van de studie-inhoud en van de kennis en competenties gedurende de cursusjaren. De minor is een samenhangend pakket van studieonderdelen met een omvang van 30 EC (één semester), dat de student kan kiezen uit het aanbod van de universiteiten in Leiden, Delft of andere universiteiten. De minor is geroosterd in het eerste semester van het derde cursusjaar. Het minoronderwijs biedt de volgende keuzemogelijkheden: • • • •
kennis te verwerven binnen een andere wetenschappelijke discipline (verbredend); kennis binnen de eigen opleiding te vergroten (verdiepend); toegang te krijgen tot een niet aansluitende masteropleiding (schakelminor); naar eigen keuze samenstellen van een minorprogramma (vrije minor).
Oordeel Zoals reeds onder F4 is opgemerkt, is de commissie van mening dat de opleiding goed bezig is met de inrichting van het onderwijsprogramma aan de hand van het onderwijsconcept dat aan het programma ten grondslag ligt. Er zijn, zoals de opleiding zelf ook heeft geconstateerd, nog enkele punten die nadere aandacht verdienen: de samenhang tussen gestelde leerdoelen en toetsing kan verbeterd worden en de criteria voor begeleiding en beoordeling bij de leeronderzoeken kunnen nog nader ontwikkeld worden. De commissie heeft kunnen constateren dat de opleiding hier voortvarend mee aan het werk is. Naar het oordeel van de commissie worden de studenten door het programma dat aangeboden wordt in staat gesteld de eindkwalificaties te verwerven die door de opleiding geformuleerd zijn. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
75
Beschrijving De leerlijnen die de rode draad vormen in het bachelorprogramma MST zijn onder F5 beschreven. Ieder studieonderdeel is voorzien van een niveau-indicatie, zoals beschreven in het Leids Register van Opleidingen. Een abstractieniveau aangegeven met een getal van 100 betekent dat het vak een inleidend karakter heeft en dat vwo-voorkennis voldoende is. In de bacheloropleiding kan de niveau-indicatie oplopen tot 400, het basisniveau van een masteropleiding. De omschrijving van de niveaus volgens het Leids Register is in bijlage C bij het rapport opgenomen. De docenten, die zowel van de Universiteit Leiden als van de Technische Universiteit Delft afkomstig zijn, overleggen regelmatig met elkaar over de inhoud van en de afstemming tussen de programma’s. Oordeel Het programma is volgens de commissie opgebouwd langs duidelijk herkenbare leerlijnen, die de samenhang in het programma bevorderen. Er is een goede afwisseling in het programma tussen theorievakken en deelname aan onderzoek. Het programma is nog betrekkelijk nieuw en in ontwikkeling. Volgens de studenten die de commissie heeft gesproken, waren er zeker in het begin wat kinderziekten in het programma. De studenten verklaarden dat deze weer snel verholpen waren. De commissie meent dat er nog ruimte voor enige verbetering is in de afstemming tussen de programmaonderdelen, vooral wat betreft de planning van de opdrachten en onderzoekjes, die de studenten moeten uitvoeren. Op het moment van het bezoek aan de opleiding is er naar het oordeel van de commissie voldoende samenhang in het aangeboden programma. De commissie heeft de verwachting dat de samenhang nog zal toenemen, gezien de inspanningen en aandacht daarvoor van opleidingsdirecteur en docenten. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving In de bacheloropleiding is de studielast van 60 EC per jaar verdeeld over veertig werkweken van ieder (gemiddeld) 42 uur. Dit betekent dat ieder EC een studie-inspanning betekent van gemiddeld 28 uur, met een totaal van 1.680 uur per jaar. Hierin is opgenomen alle tijd die de student besteedt aan de studie, dat wil zeggen hoorcollege, instructie/werkcollege, groepswerk, zelfstudie, tentamen et cetera. Het academische jaar is opgedeeld in twee semesters, die elk bestaan uit twee perioden van zeven collegeweken gevolgd door twee weken waarin studenten tentamens voorbereiden en maken. In januari en juni is er een langere tentamenperiode. De studielast is evenwichtig verdeeld over de vier perioden. Dit betekent dat er meestal 15 en soms 14 of 16 EC per periode behaald kunnen worden. Een vak dat als hoorcollege wordt gedoceerd, is voor ongeveer een derde van de tijd gevuld met contacturen en voor tweederde met zelfstudie (en tentamineren). Om de overgang van het vwo naar wo te versoepelen, heeft de opleiding ervoor gekozen in het begin van het jaar extra contacttijd in te roosteren. Bij practica is het aantal uren dat de student doorbrengt in
76
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
het laboratorium circa 75% van de beschikbare uren, terwijl 25% wordt besteed aan rapportage en interpretatie van de verkregen resultaten. Afhankelijk van de gekozen onderwijswerkvorm kunnen er meer of minder contacturen zijn. De opleiding streeft naar een diversiteit van werkvormen, die goed aansluiten bij de leerdoelen van het betreffende studieonderdeel. De studielast van colleges en tentamens is zo goed mogelijk gespreid over de studiejaren. De studenten zijn over het algemeen tevreden met de huidige spreiding van de studielast, zoals blijkt uit opleidingscommissievergaderingen, enquêtes en evaluatievergaderingen. De studeerbaarheid van het programma is voor vertraagde studenten geringer dan voor studenten die (min of meer) nominaal studeren. De opleiding en universiteit hebben een aantal maatregelen genomen die een nominaal studiepad door de hele opleiding moeten bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn de invoering van het bindend studieadvies, het hanteren van strakkere regels ten aanzien van het inleveren van opdrachten tijdens colleges, het stellen van ingangseisen voor bepaalde studieonderdelen, waaronder voor de deelname aan ‘leren onderzoeken’, aan het starten van de minor en het beginnen aan het afstudeerwerk. Om de doorstroming en selectie te verbeteren wordt vooral ingezet op het meer aanspreken van eerstejaars studenten op hun studiehouding. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleiding met docenten en studenten gesproken over de studeerbaarheid van het programma. Beide groepen meldden dat er bij de start van het programma in de programmering enkele kinderziekten aanwezig waren, die voor sommige studenten leidden tot studievertraging. De gesignaleerde struikelblokken zijn direct door de opleiding aangepakt. Oordeel Naar het oordeel van de commissie is het programma voldoende studeerbaar. De opleiding doet er voldoende aan om eventuele struikelblokken in het programma te signaleren en direct aan te pakken. Er is gebleken dat kinderziekten die bij de start van de opleiding optraden inmiddels verholpen zijn. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De opleiding is ontworpen voor studenten met een vwo-diploma met het profiel ‘natuur en techniek’ of ‘natuur en gezondheid’. De inhoud van het onderwijs is afgestemd op deze vwoeindkwalificaties. De opleiding heeft ten behoeve van de aansluiting in de vakken wiskunde, natuurkunde en scheikunde een herhaling van de middelbareschoolstof ingebouwd. In de eerste weken van de studie worden wiskunde en scheikunde (deels) herhaald. Het vak natuurkunde wordt verzorgd door een docent die tevens werkzaam is op het vwo, zodat de aansluiting optimaal is. Naast de instroom van vwo-studenten kunnen kandidaat-studenten die met succes het eerste jaar chemie of chemische technologie aan het hbo hebben afgerond zich inschrijven voor het
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
77
bachelorprogramma. De opleiding is hier sterk terughoudend in, omdat de kans om de opleiding succesvol af te ronden van deze studenten gering gebleken is. De studieadviseur heeft dan ook een intakegesprek met deze studenten en wijst hen op de mogelijke obstakels in de opleiding. Ook studenten die formeel niet aan de toelatingseisen voldoen, kunnen zich opgeven voor kwalificatietests. In dat geval dient de student met succes een test af te leggen in wiskunde, natuurkunde en scheikunde (colloquium doctum). Uit de cursusevaluaties met vragenlijsten blijkt dat de vereiste voorkennis over het algemeen bij de eerstejaars studenten aanwezig is. Afhankelijk van de kwaliteit van de student en/of de kwaliteit van de middelbare school zijn er soms tekortkomingen in hun voorkennis, zoals hierboven beschreven. Tijdens voorlichtingsactiviteiten worden de kandidaat-studenten door de studentadviseurs, docenten, studenten en marketingmedewerkers geïnformeerd over de formele toelatingseisen. Er wordt tijdens de voorlichting op gewezen dat echte belangstelling voor het studiegebied en bereidheid om voldoende tijd aan de studie te besteden noodzakelijk is voor een succesvol verloop van de studie. Het aantal studenten dat het programma instroomt, is de afgelopen jaren geleidelijk toegenomen. De instroom van vrouwelijke studenten is gemiddeld ruim 20% per jaar. In de afgelopen tien jaar is de belangstelling voor moleculair gerichte opleidingen in Leiden en Delft toegenomen. Beide chemie-opleidingen – Life Science & Technologie en Molecular Science & Technology – hebben samen jaarlijks een instroom van ruim 200 studenten en zijn daarbij de grootste chemie-opleiding in Nederland. De commissie heeft met de studenten gesprokken over de aansluiting van het aangeboden programma op hun vooropleiding. De studenten vertelden dat de opleiding in het begin van het eerste jaar de vwo-stof in de relevante bètavakken herhaalt en dat studenten in staat gesteld worden hun vakkennis gericht bij te spijkeren, als blijkt dat zij een achterstand op een bepaald gebied hebben. Oordeel Naar het oordeel van de commissie verzorgt de opleiding een goede aansluiting op het vwo door de vwo-stof in de relevante bètavakken in het begin van het eerste jaar te herhalen. De opleiding spant zich duidelijk in om de studenten een goede start met de studie te laten maken. Het is ook zeer verheugend dat het opleidingsprofiel blijkbaar veel studenten aanspreekt. Studenten die aanvankelijk instroomden met het idee scheikunde te gaan studeren, krijgen de kans om ook kennis te maken met technologie en hun keuze bij te stellen en andersom. De studenten worden zo in staat gesteld om een onderbouwde keuze te maken voor een van de afstudeerrichtingen. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed.
78
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Molecular Science and Technology omvat 180 EC. Oordeel De bacheloropleiding Molecular Science and Technology voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving Het zelfevaluatierapport omschrijft het concept van de opleiding als volgt: voor de inrichting van het onderwijs van de opleiding geldt dat kennis en vaardigheden moeten worden opgedaan in soortgelijke situaties als waarin zij uiteindelijk toegepast worden. •
• • • •
•
•
In de opleiding dient de student opgeleid te worden voor een aansluitende masteropleiding en de arbeidsmarkt. Dit betekent dat de student in de gelegenheid wordt gesteld om de hiervoor benodigde basiskennis en vaardigheden op te doen in de bacheloropleiding. In de opleiding wordt de student in de gelegenheid gesteld om vaardigheden op te doen in onderzoeksgroepen. In de bacheloropleiding dienen elementen van interdisciplinaire samenwerking aanwezig te zijn. Vaardigheden dienen vanaf het eerste studiejaar als een logische rode draad door de opleiding te lopen. Om de kwaliteit van onderwijs te waarborgen dient een efficiënte terugkoppeling naar de docent aanwezig te zijn en dient steeds kritisch bekeken te worden of het niveau naar internationale maatstaven goed is. In het programma van de bacheloropleiding dient er een aaneengesloten periode te zijn, waarin de student de mogelijkheid krijgt om een deel van zijn/haar kennis en inzicht op te doen in internationaal verband. De opleiding heeft heldere studiepaden met een inspirerende academische leeromgeving.
Het uitgangspunt is om binnen de studie verschillende didactische werkvormen te gebruiken. De volgende werkvormen worden gebruikt: • • • • • •
traditionele werkvormen, zoals colleges met tentamenopdrachten en zelfstudie; activerend onderwijs waar veel interactie plaatsvindt tussen docent en student en waar niet alleen leerinhouden, maar ook werk- en denkprocedures aan de orde komen; projectmatig werk: studenten werken in een kleine groep aan een probleem; onderwijs in nieuwe leeromgevingen, waarbij ICT een belangrijke rol speelt (e-learning); zelfstudie: de student dient zelfstandig de wetenschappelijke literatuur te bestuderen; leren onderzoeken; de student past de theorie en praktijk zelfstandig toe in actueel wetenschappelijk onderzoek en werkt in een onderzoeksgroep.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
79
Oordeel Aan het programma liggen een duidelijk omschreven opleidingsvisie en didactisch concept ten grondslag. Studenten wordt een inspirerend academisch klimaat geboden. Dit houdt onder andere in dat er hoge eisen gesteld worden aan de studenten met een nadruk op de eigen verantwoordelijkheid. Het uitgangspunt is dat studenten leren onderzoeken en dat het onderwijs plaatsvindt in een onderzoeksomgeving. De werkvormen die worden gebruikt in het programma sluiten aan bij de opleidingsvisie en het didactisch concept. De werkvormen maken de training van wetenschappelijke vaardigheden mogelijk en brengen de studenten tot steeds meer zelfstandigheid. Doordat de bachelorstudenten deelnemen aan de onderzoeksactiviteiten van de afdeling, komt het concept ‘leren onderzoeken’ goed tot zijn recht. De commissie is zeer positief over de inrichting van de leeronderzoeken in het programma. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Binnen de bacheloropleiding wordt ernaar gestreefd een evenwichtige distributie van toetsingsvormen te gebruiken, die aansluiten bij de vervolgstudie of de beroepspraktijk. In de opleiding worden de volgende toetsvormen onderscheiden: • • • • • •
schriftelijk tentamen (open vragen en multiple choice); mondeling tentamen; projectrapportage (rapport, poster en presentatie); artikel (conform de standaarden van een internationaal tijdschrift); toetsing met behulp van een computer; observatie tijdens praktijkwerk.
Voor elke cursus in de opleiding worden de studieresultaten van de studenten beoordeeld door een of meerdere (tussentijdse) toetsen. De meeste studieonderdelen worden direct aan het einde van de onderwijsperiode getoetst. Indien de student een tentamen niet haalt, is een hertentamen mogelijk aan het einde van de volgende onderwijsperiode of in de herkansingsperiode in augustus. Voor elke cursus worden per studiejaar twee toetskansen aangeboden. Voor sommige cursussen kunnen tijdens de onderwijsperiode oefenopgaven of -opdrachten worden uitgewerkt, die een bonus voor de formele toets kunnen opleveren. De formule om het eindcijfer te bepalen op basis van de cijfers voor tentamens, oefenopgaven en/of opdrachten, wordt door de docenten bij aanvang van het college en/of op de Blackboardsite van de betreffende cursus bekendgemaakt. Bij het practicum basisvaardigheden worden de studenten individueel beoordeeld op basis van een geoefende vaardigheid, het labjournaal dat ze hebben bijgehouden, of ze tijdens het practicum veilig hebben gewerkt, de presentatie die ze hebben gehouden, een poster en/of een meetrapport. Hierbij wordt een lijst van vaardigheden gebruikt die op basis van de proeven en behoeften van de onderzoeksgroepen zijn opgesteld. Voor het werken in de
80
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
onderzoeksgroep worden criteria gebruikt die ontleend zijn aan de eindtermen van de opleiding, te weten: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Literatuuronderzoek; Voorbereiding onderzoek; Experimenteel werk; Verwerking en analyse van de resultaten; Werkhouding en teamwerk; Verantwoording en rapportage.
Het ‘leren onderzoeken’ is een nieuwe onderwijsvorm, waar nog weinig ervaring mee is opgedaan. Hierdoor is nog niet bekend welk niveau een student kan bereiken in de verschillende studiejaren. Docenten hebben in de afgelopen jaren enige ervaring opgedaan met de beoordeling van eerste- en tweedejaars studenten. Om hier meer inzicht in de details te krijgen, wordt het leertraject in samenwerking met het ICLON in Leiden gevolgd en geëvalueerd. De eindopdracht in het derde studiejaar wordt door minimaal twee stafleden beoordeeld en ook hierbij worden de criteria gehanteerd die bij het ‘leren onderzoeken’ centraal staan: experimenteel werk, theoretische inbreng, presentatie en rapportage en werken in groepsverband. Mocht aan het eind van de studie tijdverlies dreigen te ontstaan doordat op korte termijn geen tentamenmogelijkheid geprogrammeerd is, dan wordt in overleg met de studieadviseur een individueel tentamen georganiseerd. De opleiding is, zo heeft de commissie geconstateerd, in samenwerking met onder andere het ICLON bezig met de verbetering van de beoordelingscriteria voor de bachelorscriptie. Net als veel andere opleidingen in Europa na de invoering van de bacherlor-masterstructuur, worstelt de opleiding MST met de vraag wat het niveau, de omvang en de status van het bacheloreindwerkstuk zouden moeten zijn en hoe voorkomen kan worden dat de bachelorthesis een minimasterthesis wordt. Oordeel Naar het oordeel van de commissie toetsen de verschillende beoordelingen, opdrachten, toetsen en examens adequaat of de student de leerdoelen van (delen van) het programma heeft bereikt. De commissie heeft geconstateerd dat de beoordeling van de bachelorthesis de aandacht heeft van de opleiding. De commissie is van mening dat de opleiding op een positieve en constructieve wijze bezig is met de ontwikkeling van verschillende toetsvormen die aansluiten bij de leerdoelen van verschillende programmaonderdelen. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
81
Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Molecular Science and Technology is het oordeel voldoende. 2.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Iedere wetenschappelijke medewerker levert een bijdrage aan het onderwijs. Afhankelijk van de aanstelling kan het aandeel in tijd variëren tussen de 10% voor promovendi en maximaal 50% voor ud’s. Stafleden/docenten van de Leidse en de Delftse faculteiten zijn vrijwel allen gepromoveerd en actief in het onderzoek. Een enkele uitzondering kan worden gemaakt voor docenten die vanwege hun specifieke kwaliteiten zijn aangetrokken. De stafleden zijn allen onderzoekers met een internationale reputatie. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de docenten die verantwoordelijk zijn voor het bacheloronderwijs allen betrokken zijn bij onderzoek. Een deel van de begeleiding in het bacheloronderwijs wordt verzorgd door promovendi, vooral waar het gaat om de leeronderzoeken die door de studenten in verschillende fasen van de opleiding worden uitgevoerd. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving Aan het onderwijs in de bacheloropleiding MST wordt zowel door docenten van de Universiteit Leiden, als docenten van de Technische Universiteit Delft een bijdrage geleverd. Volgens de zelfstudie is de onderwijscapaciteit voor de bacheloropleiding MST in 2008 23,8 fte. Het aantal ingeschreven studenten voor de bacheloropleiding in 2008 is 274, dat leidt tot een student-stafratio van 11,5. De studenten verklaarden tijdens het gesprek met de commissie desgevraagd dat er voldoende contacturen zijn en dat zij voldoende begeleid worden bij de leeronderzoeken. Oordeel De student-stafratio is naar het oordeel van de commissie ruim voldoende. De commissie constateert dat er voldoende personeel wordt ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
82
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving De faculteiten streven volgens het zelfevaluatierapport naar een evenwichtige leeftijdsopbouw van hun personeel en houden daarmee rekening bij het werven van nieuw personeel. Bij de werving van nieuwe hoogleraren proberen de faculteiten internationaal erkende kandidaten aan te trekken. De benoeming van wetenschappelijk personeel was voorheen voornamelijk gebaseerd op wetenschappelijke kwaliteiten en onderzoeksprestaties. De laatste jaren is men zich er meer van bewust geworden dat onderwijskwaliteiten evenzeer belangrijk zijn voor personeel dat bij het onderwijs betrokken is. Binnen het universitaire functie ordeningssysteem (UFO) vormt onderwijs een expliciet onderdeel van de functiebeschrijving voor docenten en hoogleraren. Bij de selectieprocedure voor de benoeming van academisch personeel spelen onderwijsvaardigheden daarom een rol. Met nieuwe wetenschappelijke medewerkers worden afspraken gemaakt om de onderwijscapaciteiten te ontwikkelen. Medewerkers zonder onderwijservaring volgen het programma ‘Basiskwalificatie Onderwijs’ (BKO, totaal 200 uur aan cursussen) of onderdelen daarvan. Stafleden voor wie verbetering van bepaalde onderwijscapaciteiten wenselijk is, kunnen doelgerichte trainingen volgen (bijvoorbeeld naar aanleiding van evaluaties of specifieke wensen of afspraken). De faculteiten creëren optimale omstandigheden waarin de academische en ondersteunende medewerkers kunnen voldoen aan hoge normen op het gebied van zowel onderwijs als onderzoek. Elk jaar worden de prestaties van alle medewerkers beoordeeld in de R&O-cyclus. In een jaarlijks gesprek tussen de medewerker en zijn leidinggevende worden afspraken gemaakt over de professionele en persoonlijke ontwikkeling van de medewerker. De opleidingsdirecteur heeft een adviserende taak bij de beoordeling van onderwijzend personeel. Daarnaast kan de opleidingsdirecteur besluiten de lesgevende kwaliteiten van een medewerker te bespreken indien daartoe de noodzaak blijkt, bijvoorbeeld uit resultaten van een cursusevaluatie. Elk jaar worden tijdens de bespreking van de beoordelingen de mogelijkheden voor verder onderwijs en training van personeel onderzocht. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleiding met een grote delegatie docenten, die betrokken zijn bij de opleiding, gesproken over de inhoud van en hun inbreng in het programma. Oordeel De commissie heeft een enthousiaste groep docenten gezien, die met grote inzet het programma uitvoert. Het docententeam straalt uit dat het erg gelooft in deze opleiding. Het team is breed samengesteld qua expertise en naar het oordeel van de commissie in staat om het onderwijsprogramma met voldoende kwaliteit te verzorgen. De commissie heeft van de opleiding de gids ontvangen die wordt gebruikt voor instructie van de begeleiders bij de leeronderzoeken. De commissie vindt de betrokkenheid van de promovendi bij de begeleiding van de leeronderzoeken positief en is van mening dat de opleiding er voldoende aan doet om te zorgen dat deze begeleiding voldoende kwaliteit heeft. De wijze van begeleiden bij het ‘leren onderzoeken’ vereist daarnaast de inzet van senior onderzoekers die toezicht moeten houden op de begeleiding door de promovendi. De opzet van deze leeronderzoeken maakt het noodzakelijk dat de promovendi die gaan begeleiden telkens weer QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
83
getraind worden. De opleiding zal daar alert op moeten blijven. De organisatie van het programma is heel goed, er is voldoende organisatorische kwaliteit aanwezig. De commissie heeft veel waardering voor inzet en doorzettingsvermogen van de opleidingsdirecteur. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de bacheloropleiding Molecular Science and Technology is het oordeel voldoende. 2.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De studenten van de opleiding MST maken gebruik van de onderwijsfaciliteiten in Leiden en Delft. Het voordeel is dat op deze wijze studenten toegang hebben tot de faciliteiten van beide universiteiten. Het betreft niet alleen laboratoria, collegezalen, ICT-voorzieningen, bibliotheken et cetera, maar ook bijvoorbeeld sportvoorzieningen. Studenten kunnen in Leiden gebruikmaken van verschillende bibliotheken: de bibliotheek in het Gorlaeus-complex, de bibliotheken van het IBL (Institute of Biology Leiden) en Nationaal Herbarium Nederland, de Waleus-bibliotheek in het LUMC en de Centrale Universiteitsbibliotheek (UB). Ook kunnen de studenten door thuis in te loggen alle universitaire tijdschriften digitaal bestuderen. Verder is in elk gebouwencomplex een kantine aanwezig. Voor de chemisch-technologische practica beschikt de faculteit in Delft over synthesezalen en technologiepracticaruimten, die goed zijn uitgerust met de benodigde apparatuur. Studenten kunnen in Delft gebruikmaken van bibliotheken in het Gebouw voor Scheikunde en de Centrale Universiteitsbibliotheek (UB), die zeer veel faciliteiten biedt. De bibliotheken zijn eveneens 24 uur per dag ‘online’ beschikbaar, waarbij de student te allen tijde met zijn bibliotheekpas een boek kan opzoeken en reserveren om het later op te halen. Afgezien van boeken kan de student bij de verschillende bibliotheken ook terecht voor recente uitgaven van de verscheidene wetenschappelijke tijdschriften. Op alle locaties zijn kantines aanwezig. ICT-voorzieningen vormen een regulier onderdeel van de infrastructuur van de faculteiten in Leiden en Delft. ICT-beleid en -begroting worden per faculteit vastgesteld met de jaarplanningen van de afdelingen en instituten als basis (Leiden), of centraal (Delft). ICTcoördinatie vindt plaats op facultair niveau, waarbij ook de ICT- & Onderwijsplannen van de opleidingen worden besproken. Binnen Delft en Leiden is Blackboard het communicatieplatform voor het onderwijs, vooral op vakniveau. Voor de meer generieke informatie, die minder aan verandering onderhevig is, wordt gebruikgemaakt van opleidingsgebonden websites. In het eerste jaar van de studie ontvangen de studenten een gratis softwarepakket, met daarin de belangrijkste programma’s die een student nodig heeft in de eerste jaren van de studie 84
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
(zoals Maple, Open Office, Mathtype). Voor speciale software (zoals Matlab en Aspen) is het mogelijk om gebruik te maken van een van de twee computerzalen (met in totaal zeventig computers) binnen het gebouw van DelftChemTech. De computerzalen in DelftChemTech kunnen ook voor onderwijsdoeleinden, zoals werkcolleges, gereserveerd worden. Binnen de TU Delft zijn verder op diverse locaties ICT-voorzieningen beschikbaar voor studenten. Binnen de faculteit TNW zijn er diverse zalen met capaciteiten variërend 20 tot 120 studenten. In Leiden kunnen de studenten beschikken over ingerichte computerwerkplekken (capaciteit van tachtig studenten) die de instituten hebben ingericht, met name voor bacheloren masterstudenten die deelnemen aan het onderzoek. Het aantal studiezalen met computers en wireless ICT-faciliteiten is ruim voldoende volgens het zelfevaluatierapport. De docenten, commissies en de opleidingsdirecteur van de opleiding worden ondersteund door het opleidingsbureau. Het opleidingsbureau is de spil in de dagelijkse gang van zaken en verzorgt de communicatie en informatievoorziening tussen alle onderdelen van beide universiteiten die bij de opleiding betrokken zijn. Het opleidingsbureau bestaat uit de studiecoördinator, studieadviseur en het secretariaat en heeft een locatie in Leiden en in Delft. De huidige samenwerking met zusteropleiding Life Science & Technology wordt geïntensiveerd, waarbij op termijn één opleidingsbureau voor beide opleidingen nagestreefd wordt. Het opleidingsbureau maakt veel gebruik van diensten die op facultair of instellingsniveau zijn georganiseerd, zoals Marketing & Communicatie (Leiden en Delft), ICT (Leiden en Delft), Onderwijsadministratie (Leiden), Centrale Studentenadministratie (Leiden en Delft), Eindprojectenadministratie (Delft). Oordeel De commissie baseert haar oordeel over de voorzieningen waarover de opleiding beschikt deels op het oordeel van de clustervisitatiecommissie, die een rondleiding heeft gekregen langs de voorzieningen in de gebouwen van zowel de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden, als de Faculteit Technische Wetenschappen van de Technische Universiteit Delft. De clustervisitatiecommissie achtte de voorzieningen voldoende. De commissie heeft tijdens het bezoek aan de opleiding met de studenten gesproken over de voorzieningen die hun ter beschikking staan. De studenten hadden geen klachten over de voorzieningen. Het ontvangen van onderwijs op twee locaties leidt niet tot problemen. Naar het oordeel van de commissie voldoet de opleiding aan de criteria bij dit facet. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving Studiebegeleiding bestaat onder andere uit de opvang van eerstejaars in mentorgroepen, uit meer of minder intensieve vakinhoudelijke begeleiding bij onderwijselementen, uit adequate informatievoorziening en uit de diensten van de studieadviseurs. Op initiatief van de student kan de begeleiding geïntensiveerd worden.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
85
Op het moment van het schrijven van het zelfevaluatierapport had de bacheloropleiding MST nog geen bindend studieadvies. Vanaf het studiejaar 2009-2010 is dit BSA ook voor de bacheloropleiding ingevoerd. De opleiding volgt ook het studiebegeleidingsplan waarmee de universiteit al vele jaren ervaring heeft: 1. Individueel kennismakingsgesprek met nieuwe eerstejaars studenten door de studieadviseur. 2. Mentoraat. Alle eerstejaars worden opgevangen in mentorgroepen onder begeleiding van één of twee ouderejaars studenten uit Leiden en Delft. De ouderejaars helpen de eerstejaars wegwijs te maken, vooral in de eerste maanden. De studieadviseurs gebruiken de mentoren als voelhorens voor zowel het welbevinden van de eerstejaars als voor de ervaringen van de eerstejaars met hun opleiding. 3. Vroege toetsen in het eerste jaar, waarvan de resultaten kunnen worden besproken (een aantal studieonderdelen kent deeltoetsen halverwege of opdrachten). 4. Een schriftelijk eerste studieadvies eind januari van het eerste jaar. Bij een negatief advies wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Indien nodig krijgen de eerstejaars meerdere individuele gesprekken met hetzij een studieadviseur, hetzij een studieloopbaanbegeleider. Bij deze gesprekken wordt gereflecteerd op de studievoortgang, worden eventuele problemen gesignaleerd en wordt gezocht naar wegen om de studievoortgang te bespoedigen. 5. Uiterlijk 15 juni ontvangen eerstejaars studenten een schriftelijk voortgangsadvies. Bij een negatief advies wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. 6. Uiterlijk eind augustus wordt aan elke eerstejaars student een definitief en dringend schriftelijk studieadvies uitgebracht. Een student krijgt een negatief studieadvies wanneer in het eerste jaar van inschrijving vóór 31 augustus voor de propedeuse minder dan 40 EC zijn behaald. In dit geval wordt de student dringend aangeraden met deze studie te stoppen. Persoonlijke omstandigheden kunnen voor een uitzonderingssituatie zorgen. Oordeel De begeleiding door de docenten is naar de mening van de studenten voldoende. Er is een studieadviseur bij de opleiding betrokken die de voortgang van de studenten in de gaten houdt. De informatievoorziening aan de studenten is in orde. De studenten weten waar ze aan toe zijn. Er wordt gebruikgemaakt van Blackboard. Naar het oordeel van de commissie voldoet de opleiding aan de criteria die horen bij dit facet. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Molecular Science and Technology is het oordeel voldoende. 2.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving Voor een beschrijving van de kwaliteitszorg baseert de commissie zich op het rapport van de visitatiecommissie die de opleidingen van de Faculteit der Wiskunde en 86
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Natuurwetenschappen Universiteit Leiden en de Faculteit Technische Natuurwetenschappen Technische Universiteit Delft heeft beoordeeld in januari 2007. In dat rapport wordt beschreven dat uit de Onderwijskalender blijkt dat het systeem van interne kwaliteitszorg voorziet in verschillende activiteiten die gericht zijn op de evaluatie van het onderwijs. Hieronder vallen studenten- en docentenvergaderingen en collegeresponsgroepen. Tijdens de studenten- en docentenvergaderingen, die twee maal per jaar plaatsvinden, wordt het verzorgde onderwijs plenair geëvalueerd en worden voorstellen geformuleerd om gesignaleerde problemen of knelpunten op te lossen. In de studentenvergaderingen staan het programma, de docenten en de toetsing centraal, in de docentenvergaderingen ligt de nadruk op de doelen, de resultaten en de evaluatie. De Onderwijskalender bevat een jaarcyclus, waarin alle activiteiten worden opgesomd die, in het kader van de kwaliteitszorgcyclus, gedurende een studiejaar, eens, meerdere keren of continu worden uitgevoerd. Uit de jaarcyclus blijkt dat elke opleiding (in ieder geval vanaf 2006) in november een onderwijsjaarrapport produceert. Het onderwijsrapport is een kort rapport, opgesteld door de opleidingscommissie en de opleidingsdirecteur, waarin de sterke en de zwakke punten van de opleiding worden beschreven, suggesties worden gedaan om de zwakke punten te verbeteren en wordt ingegaan op het effect van eerder gemaakte afspraken ter verbetering van zwakke punten. In de maand mei vindt de roostering plaats van de studenten- en docentenvergaderingen en de collegeresponsgroepen voor het volgende studiejaar. De Onderwijskalender bevat eveneens een uitgebreide beschrijving van de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de partijen die betrokken zijn bij het proces van kwaliteitszorg (waaronder de decaan c.q. het bestuur van de faculteit, de opleidingsdirecteuren, de opleidingscommissies, de examencommissies en de beroepenveldcommissie). Tijdens het voorbezoek is vastgesteld dat alle opleidingen het onderwijs evalueren met behulp van standaardevaluatieformulieren of tijdens bijeenkomsten van studenten (bijvoorbeeld in semesterresponsgroepen). Uit de notulen van de opleidingscommissies blijkt dat de opleidingscommissies ook in meer of mindere mate aandacht besteden aan de uitkomsten van deze evaluaties. Oordeel De (cluster)visitatiecommissie van de opleidingen van de faculteit heeft vastgesteld dat het onderwijs dat binnen de faculteit wordt verzorgd periodiek geëvalueerd wordt. Voor alle opleidingen functioneren opleidingscommissies en examencommissies en zijn opleidingsdirecteuren verantwoordelijk gesteld voor de kwaliteit van het onderwijs. Verschillende aspecten van het kwaliteitszorgsysteem waren naar het oordeel van die commissie nog niet geheel ‘ingedaald’ op opleidingsniveau. Zo waren de opleidingscommissies onvoldoende bekend bij de studenten en bleken de studenten regelmatig andere wegen te zoeken en te vinden om hun klachten en opmerkingen over het voetlicht te brengen. De commissie Biologie/MST heeft dit aspect specifiek gecheckt voor de opleidingen die zij beoordeelt en komt tot de conclusie dat het systeem van kwaliteitszorg voor de opleiding MST is geïmplementeerd en functioneert. Er worden evaluatie-enquêtes gehouden en resultaten van evaluaties worden direct teruggekoppeld aan de opleidingscommissie en de opleidingsdirecteur. De opleiding heeft streefdoelen voor de kwaliteit van de opleiding en werkt voortdurend aan optimalisering. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
87
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving Voor de beschrijving van dit facet baseert de commissie zich eveneens op het rapport van de (cluster)commissie, die de opleidingen van de bètafaculteit van de Universiteit Leiden heeft beoordeeld. In dat rapport worden een aantal maatregelen beschreven die genomen zijn op basis van evaluaties. Tijdens het bezoek aan de opleidingen Biologie en MST heeft de commissie Biologie/MST gecheckt of er ook in deze opleidingen daadwerkelijk sprake is van maatregelen die geleid hebben tot verbetering. Oordeel Zowel docenten als studenten hebben melding gemaakt van korte lijnen tussen studenten en docenten. Klachten en problemen worden direct opgepakt en leiden tot verbeteringen in het programma. Kinderziekten (zie ook F6), zoals materiaal en faciliteiten die niet beschikbaar waren op het moment dat de studenten geacht werden een onderzoeksproject te doen, worden direct verholpen. Er zijn aan de commissie verschillende concrete voorbeelden genoemd van evaluatieresultaten die geleid hebben tot verbeteringen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de afstemming van programmaonderdelen op elkaar en om de planning van de leeronderzoeken. Er spreekt uit de inzet van opleidingsdirecteur en docenten een houding die gericht is op optimalisatie van de opleiding. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is goed.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving In het rapport over de beoordeling van de opleidingen van de faculteit staat de betrokkenheid van de verschillende stakeholders bij de kwaliteitszorg beschreven. Zowel studenten, docenten als beroepenveld blijken bij de kwaliteitszorg betrokken te zijn. De commissie Biologie/MST heeft met de opleiding gesproken over de mate waarin bovengenoemde partijen bij de opleiding MST betrokken zijn. Studenten en docenten zijn actief in de opleidingscommissie en het beroepenveld is geconsulteerd bij de vormgeving van het programma. Oordeel Docenten en studenten zijn intensief bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken. Betrokkenheid van alumni bij de kwaliteitszorg van de opleiding MST is nog niet aan de orde, omdat er een beperkt aantal studenten afgestudeerd is. Het beroepenveld is ook bij de opzet van de opleiding betrokken geweest. Naar het oordeel van de commissie voldoet de opleiding daarom aan de criteria bij dit facet. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
88
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Molecular Science and Technology is het oordeel voldoende. 2.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving Het bacheloreindproject (ook vaak bachelorstage genoemd) vormt de afsluiting van de leerlijn ‘leren onderzoeken’. De totale leerlijn omvat een start met een practicum basisvaardigheden in het eerste semester, gevolgd door een drietal onderzoekservaringen (in de technologie afstudeerrichting ook een ontwerpvaardigheid) in de semesters 2 t/m 4 van ieder veertien of vijftien fulltime dagen. Nadat de minor (in semester 5) is afgerond, start de student in het laatste semester met het afstudeeronderzoek van de bacheloropleiding. Dit onderzoek – met een omvang van 18 EC (circa drie maanden) – wordt door de studenten uitgevoerd door drie dagen per week (gedurende een semester) te werken in een van de onderzoeksgroepen naar keuze die binnen de major past. In dit afsluitende project wordt van de student verwacht dat hij/zij onder leiding van een stafdocent een onderzoeksproject afrondt. Omdat de opleiding MST op 1 september 2006 is gestart, zijn er op het moment van de visitatie nog maar enkele studenten afgestudeerd. De commissie heeft drie bachelorafstudeerwerken bestudeerd en drie werken tijdens het bezoek aan de opleiding ingekeken. Oordeel De commissie heeft zich nog maar een beperkt oordeel kunnen vormen over de resultaten van de opleiding, gezien het feit dat er nog maar een kleine groep recent is afgestudeerd. De commissie heeft een beperkt aantal afstudeerwerken gezien, de resultaten van deze studenten zijn naar het oordeel van de commissie voldoende. De studenten hebben er blijk van gegeven te voldoen aan de eindkwalificaties van de bacheloropleiding. De commissie heeft op basis van het programma dat aangeboden wordt en de expertise en betrokkenheid van docenten vertrouwen in het niveau en de eindkwalificaties van de studenten die aan de bacheloropleiding MST afstuderen. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving Omdat de bacheloropleiding MST sinds 2006 bestaat, zijn er nog niet voldoende rendementsgegevens beschikbaar om een analyse te kunnen maken.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
89
De rendementen die de opleiding presenteert betreffen de voorgaande opleiding die is aangeboden door de TU Delft: Sustainable Molecular Science and Technology. Daarnaast zijn gegevens gepresenteerd over de voortgang van de cohorten 2006-2008. Het propedeuserendement en (verwachte) bachelorrendement blijven achter bij de door de opleiding gestelde doelen. De studievoortgang ligt gemiddeld onder het gewenste aantal van 60 EC per studiejaar. Oordeel De opleiding is zich ervan bewust dat de rendementen nog zorgelijk zijn. De commissie is echter van mening dat zij op dit moment nog niet veel kan zeggen over de uiteindelijke rendementen van de opleiding. De commissie krijgt de indruk dat de opleiding voldoende onderneemt om de voortgang van de studenten te monitoren en de voortgang door de studie te stimuleren. Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Molecular Science and Technology is het oordeel voldoende.
90
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden, Technische Universiteit Delft
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Molecular Science and Technology: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoet Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Molecular Science and Technology De commissie komt, op grond van haar oordelen over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Molecular Science and Technology voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
91
92
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
Bijlage A: Curricula vitae commissieleden Drs. J.H. (Jan) Apotheker is vakdidacticus Scheikunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij studeerde Scheikunde met als specialisatie Biochemie aan de RUG. Van 1977 tot 2002 was hij docent Scheikunde aan het Praedinius Gymnasium te Groningen. Vanaf 1998 is hij verbonden aan de RUG, vanaf 2002 fulltime. Naast het docentschap bij de lerarenopleiding en zijn werk bij de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen doet hij onderzoek naar de invoering van samenwerkend leren en heeft daarover gepubliceerd in diverse vakbladen. Hij is actief als coach bij de vormgeving van het curriculum Nieuwe Scheikunde. Hij is lid van de stuurgroep nieuwe scheikunde en bestuurslid onderwijs van de KNCV. Internationaal is hij lid van de onderwijscommissies van IUPAC en EuchemS. Hij is voorzitter van de examencommissie van het UOCG en lid van de commissie bijzondere toelating van de Faculteit Wiskune en Natuurwetenschappen. Prof.dr.ir. J. (Jurriaan) Huskens studeerde Chemische technologie aan de Technische Universiteit Eindhoven (cum laude, 1990). Hij heeft de Unilever Research Award 1990 ontvangen. Zijn promotieonderzoek verrichte hij aan de Technische Universiteit Delft in de groep van prof.dr. Herman van Bekkum en dr. Joop A. Peters, hetgeen hij afsloot in 1994. In 1995 en 1996 was hij een postdoc in de groep van prof.dr. A. Dean Sherry aan de University of Texas in Dallas, USA. In 1997 kreeg hij een Marie Curie fellowship om te werken aan het Max-Planck-Institut für Kohlenforschung, Mülheim an der Ruhr, Duitsland. In mei 1998 werd hij universitair docent aan de Universiteit Twente, en universitair hoofddocent in maart 2003. Hij is benoemd tot gewoon hoogleraar ‘Molecular Nanofabrication’ aan de Universiteit Twente in september 2005. Hij is ook ‘flagship captain Nanofabrication’ in het nationale nanotechnologieprogramma NanoNed, waarin hij een eenheid van tien academische groepen en Philips Research coördineert. Hij is de ontvanger van de Gouden KNCV Medaille 2007 en van een Vernieuwingsimpuls Vici in 2008. Zijn onderzoeksinteresses omvatten: supramoleculaire chemie aan grensvlakken, multivalentie, bottom-up nanofabricage, nanolithografie, en de integratie van top-down en bottom-up fabricagetechnieken. Hij is (mede)auteur van meer dan 160 wetenschappelijke artikelen en twee patenten. Mevr. C. (Carla) Kalkhoven is vijfdejaars student Medische biologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij is commissaris onderwijs in het bestuur van de studievereniging van (medische) biologie aan de RU BeeVee. Zij is in de studievereniging ook actief in de commissie kwaliteit van het onderwijs en is lid van de opleidingscommissie. Tevens is ze actief binnen het landelijke overleg van biologiestudenten. Prof.dr. W.N. (Wil) Konings was van 1976 tot 2002 hoogleraar Microbiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na zijn emeritaat werd hij buitengewoon hoogleraar aan het Departement Biochemie van de Universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika). Hij studeerde biochemie aan de Rijksuniversiteit Groningen en is in 1969 bij professor Max Gruber gepromoveerd. Hij verrichtte onderzoek op het terrein van de Bio-energetica en membraantransportprocessen in micro-organismen; zijn studies droegen bij tot de internationale aanvaarding van de chemiosmotic theorie van Nobelprijswinnaar Peter Mitchell. Zijn werk had vele praktische toepassingen, onder meer voor de zuivelindustrie en de medische wetenschap zowel binnen als buiten Europa. Konings had vele bestuurlijke functies, zoals voorzitter van de afdeling Biologie, vicedecaan en portefeuillehouder onderzoek van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, voorzitter subsidieprogramma Life Sciences van NWO, voorzitter van de onderzoekschool Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB) en vicepresident van de Internationale Unie van
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
93
Microbiologische Verenigingen. Sinds 1997 is hij lid van de KNAW. Konings is in 2001 gedecoreerd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Prof.dr. J.W. (Jan) Verhoeven werkte van 1980 tot 2001 als hoogleraar Organische Scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij studeerde Scheikunde aan de UvA, waar hij in 1965 cum laude afstudeerde. Aan dezelfde universiteit promoveerde hij in 1969 op Intramolecular Electron Donor-Acceptor Interactions in NAralkyl-pyridinium Ions. Na een korte postdoctorale stage aan de ETH in Zürich trad hij toe tot de wetenschappelijke staf van de werkgroep Fysisch Organische Scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam. Voorts is hij sinds 1982 lid van de KNAW. Zijn onderzoeksinteresse gaat vooral uit naar processen waarbij licht een rol speelt. Met name concentreert hij zich op de bestudering van fotogeïnduceerde elektron-overdracht en op ontwerp en toepassing van luminescerende moleculen en materialen. Van 1992 tot 1996 was hij voorzitter van de European Photochemistry Association (EPA) en in 1998 en 2000 respectievelijk vicevoorzitter en voorzitter van de Gordon Research Conference on Electron-Donor-Acceptor Interactions. Van 1987 tot 2002 was Verhoeven gasthoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1997 en in 2000 werd hij door de Scheikundestudenten aan de Universiteit van Amsterdam uitgeroepen tot beste docent van het jaar. Prof.dr. J.F.G. (Hans) Vliegenthart is sinds 2003 Honorary professor aan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde Chemie aan de Universiteit Utrecht en promoveerde in 1967 bij prof.dr. J.F. Arens. Hij werd lector Biorganische Chemie in 1975, was gewoon hoogleraar van 1980-2003 en decaan van de Faculteit Scheikunde van 1985-1989 en van 2000-2003. Hij was initiator en eerste wetenschappelijk directeur van het Bijvoet Centrum voor Biomoleculair Onderzoek 1988-2000. Hij had diverse functies in nationale en internationale organisaties. Vliegenthart was gasthoogleraar in Kaapstad, Zuid-Afrika in 1974 en aan de Tsinghua University Beijing China van 2001-2005. Hij is lid van de KNAW en buitenlands lid van de Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen. Hij ontving verschillende onderscheidingen waaronder de Hilditch Memorial Lecture Award; Highly Cited Researcher, Institute Scientific Information; Bijvoet Medaille UU; Zilveren Medaille UU; Louis Pasteur Medaille Lille; Medaille Universiteit Rome II; erelid Nederlandse Vereniging voor Glycobiologie; Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij is benoemd als Honorary Member of the American Society for Biochemistry/Molecular Biology en Doctor h.c. aan de Universiteiten van Debrecen, Lille en Stockholm. Hij ontving de Claude S. Hudson Award in Carbohydrate Chemistry van de American Chemical Society. Hij is Fellow of the International Union of Pure and Applied Chemistry; Vanaf 2008 is hij gasthoogleraar aan de Nankai University in Tianjin, China. Prof.dr. P.J.G.M. (Pierre) de Wit is hoogleraar Fytopathologie aan de Wageningen Universiteit. Van 1968 tot 1974 studeerde hij Fytopathologie aan de Landbouwhogeschool Wageningen. In 1981 promoveerde hij op het proefschrift Physiological studies on cultivar-specific resistance of tomato plants to Cladosporium fulvum. Na een jaar als postdoc in de USA werkzaam geweest te zijn, is hij vanaf 1982 aangesteld bij de Wageningen University & Research Centre (toen nog Landbouwuniversiteit Wageningen): tot 1986 als universitair docent, van 1986 tot 1990 als universitair hoofddocent en sinds 1990 als hoogleraar. Vanaf 1992 is hij hoofd van het Laboratorium voor Fytopathologie. De Wit doet onderzoek naar moleculaire fytopathologie, moleculaire communicatie tussen fytopathogene schimmels en hun waardplanten, afweerreacties in planten tegen schimmels, gen-om-gen relaties, elicitoren, structuur-functie-relaties van resistentiegenen en avirulentiegenen, celherkenning en plantenmembraanreceptoren. De Wit is lid van diverse wetenschappelijke organisaties, waaronder de American Association for the Advancement of
94
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
Science, de International Society of Molecular Plant-Microbe Interactions, waarvan hij van 2005 tot 2007 voorzitter was, de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging, de Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging, de American Phytopathological Society en de International Society for Plant Pathology. In 1999 werd hij gekozen als lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en in 2008 benoemde de KNAW hem tot Akademiehoogleraar. De American Society of Plant Pathology kende hem de Noel Keen Price toe vanwege zijn bijdragen aan de (moleculaire) kennis van plantenziekten.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
95
96
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
Bijlage B: Bezoekprogramma Tijd:
Activiteit:
Woensdag 14 oktober 20.00 uur Korte kennismaking en introductie op de visitatie en de opleidingen Donderdag 15 oktober 8.30- 9.30 uur Decaan, vice-decaan, opleidingsdirecteuren/ opstellers zelfstudie en opleidingsbestuur 9.30-10.00uur Rondleiding en introductie op de bacheloropleiding Biologie 10.00-11.00 uur Docenten bacheloropleiding Biologie 11.00-11.45 uur Studenten bacheloropleiding Biologie 11.45-12.30 uur Verantwoordelijken kwaliteitszorg 12.30-13.15 uur Lunch 13.15-14.00 uur Vervoer naar Delft 14.00-14.45 uur Management opleiding MST 14.45-15.30 uur Toelichting op de zelfstudie en introductie op de opleiding MST 15.30-15.45 uur Pauze 15.45-17.00 uur Docenten en onderzoeksbegeleiders MST 17.00-17.45 uur Studenten MST Vrijdag 16 oktober 9.00-10.15 uur Masteropleiding Biologie introductie, rondleiding en docenten 10.15-10.30 uur Pauze 10.30-11.15 uur Studenten masteropleiding Biologie 11.15-12.00 uur Alumni Biologie 12.00-13.30 uur Lunch en voorbereiding afsluitend gesprek met faculteitsbesturen 13.30-14.30 uur Afsluitend gesprek met faculteitsbesturen 14.30-16.30 uur Overleg commissie, vaststellen oordelen, voorbereiden mondelinge rapportage 16.30-17.00 uur Mondelinge rapportage bevindingen commissie
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
97
98
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
Bijlage C: Niveaubeschrijvingen van het Leids Register Niveau 100: inleidende cursus, voortbouwend op het niveau van het eindexamen vwo. Kenmerken: onderwijs gebaseerd op stof in handboek of syllabus, didactisch gestructureerd, met oefenstof en proeftentamens; begeleide werkgroepen; accenten in studiestof en voorbeelden in colleges. Niveau 200: cursus met inleidend karakter, geen specifieke voorkennis maar wel ervaring met zelfstandig studeren. Kenmerken: leerboeken of ander onderwijsmateriaal van min of meer inleidend karakter; colleges bijvoorbeeld in de vorm van capita selecta, zelfstandige bestudering van de stof wordt voorondersteld. Niveau 300: cursus voor gevorderden (ingangseis niveau 100 of 200) Kenmerken: leerboeken, die niet speciaal voor onderwijs hoeven te zijn geschreven; zelfstandige bestudering van de tentamenstof; bij tentamens zelfstandige toepassing van de leerstof op nieuwe problemen. Niveau 400: gespecialiseerde cursus (ingangseis niveau 200 of 300) Kenmerken: naast een leerboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke artikelen); toetsing (mede) door middel van een klein onderzoek, een referaat, of een schriftelijk werkstuk. Cursussen op dit niveau kunnen in zekere mate ook deel uitmaken van het curriculum van de masteropleiding.
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
99
100
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
Bijlage D: Lijst met afkortingen 3mE Ba BaSc BKO BSA BT CML DCT EC ECTS EER FWN IBL ICLON LIC LO LUF LUMC MST MSc MSP NHN NIBI NWO OC OD O&S P&E PhD R3 R&O SMST STBT TNW TUD UB vwo wo
Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen Bachelor Bachelor of Science Basis Kwalificatie Onderwijs Bindend Studie Advies Biotechnologie Centrum voor Milieukunde Leiden Delft Chem Tech European Credits European Credits Transfer System Europese Economische Ruimte Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen Institute Biology Leiden Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing Leids Institute of Chemistry Leren Onderzoeken Leids Universitair Fonds Leids Universitair Medisch Centrum Molecular Science and Technology Master of Science Multiscale Physics Nationaal Herbarium Nederland Instituut voor Biologie Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Opleidingscommissie Opleidingsdirecteur Onderwijs en Studentenzaken Process & Energy Postgraduate Research Degree Radiation, Radionuclides, Reactors Resultaat en Ontwikkeling Sustainable Molecular Science and Technology Scheikundige Technologie en Bioprocestechnologie Technische Natuurwetenschappen Technische Universiteit Delft Universiteitsbibliotheek voorbereidend wetenschappelijk onderwijs wetenschappelijk onderwijs
QANU / Biologie/MST, Universiteit Leiden
101