EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 23.7.2015 COM(2015) 377 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2014
NL
NL
Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie Begrotingsjaar 2014
INHOUDSOPGAVE
FINANCIEEL MEMORANDUM BESPREKING EN ANALYSE .......................................... 3 NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN ................................................. 29 GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ ................ 30 BALANS ........................................................................................................ 32 STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN .......................................................... 33 KASSTROOMOVERZICHT ................................................................................. 35 MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA ...................................................... 36 TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN ..................................................... 37 SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ ............................................................................. 116
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
FINANCIEEL MEMORANDUM BESPREKING EN ANALYSE
3
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
1.
EU: Institutioneel bestuur en activiteiten
De Europese Unie (EU) is een economisch en politiek samenwerkingsverband van 28 Europese landen. De Unie is in 1993 in navolging van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en Euratom met het Verdrag van Maastricht opgericht. De belangrijkste recente wijziging van de constitutionele basis van de EU, het Verdrag van Lissabon, is op 1 december 2009 in werking getreden. De EU functioneert als een rechtsstaat. Dat betekent dat alles wat de EU doet, gebaseerd is op verdragen waarmee alle lidstaten van de EU vrijwillig en op democratische wijze hebben ingestemd. De EU heeft een unieke institutionele structuur:
Europese burgers kiezen rechtstreeks de leden van het Europees Parlement (EP);
de Europese Raad, waarin nationale en Europese leiders samenkomen, bepaalt de hoofdlijnen van het beleid;
de regeringen verdedigen hun nationale belangen in de Raad van de Europese Unie ("de Raad");
de belangen van de EU als geheel worden Commissie"), waarvan de voorzitter is gekozen onderlinge overeenstemming met de verkozen voorgedragen voor benoeming en als college stemming van het Europees Parlement.
behartigd door de Europese Commissie ("de door het Europees Parlement en wiens leden in voorzitter door de nationale regeringen worden ter goedkeuring worden onderworpen aan een
De EU heeft een eigen rechtsorde, die verschilt van de internationale rechtsorde en integraal deel uitmaakt van de rechtssystemen van de lidstaten. De rechtsorde van de EU steunt op autonome rechtsbronnen. Omdat deze rechtsbronnen van uiteenlopende aard zijn, moest er een hiërarchie worden vastgesteld. Bovenaan staat de primaire wetgeving, belichaamd door de verdragen. Hierna volgen de door de EU gesloten internationale overeenkomsten, de algemene rechtsbeginselen en de afgeleide wetgeving, berustend op de verdragen. De bronnen van het recht van de EU en hun hiërarchie:
het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU); het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, andere verdragen en protocollen; internationale overeenkomsten; algemene beginselen van het Unierecht; afgeleide wetgeving.
Het institutionele bestuur van de EU bestaat uit instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 10 van de toelichtingen bij de financiële staten. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie. Europees Parlement Het Europees Parlement is een belangrijk forum voor politieke discussie en besluitvorming op EU-niveau. De leden van het Europees Parlement worden rechtstreeks door kiezers in alle lidstaten gekozen om de belangen van de burger ten aanzien het EU-wetgevingsproces te vertegenwoordigen en ervoor te zorgen dat andere EU-instellingen democratisch te werk gaan. Het Europees Parlement heeft in de afgelopen jaren en door opeenvolgende wijzigingen in Europese verdragen aanzienlijke wetgevende en budgettaire bevoegdheden gekregen, waardoor het samen met de regeringsvertegenwoordigers van de lidstaten de richting van het Europese project kan bepalen. Het Europees Parlement streeft op die manier naar het bevorderen van de democratie en de mensenrechten: niet alleen in Europa, maar wereldwijd. Het Europees Parlement is gelijk aan de Raad in de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het is vanaf de voorbereidingsfase betrokken bij het begrotingsproces, met name bij het vaststellen van de hoofdlijnen en de aard van de uitgaven, tot aan de vaststelling. Het stelt samen met de Raad de begroting vast en houdt toezicht op de uitvoering ervan. Het Europees Parlement verleent kwijting voor de uitvoering van de EU-begroting op aanbeveling van de Raad. Tot slot moet het Parlement zijn goedkeuring verlenen aan 4
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
het meerjarig financieel kader (MFK) dat ervoor zorgt dat de uitgaven van de Unie ordelijk en binnen de grenzen van de eigen middelen verlopen. De huidige voorzitter van het Europees Parlement is Martin Schulz. De Europese Raad en de Raad van de Europese Unie De Europese Raad, bestaande uit de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten, zijn voorzitter en de voorzitter van de Commissie, geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de EU en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. De huidige voorzitter van de Europese Raad is Donald Tusk. De Raad stelt samen met het Europees Parlement via verordeningen en richtlijnen EU-wetgeving vast en neemt daarnaast besluiten en doet niet-bindende aanbevelingen. De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op ministerieel niveau die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt te binden door zijn stemrecht uit te oefenen. De Raad wordt met uitzondering van de formatie Buitenlandse Zaken voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Unie uitoefent op basis van een halfjaarlijks toerbeurtsysteem. Een comité, bestaande uit de permanente vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten (Coreper) bereidt het werk van de Raad voor. Op de gebieden waarop de Raad bevoegd is, worden besluiten met gekwalificeerde meerderheid genomen, tenzij in de verdragen anders is bepaald (bv. eenparigheid van stemmen of met gewone meerderheid van stemmen). De Raad is een van de twee takken (het Europees Parlement is de andere tak) van de begrotingsautoriteit, die de begroting van de EU vaststelt. Bovendien stelt de Raad besluiten vast uit hoofde van een bijzondere wetgevingsprocedure en met eenparigheid van stemmen, houdende de bepalingen die van toepassing zijn op het stelsel van eigen middelen en het MFK. In dit laatste geval moet het Parlement zijn goedkeuring geven met meerderheid van stemmen van zijn leden. De Raad heeft het meest recente meerjarig financieel kader (2014-2020) in november 2013 vastgesteld. Europese Commissie De Commissie is het uitvoerende orgaan van de EU. Zij behartigt de belangen van de EU als geheel (niet die van afzonderlijke landen). De Commissie heeft als belangrijkste taken:
het doen van wetsvoorstellen die vervolgens door de medewetgevers (het Europees Parlement en de Raad) moeten worden goedgekeurd; het handhaven van het Europese recht (waar nodig samen met het Hof van Justitie van de EU); het bepalen van beleidsdoelstellingen en actieprioriteiten die in het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie zijn weergegeven, en zorgen dat deze worden uitgevoerd; zorgen voor het beheer en de uitvoering van het EU-beleid en de begroting; het vertegenwoordigen van de Unie buiten Europa (bijvoorbeeld onderhandelen over handelsverdragen tussen de EU en landen daarbuiten).
Om de vijf jaar wordt een nieuw team van 28 commissarissen (een uit elke EU-lidstaat) benoemd. De kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie wordt aan het Europees Parlement voorgesteld door de Europese Raad die hierover met gekwalificeerde meerderheid besluit, rekening houdend met de uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De voorzitter van de Commissie wordt vervolgens door het Europees Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen (wat neerkomt op ten minste 376 van de 751 stemmen). Daarna kiest de verkozen voorzitter de 27 andere leden van de Commissie uit de kandidaten die de lidstaten zelf voordragen. De definitieve lijst van kandidaatcommissarissen moet vervolgens door de verkozen voorzitter en de Raad gezamenlijk worden vastgesteld. De Commissie moet in haar geheel door het Europees Parlement worden goedgekeurd. De verschillende commissies van het Europees Parlement onderwerpen de kandidaat-commissarissen eerst aan een beoordelingsgesprek. Het mandaat van de huidige Commissie loopt tot eind oktober 2019. De voorzitter is Jean-Claude Juncker. De huidige prioriteiten van de Commissie zijn 1) banen, groei en investeringen, 2) de digitale eengemaakte markt, 3) energie-unie en klimaat, 4) de interne markt, 5) de economische en monetaire unie, 6) de vrije handel tussen de EU en de VS, 7) justitie en grondrechten,8) migratie, 9) de EU in de wereld en 10) meer democratie. Het personeel van de Commissie werkt in departementen, beter bekend als directoraten-generaal of DG's. Elk DG is bevoegd voor een bepaald beleidsterrein en staat onder leiding van een directeur5
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
generaal. De DG's maken wetsontwerpen, maar de voorstellen zijn pas officieel als deze op de vergadering van het college van 28 commissarissen worden goedgekeurd. De DG's beheren daarnaast financieringsinitiatieven op EU-niveau, organiseren openbare raadplegingen en staan in voor de communicatie. De Commissie stuurt ook een aantal uitvoerende agentschappen aan die de Europese Commissie bijstaan bij het beheer van EU-programma's.
6
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.
Initiatieven en strategieën van de Commissie
De Commissie die in november 2014 aantrad, heeft haar werkprogramma voor 2015 en de nieuwe initiatieven voor de Commissie tot 2019 bepaald. In het werkprogramma zijn de plannen van de Commissie uiteengezet en de acties vastgelegd die voor meer banen, groei en investeringen in 2015 zullen zorgen. Dit programma legt de nadruk op een beperkt aantal concrete nieuwe initiatieven, zoals: Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen
een investeringsoffensief van 315 miljard EUR: in de wetgevende follow-up van het plan werd eind 2014 aangekondigd de komende drie jaar publieke en private investeringen in de reële economie aan te boren;
het bevorderen van de integratie en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en
het herzien van de Europa 2020-strategie.
Maatregelenpakket voor de digitale eengemaakte markt
het scheppen van de voorwaarden voor een bloeiende digitale economie en maatschappij door het wettelijk kader op het gebied van telecommunicatie aan te vullen;
het moderniseren van de regels inzake auteursrechten;
het vereenvoudigen van de regels voor consumenten op het gebied van online en digitaal winkelen;
het verbeteren van de cyberveiligheid; en
van de digitalisering een horizontaal item te maken.
Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid
het tot stand brengen van een Europese energie-unie om de energievoorzieningszekerheid te waarborgen, nationale energiemarkten verder te integreren, de Europese energievraag te verminderen en de energiemix koolstofarm te maken en
een multilaterale aanpak van klimaatverandering.
Een diepere en eerlijkere interne markt
en internemarktstrategie;
een pakket maatregelen voor arbeidsmobiliteit;
een actieplan voor de kapitaalmarktenunie;
een kader voor de afwikkeling van financiële instellingen en
een luchtvaartpakket.
Een handels- en investeringsstrategie voor werkgelegenheid en groei Een ruimte van recht en grondrechten
toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en
een Europese veiligheidsagenda.
Een nieuw migratiebeleid
het ontwikkelen van een nieuwe aanpak van legale migratie om van de EU een aantrekkelijke bestemming te maken voor mensen met talenten en vaardigheden en 7
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
het verbeteren van het beheer van de migratie naar de EU door beter samen te werken met derde landen, solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen en mensenhandel te bestrijden.
Een krachtiger rol op het wereldtoneel
Europees nabuurschapsbeleid en
doelstellingen voor duurzame ontwikkeling na 2015.
Een rechtvaardig belastingklimaat
een actieplan met maatregelen om belastingontduiking en belastingfraude te bestrijden, waaronder maatregelen op EU-niveau om te komen tot een systeem waarbij het land waar winst wordt gemaakt, ook het land is waar belasting wordt geheven; inclusief automatische inlichtingenuitwisseling over fiscale rulings en stabilisering van de grondslagen voor de vennootschapsbelasting en
verplichte inlichtingenuitwisseling over fiscale rulings.
Een Unie van democratische verandering
een EU-overeenkomst over beter wetgeven;
een verplicht transparantieregister en
de herziening van het besluitvormingsproces aangaande genetisch gemodificeerde organismen.
Een hechtere economische en monetaire unie – blijvende inspanningen om de economische stabiliteit te bevorderen en investeerders warm te maken voor Europa. De Commissie onderzocht bij het opstellen van het werkprogramma zo'n 450 door het Europees Parlement en de Raad ingediende voorstellen en stelt voor om er 80 in te trekken of te wijzigen. Het voorstel om sommige voorstellen in te trekken is omdat deze niet stroken met de prioriteiten van de nieuwe Commissie. In veel gevallen blijft de Commissie pal achter de nagestreefde doelstellingen staan, maar het heeft geen zin voorstellen te doen die slechts latent aanwezig zijn tijdens onderhandelingen of dan zo verwateren dat ze nooit meer hun oorspronkelijke doel kunnen realiseren. In dat geval zal de Commissie nieuwe, betere manieren voorstellen om de doelstellingen te verwezenijken.
3.
EU-begroting: van voorbereiding tot kwijting
3.1.
Begroting en financiering
Het MFK bestaat uit rubrieken met jaarlijkse maxima aan vastleggingskredieten voor elke rubriek. De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. De EUbegroting financiert tal van beleidslijnen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die de het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben neergelegd, voert de Commissie specifieke programma's, activiteiten en projecten in het veld uit. Het rechtstreekse verband tussen de jaarlijkse begroting en het EU-beleid wordt gegarandeerd via de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB). De nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting maakt het mogelijk om de beleidsterreinen van de EU duidelijk te identificeren, evenals de totale hoeveelheid middelen die aan elk van deze terreinen wordt toegewezen. De begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale inkomsten gelijk zijn aan de totale uitgaven voor een bepaald begrotingsjaar. De EU beschikt over twee grote financieringscategorieën: ontvangsten uit eigen middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten uit eigen middelen vormen het leeuwendeel van de EU-financiering en komen automatisch toe aan de EU om haar in staat te stellen haar begroting te financieren zonder dat hiervoor een later besluit van nationale autoriteiten nodig is. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de diverse ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het bruto 8
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
nationaal inkomen (bni) van de EU. De eigen middelen kunnen worden onderverdeeld in de traditionele eigen middelen (zoals douanerechten), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen normaal gezien minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Als algemeen beginsel geldt dat de EU geen geld mag lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen om haar begroting te financieren.
3.2.
Hoe de EU-begroting wordt beheerd en besteed
Primaire beleidsuitgaven De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Sinds 2014 deelt de Commissie haar uitgaven als volgt in: Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.
rechtstreeks
onder
de
Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen. Gedeeld beheer: in het kader van deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen. De verschillende financiële spelers binnen de Commissie Het College van commissarissen neemt gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid, maar oefent in de praktijk zijn bevoegdheden om de begroting uit te voeren niet zelf uit. Het delegeert deze taken elk jaar aan individuele ambtenaren die verantwoording dienen af te leggen aan het College en die onderworpen zijn aan het Financieel Reglement (FR) en het Statuut van de ambtenaren. De desbetreffende personeelsleden — meestal directeuren-generaal en diensthoofden — staan bekend als "gedelegeerde ordonnateurs". Zij kunnen op hun beurt hun taken in verband met de uitvoering van de begroting aan "gesubdelegeerde ordonnateurs" delegeren. De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt. Elke ordonnateur moet een jaarlijks activiteitenverslag opstellen over de activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, waarin hij verslag uitbrengt over de beleidsresultaten en getuigt van redelijke zekerheid over het feit dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven voor hun doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Overeenkomstig artikel 66 van het FR stuurt de Commissie een syntheseverslag over de jaarlijkse activiteitenverslagen naar het Europees Parlement en de Raad, waarmee de Commissie de algehele politieke verantwoordelijkheid neemt voor het beheer van de EU-begroting overeenkomstig artikel 317 VWEU. Dit verslag en de jaarlijkse activiteitenverslagen kunnen worden gevonden op: http://ec.europa.eu/atwork/planning-and-preparing/synthesisreport/index_nl.htm De rekenplichtige voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door ordonnateurs en is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding stelt de jaarrekening van de instelling op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft.
de de en te de
Verbintenis tot besteding van de EU-begroting Voordat een juridische verbintenis met een derde kan worden aangegaan (bv. een contract of een subsidieovereenkomst), moet er in de jaarlijkse begroting een begrotingsonderdeel zijn dat de betrokken 9
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
activiteit toestaat. Er moeten ook voldoende middelen in het begrotingsonderdeel staan om de uitgaven te dekken. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting worden gereserveerd met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem en pas dan kan een juridische verbintenis worden aangegaan. Er kan geen geld worden uitgegeven van de EU-begroting tenzij en voordat de ordonnateur een begrotingsvastlegging heeft goedgekeurd. Zodra de begrotingsvastlegging is goedgekeurd, wordt zij in het boekhoudsysteem van de begroting geregistreerd en worden de kredieten dienovereenkomstig gebruikt. Dit heeft echter geen invloed op de financiële staten (of het grootboek), aangezien er nog geen uitgaven zijn gedaan.
10
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Het verrichten van een betaling De Commissie neemt deel aan SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication) en verricht jaarlijks meer dan 2 miljoen betalingen. Er kan geen enkele betaling verricht worden tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur die de betrokken verrichting behandelt. Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dat wil zeggen van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende juridische verbintenis is vastgesteld. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan, en worden daarom in de EU-balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht. Het desbetreffende EU-orgaan zal de kostendeclaraties ontvangen, waarin wordt gerechtvaardigd hoe het bedrag van de voorfinanciering door de begunstigde besteed werd conform de juridische verbintenis. De frequentie waarmee deze kostendeclaraties worden toegezonden, hangt af van het soort actie dat wordt gesubsidieerd, en de voorwaarden. De subsidiabiliteitscriteria zijn vastgelegd in het basisbesluit, in de oproep tot het indienen van voorstellen, in andere documenten voor de begunstigden van subsidies en/of in de contractuele bepalingen van de subsidieovereenkomst of in het subsidiebesluit. Na analyse worden de subsidiabele bedragen als uitgaven opgenomen en wordt de begunstigde in kennis gesteld van niet-subsidiabele bedragen. Op grond van het FR en andere geldende wetgeving, met name die op het gebied van landbouw en het cohesiebeleid, kunnen alle uitgaven worden gecontroleerd, ook al is het jaren geleden dat ze gedaan zijn. Als er fouten, onregelmatigheden of frauduleuze zaken worden vastgesteld, wordt er overgegaan tot terugvorderingen of financiële correcties (zie toelichting 6 van de toelichtingen bij de financiële staten).
3.3.
Financiële verslaglegging en boekhouding
De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien vanuit het standpunt van de begrotingsboekhouding en de boekhouding op transactiebasis. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten. De jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen: a)
de financiële staten en
b)
verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin de begrotingsuitvoering in detail wordt beschreven.
Het is de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie om de financiële staten van de EU op te stellen en ervoor te zorgen dat die in alle materiële opzichten een getrouw beeld geven van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de EU. Naast de bovengenoemde jaarlijkse verslaglegging worden er ook ad-hocverslagen over specifieke zaken opgesteld, zoals het verslag inzake begrotings- en financieel beheer, financiële instrumenten, verstrekte garanties en financiële correcties.
11
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:
•
Goedgekeurd door de Commissie:
Artikel 318-verslag over de evaluatie van de financiën van de Unie
Geconsolideerde jaarrekeningen
Mededeling over de bescherming van de EU-begroting •
Op DG-niveau:
Evaluaties & jaarlijkse activiteitenverslagen
3.4.
Controle en kwijting
Controle De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door haar externe controleur, de Europese Rekenkamer (de Rekenkamer), die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad: 1)
een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting;
2)
een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag is weergegeven in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de ontvangsten die geïnd zijn van belastbare personen en betalingen aan eindbegunstigden en
3)
speciale verslagen over de resultaten van controles van specifieke terreinen.
Kwijting 12
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het syntheseverslag van de Commissie en het jaarlijkse evaluatieverslag, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EUorganen) "ontslaat" van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement over de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, vormen een integrerend deel van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting aangenomen. De aanbevelingen tot kwijting van de Raad worden door Ecofin aangenomen. Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.
4.
De geconsolideerde financiële staten van de EU: de financiële situatie in 2014
4.1.
Algemene trends
Ontvangsten Vijfjarige tendentiële ontwikkeling van de ontvangsten in miljoen EUR:
160 000 140 000 120 000 Teruggevorderde uitgaven
100 000
Boeten
80 000
Btw
60 000
40 000
TEM
20 000
Bni-middelen
2010
2011
2012
2013
2014
In 2014 daalden de ontvangsten uit de bni-middelen terwijl andere ontvangsten uit eigen middelen op een vergelijkbaar niveau bleven. De teruggevorderde uitgaven (financiële correcties en terugvorderingen, zie toelichting 3.5 van de van de toelichtingen bij de financiële staten) verdubbelden bijna van 1,8 miljard EUR tot 3,4 miljard EUR als gevolg van de vergevorderde fase van sluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 voor het cohesiebeleid en de daarmee verband houdende
13
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
terugvordering van niet-subsidiabele uitgaven en significante correcties die door de Commissie zijn opgelegd in het landbouwbeleid. Uitgaven De belangrijkste posten bij de uitgaven zijn betalingen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). In het begrotingsjaar 2014 waren deze goed voor bijna 70 % van de totale uitgaven (113 468 miljoen EUR). De uitgaven lagen over het algemeen op eenzelfde niveau als vorig jaar. Er werd echter een daling opgemerkt ten aanzien van het EFRO/Cohesiefonds doordat de aan 2014 toegerekende uitgaven alleen verband houden met de programmeringsperiode 2007-2013 en er nog geen uitgaven zijn geboekt voor de huidige periode 2014-2020 door de trage start van de programma's (de uitvoering door de lidstaten is pas in 2015 van start gegaan). Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. De ruimere toekomstige betalingsverplichtingen, opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door Commissarissen, leden van het Europees Parlement en personeelsleden zijn verworden, leiden doorgaans tot hogere uitgaven en een negatief economisch resultaat (deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen en zijn nog niet opgenomen in de inkomsten). Economisch resultaat Het economische resultaat (tekort) van de periode is gestegen van 4 365 miljoen EUR in 2013 tot 11 280 miljoen EUR in 2014. De belangrijkste reden voor deze stijging is het significante actuariële verlies (nettobedrag van 9,2 miljard EUR) dat verband houdt met de pensioenen en andere personeelsbeloningen als gevolg van de daling van rentevoeten. Dergelijke schommelingen zijn gezien de internationaal toegepaste boekhoudregels en het huidige economische klimaat te verwachten. Er valt een tegengesteld effect te verwachten als de rentevoeten zouden stijgen. Omdat het een actuariële raming betreft van de waarde van de totale verplichting op een bepaald tijdstip, namelijk 31 december 2014, gebaseerd op verschillende op dat tijdstip geldende hypothesen, zijn in dit verlies nog niet de huidige lasten voor de EU-begroting meegenomen, evenmin als de bedragen die de komende jaren nog uit de EU-begroting aan gepensioneerden moeten worden betaald. Deze betalingen zijn al wel geraamd in het MFK 2014-2020 en zullen via het jaarlijkse begrotingsproces worden uitgevoerd. Activa De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (beleggingen, leningen, geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 85 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen blijft stabiel op ongeveer 60 miljard EUR (zie toelichting 4.3.2 hieronder) en het bedrag aan financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, steeg met bijna 2 miljard EUR (zie toelichting 4.3.1 hieronder). De activa die onder de vaste bedrijfsmiddelen zijn opgenomen onder vaste bedrijfsmiddelen zijn activa die verband houden met het Copernicusprogramma (1,5 miljard EUR) en Galileo-activa in aanbouw (1,5 miljard EUR). In de afgelopen jaren zijn EU-instellingen erin geslaagd de posten geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar op een laag niveau te houden. Het hoge kassaldo van 17,5 miljard EUR op 31 december 2014 houdt verband met de begrotingsprocedure en de bijdragen aan eigen middelen in verband met btw- en bni-saldi die in december 2014 van de lidstaten zijn ontvangen (zie toelichting 2.8.1 van de toelichtingen bij de financiële staten). Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
14
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
miljoen EUR
25 000 20 000
15 000 10 000 5 000 2010
2011
2012
2013
2014
163 miljard EUR aan activa en 221 miljard EUR aan passiva op de EU-balans van 2014 Activa
Passiva
Leningen
Pensioenen en andere personeelsbeloningen
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Leningen
Voorfinanciering Overige voorschotten voor de lidstaten
Schulden
Vorderingen en verhaalbare bedragen
Overlopende posten
Geldmiddelen en kasequivalenten
Overige passiva
Vaste bedrijfsmiddelen
2% 11%
5% 0%
25% 27%
10% 4%
36%
26%
28%
20%
6%
Passiva De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, financiële verplichtingen, schulden en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2013 is de verhoging van de pensioenen en andere personeelsbeloningen van 46,8 miljard EUR in 2013 tot 58,6 miljard EUR in 2014, met name als gevolg van de aanzienlijke daling van de rentevoeten (zie hierboven). Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2014 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2015 (of later) uit de begroting van 2015 of latere jaren zullen worden betaald. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (betaald in 2015) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).
15
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
4.2.
Voorfinanciering
De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het verrichten van voldoende controles en de tijdige erkenning van de uitgaven. Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De totale voorfinanciering (met uitzondering van andere voorschotten aan de lidstaten) op de balans van de EU bedraagt 45,2 miljard EUR, waarvan 99,8 % betrekking heeft op de activiteiten van de Commissie. Ongeveer 76 % van de voorfinanciering door de Commissie wordt in gedeeld beheer uitgevoerd, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).
16
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Voorfinanciering door de Commissie via de beheersvorm
Indirect beheer 12% Direct beheer 12%
Gedeeld beheer 76%
De meerderheid van de uitgaven in het kader van gedeeld beheer bestaat uit landbouwuitgaven en structurele maatregelen. De meest significante voorfinancieringsbedragen houden verband met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (EFRO en CF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Het gedeelde beheer van uitgaven per fonds
EFRO & CF
ESF
Elfpo
ELGF
Overig
2%
37%
38%
11%
12%
17
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
4.3.
Financiële instrumenten
4.3.1.
Financiële instrumenten die onder direct en indirect beheer uit de EU-begroting worden gefinancierd
Het belang en de omvang van de financiële instrumenten voor de uitvoering van de begroting nemen van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Voor verkoop beschikbare financiële activa van financiële instrumenten die uit de EUbegroting worden gefinancierd
miljoen EUR
4500 4000 3500 3000 2500 2000
1500 1000 500 0
2010
2011
2012
2013
2014
Er worden over het algemeen drie soorten financiële instrumenten gebruikt:
aandeleninstrumenten,
leningsinstrumenten en
garantie-instrumenten.
Hieronder wordt meer informatie verstrekt over deze belangrijke instrumenten. Garantiefonds (1 996 miljoen EUR aan activa) Het Garantiefonds dekt de door de EU op besluit van de Raad gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de Europese Investeringsbank (EIB) buiten de EU, evenals leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU. Het is een langlopend instrument (vast deel: 1 489 miljoen EUR), beheerd door de EIB en bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds ontvangt zijn middelen uit overmakingen uit de algemene begroting van de EU (om te komen tot 9 % van het bedrag in hoofdsom van de operaties), uit rente over de beleggingen van de activa van het fonds en uit nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren voor wie het fonds de garantie heeft moeten honoreren. Een eventueel jaarlijks overschot wordt teruggeboekt als ontvangsten voor de EU-begroting. De EU moet een garantiereserve opnemen die leningen aan derde landen dekt. Deze reserve is bedoeld om de verplichtingen van het Garantiefonds te dekken en, indien nodig, aangesproken garanties waarvoor het in het Fonds beschikbare bedrag niet volstaat, zodat deze bedragen ten laste van de 18
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
begroting kunnen komen. Deze reserve komt overeen met het richtbedrag van 9 % van de aan het einde van het jaar uitstaande leningen.
19
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Financieringsfaciliteit met risicodeling (961 miljoen EUR aan activa) De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de Commissie voor de RSFF maximaal 1 miljard EUR begroot, waarvan maximaal 800 miljoen EUR uit het programma "samenwerking" en maximaal 200 miljoen EUR uit het programma "capaciteiten" komt. De EIB heeft er zich toe verbonden hetzelfde bedrag te verstrekken. Er worden geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF toebedeeld in het kader van het MFK 2014-2020. Op 31 december 2014 had de Commissie 856 miljoen EUR bijgedragen aan de RSFF (met inbegrip van de bijdragen van EVA- en derde landen). In 2014 werd 375 miljoen EUR van de bijdrage van de EU aan de RSFF overgedragen aan het hierop volgende schuldinstrument in het kader van Horizon 2020. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (toelichting 5.2.1 van de toelichtingen bij de financiële staten) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2014 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen of garanties die door de EIB in het kader van de RSFF zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het globale risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan de faciliteit. Horizon 2020 (643 miljoen EUR aan activa) Horizon 2020 is een nieuw aandeleninstrument in het kader van het MFK 2014-2020. Horizon 2020 wordt gezien als een middel om de economische groei te stimuleren en banen te creëren en heeft de politieke steun van de Europese leiders en de leden van het Europees Parlement. Zij waren het erover eens dat onderzoek een investering in de toekomst is en daarom centraal moet staan in de blauwdruk van de EU voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen. Door onderzoek en innovatie te koppelen en wetenschap op topniveau, industrieel leiderschap en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen te benadrukken, draagt Horizon 2020 eraan bij dit te verwezenlijken. Het doel is om ervoor te zorgen dat Europa wetenschap van wereldklasse voortbrengt, innovatiebelemmeringen uit de weg ruimt en de samenwerking tussen de publieke en private sectoren vereenvoudigt om innovatie tot stand te brengen. Horizon 2020 wordt beheerd door het EIF. ETF-startersregeling (524 miljoen EUR aan activa) De startersregeling van de Europese Technologiefaciliteit (ETF) bestrijkt het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (MAP), het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP), administratief beheerd door het EIF, en ondersteunt de oprichting en de financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen. Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (235 miljoen EUR aan activa) Het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) verstrekt garanties om het ontvangstenrisico in de eerste fase van de Ten-T-vervoerprojecten te verminderen. De garantie moet meer specifiek stand-bykredietlijnen volledig dekken, die alleen kunnen worden opgevraagd wanneer de kasstromen van het project ontoereikend zijn om bevoorrechte schulden te dekken. Het instrument is een gezamenlijk financieel product van de Commissie en de EIB. De kapitaalbijdrage aan het LGTT voor de financieringsperiode 2007-2013 was aanvankelijk vastgesteld op 1 miljard EUR en gelijkelijk verdeeld tussen de Commissie en de EIB. Bij wijzigingsverordening nr. 670/2012 is een bedrag van 200 miljoen EUR overgeheveld naar het initiatief inzake projectobligaties en nog eens een bedrag van 50 miljoen EUR voor subsidieverlening, waarmee de nog altijd voor het instrument beschikbare totale bijdrage van de EU neerkomt op 250 miljoen EUR. Op 31 december 2014 had de Commissie 212 miljoen EUR bijgedragen aan het LGTT. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (toelichting 5.2.1 van de toelichtingen bij de financiële staten) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2014 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen die door de EIB in het kader van het LGTT zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het algemene risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan het instrument.
20
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Financiële instrumenten (FI) per soort Totale activa Leningen/Aandeleninstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand: MEDA-instrument voor economische en financiële samenwerking in het kader van het Europees-mediterraan partnerschap Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument
Totaal verplichtingen
miljoen EU R Verstrekte garanties
290
(3)
167
(7)
457
(9)
19
-
323
(0)
31
-
118
-
10
0
21
0
19
(0)
72
-
183
(0)
Margueritefonds Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor werkgelegenheid en sociale insluiting SE4F — Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap Europees Fonds voor energie-efficiëntie
37
-
60
-
52
-
89
-
Technologieoverdracht proefprojecten Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië) SANAD - MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen
2
(0)
10
-
9
-
1 035
(1)
151
(259)
-
39
(1)
(42)
478
(11)
(98)
165
(1)
(267)
235
(3)
(209)
21
(2)
(10)
26
(41)
-
3
-
-
Leningsinstrumenten: steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen Aandeleninstrumenten: Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie COSME — programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen Europees fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE) Fonds voor bedrijfsuitbreiding in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan Fonds voor bedrijfsinnovatie (EIF) in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF) Voorbereidende actie — Wereldwijd Fonds voor energieefficiëntie en hernieuwbare energie (Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund — Geeref) Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit
Garantie-instrumenten Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP SMEG) COSME LGF - programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen Horizon 2020 - EU-financiering voor innovatoren Horizon 2020 - Garantie voor kleine en middelgrote ondernemingen Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) Garantiefaciliteit in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal 21
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Projectobligatie-instrument (PBI) Instrument voor particuliere financiering van energieefficiëntie (PF4EE) Europees Progress-microfinancieringsmandaat (PMF TA)
149
(2)
(138)
6
(0)
-
13
(9)
-
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)
961
(32)
(883)
60
(15)
-
2 309
(376)
(1 647)
Totaal
3 820
(386)
(1 647)
Garantiefonds
1 996
(25)
(19 198)
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen
4.3.2.
Door de commissie beheerde leningactiviteiten
Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma's uit, namelijk macrofinanciële bijstand (MFB), betalingsbalans (BB) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en deze kan financieren door uitgifte van schuldinstrumenten op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen. Opgenomen en verstrekte leningen
Europees financieel stabilisatiemechanisme
3% 1%
15%
Betalingsbalanssteun
81%
Macrofinanciële bijstand
Euratom & Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
De opgenomen en verstrekte leningactiviteiten van de EU zijn verrichtingen buiten begrotingsverband. Het kapitaal dat nodig is om de leningactiviteiten van de EU in het kader van de bovenvermelde programma's uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen. De EU mag geen leningen opnemen om haar gewone begrotingsuitgaven of een begrotingstekort te financieren. De omvang van de opgenomen leningen varieert van particuliere plaatsingen voor bedragen tot 500 miljoen EUR tot obligaties-emissies met een benchmarkkarakter (ten minste 1 miljard EUR). Aangetrokken middelen worden over het algemeen back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie beschikt over procedures om ook in het geval van een wanbetaling te zorgen voor de terugbetaling van leningen. Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het (maximum)aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, de termijnen en de betaling van tranches. Daarnaast hangen alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) af van de naleving van strenge voorwaarden, met soortgelijke voorwaarden als voor steun van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), in het kader van gezamenlijke EU/IMF-financiële steun, wat een andere factor is die de timing van de financiering beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EUleningactiviteit. De financiering is uitsluitend in euro en de looptijden variëren van drie tot dertig jaar. 22
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de 28 lidstaten. Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 12 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met backto-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's. Betalingsbalans De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten die niet deelnemen aan de euro, komen voor dit mechanisme in aanmerking. De betalingsbalansbijstand aan Letland werd toegekend voor de invoering van de euro op 1 januari 2014. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die voor deze leningen worden opgenomen, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Op 31 december 2014 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 8,6 miljard EUR (de 8,4 miljard EUR hieronder zijnde de nominale waarde).
Hongarije
Letland
Roemenië
6 500 5 500 – 5 500 (4 000) 1 500
3 100 2 900 – 2 900 (1 000) 1 900
8 400 5 000 – 5 000 – 5 000
Totaal toegekende leningen Uitbetaald op 31.12.2013 Uitbetaald in 2014 Leningen uitbetaald op 31.12.2014 Terugbetaalde leningen op 31.12.2014 Uitstaand bedrag op 31.12.2014
miljoen EUR
Totaal
18 000 13 400 – 13 400 (5 000) 8 400
Hieronder wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen. Tussen november 2008 en mei 2009 werd ten belope van 14,6 miljard EUR aan financiële bijstand verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië, waarvan medio 2011 een bedrag van 13,4 miljard EUR was uitbetaald. Opgemerkt zij dat het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije in november 2010 afliep (waarbij 1 miljard EUR nog niet was opgevraagd) en dat de eerste twee terugbetalingen van 2 miljard EUR in december 2011 en nog eens 2 miljard EUR in november 2014 zoals gepland werden ontvangen. Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Letland liep in januari 2012 af (waarbij 200 miljoen EUR nog niet was opgevraagd) en de eerste twee terugbetalingen van 1 miljard EUR in april 2014 en 1,2 miljard EUR in januari 2015 werden zoals gepland ontvangen. Het eerste betalingsbalansbijstandsprogramma voor Roemenië liep af in mei 2012 en het volledige toegekende bedrag, 5 miljard EUR, werd uitbetaald. De eerste terugbetaling van 1,5 miljard EUR werd zoals gepland in januari 2015 ontvangen. In februari 2011 verzocht Roemenië in het kader van de betalingsbalansfaciliteit om verdere anticiperende financiële bijstand (AFB) om nieuwe impulsen aan de economische groei te kunnen geven. Op 12 mei 2011 stemde de Raad in met de terbeschikkingstelling aan Roemenië van anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU (AFB) ten belope van maximaal 1,4 miljard EUR (Besluit 2011/288/EU van de Raad), maar die liep eind maart 2013 af zonder te zijn gebruikt. Na een tweede verzoek van Roemenië om AFB, besloot de Raad op 22 oktober 2013 nieuwe AFB anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU ten belope van maximaal 2 miljard EUR te verstrekken (Besluit 2013/531/EU van de Raad), die tot 30 september 2015 voor activering beschikbaar blijft. Als om activering wordt gevraagd, wordt deze financiële bijstand verstrekt in de vorm van een lening met een maximale gemiddelde looptijd van acht jaar. Aangezien deze AFB van 2 miljard EUR momenteel het enige actieve programma is in het kader van de betalingsbalansfaciliteit, is dit het enige bedrag dat nog altijd beschikbaar is. Europees financieel stabilisatiemechanisme miljoen EUR
Totaal toegekende leningen Uitbetaald op 31.12.2013 Uitbetaald in 2014
Ierland
Portugal
Totaal
22 500 21 700 800
26 000 22 100 2 200
48 500 43 800 3 000
23
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Uitbetaalde leningen op 31.12.2014 Terugbetaalde leningen op 31.12.2014 Uitstaande leningen op 31.12.2014
22 500 – 22 500
24 300 – 24 300
46 800 – 46 800
Hieronder wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen. Op 11 mei 2010 nam de Raad het EFSM aan om de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren (Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad). Dit mechanisme is gebaseerd op artikel 122, lid 2, VWEU en maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden, die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. De Commissie gaat namens de EU leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen aan en leent deze middelen aan de begunstigde lidstaat. Voor elk land dat een lening in het kader van het EFSM ontvangt, wordt per kwartaal beoordeeld of de aan de lening gehechte beleidsvoorwaarden zijn vervuld, voordat een andere tranche wordt uitgekeerd. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 worden de middelen van de faciliteit beperkt tot 60 miljard EUR, maar de juridische limiet is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening nr. 407/2010 van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag van de leningen of kredietlijnen wordt beperkt tot de beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd: op 31 december 2014 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 47,5 miljard EUR (de bovenvermelde 46,8 miljard EUR zijnde de nominale waarde). Aangezien de leningen in het kader van het EFSM door de EU-begroting worden gewaarborgd, volgt het Europees Parlement de EFSM-acties van de Commissie en oefent het controle uit in het kader van de begrotings- en kwijtingsprocedure. Omdat beide EFSM-programma's zijn afgelopen, zijn in bovenstaande tabel geen beschikbare bedragen opgenomen. De Raad besloot in december 2010 bij uitvoeringsbesluit een lening aan Ierland van ten hoogste 22,5 miljard EUR toe te kennen, en in mei 2011 een lening aan Portugal van ten hoogste 26 miljard EUR. De initiële uitvoeringsbesluiten stelden rente vast met een marge, hetgeen resulteert in soortgelijke voorwaarden als die welke voor de IMF-bijstand worden gesteld. Met zijn uitvoeringsbesluiten nr. 682/2011 en nr. 683/2011 van 11 oktober 2011 schafte de Raad de rentemarge met terugwerkende kracht af en werd de maximale gemiddelde looptijd van 7,5 jaar verlengd tot 12,5 jaar en de looptijd van afzonderlijke tranches tot 30 jaar. Op 21 juni 2013 stelde de Raad de uitvoeringsbesluiten nr. 313/2013 en nr. 323/2013 vast, waarbij de maximale gemiddelde looptijd van de EFSM-leningen aan Ierland en Portugal met 7 jaar tot 19,5 jaar werd verlengd. Door de verlenging wordt het schuldaflossingsprofiel van beide landen verzacht en worden hun behoeften aan herfinanciering in de post-programmeringsperiode verlaagd. De laatste drie tranches werden uitgekeerd in 2014: 0,8 miljard EUR voor Ierland en 1,8 miljard EUR voor Portugal in maart 2014 en uiteindelijk 0,4 miljard EUR voor Portugal in november 2014. Portugal heeft tot het verstrijken van het programma geen aanspraak gemaakt op 1,7 miljard EUR van de verleende financiële bijstand. Er zijn momenteel geen bedragen beschikbaar in het kader van het EFSM. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen (in miljoen EUR) op de datum van ondertekening van deze rekening: Jaar Hongarije 2015 2016 2017 2018 2019 2021 2022 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2032
Betalingsbalans Letland Roemenië
1,5 0,5
0,2
1,15 1,35 1,0
Totaal 0 1,5 1,15 1,35 1,5 0 0 0 0,2 0 0 0 0 0 24
Ierland 5,0
EFSM Portugal 4,75
3,9
0,6
3,0
6,75 2,7 1,8
0,8 2,0 1,0 2,3
2,0 2,0 0,4
3,0
Totaal Totaal 5,0 4,75 0 4,5 0 9,75 2,7 2,6 0 4,0 3,0 2,3 0,4 3,0
5,0 6,25 1,15 5,85 1,5 9,75 2,7 2,6 0,2 4,0 3,0 2,3 0,4 3,0
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2038 2042 Totaal
1,5
0,7
0 0 5,7
3,5
1,5 22,5
1,8 1,5 24,3
1,8 3,0 46,8
1,8 3,0 52,5
Macrofinanciële bijstand (MFB) Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan derde partnerlanden die geografisch gezien dicht bij het grondgebied van de EU gelegen zijn. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Deze leningen worden gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4 bij de financiële staten).
4.3.3.
Intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit buiten het kader van het EU-verdrag: de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme
De Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) werd opgericht door de lidstaten van de eurozone en kreeg het mandaat de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren door financiële bijstand te verlenen aan de lidstaten van de eurozone. De EFSF is geen EU-orgaan: zij staat volledig los van en is niet geconsolideerd in de EU-rekeningen. Zij wordt niet gewaarborgd door de EU-begroting. Zij heeft daarom geen gevolgen voor de EU-rekeningen, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties. Met de inwerkingtreding van het ESM (zie hieronder) verstrekte de EFSF na 1 juli 2013 geen nieuwe financiële bijstand. De Commissie is verantwoordelijk voor het onderhandelen van de beleidsvoorwaarden die aan de financiële bijstand worden verbonden, en voor het toezien op de naleving van die voorwaarden. Verordening nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad maakt het mogelijk sancties op te leggen in de vorm van boeten voor lidstaten met de euro als munt. Deze boeten, namelijk 0,2 % van het bbp van de lidstaat in het voorgaande jaar, kunnen worden toegepast in gevallen waarin een lidstaat geen passende maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan zijn buitensporig begrotingstekort, of wanneer de statistieken zijn gemanipuleerd. Verordening nr. 1174/2011 inzake macro-economische onevenwichtigheden voorziet daarnaast ook in een jaarlijkse boete van 0,1 % van het bbp van een lidstaat van de eurozone wanneer een lidstaat niet de gevraagde corrigerende maatregelen heeft genomen of geen toereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend. Verordening nr. 1177/2011 wijzigde Verordening nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten. Ook deze gewijzigde verordening voorziet in de mogelijkheid om lidstaten van de eurozone boeten op te leggen (gelijk aan 0,2 % van het bbp plus een variabel bestanddeel). De boeten zullen via de EU-begroting passeren en vervolgens aan de EFSF worden overgedragen. Dit betekent dat die bedragen begrotingsontvangsten en begrotingsuitgaven vormen, zodat ze geen effect hebben op het globale begrotingsresultaat. Zij hebben dus evenmin effect op het economisch resultaat dat in de financiële staten van de EU is opgenomen. Het Europees stabilisatiemechanisme (ESM) is een intergouvernementele organisatie onder internationaal publiekrecht buiten het kader van de EU-Verdragen. Het ESM-verdrag werd door de destijds 17 lidstaten van de eurozone ondertekend en trad in oktober 2012 in werking. Het ESM heeft de taken overgenomen die door het EFSM en de EFSF werden vervuld, en is zo het enige en permanente mechanisme geworden om te reageren op nieuwe verzoeken om financiële bijstand van lidstaten van de eurozone. De EFSF en het EFSM nemen daarom niet langer aan nieuwe financieringsprogramma's deel en sluiten geen nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten. Opgemerkt zij dat de EU-begroting de ESM-leningen niet zal waarborgen. Aangezien dit mechanisme eigen rechtspersoonlijkheid heeft en rechtstreeks door de lidstaten van de eurozone wordt gefinancierd, is het geen EU-orgaan en is er geen effect op de EUrekeningen of de EU-begroting, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties. De geïnde boeten zullen in de EU-begroting worden opgenomen en aan het ESM overgedragen zodra de EFSF niet langer operationeel is. Daarnaast voorziet het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in financiële sancties voor een "verdragsluitende partij", indien die lidstaat niet de nodige maatregelen heeft genomen om een te hoog tekort te voorkomen. De opgelegde financiële sancties (die niet meer kunnen bedragen dan 0,1 % van het bbp) zullen aan het ESM moeten worden betaald, indien deze aan lidstaten van de eurozone worden opgelegd (en hebben dus geen gevolgen voor het begrotingsresultaat van de EU, net als bij de EFSF hierboven), of aan de EU-begroting voor lidstaten die geen lid zijn van de eurozone. In dat laatste geval zal de financiële sanctie een ontvangst zijn voor de EU-begroting en als zodanig in haar rekeningen worden opgenomen. 25
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.
Economische en financiële context van de uitvoering van de EU-begroting
Macro-economisch klimaat In de context van de staatsschuldencrisis is de economische groei in de EU-lidstaten van 2012 tot 2013 afgenomen en van 2013 tot 2014 toegenomen. De algemene economische situatie van de lidstaten komt tot uiting in de ontvangsten uit eigen middelen van de EU, die hebben geleid tot een lichte stijging van de traditionele eigen middelen en de btw-ontvangsten. Aangezien de ontvangsten uit de bni-middelen restcomponenten zijn die rechtstreeks zijn gekoppeld aan het totale niveau van de door de begrotingsautoriteit vastgestelde betalingskredieten (en deze kredieten zijn verlaagd door de lidstaten in het MFK 2014-2020), nam het bedrag aan ontvangsten uit de bni-middelen af in 2014. De versterking van het stabiliteits- en groeipact in de EU maakt de weg vrij voor duurzame overheidsfinanciën van de betrokken EU-lidstaten. Het begrotingspact is gericht op de consolidatie van de overheidsfinanciën van de lidstaten en stelt hen in staat hun bbp in de komende jaren te verhogen. Het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) om de rente op een laag niveau te houden, ondersteunt de stabilisering van de economie van de eurozone. De ECB draagt binnen haar mandaat bij aan de toename van de groei van de eurozone.
26
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Bruto binnenlands product van de EU 28 tegen marktprijzen miljard EUR, lopende prijzen
14 200 14 000 13 800
13 600 13 400 13 200
13 000 12 800 12 600
12 400 12 200 2010
2011
2012
2013
2014
Ontvangsten uit de bni-middelen
miljard EUR
120 100
80 60 40 20 0 2010
2011
2012
2013
2014
Niet-gehonoreerde betalingsverzoeken Als gevolg van het macro-economische klimaat in de EU, leidt de druk op de nationale begrotingen van de lidstaten tot druk op de betalingskredieten van de EU-begroting. Deze ontwikkeling heeft een direct effect op de van de lidstaten en andere begunstigden ontvangen betalingsverzoeken. Het totaal aan nietgehonoreerde betalingsverzoeken aan het einde van het jaar is toegenomen van 24,3 miljard EUR in 2013 tot 25,8 miljard EUR in 2014. Hoewel er altijd openstaande vorderingen zijn als gevolg van bedragen die vlak voor het einde van het jaar zijn ingediend, is de belangrijkste reden voor de uitzonderlijk hoge bedragen in de afgelopen jaren het tekort aan betalingskredieten. Niet-gehonoreerde betalingsverzoeken moeten uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd. Met dit in het achterhoofd zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in mei 2015 een betalingsplan overeengekomen om de EU-begroting opnieuw de duurzame richting op te krijgen. Voor de EU is het van essentieel belang om na te denken over de behoeften op lange termijn wat de betalingskredieten betreft, omdat deze kredieten voorwerp van besluit van de begrotingsautoriteit zijn en zonder deze kredieten geen betalingen kunnen worden gedaan of geldmiddelen kunnen worden overgedragen. Als er eenmaal overeenstemming over is bereikt, worden de kredieten automatisch omgezet in beschikbare geldmiddelen van de EU via het maandelijkse inningsproces van de eigen middelen.
27
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Binnen de Commissie is er wekelijks (soms dagelijks) sprake van prognoses van de kasmiddelen op korte termijn, om ervoor te zorgen dat voldaan kan worden aan de directe betalingsverplichtingen van de EU, met inachtneming van de grenzen van de in de begroting opgenomen betalingskredieten. Deze prognose op korte termijn vormt de basis voor het schatten van het bedrag aan eigen middelen dat maandelijks bij de lidstaten wordt opgevraagd. Op de eerste werkdag van elke maand moeten de lidstaten een twaalfde van het totale bedrag van de in de Uniebegroting opgenomen btw- en bni-middelen bijschrijven op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie. Afhankelijk van de kaspositie van de Commissie kan aan de lidstaten worden gevraagd in het eerste kwartaal van het jaar de btw- en bni-middelen met één of twee maanden te vervroegen. Deze voorschotten worden in mindering gebracht op afroepingen van middelen in de volgende maanden, afhankelijk van de geraamde behoeften aan kasstromen. Voor de middellange en lange termijn controleert de Commissie nauwgezet de betalingsbehoeften van de EU als onderdeel van haar reguliere werkzaamheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de voorbereiding van voorstellen van de Commissie over het MFK als onderdeel van de opstelling van de jaarlijkse begroting en bij het opstellen van gewijzigde begrotingen. In de onderhandelingsfase van het MFK worden de gebruikte modellen en de onderliggende veronderstellingen op gezette tijden gecontroleerd en wanneer nodig geactualiseerd. De resultaten van de modelsimulatie worden doorgeleid naar de begrotingsonderhandelingen voor de vaststelling van het betalingsplafond van het MFK. Ontwikkeling van betalings- en vastleggingskredieten, RAL en de achterstand in nietgehonoreerde betalingsverzoeken, in miljoen EUR
225 000 Vastleggingskredieten
217 810
Betalingskredieten
205 000
222 410
207 443
Achterstand kostendeclaraties
194 395
189 585
185 000 177 272 165 000
144 572
142 744
142 545
145 000
155 659 148 469
151 284
155 045
149 939 147 495
138 683
134 533 129 395 125 000
122 231 116 545
118 361
105 000
85 000
65 000
45 000 20 926
25 000
25 808
24 339
20 902
17 495 11 549 5 215
5 000 2008
2009
2010
2011
28
2012
2013
2014
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2014 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden. Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft. Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.
(getekend) Manfred Kraff Rekenplichtige van de Commissie 17 juli 2015
29
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
EUROPESE UNIE BEGROTINGSJAAR 2014
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
30
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
INHOUDSOPGAVE
BALANS ........................................................................................................ 32 STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN .......................................................... 33 KASSTROOMOVERZICHT ................................................................................. 35 MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA ...................................................... 36 TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN ..................................................... 37 1. BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING .............................................................................................. 38 2.
TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS................................................................... 53
3.
TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN .................... 74
4.
TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT .......................................... 86
5. VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING ................................................................................ 87 6.
BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING ......................................................... 91
7.
FINANCIEEL RISICOBEHEER ......................................................................... 98
8.
INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN ............................. 111
9.
GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM .................................................... 113
10.
CONSOLIDATIEBEREIK .............................................................................. 114
31
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
BALANS miljoen EUR
Toelichting NIET-VLOTTENDE ACTIVA Immateriële activa Vaste bedrijfsmiddelen Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode Financiële activa Voorfinanciering Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie VLOTTENDE ACTIVA Financiële activa Voorfinanciering Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie Voorraden Geldmiddelen en kasequivalenten
31.12.2014
31.12.2013
2.1 2.2 2.3
282 7 937 409
237 6 104 349
2.4 2.5 2.6
56 438 18 358 1 198
59 844 38 072 498
84 623
105 104
2.4 2.5 2.6
11 811 34 237 14 380
5 571 21 367 13 182
2.7 2.8
128 17 545
128 9 510
78 101 162 724
49 758 154 862
(58 616) (1 537) (51 851)
(46 818) (1 323) (56 369)
(112 005)
(104 510)
(745) (8 828) (43 180) (55 973)
(545) (3 163) (36 213) (56 282)
(108 726) (220 730)
(96 204) (200 714)
(58 006)
(45 852)
4 435 (62 441) (58 006)
4 073 (49 925) (45 852)
TOTAAL ACTIVA NIET-VLOTTENDE PASSIVA Pensioenen en andere personeelsbeloningen Voorzieningen Financiële verplichtingen
2.9 2.10 2.11
VLOTTENDE PASSIVA Voorzieningen Financiële verplichtingen Schulden Overlopende posten
2.10 2.11 2.12 2.13
TOTAAL PASSIVA NETTOACTIVA Reserves Bij de lidstaten op te vragen bedragen* NETTOACTIVA
2.14 2.15
* Het Europees Parlement heeft op 17 december 2014 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2015 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.
32
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
miljoen EUR
Toelichting ONTVANGSTEN Ontvangsten uit niet-ruiltransacties Bni-middelen Traditionele eigen middelen Btw-middelen Geldboeten Teruggevorderde uitgaven Overige Totaal Ontvangsten uit ruiltransacties Financiële opbrengsten Overige Totaal KOSTEN** Uitgevoerd door de lidstaten Europees Landbouw- en Garantiefonds Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds Europees Sociaal Fonds Overige Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties Uitgevoerd door andere entiteiten Personeels- en pensioenkosten Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen Financieringskosten Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen Overige kosten
2014
2013 (geherclassificeerd)*
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
104 688 17 137 17 462 2 297 3 418 5 623 150 625
110 194 15 467 14 019 2 757 1 777 4 045 148 259
3.7 3.8
2 298 1 066 3 364
1 991 1 443 3 434
153 989
151 693
(44 465) (14 046)
(45 067) (13 585)
(43 345)
(47 767)
3.10
(12 651) (2 307) (15 311)
(12 126) (1 525) (12 519)
3.11
(1 025)
(656)
3.11
(2 770)
(2 465)
3.11 3.12 3.13
(1 799) (9 662) (9 170)
(1 694) (9 058) (2 033)
3.14 3.15
(2 926) (640)
(2 383) (608)
3.16
(5 152)
(4 572)
(165 269) (11 280)
(156 058) (4 365)
3.9
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR
* Nadere informatie wordt gegeven in toelichting 3.18 ** Uitgevoerd door de lidstaten: gedeeld beheer Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen: direct beheer
33
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten: indirect beheer
34
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
KASSTROOMOVERZICHT miljoen EUR
Toelichting
2014
2013
(11 280)
(4 365)
61 408 (1 298) 6 844 (1 898)
48 401 20 (1 695) 923
– 11 798
10 4 315
414 1 146 6 967 (309) (1 005)
(196) (330) 14 655 (12 154) (1 023)
130
(50)
(2 347)
(624)
(60)
43
(1 536)
(1 142)
NETTOKASSTROOM
8 035
(1 164)
Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar
8 035
(1 164)
2.8
9 510
10 674
2.8
17 545
9 510
Economisch resultaat van het jaar Beleidsactiviteiten Afschrijving Waardevermindering (Toename)/afname leningen (Toename)/afname voorfinanciering (Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie (Toename)/afname voorraden Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen Toename/(afname) voorzieningen Toename/(afname) financiële verplichtingen Toename/(afname) crediteuren Toename/(afname) in overlopende posten Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten Overige non-cash mutaties Investeringsactiviteiten (Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen (Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa
35
4.2
4.3
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA miljoen EUR
Reserves (A) Reëlewaardereserve Overige reserves BALANS OP 31.12.2012 Mutatie in reserve Garantiefonds Mutaties reële waarde Overige Toewijzing economisch resultaat 2012 Begrotingsresultaat 2012 gecrediteerd aan de lidstaten Economisch resultaat voor het jaar BALANS OP 31.12.2013 Mutatie in reserve Garantiefonds Mutaties reële waarde Overige Toewijzing economisch resultaat 2013 Begrotingsresultaat 2013 gecrediteerd aan de lidstaten Economisch resultaat voor het jaar BALANS OP 31.12.2014
150 – (51) – – – 99 – 139 – – – – 238
36
3 911 46 – 12 5 – – 3 974 247 – (24) (0) – – 4 197
Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B) Gecumuleerd Economisch overschot/(tekort) resultaat van het jaar (39 148) (5 329) (46) – – (9) – (5 334) 5 329 (1 023) – – (4 365) (45 560) (4 365) (247) – – – 16 – (4 365) 4 365 (1 005) – – (11 280) (51 161) (11 280)
Nettoactiva = (A)+(B) (40 416) – (51) 3 – (1 023) (4 365) (45 852) – 139 (8) – (1 005) (11 280) (58 006)
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
37
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
1.
BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
1.1.
RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS
De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna "het Financieel Reglement" genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1). Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen. De rekeningen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.
1.2.
BOEKHOUDBEGINSELEN
De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld. De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 2 en zijn dezelfde als die welke in Ipsas 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken). Bij de voorbereiding van de financiële staten overeenkomstig bovengenoemde regels en beginselen moet het management ramingen maken die van invloed zijn op de bedragen die worden opgegeven voor bepaalde posten in de balans en in de staat van de financiële resultaten, evenals informatie verschaffen over financiële instrumenten en de voorwaardelijke activa en passiva.
1.3.
CONSOLIDATIE
CONSOLIDATIEBEREIK De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EUagentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen, zijnde 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zeven gemeenschappelijke ondernemingen en één geassocieerde deelneming. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 10 van de EU-rekening. In vergelijking met 2013 blijft het consolidatiebereik ongewijzigd, met dien verstande dat één geassocieerde deelneming nu geherclassificeerd is als een gemeenschappelijke onderneming en de resulterende entiteit na de fusie van 2 andere geassocieerde deelnemingen als een gemeenschappelijke onderneming is geclassificeerd. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND 38
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept "zeggenschap". Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn entiteiten waarin de EU direct of indirect de macht heeft om het financiële en operationele beleid te sturen om voordelen uit hun activiteiten te verwerven. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat. De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Het is duidelijk dat voor elke entiteit apart moet worden nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden. Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank - ECB) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN Een gemeenschappelijke onderneming is een contractuele afspraak waarbij de EU en een of meer partijen (de "ondernemers") een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de directe of indirecte zeggenschap over een activiteit met dienstenpotentieel. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder). GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder). NIET-GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN WAARVAN DE COMMISSIE DE MIDDELEN BEHEERT De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd, maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet geconsolideerd in haar financiële staten.
1.4.
OPSTELLINGSGRONDSLAG
1.4.1.
Munteenheid en omrekeningsbeginselen
Functionele en rapporteringsvaluta De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is. Verrichtingen en saldi Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. 39
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers. De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:
40
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Wisselkoersen met de euro
Valuta BGN CZK DKK GBP HRK HUF LVL
31.12.2014
31.12.2013
Valuta
31.12.2014
31.12.2013
1,9558 27,7350 7,4453 0,7789 7,6580 315,5400 -
1,9558 27,4270 7,4593 0,8337 7,6265 297,0400 0,7028
LTL PLN RON SEK CHF JPY USD
3,4528 4,2732 4,4828 9,3930 1,2024 145,2300 1,2141
3,4528 4,1543 4,4710 8,8591 1,2276 144,7200 1,3791
Veranderingen in de reële waarde van monetaire, in vreemde valuta luidende financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, die verband houden met een onderscheid gemaakt in omrekeningsverschillen, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa en passiva die tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening zijn gewaardeerd, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.
1.4.2.
Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.
1.5.
BALANS
1.5.1.
Immateriële activa
Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur. De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.
1.5.2.
Vaste bedrijfsmiddelen
Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend. De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en
41
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen. Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Type actief
Lineair afschrijvingspercentage
Gebouwen Materieel en apparatuur Meubilair en wagenpark Vast materieel Computerhardware Overige
4 % tot 10 % 10 % tot 25 % 10 % tot 25 % 10 % tot 33 % 25 % tot 33 % 10 % tot 33 %
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Leases Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Elke leasebetaling wordt zo over de financierings- en andere lasten verdeeld dat een constante spreiding van het uitstaande financieringssaldo wordt verkregen. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Betalingen in verband met operationele leases worden lineair over de leaseperiode aan de staat van de financiële resultaten toegerekend.
1.5.3.
Waardevermindering van niet-financiële activa
Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is. De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
1.5.4.
Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen
42
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Belangen in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode en de eerste maal tegen kostprijs. Het belang van de EU in de resultaten van haar geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de EU, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves. De boekwaarde van de geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs samen met alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die van een geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief. Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een gemeenschappelijke onderneming gelijk is aan of groter is dan haar belang in de gemeenschappelijke onderneming, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op ("verborgen verliezen"). Het niet-opgenomen aandeel van verliezen is het resultaat van een technische boekhoudkundige verrichting die nodig is wanneer de vermogensmutatiemethode wordt toegepast. Die niet-opgenomen verliezen vormen geen verliezen voor de EU en zijn verschuldigd door het feit dat de opname van de uitgave normaal gezien plaatsvindt vóór de kapitaalverhoging voor de bijdrage in natura van de andere deelnemers dan de EU. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de EU en haar geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. De boekhoudregels van geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de EU. Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt. Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
1.5.5.
Financiële activa
Indeling De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, leningen en vorderingen, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken. (i) Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie. (ii) Leningen en vorderingen Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU rechtstreeks geld, goederen of diensten verstrekt aan een debiteur zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder nietvlottende activa opgenomen, behalve die met een vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum, ook als de vervaldatum van de gehele lening van meer dan 12 maanden na de balansdatum dateert. (iii) Tot einde looptijd aangehouden beleggingen 43
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie. (iv) Voor verkoop beschikbare financiële activa Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is op de balansdatum. Beleggingen in niet-geconsolideerde entiteiten en andere beleggingen in aandelen (bv. durfkapitaalverrichtingen) die niet volgens de vermogensmutatiemethode worden verwerkt, worden ook als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld. Eerste opname en waardering Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de kredietnemer. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten. De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating. Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende: -
De "marktomgeving" waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de "optie" van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.
-
Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme, betalingsbalans of soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.
-
Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of zijn overgedragen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft overgedragen.
44
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Waardering na eerste opname (i) Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie "financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening" worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen. (ii) Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen. (iii) Tot einde looptijd aangehouden beleggingen – De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen. (iv) Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld. De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken. Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.
Waardevermindering van financiële activa De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief. (a)
Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. 45
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
(b)
Activa geboekt tegen reële waarde
In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Beleggingen in durfkapitaalfondsen Beleggingen in durfkapitaalfondsen worden als voor verkoop beschikbare activa ingedeeld en worden bijgevolg geboekt tegen reële waarde met verwerking van in de reëlewaardereserve tot uiting komende waardeveranderingen (inclusief omrekeningsverschillen). Omdat zij niet op een actieve markt zijn genoteerd, worden de beleggingen in durfkapitaalfondsen post voor post gewaardeerd tegen kostprijs of toerekenbare intrinsieke waarde ("net asset value") afhankelijk van welke waarde het laagst is. Nietgerealiseerde baten die voortvloeien uit de waardering van de reële waarde worden opgenomen via de reserves en niet-gerealiseerde verliezen worden getoetst op waardevermindering, teneinde te bepalen of zij als waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten of als veranderingen in de reëlewaardereserve.
1.5.6.
Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.
46
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
1.5.7.
Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen) en bedragen worden teruggestort. Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: teruggestorte bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld, en waardeverminderingen. Bedragen die in het Financieel Reglement zijn omschreven als "financiële instrumenten onder gedeeld beheer" worden vanuit boekhoudkundig oogpunt aangemerkt als voorfinanciering. Deze voorfinanciering wordt gewaardeerd tegen de oorspronkelijke bedragen die aan lidstaten werden betaald, verminderd met een raming van de gebruikte bedragen. Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.
1.5.8.
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
Als de boekhoudregels van de EU een afzonderlijke presentatie van ruil- en niet-ruiltransacties vereisen met het oog op het opstellen van de rekening, worden vorderingen omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties die niet voortvloeien uit een contract (soevereine verhaalbare bedragen). Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.5.5 hierboven). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn. Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast Zie toelichting 1.5.14 hieronder betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.
1.5.9.
Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
1.5.10. Pensioenen en andere personeelsbeloningen
47
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Pensioenverplichtingen Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting. Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode. Ziektekosten na tewerkstelling De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun begunstigden komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan "inactieven" worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als "personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).
1.5.11. Voorzieningen Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.
1.5.12. Financiële verplichtingen Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd 48
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening (zie toelichting 1.5.5). De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.
1.5.13. Schulden Een aanzienlijk bedrag van de te betalen posten van de EU heeft geen betrekking op ruiltransacties zoals de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag. Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.
1.5.14. Overlopende posten Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt. Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven.
1.6.
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
1.6.1.
Ontvangsten
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties: Bni- en btw-middelen De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald. Traditionele eigen middelen De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de
49
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte. Geldboeten Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om: -
hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;
-
hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EUwetgeving.
Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EUVerdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven. Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De gecumuleerde rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd. Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld. ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum. Renteontvangsten en -uitgaven Renteontvangsten en -uitgaven worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen. Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen. Dividendinkomsten Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.
1.6.2.
Uitgaven 50
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften. Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Personeelsstatuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt. Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven. De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.
51
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
1.7.
VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA
1.7.1.
Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk activum is een mogelijk activum dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.
1.7.2.
Voorwaardelijke passiva
Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
52
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.
TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA 2.1.
IMMATERIËLE ACTIVA miljoen EUR
Brutoboekwaarde op 31.12.2013 Toevoegingen Vervreemdingen Overdrachten tussen categorieën van activa Overige wijzigingen Brutoboekwaarde op 31.12.2014 Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2013 Afschrijvingskosten voor het jaar Vervreemdingen Overdrachten tussen categorieën van activa Overige wijzigingen Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014
474 104 (2) 0 1 577 (236) (61) 2 0 0 (295)
Nettoboekwaarde op 31.12.2014 Nettoboekwaarde op 31.12.2013
282 237
Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.
2.2.
VASTE BEDRIJFSMIDDELEN
De toename van vaste bedrijfsmiddelen is voornamelijk het gevolg van het feit dat activa ter waarde van 1 525 miljoen EUR van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) zijn overgedragen van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie, na ondertekening van de Copernicusdelegatieovereenkomst met het ESA in 2014. Overeenkomstig de in 2014 vastgestelde Copernicusverordening, heeft de EU de verantwoordelijkheid voor het Copernicus-programma overgenomen en daarom moet zij de activa opnemen op haar balans. Er is 297 miljoen EUR opgenomen aan activa voor de Sentinel-1A-satelliet onder de rubriek "vaste bedrijfsmiddelen", en 1 228 miljoen EUR aan activa in aanbouw voor de andere satellieten die momenteel worden gebouwd. Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie. Het bestaat uit een ruimtecomponent met een reeks van zes aardobservatiesatellieten en -instrumenten, een in-situcomponent (samengesteld uit tal van sensoren op de grond, op zee en in de lucht), en een dienstencomponent. Het Copernicus-programma levert de volgende diensten: monitoring van de atmosfeer, monitoring van de klimaatverandering, landmonitoring, zeemonitoring, crisisbeheersing en veiligheidstoepassingen. Daarnaast zijn op 31 december 2014 in de activa in aanbouw 1 478 miljoen EUR (in 2013: 1 041 miljoen EUR) aan activa opgenomen in verband met het Galileo-project, het wereldwijde systeem voor navigatie per satelliet van de EU, dat wordt gebouwd met de hulp van het ESA. Een bedrag van 17 miljoen EUR aan niet-kapitaliseerbare ontwikkelingskosten is als uitgave opgenomen.
53
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Vaste bedrijfsmiddelen miljoen EUR
Brutoboekwaarde op 31.12.2013 Toevoegingen Vervreemdingen Overdrachten tussen categorieën van activa Overige wijzigingen Brutoboekwaarde op 31.12.2014 Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2013 Afschrijvingskosten voor het jaar Teruggeboekte afschrijving Vervreemdingen Overdrachten tussen categorieën van activa Overige wijzigingen Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014 NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2014 NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2013
Terreinen Installaties en Meubilair en en uitrusting wagenpark gebouwen 4 660 608 233 30 342 18 (9) (58) (20) 84 98 10 2 1 2 4 768 990 242 (2 399) (474) (168) (153) (65) (17) 16 0 4 42 18 4 (1) 0 (1) (2 549) (477) (168) 2 219 2 261
513 134
74 65
54
Computerhardware
Overige
Financiële leases
Activa in aanbouw
Totaal
596 59 (49) 8 10 623 (461) (74) 2 47 (8) (6) (501)
248 31 (22) 2 1 261 (166) (25) 3 18 (2) (1) (173)
2 692 9 0 (8) 2 693 (863) (95) 0 7 (950)
1 599 1 779 (6) (195) 1 3 176
10 635 2 267 (164) – 17 12 754 (4 531) (429) 21 128 – (8) (4 817)
122 134
89 83
1 743 1 829
3 176 1 599
7 937 6 104
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.3.
BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE miljoen EUR
Toelichting Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen Belangen in geassocieerde deelnemingen Totaal
31.12.2014
31.12.2013
– 409 409
– 349 349
2.3.1 2.3.2
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode.
2.3.1.
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen
Belangen op 31.12.2013 Bijdragen Aandeel van het nettoresultaat Overige vermogensmutaties Deelnemingen op 31.12.2014 Niet-opgenomen aandeel van verliezen*
GJU 0 0 0 0 0 –
SESAR 0 95 (95) 0 0 (230)
ITER 0 118 (118) 0 0 (36)
Clean Sky 0 125 (125) 0 0 (99)
IMI 0 166 (166) 0 0 (73)
ECSEL 0 75 (75) 0 0 (40)
FCH 0 69 (69) 0 0 (116)
miljoen EUR
Totaal 0 647 (647) 0 0 (594)
* voor een gedetailleerde toelichting van de niet-opgenomen verliezen, zie toelichting 1.5.4.
De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang: miljoen EUR
31.12.2014
31.12.2013
250 178 – (813) 2 (666)
198 63 – (394) 1 (412)
Niet-vlottende activa Vlottende activa Niet-vlottende passiva Vlottende passiva Ontvangsten Uitgaven
GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING GALILEO IN LIQUIDATIE De Gemeenschappelijke Onderneming Galileo werd eind 2006 in liquidatie gesteld en het proces is nog aan de gang. De entiteit was in 2014 niet actief en nog altijd in liquidatie. GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING SESAR Op 31 december 2014 bezat de Commissie een belang van 43,53 % in Sesar. INTERNATIONALE ITER-ORGANISATIE VOOR FUSIE-ENERGIE (ITER) De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De totale bijdrage wordt juridisch gezien beschouwd als een bijdrage van Euratom aan ITER en de lidstaten en Zwitserland hebben geen belang in ITER. Aangezien de EU juridisch gezien de houdster is van het belang in de Gemeenschappelijke Onderneming ITER International, moet zij het belang in haar rekening opnemen. Op 31 december 2014 bezat de Commissie een belang van 40,61 % in ITER. Gezamenlijke technologie-initiatieven Om de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid te bereiken, werden publiek-private partnerschappen (PPP's) in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven opgericht (GTI's), die via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag ten uitvoer werden gelegd. De gemeenschappelijke onderneming (GO) Clean Sky, de GO IMI, de GO Ecsel (een samenvoegig van de voormalige GO's Artemis en Eniac), en de GO FCH zijn PPP's, opgericht in de vorm van GTI's. Het belang aan het einde van het jaar is als volgt: 61,39 % in Clean Sky, 80,47 % in IMI, 95,47 % in Ecsel en 70,85 % in FCH. 55
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
56
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.3.2.
Belangen in geassocieerde deelnemingen
Europees Investeringsfonds Het belang van de Commissie in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. miljoen EUR
EIF
Belang op 31.12.2013 Bijdragen Aandeel van het nettoresultaat Overige vermogensmutaties Belang op 31.12.2014
349 38 7 15 409
De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang: miljoen EUR
Activa Passiva Ontvangsten Overschot/(tekort)
De Commissie heeft 809 miljoen EUR.
20 %
van
haar
belang
gestort
en
het
31.12.2014
31.12.2013
497 (87) 38 21
499 (240) 37 (221)
niet-opgevraagde
saldo
bedroeg
miljoen EUR
Totaal kapitaal EIF Belang Commissie Totaal aandelenkapitaal Volgestort Niet-opgevraagd
2.4.
4 161 (832) 3 329
1 011 (202) 809
VORDERINGEN miljoen EUR
Toelichting Niet-vlottende financiële activa Voor verkoop beschikbare financiële activa Verstrekte leningen
2.4.1 2.4.2
Totaal Vlottende financiële activa Voor verkoop beschikbare financiële activa Verstrekte leningen
2.4.1 2.4.2
Totaal Totaal
57
31.12.2014
31.12.2013
6 550 49 888
5 497 54 347
56 438
59 844
2 856 8 955
2 373 3 198
11 811 68 249
5 571 65 415
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.4.1.
Voor verkoop beschikbare financiële activa miljoen EUR
31.12.2014 BUFI-beleggingen Garantiefonds* EGKS in liquidatie Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) Horizon 2020 ETF-startersregeling Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) Verrichtingen met risicodragend kapitaal Projectobligatie-initiatief Europees Fonds voor Zuidoost-Europa Overige voor verkoop beschikbare financiële activa Totaal Niet-vlottend Vlottend *
31.12.2013
3 068 1 825 1 699 842 514 399 188 186
1 1 1 1
910 773 696 197 339 188 121
145 125 117 298 9 406 6 550 2 856
124 67 116 339 7 870 5 497 2 373
Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties (20 miljoen EUR) die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing zijn gelaten. Aangezien het een langlopend instrument is, is er een significant niet-vlottend deel voor verkoop beschikbare financiële activa, te weten 1 489 miljoen EUR.
De EU is voornamelijk de houdster van voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van garantie-instrumenten en eigenvermogensinstrumenten. De stijging ten opzichte van 2013 is vooral het gevolg is van meer dan 2 miljard EUR aan nieuwe geldboeten die in 2014 zijn opgelegd en in het BUFIfonds zijn geïnvesteerd, waarbij geen rekening is gehouden met in 2014 afgehandelde lopende geldboeten. Daarnaast ging Horizon 2020, de achtste fase van de Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling ("KP8") in 2014 van start, met activa van meer dan een half miljard EUR aan het eind van het jaar. Reëlewaardehiërarchie van voor verkoop beschikbare financiële activa miljoen EUR
Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input Totaal
31.12.2014
31.12.2013
8 183 76 1 147
6 669 76 1 126
9 406
7 870
In de periode waren er geen overdrachten tussen de bovengenoemde niveaus van waardering van de reële waarde. Afstemming van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3): miljoen EUR
Beginbalans op 31.12.2013 Aan- en verkopen Baten en verliezen die gedurende de periode zijn opgenomen als overschot of tekort Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen Overdrachten naar niveau 3 Overdrachten vanuit niveau 3 Overige Eindbalans op 31.12.2014
1 126 (57) (2) 81 – – (1) 1 147
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de Commissie gewaardeerd op de kostprijs verminderd met eventuele afschrijvingen voor waardevermindering.
58
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
miljoen EUR
Totaal aandelenkapitaal Volgestort Niet-opgevraagd
2.4.2.
Totaal kapitaal EBWO
Belang Commissie
29 674 (6 202) 23 472
900 (188) 712
Leningen miljoen EUR
Niet-vlottend Vlottend Totaal
31.12.2014
31.12.2013
49 888 8 955 58 843
54 347 3 198 57 545
Deze rubriek omvat de uit opgenomen leningen verstrekte leningen (58 509 miljoen EUR) en uit begroting verstrekte leningen, namelijk leningen met bijzondere voorwaarden en de EGKS in liquidatie verstrekte woningbouwleningen (139 miljoen EUR). Ook inbegrepen zijn kortetermijndeposito's (195 miljoen EUR), die zijn ingedeeld als "leningen". Uit opgenomen leningen verstrekte leningen miljoen EUR
Totaal op 31.12.2013 Nieuwe leningen Terugbetalingen Wisselkoersverschillen Veranderingen in boekwaarde Bijzondere waardevermindering Totaal op 31.12.2014 Niet-vlottend Vlottend
MFB
Euratom
BB
EFSM
569 1 360 (96) 9 1 842 1 762 80
387 (39) 1 – 349 299 50
11 623 (3 000) (33) 8 590 5 700 2 890
44 468 3 000 39 47 507 41 800 5 707
EGKS in liquidatie 211 15 (5) 221 211 10
Totaal 57 258 4 360 (3 135) 16 10 – 58 509 49 772 8 737
De presentatie van de leningen op de balans (bv. EFSM, BB, Euratom, MFB) van de Commissie op basis van het onderscheid vlottend/niet-vlottend is zodanig verbeterd dat niet meer uitsluitend wordt gekeken naar het einde van de looptijd van de lening, maar ook naar de terugbetalingen die aan het einde van het jaar moeten worden voldaan. Voor de dekking van Euratom-leningen zijn garanties van derden ten belope van 349 miljoen EUR (2013: 387 miljoen EUR) ontvangen. Op 31.12.2014 is een bedrag van 250 miljoen EUR met betrekking tot een leningsovereenkomst in het kader van MFB aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald.
Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2014 Macrofinanciële bijstand Euratom Betalingsbalans Europees financieel stabilisatiemechanisme EGKS in liquidatie
0,181 %-4,54 0,26 %-5,76 2,375 %-3,625 1,875 %-3,750 5,2354 %-5,8103
59
% % % % %
31.12.2013 0,27 %-4,54 0,34 %-5,76 2,375 %-3,625 2,375 %-3,750 5,2354 %-5,8103
% % % % %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.5.
VOORFINANCIERING miljoen EUR
Toelichting Niet-vlottende voorfinanciering Voorfinanciering Overige voorschotten voor de lidstaten
2.5.1 2.5.2
Totaal Vlottende voorfinanciering Voorfinanciering Overige voorschotten voor de lidstaten
2.5.1 2.5.2
Totaal Totaal
31.12.2014
31.12.2013
15 980 2 378
34 819 3 253
18 358
38 072
29 222 5 015
16 403 4 963
34 237 52 595
21 367 59 439
Voorfinanciering maakt een groot deel uit van de totale activa van de EU en krijgt daarom regelmatige en passende aandacht. Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma's moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.
2.5.1.
Voorfinanciering miljoen EUR
Bruto- Afgewikkeld bedrag via afsluiting Gedeeld beheer Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling EFRO en CF ESF Overige Direct beheer Uitgevoerd door: Commissie uitvoerende EUagentschappen Indirect beheer Uitgevoerd door: andere EUagentschappen & -organen derde landen internationale organisaties andere entiteiten Totaal Niet-vlottend Vlottend
Nettobedrag op 31.12.2014
Bruto- Afgewikkeld bedrag via afsluiting
Nettobedrag op 31.12.2013
5 644
(2 115)
3 529
6 359
(1 032)
5 327
24 934 6 884 4 626
(2 182) (953) (2 535)
22 752 5 931 2 091
25 701 6 857 4 191
(2 164) (492) (2 054)
23 537 6 365 2 137
13 173 9 079
(10 215) (6 618)
2 958 2 461
14 841 8 558
(9 459) (5 108)
5 382 3 450
548
(98)
450
412
(21)
391
1 981 6 236
(1 169) (3 476)
812 2 760
1 678 4 172
(782) (2 460)
896 1 712
4 370 77 474
(2 910) (32 273)
1 460 45 202
(3 478) (27 050)
2 025 51 222
15 980 61 495
– (32 273)
15 980 29 222
5 503 78 272 34 819 43 453
– (27 050)
34 819 16 403
De onder gedeeld beheer en direct beheer vermelde vermindering van de totale voorfinanciering is voornamelijk toe te schrijven aan de afsluiting van de programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke oprichting van programma's in het kader van de periode 2014-2020. De voorfinanciering met 60
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
betrekking tot de oude programma's neemt af als gevolg van de aanvaarding van kosten en ten aanzien van de nieuwe programmeringsperiode zijn er lagere voorschotten uitbetaald. Wat de structuurfondsen betreft, verklaart deze overgang van programmeringsperioden ook het verkeer tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De uitbetaalde nieuwe voorfinanciering met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 wordt doorgaans geboekt als niet-vlottend: deze voorschotten zijn (als gevolg van de late goedkeuring van nieuwe programma's) nog altijd beperkt in omvang. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Garanties met betrekking tot voorfinanciering Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de "nominale waarde" en de "lopende waarde". Voor de "nominale" waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de "lopende" waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2014 beliep de "nominale waarde" van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 957 miljoen EUR. De "lopende waarde" van die garanties beliep 605 miljoen EUR (2013: respectievelijk 1 124 miljoen EUR en 887 miljoen EUR). Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % bij aan de totale bijdrage aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers. Op 31 december 2014 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,8 miljard EUR (2013: 4,5 miljard EUR). Deze daling houdt verband met het feit dat 2014 het laatste jaar was waarin KP7-projecten werden ondertekend en minder middelen voor nieuwe projecten beschikbaar waren. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers. Aan het einde van het jaar beliepen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 640 miljoen EUR (2013: 1 658 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële zaken worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EUjaarrekening geconsolideerd.
2.5.2.
Overige voorschotten voor de lidstaten miljoen EUR
Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten in het kader van gedeeld beheer Niet-vlottend Vlottend Totaal Steunregelingen Niet-vlottend Vlottend Totaal Totaal
31.12.2014
31.12.2013
2 090 1 733 3 823
2 118 2 118 4 236
288 3 282 3 570 7 393
1 135 2 845 3 981 8 216
In het kader van de programma's van de structuurfondsen 2007-2013 en tevens in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, kunnen uit de EU-begroting voorschotten aan de lidstaten worden betaald als bijdrage aan financieringsinstrumenten (in de vorm van leningen, aandelen of garanties) die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat (d.w.z. gedeeld beheer) worden opgezet en beheerd. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als een actief in de balans van de EU opgenomen. In de rechtsgrondslagen is echter niet bepaald dat de lidstaten periodiek over het 61
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
gebruik van die voorschotten verslag moeten uitbrengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zijn die voorschotten niet eens opgenomen in de bij de Commissie ingediende uitgavenstaten. Door de lidstaten gerapporteerde informatie over ongebruikte bedragen eind 2014 is niet op tijd beschikbaar om in deze rekening op te nemen. Daarom wordt aan het einde van het jaar een raming gemaakt van de waarde van dit actief op basis van de informatie die van de lidstaten is ontvangen over ongebruikte bedragen op 31 december 2013 en in 2014 gedane betalingen. Daarnaast is deze raming nu gebaseerd op een verlenging van de uitvoeringsperiode van deze instrumenten van 31 december 2015 tot en met 31 maart 2017. Het uitstaande saldo voor deze instrumenten aan het einde van het jaar is geraamd in de veronderstelling dat middelen volledig en gelijkmatig over de resterende periode worden benut. Aan het einde van deze periode zal de Commissie het werkelijke gebruik van de middelen onderzoeken en de ongebruikte bedragen in de rekening weergeven. De totale bijdrage die de lidstaten van de Commissie vroegen aangaande deze instrumenten, bedroeg 10 904 miljoen EUR. 1 088 miljoen EUR daarvan bleef aan het einde van het jaar onbetaald. In 2014 zijn er met betrekking tot de 2014-2020 programmeringsperiode geen bedragen betaald. Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.
2.6.
VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE miljoen EUR
Toelichting Niet-vlottend Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties Vorderingen op ruiltransacties
2.6.1 2.6.2
Totaal Vlottend Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen Vorderingen op ruiltransacties
2.6.1 2.6.2
Totaal Totaal
2.6.1.
31.12.2014
31.12.2013
1 158 40
478 20
1 198
498
13 828 551
12 478 704
14 380 15 578
13 182 13 680
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen miljoen EUR
Toelichting Niet-vlottend Lidstaten Overlopende posten
2.6.1.1 2.6.1.3
Totaal Vlottend Lidstaten Geldboeten Overlopende posten Andere verhaalbare bedragen
2.6.1.1 2.6.1.2 2.6.1.3
Totaal Totaal
62
31.12.2014
31.12.2013
305 853
478 –
1 158
478
10 679 2 270 832 48
5 574 4 071 2 741 92
13 828 14 987
12 478 12 957
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.6.1.1.
Op de lidstaten verhaalbare bedragen miljoen EUR
Vastgesteld in de A-boekhouding Vastgesteld in de specifieke boekhouding Te ontvangen eigen middelen Bijzondere waardevermindering Overige Verhaalbare bedragen uit eigen middelen Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard) Bijzondere waardevermindering Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling Verwachte terugvordering van voorfinanciering Betaalde en terugvorderbare btw Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen Totaal Niet-vlottend Vlottend
31.12.2014
31.12.2013
2 789 1 617 5 413 (1 144) 12 8 686 2 250 52 27 166
47 1 228 3 054 (743) 6 3 592 2 294 82 45 155
(840) 1 655 437 44 161 10 984 305 10 679
(819) 1 757 542 68 94 6 053 478 5 574
De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd. Verhaalbare bedragen eigen middelen De aanzienlijke toename van de verhaalbare bedragen in de A-boekhouding wordt verklaard door de 2 756 miljoen EUR aan douanerechten en suikerheffingen van november en december die in de voorgaande jaren als toegerekende inkomsten werden opgenomen. Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met de gewijzigde begroting nr. 2/2014 tot en met nr. 7/2014, die op 17 december 2014 werden goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bijdragen aan eigen middelen uitgevoerd op de eerste werkdag van februari 2015. De aanpassing van de nationale bijdragen van de lidstaten aan de begroting van de EU op basis van btw en bni vindt elk jaar op de eerste werkdag van december plaats. De aanpassing in 2014 bevatte belangrijke bni-herzieningen die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing, voor een totaal van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang. Om het hoofd te bieden aan deze buitengewone situatie, heeft de Raad op 18 december 2014 een voorstel van de Commissie goedgekeurd op grond waarvan de lidstaten onder strikte voorwaarden tot 1 september 2015 rentevrij uitstel van betaling kunnen verlenen. Dienovereenkomstig kozen zes lidstaten ervoor hun aanpassingen in 2015 te betalen. De uitgestelde betaling bedraagt 5,4 miljard EUR, als opgenomen in de bovenstaande tabel. Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de verhaalbare bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.
63
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.6.1.2.
Geldboeten
Dit betreft de door de Commissie opgelegde geldboeten die moeten worden geïnd voor 2 424 miljoen EUR (2013: 4 310 miljoen EUR) min een afschrijving van 155 miljoen EUR (2013: 239 miljoen EUR). Voor de geldboeten die aan het einde van het jaar uitstonden, werden voor in totaal 1 916 miljoen EUR garanties ontvangen (2013: 3 244 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2014 183 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was. De daling van het saldo van de openstaande boeten aan het eind van het jaar is toe te schrijven aan het feit dat de geldboeten voor een totaalbedrag van 4,1 miljard EUR definitief zijn geworden en daarom zijn overgedragen naar de begroting in 2014. 2.6.1.3.
Overlopende posten miljoen EUR
Toegerekende inkomsten eigen middelen Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: financiële correcties Overige toegerekende baten Waardevermindering op toegerekende inkomsten Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties Totaal Niet-vlottend Vlottend
31.12.2014
31.12.2013
– 1 502
2 424 31
83 – 101 1 686 853 832
201 – 85 2 741 – 2 741
Opgemerkt zij dat de toegerekende inkomsten uit eigen middelen, voornamelijk douanerechten van november en december, nu onder actuele verhaalbare bedragen bekend worden gemaakt.
2.6.2.
Vorderingen op ruiltransacties miljoen EUR
Niet-vlottend Andere vorderingen Totaal Vlottend Afnemers Waardevermindering van vorderingen op afnemers Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties Overige Totaal Totaal
2.7.
31.12.2014
31.12.2013
40 40
20 20
211 (103) 219 224 551 591
381 (100) 352 71 704 724
VOORRADEN miljoen EUR
Wetenschappelijk materieel Overige Totaal
64
31.12.2014
31.12.2013
66 62 128
81 47 128
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.8.
GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN miljoen EUR
Toelichting Rekeningen bij schatkisten en centrale banken Rekeningen-courant Beheer van gelden ter goede rekening Transfers (geld in omloop) Andere termijndeposito's
31.12.2014
31.12.2013
11 840 303 4 – 28
2 505 168 4 (1) 29
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's Geldmiddelen voor financiële instrumenten
2.8.1
12 174
2 705
2.8.2
1 275
1 406
Geldmiddelen voor geldboeten
2.8.3
2 738
4 165
1 358
1 234
17 545
9 510
Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen Totaal
2.8.1.
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's
Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het hoge saldo aan het einde van 2014 is vooral het gevolg van de door de lidstaten in december 2014 betaalde eigenmiddelenbijdragen (btw- en bni-saldi) en de in december 2014 vastgestelde gewijzigde begrotingen waardoor de bijdragen van de lidstaten afnamen: de desbetreffende terug te betalen bedragen hebben begin 2015 via gewijzigde begrotingen aan de lidstaten plaatsgevonden.
2.8.2.
Tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen
De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.
2.8.3.
Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als een vlottend passief in toelichting 5.2. De daling in dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds (BUFI) en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).
65
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
PASSIVA 2.9.
PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN miljoen EUR
Toelichting Pensioenen - personeel Pensioenen - anderen Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering Totaal
2.9.1 2.9.2 2.9.3
31.12.2014
31.12.2013
50 897 1 322 6 396
40 933 1 016 4 869
58 616
46 818
De sterke stijging in de personeelsbeloningen wordt verklaard door de forse daling van de toegepaste disconteringsvoet, die resulteert in een groot actuarieel verlies voor het jaar (netto 9,2 miljard EUR). Zoals hieronder aangegeven, is de reële disconteringsvoet drastisch gedaald van 1,8 % naar 0,7 %, wat de onderliggende economische omstandigheden weerspiegelt. Deze wijziging alleen is goed voor bijna de gehele toename van de verplichting aangezien de veranderingen in andere variabelen (zoals nieuwe leden, pensioenkosten en de rentekosten) aansluiten bij de cijfers van het voorgaande jaar. Dergelijke actuariële schommelingen zijn te verwachten op basis van de internationaal toegepaste boekhoudregels en het huidige economische klimaat — als de rentevoet stijgt, kan een tegengesteld effect worden verwacht. Omdat het een actuariële raming betreft van de waarde van de totale verplichting op een bepaald tijdstip, namelijk 31 december 2014, gebaseerd op verschillende op dat tijdstip geldende hypothesen, zijn in dit verlies nog niet de huidige lasten voor de EU-begroting meegenomen. Deze waardering is evenmin van invloed zijn op de bedragen die in de komende jaren uit de EU-begroting aan de gepensioneerden worden betaald: deze betalingen zijn al geraamd in het MFK 2014-2020 en worden via de jaarlijkse begrotingsprocedure ten uitvoer gelegd.
2.9.1.
Pensioenen - personeel
Overeenkomstig artikel 83 van het ambtenarenstatuut komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de EU-begroting. Er is voor deze verplichting geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de uitbetaling van deze uitkeringen volgens de verdeelsleutel die voor de financiering van deze uitgave is vastgesteld. Tevens dragen de ambtenaren door middel van een verplichte bijdrage van hun salaris voor een derde bij in de langetermijnfinanciering van deze pensioenregeling. De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2014 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van Ipsas 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). Om deze verplichting te berekenen, wordt de "projected unit credit"methode gebruikt. De voornaamste actuariële veronderstellingen voor de pensioenverplichting van het personeel die in de waardering werden gebruikt, zijn de volgende:
Nominale disconteringsvoet Verwacht inflatiepercentage Reële disconteringsvoet Huwelijkscoëfficiënt: man/vrouw Algemene salaristoename/herwaardering van de pensioenen International Civil Servants Life Table (ICSLT)
2.9.2.
31.12.2014
31.12.2013
2,0 % 1,3 % 0,7 % 81 %/49 % (0,2)% ICSLT 2013
3,7 % 1,9 % 1,8 % 81 %/49 % (0,2)% ICSLT 2013
Pensioenen - anderen
Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor
66
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.
2.9.3.
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Er is ook een waardering gemaakt voor de geraamde verplichting die de EU heeft in verband met het gemeenschappelijke stelsel van ziektekostenverzekering voor haar gepensioneerde personeelsleden. De disconteringsvoet en de algemene salarisgroei die voor de berekening zijn gebruikt, zijn in overeenstemming met die welke voor de waardering van de pensioenverplichting van het personeel zijn gebruikt, dus de oorzaken van de ontwikkelingen van de verplichting komen overeen met die van de pensioenverplichting van het personeel. Mutaties in de verplichtingen personeelsbeloningen miljoen EUR
Pensioenen personeel
Pensioenen anderen
Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
45 947
1 289
5 133
2 153 1 683 (1 368) 8 255 461
62 44 (47) 191 67
– 49 (68) 1 554 –
57 131
1 606
6 668
1 371
n.v.t.
n.v.t.
(7 605)
(119)
n.v.t.
n.v.t. 50 897
(165) 1 322
(272) 6 396
Brutoverplichting op 31.12.2013 Dienst/normale kosten Rentekosten Betaalde uitkeringen Actuariële verliezen* Wijzigingen ingevolge nieuwkomers Brutoverplichting op 31.12.2014 Op pensioenen toegepaste correctiecoëfficiënten Aftrek van belastingen op pensioenen Fondsbeleggingen Brutoverplichting op 31.12.2014
* Actuariële brutoverliezen vóór belastingen en aanpassingscoëfficiënten.
Vijfjarige tendentiële ontwikkeling van pensioenen en andere personeelsbeloningen
31.12.2010 31.12.2011 31.12.2012 31.12.2013 Verplichting personeelsbeloningen
37 172
34 835
42 503
46 818
miljoen EUR
31.12.2014 58 616
2.10. BEPALINGEN miljoen EUR
Rechtszaken Ontmanteling kerninstallaties Financieel Geldboeten Overige Totaal Niet-vlottend
Bedrag op 31.12.2013
Aanvullende bepalingen
487 963
567 –
282 – 135 1 867 1 323
117 30 94 807 241
TerugGebruikte Overdracht Wijziging in geboekte bedragen naar raming ongebruikte vlottend bedragen (97) (229) – 0 – (31) – 159 (0) – (53) (150) (93) 67
(76) – (73) (409) (28)
– – – – (69)
9 – (0) 168 164
Bedrag op 31.12.2014 728 1 091 332 30 102 2 282 1 537
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Vlottend
545
566
(57)
(381)
69
4
745
Rechtszaken Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De toename van de voorziening is hoofdzakelijk te wijten aan verloren rechtszaken in verband met het EFRO. Deze aanzienlijke stijging is slechts ten dele gecompenseerd door ongebruikte bedragen die vrijkwamen door de schikking in een zaak aangaande traditionele eigen middelen, die betrekking had op suikerheffingen (zie ook toelichting 3.2).
68
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Ontmanteling kerninstallaties In 2012 heeft een consortium van onafhankelijke deskundigen zijn studie van 2008 geactualiseerd en de kosten van de ontmanteling van de kerninstallaties van het Joint Research Centre (JRC) en het afvalbeheerprogramma geraamd. Hun raming van 989 miljoen EUR (voorheen 1 222 miljoen EUR) diende als uitgangspunt voor deze voorziening. In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening opnieuw geactualiseerd in de in 2104 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2014 resulteerde dat in een voorziening van 1 091 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2015 zal worden betaald (27 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 064 miljoen EUR). Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken. Financiële bepalingen Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de Commissie, garanties te verstrekken. Het financiële risico dat verbonden is aan de opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties is echter beperkt. De niet-vlottende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).
2.11. FINANCIELE VERPLICHTINGEN miljoen EUR
Toelichting Niet-vlottende financiële verplichtingen Opgenomen leningen Overige financiële verplichtingen
2.11.1 2.11.2
Totaal Vlottende financiële verplichtingen Opgenomen leningen Overige financiële verplichtingen
2.11.1 2.11.2
Totaal Totaal
31.12.2014
31.12.2013
49 743 2 108
54 153 2 216
51 851
56 369
8 727 101
3 065 99
8 828 60 680
3 163 59 533
2.11.1. Opgenomen leningen miljoen EUR
Opgenomen leningen Eliminatie: Garantiefonds* Totaal
31.12.2014
31.12.2013
58 491 (20) 58 470
57 237 (20) 57 218
* Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing zijn gelaten.
69
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Opgenomen leningen per financieel instrument miljoen EUR
Totaal op 31.12.2013 Nieuwe leningen Terugbetalingen Wisselkoersverschillen Veranderingen in boekwaarden Totaal op 31.12.2014 Niet-vlottend Vlottend
MFB
Euratom
BB
EFSM
569 1 360 (96) 9 1 842 1 762 80
387 (39) 1 – 349 299 50
11 623 (3 000) (33) 8 590 5 700 2 890
44 468 3 000 39 47 507 41 800 5 707
EGKS in liquidatie 190 14 (1) 203 193 10
Totaal 57 237 4 360 (3 135) 15 14 58 491 49 754 8 737
De leningen omvatten ook de in een waardepapier belichaamde schulden, die 58 261 miljoen EUR belopen (2013: 56 981 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente. De presentatie van de leningen op de balans (bv. MFK, Euratom, BB en EFSM) van de Commissie op basis van het onderscheid vlottend/niet-vlottend is verbeterd doordat niet meer uitsluitend wordt gekeken naar het einde van de looptijd van de lening, maar naar de terugbetalingen die aan het einde van het jaar moeten worden voldaan. Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2014 Macrofinanciële bijstand Euratom Betalingsbalans Europees financieel stabilisatiemechanisme EGKS in liquidatie
0,181 %-4,54 0,138 %-5,6775 2,375 %-3,625 1,875 %-3,750 6,92 %-9,78
% % % % %
31.12.2013 0,27 %-4,54 0,291 %-5,6775 2,375 %-3,625 2,375 %-3,750 6,92 %-9,78
% % % % %
2.11.2. Overige financiële verplichtingen miljoen EUR
31.12.2014
31.12.2013
1 674 371 63 2 108
1 756 369 91 2 216
81 20 101 2 209
82 17 99 2 315
Niet-vlottend Financiëleleaseschulden Gebouwen betaald in termijnen Overige Totaal Vlottend Financiëleleaseschulden Gebouwen betaald in termijnen Totaal Totaal Financiëleleaseschulden
miljoen EUR
In de toekomst te betalen bedragen < 1 jaar Grond en gebouwen Overige materiële activa Totaal op 31.12.2014 Rentebestanddeel Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2014 Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2013
1-5 jaar
> 5 jaar
75 6 81 70 151
358 8 366 272 638
1 309 – 1 309 392 1 700
171
672
1 884
70
Totaal verplichtingen 1 742 14 1 755 734 2 489 2 727
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.12. CREDITEUREN miljoen EUR
2014 Kostendeclaraties & facturen ontvangen van: lidstaten het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling het Europees fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds Europees Sociaal Fonds overige particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen Europees Landbouw- en Garantiefonds Diverse schulden Schulden uit eigen middelen Overige Totaal op 31.12.2014 2013 Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen Europees Landbouw- en Garantiefonds Diverse schulden Schulden uit eigen middelen Overige Totaal op 31.12.2013
Brutobedrag
Aanpassingen*
Nettohoeveelheid
318
(23)
295
19 928
(2 306)
17 622
5 893 751 1 718
(272) (93) (106)
5 621 658 1 612
28 608
(2 800)
25 808
11 066 156 5 945 204 45 980
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. (2 800)
11 066 156 5 945 204 43 180
27 257
(2 918)
24 339
11 252 147 244 231 39 131
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. (2 918)
11 252 147 244 231 36 213
* Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen
De schulden omvatten kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Deze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Via de afsluitingsprocedure aan het einde van het jaar wordt met de betrokken kostendeclaraties rekening gehouden. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als "geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen" (zie hieronder). Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, na de laatste gewijzigde begroting van 2014 (5,9 miljard EUR), moet worden terugbetaald. De aanzienlijke verhoging in vergelijking met vorig jaar is het gevolg van de bniherzieningen aan het einde van het jaar (zie ook toelichting 2.6.1.1). Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen Deze schulden worden verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat ontvangen maar nog niet gecontroleerd werd, dat niet-subsidiabel werd geraamd. De grootste bedragen betreffen de DG's van de structurele maatregelen. Schulden worden ook verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat is ontvangen met betrekking tot andere voorschotten aan de lidstaten die aan het einde van het jaar nog moeten worden betaald (2,0 miljard EUR). Verzoeken om voorfinanciering In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is voor 1,3 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen en deze zijn nog niet betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.
71
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.13. OVERLOPENDE POSTEN miljoen EUR
Toegerekende lasten Uitgestelde baten Overige Totaal
31.12.2014
31.12.2013
55 798 56 118 55 973
56 085 62 134 56 282
De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst: miljoen EUR
Europees Landbouw- en Garantiefonds Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds Europees Sociaal Fonds Overige Totaal
31.12.2014
31.12.2013
33 667 13 414
33 491 12 458
3 157 976 4 584 55 798
4 371 1 109 4 656 56 085
NETTOACTIVA 2.14. RESERVES miljoen EUR
Toelichting Reëlewaardereserve Reserve Garantiefonds Overige reserves Totaal
2.14.1 2.14.2 2.14.3
31.12.2014
31.12.2013
238 2 372 1 825 4 435
99 2 125 1 849 4 073
2.14.1. Reëlewaardereserve Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve. Mutaties in de reëlewaardereserve betreffende voor verkoop beschikbare financiële activa in de periode: miljoen EUR
Opgenomen in de reëlewaardereserve Opgenomen in de staat van de financiële resultaten Totaal
2014
2013
135 (10) 125
(25) (25) (50)
Daarnaast heeft een bedrag van 15 miljoen EUR in het totale overzicht van de mutatie in de reëlewaardereserve betrekking op beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode.
2.14.2. Reserve Garantiefonds
72
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Deze reserve vormt de neerslag van het streefbedrag van 9 % van de openstaande en door het Fonds gegarandeerde bedragen, die als activa moeten worden gehouden.
2.14.3. Overige reserves Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 532 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.
2.15. BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN miljoen EUR
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2013 Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2013 aan de lidstaten Mutatie in reserve Garantiefonds Overige mutaties in reserves Economisch resultaat voor het jaar Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2014
49 925 1 005 247 (15) 11 280 62 441
Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds. In feite wordt het grootste deel van de op te vragen bedragen door de lidstaten betaald binnen twaalf maanden na het einde van het betrokken begrotingsjaar als onderdeel van de begroting van het daaropvolgende jaar. Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.
73
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
3.
TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES 3.1.
BNI-MIDDELEN
De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen (traditionele eigen middelen (TEM), btw-middelen en bni-middelen), zijn de bni-middelen van 104 688 miljoen EUR (2013: 110 194 miljoen EUR) het meest significant.
3.2.
TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN miljoen EUR
Douanerechten Suikerheffingen Totaal
2014
2013
17 204 (67) 17 137
15 268 199 15 467
De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen. Tevens zij opgemerkt dat als gevolg van een arrest van het Hof over de verordening suikerheffingen, dat er is gekomen nadat bepaalde ondernemingen en lidstaten tegen die verordening beroep hadden aangetekend, eind 2014 aan de betrokken partijen een bedrag van 200 miljoen EUR is terugbetaald. De bijbehorende voorziening die oorspronkelijk in 2012 was geboekt, werd dus in 2014 gebruikt.
3.3.
BTW-MIDDELEN
Overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit (Besluit 2007/436/EG, Euratom) worden de btw-bijdragen berekend door een uniform percentage van 0,30 % op de geharmoniseerde btw-grondslag van elke lidstaat toe te passen. In het besluit is tegelijkertijd voorzien in een lager afroepingspercentage voor Oostenrijk (0,225 %), Duitsland (0,15 %), en Nederland en Zweden (0,10 %). Deze uitzondering was echter alleen voor de periode 2007-2013 toegestaan. Het uniforme percentage van 0,30 % werd in 2014 dus opnieuw van toepassing op alle lidstaten en blijft ook van toepassing tot een nieuw eigenmiddelenbesluit in werking treedt. Dit verklaart de stijging van de btw-ontvangsten van 14 019 miljoen EUR in 2013 tot 17 462 miljoen EUR in 2014.
74
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES HERCLASSIFICATIE 3.4.
GELDBOETEN
Deze ontvangsten (2 297 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor het schenden van inbreukregels, hoofdzakelijk met betrekking tot mededingingsregels. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Het belangrijkste bedrag in 2014 heeft betrekking op de markt voor lagers voor de automobielindustrie. De Commissie heeft geldboeten opgelegd voor een totaalbedrag van 953 miljoen EUR aan producenten van lagers voor auto's en vrachtwagens voor het vormen van een kartel.
3.5.
TERUGGEVORDERDE UITGAVEN miljoen EUR
Gedeeld beheer Direct beheer Indirect beheer Gedecentraliseerd beheer Gezamenlijk beheer Totaal
2014
2013
3 328 45 45 – – 3 418
1 628 69 6 41 33 1 777
Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn ontvangen of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen. Deze verrichtingen zijn gebaseerd op controles, audits of subsidiabiliteitsanalyses. De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen. Opgemerkt zij dat deze cijfers alleen het boekhoudkundige effect van de corrigerende activiteiten van de EU weergeven, op basis van de geldende boekhoudregels van de EU. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Voorts worden de terugvorderingen van voorfinancieringen evenmin als ontvangsten opgenomen, in overeenstemming met de boekhoudregels van de EU. Nadere informatie over de financiële correcties en de invordering van uitgaven kan worden gevonden in toelichting 6. Gedeeld beheer vormt het grootste deel van het totaal: Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd. Cohesiebeleid De voornaamste bedragen betreffende het cohesiebeleid bevatten door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen, bedragen met
75
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
betrekking tot financiële correcties die in de loop van het jaar zijn uitgevoerd via inhouding, en verminderingen van uitgaven min de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar.
76
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Andere opgestelde invorderingsopdrachten in het cohesiebeleid betreffen de terugvordering van voorfinanciering – zie toelichting 6.4. Deze bedragen worden niet als ontvangsten opgevoerd, maar gecrediteerd in de rubriek voorfinanciering in de balans. De totale terugvordering van uitgaven in vergelijking met vorig jaar is bijna verdubbeld als gevolg van de vervroegde sluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 voor het cohesiebeleid en de daarmee verband houdende terugvorderingen, en significante correcties die in 2014 door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling zijn opgelegd.
3.6.
OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES miljoen EUR
Overdracht van activa Budgettaire aanpassingen Belastingen en bijdragen personeel Bijdragen van derde landen Landbouwheffingen Aanpassing van voorzieningen Overige Totaal
2014
2013
1 448 794 1 276 336 409 369 990 5 623
– 1 187 1 137 373 48 208 1 091 4 045
De overdracht van opbrengsten uit activa heeft betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn. De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2013 (1 005 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2014. De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen. Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden. Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien zij niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden zij in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. De verhoging van de melkheffingen dit jaar is het gevolg van het feit dat acht lidstaten hun melkquota voor 2013/2014 voor leveringen hebben overschreden, wat inhoudt dat zij om die reden een boete (een zogenoemde "superheffing") moeten betalen. De melkquotaregeling is op 1 april 2015 afgeschaft.
77
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES 3.7.
FINANCIËLE OPBRENGSTEN miljoen EUR
Rentebaten op/over: voorfinanciering te late betalingen voor verkoop beschikbare financiële activa leningen geldmiddelen en kasequivalenten aan een bijzondere waardevermindering onderhevige financiële activa overige Rentebaten Dividendinkomsten Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winsten Overige financiële inkomsten Totaal
2014
2013
16 387 65 1 722 10 0
29 88 71 1 712 21 -
1 2 202 6 30
1 1 922 6 24
61 2 298
40 1 991
Ontvangsten uit rente op leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op de uit opgenomen leningen verstrekte leningen (zie toelichting 2.4.2). Nettobaten en -verliezen op financiële activa miljoen EUR
Nettobaten/(verliezen) op voor verkoop beschikbare financiële activa
3.8.
2014
2013
13
24
OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES miljoen EUR
Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen Wisselkoerswinsten Overige Totaal
2014
2013
16 478 571 1 066
38 336 1 070 1 443
Overige ontvangsten uit ruiltransacties betreffen voornamelijk ontvangsten uit beheersvergoedingen en ontvangsten uit vorderingen die eerder zijn verminderd.
KOSTEN BETALINGEN EN SUBSIDIES VIA DE BEHEERSVORM 3.9.
GEDEELD BEHEER miljoen EUR
Uitgevoerd door de lidstaten Europees Landbouw- en Garantiefonds Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling 78
2014
2013
44 465 14 046
45 067 13 585
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds Europees Sociaal Fonds Overige Totaal
43 345 12 651 2 307 116 814
47 767 12 126 1 525 120 070
De programma's van de structuurfondsen bevinden zich in de eindfase van de programmeringsperiode 2007-2013, maar tevens in de aanloopfase van de programmeringsperiode 2014-2020. Het grootste deel van de daling ten opzichte van 2013 heeft betrekking op het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds. De aan 2014 toegerekende uitgaven houden verband met de programmeringsperiode 2007-2013 aangezien er nog geen uitgaven zijn geboekt voor de huidige periode door de trage start van de programma's (de uitvoering door de lidstaten is pas in 2015 van start gegaan). De daling van de uitgaven in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds kan voornamelijk worden toegeschreven aan het effect van het mechanisme voor financiële discipline. De subrubriek "overige" omvat met name: asiel en migratie (0,6 miljard EUR), interne veiligheid (0,5 miljard EUR), maritieme zaken en visserij (0,5 miljard EUR), het Europees Solidariteitsfonds (0,2 miljard EUR) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (0,1 miljard EUR).
3.10. II. DIRECT BEHEER miljoen EUR
Uitgevoerd door de Commissie Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen Totaal
2014
2013
10 431 4 880 15 311
8 722 3 797 12 519
Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (8,9 miljard EUR) en programma's voor netwerken (1,5 miljard EUR), en Europees nabuurschapsbeleid (1,5 miljard EUR) en ontwikkelingssamenwerking (1,3 miljard EUR). De toename van de bedragen in 2014 zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan ontwikkelingssamenwerking, waar sprake was van een stijging van 0,5 miljard EUR (inclusief een bedrag van 250 miljoen EUR aan Oekraïne), energie (1,1 miljard EUR) en door uitvoerende agentschappen beheerde onderzoekprogramma's (1,1 miljard EUR als gevolg van het toenemende aantal lopende projecten).
3.11. Indirect beheer miljoen EUR
Uitgevoerd Uitgevoerd Uitgevoerd Uitgevoerd Totaal
door door door door
andere EU-agentschappen en -organen derde landen internationale organisaties andere entiteiten
2014
2013
1 025 1 005 1 765 1 799 5 594
656 720 1 745 1 694 4 815
3.12. PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN miljoen EUR
Personeelskosten Pensioenkosten Totaal
2014
2013
5 693 3 970 9 662
5 527 3 531 9 058
De pensioenkosten zijn deels ontstaan door de actuariële herwaardering van de personeelsbeloningen die niet zijn gebaseerd op actuariële veronderstellingen.
79
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
3.13. WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE VERONDERSTELLINGEN PERSONEELSBELONINGEN Het actuariële verlies van 9,2 miljard EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9). Het uitzonderlijk hoge bedrag is toe te schrijven aan de drastische daling van de rentevoeten, wat de onderliggende economische omstandigheden weerspiegelt.
3.14. FINANCIERINGSKOSTEN miljoen EUR
Rentelasten: leningen overige financiële leases waardeverminderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa waardevermindering op leningen en vorderingen op de verkoop van financiële activa gerealiseerde verlies overige financiële kosten Totaal
2014
2013
1 712 22 90 3
1 697 22 99 8
1 030 17 51 2 926
469 – 87 2 383
Het bedrag aan rente-uitgaven op leningen komt overeen met de ontvangsten uit rente op leningen (back-to-backtransacties).
3.15. AANDEEL IN HET NETTORESULTAAT VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het nettoresultaat van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie ook de toelichtingen 2.3.1 en 2.3.2).
3.16. OVERIGE UITGAVEN miljoen EUR
Administratieve en IT-uitgaven Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen Wisselkoersverliezen Aanpassing van voorzieningen Overige Totaal
2014
2013
2 070 1 186 370 688 839 5 152
2 034 1 105 395 399 640 4 572
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt: miljoen EUR
Kosten voor onderzoek Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling Totaal
80
2014
2013
353 54 406
335 74 409
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
In de rubriek "uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen" is 369 miljoen EUR (2013: 388 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases. De volgende bedragen zijn vastgelegd voor betaling tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten: miljoen EUR
In de toekomst te betalen bedragen Gebouwen IT-materiaal en overige uitrusting Totaal
< 1 jaar 332 7 339
81
1-5 jaar 988 15 1 003
> 5 jaar 934 0 934
Totaal 2 254 22 2 276
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
3.17. GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK) miljoen EUR Slimme en inclusieve groei
Duurzame groei
Veiligheid en burgerschap
Europa als wereldspeler
Administratie
Bni-middelen Traditionele eigen middelen Btw Geldboeten Teruggevorderde uitgaven Overige Ontvangsten uit niet-ruiltransacties Financiële opbrengsten Overige Ontvangsten uit ruiltransacties
– – – – 1 136 1 981 3 117 66 119 185
– – – – 2 226 508 2 734 3 (11) (8)
– – – – 3 4 6 0 (4) (4)
– – – – 53 53 106 36 97 134
Totale inkomsten
3 302
2 726
2
– –
(44 465) (14 033)
(43 345) (12 651) (561) (9 809)
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven: ELGF Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling EFRO en CF ESF Overige Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties Uitgevoerd door andere entiteiten Personeels- en pensioenkosten Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen Financieringskosten Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen / geassocieerde deelnemingen Overige kosten Totaal uitgaven Economisch resultaat voor het jaar
– – – – – 4 590 4 590 1 215 216
Niet toegewezen aan een MFKrubriek* 104 688 17 137 17 462 2 297 0 (1 513) 140 072 2 192 649 2 841
Totaal
104 688 17 137 17 462 2 297 3 418 5 623 150 625 2 298 1 066 3 364
240
4 806
142 913
153 989
– –
– (12)
– –
– –
(44 465) (14 046)
– – (542) (339)
– – (1 109) (1 114)
– – (94) (4 046)
– – – 9
– – – (12)
(789)
(58)
(473)
(40)
–
334
(1 025)
(246)
4
(8)
(2 520)
(0)
–
(2 770)
(1 317) (1 538) –
– (324) –
(5) (362) –
(478) (566) –
(0) (6 066) (9 170)
1 (806) –
(1 799) (9 662) (9 170)
(152) (640)
(25) –
(1) –
(26) –
(557) –
(2 165) –
(2 926) (640)
(43 (12 (2 (15
345) 651) 307) 311)
(1 397)
(60)
(115)
(126)
(3 069)
(385)
(5 152)
(72 444) (69 141)
(59 843) (57 117)
(3 189) (3 186)
(7 908) (7 668)
(18 853) (14 047)
(3 032) 139 880
(165 269) (11 280)
82
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 *
"Niet toegewezen aan een MFK-rubriek" omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen immateriële programma's.
De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.
83
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
3.18. HERINDELING VAN DE CIJFERS VAN 2013 Om informatie over deze rekening beter aan gebruikers te kunnen presenteren, is de lay-out van de staat van de financiële resultaten in de jaarrekening van 2014 geherstructureerd. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU is er een herindeling van de cijfers van 2013 gemaakt, waarbij wordt opgemerkt dat het niet gaat om een wijziging van bedragen, maar om de presentatie van de huidige cijfers: de ontvangsten, uitgaven en het resultaat blijven zoals ze oorspronkelijk in de jaarrekening van 2013 zijn gepresenteerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van het effect van de veranderingen: Ontvangsten uit Overige Totaal eigen middelen beleids- ontvangsten en bijdragen ontvangsten
2013 (gepubliceerd)
Administratieve uitgaven
Beleidsuitgaven
Totaal beleidsuitgaven
Overschot Financiële beleids- ontvangsten activiteiten
Financiële Mutatie in de Aandeel in het Economisch uitgaven verplichting nettotekort van resultaat "pensioenen gemeen- van het jaar en andere schappelijke personeels- ondernemingen beloningen" en geassocieerde deelnemingen (2 045) (5 565) (608) (4 365)
miljoen EUR 2013 (geherclassificeerd)
141 241
8 415
149 655
(9 269)
(138 571)
(147 840)
1 815
2 038
110 194 15 467 14 019 –
110 194 15 467 14 019 2 757 1 777 4 045 148 259
– – – – – – –
– – – – – – –
– – – – – – –
– – – – – – –
– – – – – –
– – – – – – –
– – – – – – –
– – – – – – –
– – – – – – –
110 194 15 467 14 019 2 757 1 777 4 045 148 259
– 1 397 1 397 149 655
– – – –
– – – –
– – – –
– – – –
1 991 47 2 038 2 038
– – – –
– – – –
– – – –
– – – –
1 991 1 443 3 434 151 693
Ontvangsten uit nietruiltransacties Bni-middelen Traditionele eigen middelen Btw Geldboeten Teruggevorderde uitgaven Overige Totaal
1 561 141 241
– – – 2 757 1 777 2 484 7 018
Ontvangsten uit ruiltransacties Financiële opbrengsten Overige Totaal TOTAAL ONTVANGSTEN
– – – 141 241
– 1 397 1 397 8 415
84
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Ontvangsten uit Overige eigen middelen beleidsen bijdragen ontvangsten
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven: Europees Landbouw- en Garantiefonds Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds Europees Sociaal Fonds Overige Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties Uitgevoerd door andere entiteiten Personeels- en pensioenkosten Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen Financieringskosten Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen Overige kosten TOTAAL UITGAVEN Economisch resultaat voor het jaar
Totaal
Administratieve uitgaven
Beleidsuitgaven
Totaal beleidsuitgaven
Overschot Financiële beleids- ontvangsten activiteiten
Financiële Mutatie in de Aandeel in het Economisch uitgaven verplichting nettotekort van resultaat pensioenen gemeen- van het jaar en andere schappelijke personeels- ondernemingen beloningen en geassocieerde deelnemingen
miljoen EUR 2013 (geherclassificeerd)
–
–
–
–
(45 067)
(45 067)
–
–
–
–
–
–
(45 067)
–
–
–
–
(13 585)
(13 585)
–
–
–
–
–
–
(13 585)
–
–
–
–
(47 767)
(47 767)
–
–
–
–
–
–
(47 767)
– – –
– – –
– – –
– – –
(12 126) (1 525) (12 519)
(12 126) (1 525) (12 519)
– – –
– – –
– – –
– – –
– – –
– – –
(12 126) (1 525) (12 519)
–
–
–
–
(656)
(656)
–
–
–
–
–
–
(656)
–
–
–
–
(2 465)
(2 465)
–
–
–
–
–
–
(2 465)
–
–
–
–
(1 694)
(1 694)
–
–
–
–
–
–
(1 694)
–
–
–
(5 527)
–
(5 527)
–
–
–
(3 531)
–
–
(9 058)
–
–
–
–
–
–
–
–
–
(2 033)
–
–
(2 033)
– –
– –
– –
– –
(469) –
(469) –
– –
– –
(1 914) –
– –
– (608)
– –
(2 383) (608)
– –
– –
– –
(3 742) (9 269)
(699) (138 571)
(4 442) (147 840)
– –
– –
(131) (2 045)
– (5 565)
– (608)
– –
(4 572) (156 058)
141 241
8 415
149 655
(9 269)
(138 571)
(147 840)
1 815
2 038
(2 045)
(5 565)
(608)
–
(4 365)
85
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
4.
TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT
4.1.
DOEL EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT
Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken. Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen. Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta. Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens beleidsactiviteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).
4.2.
BELEIDSACTIVITEITEN
Beleidsactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de beleidsactiviteiten vallen ook investeringen zoals het EIF, de EBWO en durfkapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.
4.3.
INVESTERINGSACTIVITEITEN
Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.
86
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.
VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING
5.1.
VOORWAARDELIJKE ACTIVA miljoen EUR
Ontvangen garanties: uitvoeringsgaranties overige garanties Overige voorwaardelijke activa Totaal
31.12.2014
31.12.2013
400 27 49 476
441 39 16 496
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.
5.2.
VOORWAARDELIJKE PASSIVA miljoen EUR
Toelichting Verstrekte garanties Geldboeten ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding Cohesiebeleid Rechtszaken en andere geschillen Overige voorwaardelijke verplichtingen Totaal
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5
31.12.2014
31.12.2013
20 862 5 602 505 9 789 5 27 772
22 162 5 227 1 537 137 689 52 29 805
Alle voorwaardelijke passiva zouden, indien ze zich realiseren, door de EU-begroting van de volgende jaren worden gedragen.
5.2.1.
Verstrekte garanties miljoen EUR
Garanties voor door de EIB verstrekte leningen 65 %-garantie 70 %-garantie 75 %-garantie 100 %-garantie Totaal Overige verstrekte garanties Totaal
31.12.2014
31.12.2013
18 283 447 168 300 19 198 1 664 20 862
19 077 1 361 257 461 21 156 1 006 22 162
De EU-begroting staat borg voor de door de EIB tot 31 december 2014 ondertekende en aan derde landen toegestane leningsovereenkomsten uit eigen middelen (met inbegrip van de leningen die aan lidstaten werden toegekend vóór hun toetreding). De EU-garantie is echter beperkt tot een percentage van het maximum van de toegestane kredieten: 65 % (voor tot 2007 ondertekende overeenkomsten), 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag. Voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (de mandaten 2007-2013 en 2014-2020), is de EU-garantie beperkt tot 65 % van de uitstaande saldi en niet op de toegestane kredietlijnen. Op 31 december 2014 beliep het uitstaande bedrag 19 198 miljoen EUR, hetgeen daarom het maximumrisico vertegenwoordigt dat de EU moet dragen. Op 31 december 2014 was ongeveer 82 % van de door de EIB verstrekte leningen (soevereine en subsoevereine leningsoperaties) gedekt door een alomvattende garantie, terwijl voor de overige operaties van de EIB alleen het politieke risico is gedekt.
87
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
De overige verstrekte garanties houden voornamelijk verband met de financieringsfaciliteit met risicodeling (883 miljoen EUR), Horizon 2020 (365 miljoen EUR) en het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (209 miljoen EUR).
5.2.2.
Geldboeten
Deze bedragen betreffen door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. Dit voorwaardelijk passief zal behouden blijven totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.
5.2.3.
ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding
Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.
5.2.4.
Cohesiebeleid
Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.
5.2.5.
Rechtszaken en andere geschillen
Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.
5.3.
ANDERE SIGNIFICANTE VERMELDINGEN
5.3.1.
Begrotingsvastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten miljoen EUR
Begrotingsvastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten
31.12.2014
31.12.2013
144 741
178 399
Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten 2014 zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. Op 31 december 2014 was met de RAL een bedrag van in totaal 189 585 miljoen EUR gemoeid (2013: 222 410 miljoen EUR).
5.3.2.
Significante juridische verbintenissen miljoen EUR
88
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Structurele maatregelen Protocol met de mediterrane landen Visserijovereenkomsten Galileo Copernicus Trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) Overige contractuele verbintenissen Totaal
31.12.2014
31.12.2013
433 527 264 176 719 3 476 – 3 127 441 288
150 264 79 – – 850 3 531 4 873
Deze verbintenissen zijn het gevolg van juridische verbintenissen op lange termijn die door de Commissie werden aangegaan voor bedragen die nog niet door vastleggingskredieten in de begroting waren gedekt. Het kan gaan om meerjarenprogramma's zoals structurele maatregelen of om bedragen die de Commissie in de toekomst zal moeten betalen uit hoofde van administratieve contracten die op de balansdatum bestaan (bv. voor het verstrekken van diensten als beveiliging, poetsen enz, maar ook contractuele verbintenissen in verband met specifieke projecten zoals bouwwerken). De aanzienlijke toename van juridische verbintenissen met betrekking tot structurele maatregelen komt doordat het MFK 2014-2020 gedurende de verslagperiode van start is gegaan. Structurele maatregelen De onderstaande tabel toont een vergelijking tussen de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en de maximale vastleggingen van de bedragen die opgenomen zijn in het MFK 2014-2020. De toekomstige verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de Commissie nog betalingen moet uitvoeren na 31 december 2014.
Geldmiddelen (funds) Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds Europees Sociaal Fonds Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN Fonds voor asiel en migratie Fonds voor interne veiligheid RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP Totaal
Financieel kader 20142020 (A)
Gesloten In de begroting juridische Vrijmakingen opgenomen verbintenissen (D) vastleggingen (C) (B)
Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D)
miljoen EUR Toekomstige verbintenissen (=A-C-D)
259 799
133 163
16 837
–
116 325
242 962
89 624
57 828
9 273
–
48 555
80 350
3 814
3 723
501
–
3 222
3 313
353 236
194 714
26 611
–
168 102
326 625
99 348
20 707
3 295
–
17 413
96 053
5 749
140
19
–
121
5 730
105 097
20 847
3 314
–
17 533
101 783
2 752
–
–
–
–
2 752
2 367
–
–
–
–
2 367
5 119
–
–
–
–
5 119
463 452
215 561
29 925
–
185 636
433 527
Protocollen met de mediterrane landen Deze vastleggingen hebben betrekking op financiële protocollen met mediterrane landen die geen lid van de EU zijn. Het opgenomen bedrag is het verschil tussen het totale bedrag van de ondertekende protocollen en het bedrag van de in de boekhouding opgenomen budgettaire verplichtingen. Deze protocollen zijn internationale verdragen die niet kunnen worden afgewikkeld zonder de overeenstemming van beide partijen, hoewel de procedure hiervoor reeds is ingezet. Visserijovereenkomsten Dit zijn verbintenissen met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten. Galileo Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet - zie ook toelichting 2.2. Copernicus Copernicus is het Europese programma aardobservatie - zie ook toelichting 2.2. 89
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
TEN-T Het bedrag van 2013 betreft subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013. Sinds het programma is voltooid, zijn er geen nieuwe juridische verbintenissen zonder budgettaire vastleggingen in 2014. Overige contractuele verbintenissen De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. De grootste bedragen die hier zijn opgenomen betreffen 1 933 miljoen EUR voor de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy in het kader van het ITER-project, en 547 miljoen EUR voor met name bouwcontracten van het Europees Parlement.
90
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.
BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING
6.1.
BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING - OVERZICHT
Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals opmerkingen en statistieken over een materieel foutenniveau in de onderliggende betalingen bij de rekeningen. Deze rekeningen gaan vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring in haar bekendmaking in het Publicatieblad. De Commissie beschermt de EU-begroting. Dat wil zeggen dat zij hoofdzakelijk op twee manieren verhindert dat bedragen onterecht of onregelmatig uit de EU-begroting worden betaald: 1) preventiemechanismen en 2) correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EUbetalingen). De correctiemechanismen zijn gebaseerd op veel verschillende maatregelen, die van toepassing zijn voordat en nadat de Commissie uitgaven doet (of terugbetaalt). Met deze toelichting wordt beoogd de beste ramingen én een overzicht te geven van de wijze waarop de EU-begroting wordt beschermd tegen uitgaven die in strijd met de wet zijn. In deze toelichting wordt vrijwillig informatie openbaar gemaakt die niet vereist is door de boekhoudkundige normen en die gegevens bevat die niet rechtstreeks uit de boekhouding zijn onttrokken (zie hieronder). Nadere informatie over deze cijfers en over de preventie- en correctiemechanismen die in de toepasselijke wetgeving zijn neergelegd, kan worden gevonden in de mededeling over de bescherming van de EU-begroting die door de Commissie wordt voorbereid en die elk jaar in september aan de kwijtingsautoriteit wordt toegezonden. Die mededeling kan worden gevonden op de Europa-website van het directoraat-generaal Begroting. In die mededeling wordt niet alleen nadere informatie over de cijfers in deze toelichting gegeven (met name uitsplitsingen van financiële correcties per lidstaat), maar wordt ook aanvullende informatie verstrekt (zoals gegevens over de netto financiële correcties die tot bestemmingsontvangsten voor de EU-begroting leiden, en de resultaten van de correctiewerkzaamheden die door de lidstaten zijn verricht). Nadere informatie over het corrigerend vermogen is ook te vinden in de mededeling: Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2014 (het "syntheseverslag" van juni 2015) — dit verslag is eveneens beschikbaar op de Europa-website.
6.1.1.
Financiële correcties
Onder gedeeld beheer is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ernstige tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen te voorkomen, te ontdekken en aan te pakken, terwijl de Commissie een globale toezichthoudende rol speelt. Als ernstige tekortkomingen in de beheersen controlesystemen van de lidstaten hebben geleid of zouden kunnen leiden tot individuele of stelselmatige fouten, onregelmatigheden of fraude, kan de Commissie financiële correcties toepassen. De term "financiële correctie" heeft betrekking op een breed scala aan maatregelen, die het gevolg zijn van de toezichthoudende en controlerende rol van de Commissie (en andere EU-organen), inclusief gevallen waarin de Commissie de corrigerende maatregelen baseert op werkzaamheden die door nationale autoriteiten zijn verricht. Wanneer ten onrechte uitgegeven bedragen niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld, kan de Commissie geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties toepassen overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving. Er wordt in deze toelichting onderscheid gemaakt tussen twee hoofdcategorieën financiële correcties: 1) bevestigde/besloten financiële correcties (tabel 6.2.1): deze bedragen zijn ofwel bevestigd (d.w.z. overeengekomen) met de betrokken lidstaat of besloten in een besluit van de Commissie. Correcties bij besluit van de Commissie worden in het boekhoudsysteem als ontvangsten of negatieve uitgaven opgenomen (zie toelichtingen 3.5 en 3.9).
91
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2) uitgevoerde financiële correcties (tabel 6.2.2): die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen. Beide categorieën omvatten "correcties aan de bron" als gevolg van de toezichthoudende rol van de Commissie (zie hierboven). Deze correcties worden afgetrokken voordat er kostendeclaraties zijn gedaan of betalingen zijn verwerkt door de Commissie.
6.1.2.
Terugvorderingen
Onder gedeeld beheer zijn het overeenkomstig het Financieel Reglement en de sectorverordeningen de lidstaten (en niet de Commissie) die primair verantwoordelijk zijn om onterecht betaalde bedragen op te sporen en overeenkomstig de nationale regels en procedures van de begunstigden terug te vorderen. Bedragen die in het kader van het ELGF van de begunstigden worden teruggevorderd, komen na inhouding van 20 % door de lidstaten om de administratieve kosten te dekken, als bestemmingsontvangsten ten goede aan de EU-begroting. Voor het Elfpo en het cohesiebeleid worden de teruggevorderde bedragen in mindering gebracht op het door de Commissie ontvangen toekomstige verzoek om terugbetaling, zodat zij in de programmeringsperiode voor het programma kunnen worden hergebruikt. Na de subsidiabiliteitstermijn komen zij als bestemmingsontvangsten ten goede aan de EUbegroting. Onder direct en indirect beheer worden overeenkomstig het Financieel Reglement door de ordonnateur invorderingsopdrachten opgesteld voor onterecht betaalde bedragen. De terugbetaling geschiedt door middel van rechtstreekse overschrijving door de schuldenaar of door verrekening met andere bedragen die de Commissie aan de schuldenaar verschuldigd is. Het Financieel Reglement voorziet ook in procedures voor de inning van invorderingsopdrachten waarvan de betalingstermijn is verstreken, waarvoor een specifieke follow-up door de rekenplichtige van de Commissie geldt. De diensten van de Commissie voeren terugvorderingen ook "aan de bron" uit door niet-subsidiabele uitgaven (vastgelegd in vorige en huidige kostendeclaraties) van verrichte betalingen af te trekken.
6.1.3.
Effect van financiële correcties en terugvorderingen
Het belangrijkste doel van financiële correcties en terugvorderingen is ervoor te zorgen dat EU-middelen in overeenstemming met het rechtskader worden gebruikt. De gebruikte methoden, en daarmee het effect van de corrigerende maatregelen, variëren echter aanzienlijk tussen de verschillende uitgaventerreinen en tussen de verschillende corrigerende maatregelen. Financiële correcties en terugvorderingen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en terugvorderingen in het kader van het ELGF en het interne en externe beleid, leiden ertoe dat eerder uitbetaalde, onregelmatige bedragen naar de EU-begroting terugvloeien. In het kader van het cohesiebeleid ontdekte onregelmatige bedragen en terugvorderingen in het kader van plattelandsontwikkeling zijn tot nu toe vaak gecorrigeerd door de lidstaat en bijgevolg vervangen door andere in aanmerking komende projecten: deze bedragen vloeien niet terug naar de EU-begroting. De bedragen komen echter na de subsidiabiliteitstermijn/na afsluiting van het programma als ontvangsten ten goede aan de EU-begroting. Zie 6.2.2 voor meer informatie. Daarnaast is het corrigerend vermogen gebaseerd op veel verschillende maatregelen, die van toepassing zijn voordat en nadat de Commissie uitgaven doet (of terugbetaalt). De correcties worden toegepast door de Commissie na kostendeclaraties van de lidstaten en andere begunstigden en/of door de Commissie verrichte betalingen.
92
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.2.
FINANCIËLE CORRECTIES EN TERUGVORDERINGEN 2014
6.2.1.
In 2014 besloten/bevestigde financiële correcties en terugvorderingen
Landbouw: ELGF plattelandsontwikkeling Cohesiebeleid: EFRO Cohesiefonds ESF FIOV/EVF EOGFL afdeling Oriëntatie Overige Interne beleidsterreinen Externe beleidsterreinen Administratie Totaal bevestigd/besloten in 2014 Totaal bevestigd/besloten in 2013
miljoen EUR
Financiële correcties
Terugvorderingen
Totaal 2014
Totaal 2013
1 649 220
213 165
1 862 385
1 070 386
1 330 292 342 39 13 5 n.v.t. n.v.t. 3 890 2 495
– – 1 29 5 293 127 5 838 941
1 330 292 343 67 18 298 127 5 4 728
338 220 874 34 3 16 396 93 6 3 436
In de bovenstaande bedragen voor 2014 zijn financiële correcties en terugvorderingen aan de bron opgenomen voor een totaalbedrag van 1 137 miljoen EUR: landbouw 21 miljoen EUR, Cohesiefonds 834 miljoen EUR, intern beleid 207 miljoen EUR, extern beleid 71 miljoen EUR en administratie 4 miljoen EUR. De correcties aan de bron voor het EFRO en het Cohesiefonds zijn in 2014 voor het eerst in de beide tabellen 6.2.1 en 6.2.2 vermeld: de vergelijkende bedragen voor 2013 omvatten dergelijke correcties daarom niet. De vermelde bedragen voor deze middelen in 2014 zijn cumulatief en omvatten dus ook de bedragen met betrekking tot voorgaande jaren.
6.2.2.
In 2014 uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen
Landbouw: ELGF Plattelandsontwikkeling Cohesiebeleid: EFRO* Cohesiefonds ESF FIOV/EVF EOGFL afdeling Oriëntatie Overige Interne beleidsterreinen Externe beleidsterreinen Administratie Totaal in 2014 uitgevoerd Totaal in 2013 uitgevoerd
miljoen EUR
Financiële correcties
Terugvorderingen
Totaal 2014
Totaal 2013
796 86
150 167
946 252
636 359
1 083 236 289 41 13 5 n.v.t. n.v.t. 2 549 2 472
1 1 25 5 274 108 5 736 862
1 084 236 290 66 18 279 108 5 3 285
622 277 882 28 16 16 401 93 6 3 334
* De voor het EFRO vermelde cijfers omvatten bedragen die niet zijn opgesplitst tussen het EFRO en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2007-2013 als gevolg van het meerfondsenkarakter van de programma's (354 miljoen EUR voor bevestigde/besloten financiële correcties en 15 miljoen EUR voor uitgevoerde financiële correcties).
In de bovenstaande bedragen voor 2014 zijn financiële correcties en terugvorderingen aan de bron opgenomen voor een totaalbedrag van 782 miljoen EUR: landbouw 6 miljoen EUR, Cohesiefonds 494 miljoen EUR, intern beleid 207 miljoen EUR, extern beleid 71 miljoen EUR en administratie 4 miljoen EUR. 93
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Landbouw en plattelandsontwikkeling: De financiële correcties hebben betrekking op de gebreken die in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten zijn geconstateerd, op basis van door de Commissie uitgevoerde controles in het kader van de meerjarige conformiteitsgoedkeuringsprocedures. Daarnaast zijn de correcties ook een gevolg van de jaarlijkse financiële goedkeuringsbesluiten. Financiële correcties zijn een stimulans voor de lidstaten om hun beheers- en controlesystemen te verbeteren en samen met terugvorderingen beschermen zij de EUbegroting tegen uitgaven die in strijd met de wet zijn. Het bevestigde/besloten bedrag omvat het besluit tot conformiteitsgoedkeuring 2015/103 (1 243 miljoen EUR en 166 miljoen EUR voor respectievelijk het ELGF en Elfpo) dat voor het einde van het jaar door de diensten van de Commissie, maar pas in januari 2015 formeel door de Commissie is vastgesteld. Deze bedragen zijn op 31 december 2014 ook opgenomen als toegerekende baten. Voor het ELGF en het Elfpo kunnen financiële correcties die hoger zijn dan 0,01 % van het bbp op verzoek van de betrokken lidstaat in drie jaarlijkse tranches worden uitgevoerd. Daarnaast werd in een beperkt aantal gevallen (lidstaten die financiële bijstand krijgen overeenkomstig de Europese kaderovereenkomst voor financiële stabiliteit die op 7 juni 2010 werd ondertekend) de uitvoeringsdatum met 18 maanden uitgesteld. Deze modaliteiten zijn erop gericht te waarborgen dat de feitelijke terugbetaling door de betrokken lidstaten aan de EU-begroting kan worden beheerd zonder afbreuk te doen aan de nationale begrotingen. Latenties en termijnen hebben een afwijking van 566 miljoen EUR (ELGF: 515 miljoen EUR en Elfpo: 51 miljoen EUR) op de geconstateerde verschillen tussen het bevestigde/besloten bedrag en de daadwerkelijke uitvoering. Het resterende bedrag wordt verklaard door Besluit 2015/103 dat in december 2014 is bevestigd, maar pas in januari 2015 is vastgesteld (zie hierboven). Terugvorderingen van onregelmatigheden door betaalorganen verminderen toekomstige verzoeken om terugbetaling door de Commissie aan de lidstaten. Voor het ELGF boekt de Commissie het volledige aan landbouwers betaalde bedrag als uitgaven. Dit verklaart het verschil tussen betalingen aan landbouwers en aan betaalorganen als bestemmingsontvangsten terugbetaalde bedragen die beschikbaar zijn om landbouwuitgaven te financieren. Voor het Elfpo boekt de Commissie het netto subsidiabele bedrag na aftrek van correcties en terugvorderingen als uitgaven. Cohesiebeleid: In het kader van het cohesiebeleid hebben financiële correcties betrekking op de gebreken die in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten zijn geconstateerd op basis van door de Commissie uitgevoerde controles. Ze worden voornamelijk toegepast wanneer de autoriteiten oorspronkelijk aangegeven uitgaven intrekken en vervangen door nieuwe uitgaven. In dergelijke gevallen verliezen de lidstaten geen EU-middelen. De lidstaten kunnen ook aanvullende projecten aangeven en dit zou er in de praktijk op neerkomen dat zij een lager medefinancieringspercentage op het niveau van de prioritaire as/het programma ontvangen, omdat de uitgesloten niet-subsidiabele uitgaven door de nationale overheidsbegroting zouden moeten worden gefinancierd. Wanneer deze maatregelen niet mogelijk zijn of niet worden toegestaan, worden financiële correcties toegepast die tot een verlies van EU-middelen voor de betrokken lidstaat leiden. Deze situatie kan zich voordoen nadat de programma's zijn gesloten of wanneer de lidstaten niet voldoende subsidiabele uitgaven of projecten kunnen presenteren. De in 2014 uitgevoerde financiële correcties hadden betrekking op bevestigde/besloten correcties in 2014 (te weten 1 365 miljoen EUR) of voorgaande perioden (297 miljoen EUR). In het kader van het cohesiebeleid zijn in 2014 de volgende financiële correcties uitgevoerd: miljoen EUR
Vrijmaking/aftrek bij afsluiting 2000-2006 Intrekking door de lidstaat 2007-2013 Invorderingsopdrachten Correcties aan de bron
EFRO
Cohesiefonds
ESF
448
136
114
242
22
92
16
-
372
24 370
17 60
19 64
17 -
5 -
82 494
94
FIOV/EVF
EOGFL afdeling Oriëntatie 8 8
Totaal 714
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Totaal in 2014 uitgevoerd
1 083
236
95
289
41
13
1 662
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.3.
PREVENTIEMECHANISMEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE
De Commissie gebruikt een aantal preventiemechanismen om de EU-begroting te beschermen. Onder direct beheer omvatten de preventieve maatregelen controles door de verantwoordelijke diensten van de subsidiabiliteit van uitgaven waarvoor de begunstigden om betaling verzoeken. De controles vooraf maken deel uit van de beheersprocessen van de programma's en zijn bedoeld om redelijke zekerheid te verschaffen over de wettigheid en de regelmatigheid van de betaalde uitgaven. De diensten van de Commissie kunnen ook richtsnoeren verschaffen, met name over contractuele aangelegenheden, om een goed en doeltreffend beheer van de financiering te garanderen en op die manier het risico van onregelmatigheden te verkleinen. Onder gedeeld beheer (d.w.z. uitgaven op het gebied van landbouw en cohesiebeleid) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn. Er bestaan ook preventiemechanismen op het niveau van de Commissie in haar rol van toezichthoudend orgaan. De Commissie kan: - de betalingstermijn gedurende ten hoogste zes maanden onderbreken als: a) zij over bewijs beschikt dat de beheers- en controlesystemen van de betrokken lidstaat ernstige tekortkomingen vertonen of b) de diensten van de Commissie aanvullende verificaties moeten verrichten naar aanleiding van informatie dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen. Wanneer een zaak wordt gesloten (nadat een brief tot opheffing is verzonden), kan het geblokkeerde bedrag worden verwerkt en uitbetaald aan de autoriteiten van de lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende kredieten beschikbaar zijn en dat er geen andere zaken zijn die het programma beïnvloeden. - een tussentijdse betaling aan een lidstaat geheel of gedeeltelijk opschorten in de volgende drie gevallen: a) zij beschikt over bewijs dat het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont en de lidstaat niet de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen of b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat houden verband met een onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen of
ernstige
c) er is sprake van een ernstig verzuim van de lidstaat wat betreft zijn beheers- en controleverplichtingen. Wanneer de lidstaat niet de nodige maatregelen treft, kan de Commissie besluiten een financiële correctie op te leggen. Onderbrekingen: miljoen EUR
Programmeringsperiode 2007-2013 Totaal hangende Nieuwe zaken 2014 zaken op 31.12.2013 Fonds Elfpo* EFRO en Cohesiefonds ESF EVF Totaal
Aantal zaken
Bedrag
Aantal zaken
Bedrag
In 2014 afgesloten Totaal hangende zaken zaken op 31.12.2014 Aantal zaken
Bedrag
Aantal zaken
Bedrag
2 101
1 1 608
15 134
79 6 227
17 137
80 3 998
– 98
– 3 837
20 10 133
272 97 1 978
31 13 193
1 323 103 7 732
19 15 188
625 186 4 889
32 8 138
970 14 4 821
* Voor het Elfpo is het systeem van onderbrekingen in overeenstemming gebracht met het Cohesiefonds in 2014. Voor het ELGF is het onderbrekingsmechanisme niet van toepassing: de opschortings- en verminderingsmechanismen zijn sinds 2014 van toepassing.
96
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Opschortingen en verminderingen: Voor het EFRO en het Cohesiefonds waren er eind 2013 nog altijd vijf opschortingsbesluiten van kracht (het besluit om er één op te heffen was in 2013 genomen, maar werd in 2014 officieel meegedeeld). In 2014 werd voor twee programma's het besluit genomen de opschortingen op te heffen. De andere drie opschortingsbesluiten bleven aan het eind van 2014 van kracht. In 2014 werden er vier nieuwe opschortingsbesluiten genomen. Twee ervan waren nog altijd van kracht aan het einde van het jaar. Voor het ESF was één opschortingsbesluit dat in 2011 werd genomen, eind 2014 nog altijd van kracht. Van de elf opschortingsbesluiten die in 2013 waren genomen, bleven er eind 2014 zeven van kracht. In 2014 werden elf nieuwe opschortingsbesluiten genomen en deze waren eind 2014 nog altijd van kracht. Voor het EVF was in 2014 één opschortingsbesluit genomen na een vastgestelde tekortkoming in het beheers- en controlesysteem van een lidstaat met betrekking tot de EU-maatregel om de overcapaciteit in de visserij te verminderen. In 2014 werden geen opschortingsbesluiten genomen voor het Elfpo. Voor het ELGF is er in 2014 één vermindering toegepast, terwijl er drie besluiten tot vermindering voor het Elfpo waren vastgesteld. Aan het einde van het jaar liepen er 5 zaken aangaande de vermindering voor het Elfpo.
6.4.
TERUGVORDERING VAN ONGEBRUIKTE VOORFINANCIERING miljoen EUR
Landbouw: ELGF Plattelandsontwikkeling Cohesiebeleid: EFRO Cohesiefonds ESF FIOV/EVF EOGFL afdeling Oriëntatie Interne beleidsterreinen Externe beleidsterreinen Administratie Totaal teruggevorderd
2014
2013
– –
– –
– – 9 10 6 278 95 2 400
68 4 53 7 3 208 91 1 435
Terugvordering van ongebruikte voorfinanciering mag niet worden verward met de terugvordering van onregelmatige uitgaven. Wanneer de diensten van de Commissie dergelijke uitgaven in verband met uitbetaalde voorfinanciering vaststellen en terugvorderen, worden die opgenomen in de normale processen voor financiële correctie of terugvordering die hierboven zijn beschreven. Zie tevens toelichting 2.5 voor meer informatie over voorfinanciering.
97
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
7.
FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op: -
leningactiviteiten van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en de EGKS in liquidatie;
-
de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;
-
het Garantiefonds voor externe acties en
-
financiële instrumenten die uit de begroting worden gefinancierd.
7.1.
TYPES RISICO
Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's). (1) Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere. (2) Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd. Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement. Liquiditeitsrisico is het risico dat voortvloeit uit de moeilijkheid om een actief te verkopen, bijvoorbeeld het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.
7.2.
RISICOBEHEERBELEID
De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financiële instrumenten. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4 voor meer informatie over de betrokken bedragen. Voor de meeste financiële instrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de EIB, ofwel aan andere financiële intermediairs wordt gedelegeerd. De met deze intermediairs ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële intermediair overgedragen. De financiële intermediair kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, enz. De opbrengsten uit financiële instrumenten moeten, als algemene regel, uit de EU-begroting worden terugbetaald. Het risico ten aanzien van deze financiële instrumenten is doorgaans beperkt tot een maximum, dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen 98
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met ten minste een aantal verliezen te maken zal krijgen. Leningactiviteiten De leningtransacties en het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad, indien van toepassing, en interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd. Kasverrichtingen De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening nr. 1150/2000 van de Raad (gewijzigd bij Verordeningen nr. 2028/2004 en nr. 105/2009 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing: -
de eigen middelen Commissie werden aangewezen heeft. aan haar behoeften
worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan kasmiddelen te voldoen;
-
de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;
-
bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd;
-
het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.
Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting. De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes. Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste posities. Geldboeten Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij 99
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd. Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat: a) gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en b) het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten. Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen. Bankgaranties Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd. Garantiefonds De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Het Garantiefonds werkt in een enkele valuta: de euro. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.
100
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
7.2.1.
Afstemming van de boekwaarde en de reële waarde van financiële instrumenten
Afstemming van de boekwaarden en de reële waarde van de financiële activa per categorie
31.12.2014 Boekwaarde Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde Voor verkoop beschikbare financiële activa Geldmiddelen en kasequivalenten Totaal Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs Leningen Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie Totaal Totaal
miljoen EUR
31.12.2013 Reële Boekwaarde Reële waarde waarde
9 406
9 406
7 870
7 870
17 545 26 951
17 545 26 951
9 510 17 380
9 510 17 380
58 843 15 578
58 843 15 578
57 545 13 680
57 545 13 680
74 421 101 372
74 421 101 372
71 225 88 605
71 225 88 605
Afstemming van de boekwaarden en de reële waarde van de financiële verplichtingen per categorie
31.12.2014 Boekwaarde Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs Leningen Financiëleleaseschulden Schulden Overige Totaal
miljoen EUR
31.12.2013 Reële Boekwaarde Reële waarde waarde
–
–
–
–
58 470 1 755 43 180 454 103 859
58 470 1 755 43 180 454 103 859
57 218 1 838 36 213 477 95 746
57 218 1 838 36 213 477 95 746
101
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
7.3.
VALUTARISICO
Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar - nettopositie miljoen EUR
USD Financiële activa Voor verkoop beschikbare financiële activa Leningen* Vorderingen en verhaalbare bedragen Geldmiddelen en kasequivalenten Totaal Financiële verplichtingen Verschuldigde bedragen Totaal Totaal
GBP 68
DKK
31.12.2014 SEK
EUR
Overige
Totaal
USD
GBP
31.12.2013 SEK
DKK
EUR
Overige
Totaal
77
7
9
9 203
42
9 406
39
66
13
19
7 732
–
0
–
–
303
28
334
1
–
–
–
277
8
286
4 102
50
88
11 197
140
15 578
1
1 050
42
79
12 284
224
13 680
44 116
1 157 5 336
471 528
928 1 024
14 180 34 883
764 974
17 545 42 862
39 80
140 1 256
446 501
257 355
8 225 28 518
403 635
9 510 31 345
0 0 116
(10) (10) 5 326
0 0 528
0 (43 168) 0 (43 168) 1 024 (8 284)
(2) (2) 972
(43 180) (43 180) (318)
– – 80
(5) (5)
– – 501
– – 355
(36 156) (36 156) (7 638)
(52) (52) 583
(36 213) (36 213) (4 868)
2 2
* Met uitzondering van back-to-backleningen.
102
1 251
7 870
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10% zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben: miljoen EUR
31.12.2014 31.12.2013
Economisch resultaat GBP DKK (483) (47) (107) (44)
USD (4) (3)
SEK (92) (30)
Overige 0 –
miljoen EUR
31.12.2014 31.12.2013
Nettovermogen GBP DKK (7) (1) (6) (1)
USD (6) (4)
SEK (1) (2)
Overige – –
Indien de EUR 10 % zwakker was ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben: miljoen EUR
31.12.2014 31.12.2013
USD 5 4
Economisch resultaat GBP DKK 591 58 131 53
USD 8 4
Nettovermogen GBP DKK 9 1 7 1
SEK 113 38
Overige – –
miljoen EUR
31.12.2014 31.12.2013
SEK 1 2
Overige – –
Opgenomen en verstrekte leningen De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom. Kasverrichtingen De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd. De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is. Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.
103
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Geldboeten Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico. Garantiefonds De financiële activa van het Garantiefonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het Garantiefonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
7.4.
RENTERISICO
De onderstaande tabel illustreert de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 1 %. miljoen EUR
Stijging (+)/daling (-) in basispunten 31.12.2014: voor verkoop beschikbare financiële activa 31.12.2013: voor verkoop beschikbare financiële activa
+ + -
100 100 100 100
Effect op het economische resultaat en nettoactiva (138) 149 (94) 95
In de gevoeligheidsanalyse wordt alleen rekening gehouden met de gevolgen voor het prijsrisico (reële waarde) van de voor verkoop beschikbare financiële activa. Het effect op het overschot of tekort voor instrumenten met een variabele rente is niet in overweging genomen. Leningactiviteiten Opgenomen en verstrekte leningen met variabele rentevoeten Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De MFB- en Euratomleningen tegen variabele rentevoeten stellen de EU bloot aan renterisico. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen). Op de balansdatum beloopt het bedrag aan verstrekte leningen van de EU met variabele rente (uitgedrukt in nominale bedragen) 484 miljoen EUR (2013: 583 miljoen EUR). Aanpassingen vinden om de zes maanden plaats. Opgenomen en verstrekte leningen met vaste rentevoeten De EU heeft ook MFB- en Euratomleningen met vaste rentevoeten voor in totaal 1 692 miljoen EUR in 2014 (2013: 367 miljoen EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (10 miljoen EUR), tussen één en vijf jaar (146 miljoen EUR) en meer dan vijf jaar (1 536 miljoen EUR). Belangrijker is dat de EU onder het financiële instrument betalingsbalans negen leningen met vaste rentevoeten heeft voor in totaal 8,4 miljard EUR in 2014 (2013: 11,4 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (2,7 miljard EUR), tussen één en vijf jaar (5,5 miljard EUR) en meer dan vijf jaar ( 0,2 miljard EUR). In het kader van het financiële instrument EFSM heeft de EU 21 leningen met vaste rentevoeten voor in totaal 46,8 miljard EUR in 2014 (2013: 43,8 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (5 miljoen EUR), tussen één en vijf jaar (9,2 miljard EUR) en meer dan vijf jaar (32,5 miljard EUR). Kasverrichtingen
104
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Voor de kasverrichtingen van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom wordt zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan. Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de EONIA (Euro over night index average) en wordt hij aangepast aan eventuele schommelingen daarvan. Voor sommige andere rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de marginale rentevoet van de ECB voor haar belangrijkste herfinancieringstransacties. De tarieven die worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven. Geldboeten Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties Deposito's en bankgaranties zijn niet blootgesteld aan renterisico's. De rente op deposito’s volgt de rentevoeten op de markt alsook hun mogelijke schommeling. De BUFI-portefeuille bevat geen obligaties met een variabele rente. De rentegevoeligheidsparameter, de duur van de portefeuille, volgt van zeer nabij de duur van de BUFI-index. Alle negatieve effecten op de waardering van de activa zouden derhalve worden weerspiegeld aan de zijde van het BUFI-passief. Er blijft slechts een kleine blootstelling aan het renterisico in het geval dat die negatieve effecten tijdens de looptijd van de geldboete zouden leiden tot een globaal negatief indexresultaat. Garantiefonds Schuldeffecten in het Garantiefonds die met variabele rentevoeten zijn uitgegeven, ondergaan de volatiliteitseffecten van die rentevoeten, terwijl schuldeffecten met vaste rentevoeten een risico lopen in verband met hun reële waarde. Op de balansdatum maken obligaties met vaste rentevoet ongeveer 65 % uit van de investeringsportefeuille (2013: 58 %).
7.5.
KREDIETRISICO
De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2. Financiële activa die noch vervallen zijn, noch een waardevermindering hebben ondergaan miljoen EUR
Noch vervallen, noch in waarde verminderd
Totaal
Achterstallig maar niet in waarde verminderd < 1 jaar
Leningen Vorderingen en verhaalbare bedragen Totaal op 31.12.2014 Leningen Vorderingen en verhaalbare bedragen Totaal op 31.12.2013
1-5 jaar
> 5 jaar
58 843 15 578
58 843 7 968
– 5 624
– 1 847
– 138
74 421 57 544 13 680
66 811 57 542 10 029
5 624 1 1 091
1 847 1 2 117
138 – 443
71 224
67 571
1 092
2 118
443
105
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen zijn, noch een waardevermindering hebben ondergaan Beschikbaar voor verkoop Tegenpartijen met externe kredietrating Prime and high grade Upper medium grade Lower medium grade Non-investment grade Totaal Tegenpartijen zonder externe kredietrating Groep 1 Groep 2 Totaal Totaal
31.12.2014 Leningen en Contanten vorderingen
Totaal
Beschikbaar voor verkoop
miljoen EUR 31.12.2013 Leningen en Contanten Totaal vorderingen
7 511 359 347 42 8 259
2 951 25 045 6 001 28 191 62 188
13 947 2 932 301 317 17 497
24 409 28 335 6 649 28 550 87 944
6 226 138 322 57 6 743
4 779 209 31 889 26 786 63 663
7 121 1 760 284 256 9 421
18 126 2 107 32 495 27 099 79 827
– – 8 259
4 488 136 4 624 66 812
48 – 48 17 545
4 537 136 4 673 92 616
– – – 6 743
3 771 137 3 908 67 571
89 – 89 9 510
3 860 137 3 997 83 824
In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:
Prime en high grade: Moody P-1, Aaa – Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA – AA -; Fitch F1+, F1, AAA – AAUpper medium grade: Moody P-2, A1 – A3; S&P A-2, A+ - A-; Fitch F2, A+ - ALower medium grade: Moody P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F-3, BBBB+ BBBNon-investment grade: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ - D; Fitch B, C, BB+ - D
De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden. De hierboven weergegeven bedragen onder "leningen en vorderingen", ingedeeld in "non-investment grade", hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder "Contanten" heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen. Leningactiviteiten De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU. In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,23 % van het bni van de lidstaten en in 2014 werd 1,06 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2014 een beschikbare marge van 0,17 % bestond om deze garantie te dekken. Het Garantiefonds voor externe leningen werd in 1994 ingesteld ter dekking van risico's van wanbetaling in verband met opgenomen leningen waaruit leningen aan landen buiten de EU worden gefinancierd. In elk geval wordt de blootstelling aan kredietrisico verminderd doordat een beroep kan worden gedaan op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten naast de activa op die rekeningen wanneer een schuldenaar een verschuldigd bedrag niet volledig kan terugbetalen. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd. Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid zal daarom alleen overeenkomsten kunnen sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.
106
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Kasverrichtingen De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening nr. 1150/2000 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijke saldo aangehouden, in verhouding tot het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanuit die rekening worden verricht. Daarom zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend zeer laag (gemiddeld tussen 1 miljoen EUR en 20 miljoen EUR, gespreid over meer dan 20 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2014 fluctueert tussen 100 miljoen EUR en 34 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de betalingen die in 2014 zijn verricht, dat gelijk is aan 142 miljard EUR. Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren: -
alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;
-
de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken. Naar aanleiding van de financiële crisis werden strengere toezichtsmaatregelen en dagelijkse controles van de ratings van commerciële banken ingevoerd, die gedurende 2014 van toepassing bleven;
-
in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.
Geldboeten Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid. Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille Voor de beleggingen uit voorlopig geïnde boeten houdt de Commissie rekening met een kredietrisico, dat wil zeggen het risico dat een tegenpartij niet in staat zal zijn haar betalingsverplichtingen volledig na te komen. De blootstelling is het grootst op Frankrijk en Duitsland, die respectievelijk 43 % en 27 % van de totale nominale waarde van de portefeuille uitmaken. Bankgaranties 107
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Er zijn ook voor aanzienlijke bedragen aan garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan ondernemingen die de EUmededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. In 2012 is het risicobeheerbeleid bij de aanvaarding van dergelijke garanties herzien en zijn er in het licht van de huidige financiële omgeving in de EU nieuwe eisen in verband met de kredietrating en beperkingen van het percentage per tegenpartij (volgens de eigen middelen van elke tegenpartij) vastgesteld. Op die manier blijft de Commissie zich verzekeren van een hoge kredietkwaliteit. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
108
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Garantiefonds Overeenkomstig de tussen de EU en de EIB gesloten overeenkomst betreffende het beheer van het Garantiefonds dienen alle interbancaire beleggingen minimaal een rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig te hebben. Op 31 december 2014 waren bij dergelijke tegenpartijen vastetermijndeposito's gedaan ten belope van 147 miljoen EUR (2013: 151 miljoen EUR).
7.6.
Liquiditeitsrisico
Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd Leningen Financiëleleaseschulden Schulden Overige Totaal op 31.12.2014 Leningen Financiëleleaseschulden Schulden Overige Totaal op 31.12.2013
< 1 jaar
1-5 jaar
> 5 jaar
8 727 81 43 180 20 52 008 3 065 82 36 213 17 39 377
15 386 366 – 97 15 849 21 454 353 – 84 21 891
34 357 1 309 – 336 36 002 32 699 1 403 – 375 34 477
miljoen EUR
Totaal
58 470 1 755 43 180 454 103 859 57 218 1 838 36 213 477 95 746
Leningactiviteiten Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure. Kasverrichtingen De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening nr. 1150/2000 van de Raad (eigenmiddelenverordening) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen. Garantiefonds Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Op 31 december 2014 beliepen deze beleggingen inclusief geldmiddelen 148 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Op 31 december 2014 bedroeg dit aandeel 49 %.
109
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
110
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
8.
INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
8.1.
VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
8.2.
RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld: Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie. Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie. Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer. Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen. Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.
111
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN EUR
Rechten (per personeelslid) Basissalaris (per maand)
Categorie 1 25 352
Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage
15 %
0-4%-16%
2% + 171,88 375,59 91,75 254,83 509,66 n.v.t.
2% + 171,88
2% + 171,88
2% + 171,88
2% + 171,88
375,59 91,75 254,83 509,66 n.v.t.
375,59 91,75 254,83 509,66 554,17 607,71
375,59 91,75 254,83 509,66 n.v.t.
375,59 91,75 254,83 509,66 n.v.t.
1 418,07
0 - 911,38
554,17 607,71
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Ja 5% max. 25% terugbetaal d
Ja 5% max. 25% terugbetaald
Ja 5% max. 25% terugbetaald
Ja 5% max. 25% n.v.t.
Ja 5% max. 25% n.v.t.
50 703,52
45 927,10 - 47 764,18 terugbetaald
36 741,68 - 41 334,40 terugbetaald
39 681,02 - 42 252,94 terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
22 964 - 23 882 terugbetaald
18 371 - 20 667 terugbetaald
19 840 - 21 126 terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
terugbetaald
40% - 65% Gedekt max. 70 %
40% - 65% Gedekt max. 70 %
40% - 65% Gedekt max. 70 %
n.v.t. Gedekt max. 70 % 8 % - 45 % 1,7 % 6-7 % 10,910,1 %*** 112
Jaarlijkse reiskosten
Ambtsaanvaarding: Inrichtingskosten
terugbetaal d terugbetaal d
Ambtsneerlegging: Inrichtingskosten Reiskosten familie
25 352
Overbrugging (% salaris)** Ziektekostenverzekering Pensioen (% salaris, vóór belastingen)
terugbetaal d terugbetaal d 40% - 65% Gedekt max. 70 %
Inhoudingen: Belasting op salaris Ziektekostenverzekering (% salaris) Speciale heffing op salaris Pensioenbijdrage
8 % - 45 % 1,7 % 7% n.v.t.
8 % - 45 % 1,7 % 7% n.v.t.
8 % - 45 % 1,7 % 7% n.v.t.
8 % - 45 % 1,7 % 7% n.v.t.
3
8
93
28
Verhuiskosten
Categorie 5 11 775 - 18 518
15 %
Representatietoelage
Verhuiskosten
Categorie 4 19 840 - 21 126
15 %
Kindertoelage Voorschoolse toelage Schooltoelage of schooltoelage buiten standplaats Voorzitterstoelage
Reiskosten familie
Categorie 3 18 371 - 20 667
15 %
Gezinstoelagen: Kostwinnerstoelage (% salaris)
Overdrachten naar lidstaten: Schooltoelage* % salaris* % salaris zonder correctiecoëfficiënt Representatiekosten
Categorie 2 22 964 - 23 882
Aantal personen aan het einde van het jaar * Met toepassing van de correctiecoëfficiënt. ** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.
* * * 10,9 % voor het eerste halfjaar van 2014 en 10,1 % voor het tweede halfjaar van 2014.
112
terugbetaald
terugbetaald
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
9.
GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van ondertekening van deze rekeningen zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
113
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
10.
CONSOLIDATIEBEREIK
A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52) 1. Instellingen en raadgevende organen (11) Europees Parlement Europese Raad Europese Commissie Comité van de Regio's Hof van Justitie van de Europese Unie Europese Dienst voor extern optreden
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming Europees Economisch en Sociaal Comité Europese Ombudsman Europese Rekenkamer Raad van de Europese Unie
2. EU-agentschappen (39) 2.1. Uitvoerende agentschappen (6) Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding Uitvoerend Agentschap Onderzoek
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad
2.2 Gedecentraliseerde agentschappen (33) Europees Agentschap voor maritieme veiligheid Europese Autoriteit voor voedselveiligheid Europees Geneesmiddelenbureau Europees Spoorwegbureau Europees GNSS-Agentschap Communautair Bureau voor plantenrassen Europees Agentschap voor chemische stoffen Europees Bureau voor visserijcontrole Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Europees Waarnemingscentrum voor drugs en Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van drugsverslaving fusie-energie) Eurojust Europese Politieacademie (Cepol) Europees Genderinstituut Europese Politiedienst (Europol) Europees Agentschap voor de veiligheid en de Europees Agentschap voor de veiligheid van de gezondheid op het werk luchtvaart Europees Centrum voor ziektepreventie Europees Agentschap voor netwerk- en en -bestrijding informatiebeveiliging Europees Milieuagentschap Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten Europees Centrum voor de ontwikkeling van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en beroepsopleiding bedrijfspensioenen Europees Agentschap voor de samenwerking tussen Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie energieregulators Europese Bankautoriteit Europese Autoriteit voor effecten en markten Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken Europese Stichting voor opleiding Orgaan van Europese regelgevende instanties voor Europese Stichting tot verbetering van de levens- en elektronische communicatie arbeidsomstandigheden Europees Agentschap voor het beheer van de Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, operationele samenwerking aan de buitengrenzen tekeningen en modellen) van de lidstaten van de Europese Unie EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht) 3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2) Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)
Europees Instituut voor innovatie en technologie
B. GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN (7) Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER) Gemeenschappelijke onderneming Sesar
Gemeenschappelijke onderneming Galileo in liquidatie Gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief inzake IMI2 Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en Gemeenschappelijke onderneming Ecsel waterstof 2 Gezamenlijke onderneming Clean Sky 2 114
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
C. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1) Europees Investeringsfonds *
De gemeenschappelijke onderneming Ecsel is het resultaat van een samenvoeging van de gemeenschappelijke ondernemingen Artemis en Eniac die tijdens het begrotingsjaar 2014 heeft plaatsgevonden.
115
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
EUROPESE UNIE BEGROTINGSJAAR 2014
SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
116
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
INHOUDSOPGAVE EU-BEGROTINGSRESULTAAT .......................................................................... 119 AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT ................................................................................................................. 120 STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN ... 121 TOELICHTINGEN BIJ DE SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING ............................................................................................ 124 1.
DE EU-BEGROTINGSCYCLUS ................................................................... 124 1.1. MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020 ................................................. 124 1.2. BELEIDSTERREINEN .................................................................................. 125 1.3. JAARLIJKSE BEGROTING............................................................................ 126
2.
TOELICHTINGEN BIJ HET BEGROTINGSRESULTAAT VAN DE EU .................... 127 2.1. BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT .......................................... 127 2.2. UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2014.................................................. 128
3. TOELICHTINGEN BIJ DE AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT ........................................................................ 129 4.
UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING............. 130 4.1. OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING .................................................................................................... 130 4.2. UITVOERING VAN ONTVANGSTEN ............................................................... 132
5.
UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING ................... 136 5.1. MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN ..................................................................................... 136 5.2. MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN ................................... 137 5.3. MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND .................... 138 5.4. MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) ............................................................................................................. 139 5.5. MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG ................................................................................................... 140 5.6. BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGSEN BETALINGSKREDIETEN ................................................................................. 141 5.7. BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN .................. 144 5.8. BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND ... 148 5.9. BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN ............................................................................................. 150 5.10. BELEIDSGEBIED: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG ..................................................................................... 152 5.11. UITVOERING VAN DE UITGAVEN IN 2014 ..................................................... 153
6.
UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN 155 6.1. INSTELLINGEN: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING ......................................................................................... 155
117
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.2. INSTELLINGEN: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 156 6.3. INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN ................................................................................... 158 6.4. VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP ....................... 159 6.5. BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN ................. 160
118
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
EU-BEGROTINGSRESULTAAT miljoen EUR
Toelichting Ontvangsten van het begrotingsjaar Betalingen uit de begrotingskredieten van het lopende jaar Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1 Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten Wisselkoersverschillen voor het jaar Begrotingsresultaat*
4.1 5.3
2.2
* Waarvan de EVA goed is voor (3) miljoen EUR in 2014 en (4) miljoen EUR in 2013.
119
2014
2013
143 940 (141 193)
149 504 (147 567)
(1 787) 25
(1 329) 34
336 110 1 432
403 (42) 1 002
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT miljoen EUR
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR Ontvangsten Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn Toegerekende baten (netto) Uitgaven Toegerekende uitgaven (netto) Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar Netto-effect voorfinanciering Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van nietbestede betalingskredieten Mutaties in voorzieningen Overige Economisch resultaat agentschappen en EGKS BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR
2014
2013
(11 280)
(4 365)
(6 573)
(2 071)
4 809
3 357
(4 877)
(134)
9 223 (821) 457 (1 979) 1 858
3 216 (1 123) (902) (1 528) 1 538
12 164 (1 719)
4 136 (1 027)
170
(93)
1 432
1 002
Zie toelichting 3 voor meer uitleg over de afstemming van het economisch resultaat op het begrotingresultaat.
120
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN BEGROTINGSONTVANGSTEN Oorspronkelijk goedgekeurde begroting 1.
Eigen middelen waarvan douanerechten waarvan btw waarvan bni 3. Overschotten, saldi en aanpassingen 4. Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie 5. Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen 6. Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie 7. Achterstandsrente en geldboeten 8. Opgenomen en verstrekte leningen 9. Diverse ontvangsten Totaal
133 16 17 99
Gewijzigde begrotingen
miljoen EUR
Definitief Ontvangsten goedgekeurde begroting
960 186 882 767 – 1 275
(5 572) (12) (192) (5 154) 5 101 –
128 16 17 94 5 1
54
–
54
578
60
–
60
3 225
123 2 30 135 505
3 850 151 – 3 530
3 973 153 30 139 034
4 607 297 15 143 940
Zie toelichting 4 voor meer informatie over de uitvoering van de ontvangsten in 2014.
121
388 174 690 614 101 275
128 16 17 94 5 1
867 499 746 863 100 251
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK) miljoen EUR
OorGewijzigde Definitief AanTotaal Gedane spronkelijk begrotingen goedgevullende beschikbare vastleggingen goeden keurde kredieten kredieten gekeurde overdrachten begroting * begroting 1. Slimme en inclusieve groei 63 986 – 63 986 3 625 67 611 45 972 1a. Concurrentievermogen 16 484 – 16 484 2 645 19 129 18 018 voor groei en banen 1b. Economische, sociale 47 502 – 47 502 980 48 482 27 954 en territoriale samenhang 2. Duurzame groei: 59 267 (76) 59 191 2 105 61 296 48 263 natuurlijke hulpbronnen waarvan: 43 778 – 43 778 1 724 45 502 44 293 marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen 3. Veiligheid en burgerschap 2 172 – 2 172 84 2 256 1 507 4. Europa als wereldspeler 8 325 98 8 423 577 9 000 8 489 5. Administratie 8 405 (1) 8 405 766 9 171 8 884 waarvan: administratieve 3 532 (0) 3 531 400 3 931 3 789 uitgaven van de instellingen 6. Compensaties 29 – 29 – 29 29 8. Negatieve reserve – – – – – – 9. Speciale instrumenten 456 29 485 92 577 64 Totaal 142 640 50 142 690 7 249 149 939 113 208 * De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die als gevolg van vrijmakingen beschikbaar komen.
122
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK) miljoen EUR
OorGewijzigde Definitief AanTotaal spronkelijk begrotingen goedvullende beschikbare goeden gekeurde kredieten kredieten gekeurde overdrachten begroting * begroting 1. Slimme en inclusieve groei 62 393 3 470 65 863 3 836 69 699 1a. Concurrentievermogen 11 441 415 11 857 3 451 15 308 voor groei en banen 1b. Economische, sociale 50 951 3 055 54 006 385 54 392 en territoriale samenhang 2. Duurzame groei: 56 459 (500) 55 959 2 003 57 962 natuurlijke hulpbronnen waarvan: 43 777 (1) 43 776 1 738 45 514 marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen 3. Veiligheid en burgerschap 1 677 (17) 1 660 88 1 747 4. Europa als wereldspeler 6 191 734 6 925 556 7 481 5. Administratie 8 406 0 8 406 1 634 10 040 waarvan: administratieve 3 532 (0) 3 531 944 4 475 uitgaven van de instellingen 6. Compensaties 29 – 29 – 29 8. Negatieve reserve – – – – – 9. Speciale instrumenten 350 (157) 193 344 536 Totaal 135 505 3 530 139 034 8 460 147 495
Gedane betalingen
67 683 13 331 54 352 56 584 44 287 1 7 8 3
711 206 819 729
29 – 465 142 497
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die als gevolg van vrijmakingen beschikbaar komen.
Zie voor meer informatie over de uitvoering van de uitgaven in 2014 toelichting 5 en voor de uitleg hierover toelichting 5.11.
123
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
TOELICHTINGEN BIJ DE SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1.
DE EU-BEGROTINGSCYCLUS
De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting, het voornaamste instrument van het financiële beleid van de Unie, is het besluit waarbij elk jaar de ontvangsten en uitgaven van de Unie worden geraamd en toegestaan. In overeenstemming met het FR zijn er twee belangrijke onderdelen: het meerjarig financieel kader (MFK), waarin de belangrijkste maxima voor een periode van 7 jaar zijn vastgesteld, en de jaarlijkse begrotingsprocedure.
1.1.
MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020 2014 63 973 16 560
miljoen EUR
2015 66 813 17 666
2016 69 304 18 467
2017 72 342 19 925
2018 75 271 21 239
2019 78 752 23 082
2020 82 466 25 191
Totaal 508 921 142 130
49 147
50 837
52 417
54 032
55 670
57 275
366 791
59 599
59 909
60 191
60 267
60 344
60 421
420 034
44 313
44 624
44 859
44 885
44 912
44 937
312 309
2 9 10 8
2 10 10 8
2 10 11 9
1. Slimme en inclusieve groei 1a. Concurrentievermogen voor groei en banen 1b. Economische, sociale en 47 413 territoriale samenhang 2. Duurzame groei: natuurlijke 59 303 hulpbronnen waarvan: marktgerelateerde 43 779 uitgaven en rechtstreekse betalingen 3. Veiligheid en burgerschap 2 179 4. Europa als wereldspeler 8 335 5. Administratie 8 721 waarvan: administratieve 7 056 uitgaven van de instellingen 6. Compensaties 29 Vastleggingskredieten: 142 540
– 146 483
– 150 217
– 154 397
– 158 365
– 162 951
– 167 602
29 1 082 555
Totaal betalingskredieten:
141 901
144 685
142 771
149 074
153 362
156 295
1 023 954
135 866
2 8 9 7
246 749 076 351
2 9 9 7
378 143 483 679
2 9 9 8
514 432 918 007
656 825 346 360
801 268 786 700
951 510 254 071
17 66 69 56
725 262 584 224
In de bovenstaande tabel worden de maxima van het MFK tegen de huidige prijzen getoond. 2014 was het eerste begrotingsjaar waarop het nieuwe MFK voor de periode 2014-2020 betrekking had. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2014 bedroeg 142 540 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,06 % van het bni, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 135 866 miljoen EUR, oftewel 1,01 % van het bni. Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen afgesproken. Een van die nieuwe bepalingen is de mogelijkheid om (in uitzonderlijke omstandigheden) van de marge voor onvoorziene uitgaven gebruik te maken. Op die manier kan voor een bepaald jaar gebruik worden gemaakt van kredieten boven de maxima, met de daarbij behorende verminderingen in andere jaren om het totale bedrag aan betalingen en vastleggingskredieten over de gehele periode 2014-2020 niet te laten stijgen. De marge voor onvoorziene uitgaven is in 2014 gebruikt om in 3 168 miljoen EUR aan betalingskredieten boven het betalingsplafond voor 2014 te kunnen voorzien. De herprogrammering van niet-bestede vastleggingskredieten in 2014 voor 2015 en 2016 (overeenkomstig artikel 19 MFK) is in april 2015 goedgekeurd met een herziening van de MFK-maxima en de daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2015. Dit had in 2015 vooral gevolg voor rubriek 1b (11,2 miljard EUR) en rubriek 2 (5 miljard EUR), en in 2016 had de belangrijkste wijziging betrekking op rubriek 2 (4,4 miljard EUR). Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK: Rubriek 1 - Slimme en inclusieve groei Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:
124
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
concurrentiekracht ter bevordering van groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;
economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.
Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen Rubriek 2 omvat gemeenschappelijke beleidslijnen voor landbouw en visserij, maatregelen voor plattelandsontwikkeling en milieu, meer bepaald Natura 2000. Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers. Rubriek 4 - Europa als wereldspeler Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK. Rubriek 5 — Administratie Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven. Rubriek 6 — Compensaties Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.
1.2.
BELEIDSTERREINEN
Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen. Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een directoraat-generaal overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.
125
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
1.3.
JAARLIJKSE BEGROTING
Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het Parlement, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie. De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:
vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;
betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.
Herkomst van de kredieten De belangrijkste bron van kredieten is de goedgekeurde begroting van de Unie van het lopende jaar. Daarnaast bestaan nog andere soorten kredieten die voortvloeien uit de bepalingen van het Financieel Reglement. Het gaat om kredieten die afkomstig zijn van voorgaande begrotingsjaren of uit externe bronnen.
– – –
Begrotingskredieten van de oorspronkelijk goedgekeurde begroting en de gewijzigde begrotingen Van vorig jaar overgedragen kredieten Bestemmingsontvangsten, bestaande uit terugbetalingen, EVA-kredieten, ontvangsten van derden/andere landen, werkzaamheden voor derden en wederopgevoerde kredieten na terugbetaling van voorschotten.
Samenstelling van de totale beschikbare begroting
– – –
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting = kredieten goedgekeurd in jaar n–1; Gewijzigde goedgekeurde begrotingen; Aanvullende kredieten = bestemmingsontvangsten + van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten en na vrijmakingen wederopgevoerde kredieten.
126
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.
TOELICHTINGEN BIJ HET BEGROTINGSRESULTAAT VAN DE EU
2.1.
BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd. De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen. Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht. Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de EER. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:
de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en
het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.
Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:
het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;
de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten en
de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.
Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2014 en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2013. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar. De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.
127
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
2.2.
UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2014
Begrotingsoverschot van 1,4 miljard EUR:
–
Het overschot is voornamelijk terug te voeren op de ontvangstenzijde (1,2 miljard EUR), op overbesteding van douanerechten (0,5 miljard EUR) en op extra, niet in de begroting opgenomen boeten (0,6 miljard EUR);
–
Het kleine overschot aan de uitgavenzijde (142 miljoen EUR) is hoofdzakelijk terug te voeren op de andere instellingen aangezien het uitvoeringspercentage van de Commissie vrijwel 100 % is;
–
De resterende 110 miljoen EUR aan overschot is terug te voeren op wisselkoerswinsten.
Ontvangsten:
–
De ontvangsten, ten bedrage van 143,9 miljard EUR, vielen 4,9 miljard EUR hoger uit dan de definitief goedgekeurde begroting, voornamelijk als gevolg van de bestemmingsontvangsten onder de rubrieken 5 en 6 — zie tabel 4.1 hieronder;
–
De ontvangsten uit geldboeten van 4,2 miljard EUR zijn gebruikt om de toegenomen behoefte aan betalingskredieten te financieren;
–
Er was in 2014 sprake van een uitermate hoge herziening aan eigen middelen op basis van het bni (9,5 miljard EUR) voor de periode tot 2002. Dit had echter geen noemenswaardige invloed op de begrotingsontvangsten voor 2014 omdat de bedragen effectief zijn aangepast tussen de lidstaten (sommigen zullen terugbetalingen ontvangen, anderen zullen moeten betalen) en omdat de meeste bedragen bovendien tot 2015 zijn uitgesteld.
Uitgaven:
–
De initiële betalingskredieten (135,5 miljard EUR) waren uitzonderlijk laag: 6 % lager dan de definitief goedgekeurde begroting voor 2013. De gewijzigde begrotingen zorgden uiteindelijk voor een verhoging van de definitief goedgekeurde kredieten tot 139 miljoen EUR — zie tabel 5.1;
–
Het totaal aan betalingen bedroeg 142,5 miljard EUR (2013: 148,5 miljard EUR) - zie tabel 5.3;
–
De onderbesteding van betalingen (na overdrachten) is met 32 miljoen EUR een van de laagst genoteerde, waaruit blijkt hoe strikt de aan betalingskredieten opgelegde beperkingen zijn.
Vastleggingen en RAL:
–
De beschikbare vastleggingskredieten ten belope van 149,9 miljard EUR werden slechts toegepast op een algemeen niveau van 76 % en een groot bedrag aan kredieten werd overgedragen of geherprogrammeerd naar 2015 — zie tabel 5.2;
–
De nog betaalbaar te stellen vastleggingen ("RAL") zijn aanzienlijk gedaald van 222,4 miljard EUR eind 2013 tot 189,6 miljard EUR eind 2014 — zie tabel 5.9. Dit weerspiegelt het lage uitvoeringspercentage van de vastleggingen aan het begin van de nieuwe programmeringsperiode: als alle kredieten voor de nieuwe programma's in 2014 zouden zijn vastgelegd, dan waren de nog betaalbaar te stellen vastleggingen in 2014 op hetzelfde niveau gebleven als in 2013.
In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2014 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.
128
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
3.
TOELICHTINGEN BIJ DE AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT
In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd. Afstemmingsposten — Ontvangsten De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld. De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Afstemmingsposten — Uitgaven De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar. Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling. Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten. De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.
129
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
4.
UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1.
OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING Titel
1. Eigen middelen 3. Overschotten, saldi en aanpassingen 4. Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de unie 5. Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen 6. Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie 7. Achterstandsrente en geldboeten 8. Opgenomen en verstrekte leningen 9. Diverse ontvangsten Totaal
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
Ontvangsten
OorDefinitief spronkelijk goedgekeurde Lopend jaar Overgedragen Totaal goedgekeurde begroting begroting 133 960 128 388 128 853 46 128 899 – 5 101 10 507 – 10 507
Op rechten huidige jaar
Op overgedragen rechten
Totaal
Ontvangsten als % van de begroting
miljoen EUR Nog te ontvangen
128 841 5 100
25 –
128 867 5 100
100,37 % 99,98 %
32 5 407
1 275
1 275
1 248
12
1 260
1 240
11
1 251
98,14 %
8
54
54
578
21
599
563
15
578
1075,46 %
21
60
60
3 267
228
3 496
3 120
105
3 225
5374,97 %
271
123
3 973
2 206
10 416
12 622
1 131
3 475
4 607
115,95 %
8 016
2
153
46
255
301
43
254
297
193,72 %
3
30 135 505
30 139 034
15 146 721
10 10 988
25 157 709
13 140 052
2 3 888
15 143 940
50,01 % 103,53 %
10 13 769
miljoen EUR
Detail titel 1: Eigen middelen Hoofdstuk
11. Suikerheffingen 12. Douanerechten
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
OorDefinitief spronkelijk goedgekeurde Lopend jaar Overgedragen goedgekeurde begroting begroting 125 (90) (69) – 16 186 16 174 16 485 46
130
Ontvangsten
Totaal
Op rechten huidige jaar
(69) 16 531
(69) 16 473
Op overgedragen rechten – 25
Totaal (69) 16 499
Ontvangsten als % van de begroting 77,12 % 102,01 %
Nog te ontvangen
– 32
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 13. Btw 14. Bni 15. Correctie van begrotingsonevenwichtigheden Totaal
17 882 99 767 –
17 690 94 614 –
17 746 94 863 (172)
– – –
17 746 94 863 (172)
17 746 94 863 (172)
– – –
17 746 94 863 (172)
100,32 % 100,26 % 0,00 %
– – –
133 960
128 388
128 853
46
128 899
128 841
25
128 867
100,37 %
32
miljoen EUR
Detail titel 3: Overschotten, saldi en correcties op eigen middelen Hoofdstuk
30. 31. 32. 34. 35. 36.
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
OorDefinitief spronkelijk goedgekeurde Lopend jaar Overgedragen Totaal goedgekeurde begroting begroting Overschot van het voorgaande – 1 005 1 005 – 1 005 begrotingsjaar Btw-saldi – (81) (284) – (284) Bni-saldi – 4 176 9 825 – 9 825 Aanpassing i.v.m. niet– – (2) – (2) participatie in het beleid inzake justitie en binnenlandse zaken Correctie voor het Verenigd – – (18) – (18) Koninkrijk – aanpassing Correctie voor het Verenigd – – (19) – (19) Koninkrijk - tussentijdse berekening Totaal – 5 101 10 507 – 10 507
131
Ontvangsten Op rechten huidige jaar
Op overgedragen rechten
Totaal
Ontvangsten als % van de begroting
Nog te ontvangen
1 005
–
1 005
100,00 %
–
(79) 4 212 (2)
– – –
(79) 4 212 (2)
97,59 % 100,87 % 0,00 %
(205) 5 613 –
(18)
–
(18)
0,00 %
–
(19)
–
(19)
0,00 %
–
5 100
–
5 100
99,98 %
5 407
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
4.2.
UITVOERING VAN ONTVANGSTEN
4.2.1.
Overzicht van de ontvangsten in 2014
Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 20 november 2013 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 135 505 miljoen EUR, voor 133 960 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn. In 2014 werden zeven gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Daarmee rekening gehouden bedroeg het totaal aan definitief goedgekeurde ontvangsten voor 2014 139 034 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 128 388 miljoen EUR (dus 5 572 miljoen EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. De grotere behoefte aan financiering van betalingskredieten werd voornamelijk gedekt door inkomsten uit boeten. Bovendien zorgde het overschot van het vorige begrotingsjaar en de buitengewone inkomsten uit btw- en bni-aanpassingen van voorgaande jaren voor een aanzienlijke vermindering van de aanvullende bijdrage van het bni van de lidstaten. In de gewijzigde begrotingen nr. 2 en nr. 3/2014 waren voor in totaal 3 850 miljoen EUR aan aan ondernemingen opgelegde boeten en daarmee verband houdende rente opgenomen die bekend waren toen de dienovereenkomstige ontwerpen van gewijzigde begroting werden opgesteld. Op 31 december 2014 werden andere geldboeten definitief, ofwel na een definitief arrest ofwel omdat de ondernemingen geen beroep instelden tegen nieuwe besluiten inzake geldboeten. Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU belopen in totaal 3 225 miljoen EUR. De belangrijkste bedragen betreffen het ELFG en het Elfpo (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde. Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt voornamelijk doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd bij het opstellen van gewijzigde begroting nr. 4/2014 (verlaging met 646 miljoen EUR volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2014). Bij de gewijzigde begroting nr. 6/2014 werden de begrotingsramingen opnieuw gewijzigd om rekening te houden met het werkelijke ritme van inning. Ze werden daarom verhoogd met 420 miljoen EUR. De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht. De aanpassing in 2014 bevatte belangrijke herzieningen voor de bni die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing, voor een totaal van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang. Om het hoofd te bieden aan de buitengewone situatie, heeft de Raad op 18 december een voorstel van de Commissie (Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 van de Raad van 18 december 2014) goedgekeurd op grond waarvan de lidstaten onder strikte voorwaarden tot 1 september 2015 rentevrij uitstel van betaling kunnen verlenen. Dienovereenkomstig kozen zes lidstaten ervoor hun aanpassingen in 2015 te betalen. De uitgestelde betaling bedraagt 5,4 miljard EUR. Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met gewijzigde begrotingen nummers 2 tot en met 7/2014, die op 17 december 2014 zijn goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bijdragen aan eigen middelen uitgevoerd op de eerste werkdag van februari 2015. De aanpassingen van de nationale bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van btw en bni vinden elk jaar op de eerste werkdag van december plaats.
132
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
4.2.2.
Ontvangsten uit eigen middelen
De grote meerderheid van ontvangsten komt voort uit eigen middelen. Dit is vastgelegd in artikel 311 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt: "De begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen gefinancierd." Het grootste deel van de begrotingsuitgaven wordt uit de eigen middelen gefinancierd. De eigen middelen kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën: 1) De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. Deze eigen middelen zijn verschuldigd door marktdeelnemers en worden geïnd door de lidstaten in naam van de EU. Toch behouden de lidstaten 25 % (20 % vanaf 2014) als vergoeding voor hun inningskosten. Douanerechten worden geheven op de invoer van producten die uit derde landen komen, tegen tarieven die gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk douanetarief. Suikerheffingen worden door de suikerproducenten betaald om de uitvoerrestituties voor suiker te financieren. De traditionele eigen middelen zijn gewoonlijk goed voor circa 13 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen. 2) De eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. Hetzelfde percentage wordt geheven op de geharmoniseerde grondslag van elke lidstaat. De btw-grondslag die in aanmerking dient te worden genomen, wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. De btw-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 12 % van de ontvangsten uit eigen middelen. 3) De bni-middelen worden gebruikt om de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht te brengen, d.w.z. om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU. De bni-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 75 % van de ontvangsten uit eigen middelen. De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2007). Voor de periode 2014-2020 is een nieuw besluit tot vaststelling van het systeem van eigen middelen van de EU vastgesteld (EMB 2014: Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014). Het EMB 2014 treedt (naar verwachting begin 2016) in werking zodra het door alle lidstaten is geratificeerd volgens hun grondwettelijke voorschriften. Tot dan blijft het EMB 2007 geldig. Wanneer het besluit in werking treedt, zal er in het begrotingsjaar rekening worden gehouden met de terugwerkende effecten (het EMB 2014 is per 1 januari 2014 van toepassing).
4.2.3.
Traditionele eigen middelen
Traditionele eigen middelen: elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen.
in de "normale" boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk geïnd of gewaarborgd bedrag; in de "specifieke" boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.
Voor de specifieke boekhouding zenden de lidstaten de Commissie een kwartaaloverzicht toe, met daarin:
het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd, de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen, rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) in het betrokken kwartaal, de geschrapte bedragen (die overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening nr. 1150/2000 niet ter beschikking kunnen worden gesteld), 133
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen, het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.
Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of het door de lidstaat aangewezen orgaan. De lidstaten houden als inningskosten 25 % (20 % overeenkomstig het EMB 2014) van de traditionele eigen middelen in. De voorwaardelijke rechten op eigen middelen worden aangepast naargelang het waarschijnlijk is dat zij zullen worden geïnd.
4.2.4.
Bni- en btw-middelen
De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de geharmoniseerde btw-grondslag, die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van het EMB 2007. Het uniforme percentage is vastgesteld op 0,30 %, met uitzondering van de periode 2007-2013, waarin het percentage was vastgesteld op 0,225 % voor Oostenrijk, 0,15 % voor Duitsland en 0,10 % voor Nederland en Zweden. De btw-grondslag wordt voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni. Volgens het EMB 2014 blijft het percentage op 0,3 %, met uitzondering van de periode 2014-20 waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld De bni-middelen vormen een variabele middelenbron die tijdens een gegeven begrotingsjaar de ontvangsten moet leveren ter dekking van de uitgaven die boven het bedrag liggen dat is geïnd uit hoofde van traditionele eigen middelen, btw-middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van een uniform percentage op de som van de bni's van alle lidstaten. De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de btw- en bni-grondslagen die tijdens de opstelling van het ontwerp van begroting worden gemaakt. Die ramingen worden later bijgesteld. Dit gebeurt tijdens het betrokken begrotingsjaar via een gewijzigde begroting. De werkelijke gegevens met betrekking tot de btw- en bni-grondslagen zijn beschikbaar tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De Commissie berekent de verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (bijgestelde) ramingen. Deze btw- en bni-saldi, die positief of negatief kunnen zijn, worden voor de eerste werkdag van december van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar in kwestie door de Commissie bij de lidstaten afgeroepen. De Raad heeft op 18 december 2014 Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 vastgesteld, op grond waarvan de lidstaten de beschikbaarheid van de bedragen van btw- en bni-saldi kunnen uitstellen tot de eerste werkdag van september van het volgende jaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. De eerder berekende saldi worden dan aangepast en het verschil wordt tegelijk met de btw- en bni-saldi voor het vorige begrotingsjaar afgeroepen. Bij het verrichten van controles van btw-overzichten en bni-gegevens kan de Commissie tegen de lidstaten voorbehoud formuleren ten aanzien van bepaalde punten, die gevolgen kunnen hebben voor hun bijdragen aan eigen middelen. Die punten van voorbehoud kunnen bv. gebaseerd zijn op een gebrek aan aanvaardbare gegevens of de noodzaak een passende methodiek te ontwikkelen. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.
4.2.5.
VK-correctie
Dit mechanisme vermindert de stortingen van eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk in verhouding tot de "begrotingsonevenwichtigheid" ten nadele van dit land en vermeerdert de stortingen van eigen middelen van de andere lidstaten in dezelfde mate. Het mechanisme ter correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk is ingesteld door de Europese Raad van Fontainebleau (juni 1984) en het daaruit voortvloeiende eigenmiddelenbesluit van 7 mei 1985. Het doel van dit mechanisme was de begrotingsonevenwichtigheid ten nadele van het Verenigd Koninkrijk te compenseren door een vermindering van de door dit land aan de EU af te dragen middelen. Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).
4.2.6.
Brutovermindering
134
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
De Europese Raad van 15 en 16 december 2005 concludeerde dat Nederland en Zweden in de periode 2007-2013 brutoverminderingen in hun jaarlijkse bni-bijdragen zullen genieten. Het EMB 2007, dat deze conclusies weerspiegelt, voorziet erin dat de jaarlijkse bni-bijdrage van Nederland met een brutobedrag van 605 miljoen EUR en de jaarlijkse bni-bijdrage van Zweden met een brutobedrag van 150 miljoen EUR wordt verminderd, uitgedrukt in prijzen van 2004. De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdrage op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) en dat Oostenrijk uitsluitend voor de periode 2014-2016 in aanmerking komt voor een brutovermindering van de jaarlijkse bni-bijdrage. Denemarken, Nederland en Zweden komen in aanmerking voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage ten belope van respectievelijk 130 miljoen EUR, 695 miljoen EUR en 185 miljoen EUR. Oostenrijk komt in aanmerking voor een brutovermindering van zijn jaarlijkse bni-bijdrage van 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in 2016 (alle bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van 2011). Deze bepalingen zijn opgenomen in het EMB 2014 en worden met terugwerkende kracht toegepast na de inwerkingtreding ervan.
135
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.
UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
5.1.
MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN miljoen EUR
Vastleggingskredieten Rubriek MFK
1.
2.
3. 4. 5.
6. 8. 9.
Slimme en inclusieve groei 1a. Concurrentievermogen voor groei en banen 1b. Economische, sociale en territoriale samenhang Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen Veiligheid en burgerschap Europa als wereldspeler Administratie waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen Compensaties Negatieve reserve Speciale instrumenten Totaal
Begrotingsmiddelen
Betalingskredieten
Aanvullende kredieten
Oorspronkelijk Gewijzigde Definitief Overgoedgekeurde begrotingen en goedgekeurde drachten begroting overdrachten begroting 1 2 3=1+2 4 63 986 (0) 63 986 150
Bestemmingsontvangsten
Totaal aan kredieten bereikbaar
5 3 474
Begrotingsmiddelen
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting 6=3+4+5 7 67 611 62 393
Aanvullende kredieten
Gewijzigde Definitief Overbegrotingen en goedgekeurde drachten overdrachten begroting 8 9=7+8 10 3 470 65 863 289
Bestemmingsontvangsten 11 3 548
Totaal aan kredieten bereikbaar 12=9+10+11 69 699
16 484
–
16 484
0
2 645
19 129
11 441
415
11 857
128
3 323
15 308
47 502
–
47 502
150
830
48 482
50 951
3 055
54 006
161
224
54 392
59 267
(76)
59 191
–
2 105
61 296
56 459
(500)
55 959
35
1 968
57 962
43 778
–
43 778
–
1 724
45 502
43 777
(1)
43 776
13
1 724
45 514
2 172
0
2 172
3
81
2 256
1 677
(17)
1 660
10
78
1 747
8 325 8 405 3 532
98 (1) –
8 423 8 405 3 531
6 1 1
571 765 399
9 000 9 171 3 931
6 191 8 406 3 532
734 0 –
6 925 8 406 3 531
35 772 452
521 862 492
7 481 10 040 4 475
29 – 456 142 640
– – 29 50
29 – 485 142 690
– – 18 179
– – 74 7 070
29 – 577 149 939
29 – 350 135 505
– – (157) 3 530
29 – 193 139 034
– – 270 1 410
– – 74 7 050
29 – 536 147 495
136
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.2.
MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN Rubriek MFK
Totaal beschikbare kredieten
1 1. Slimme en inclusieve groei 1a. Concurrentievermogen voor groei en banen 1b. Economische, sociale en territoriale samenhang 2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen 3. Veiligheid en burgerschap 4. Europa als wereldspeler 5. Administratie waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen 6. Compensaties 8. Negatieve reserve 9. Speciale instrumenten Totaal
Van definitief goedgekeurde begroting
5=2+3+4
6=5/1
8
9=7+8
10=9/1
150 0
1 561 1 552
45 972 18 018
67,99 % 94,19 %
1 913 1 092
8 480 –
10 392 1 092
15,37 % 5,71 %
48 482
27 794
150
9
27 954
57,66 %
820
8 480
9 300
19,18 %
11 228
–
–
11 228
23,16 %
61 296
46 866
–
1 397
48 263
78,74 %
708
2 866
3 575
5,83 %
9 458
–
–
9 458
15,43 %
45 502
42 910
–
1 383
44 293
97,34 %
341
868
1 209
2,66 %
0
–
–
0
0,00 %
463 280 313 445
3 6 1 1
41 203 571 343
66,81 94,32 96,87 96,40
% % % %
40 368 195 56
254 136 4 4
294 504 199 60
% % % %
455 7 88 82
– – – –
– 0 – –
455 7 88 82
29 – 45 109 256
– – 18 179
– – – 3 772
100,00 % 0,00 % 11,06 % 75,50 %
– – 74 3 297
– – 361 12 101
– – 435 15 399
0,00 % 0,00 % 75,37 % 10,27 %
– – 78 21 333
– – – –
– – – 0
– – 78 21 333
29 – 577 149 939
1 8 8 3
4
%
1 8 8 3
507 489 884 789
29 – 64 113 208
137
7
miljoen EUR Vervallen kredieten Van Van over- Bestemmings- Totaal % definitief drachten ontvangsten goedgeke (EVA) urde begroting 14=11+1 11 12 13 15=14/1 2+13 11 246 – 0 11 247 16,63 % 18 – 0 19 0,10 %
44 260 16 466
256 000 171 931
3
Naar 2015 overgedragen kredieten Bestemmings- OverTotaal % ontvangsten drachten bij besluit
67 611 19 129
2 9 9 3
2
Gedane vastleggingen Van over- Van bestemTotaal drachten mingsontvangsten
13,02 5,60 2,17 0,00
20,17 0,07 0,96 2,09
% % % %
0,00 % 0,00 % 13,57 % 14,23 %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.3.
MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND
Rubriek MFK
Totaal beschikbare kredieten
1 1. Slimme en inclusieve groei 1a. Concurrentievermogen voor groei en banen 1b. Economische, sociale en territoriale samenhang 2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen 3. Veiligheid en burgerschap 4. Europa als wereldspeler 5. Administratie waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen 6. Compensaties 8. Negatieve reserve 9. Speciale instrumenten Totaal
Gedane betalingen Van Van overVan Totaal definitief drachten bestemmingsgoedontvangsten gekeurde begroting 2
3
4
%
5=2+3+4
6=5/1
Overgedragen kredieten OverOver- Bestemmings- Totaal drachten drachten ontvangsten van bij besluit rechtswege 7
8
%
10=7+8+ 11=10/1 9
9
miljoen EUR Vervallen kredieten Van Van over- Bestemmings Totaal % definitief drachten -ontvangsten goed(EVA) gekeurde begroting 15=12 12 13 14 + 16=15/1 13+14 12 22 2 36 0,05 %
69 699
65 730
267
1 686
67 683
97,11 %
121
0
1 860
1 980
2,84 %
15 308
11 740
108
1 483
13 331
87,09 %
104
0
1 838
1 943
12,69 %
12
20
2
33
0,22 %
54 392
53 990
159
203
54 352
99,93 %
16
–
21
38
0,07 %
0
2
–
2
0,00 %
57 962
55 050
33
1 502
56 584
97,62 %
34
868
467
1 369
2,36 %
7
2
–
9
0,02 %
45 514
42 891
12
1 383
44 287
97,30 %
16
868
341
1 226
2,69 %
0
1
–
2
0,00 %
1 747
1 648
8
55
1 711
97,94 %
8
0
23
31
1,75 %
4
2
0
5
0,31 %
7 481
6 880
29
297
7 206
96,32 %
34
9
224
267
3,57 %
2
6
0
8
0,10 %
10 040 4 475
7 643 3 027
697 402
480 300
8 819 3 729
87,84 % 83,33 %
673 418
4 4
382 192
1 060 614
10,55 % 13,72 %
86 82
75 50
– –
161 132
1,61 % 2,94 %
29 – 536
29 – 157
– – 270
– – 38
29 – 465
100,00 % 0,00 % 86,70 %
– – 0
– – 36
– – 35
– – 71
0,00 % 0,00 % 13,28 %
– – 0
– – 0
– – –
– – 0
0,00 % 0,00 % 0,02 %
147 495
137 136
1 304
4 057
142 497
96,61 %
870
917
2 991
4 778
3,24 %
112
106
2
138
220
0,15 %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.4.
MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
Rubriek MFK
1.
2.
3. 4. 5. 6. 8. 9.
Slimme en inclusieve groei 1a. Concurrentievermogen voor groei en banen 1b. Economische, sociale en territoriale samenhang Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen Veiligheid en burgerschap Europa als wereldspeler Administratie waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen Compensaties Negatieve reserve Speciale instrumenten Totaal
Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen Van vorig jaar Vrijmakingen/ Betalingen Aan het einde van Vastleggingen overgedragen herwaarderingen/ het jaar nog tijdens het jaar vastleggingen annuleringen betaalbaar te stellen vastleggingen 166 761 (2 037) (60 662) 104 062 45 972 29 657 (808) (8 167) 20 681 18 018
miljoen EUR
Vastleggingen van het jaar Betalingen Annulering van Aan het einde van Totaal aan het niethet jaar nog einde van het jaar overdraagbare betaalbaar te nog betaalbaar te vastleggingen stellen stellen vastleggingen vastleggingen (7 021) (4) 38 947 143 009 (5 164) (4) 12 850 33 532
137 105
(1 229)
(52 494)
83 381
27 954
(1 857)
(0)
26 096
109 477
27 978
(275)
(11 930)
15 773
48 263
(44 655)
(0)
3 609
19 382
40
(3)
(21)
16
44 293
(44 266)
–
27
43
3 092 23 285 892 557
(306) (721) (182) (156)
(944) (5 490) (709) (402)
1 841 17 075 1 –
507 489 884 789
(767) (1 716) (8 110) (3 328)
– (1) (9) (8)
740 6 772 765 453
2 582 23 846 766 453
– – 401 222 410
– – (0) (3 522)
– – (401) (80 136)
– – – 138 753
29 – 64 113 208
(29) – (64) (62 361)
– – – (14)
– – 0 50 832
– – 0 189 585
139
1 8 8 3
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.5.
1.
2.
3. 4. 5. 6. 8. 9.
MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG
Rubriek MFK Slimme en inclusieve groei 1a. Concurrentievermogen voor groei en banen 1b. Economische, sociale en territoriale samenhang Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen Veiligheid en burgerschap Europa als wereldspeler Administratie waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen Compensaties Negatieve reserve Speciale instrumenten Totaal
<2008 2 915 255
2008
miljoen EUR
414 211
2009 1 578 1 260
2010 4 327 2 274
2011 11 007 3 001
2012 27 951 5 451
2013 55 870 8 230
2014 38 947 12 850
2 660
203
318
2 053
8 007
22 500
47 640
26 096
109 477
338
50
93
116
193
3 524
11 459
3 609
19 382
0
–
–
0
0
9
7
27
43
14 944 – –
31 539 – –
73 842 – –
158 1 336 – –
261 2 800 – –
497 4 686 0 –
807 5 928 1 –
740 6 772 765 453
2 582 23 846 766 453
– – – 4 211
– – – 1 034
– – – 2 586
– – – 5 937
– – – 14 261
– – – 36 658
– – 0 74 066
– – 0 50 832
– – 0 189 585
140
Totaal 143 009 33 532
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.6.
BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN miljoen EUR
Toegestane Beleidsterrein
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
Economische en financiële zaken Ondernemingen en industrie Mededinging Werkg en sociale zaken Landbouw en plattelandsontwikkeling Mobiliteit en vervoer Milieu Onderzoek en innovatie Communicatienetwerken, inhoud en technologie Eigen onderzoek Maritieme zaken en visserij Interne markt en diensten Regionaal beleid en stadsontwikkeling Belastingen en douaneunie Onderwijs en cultuur Communicatie Gezondheid en consumentenbescherming Binnenlandse zaken Instrumenten voor het buitenlands beleid Handel Ontwikkeling en samenwerking Uitbreiding Humanitaire hulp en civiele bescherming Fraudebestrijding Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie Administratie van de Commissie
Betalingskredieten
TOTAAL Aanvullende kredieten kredieten Begrotingsmiddelen OverBestemmings- bereikbaar Oorspronkelijk Gewijzigde Definitief
Begrotingsmiddelen
Oorspronkelijk Gewijzigde Definitief goedgekeurde begrotingen en goedgekeurde gedragen begroting overdrachten begroting 1 2 3=1+2 4 213 20 233 –
ontvangsten 5
118
goedgekeurde begroting 6=3+4+5 7 351 297
begrotingen en goedgekeurde overdrachten begroting 8 9=7+8 2 300
TOTAAL kredieten Bestemmings- bereikbaar
Aanvullende kredieten Overgedragen 10
ontvangsten 11
8
121
12=9+10+11 429
2 536
(10)
2 526
–
228
2 754
2 105
60
2 165
14
308
2 486
94 13 839 58 047
(1) 90 (22)
93 13 929 58 025
– 168 –
6 581 2 117
100 14 678 60 141
94 11 622 55 635
(1) (341) (518)
93 11 280 55 117
8 51 22
6 191 1 981
107 11 522 57 120
2 867 407 6 215 1 637
(7) 1 (53) (26)
2 860 408 6 162 1 612
– – – –
71 22 1 031 148
2 931 430 7 193 1 759
1 003 346 4 107 961
1 1 (11) 107
1 004 347 4 096 1 068
6 18 35 16
80 19 1 490 259
1 089 384 5 621 1 343
425 1 066
(23) (76)
401 991
– –
580 30
982 1 021
420 780
(23) 8
397 788
55 5
497 30
949 823
117
1
118
0
15
133
117
(3)
114
6
15
134
33 073
81
33 154
–
354
33 508
40 223
3 244
43 467
391
136
43 995
157
0
158
–
7
164
122
10
133
7
6
146
2 820 246 618
57 2 (2)
2 877 248 616
– – 1
453 11 26
3 330 259 643
2 242 245 567
178 6 (13)
2 420 251 553
12 14 12
537 11 25
2 969 276 590
1 201 733
0 (55)
1 202 678
2 5
39 55
1 243 739
763 463
5 74
768 537
4 3
31 52
803 593
121 5 084
(2) 121
119 5 204
– 1
3 263
122 5 469
115 3 658
1 286
116 3 944
3 26
3 222
123 4 192
1 520 1 006
(45) 158
1 475 1 164
– –
13 75
1 488 1 240
904 851
(12) 564
892 1 415
5 8
12 75
908 1 498
78 194
(2) (0)
77 194
– –
1 11
77 205
75 195
0 (0)
75 195
9 15
1 11
84 221
1 001
(40)
961
0
162
1 124
991
(30)
961
160
164
1 285
141
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 27 28 29 30 31 32 33 34 40 90
Begroting Audit Statistiek Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven Taalkundige diensten Energie Justitie Klimaatactie Reserves Overige instellingen Totaal
96 12 132 1 450
(11) (0) 0 44
84 12 132 1 494
– – – –
8 1 14 2
92 12 146 1 495
96 12 152 1 450
(11) (0) (21) 44
84 12 131 1 494
7 1 6 –
8 1 22 2
99 13 160 1 495
388 933 203 121 456 3 532 142 640
3 24 2 0 (179) (0) 50
391 958 205 122 277 3 531 142 690
– – – – – 1 179
87 128 11 1 – 399 7 070
478 1 086 216 122 277 3 931 149 939
388 588 193 43 150 3 532 135 505
3 68 (6) 9 (150) (0) 3 530
391 656 187 52 – 3 531 139 034
20 5 4 3 – 452 1 410
87 144 12 1 – 492 7 050
498 805 202 55 – 4 475 147 495
142
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.6.1.
BELEIDSGEBIED: VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN miljoen EUR
Beleidsterrein
OorGewijzigde spronkelijk begrotingen goeden overgekeurde drachten begroting 213 20
01 Economische en financiële zaken 02 Ondernemingen en 2 536 industrie 03 Mededinging 94 04 Werkgelegenheid, sociale 13 839 zaken en inclusie 05 Landbouw en 58 047 plattelandsontwikkeling 06 Mobiliteit en vervoer 2 867 07 Milieu 407 08 Onderzoek en innovatie 6 215 09 Communicatienetwerken, 1 637 inhoud en technologie 10 Eigen onderzoek 425 11 Maritieme zaken en visserij 1 066 12 Interne markt en diensten 117 13 Regionaal beleid en 33 073 stadsontwikkeling 14 Belastingen en douane-unie 157 15 Onderwijs en cultuur 2 820 16 Communicatie 246 17 Gezondheid en 618 consumentenbescherming 18 Binnenlandse zaken 1 201 19 Instrumenten voor het 733 buitenlands beleid 20 Handel 121 21 Ontwikkeling en 5 084 samenwerking 22 Uitbreiding 1 520 23 Humanitaire hulp en civiele 1 006 bescherming 24 Fraudebestrijding 78 25 Beleidscoördinatie en 194 juridisch advies van de Commissie 26 Administratie van de 1 001 Commissie 27 Begroting 96 28 Audit 12 29 Statistiek 132 30 Pensioenen en daarmee 1 450 samenhangende uitgaven 31 Taalkundige diensten 388 32 Energie 933 33 Justitie 203 34 Klimaatactie 121 40 Reserves 456 90 Overige instellingen 3 532 Totaal 142 640
Definitief Aan-vullende Totaal Gedane goedkredieten beschik- vastleggingen gekeurde bare begroting kredieten 233
118
351
236
(10)
2 526
228
2 754
2 608
(1) 90
93 13 929
6 750
100 14 678
97 10 312
(22)
58 025
2 117
60 141
47 789
(7) 1 (53) (26)
2 860 408 6 162 1 612
71 22 1 031 148
2 931 430 7 193 1 759
2 879 423 7 002 1 708
(23) (76) 1 81
401 991 118 33 154
580 30 16 354
982 1 021 133 33 508
535 218 123 17 078
– 57 2 (2)
158 2 877 248 616
7 453 11 27
164 3 330 259 643
160 3 223 252 624
– (55)
1 202 678
41 61
1 243 739
523 687
(2) 121
119 5 204
3 264
122 5 469
120 5 353
(45) 158
1 475 1 164
13 75
1 488 1 240
1 440 1 187
(2) –
77 194
1 11
77 205
77 198
(40)
961
162
1 124
1 070
(11) – – 44
84 12 132 1 494
8 1 14 2
92 12 146 1 495
89 12 140 1 493
3 24 2 – (179) – 50
391 958 205 122 277 3 531 142 690
87 128 11 1 – 400 7 249
478 1 086 216 122 277 3 931 149 939
444 990 209 122 – 3 789 113 208
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die na vrijmakingen opnieuw beschikbaar zijn gekomen.
143
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.7.
BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN miljoen EUR Beleidsterrein
Totaal beschikbare kredieten 1
01 Economische en financiële zaken 02 Ondernemingen en industrie 03 Mededinging 04 Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie 05 Landbouw en plattelandsontwikkeling 06 Mobiliteit en vervoer 07 Milieu 08 Onderzoek en innovatie 09 Communicatienetwerken, inhoud en technologie 10 Eigen onderzoek 11 Maritieme zaken en visserij 12 Interne markt en diensten 13 Regionaal beleid en stadsontwikkeling 14 Belastingen en douane-unie 15 Onderwijs en cultuur 16 Communicatie 17 Gezondheid en consumentenbescherming 18 Binnenlandse zaken 19 Instrumenten voor het buitenlands beleid 20 Handel 21 Ontwikkeling en samenwerking 22 Uitbreiding 23 Humanitaire hulp en civiele bescherming 24 Fraudebestrijding 25 Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie 26 Administratie van de Commissie 27 Begroting 28 Audit 29 Statistiek 30 Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven 31 Taalkundige diensten 32 Energie 33 Justitie 34 Klimaatactie 40 Reserves 90 Overige instellingen
Gedane vastleggingen Van definitief Van overVan Totaal goedgekeurde drachten bestemmingsbegroting ontvangsten 2
3
4
5=2+3+4
Naar 2015 overgedragen kredieten Bestemmings- OverTotaal % ontvangsten drachten bij besluit
%
6=5/1
7
8
Vervallen kredieten Van definitief Van over- Bestemmingsgoedgekeurde drachten ontvangsten begroting (EVA)
9=7+8
10=9/1
11
12
13
Totaal
%
14=11+1 15=14/1 2+13 0 0,1 %
351
233
–
3
236
67,1 %
115
–
115
32,9 %
0
–
–
2 754 100 14 678
2 526 93 10 139
– – 168
82 3 5
2 608 97 10 312
94,7 % 97,2 % 70,3 %
146 3 576
– – 2 161
146 3 2 737
5,3 % 2,8 % 18,6 %
0 0 1 629
– – –
– – 0
0 0 1 629
0,0 % 0,1 % 11,1 %
60 141
46 400
–
1 389
47 789
79,5 %
728
2 912
3 640
6,1 %
8 712
–
–
8 712
14,5 %
2 931 430 7 193 1 759
2 854 407 6 162 1 612
– – – –
25 16 840 97
2 879 423 7 002 1 708
98,2 98,3 97,3 97,1
% % % %
46 6 191 51
– – – –
46 6 191 51
1,6 1,4 2,7 2,9
% % % %
6 1 – 0
– – – –
0 – – –
7 1 – 0
0,2 0,3 0,0 0,0
% % % %
982 1 021 133 33 508
401 216 118 17 066
– – 0 –
134 2 5 11
535 218 123 17 078
54,5 21,4 92,3 51,0
% % % %
447 28 10 343
– 28 – 6 481
447 56 10 6 824
45,5 5,5 7,5 20,4
% % % %
– 746 0 9 607
– – – –
– – – –
– 746 0 9 607
0,0 73,1 0,1 28,7
% % % %
164 3 330 259 643
157 2 877 246 604
– – – 1
2 347 6 19
160 3 223 252 624
97,2 96,8 97,3 97,0
% % % %
5 106 5 7
– – – 7
5 106 5 13
2,8 3,2 1,8 2,1
% % % %
0 0 3 6
– – – –
– – – –
0 0 3 6
0,0 0,0 1,0 0,9
% % % %
1 243 739
508 661
2 5
13 21
523 687
42,1 % 93,1 %
26 34
247 15
273 49
22,0 % 6,6 %
447 2
– –
– –
447 2
122 5 469 1 488 1 240
118 5 195 1 434 1 163
– 1 – –
2 157 6 24
120 5 353 1 440 1 187
% % % %
2 107 6 52
0 7 40 –
2 114 46 52
% % % %
1 2 1 1
– – – –
– – 0 –
1 2 1 1
0,7 0,0 0,1 0,1
77 205
77 192
– –
– 6
77 198
98,9 % 96,6 %
1 5
– –
1 5
1,0 % 2,5 %
0 2
– –
– –
0 2
0,1 % 0,8 %
1 124
960
0
110
1 070
95,3 %
52
–
52
4,6 %
1
–
–
1
0,1 %
92 12 146 1 495
84 12 131 1 493
– – – –
4 0 8 –
89 12 140 1 493
96,6 96,6 95,7 99,8
% % % %
3 0 5 2
– – – –
3 0 5 2
3,4 3,2 3,7 0,1
% % % %
– 0 1 1
– – – –
– – – –
– 0 1 1
0,1 0,2 0,6 0,0
% % % %
478 1 086 216 122 277 3 931
391 955 205 121 – 3 445
– – – – – 1
53 34 4 0 – 343
444 990 209 122 – 3 789
92,9 91,1 96,5 99,4 0,0 96,4
% % % % % %
34 94 7 0 – 56
– – – – 199 4
34 94 7 0 199 60
7,1 8,6 3,2 0,4 71,8 1,5
% % % % % %
0 3 1 0 78 82
– – – – – –
– 0 – – – –
0 3 1 0 78 82
0,0 0,3 0,4 0,2 28,2 2,1
% % % % % %
144
97,9 97,9 96,8 95,8
1,4 2,1 3,1 4,2
36,0 % 0,3 % % % % %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 Totaal
149 939
109 256
179
3 772
113 208
75,5 %
145
3 297
12 101
15 399
10,3 %
21 333
–
0
21 333
14,2 %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.7.1.
BELEIDSGEBIED: VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BETALINGEN miljoen EUR
Beleidsterrein
01 Economische en financiële zaken 02 Ondernemingen en industrie 03 Mededinging 04 Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie 05 Landbouw en plattelandsontwikkeling 06 Mobiliteit en vervoer 07 Milieu 08 Onderzoek en innovatie 09 Communicatienetwerken, inhoud en technologie 10 Eigen onderzoek 11 Maritieme zaken en visserij 12 Interne markt en diensten 13 Regionaal beleid en stadsontwikkeling 14 Belastingen en douane-unie 15 Onderwijs en cultuur 16 Communicatie 17 Gezondheid en consumentenbescherming 18 Binnenlandse zaken 19 Instrumenten voor het buitenlands beleid 20 Handel 21 Ontwikkeling en samenwerking 22 Uitbreiding 23 Humanitaire hulp en civiele bescherming 24 Fraudebestrijding 25 Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie 26 Administratie van de Commissie 27 Begroting 28 Audit 29 Statistiek 30 Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven 31 Taalkundige diensten 32 Energie 33 Justitie 34 Klimaatactie 40 Reserves 90 Overige instellingen Totaal
OorGewijzigde Definitief Aanvullende Totaal spronkelijk begrotingen goedkredieten* beschikgoeden overgekeurde bare gekeurde drachten begroting kredieten begroting 297 2 300 129 429
Gedane betalingen
306
2 105
60
2 165
322
2 486
2 237
94 11 622
(1) (341)
93 11 280
14 242
107 11 522
96 11 403
55 635
(518)
55 117
2 003
57 120
55 766
1 003 346 4 107 961
1 1 (11) 107
1 004 347 4 096 1 068
85 37 1 525 275
1 089 384 5 621 1 343
1 037 362 4 918 1 184
420 780 117 40 223
(23) 8 (3) 3 244
397 788 114 43 467
552 35 21 528
949 823 134 43 995
508 805 119 43 979
122 2 242 245 567
10 178 6 (13)
133 2 420 251 553
13 549 25 37
146 2 969 276 590
138 2 673 257 571
763 463
5 74
768 537
35 55
803 593
789 552
115 3 658
1 286
116 3 944
7 248
123 4 192
118 4 133
904 851
(12) 564
892 1 415
17 83
908 1 498
898 1 430
75 195
0 (0)
75 195
9 26
84 221
75 199
991
(30)
961
324
1 285
1 060
96 12 152 1 450
(11) (0) (21) 44
84 12 131 1 494
14 1 28 2
99 13 160 1 495
88 12 139 1 493
388 588 193 43 150 3 532 135 505
3 68 (6) 9 (150) (0) 3 530
391 656 187 52 – 3 531 139 034
107 149 16 4 – 944 8 460
498 805 202 55 – 4 475 147 495
445 733 193 50 – 3 729 142 497
* De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die na vrijmakingen opnieuw beschikbaar zijn gekomen.
146
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.8.
BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN Beleidsterrein Totaal beschikbare kredieten 1
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 40
Economische en financiële zaken Ondernemingen en industrie Mededinging Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie Landbouw en plattelandsontwikkeling Mobiliteit en vervoer Milieu Onderzoek en innovatie Communicatienetwerken, inhoud en technologie Eigen onderzoek Maritieme zaken en visserij Interne markt en diensten Regionaal beleid en stadsontwikkeling Belastingen en douane-unie Onderwijs en cultuur Communicatie Gezondheid en consumentenbescherming Binnenlandse zaken Instrumenten voor het buitenlands beleid Handel Ontwikkeling en samenwerking Uitbreiding Humanitaire hulp en civiele bescherming Fraudebestrijding Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie Administratie van de Commissie Begroting Audit Statistiek Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven Taalkundige diensten Energie Justitie Klimaatactie Reserves
Gedane betalingen Van Van Van Totaal definitief over- bestemmingsgoeddrachten ontvangsten gekeurde begroting 2 3 4 5=2+3+4
%
6=5/1
Overgedragen kredieten OverOverBestemmingsTotaal drachten drachten bij ontvangsten van besluit rechtswege 7
8
9
%
10=7+8+ 11=10/1 9
429 2 486 107 11 522
293 2 144 87 11 226
7 12 7 48
5 81 3 129
306 2 237 96 11 403
71,2 90,0 90,0 99,0
% % % %
7 18 7 15
– – – 36
116 227 3 62
122 245 10 112
57 120
54 224
20
1 522
55 766
97,6 %
23
868
459
1 350
1 089 384 5 621 1 343
997 330 4 080 1 052
5 18 28 15
35 15 810 117
1 037 362 4 918 1 184
95,2 94,5 87,5 88,2
% % % %
5 16 16 16
– – – –
44 4 680 142
49 20 696 158
4,5 5,2 12,4 11,7
949 823 134 43 995
353 782 109 43 456
47 4 5 390
108 19 5 133
508 805 119 43 979
43 3 4 11
– – – –
389 11 10 3
433 14 14 14
146 2 969 276 590
128 2 405 241 543
6 11 13 11
3 257 4 17
138 2 673 257 571
53,6 % 97,8 % 88,6 % 100,0 % 94,7 % 90,1 % 93,3 % 96,7 %
4 13 10 10
– – 0 –
3 280 7 8
7 293 17 18
803 593
762 527
4 2
22 24
789 552
98,2 % 93,2 %
3 4
– 6
8 29
123 4 192 908 1 498
113 3 917 885 1 405
3 23 4 8
2 193 9 17
118 4 133 898 1 430
% % % %
3 25 6 7
– – – 3
84 221
68 180
6 13
0 5
75 199
88,6 % 90,1 %
7 13
1 285 99 13 160 1 495
833 79 11 126 1 493
150 6 0 5 –
77 3 0 8 –
1 060 88 12 139 1 493
82,5 89,2 92,6 86,9 99,8
% % % % %
498 805 202 55 –
377 650 183 48 –
19 4 3 2 –
49 79 7 0 –
445 733 193 50 –
89,5 91,0 95,1 91,1 0,0
% % % % %
95,9 98,6 98,8 95,4
147
28,5 9,9 9,5 1,0
Van definitief goedgekeurde begroting 12
miljoen EUR Vervallen kredieten Van Bestemmings- Totaal % overontvangsten drachten (EVA) 13
14
15= 12+13 +14 1 4 1 6
16=15/
% % % %
0 3 0 4
1 2 0 2
– – – –
0,3 0,2 0,5 0,1
% % % %
2,4 %
2
2
–
4
0,0 %
% % % %
2 1 – 0
1 0 8 1
0 – – 0
2 1 8 1
0,2 0,3 0,1 0,1
% % % %
45,6 1,7 10,1 0,0
% % % %
– 3 1 0
8 1 0 1
– – – –
8 4 2 2
0,8 0,5 1,3 0,0
% % % %
5,1 9,9 6,2 3,0
% % % %
0 1 0 0
– 1 1 2
– – – 0
0 2 1 2
0,2 0,1 0,5 0,3
% % % %
12 39
1,5 % 6,6 %
2 0
0 1
– –
3 1
0,4 % 0,2 %
2 29 3 58
5 54 9 68
3,9 1,3 1,0 4,5
% % % %
0 1 1 1
– 3 1 0
– – 0 0
0 5 2 1
0,3 0,1 0,2 0,1
0 –
1 6
7 19
8,8 % 8,5 %
0 2
2 1
– –
2 3
2,7 % 1,4 %
128 6 0 5 0
– – – – –
87 4 0 15 2
215 10 1 20 2
16,7 10,3 6,7 12,2 0,1
% % % % %
1 0 0 – 1
10 0 0 1 –
– – – – –
11 1 0 1 1
0,8 0,5 0,8 0,8 0,0
% % % % %
14 5 3 3 –
– – – – –
38 63 5 1 –
52 69 8 4 –
10,4 8,5 4,1 6,4 0,0
% % % % %
0 1 1 1 –
1 1 1 1 –
– 2 – – –
1 4 2 1 –
0,2 0,4 0,8 2,4 0,0
% % % % %
% % % %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 90 Overige instellingen Totaal
4 475 147 495
3 027 137 136
402 1 304
300 4 057
3 729 142 497
83,3 % 96,6 %
148
418 870
4 917
192 2 991
614 4 778
13,7 % 3,2 %
82 112
50 106
– 2
132 220
2,9 % 0,1 %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.9.
BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN
Beleidsterrein
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Economische en financiële zaken Ondernemingen en industrie Mededinging Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie Landbouw en plattelandsontwikkeling Mobiliteit en vervoer Milieu Onderzoek en innovatie Communicatienetwerken, inhoud en technologie Eigen onderzoek Maritieme zaken en visserij Interne markt en diensten Regionaal beleid en stadsontwikkeling Belastingen en douane-unie Onderwijs en cultuur Communicatie Gezondheid en consumentenbescherming Binnenlandse zaken Instrumenten voor het buitenlands beleid Handel Ontwikkeling en samenwerking Uitbreiding Humanitaire hulp en civiele bescherming Fraudebestrijding Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie Administratie van de Commissie Begroting Audit Statistiek Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven Taalkundige diensten Energie Justitie
Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen Van vorig jaar Vrijmakingen/ Betalingen Aan het einde van Vastleggingen overgedragen herwaarderingen/ het jaar nog tijdens het jaar vastleggingen annuleringen betaalbaar te stellen vastleggingen 739 (3) (122) 615 236 1 855 (23) (724) 1 109 2 608 8 (0) (7) – 97 27 559 (344) (10 165) 17 049 10 312 25 3 1 12 2
miljoen EUR
Vastleggingen van het jaar Betalingen Annulering van Aan het einde van Totaal aan het niethet jaar nog einde van het jaar overdraagbare betaalbaar te nog betaalbaar te vastleggingen stellen stellen vastleggingen vastleggingen (184) – 52 667 (1 513) (0) 1 095 2 204 (89) – 7 7 (1 238) (0) 9 074 26 124
354 994 055 907 823
(70) (188) (22) (161) (42)
(11 148) (867) (245) (3 551) (1 000)
14 136 2 939 788 9 194 1 781
47 789 2 879 423 7 002 1 708
(44 618) (170) (117) (1 367) (184)
(0) (0) – (3) (0)
3 171 2 708 306 5 631 1 524
202 2 360 21 112 172
(21) (202) (3) (1 033)
(122) (683) (14) (43 087)
59 1 475 3 68 052
535 218 123 17 078
(386) (122) (105) (892)
(0) (0) – (0)
149 96 19 16 185
208 1 571 22 84 237
106 2 387 125 616
(5) (58) (9) (134)
(65) (989) (92) (271)
36 1 341 24 211
160 3 223 252 624
(73) (1 684) (165) (300)
– (0) (0) –
86 1 539 86 324
122 2 879 110 535
1 992 770
(141) (42)
(431) (367)
1 421 360
523 687
(358) (185)
– (1)
165 501
1 586 862
21 15 617 3 206 918
(1) (457) (79) (5)
(13) (3 266) (804) (654)
7 11 894 2 323 259
120 5 353 1 440 1 187
(105) (867) (94) (775)
– (0) (1) (0)
15 4 486 1 346 412
22 16 379 3 669 671
38 15
(9) (1)
(21) (14)
8 –
77 198
(54) (185)
– –
23 14
31 14
201 7 1 113 –
(11) (0) (0) (9) –
(177) (6) (0) (58) –
13 – – 46 –
1 070 89 12 140 1 493
(883) (82) (12) (81) (1 493)
(0) – – – (0)
187 7 0 59 –
201 7 0 105 –
20 4 434 183
(1) (274) (18)
(19) (648) (81)
– 3 512 84
444 990 209
(426) (85) (112)
(0) (0) –
18 904 97
18 4 416 181
149
17 5 1 14 3
308 647 093 826 305
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 34 40 90
Klimaatactie Reserves Overige instellingen Totaal
36 – 557 222 410
(1) – (156) (3 522)
(20) – (402) (80 136)
14 – – 138 753
150
122 – 3 789 113 208
(30) – (3 328) (62 361)
– – (8) (14)
91 – 453 50 832
105 – 453 189 585
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.10. BELEIDSGEBIED: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG
01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 40 90
Beleidsterrein Economische en financiële zaken Ondernemingen en industrie Mededinging Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie Landbouw en plattelandsontwikkeling Mobiliteit en vervoer Milieu Onderzoek en innovatie Communicatienetwerken, inhoud en technologie Eigen onderzoek Maritieme zaken en visserij Interne markt en diensten Regionaal beleid en stadsontwikkeling Belastingen en douane-unie Onderwijs en cultuur Communicatie Gezondheid en consumentenbescherming Binnenlandse zaken Instrumenten voor het buitenlands beleid Handel Ontwikkeling en samenwerking Uitbreiding Humanitaire hulp en civiele bescherming Fraudebestrijding Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie Administratie van de Commissie Begroting Audit Statistiek Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven Taalkundige diensten Energie Justitie Klimaatactie Reserves Overige instellingen Totaal
<2008
2008
2009
2010
2011
2012
2013
miljoen EUR
2014
Totaal
30 14 – 538
– 13 – 6
0 34 – 70
0 54 – 189
160 192 – 1 603
178 349 – 4 687
246 452 0 9 956
52 1 095 7 9 074
667 2 204 7 26 124
150 84 28 62 16
– 23 49 86 13
0 128 84 226 54
0 238 105 477 82
183 588 146 1 288 183
3 061 746 174 2 840 516
10 742 1 132 201 4 216 917
3 171 2 708 306 5 631 1 524
17 5 1 14 3
5 160 – 2 439
5 1 0 197
2 7 0 249
4 10 1 1 871
4 43 0 6 732
11 514 0 18 311
29 739 2 38 253
149 96 19 16 185
208 1 571 22 84 237
– 27 – 1
– 34 0 6
– 44 0 18
0 66 1 30
2 164 1 23
9 391 2 30
25 615 20 103
86 1 539 86 324
122 2 879 110 535
12 4
23 6
53 13
120 23
217 44
425 108
571 162
165 501
1 586 862
– 500 111 2
– 450 76 8
– 708 109 13
0 1 061 227 25
0 1 825 410 26
2 3 245 606 33
4 4 106 784 151
15 4 486 1 346 412
22 16 379 3 669 671
0 –
1 –
1 –
0 –
0 –
2 –
4 (0)
23 14
31 14
– – – 1 –
– – – 0 –
– – – 0 –
0 – – 1 –
0 – – 4 –
1 – – 12 –
12 (0) (0) 28 0
187 7 0 59 (0)
201 7 0 105 –
– 25 – – – – 4 211
– 36 0 – – – 1 034
– 770 1 – – – 2 586
– 1 349 2 0 – – 5 937
– 411 11 1 – – 14 261
– 386 18 3 – – 36 658
(0) 534 52 11 – – 74 066
18 904 97 91 – 453 50 832
18 4 416 181 105 – 453 189 585
151
308 647 093 826 305
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
5.11. UITVOERING VAN DE UITGAVEN 2014 Het jaar 2014 was het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020. Vastleggingen: In de oorspronkelijk goedgekeurde begroting voor alle instellingen, met uitzondering van speciale instrumenten, waren voor 142 184 miljoen EUR aan vastleggingskredieten opgenomen. Dit komt neer op een daling van 6 % in vergelijking met de definitieve begroting 2013 en een marge van 445 miljoen EUR onder het maximum van het MFK. De definitief goedgekeurde begroting voor vastleggingen is in het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode uitgevoerd op een niveau van 76 %, met name door de vertraging bij de goedkeuring van de operationele programma's voor de fondsen onder gedeeld beheer. De wijzigingen via gewijzigde begrotingen hadden geen noemenswaardige invloed, met uitzondering van de mobilisatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie van 127 miljoen EUR. De totale uitvoering van 109 256 miljoen EUR liet 33 434 miljoen EUR ongebruikt. Dit zal volledig worden gecompenseerd door de herprogrammering van vastleggingen in verschillende fondsen onder gedeeld beheer en door de overdracht naar 2015. De herprogrammering van niet-bestede vastleggingskredieten in 2014 voor 2015 en 2016 (overeenkomstig artikel 19 MFK) is in april 2015 goedgekeurd met een herziening van de MFK-maxima en de daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2015. Dit had in 2015 vooral gevolg voor rubriek 1b (11,2 miljard EUR) en rubriek 2 (5 miljard EUR), en in 2016 had de belangrijkste wijziging betrekking op rubriek 2 (4,4 miljard EUR). In 2014 heeft het lage uitvoeringspercentage van vastleggingen aan het begin van de nieuwe programma's geleid tot een daling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) van 32,8 miljard EUR, ofwel 15 %, die slechts tijdelijk beperkt is door de omvang van de geherprogrammeerde of overgedragen bedragen. Betalingen: De betalingskredieten werden na een besparing van 556 miljoen EUR op de ontwerpbegroting 2014 (met inbegrip van de nota's van wijzigingen 1 en 2) aanvankelijk vastgesteld op 135 505 miljoen EUR (met inbegrip van speciale instrumenten), hetgeen overeenkomt met 1 % van het bni van de EU. Dit kwam neer op een daling van 6 % (9 miljard EUR) ten opzichte van de definitief goedgekeurde begroting voor 2013. Dit oorspronkelijke niveau van kredieten liet slechts een marge van 711 miljoen EUR onder het plafond van het MFK. Het maximum van de betalingen voor dit eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode is uitzonderlijk laag vastgesteld, namelijk meer dan 8 miljard EUR onder het in 2013 en 6 miljard EUR onder het in 2015 vastgestelde plafond. Het was van het begin af aan duidelijk dat de zware druk op de betalingen in het licht van het bedrag aan nog betaalbaar te stellen vastleggingen nog het hele jaar 2014 aan zou houden, vandaar de noodzaak om het bedrag aan vereiste kredieten te herzien, evenals het zeer actieve beheer van de begroting. De nettoverhoging van betalingskredieten van operationele begrotingsonderdelen via gewijzigde begrotingen beliep 3 599 miljoen EUR. Daardoor overschreden de betalingskredieten aan het eind van het jaar de in het MFK vastgelegde maxima, wat mogelijk was door beroep te doen op de marge voor onvoorziene uitgvaven en het nieuwe en als laatste redmiddel fungerende speciale instrument om op onvoorziene omstandigheden te reageren. De Raad en het Parlement hebben het algemene overschrijvingsvoorstel van de Commissie afgewezen en hebben de voorgestelde verhogingen voor herschikkingen in de gewijzigde begrotingen gebruikt. De totale besteding van de betalingskredieten beliep 137 136 miljoen EUR (142 883 miljoen EUR in 2013) tegen een percentage van 99 %. Zodra rekening is gehouden met de overdracht van betalingskredieten naar 2015, vervalt een totaal van 112 miljoen EUR. Van de betalingskredieten die van 2013 werden overgedragen, werd een bedrag van 106 miljoen EUR geannuleerd.
In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2014 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader
152
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.
153
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.
UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN
6.1.
INSTELLINGEN: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING Instelling
Begrotingskredieten
Vastgestelde rechten
Oorspronkelijk Definitief goedgekeurde goedgekeurde begroting begroting
Europees Parlement Europese Raad en Raad Commissie Hof van Justitie Europese Rekenkamer Europees Economisch en Sociaal Comité Comité van de Regio's Europese Ombudsman Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming Europese Dienst voor extern optreden
156 56 135 167 47 20 11
Lopend jaar
156 173 56 74 138 697 146 066 47 50 20 20 11 15
Overgedragen
miljoen EUR Ontvangsten Nog te ontvangen als
Ontvangsten
Totaal
24 197 7 80 10 957 157 023 – 50 – 20 – 15
Op rechten van lopend jaar
Op overgedragen rechten
Totaal
170 70 139 403 50 19 15
4 6 3 878 – – –
174 76 143 280 50 19 15
% van de begroting
111,97 136,61 103,30 105,10 98,42 137,08
% % % % % %
22 4 13 743 0 – –
8 1 1
8 1 1
10 1 1
– – –
10 1 1
10 1 1
– – –
10 1 1
121,66 % 104,28 % 78,02 %
– – –
37
37
313
–
313
313
–
313
835,12 %
–
135 505
139 034
146 721
10 988
157 709
140 052
3 888
143 940
103,53 %
13 769
Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie. Wat de EDEO betreft zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (208 miljoen EUR) (2013: 210 miljoen EUR) en het EOF (56 miljoen EUR) (2013: 59 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.
154
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.2.
INSTELLINGEN: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
Vastleggingskredieten miljoen EUR Instelling
Gedane vastleggingen Totaal Van definitief Van Van beschikbare goedgekeurde over- bestemmingskredieten begroting drachten ontvangsten 1
Europees Parlement Europese Raad en Raad Commissie Hof van Justitie Europese Rekenkamer Economisch en Sociaal Comité Comité van de Regio's Europese Ombudsman Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming Europese Dienst voor extern optreden
2
3
4
Totaal
5=2+3+4
1 804 587
1 738 485
1 –
37 29
1 775 513
146 008 358 134 133
105 811 352 132 123
178 – – –
3 429 1 – 4
109 418 352 132 127
89 10
86 10
– –
2 –
8
8
–
808
513
149 939
109 256
Overgedragen kredieten Vervallen kredieten % Van OverTotaal % Van definitief Van Bestemmingsbestemm drachten goedgekeurde overontvangsten ingsbij begroting drachten (EVA) ontvangs besluit ten 6=5/1 7 8 9=7+8 10=9/1 11 12 13 98,4 % 87,4 %
18 50
– –
– –
% % % %
21 251 4 2 6
– – – –
– – – –
21 251 4 2 6
– –
0,1 % 0,0 %
1 –
– –
– –
1 –
0,0 % 0,0 %
–
–
0,0 %
–
–
–
–
0,0 %
18
4
22
2,7 %
2
–
–
2
0,0 %
3 297
12 101
15 399
10,3 %
21 333
–
–
21 333
0,0 %
– –
12 24
% % % %
3 242 1 – 1
12 097 – – –
15 339 1 – 1
88 10
98,5 % 97,9 %
– –
– –
–
8
96,9 %
–
–
272
784
97,1 %
179
3 772
113 208
75,5 %
155
%
14=11 15=14/1 +12+13 18 0,0 % 50 0,0 %
12 24
74,9 98,6 98,7 95,4
Totaal
0,6 % 4,1 % 10,5 0,4 0,1 0,4
0,0 0,0 0,0 0,0
% % % %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
Betalingskredieten Instelling
Gedane betalingen Totaal Van definitief Van Van beschikbare goedgekeurde over- bestemmingskredieten begroting drachten ontvangsten 1
Europees Parlement Europese Raad en Raad Commissie Hof van Justitie Europese Rekenkamer Economisch en Sociaal Comité Comité van de Regio's Europese Ombudsman Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming Europese Dienst voor extern optreden
2
3
Totaal
%
Overdrachten van rechtswege
4 5=2+3+4
6=5/1
7
2 168 635
1 460 435
256 39
26 29
1 742 503
143 020 374 145 141
134 108 335 124 115
902 14 9 6
3 758 1 – 3
138 768 349 134 125
96 10
79 9
6 1
2 –
9
7
–
897
464
147 495
137 136
Overgedragen kredieten OverVan drachten bestemmingsbij ontvangsten besluit 8
9
miljoen EU
Totaal
10=7+8+9 11=10/1
80,4 % 79,2 %
278 50
– –
108 24
386 74
97,0 93,5 92,4 88,2
% % % %
452 17 8 8
913 – – –
2 799 1 – 1
4 164 18 8 9
86 10
89,4 % 93,7 %
8 0
– –
– –
–
7
82,2 %
1
–
70
239
773
86,2 %
49
1 304
4 057
142 497
96,6 %
870
156
%
17,8 % 11,7 %
Van definitief goedgekeurde begroting 12
Vervallen kredieten Van BestemTotaal overmingsdrachten ontvangsten (EVA) 13
14
15=12 16=15 +13+14 40 1,8 % 58 9,2 %
18 50
22 8
– –
% % % %
29 4 2 6
56 2 2 2
2 – – –
88 6 3 8
8 0
8,2 % 3,7 %
1 –
1 –
– –
2 –
2,5 % 2,6 %
–
1
10,1 %
–
–
–
1
7,7 %
4
57
110
12,3 %
2
11
–
13
1,5 %
917
2 991
4 778
3,2 %
112
106
2
220
0,1 %
2,9 4,9 5,4 6,3
0,1 1,6 2,2 5,5
% % % %
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
6.3.
INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN miljoen EUR
Agentschap
Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Frontex Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding Europese Politieacademie Europees Agentschap voor chemische stoffen Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding; Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving Europese Bankautoriteit Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen Europees Milieuagentschap Europol Europese Autoriteit voor effecten en markten Communautair Bureau voor visserijcontrole Europese Autoriteit voor voedselveiligheid Europees Instituut voor gendergelijkheid Toezichthoudende Autoriteit Galileo Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie EU-agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust) eu.LISA Europees Agentschap voor maritieme veiligheid Harmonisatiebureau voor de interne markt Europees Geneesmiddelenbureau Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging Bureau van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten Europees agentschap voor de veiligheid van het vervoer per spoor Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk Europees Instituut voor innovatie en technologie Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie Europese Stichting voor opleiding Communautair Bureau voor plantenrassen Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad Uitvoerend Agentschap Onderzoek
Definitief goedgekeurde begroting
Vastgestelde rechten
11
11
11
Financiering van de Commissie (beleidsterrein) – 06
16
13
13
0
18
162
145
137
8
06
98 18
87 17
87 17
(0) 0
18 15
9 33
9 37
9 37
0 0
18 02
60
59
59
0
17
15
16
16
–
18
34 22
34 22
34 22
0 0
12 12
43 84 33
53 85 32
52 85 32
1 0 –
07 18 12
9
9
9
–
11
80 7 25 551
80 7 358 551
80 7 358 551
0 – – 0
17 04 06 08
34
34
34
0
33
65 58
57 58
57 58
– 0
18 06
194 282 10
196 311 10
196 272 10
0 39 –
12 02 09
4
4
4
–
09
21
21
21
–
18
26
26
26
0
06
15
15
15
–
04
175
167
167
–
15
56
48
47
1
15
20 15 21
21 13 21
21 13 21
0 – 0
15 17 04
47
47
47
–
15
24
25
25
–
06
36
36
36
0
08
52
52
52
0
08
157
Ontvangen bedragen
Nog te ontvangen
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten Uitvoerend Agentschap voor het transEuropees vervoersnetwerk
Soort ontvangst
7
7
7
–
17
13
14
14
0
06
2 486
2 809
2 759
50
Vastgestelde rechten
Ontvangen bedragen
Nog te ontvangen
1 593 557 335 2 486
1 566 603 640 2 809
1 565 558 635 2 759
0 45 5 50
Subsidie van de Commissie Inkomsten uit heffingen Overige inkomsten
6.4.
miljoen EUR
Definitief goedgekeurde begroting
VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP Agentschap
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Totaal Gedane Overbeschikvast- gedragen bare leggingen naar 2015 kredieten Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart Frontex Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding Europese Politieacademie Europees Agentschap voor chemische stoffen Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving Europese Bankautoriteit Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen Europees Milieuagentschap Europol Europese Autoriteit voor effecten en markten Communautair Bureau voor visserijcontrole Europese Autoriteit voor voedselveiligheid Europees Instituut voor gendergelijkheid Toezichthoudende Autoriteit Galileo Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusieenergie EU-agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust) eu.LISA Europees Agentschap voor maritieme veiligheid Harmonisatiebureau voor de interne
Totaal beschikbare kredieten
Gedane betalingen
Overgedragen naar 2015
11
10
0
16
13
3
16
13
0
16
11
2
184
136
45
191
125
63
99 19
97 18
2 0
130 20
94 17
33 2
9 115
8 111
0 0
10 127
8 112
2 11
61
61
0
72
59
12
16
16
0
16
15
1
34 22
34 22
– 0
38 27
32 21
5 6
66 86 33
59 85 33
7 0 –
70 95 39
48 86 32
22 6 6
9
9
–
11
9
1
80
80
0
87
78
8
7 2 095 1 169
7 693 1 169
0 1 402 –
10 407 573
8 150 507
2 257 38
34
34
0
39
34
4
59 60
49 56
10 2
72 61
54 53
15 5
420
246
–
458
239
40
158
Jaarrekening van de Europese Unie 2014 markt Europees Geneesmiddelenbureau Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging Bureau van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten Europees agentschap voor de veiligheid van het vervoer per spoor Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk Europees Instituut voor innovatie en technologie Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie Europese Stichting voor opleiding Communautair Bureau voor plantenrassen Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad Uitvoerend Agentschap Onderzoek Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten Uitvoerend Agentschap voor het transEuropees vervoersnetwerk
Soort uitgave
Personeel Administratieve uitgaven Beleidsuitgaven
6.5.
282 10
266 10
0 0
316 11
251 10
47 1
4
4
–
5
4
1
22
22
0
28
21
7
26
25
0
28
24
3
17
16
2
22
16
5
236
223
8
179
165
2
56
45
–
59
43
4
23 17
22 16
0 –
23 15
21 13
2 0
22
21
1
26
21
5
47
46
–
52
46
6
24
22
–
26
20
4
36
36
–
38
36
2
52 7
51 7
– –
54 8
50 7
4 1
13
13
–
14
12
1
5 600
3 890
1 481
3 488
2 563
638
miljoen EUR
Vastleggingskredieten
Betalingskredieten
Totaal Gedane OverTotaal beschikvast- gedragen beschikbare leggingen naar 2015 bare kredieten kredieten 941 914 1 955 387 363 11 465 4 272 2 613 1 469 2 067 5 600 3 890 1 481 3 488
Gedane Overbetalingen gedragen naar 2015 909 346 1 309 2 563
17 99 522 638
BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN
Ontvangsten van het begrotingsjaar Betalingen uit de begrotingskredieten van het lopende jaar Betalingen ten laste van kredieten uit bestemmingsontvangsten Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar
miljoen EUR
Europese Unie
AGENTSCHAPPEN
Uitsluiting van subsidies voor agentschappen
143 940 (137 136)
2 759 (2 049)
(1 565) 1 565
145 134 (137 620)
(4 057)
(300)
–
(4 357)
(1 787)
(402)
–
(2 189)
25
157
–
182
159
TOTAAL
Jaarrekening van de Europese Unie 2014
n–1 Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten Wisselkoersverschillen voor het jaar
336
(235)
–
101
110 1 432
(2) (73)
– –
108 1 358
Om alle relevante begrotingsgegevens voor de agentschappen te kunnen verstrekken, zijn in de geconsolideerde jaarrekeningen afzonderlijke verslagen opgenomen over de uitvoering van de individuele begrotingen van de traditionele geconsolideerde agentschappen.
160