LEERPLAN BIOLOGIE (algemeen vak - lestijd: 1 uur per week) Secundair Onderwijs - IIde graad - Studierichting Rudolf Steinerpedagogie
ingediend door:
Federatie van Rudolf Steinerscholen in Vlaanderen vzw lid van de European Council for Steiner Waldorf Education p/a Kasteellaan 54 9000 Gent 09/233.04.06
datum:
28 februari 2005
Inhoud 1. Beginsituatie........................................................................................................................... 3 2. Doelstellingen ........................................................................................................................ 5 2.1. Inleiding .......................................................................................................................... 5 2.2. Leerplandoelstellingen .................................................................................................... 6 2.2.1. Algemene doelstellingen.......................................................................................... 6 2.2.2. Morfologie en fysiologie.......................................................................................... 7 2.2.3. Ecologie.................................................................................................................... 8 2.2.4. Uitbreidingsdoelstellingen ....................................................................................... 8 3. Leerinhouden.......................................................................................................................... 9 3.1. De vier natuurrijken ........................................................................................................ 9 3.2. Ecologie........................................................................................................................... 9 3.3. Mens en dier .................................................................................................................... 9 3.4. Menskunde .................................................................................................................... 10 4. Minimale materiële vereisten ............................................................................................... 11 5. Evaluatie............................................................................................................................... 12 6. Methodologische wenken..................................................................................................... 13 7. Bibliografie........................................................................................................................... 14 7.1. Algemene biologie ........................................................................................................ 14 7.2. Menskunde .................................................................................................................... 14
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.2
1. Beginsituatie Het gangbare wereldbeeld zegt dat alles wat zich in het heelal bevindt, uit één materiële oersubstantie is ontstaan en dat de levens- en bewustzijnsprocessen daarvan slechts bijverschijnselen zijn. De mens verschijnt hier als toevalsproduct in de evolutie. Hij is een product van zijn erfelijkheid en zijn omgeving. Steeds meer mechanische verklaringen worden in de biologie en in het onderwijs opgenomen zoals vergelijkingen met machines en computers. Een ander wereldbeeld houdt in dat alles in het heelal psychisch-geestelijk van oorsprong is en dat ook de materie (en straling) een soort condensatie is van deze hogere niveaus. De mens verschijnt hier als alfa en omega van de aardeontwikkeling. Deze visie doordringt als uitgangspunt het gehele biologie-onderricht in de Rudolf Steinerscholen. Er is weer ruimte voor kunst, ethiek en religie in dit wereldbeeld. Biologie in de Rudolf Steinerschool plaatst de mens centraal. In de opbouw van het leerplan verschijnt hij aan het begin in de 4de klas van de lagere school, verder komt hij aan bod in de eerste en tweede graad en opnieuw in het tweede jaar van de derde graad. Twee maal wordt de volgorde van de natuurrijken doorlopen: van mens tot mineraal en van mineraal tot mens. In de eerste drie jaren van het lager onderwijs komt de natuur voor in de vorm van sprookjes, sagen en verhalen. Natuurwezens, goden en mythologische figuren komen er allen even natuurlijk aan bod. In de 4de klas zet het kind een verdere en belangrijke stap in zijn bewustzijnsontwikkeling: een ontwaken naar de buitenwereld en zichzelf. Hier zet de biologie aan en begint met de mens. In deze klas wordt daarna overgegaan naar de dieren: veel menselijke eigenschappen zijn als eenzijdigheden terug te vinden in het dierenrijk. In de 5de klas staat de plantenwereld centraal en in de 6de klas de minerale wereld: aarde, kristallen, gesteenten. In de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs wordt vooral aan de mens gewerkt. Ook de leerling werkt in deze periode sterk aan zijn lichaam: de puberteit. Het is een omvormingsperiode waarin aanvankelijk vooral het lichaam omgevormd wordt (aarderijp), nadien ontwaken ook nieuwe zielenkrachten, die dan het ganse leven verder kunnen rijpen en bloeien. De leerstof begint in de eerste graad met de klemtoon op het lichamelijke: voedingsstoffen, gezondheidsleer, menskunde van het skelet, spieren en zintuigen: dat wat ‘mechanisch’ is aan de mens. In de tweede graad komen de zielenaspecten meer aan bod. Eerst komt een vergelijking van mens en dier en van de andere natuurrijken. De unieke positie van de mens komt naar voor. De leerlingen voelen op die manier aan dat er nog toekomst is, dat er nog mogelijkheden zijn in deze ‘duistere tijd’ waarin ‘niemand mij begrijpt’ en waar de grote stappen gezet worden tot het ‘zelf’ begrijpen van de wereld. Nadien komt de relatie tussen onze organen en onze zieleneigenschappen: denken, voelen en willen. In de derde graad worden de natuurrijken omgekeerd doorlopen: van mineraal tot de mens. In het laatste jaar van de tweede graad hebben de leerlingen in de lessen chemie uitvoerig de kristallijne wereld besproken. In het eerste jaar van de derde graad vertrekt men dan van het kleine (cellenleer, genetica, embryologie) en klimt op: lagere en hogere planten. Nadien komt het gehele dierenrijk aan bod en uiteindelijk opnieuw de mens. De evolutie wordt grondig behandeld. Het leerplan van het eerste jaar van de tweede graad sluit rechtstreeks aan op dat van het tweede jaar van de eerste graad. Tijdens dat jaar werd het skelet van de mens grondig behandeld. Tevens Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.3
werden enkele zintuigen besproken. Het eerste jaar van de tweede graad bouwt op deze thema’s verder. Vanuit vergelijkingen van skeletten en/of schedels van mens en dier wordt verdiepend aan de menskunde gewerkt. De leerlingen moeten de verschillende beenderen van het skelet kennen, hun plaats en samenhang en het principe van de metamorfose zoals dat aan de hand van de wervelkolom werd aangebracht.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.4
2. Doelstellingen 2.1. Inleiding In het eerste jaar van de tweede graad vindt men als zielenstemming bij de leerlingen een groot eenzaamheidsgevoel. Extreme gedragspatronen met houdingen van sympathie en antipathie tegenover de wereld, de anderen en het eigen lichaam wisselen elkaar af. Latente vragen zijn: ‘Wie ben ik?’ ‘Wat is er met mij aan de hand, dat ik tussen blijdschap en verdriet heen en weer geslingerd word?’ ‘Wat is de zin van alles?’ In de biologielessen is het de bedoeling om dit eenzaamheidsgevoel te relativeren door het vergelijken. Hierdoor komen de kwaliteiten en mogelijkheden van de verschillende natuurrijken duidelijker naar voren. Door alle natuurrijken aan bod te laten komen, ontstaat er een openheid en veelheid en komen de unieke mogelijkheden van de mens aan bod. In het eerste jaar van de tweede graad is het belangrijk de ook andere natuurrijken te behandelen omdat in de biologie van de eerste en de tweede graad bijna uitsluitend menskunde aan bod komt. Hierdoor kunnen de leerlingen enerzijds kennis van planten krijgen en anderzijds vergelijken. Pas door het vergelijken met iets anders komt de eigenheid van iets tot stand. Vermits er in de eerste graad niet expliciet met planten gewerkt wordt duurt het te lang om te wachten tot het eerste jaar van de derde graad. In de ecologie is het immers nodig een elementaire kennis te hebben van de rol van planten op aarde; bijvoorbeeld dat ze mineralen opnemen uit de bodem. De leerstof mag zo wel beperkt blijven zoals ze in het leerplan staat. Het is niet de bedoeling een overzicht te beginnen geven van het plantenrijk –want dat komt in het eerste jaar van de derde graad aan bod- maar de bespreking van een hogere plant kan wel nuttig zijn. Ook wat de tijd betreft is het programma te vol in de tweede graad: met menskunde kan al een begin gemaakt worden in het eerste jaar van de tweede graad want de stof voor het tweede jaar van de tweede graad is veel te omvattend. Temeer daar door de eindtermen het stuk ecologie groter is geworden. Door de vier natuurrijken te vergelijken kom je ook in het ‘evolutieve’ verschil dat er tussen deze rijken is. Zeer waardevolle aanwijzingen voor de vergelijking van de natuurrijken en voor biologie algemeen is te vinden in het boek van Peter Van den Breemer: Samenhangend zien (zie literatuurlijst). In het tweede jaar van de tweede graad vindt men als zielenstemming een naar binnen gekeerd zijn met overpeinzingen over het eigen bestaan en dat van de wereld. Genuanceerde uitingen over de eigen beleveniswereld worden mogelijk. Als latente vragen beginnen op te lichten: ‘Wat is mijn weg en mijn doel?’ ‘Aan wie of wat kan ik mij oriënteren?’ Als ontwikkelingsstof wordt dan ook de studie van de orgaanstelsels aangegeven, met hun verband met de drie grote uitingen bij de mens: het denken, het voelen en het willen. Het bespreken van de geslachtsorganen hoort hierbij omdat de leerlingen op deze leeftijd het uiteenvallen van de mens in het mannelijke en het vrouwelijke kunnen doorvoelen.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.5
2.2. Leerplandoelstellingen 2.2.1. Algemene doelstellingen De leerlingen 1.
kunnen een fenomeen waarnemen en dit nauwkeurig beschrijven – waarnemingsvelden moeten zo zuiver mogelijk onder woorden worden gebracht en alle subjectieve gevoelens en vooroordelen moeten in deze fase terzijde gehouden worden (Gem. ET 1); 2. kunnen andere proefopstellingen vinden waar het fenomeen zich op gelijke of andere wijze uitspreekt (Gem. ET 2); 3. kunnen het ‘oerfenomeen’ vinden, het ‘gebaar’ dat alle fenomenen doortrekt, en daarmee de verschijnselen kunnen ordenen (Gem. ET 3); 4. kunnen andere verschijnselen in relatie brengen met het waargenomen fenomeen (Gem. ET 4); 5. kunnen de ‘kwaliteit’ van de onderzochte natuurkracht herkennen (kwaliteit = karakter = het wezen = de dynamiek van de natuurkracht) (Gem. ET 5); 6. kunnen een proefverslag maken aan de hand van waarnemingen en kunnen dit schematiseren, bijvoorbeeld volgens het stramien opstelling, werkwijze, waarneming, evt. meting, tabel en grafiek, besluit en eventueel verklaring (Gem. ET 6); 7. kunnen met betrekking tot een concreet wetenschappelijk probleem, een vraagstelling of fenomeen relevante parameters of gegevens aangeven, kunnen hierover informatie opzoeken en kunnen deze oordeelkundig aanwenden (Gem. ET 7); 8. kunnen aangeven welke factoren een rol spelen bij een proef en hoe die kunnen worden onderzocht (Gem. ET 8); 9. kunnen experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit de leefwereld verbinden (Gem. ET 9); 10. kunnen, alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er een verslag over uitbrengen (Gem. ET 10); 11. leren dat ook in de niet-materiële wereld met grote precisie wetmatigheden kunnen worden ontdekt en geformuleerd* (Gem. ET 11).
Wetenschap en samenleving De leerlingen kunnen 12. met een voorbeeld verduidelijken hoe het ontstaan en de acceptatie van nieuwe begrippen en theorieën verlopen (Gem. ET 13); 13. met een voorbeeld de wisselwerking tussen biologische en filosofische opvattingen over de werkelijkheid illustreren (Gem. ET 18); 14. met een voorbeeld verduidelijken dat biologie behoort tot de cultuur, nl. verworven opvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn (Gem. ET 19); 15. met een voorbeeld de ethische dimensie van biologie illustreren (Gem. ET 20).
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.6
De leerlingen 16. kunnen biologische samenhangen in schema’s en andere ordeningsmiddelen weergeven (ET 1); 17. kunnen informatie over biologie in gedrukte bronnen of via elektronische weg raadplegen en verwerken (ET 2); 18. leren aandacht opbrengen voor de eigen gezondheid en die van anderen* (ET 4); 19. leren eerbied opbrengen voor het eigen lichaam en dat van anderen* (ET 5); 20. kunnen enkele voorwaarden voor een gezonde levenswijze aangeven (ET 6); 21. kunnen waardering opbrengen voor de unieke plaats van de mens in de natuur* (ET 7). 2.2.2. Morfologie en fysiologie De leerlingen 22. kunnen in grote lijnen de kenmerken en karakteristieken van mineralen, planten, dieren en mensen opnoemen (ET 8); 23. kunnen met voorbeelden verschillen tussen aangeboren en aangeleerd gedrag illustreren (ET 3); 24. kunnen de verschillen in lichaamsbouw tussen mens en dier i.v.m. de opgerichte houding opnoemen (ET 9); 25. kennen het begrip evolutie (ET 10); 26. kennen het begrip retardatie (ET 11); 27. kunnen het zenuw-zintuigstelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 12); 28. kunnen het hart- en bloedvatenstelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 13); 29. kunnen het lymfestelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 14); 30. kunnen het ademhalingsstelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 15); 31. kunnen het spijsverteringsstelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 16); 32. kunnen het uitscheidingsstelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 17); 33. kunnen het voortplantingsstelsel bij man en vrouw in zijn bouw en functie beschrijven (ET 18); 34. kunnen de primaire en secundaire geslachtskenmerken bij man en vrouw beschrijven en hun biologische betekenis toelichten (ET 19); 35. kunnen de rol van geslachtshormonen bij de menstruatiecyclus toelichten (ET 20); 36. kunnen methodes van regeling van de vruchtbaarheid beschrijven en hun betrouwbaarheid bespreken (ET 21); 37. kunnen het hormonaal stelsel in zijn bouw en functie beschrijven (ET 22); 38. kunnen de band leggen tussen enkele orgaanstelsels en fysieke of psychische activiteit van de mens (ET 23).
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.7
2.2.3. Ecologie De leerlingen 39. kennen de begrippen biosfeer en ecologie (ET Aardr. 37); 40. kunnen het begrip ecosysteem omschrijven en met voorbeelden illustreren (ET 26); 41. kunnen op eenvoudige wijze de rol van producenten, consumenten en reducenten in een ecosysteem uitleggen (ET 27); 42. kunnen enkele voorbeelden geven van interacties tussen organismen en hun omgeving en van interacties tussen organismen onderling (ET 25); 43. kunnen op het terrein organismen gericht waarnemen en hun habitat beschrijven (ET 29); 44. kunnen een aantal milieuproblemen vanuit de ecologie begrijpen (ET Aardr. 39); 45. verwerven inzicht in de beperkte draagkracht van de aarde in verband met voedsel, energie en grondstoffen (ET Aardr. 38); 46. kunnen aantonen dat verantwoord handelen van individu en maatschappij noodzakelijk is voor mens en milieu (ET 24); 47. leren de levende natuur met ontzag behandelen in functie van de eigen rol van planten en dieren* (ET 28) (ET Aardr. 40); 48. ontwikkelen een verantwoordelijkheidsgevoel voor de aarde* (ET Aardr. 41).
2.2.4. Uitbreidingsdoelstellingen De leerlingen kunnen 49. 50. 51. 52. 53.
de zintuigen met hun bouw en functie bespreken; enkele zintuigen van de mens vergelijken met de overeenkomstige zintuigen bij de dieren; de belangrijkste verschillen tussen het skelet van man en vrouw opsommen; kunnen de verschillen in bouw van het skelet tussen een kind en een volwassene opsommen; verschillende beenderen bij de mens en de dieren benoemen en met elkaar vergelijken (naar vorm, afmetingen,…); 54. kennen de macroscopische morfologie en de basisfysiologie van de plant.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.8
3. Leerinhouden 3.1. De vier natuurrijken • •
•
algemeen vergelijkend overzicht van mineralenrijk, plantenrijk, dierenrijk en mens planten: inleiding op de morfologie en fysiologie van de plant (bedektzadigen): - morfologie: de macroscopisch waarneembare delen van de plant - de grote delen: stengel, wortel, blad, bloem, vrucht - bouw van de bloem: kelk, kroon, meeldraden met helmhokjes en helmdraad, stamper met stempel, stijl en vruchtbeginsel - fysiologie - fotosynthese (zie ook het vak Chemie) - sapstromen, saptransport - principe opbouw plantenstoffen: autotrofie aangeboren en aangeleerd gedrag met voorbeelden illustreren
3.2. Ecologie • • •
begrip ecologie (natuurlijk evenwicht, huishouden), natuursamenhangen begrip biosfeer bespreking van een levensgemeenschap, ecosysteem: - klein (een vijver, een biotoop op school) - groot (de heide, een andere landschapsvorm, een akker) - rol van producenten, consumenten, en reducenten • organismen: - interacties tussen organismen en hun omgeving - interacties tussen organismen onderling - op het terrein organismen gericht waarnemen en hun habitat beschrijven • een aantal milieuproblemen vanuit de ecologie begrijpen • de beperkte draagkracht van de aarde in verband met voedsel, energie en grondstoffen begrijpen
3.3. Mens en dier •
vergelijking tussen skeletten van: - volwassene en kind - mens en dier - eventueel: man en vrouw • verschillen in lichaamsbouw tussen mens en dier i.v.m. de opgerichte houding • inleiding tot de evolutie, gezien vanuit mens/dierverschillen en het begrip ‘retardatie’ (Bolk), + toelichting ethische en filosofische dimensie • eventueel: - inleiding tot de paleontologie
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.9
3.4. Menskunde • •
verbanden tussen orgaanstelsels en fysieke of psychische activiteit van de mens bouw, functie en betekenis voor de mens van: - het zenuwstelsel - de zintuigen, als brug tussen mens en wereld eventueel: - de zintuigen met hun bouw en functie bespreken - de zintuigen van de mens vergelijken met die van de dieren - het hart en bloedvatenstelsel - bouw en functie - ontstaan en acceptatie van geneeskundige begrippen en theorieën - aanvaarding daarvan in de cultuur - geneeskundige en filosofische opvattingen - het lymfestelsel - het ademhalingsstelsel - het spijsverterings- en uitscheidingsstelsel - het hormonaal stelsel - het mannelijk en vrouwelijk voortplantingsstelsel - primaire en secundaire geslachtskenmerken beschrijven en toelichten - de rol van geslachtshormonen bij de menstruatiecyclus - methodes van regeling van de vruchtbaarheid beschrijven en bespreken • eventueel: - overeenkomstige organen bij de dieren - ontwikkeling van de organen van embryo tot ouderling
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.10
4. Minimale materiële vereisten De lessen biologie worden gegeven tijdens een ochtendperiode, d.w.z. een periode van drie weken waarvan elke ochtend de eerste twee uren van de dag biologie wordt gegeven. Zo’n concentratie van lesuren maakt het mogelijk het vaklokaal helemaal in te richten volgens de vereisten van deze periode, waarbij men bepaalde zaken kan laten staan tot de volgende dag. Volgende hulpmiddelen zijn voor het vak biologie onontbeerlijk: • chronometer voor proeven over hartslag- en ademritme • een staand menselijk skelet • overheadprojector om slides te projecteren • een reeks schedels van dieren (minimum: roofdier, knaagdier, hoefdier) • eventueel: grote wandplaten met afbeeldingen van organen • aanbevolen: - lichaamsskelet van ten minste enkele zoogdieren en eventueel ook vogels - videocamera met TV, type flexcam om: - details te vergroten - op een microscoop aan te sluiten - apparatuur voor proefnemingen met zintuigen: - smaakproeven - waarnemen van de zintuigfuncties van de huid met behulp van elektrische stroom - bepalen van de gehoordrempel - microscoop met preparaten - verzameling fossielen van gewervelden en ongewervelden voor vergelijking met hedendaagse organismen - enkele organen van slachtvee (zoals hart, nieren en longen) om te bestuderen • Op school moeten enkele op het internet aangesloten computers aanwezig zijn zodat hierop eventueel –daar waar het een functionele meerwaarde heeft- opzoekingen kunnen gebeuren.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.11
5. Evaluatie Een belangrijk onderdeel van de evaluatie wordt gevormd door de participatie van de leerlingen aan het lesgebeuren. Dit komt uiteraard tijdens de les tot uiting, maar vindt ook zijn neerslag in de proefverslagen en in de afwerking van het periodeschrift. Aan het eind van de ochtendperiode is het aangewezen een summatieve toets te doen over de behandelde leerinhouden. Het is belangrijk dat bij deze toets niet alleen kennisvragen worden gesteld, maar ook inzichtsvragen.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.12
6. Methodologische wenken Het werken met polariteiten kan zeer vruchtbaar zijn: jong-oud, mannelijk-vrouwelijk, inwendiguitwendig, boven-onder, gepaarde en ongepaarde organen. Tekenen kan de lessen verduidelijken. Voor het terrein van de zintuigen en ook de ritmische stelsels ademhaling en bloedsomloop kunnen proefnemingen de les verlevendigen. De leerlingen worden gestimuleerd actief met de materie aan de slag te gaan, niet alleen door het opstellen van proefverslagen, maar ook via klasgesprekken of door spreekbeurten.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.13
7. Bibliografie 7.1. Algemene biologie BOCKEMÜHL, J., e.a., Erscheinungsformen des Aetherischen, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1985. BORTOFT, H., Goethes naturwissenschaftliche Methode, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1995. KNIEBE, G., Was ist Zeit?, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, s.d. MARTI, E., Die vier Äther, Zu Rudolf Steiners Ätherlehre. Elemente – Äther – Bildekräfte, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1997. SCHAD, W., e.a., Goetheanistische Naturwissenschaft 1. Allgemeine Biologie, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1982. SCHWENK, T., Das sensiebele Chaos, strömendes Formenschaffen in Wasser und Luft, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1988. STEINER, R., Einleitung zu Goethes naturwissenschaftlichen Schriften, Rudolf Steiner Verlag, Dornach, 1987. STEINER, R., Goethes wereldbeschouwing, hoofdstuk 2: Goethes opvatting over de aard en de ontwikkeling van de levende wezens, Vrij Geestesleven, Zeist, 1982. STEINER, R., Grundlinien einer Erkenntnistheorie der Goethischen Weltanschauung, Rudolf Steiner Verlag, 1960. SUCHANTKE, A., Metamorphose, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 2002. SUCHANTKE, A., Ökologie, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1998. SUCHANTKE, A., Partnerschaft mit der Natur. Entscheidung für das kommende Jahrtausend, Urachhaus, Stuttgart, 1993. VAN DEN BREEMER, P., Samenhangend zien: een beschrijving van niet-reductionistische chemie, fysica en biologie, Zeist, privé-druk, 1994. Elemente der Naturwissenschaft, Zeitschrift herausgegeben von der naturwissenschaftlichen Sektion am Goetheanum, Dornach [halfjaarlijks sinds 1964]. Tycho de Brahe – Jahrbuch für Goetheanisme, Erscheint jährlich seit 1984, Tycho Brahe Verlag, Niefern-öscherbronn.
7.2. Menskunde BAVASTRO, P., KÜMMEL, H.C., Das Herz des Menschen, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1999. BOS, A., Aids en antroposofische gezondheidszorg, Vrij Geestesleven, Zeist, 1987. BÜHLER, W., Der Leib als Instrument der Seele, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1981. GANONG, W.F., Review of medical physiology, Lange, 1979. GERETSEN, J., e.a., Sexuele opvoeding, themanummer van het tijdschrift Vrije Opvoedkunst, jaargang 47, nr. 3, mei 1984. HOWARD, H., Sexualiteit in het licht van reïncarnatie en vrijheid. Een spirituele benadering van het spanningsveld tussen instinct en vrijheid, Vrij Geestesleven, Zeist, 1992. HUSEMANN, A., Der musikalische Bau des Menschen. Entwurf einer plastisch-musikalischen Menschenkunde, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1994. JUNQEIRA, L.C., CARNEIRO, J., Functionele histologie, Bunge, 1981. KÜMMEL, M.Ch., Die Herz-Kreislauf Idee, ihre Entdeckung und weitere Entwicklung aus erkenntnistheoretischer Sicht, Verlag Urachhaus, 1985. LIEVEGOED, B.C.J., Ontwikkelingsfasen van het kind, Vrij Geestesleven, Zeist, 1990. MANTEUFFEL-SZOEGE, L., Über die Bewegung des Blutes, hämodynamische Untersuchungen, Verlag Freies Geistesleben, 1977. MEES, L.F.C., De geheimen van het menselijk skelet, Vrij Geestesleven, Zeist, 1980. ROHEN, J.W., Morphologie des menschlichen Organismus, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 2002. SAUNDERS, J., O'MALLEY, Ch., The illustrations from the works of Andreas Vesalius of Brussels, Dover publications, New York. SANDKÜHLER, B., e.a., Die menschliche Nervenorganisation und die soziale Frage. Teil 1: Ein anthroposofischanthropologisches Gespräch, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1992. SCHAD, W., e.a., Goetheanistische Naturwissenschaft 4. Anthropologie, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1985. Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.14
SCHAD, W., Man and Mammals. Toward a Biology of Form, Waldorf Press, Adelphi University, Garden City, New York, 1977. SCHÖFFLER, H., Die Zeitgestalt des Herzens, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1975. SIMONIS, W.-Chr., Das verkante Herz, Mellinger Verlag, Stuttgart, 1975. SOESMAN, A., De twaalf zintuigen, Vrij Geestesleven, Zeist, 1987. STAUBESAND, J. (ed.), Sobotta atlas of human anatomy, Urban & Schwarzenberg, 1989 (twee delen). SUCHANTKE, A., e.a., Die Geschlechtichkeit des Menschen. Gesichtspunkte zu ihrer pädagogischer Behandlung, Verlag Freies Geistesleben, Stuttgart, 1992. STEINER, R., Algemene menskunde als basis voor de pedagogie, Vrij Geestesleven, Zeist, 1991. VAN DEN BERG, H.J., Het menselijk lichaam, een metabletisch onderzoek, uitg. G.F. Callebach, 1965. VOGEL, L., Der dreigliedrige Mensch. Morphologische Grundlagen einer allgemeinen Menschenkunde, Verlag am Goetheanum, Dornach, 1991.
Federatie van R.Steinerscholen in Vlaanderen VZW –
leerplan Biologie IIe Graad
– febr. 2005 –
blz.15