PROGRAMMA
KWETSBARE JONGEREN, BIJZONDERE LEERLINGEN 28e SYMPOSIUM JEUGD- EN GEZINSONDERZOEK
11 NOVEMBER 2011
VOORWOORD Kinderen die het thuis moeilijk hebben, ervaren vaak ook problemen op school. Het ligt dus voor de hand dat onderwijs en jeugdzorg nauw samenwerken bij de aanpak van die problemen. Alle maatschappelijke en politieke ophef ten spijt, krijgt die samenwerking tot op de dag van vandaag echter nog maar moeizaam gestalte. Jaarlijks ontvangen zo’n 400.000 kinderen een vorm van intensieve of lichtere zorg van instellingen voor jeugd- en opvoedhulp, geestelijke gezondheidszorg, justitiële zorg of zorg voor licht verstandelijk gehandicapten. Tegelijkertijd ontvangen ruim 50.000 leerlingen een vorm van (voortgezet) speciaal onderwijs, omdat er sprake is van ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problemen (‘cluster 4 onderwijs’). Of zij krijgen een ‘Rugzakje’ voor extra ondersteuning vanwege hun problematiek binnen reguliere onderwijsvormen. Deze kinderen hebben wat betreft hun problematiek geen aparte ‘zorg-’ en ‘onderwijs-’ behoefte. Waar zij wél behoefte aan hebben, is een consistente aanpak, waarbij op eenzelfde, integrale en effectieve manier gereageerd wordt op hun problemen, om zo de weg vrij te maken voor een optimale, cognitieve en sociale ontplooiing. Dat is het ideaal. Verschillen in organisatievormen en financieringsstromen zorgen er echter voor dat professionals die met deze kinderen te maken krijgen op hun eigen eiland blijven zitten en niet de oversteek kunnen maken naar andere eilanden. Veel kinderen krijgen daardoor niet wat ze nodig hebben. Dat klemt des te meer, omdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat een multi-modale, integrale aanpak het beste werkt. Bij deze aanpak worden kinderen in diverse contexten, op verschillende gebieden van functioneren op een geïntegreerde manier aangesproken. De huidige politieke en beleidsmatige
ontwikkelingen in de jeugdzorg en het onderwijs sturen in het kader van Passend Onderwijs aan op meer samenwerking. De vraag hoe dat dan moet, wordt daarmee alleen maar dringender en relevanter. In dit symposium komen in twee inleidende overzichten (een in de ochtend en een in de middag) de noodzaak, kansen en obstakels voor samenwerking tussen het onderwijs en de jeugdzorg aan de orde. Dit gebeurt respectievelijk vanuit het perspectief van het onderwijs en de jeugdzorg. Daarna worden zowel in de ochtend als in de middag inspirerende voorbeelden en projecten gepresenteerd waarin die samenwerking succesvol verloopt. Beide dagdelen worden afgesloten met een discussie met de sprekers en het publiek. Dit symposium is van belang voor beroepsbeoefenaren en hbo-/wo-studenten in de jeugdzorg, het (speciaal) onderwijs (pedagogen, orthopedagogen, kinder- en jeugdpsychologen, sociaal en ambulant werkers, leerkrachten en onderwijskundigen), maar ook voor beleidsmedewerkers en praktijkmanagers van jeugdzorgen onderwijsinstellingen, gemeentes en provincies en voor wetenschappers die nauw betrokken zijn bij onderzoek en innovatie in jeugdzorg en onderwijs.
PROGRAMMA VRIJDAG 11 NOVEMBER 2011 Kwetsbare jongeren, bijzondere leerlingen: samenwerking tussen hulpverlening en onderwijs
8.30 uur 9.30 uur
10.10 uur
10.50 uur 11.15 uur
11.55 uur
12.35 uur 13.30 uur
14.10 uur
14.50 uur 15.10 uur
15.50 uur Dr. Huub Pijnenburg Dr. Ron Scholte Prof. dr. Jan Willem Veerman
16.30 uur
Registratie en ontvangst gasten Samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg: overzicht en ontwikkelingsopdrachten. Prof. drs. Dolf van Veen, ambassadeur Samenwerken voor de Jeugd, ministeries VWS en OCW en de VNG, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Nottingham en lector Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid aan Hogeschool InHolland Van stoornisgericht indiceren naar handelingsgericht toewijzen Dr. Jan Bijstra, lector Leren en Gedrag, Hanzehogeschool Groningen en onderzoekscoördinator RENN4 Groningen PAUZE Taakspel: verbeter de sfeer in uw klas Drs. Marjon ten Heggeler-Bliek, onderwijskundig ontwikkelaar en schoolbegeleider CED-Groep Discussie met forum en zaal Discussieleider Bart van Kessel, senior adviseur en consultant, coördinator bij Gedragswerk LUNCH Samenwerking gezocht vanuit de GGZ Dr. Frida van Doorn, polikliniek kinder- en jeugd psychiatrie en psychologie, Erasmus MC/Sophia Samenwerking tussen ouders, leerkrachten en hulpverleners binnen Positive Behavior Support Dr. Martine Buist-Bouwman, senior onderzoeker en statisticus, PIONN (Yorneo) en drs. Marjolein Rengers, gedragswetenschapper zorg en onderwijs, Yorneo PAUZE Educatief partnerschap op het Snijvlak van Onderwijs en Zorg Drs. Luuk den Hartog, orthopedagoog, GZ-psycholoog, docent Fontys OSO en Pieter Jansen, ambulant begeleider SNOZ Combinatie Jeugdzorg Eindhoven Discussie met forum en zaal Discussieleider prof. dr. Jan Janssens, directeur Onderwijsinstituut Maatschappij-wetenschappen onderwijs en hoogleraar Orthopedagogiek Gezin & Gedrag, Radboud Universiteit Nijmegen Afsluiting en borrel
KWETSBARE JONGEREN, BIJZONDERE LEERLINGEN
9.30 - 10.10 UUR
10.10 - 10.50 UUR
Prof. drs. Dolf van Veen Ambassadeur Samenwerken voor de Jeugd, ministeries VWS en OCW en de VNG, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Nottingham en lector Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid aan Hogeschool InHolland
Dr. Jan Bijstra Lector Leren en Gedrag, Hanzehogeschool Groningen, onderzoekscoördinator, RENN4 Groningen
Samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg: overzicht en ontwikkelingsopdrachten De afgelopen jaren is er in de uitvoeringspraktijk op veel plaatsen hard gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking tussen het onderwijs en de jeugdzorg. Goede en veelbelovende vormen van samenwerking zijn in ons land in alle windstreken beschikbaar en in tal van sectoren zoals de jeugdbescherming, jeugdhulpverlening, lvg-zorg, speciaal en regulier onderwijs, gezondheidszorg en jeugd-GGZ, welzijnswerk en arbeidsmarkt. In toenemende mate worden deze intersectorale initiatieven en ontwikkelingen ook gesteund door de inzet van lokale, provinciale en landelijke overheden. In deze bijdrage maken we de balans op. Vragen als: waarom is die samenwerking zo belangrijk, waar hebben we grote stappen vooruit gezet en waar stagneert de samenwerking? En, gaat het daarbij om louter meer financiële middelen of de herschikking daarvan of zijn er ook methodische, organisatorische en/of beleidsmatige vraagstukken die moeten worden opgelost alvorens we betere resultaten kunnen boeken voor kinderen en jeugdigen en ook voor hun ouders/verzorgers en leerkrachten? Eigenlijk te veel vragen voor deze inleidende beschouwing. Een korte terugblik doet echter wonderen, net als enkele selectieve uitstapjes naar de (samenwerkings)- praktijk en beleidsvoering. Daarna verdiepen we het inzicht in het belang van samenwerking en de ontwikkelings-
Van stoornisgericht indiceren naar handelingsgericht toewijzen De huidige indicatiesystematiek voor leerlingen met een extra zorgvraag op het gebied van gedrag (cluster 4) is een systematiek gebaseerd op het vaststellen van stoornissen en beperkingen. Aan leerlingen wordt een cluster 4 indicatie toegekend zonder dat er expliciet aandacht wordt besteed aan de vraag welke onderwijszorg zij precies nodig hebben. Desondanks heeft het onderwijsveld wel veel behoefte aan goed onderbouwde handelingsgerichte diagnostiek voor leerlingen met een gedragsprobleem. Daarmee kan in kaart worden gebracht welke pedagogisch-didactische aanpak het meest geschikt is voor het stimuleren van hun cognitieve en sociaal-emotionele groei. Met de komst van Passend Onderwijs wordt deze behoefte alleen maar groter. Immers door het verdwijnen van de ambulante ondersteuning vanuit de regionale expertisecentra moet het regulier onderwijs in de nieuwe situatie zelf zorgdragen voor de begeleiding van deze leerlingen. In deze presentatie wordt nader ingegaan op een instrument, het Vraagprofiel Instrument (VPI), dat is ontwikkeld om de onderwijszorgbehoefte van leerlingen met een zorgvraag op het gebied van gedrag in kaart te brengen. De uitkomst maakt het mogelijk om leerlingen op een handelingsgerichte manier toe te wijzen aan die school (of klas) waar zij het beste op hun plek zijn. Het VPI is ontwikkeld door het ontwikkel-
opdrachten die we moeten aanpakken. Ingegaan wordt onder meer op de zorg- en adviesteams in het onderwijs, gecombineerde programma’s zorg/onderwijs en gedragsprogramma’s in het regulier en speciaal onderwijs en de (preventieve) inzet van de gespecialiseerde jeugdzorg en j-GGZ. Deze inleiding vormt daarmee het decor voor de andere presentaties op dit symposium. Prof. drs. Dolf van Veen is orthopedagoog en werkte in de kinderpsychiatrie en jeugdhulpverlening. Daarna was hij onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Leiden, algemeen studieleider Pedagogiek aan het Nutsseminarium UvA en hoofd van het Educatief Samenwerkingsverband Amsterdam Noord-Holland (ESAN). De afgelopen 15 jaar was hij projectleider van landelijke en grootstedelijke innovatieprogramma’s op onder meer het gebied van de preventie van schoolverzuim en schooluitval, zorg- en adviesteams in het onderwijs, intensieve leerlingbegeleiding, reboundprogramma’s en zorg/onderwijsprogramma’s en hij was van 2000 tot 2010 hoofd van de afdeling Onderwijs en Jeugdzorg, NJi. Sinds 1998 is hij bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Nottingham en vanaf 2004 tevens verbonden aan Hogeschool Inholland als lector Grootstedelijk Onderwijs en Jeugdbeleid. In 2009 is hij benoemd als ambassadeur Samenwerken voor de Jeugd door de ministeries van OCW en VWS, mede namens de VNG.
en onderzoekssamenwerkingsverband Pi7 en in samenspraak met het Infopunt Passend Onderwijs. Het is een van de handreikingen die momenteel worden ontwikkeld om het onderwijsveld voor te bereiden op de komst van Passend Onderwijs. Dr. Jan Bijstra is ontwikkelingspsycholoog en als universitair docent verbonden geweest aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam en werkt al enige jaren als ontwikkelaar en onderzoeker voor RENN4, het Regionaal Expertisecentrum cluster 4 voor de drie noordelijke provincies. Sinds februari 2010 is hij tevens als lector verbonden aan de Pedagogische Academie van de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat “Leren en gedrag” doet onderzoek naar de handelingsverlegenheid van leraren in de omgang met leerlingen met een speciale onderwijszorgbehoefte op het gebied van gedrag en sociaal-emotioneel functioneren.
KWETSBARE JONGEREN, BIJZONDERE LEERLINGEN
11.15 - 11.55 UUR
11.55 - 12.35 UUR
Drs. Marjon ten Heggeler-Bliek Onderwijskundig ontwikkelaar en schoolbegeleider CED-groep
Bart van Kessel Senior adviseur en consultant, coördinator Gedragswerk
Taakspel: verbeter de sfeer in uw klas Praten tijdens de uitleg, naar buiten kijken tijdens het werken, wiebelen op de stoel; in elke klas komt wel eens ongewenst gedrag voor. De oplossing? Taakspel! Met Taakspel stimuleert de leerkracht gewenst gedrag bij de leerlingen. En dát verbetert de sfeer in de klas. Taakspel is een klassikale preventieve interventie die leerkrachten helpt efficiënt om te gaan met het gedrag van leerlingen in de klas en zo gedragsproblemen op termijn probeert te voorkomen, te verminderen en om te buigen naar positiever gedrag.
Discussiant bij de lezingen • Samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg: overzicht en ontwikkelingsopdrachten • Van stoornisgericht indiceren naar handelingsgericht toewijzen • Taakspel: verbeter de sfeer in uw klas
Taakspel wordt gespeeld tijdens reguliere onderwijssituaties. De leerlingen zitten in teams bij elkaar en houden zich een bepaalde tijd aan afgesproken regels. De leerkracht geeft daarvoor complimenten. Op de tafels liggen kaarten. Wanneer een leerling een afgesproken regel overtreedt, pakt de leerkracht een kaart weg. Ieder team dat aan het eind kaarten overhoudt, krijgt een beloning. Taakspel is ontwikkeld door de CED-Groep. Het is een bewerking van het Amerikaanse ‘Good Behavior Game’. De effecten van Taakspel zijn groot. Grootschalige internationale en nationale effectstudies hebben aangetoond dat Taakspel gedragsproblemen, angst, depressie, roken, overmatig alcoholgebruik en crimineel gedrag helpt te voorkomen. Taakspel heeft daarom als eerste jeugdinterventie in Nederland het predicaat ‘bewezen effectief’ gekregen van het Nederlands
Jeugdinstituut (NJI). Om Taakspel te kunnen spelen zoals het hoort, wordt de leerkracht getraind en gecoacht door een gelicentieerd schoolbegeleider/ambulant begeleider. Drs. Marjon ten Heggeler-Bliek is opgeleid als onderwijskundige. In 1999 studeerde zij af aan de Radboud Universiteit Nijmegen en ging aan de slag als onderwijskundig adviseur binnen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs. Na afronding van de deeltijd Pabo, is zij in 2004 gaan werken bij de CED-Groep. Haar expertise ligt op het gebied van sociale competentie en burgerschap. Zij werkte onder andere mee aan de ontwikkeling van de Sociale Competentie Observatielijst (SCOL), het Portfolio Sociale Competentie en De Burgerschapscan. Daarnaast is zij verantwoordelijk voor het product Taakspel, begeleidt ze scholen bij de invoering van Taakspel en leidt ze schoolbegeleiders op tot Taakspelbegeleider.
Bart van Kessel heeft zijn sporen verdiend in het onderwijs. Hij was achtereenvolgens groepsleerkracht in SO en VSO voor leerlingen met gedragsproblemen, directeur in het speciaal onderwijs, docent aan het Seminarium voor Orthopedagogiek en coördinator van een Regionaal Expertise
Centrum. De laatste jaren is hij werkzaam als senior beleidsadviseur en consultant en doet zo in verschillende landelijke en regionale projecten ervaring op met het ontwikkelen van de onderlinge samenwerking van partijen in en om het onderwijsveld die zich bezighouden met dat deel van de jeugd dat om extra aandacht vraagt. Sinds 2005 is hij coördinator en sparring partner van Gedragswerk.
13.30 - 14.10 UUR Dr. Frida van Doorn Polikliniek kinder- en jeugd psychiatrie en psychologie, Erasmus MC/Sophia Samenwerking gezocht vanuit de GGZ Ieder kind is anders. Soms heb je een prachtig diagnostisch traject en een daaraan gekoppelde behandeling terwijl de school er nauwelijks bij betrokken is. Andere keren staat vanaf de eerste kennismaking met de ouders en het kind het verhaal van de school centraal. Gedragsdeskundigen verschillen ook van elkaar. De een heeft veel affiniteit met school en een uitgebreid netwerk en de ander werkt alleen met het kind en diens ouders, waarbij de uitwisse-
ling met school minimaal is. De eigen geschiedenis van het kind en zijn omgeving, regels binnen de eigen instelling en persoonlijke voorkeuren van behandelaars, leiden in combinatie van geval tot geval tot een specifieke invulling van de samenwerking. Dat kan binnen een afdeling tot grote verschillen leiden in de aanpak van de samenwerking tussen de GGZ en de school. In deze bijdrage wordt niet geordend welke frustraties en obstakels dat op kan leveren. Er
KWETSBARE JONGEREN, BIJZONDERE LEERLINGEN
wordt ook niet gewogen hoe bezuinigingen en politieke beslissingen een goede organisatie van de samenwerking in de weg staan. Er wordt vanuit inhoudelijke kennis over het diagnostiek proces en over behandelingstrajecten beredeneerd hoe samenwerking tussen school en GGZ er uit zou kunnen zien. Er wordt geformuleerd welke personen binnen de organisatie daar op inhoudelijke gronden het meest voor in aanmerking komen. Uiteindelijk wordt er een concept protocol gepresenteerd voor de eigen werksituatie dat op deze redeneringen aansluit. Reacties van professionals uit de onderwijswereld en vanuit de GGZ op dit protocol worden besproken.
Dr. Frida van Doorn werkte als schoolpsycholoog in de kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek van het ErasmusMC/Sophia en promoveerde destijds op het onderwerp “Behandelen op school”. Daarna publiceerde zij met Fop Verheij (kinder- en jeugdpsychiater) twee boeken over hetzelfde onderwerp. Ze heeft gewerkt voor het Lectoraat Gedragsproblemen in de onderwijspraktijk van de Hogeschool Utrecht en volgde de opleiding tot ZKM-consultant. Op dit moment werkt zij op de polikliniek kinder- en jeugdpsychiatrie en psychologie van het ErasmusMC/Sophia. Ze is tevens supervisor voor de GZ-opleiding en de opleiding schoolpsychologie.
14.10 - 14.50 UUR
Na haar studie Ontwikkelingspsychologie (Rijksuniversiteit Groningen) was drs. Marjolein Rengers werkzaam als psycholoog bij de GGZ Meppel en Hoogeveen. In 2007 vertrok ze naar RENN4 om daar als ambulant begeleider ondersteuning te bieden aan leerkrachten. Marjolein volgde de ver-
korte lerarenopleiding. In oktober 2010 vond zij een baan bij Yorneo waar zij zich onder andere bezighoudt met de projecten PBS (PositiveBehaviorSupport) en Methodiekontwikkeling. Na haar studie Ontwikkelingspsychologie (Rijksuniversiteit Groningen) werkte dr. Martine BuistBouwman aan haar proefschrift ‘Functional limitations associated with mental disorders’ dat ze op 12 november 2007 met succes verdedigde. Vanaf oktober 2007 was ze werkzaam als psycholoog binnen Interzorg in Drenthe. In juni 2009 vertrok ze om als onderzoeker en later senior onderzoeker, bij PIONN/YORNEO aan de slag te gaan.
15.10 - 15.50 UUR
Dr. Martine Buist-Bouwman Senior onderzoeker en statisticus, PIONN (Yorneo) & Drs. Marjolein Rengers Gedragswetenschapper Zorg en Onderwijs, PIONN (Yorneo)
Samenwerking tussen hulpverleners en leerkrachten binnen Positive Behavior Support: kinderen en ouders varen er wel bij Positive Behavior Support (PBS) is een programma dat gericht is op het creëren van een omgeving op school die het leren bevordert en gedragsproblemen voorkomt. School, ouders en jeugdzorg werken actief samen in dit proces. Bij scholen in Drenthe is twee jaar geleden begonnen met de invoer van PBS op vijf scholen. Een medewerker van Yorneo is daarbij toegevoegd aan het gedragsteam op school en er is
In deze presentatie wordt verteld wat PBS inhoudt, op welke manier de school, ouders en jeugdzorg samenwerken binnen PBS-scholen, wat de ervaringen zijn van de medewerkers van Yorneo en wat volgens een schooldirecteur het effect van PBS is op gedragsproblemen op school. Ten slotte nodigen we u graag uit om mee te denken over de manier waarop PBS nog effectiever kan worden in de toekomst.
begonnen met het registreren van gedrag. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het afnemen van de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) en gedragsincidenten, maar met name de beloningen die leerlingen ontvangen voor goed gedrag. De resultaten van de verschillende registraties worden besproken op school, waardoor het mogelijk is om gedrag te sturen en vroegtijdig in te ingrijpen. Inmiddels is het aantal scholen dat werkt met PBS flink uitgebreid en dit aantal zal in de komende jaren nog verder toenemen.
Drs. Luuk den Hartog Orthopedagoog, GZ-psycholoog, docent Fontys OSO & Pieter Jansen Ambulant begeleider SNOZ Combinatie Jeugdzorg Eindhoven Educatief partnerschap op het Snijvlak van Onderwijs en Zorg In deze bijdrage wordt de praktijk van een kortdurende, preventief bedoelde interventie voor kinderen tussen 4 en 7 jaar aan de orde gesteld. Aan de hand van het zorgevaluatiemodel wordt SNOZ als interventie beschreven. Uitgangspunt van de werkwijze is het aangaan van een constructief partnerschap tussen de leerkracht/school en de ouder(s), wanneer er sprake is van opvoedingsverlegenheid bij een
of beide betrokkenen. De begeleider/hulpverlener realiseert zich dat de effectiviteit van de interventie gebaseerd is op dit psychologisch contract waarin zowel de leerkracht als de ouders zich verbinden ten behoeve van het kind over wie er vragen bestaan. Zo kan een groter en duurzamer resultaat tot stand gebracht worden. Feedback aan de hand van videobeelden staat centraal in de aanpak. Hoofddoel is het komen tot een gezamenlijk, gedeeld beeld van het (gedrag van) het kind op basis waarvan
KWETSBARE JONGEREN, BIJZONDERE LEERLINGEN
vervolgstappen mogelijk zijn. In het eerste deel van de presentatie worden de belangrijkste concepten aan de orde gesteld om SNOZ te verhelderen. Inzicht wordt gegeven in de aard van de doelgroep, de mogelijk werkzame elementen van de interventie en de effectiviteit ervan. In het tweede deel worden videobeelden getoond die de kern van de aanpak demonstreren. Drs. Luuk den Hartog is orthopedagoog/GZ-psycholoog. Na zijn onderwijzersopleiding studeerde hij opvoedkunde en psychologie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Hij was eerst enkele jaren werkzaam in een residentiële setting. Daarna was hij verbonden aan de medisch-psychologische afdeling van een groot algemeen ziekenhuis waar hij uitgebreide klinische ervaring opdeed. De laatste jaren werkt hij als docent-onderzoeker aan de Fontys Hogescholen (Fontys/OSO). Vanuit die functie is hij ook gedragsdeskundige op enkele scholen, functionerend binnen de zorgadvieseams.
De heer Pieter Jansen is opgeleid als leerkracht in het basisonderwijs (PABO) en heeft daarna Orthopedagogiek gestudeerd. Van daaruit is hij gaan werken in het onderwijs en vervolgens in de jeugdhulpverlening. In beide werkvelden heeft hij ruime ervaring opgedaan. Daar vandaan heeft hij de moeite ervaren van onderwijs en jeugdhulpverlening om tot constructieve samenwerking te komen. Daarnaast heeft hij zich verder geschoold in het systeemgericht werken en meer specifiek naar het onderwijs als Contextueel leerling-begeleider. Verder is hij gecertificeerd in Video Home Training en School Video Interactie Begeleiding. Hij is een praktijkman die in de trajecten van het SNOZ heel concreet de verbinding zoekt met ouders en school, omdat hij vindt dat het werk moet gebeuren op de plek waar het zich voordoet en met degenen die er voor het kind vooral toe doen.
15.50 - 16.30 UUR Prof. dr. Jan Janssens Directeur Onderwijsinstituut Maatschappijwetenschappen onderwijs en hoogleraar Orthopedagogiek Gezin & Gedrag Radboud Universiteit Nijmegen Discussiant bij de lezingen: • Samenwerking gezocht vanuit de GGZ • Samenwerking tussen ouders, leerkrachten en hulpverleners binnen Positive Behavior Support • Educatief partnerschap op het Snijvlak van Onderwijs en Zorg
Prof. dr. Jan Janssens (1947) is hoogleraar Opvoedings- en gezinsondersteuning bij de sectie Orthopedagogiek Gezin & Gedrag aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is binnen die universiteit sinds 1 april 2011 tevens directeur van het Onderwijsinstituut Maatschappijwetenschap-
pen. Daarvoor was hij jarenlang directeur van het Onderwijsinstituut Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde aan dezelfde universiteit. Hij studeerde sociologie aan de Universiteit van Tilburg en promoveerde daar op een proefschrift over de begeleiding van ouders van kinderen met
een verstandelijke beperking. Hij is voorzitter van de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi, lid van de ZonMW-commissie Zorg voor jeugd en voorzitter van de Vereniging O&A.