SKRIPtA nr.3 2008 – Bulletin van de Kring voor Psychoanalyse van de New Lacanian School
Kring voor Psychoanalyse van de NLS De lacaniaanse interpretatie NLS-weekend met Jean-Louis Gault Zaterdag 5 en zondag 6 oktober 2008 Luc Vander Vennet De “Kring voor psychoanalyse van de NLS” nodigde dit jaar Jean-Louis Gault uit als gast op het eerste Weekend van de NLS. Dit weekend ving aan op zaterdagnamiddag met een lezing getiteld “L'interpretation au-delà du principe de plaisir”. Voor deze conferentie nam Jean-Louis Gault “L'interprétation à l'envers” als uitgangspunt, een lezing die Jacques-Alain Miller bracht op de “Journées d'automne” van 1995. Tegenover de onder psychoanalytici gedeelde mening over het goede gebruik van de interpretatie, verklaarde Jaques-Alain Miller er aan het auditorium dat het tijdperk van de interpretatie achter ons ligt: “L'interprétation est morte et elle ne ressuscitera pas. La pratique psychanalytique, si elle veut être d'aujourd'hui, elle doit être post-interprétative.” Waarover gaat dit? De door de psychoanalytici gedeelde these stelt dat de analyticus degene is die in de kuur interpreteert. Zo zijn de zaken begonnen, Freud heeft het onbewuste ontdekt door het te interpreteren. Maar, eens deze eerste tijd voorbij, ontdekt men, en Freud als eerste, dat het onbewuste zelf een interpretatie is. De interpretatie van de psychoanalyticus is slechts secundair ten opzichte van een eerste interpretatie die deze is van het onbewuste. De vraag stelt zich dus hoe die interpretatie te interpreteren, hoe de interpretatie van de psychoanalyticus te situeren? Freud zelf worstelde met deze moeilijkheid. Na een eerste tijd noteert hij een zekere teloorgang van de interpretatie. De interpretatie waarin hij zijn leerlingen introduceerde produceerde geen effecten meer. Men wist dus niet langer hoe te interpreteren. De interpretatie heeft uiteindelijk haar plaats afgestaan aan de overdrachtsfenomenen en in het bijzonder aan de belangstelling voor de tegenoverdracht. Tenslotte sprak men helemaal niet meer over de interpretatie in de psychoanalyse. Lacan evenwel, heeft zich nooit afgekeerd van deze vraag en is altijd de centrale rol van de interpretatie in de richting van de kuur blijven voorop stellen. Er is geen verval van de interpretatie bij Lacan, integendeel. Het is ontzettend boeiend de verschillende etappes in zijn onderwijs te doorlopen en te zien hoe hij het probleem met zijn paradoxen en moeilijkheden onderzoekt. Hij heeft niet altijd dezelfde opvatting over de interpretatie. Zijn opvatting varieert, er zijn volledige omkeringen, enz. Jacques-Alain Miller wees erop dat men deze theorieën van de interpretatie bij Lacan dient te lezen als zijnde postinterpretatief. Wat wil dit zeggen? De interpretatie en de ontcijfering van het onbewuste hebben mogelijk gemaakt dat het onbewuste bestaat. Om de kuur mogelijk te maken dient men te interpreteren van bij het begin om het onbewuste te doen bestaan en het geloofwaardig te maken bij de patiënt. Maar dit is niet voldoende. Als men wil dat het subject ontwaakt uit de slaap van zijn onbewuste, en dit is tenslotte toch het doel van de kuur, volstaat het niet te interpreteren in de richting van het onbewuste. Interpreteren naar het voorbeeld van het onbewuste, blijft in dienst van het lustprincipe staan en kan slechts leiden tot de oneindige analyse. De postinterpretatieve praktijk, “Interprèter au-delà du principe de plaisir” - titel van de lezing van Jean-Louis Gault – voedt het onbewuste niet, ze heeft eerder het doel haar droog te leggen. Hoe tezelfdertijd het onbewuste doen ontstaan als voorwaarde van de kuur en een interpretatie hanteren die tegen het onbewuste ingaat, haar wil ontmantelen, ontwrichten, ontbinden? Dit is de moeilijke vraag die Jean-Louis Gault met ons wou onderzoeken gedurende dit weekend. Hij stelde ons voor om bij Freud te rade te gaan, vermits Jacques-Alain Miller erop wijst dat dit probleem reeds door Freud zelf werd opgemerkt. En op magistrale wijze heeft hij met ons een parcours doorlopen
SKRIPtA nr.3 2008 – Bulletin van de Kring voor Psychoanalyse van de New Lacanian School
doorheen artikels van Freud over de interpretatie van dromen. Als eerste, het artikel van 1912 over “Het hanteren van de droomduiding in de psychoanalyse”. Freud stelt er zowel techniek en ethiek als interpretatie en finaliteit van de kuur tegenover elkaar. Hij komt hierbij tot de volgende paradox: het doel van de kuur zelf wordt tegengewerkt door de interpretatie van dromen. De droomproductie kan zo overvloedig zijn dat ze een obstakel vormt voor het werk. De patiënt begint van zijn onbewuste te houden en de interpretatie voedt de waan van het onbewuste. Om een punt te zetten achter deze interpretatieve inflatie die de kuur doet ontstaan, ziet Freud ervan af de volledige droombetekenis te vatten. Men dient de interpretatie te beëindigen vooraleer ze voltooid is. Men dien er van af te zien de perfecte interpretatie van de droom te maken om stukken analyse in gefragmenteerde fases vooruit te doen gaan. De ironie ervan is dus dat de beste manier om de interpretatie van een droom te voltooien deze is van hem te onderbreken! Jean-Louis Gault toont ons via deze lezing hoe we bij Freud al de oorsprong van de praktijk van de coupure vinden zoals Lacan die zal ontwikkelen. Tussen de interpretatie in de zin van het onthullen van het onbewuste en de analyse van de neurose, van het symptoom, kortom de finaliteit van de kuur, verschijnt er een spanningsveld. Aan de horizon tekent zich reeds af wat Freud zal ontdekken in 1920, het kantelmoment waar hij wat voorbij het lustprincipe ligt ontdekt. In deze tekst van 1920 “Aan gene zijde van het lustprincipe”, herneemt hij dit spanningsveld tussen interpretatie en finaliteit van de kuur. In het begin gaat het erom het onbewuste te interpreteren en bloot te leggen, maar is er tevens de therapeutische taak. Vervolgens verplaatst hij zijn interventiewijze naar de weerstanden, gebruik makend van de overdracht. Voor Freud is er iets in het onbewuste wat onbereikbaar blijft voor de herinnering, voor de articulatie aan de betekenaarsketting, dat het subject herhaalt in de overdracht. Het is daar dat hij de noodzaak ziet voor de analyticus om te interveniëren daar waar de analyticus in de overdracht opgenomen is. Dit was de bron van grote misverstanden in de geschiedenis van de psychoanalyse. Maar men ziet dat er zich daar een andere weg opent die wellicht het meest authentiek freudiaans is: hij opent de weg naar het handelen van de analyticus, wat Lacan zal theoretiseren als de analytische act. Het is een aanzienlijke verandering van perspectief bij Freud die een ander continent opent. Hij legt de vinger op een soort verhouding tot een bevrediging die aan gene zijde van het lustprincipe ligt. Een bevrediging waarvan het subject zich niet gemakkelijk losscheurt. Freud heeft dit nieuwe veld geopend om de interpretatie opnieuw een plaats te kunnen geven. In 1923 schrijft hij een artikel “Opmerkingen over theorie en praktijk van de droomduiding ”. Hij onderscheidt hierin de interpretatie van de droom als dusdanig – de 'tekst' van de vertaalde droom – en de waarde die de droom in het verloop van de kuur aanneemt – de 'context' van de kuur waarin de droom zich situeert. De uitvinder van het onbewuste spreekt verder over vergissingen en overschattingen die te wijten zijn aan een overdreven respect, een fascinatie voor het mysterieuze onbewuste. Er is de interpretatie van de droom waarin de ontcijfering haar belang heeft: dit is de vertalinginterpretatie. Maar er is een andere interpretatie die Freud noodzakelijk lijkt: de interpretatie van de droom in de context van het verloop van de kuur. Het is de interpretatie die niet de 'betekenis' van de droom, maar de zin van de droom in zijn verhouding tot de finaliteit van de kuur beoogt. Het is daarmee dat de analyticus dient bezig te zijn. Men merkt dat datgene wat Freud van bij het begin drijft, het verlangen van de analyticus is: de kuur dient vooruit te gaan. De dromen zijn er om een verlangen te bevredigen en uiteindelijk om het subject toe te laten verder te slapen. Terwijl het oogpunt van de analyse de omgekeerde richting uitgaat: zij beoogt een zeker ontwaken van het subject. En dat gebeurt niet vanzelf. Het is daar dat Freud de persoon van de analyticus ontmoet en dat hij merkt dat de analytische arbeid steunt op het handelen van de analyticus. Als men op dat niveau dient in te werken, dient men anders tewerk te gaan vermits de mogelijkheid tot interpreteren tot nul herleid is.
SKRIPtA nr.3 2008 – Bulletin van de Kring voor Psychoanalyse van de New Lacanian School
De laatste tekst van Freud met betrekking tot dit onderwerp dateert van 1925: “Enkele aanvullingen op het geheel van de droomduiding”, en behandelt de 'limieten van de interpretatie'. We zien hier opnieuw de zeer heldere wijze eigen aan de freudiaanse gedachtegang, voortdurend het accent leggend op de finaliteit van de kuur. Hij bemerkt in deze tekst eveneens dat het onbewuste, eerder dan zich langs de kant van de onthulling, van het ontwaken te situeren, zich bevindt langs de kant van het voortduren van de slaap. Jean-Louis Gault beëindigde deze zeer verhelderende tussenkomst met twee kleine klinische illustraties. Vooreerst hernam hij een passage uit het XVIIde seminarie “D'un Autre à l'autre”, waarin Lacan verwijst naar een droom uit Freuds “Droomduiding”. De droom is al een wilde interpretatie. In de interpretatie die de analyticus ervan maakt, is het belangrijke aspect niet de betekenis van de droom, maar net het oninterpreteerbare element dat een breekpunt kan doen verschijnen, dat kan aantonen dat er iets niet juist zit. Dit noemt hij het verlangen, op een ander moment zal hij dit het genot noemen. Vervolgens geeft Jean-Louis Gault als voorbeeld een droom van een patiënte uit zijn eigen praktijk: “ik was omringd door katten”. Hij toonde aan hoe de betekenaar “kat”, wanneer de analyticus hem niet poogt te integreren in een interpretatieve ketting, maar wel benadert als een geïsoleerde betekenaar, verwijst naar drie soorten mazen in het net, drie verschillende breuken waarmee deze vrouw geconfronteerd werd. Dit voorbeeld belichtte op heldere wijze de rol van de psychoanalyticus, het effect van het handelen van de analyticus dat het subject ertoe bracht iets te zeggen wat nooit eerder gezegd werd. Dit is niet van de orde van de betekenisverlening, maar van de orde van een postinterpretatieve praktijk die de elementaire betekenaars van het subject isoleert. Gedurende het klinische seminarie zaterdagavond getuigde Stefan Verlinden van de impasses van een team, in de context van een psychiatrisch ziekenhuis, ten overstaan van overdrachtelijke fenomenen met een psychotische vrouw. Door het verliezen van de symptomatische wegen die haar tot dan toe hadden toegestaan zich in de sociale wereld in te passen, bevindt deze vrouw zich zonder enige bescherming in een positie als object van de Ander. Ze heeft voortdurend te maken met een misbruikende Ander. De minste aandacht krijgt onmiddellijk een erotomane waarde toegeschreven. De gevalsbespreking, geleid door Jean-Louis Gault, draaide volledig rond de vraag hoe het team kan handelen om deze patiënte te verlichten van deze ondraaglijke druk. Hoe meer men erin zou slagen deze vrouw te verlichten van de aanwezigheid van de Ander, hoe meer ze tot rust zou kunnen komen. Als de Ander veraf staat, onbereikbaar, met een zekere kilheid, een diepgaande vreemdheid, gaat het beter. Dit gaat volledig in tegen de gangbare stroom binnen de gezondheidszorg die uitgaat van het verlangen te verzorgen en dergelijke. Jean-Louis Gault licht de klacht van het subject ‘niet serieus te worden genomen’ uit de discussie en interpreteert dit als een goede oriëntatie die de mogelijkheid opent tot een dialoog met haar over wat haar overkomt. Haar ‘serieus nemen’ is bijvoorbeeld, vertrekkend van haar eigen spreken, haar tonen, leren, wat draaglijk is voor haar en wat niet. Bijvoorbeeld door haar te doen inzien dat het geen goed idee is dicht bij het ziekenhuis te komen wonen, want als de Ander te dicht nadert wordt ze tot hem aangezogen zonder over enige mogelijkheid te beschikken er terug uit te geraken. Tot hier de discussie van zaterdagnamiddag die vragen omtrent de interpretatie in het werken met psychotische subjecten opwerpt die we zeker dit jaar dienen te behandelen. Zondagochtend hebben we het werk verder gezet met een bespreking onder de noemer “De résonanties van de interpretatie”. Jean-Louis Gault stelde ons als referenties voor het gesprek zijn lectuur voor van twee fundamentele teksten, “La direction de la cure et les principes de son pouvoir” van Lacan enerzijds en “L'énigme et l'interprétation” van Jacques Alain Miller anderzijds. De lezing van beide artikels, de tekst in de hand, gaf ruimte voor meerdere vragen en onderbrekingen die tot zeer interessante discussies leidden en op die wijze het werk de stijl van een
SKRIPtA nr.3 2008 – Bulletin van de Kring voor Psychoanalyse van de New Lacanian School
echte conversatie meegaven. Er werd verschillende malen teruggekomen op de gevalsbespreking van zaterdag, die aldus als rode draad doorheen het gesprek fungeerde. We hebben voor dit verslag volgende punten weerhouden. In “La direction de la cure” gebruikt Lacan de verhouding van het subject tot de betekenaar als matrix voor de interpretatie. Geen enkele index volstaat om aan te tonen waarop de interpretatie werkzaam is indien men de verhouding van het subject tot de betekenaar niet als een effect van onderworpenheid erkent. Het subject wordt gerepresenteerd door de betekenaar voor een andere betekenaar. We hebben te maken met een representatie: ⌠↓↑. De interpretatie opereert op het niveau van de betekenaar en als consequentie bekomt men effecten op subjectniveau. De interpretatie bestaat er niet in te identificeren, zoals veelal het geval was bij de postfreudianen. In tegendeel, in essentie desidentificeert een interpretatie. De interpretatie laat de meesterbetekenaar zien waarmee het subject zich identificeerde, wijst aan waar deze identificatie zich bevindt, opdat het subject deze zou kunnen loslaten: ∀↓ . Men bekomt dat hij deze betekenaars uitspuwt en zodoende voor de optie geplaatst wordt hen te behouden of niet. In de klinische illustratie, bijvoorbeeld, presenteert de patiënte zich als 'de verlaten vrouw'. 'De verlaten vrouw' zijn was het lot waarmee ze zich geïdentificeerd had. Op een dag droomt ze dat ze haar vriend bedriegt. De analyticus haalt hierop de betekenaar van het verraad van de liefde uit haar spreken en wanneer zij dit opmerkt gaat het plots niet langer over verlaten worden maar over een andere positie waarin ze zelf actrice is. Ze merkt dat er een verschuiving plaatsvindt. Ze schrijft zich niet langer in het register van het verlaten zijn in, het is haar liefde die verraden werd en op slag komt er iets terug naar haarzelf, zij is nu degene die liefheeft. Dit wordt gevolgd door de droom over de katten waarin ze uitlegt hoe ze liefheeft: volgens een modaliteit uitgetekend door de betekenaar “kat”. Hier is er dus iets van de orde van een identificatie die uiteenrafelt. Hoe werkt de interpretatie? “L'interprétation, pour déchiffrer la diachronie des répétitions inconscientes, doit introduire dans la synchronie des signifiants qui s'y composent, quelque chose qui soudain rende la traduction possible...” zegt Lacan in “La direction de la cure”. De patiënte in het klinische vignet getuigt in het begin van de kuur van de diachronie, van het relaas van betekenisvolle herhalingen in haar leven: ze is herhaaldelijk door jongens verlaten. Met als prototype van deze herhaling het verlaten zijn door haar moeder toen ze kind was. Dit is haar identificatie met de verlaten vrouw. De analyticus haalt een nieuwe betekenaar uit het spreken van de analysante die hij in de synchronie van de betekenaars die zich er samenstelt binnenbrengt, die het sterk geregelde spreken van het subject indringt om de herhaling te ontmantelen: “het verraad”. Dit maakt de vertaling mogelijk. Het verlaten zijn, vertaald in een andere taal, als het verraad van de liefde, krijgt een andere kleur. Het gaat niet langer om het lot van het verlaten worden en op slag is het effect een droom waarin we toegang krijgen tot iets onverwachts. Met de betekenaar “kat” zal ze tegelijk zowel het mysterie van de vrouwelijkheid van haar moeder, het instorten van haar vader, waarom ze al haar partners “Minou” noemt, en waarom ze droomt van een man in haar leven op voorwaarde dat hij vergezeld is van een kat, betekenen. Al deze vragen zijn plotsklaps ontsluierd. De interpretatie opereert dus op het niveau van de betekenaar, het is de intrusie van een betekenaar die het subject viseert, die de plaats van het verlangen aanduidt. Maar het verlangen is incompatibel met het spreken. Het verlangen kan niet gezegd worden. Dit dient opengehouden te worden in de aard zelf van de interpretatie. Ze dient dus altijd allusief te zijn, ernaast, equivoque, enigmatisch. Ze dient de vinger te leggen op deze opening, de kloof die onzegbaar is. Voorbij alles wat gezegd wordt, dient de interpretatie de aanwezigheid van het verlangen dat niet kan gezegd worden aan te wijzen. Ze dient het verlangen terug op de kaart te zetten, zoals in het voorbeeld van Ernst Kriss. Later zal voor Lacan het verlangen ook het genot in zich dragen en zal hij spreken over de incompatibiliteit van het genot met de zin, met de betekenisverlening.
SKRIPtA nr.3 2008 – Bulletin van de Kring voor Psychoanalyse van de New Lacanian School
Dit zette ons, tenslotte, op hetzelfde spoor als dat van het artikel van Jaques-Alain Miller omtrent het raadsel en de interpretatie. Men legt dikwijls het accent op het wars-van-zin (hors-sens), maar het blijft zeer interessant de S1's te isoleren om te zien welke de betekenissen zijn die het subject met zijn meesterbetekenaars construeert, om ze te ontrafelen. De interpretatie dient een betekenaar te doen verschijnen die structureert wat gezegd is. Zoniet, blijft het een stroom onleesbaar spreken zonder dat u kan zien hoe deze geordend is, vermits het onbewuste geordend is rond meesterbetekenaars. De interpunctie is bijvoorbeeld één van de vormen van interpretatie die Lacan van bij het begin van zijn onderwijs in een hoog vaandel draagt. Het is een bepaalde manier om een particuliere betekenaar tot zijn recht te laten komen. Het is bovendien noodzakelijk om de metonymische stroom te stoppen en een metafoor mogelijk te maken. Lokalisatie is noodzakelijk. Zelfs een allusie kan zeer precies zijn en is dus niet noodzakelijkerwijze vaag. Er zijn dus twee zaken: de équivoque, naast-de-kwestie, karakter én vervolgens de hantering van de meesterbetekenaar. Men dient van tijd tot tijd interpretaties te maken die zeer duidelijk een betekenaar isoleren, zoniet ziet het subject datgene niet waaraan hij onderworpen is en dat zijn hele leven determineert. En opdat er betekenaars te voorschijn komen, dient de analyticus betrokken te zijn. Zo presenteerde Jean-Louis Gault ons gedurende deze bespreking een lectuur van een stuk van de tekst van Jaques-Alain Miller die net de verhouding van het wars-van-zin (hors-sens) en de betekenisverlening behandelt: “Il faut redonner sa juste place au sens et à la signification par rapport au non-sens”. De S1 isoleren bestaat er zeker niet in het subject onder een andere betekenaar vast te zetten, maar zorgt eerder voor een opening naar de contingentie en dus naar de mogelijkheid tot nieuwigheden, uitvindingen, creaties. Er is vandaag de dag in de sociale klasseringbeweging de tendens om subjecten vast te zetten. In de psychiatrische diensten, bijvoorbeeld, is iedereen bezig met zelfmoord. Men volgt het minste fenomeen op school, enz. Het is vreselijk, dit is geen antwoord. Zelfmoord kan zich in veel verschillende contexten inschrijven. Indien hij kan geïnterpreteerd worden door het spreken van de patiënt binnen te treden, door zijn betekenaars in hun singulariteit te hanteren, heeft men de mogelijkheid de zaken te herschikken. Dit is een andere mogelijkheid dan deze van het klasseren van het subject. Om dit te illustreren beëindigde Jean-Louis Gault de lezing met een prachtig klinisch fragmentje. Hij toont ons aan hoe het zelfmoordgedrag van een jong meisje, door een dubbelzinnige betekenaar uit haar spreken naar boven te halen, geliquideerd werd aan de hand van volgende interpretatie: “Je wil behandeld worden als Cleopatra, de koningin van Egypte”. We hebben de bespreking beëindigd met deze interpretatie die op formidabele wijze alles samenvat wat gedurende de twee dagen gezegd werd. We bedanken Jean-Louis Gault voor dit weekend dat ons zeer enthousiast gemaakt heeft om het werk dit jaar aan te vatten. We zullen evenmin de informele en bijzonder aangename momenten vergeten die we met hem hebben doorgebracht, discuterend over de psychoanalyse, over zijn ontmoeting met Jacques Lacan, zijn studie van het Japans en meerdere andere talen en vele andere gespreksonderwerpen.