Constructie & uitvoering Detaillering
Berekenen en detailleren van betonconstructies (3)
Korte console en tandoplegging ing. A. Middeldorp, ABT BV, Velp/Delft/Antwerpen ir. P. Lagendijk (co-auteur), Aronsohn Constructies raadgevende ingenieurs BV, Rotterdam
Consoles moeten relatief grote geconcentreerde lasten (soms horizontaal en excentrisch) afdragen. Door de betrekkelijk geringe afmetingen van consoles moet veel zorg worden besteed aan het detailleren van de wapening.
de console een drukkolom met de afmeting al • ab. Deze drukkolom gaat onder de wapening over in een drukdiagonaal die een hoek α maakt met de wand of kolom. De grootte van α wordt bepaald door de in de VBC voorgeschreven waarde van de inwendige hefboomsarm z (zie ook de toelichting bij art. 8.1.4). De drukdiagonaal uit de console gaat over in een drukkolom aan de dagzijde van de betonwand of kolom en een drukdiagonaal onder een hoek β. De drukkracht in de wand
1 | Korte console aan kolom en een tandoplegging
2 | a-b Krachtenspel in een gedrongen console (overgenomen uit [3])
Om tot een goede constructie te komen, moet bij berekening en uitvoering van consoles op een aantal punten worden gelet. Eerst wordt ingegaan op de krachtswerking en vervolgens wordt een aantal ontwerpregels gegeven. Er bestaan andere typen consoles (zoals hangende) die in dit artikel niet worden uitgewerkt, maar waarvan wel de principes worden besproken. Tot slot volgen rekenvoorbeelden van een console en een tandoplegging. Krachtswerking in de console Volgens artikel 2.3 van de VBC 1995 is een console een als ligger te beschouwen uitkragend constructie-onderdeel. Indien de theoretische overspanning van een console niet groter is dan tweemaal de totale hoogte, is sprake van een gedrongen ligger. De belasting op de console wordt via een krachtenspel van trek- en drukdiagonalen in de wand of kolom afgevoerd. In figuur 2 zijn twee mogelijke vakwerkanalogieën gegeven. Hetzelfde krachtenspel ontstaat bij eindopleggingen van balken, poeren en wandliggers en bij puntlasten dicht bij randen van een constructie-element. Als de belasting via het oplegmateriaal wordt ingeleid, ontstaat in a
a.
b.
l
b Fv ab
Fv
d
Fh
l
l
cement 2004
5
63
Constructie & uitvoering Detaillering
3 | Krachtenspel in een han-
a1
wanddikte (ter grootte van de diepte van de stekkenbak) die het buigend moment opneemt.
gende console (figuur
a1
overgenomen uit [3])
Fv
d
Fh
maakt evenwicht met de resultante uit de verankering en de eventuele bovenbelasting op de wand (fig. 2a) of de verticale wapening (fig. 2b). Hangende consoles Bij hangende consoles geldt in principe hetzelfde krachtenspel. De overgang van de verticale belasting uit de drukdiagonaal zal niet naar een drukkolom aan de dagzijde van de wand kunnen worden afgevoerd, maar de belasting wordt door middel van trekwapening aan de dagzijde van de wand naar boven gevoerd, de zogenaamde ophangwapening (fig. 3). Uiteraard moet de verankeringslengte van de trekwapening worden berekend, waarbij verankering in een kolom speciale aandacht verdient. Afhankelijk van de grootte van het uitwendig moment, kan een omslag plaatsvinden in het moment in de kolom. Dit betekent dat een groot gedeelte van de trekwapening voor de console zich waarschijnlijk zal bevinden in de gescheurde zone van de kolom. Het verdient daarom aanbeveling de trekwapening voor de console om te zetten in het vlak van de wapening aan de buitenzijde van de kolom. Het uitwendig moment uit de console moet worden meegenomen in de berekening van de kolomwapening. Consoles met excentrische belastingen Bij consoles waar de verticale belasting excentrisch aangrijpt, zal de doorsnede conform artikel 8.5 van de VBC moeten worden gecontroleerd op wringing en dwarskracht. Een rekenvoorbeeld hierover is uitgewerkt in [6]. Aangestorte consoles met een stekkenbak in een dikke wand Een bijzondere situatie ontstaat wanneer een standaard-stekkenbak aansluit op een dikke wand. De verticale wapening aan de buitenzijde van de wand sluit dan niet aan op de wapening van de stekkenbak door de beperkte inbouwdiepte van de stekkenbak. Er zal aanvullende verticale wapening moeten worden toegepast die gedimensioneerd is op een fictieve gereduceerde
64 cement 2004
5
Handzame dimensioneringsregels Artikel 2.3 van de VBC geeft als definitie van een gedrongen ligger: lov / h ≤ 2. Bij een praktische maat l geldt dus een minimale h (circa 0,5 lov ) om aan de definitie van een gedrongen ligger te voldoen. Boven een bepaalde hoogte h zal de inwendige hefboomsarm z niet meer toenemen, omdat de maximale hoek van de drukdiagonaal is bereikt. Het heeft dan geen zin grotere afmetingen te kiezen, tenzij dwarskracht maatgevend is. Enkele praktische aanwijzingen bij de berekening. • De hoogte van een console kan variëren over de lengte. Dit kan om esthetische en/of praktische redenen het geval zijn. Een praktische reden kan zijn het gemakkelijk ontkisten van bijvoorbeeld een prefab kolom met een console. Bij de berekening van τd behoeft bij een gedrongen console geen andere hoogte te worden aangehouden dan de hoogte bij de dag van de oplegging. Er moet zich dan wel een drukdiagonaal kunnen vormen. • Bij consoles in het vlak van de wand, moet rekening worden gehouden met het tijdstip van belasten van de console. Als de bovenbelasting nog niet aanwezig is, zal kritisch gekeken moeten worden naar de verankering van de wapening. Eventueel moet verticale trekwapening worden aangebracht (vergelijk figuur 2a en 2b). De aangenomen trek- en drukstaven in de console moeten aansluiten op het aangenomen krachtenverloop in de dragende constructie. • Het verdient aanbeveling om de oplegplaat niet te klein te kiezen. De grootte van de oplegplaat heeft invloed op de grootte van de drukdiagonaal. De bovengrens van het draagvermogen van de console wordt bepaald door de betonspanning in de drukdiagonaal. In de rekenregels van de VBC heeft geen expliciete toets van de drukdiagonaal plaats. De afmeting van de oplegplaat heeft via de term kλ in art. 8.2.3.1 wel invloed op de grootte van de opneembare dwarskracht. Als ontwerprichtlijn kan worden aanhouden [7]: • opleglengte: al ≥ 0,5 • l • oplegbreedte: ab ≥ 0,67 • l • afstand voorzijde oplegplaat tot voorzijde console minimaal 50 mm. Aanduidingen al en ab verschillen van de VBC. Voor notaties zie figuur 2.
Constructie & uitvoering Detaillering
Voorbeeldberekening console
600 = ------- - = 1, 5 ≤ 2 h 400
l ov
4 | Geometrie van een korte console
Fv 40
320
40
400
Fh
100
200
100
400
zijaanzicht
400
vooraanzicht
Gegevens (fig. 4) • staalsoort
: FeB 500 geribd : hoofdwapening Ø12 : beugels Ø8 • sterkteklasse beton : B 25 • milieuklasse :2 • veiligheidsklasse : 3 (γg = 1,2 en γq =1,5) • belastingen : Fvg rep = 100 kN en Fvq rep = 60 kN : Fh rep = 15 kN (bijvoorbeeld remkrachten of temperatuursinvloeden) Fvd = 1,2 • 100 + 1,5 • 60 = 210 kN Fhd = 1,5 • 15 = 22,5 kN Er is geen excentrische belasting op de console. Bepaling hoofdbuigwapening Eerst moet worden getoetst of het een gedrongen ligger betreft (artikel 8.1.4 VBC). Er moet gelden: lov / h ≤ 2 Hierin is lov = 2 • a binnen de dag a= afstand tussen resultante van de belasting en een punt gelegen op 12ab 14L 14h binnen de rand van de constructie ab = breedte van het lastvlak (hier 200 mm = al) L = totale lengte van de console h = de hoogte van de console l= de overspanning; voor een console geldt l = 2a 0,5 ab = 0,5 • 200 = 100 mm 14 • 400 = 100 mm 14 • 400 = 100 mm a = 100 + 100 + (200/2) = 300 mm. Hieruit volgt : lov = 2 • 300 = 600 mm, h = 400 mm
Conclusie: de console is gedrongen. Bepaling inwendige hefboomsarm z Volgens artikel 8.1.4. van de VBC bedraagt z voor consoles: z = 0,2 l + 0,4 h 0,8 l z = 0,2 • 0,6 + 0,4 • 0,4 = 0,28 m 0,48 m (akkoord) z = 280 mm Wapening voor de verticale belasting Md = Fvd • a = 210 • 0,3 = 63 kNm. Benodigde wapening: Md = Mu en Mu = As • fs • z (artikel 8.1.4. VBC 1995) 6 Mu 63 ⋅ 10 2 As = ------- - = --------------------- - = 518 mm fs ⋅ z 435 ⋅ 280
Wapening voor de horizontale belasting 3 F hd 22, 5 ⋅ 10 2 As = ------- = ----------------------- - = 52 mm fs 435
As = 518 + 52 = 570 mm2 Kies 3 Ø16 = 603 mm2 Opmerking: een extra moment, dat ontstaat als gevolg van de excentriciteit van de horizontale belasting, wordt verwaarloosd. Dit moment is groot: Fhd • (dekking c + 1/2 Ø hoofdwapening). In dit geval geeft dit 6 mm2 meer wapening. Een alternatief voor de wapening kan zijn: 5 Ø12. Dit houdt in: As = 565 mm2 Toetsing scheurvorming Aan de hand van artikel 8.7.2 van de VBC (volledig ontwikkeld scheurpatroon) kan men de staafafstand en/of de maximale staafdiameter toetsen. Voldaan moet worden aan één van beide eisen: k1 ⋅ ξ k2 ξ Økm ≤ ---------- - of s ≤ 100 ( ----- – 1 ,3) σs σs
Voor milieuklasse 2 geldt: k1 = 3750 en k2 = 750 (zie tabel 38 van de VBC) Eerst wordt de aanwezige staalspanning berekend.
cement 2004
5
65
Constructie & uitvoering Detaillering
Door de verticale belasting: F rep As ben σ s = -------- - ⋅ ------------- - ⋅ 435 F d As aanw 160 518 2 σ s = ------- - ⋅ -------- - ⋅ 435 = 284 N/mm 210 603
Toetsing verankeringslengte volgens art. 9.6.2 VBC Verankering in de wand Middellijn wapening is Ø12 en milieuklasse 2 is van toepassing. Hieruit volgt voor de betondekking: c = 30 + 8 = 38 mm (tabel 44 VBC). Bij sterkteklasse B 25 is de rekenwaarde van de betondruksterkte f’b = 15 N/mm2.
Door de horizontale belasting: F rep 15000 2 σ s = ------------ - = -------------- - = 25 N/mm As aanw 603
σs = 284 + 25 = 309 N/mm2 Er moet nu aan één van de volgende voorwaarden worden voldaan: kenmiddellijn: 3750 ⋅ 1 Økm ≤ ------------------ - ≤ 12 ,1 mm 309
Voor de verankeringslengte van bovenstaven geldt (voor enkele bovenstaven maximaal Ø 25) volgens tabel 50 van de VBC: lv = 1,25 • lvo lvo = α1 Øk
•
fs ------ f'b
α1 = 0,40 • (1 - 0,1 • c/Øk) 0,24 (geribd staal) α1 = 0,40 • (1 - 0,1 • 38/12) = 0,27 435
lvo = 0,27 • 12 • --------- - = 364 mm of staafafstand:
15
750 ⋅ 1 s ≤ 100 --------------- - – 1 ,3 = 113 mm 309
lv = 1,25 • 364 = 455 mm
•
Voor s geldt 400/3 = 133 mm De gekozen wapening voldoet niet aan deze voorwaarden. Bij toepassen van 5 Ø12 wordt de staalspanning: σs = 303 + 27 = 330 N/mm2. kenmiddellijn: 3750 ⋅ 1
Økm ≤ ----------------- - = 11 ,3 mm 330
Hieraan wordt niet voldaan.
Of 750 ⋅ 1 s ≤ 100 ⋅ --------------- - – 1 ,3 = 97 mm 330
Omdat de toegepaste wapening hier vrijwel gelijk is aan de rekenkundig benodigde wapening, is er geen sprake van een gereduceerde verankeringslengte lvr. De verankering begint vanaf 100 mm van de dagmaat van het betonelement. De verankering aan de voorzijde: De staven worden omgebogen met een buigstraal van 2,5 Øk = 2,5 • 12 mm = 30 mm (artikel 9.5.1. VBC 1995). De kendiameter is kleiner dan Ø16 dus kan een toets volgens artikel 9.6.3. achterwege blijven. Er moet gelden: lv = l1 + l2 = 455 mm Hierin is: l1 = 200 – 30 = 170 mm Benodigde waarde voor l2: 455 – 170 = 285 mm (fig.5).
s = 400/5 = 80 mm. Hieraan wordt voldaan. Conclusie De in eerste instantie gekozen wapening van 3 Ø16 voldoet niet aan de scheurwijdte-eisen. Daarom wordt gekozen voor 5 Ø12.
66 cement 2004
5
Conclusie: lv is kleiner dan de mogelijk toe te passen verankeringslengte. De staaf (met een middellijn < 16 mm) kan dus goed verankerd worden.
Constructie & uitvoering Detaillering
k h = 1 ,6 – 0 ,4 = 1 ,2
l v = 455
100 ⋅ As aanw 100 ⋅ 565 ω 0 = ------------------------- - = --------------------- - = 0 ,35 b ⋅d 400 ⋅ 400
l 1= 170
l 2 = 285
100
5 | Verankering van de staaf
3
2
τ 1 = 0 ,4 ⋅ 1 ,15 ⋅ 5, 66 ⋅ 1 ,2 ⋅ 0 ,35 = 2 ,20 N/mm
Aangezien er ook een horizontale trekkracht op werkt zal de doorsnede volgens artikel 8.2.3.2. τ1 verlaagd moeten worden met: τ n = 0 ,5 ⋅ σ bmd
In dit voorbeeld: 22500 2 τ n = 0 ,5 ⋅ -------------------- - = 0 ,07 N/mm 400 ⋅ 400
Toetsing dwarskracht Bij het toetsen op dwarskracht hoort onlosmakelijk het bepalen of eventuele dwarskrachtwapening volgens VBC 8.2.2 nodig is. b = 400 mm d = h = 400 mm (volgens artikel 8.1.4) Vd = 210 000 N 3 Vd 210 ⋅ 10 2 2 τ d = --------- - = --------------------- - = 1 ,31 N/mm > 0 ,46 N/mm b ⋅d 400 ⋅ 400
τ1 = 2,20 - 0,07 = 2,13 > 1,31 Omdat τ1 > τd is dwarskrachtwapening niet noodzakelijk. Praktisch worden 4 beugels Ø8 toegepast. Opmerking: volgens artikel 9.11.4.2 moet 10% van de hoofdbuigwapening worden toegepast als horizontale wapening. As = 0,1 • 565 = 57 mm2 per zijvlak. Kies praktisch: 2 haarspelden Ø8. (As = 100 mm2 )
De optredende schuifspanning is groter dan de minimale τ1. Voor gedrongen liggers mag τ1 worden verhoogd. Bepaling uiterst opneembare schuifspanning Volgens artikel 8.2.3 VBC bepalen we de uiterst opneembare schuifspanning als volgt: 3
τ 1 = 0 ,4 ⋅ f b ⋅ kλ ⋅ kh ⋅ ω 0 0 ,4f b Md max 63 λ v = ------------------- - = -------------------- - = 0 ,75 d ⋅ Vd max 0 ,4 ⋅ 210 g λ = 1 + λ v2 = 1 + 0 ,75 2 = 1 ,56
A0 = 200 • 320 mm2 (A0 = oppervlakte van het minimaal aanwezige lastvlak. In dit geval is de ondersteuning niet maatgevend.) 12 A0 12 200 ⋅ 320 k λ = ------ 3 --------- - = -------- - 3 -------------------- - = 5 ,66 gλ b ⋅ d 1 ,56 400 ⋅ 400
cement 2004
5
67
Constructie & uitvoering Detaillering
A 40
40
320
40
drukdiagonaal
340
380
340
20
Fvd Fvd
Fh
ophangwapening
Fv 400
20
400
Fhd
Fvd 220
A
zijaanzicht
6 | Geometrie van het voorbeeld en krachtswerking in de tand
doorsnede A-A
Voorbeeldberekening tandoplegging Het gekozen voorbeeld wordt vaak toegepast. In figuur 6 zijn de geometrie van de tandoplegging en het schema van de krachtswerking weergegeven. Gegevens • staalsoort : FeB 500 geribd : hoofdwapening Ø12 : beugels Ø8 • sterkteklasse beton : B 25 • milieuklasse :2 • veiligheidsklasse : 3 (γg = 1,2 en γq = 1,5) • belastingen : Fvg rep = 100 kN en Fvq rep = 60 kN Fh rep = 15 kN (bijvoorbeeld remkrachten of temperatuur) Fvd = 1,2 • 100 + 1,5 • 60 = 210 kN Fhd = 1,5 • 15 = 22,5 kN Er is geen excentrische belasting op de tand. Volgens artikel 9.11.7.2. moet de tand worden uitgerekend als een console. Bepaling hoofdbuigwapening ab = 200 mm L = 380 mm h = 340 mm Ook hier geldt weer dat a de afstand is tussen de resultante van de belasting en een punt binnen de dag, gelegen op 1/2 ab > 1/4 L > 1/4 h /2 ab = 1/2 • 200= 100 mm > 1/4 • 380 = 95 mm > 1/4 • 340 = 85 mm
1
a = 220 + 85 = 305 mm. Verder is l = lov = 2 • 305 = 610 mm, h = 400 mm lov/h = 610/340 = 1,79 ≤ 2.
68 cement 2004
5
Hieruit blijkt: de oplegtand is gedrongen. Bepaling inwendige hefboomsarm z z = 0,2 l + 0,4 h 0,8 l = 0,258 m < 0,488 m z = 0,2 • 0,61 + 0,4 • 0,34 z = 258 mm (akkoord) Md = Fvd • a = 210 • 0,305 = 64,1 kNm. Wapening voor de verticale belasting: Benodigde wapening: Md = Mu Mu = As • fs • z 6 Mu 64 ,1 ⋅ 10 2 As = --------- - = ---------------------- - = 570 mm fs ⋅ z 435 ⋅ 258
Wapening voor de horizontale belasting 3 F hd 22 ,5 ⋅ 10 2 As = ------ - = ---------------------- - = 52 mm fs 435
As ben = 570 + 52 = 622 mm2. Kies 6 Ø12 = 678 mm2 Een alternatief is 4 Ø16 (As = 804 mm2) Toetsing scheurvorming volgens VBC 8.7.2 k1 ⋅ ξ Ø km < ---------- σs
k ξ 2 of s ≤ 100 - - – 1 ,3 σ s
Voor milieuklasse 2 geldt: k1 = 3750 en k2= 750 (zie tabel 38 van de VBC 1995)
Constructie & uitvoering Detaillering
De hoek van de drukdiagonaal volgt uit: tan θ = 258/305, zodat θ = 40,2
F rep As ben σ s = -------- - ⋅ ------------- - ⋅ 435 F d As aanw
Bepaling ophangwapening Door de verticale belasting is: 160 622 2 σ s = --------- - ⋅ -------- - ⋅ 435 = 304 N/ mm 210 678
Door de horizontale belasting is F rep 15000 2 σ s = ------------- - = ------------- - = 22 N/ mm As aanw 678
σs = 304 + 22 = 326 N/mm2 . Aan één van de volgende voorwaarden moet worden voldaan: - kendiameter: 3750 ⋅ 1 Ø km ≤ ----------------- - = 11 ,5 mm (voorwaarde A) 326
- staafafstand: 750 ⋅ 1 s ≤ 100 ⋅ -------------- - – 1 ,3 = 100 mm 326
3 F vd 210 ⋅ 10 2 As = ------ - = -------------------- - = 482 mm fs 435
Gekozen wordt voor 3 beugels Ø12 (As = 2 • 3 • 113 mm2 = 678 mm2 ). Volgens artikel 9.11.7.2. van de VBC 1995 is ophangwapening noodzakelijk in een gebied ter breedte van: B = h cot.θ = 340 cot.40,2 = 402 mm. Toegepast worden 3 beugels h.o.h. 150 mm. De beugels moeten worden geplaatst voorbij de buigstraal van de hoofdwapening, maar wel zo dicht mogelijk bij het verticale betonoppervlak (zie ook fig. 6). Uit ervaring blijkt dat bij toepassing van enkel rechte staven door grote dekkingen en buigstralen in de keeldoorsnede, een grote zone van het beton ongewapend blijft met (grote) scheurvorming tot gevolg. Het verdient daarom aanbeveling altijd diagonale wapening toe te passen als aangegeven in figuur 6.
(voorwaarde B) De gekozen wapening voldoet niet aan voorwaarde A, maar wel aan voorwaarde B. s = 400/6 = 67 mm
z = 258
Conclusie: de gekozen wapening van 6 Ø12 voldoet aan de scheurwijdte-eisen.
ophangwapening
Fvd
Toetsing dwarskracht Het bepalen van de schuifspanning volgens 8.2.2 gaat als volgt: b = 400 mm d = h = 340 mm Vd = 210 000 N 3 Vd 210 ⋅ 10 2 2 τ d = --------- - = --------------------- -= 1 ,54 N/mm > 0 ,46 N / mm b ⋅ d 400 ⋅ 340
Minimale τ1 = 0,4 • 1,15 = 0,46 N/mm2
7 | Krachtswerking in het vakwerkmodel
Bepaling uiterst opneembare schuifspanning volgens artikel 8.2.3 VBC verloopt overeenkomstig als bij de console.
Fvd a = 305
Md max 64,1 λ v = ------------------- - = ----------------------- - = 0 ,89 > 0,6 d ⋅ Vd max 0 ,34 ⋅ 210
Krachten in het vakwerkmodel Voor de krachtswerking in het vakwerkmodel (fig. 7) wordt het volgende aangehouden: Uit figuur 7 is af te leiden dat de kracht in de ophangwapening gelijk is aan de verticale belasting Fvd.
------2 2 g λ = 1 + λ v = 1 + 0 ,89 = 1 ,80
A0 = 200 • 320 mm2
cement 2004
5
69
Constructie & uitvoering Detaillering
As = 0,1 • 678 = 68 mm2 per zijvlak. Praktisch wordt gekozen voor 2 haarspelden Ø8 (As=100 mm2 ).
12 A0 12 200 ⋅ 320 kλ = ------ 3 --------- - = -------- - 3 -------------------- - = 5 ,18 gλ b ⋅ d 1 ,80 400 ⋅ 340
kh = 1,6 – 0,34 = 1,26
Toetsing verankeringslengte volgens VBC 9.6.2 De bepaling van de verankeringslengte van de trekwapening van de tand is overeenkomstig het voorbeeld van de console. ■
100 ⋅ As aanw 100 ⋅ 678 ω 0 = -------------------------- - = --------------------- - = 0 ,50 b ⋅d 400 ⋅ 340 3
Literatuur 2
τ 1 = 0 ,4 ⋅ 1 ,15 ⋅ 5 ,18 ⋅ 1 ,26 ⋅ 0 ,50 = 2 ,38 N/mm
Ook hier volgt reductie als gevolg van de horizontale trekkracht. In dit voorbeeld: 22500 2 τ n = 0 ,5 ⋅ -------------------- - = 0 ,08 N /mm 400 ⋅ 340
τ1 = 2,38 – 0,08 = 2,3 > 1,54 Omdat τ1 > τd is dwarskrachtwapening niet noodzakelijk. Praktische keuze 4 beugels Ø8 mm.
1. Leonard, F., Vorlesungen über Massivbau, deel III hoofdstuk 13. 2. Sagel, R. en A.J. van Dongen, Constructieleer Gewapend Beton. Stichting ENCI Media, ’s-Hertogenbosch, 2000. 3. Bruggeling, A.S.G., Theorie en Praktijk van het gewapend beton, deel 2. 4. Boom, G.H. van, en J.W.Kamerling, Construeren in gewapend beton, deel 2. 5. NEN 6720, VBC 1995 bijgewerkt december 2001. 6. De VBC in de praktijk. Betonvereniging, Gouda, 1995. 7. Toepoel, L. Cement 1984 nr. 6 Artikel IV, console van gewapend beton.
Opmerking: volgens artikel 9.11.4.2. moet 10% van de hoofdbuigwapening worden toegepast als horizontale wapening.
7IENERBERGER "RICK3UPPORT )NSPIREERT BOUW EN ARCHITECTUUR
"RICK3UPPORT IS HET 7IENERBERGER CONCEPT VOOR INNOVATIE IN KERAMISCHE BOUWMATERIALEN %EN INSPIRATIEBRON VOOR ONTWERP EN BOUWTECHNIEK -ET FRAAIE EN VERRASSENDE TOEPASSINGEN IN BAKSTEEN ALS RESULTAAT :OALS TO"UILD EENSCHALIGE PREFAB BAKSTEENELEMENTEN EN &REE"UILD TWEESCHALIGE PREFAB GEVEL ELEMENTEN OPTELSOM VAN TRADITIE EN INNOVATIE
"AKSTEEN 6OOR MENSEN GEMAAKT
70 cement 2004
5
7IENERBERGER "RICKS "6 (OGEWEG ,+ :ALTBOMMEL 4 L &