RAPPORT Bestuursorgaan Onderdeel Dossiernummer
: het College van burgemeester en wethouders : Shared Service Centrum (SSC) : 15.1.003
Klacht Verzoeker beklaagt zich over de gang van zaken tijdens het traject van inning van de verschuldigde dwangsom en bijkomende kosten.
Bevoegdheid Verzoeker heeft zich eerder met zijn klacht tot de gemeente gewend maar was met de reactie niet tevreden. De Ombudsman was daarom bevoegd de klacht in onderzoek te nemen.
Eindoordeel −
−
−
−
−
invorderingsacties De gemeente hoefde met de invordering van de verbeurd verklaarde dwangsom niet te wachten totdat verzoekers rechtsmiddelen waren uitgeput. Zij was daartoe al vanaf de verbeurdverklaring bevoegd. Op dit punt handelde de gemeente volgens de behoorlijkheidsnorm betrouwbaarheid en derhalve is dit onderdeel van de klacht ongegrond. verzoek om uitstel van betaling Verzoeker heeft de gemeente in zijn bezwaarschrift uitdrukkelijk verzocht om uitstel van betaling. Dat de gemeente hierop niet expliciet heeft gereageerd, is niet conform de wettelijke regels. Op dit punt kwam de norm betrouwbaarheid wel in het geding en is dit onderdeel van de klacht gegrond. uitstel van betaling na de beslissing op bezwaar Verzoeker heeft wel stilzwijgend uitstel van betaling gekregen. Echter tot de beslissing op zijn bezwaar. Uit niets blijkt dat hij ook voor de periode daarna uitstel van betaling had gekregen. Hierover zijn door de gemeente geen verwachtingen gewekt. In tegendeel. In de beslissing op bezwaar wordt juist uitdrukkelijk gesteld dat het instellen van beroep niet automatisch gevolgen heeft voor het invorderingsbesluit. Verzoeker had er dan ook rekening mee moeten houden dat de gemeente na de beslissing op bezwaar de invorderingsmaatregelen weer zou hervatten. De gemeente handelde op dit punt conform de behoorlijkheidsnorm betrouwbaarheid en is dit onderdeel van de klacht ongegrond. verjaring Met de aanmaning van 12 september 2011, het dwangbevel van 8 augustus 2012 en de beslaglegging op 14 mei en 26 juli 2013 heeft de gemeente de verjaring van de bevoegdheid tot invordering van de dwangsom volgens de wettelijke regels gestuit en handelde daarmee conform de norm betrouwbaarheid. Ook dit onderdeel van de klacht is ongegrond. verslaglegging van gesprekken Van de gesprekken op 6 november 2013 en 9 januari 2014 erkent de gemeente ten onrechte geen verslagen te hebben gemaakt. De advocaat van verzoeker heeft van een gesprek de afspraken wel schriftelijk vastgelegd en naar de gemeente gestuurd. De gemeente erkent nalatig te zijn geweest hierop te reageren. Zeker nu een van de afspraken volgens haar niet klopte. De gemeente betreurt dit en zal ervoor zorgen dat in een volgend geval wel wordt gereageerd. Nu de behoorlijkheidsnorm goede organisatie (goede dossiervorming) in het geding kwam, is dit onderdeel van de klacht gegrond.
1
−
vermelding beslaglegging Kadaster Op 8 januari 2014 liet het Kadaster de deurwaarder uitdrukkelijk weten dat de opheffing van het beslag op verzoekers pand in de registers is ingeschreven. Dat dit uiteindelijk toch niet is gebeurd, is dan ook bijzonder maar kan de gemeente niet verweten worden. Toen verzoekers advocaat de gemeente hier op wees, heeft die direct actie ondernomen en gezorgd dat het Kadaster het beslag doorhaalde. Daarmee gaf de gemeente blijk te luisteren naar de burger. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Groningen, 7 juli 2015
J.G. Pendjol plv. gemeentelijke Ombudsman
2
Overwegingen dossier gemeentelijke Ombudsman: 15.1.003
Verzoeker heeft op 26 juni 2011 een dwangsom verbeurd. Hiervan ontving hij op 30 juni 2011 een invorderingsbeschikking. Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 26 augustus 2011 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift was niet-ontvankelijk. Omdat in het besluit van 30 juni 2011 een rechtsmiddelenverwijzing ontbrak, heeft de gemeente op 7 september 2011 een besluit genomen om verzoeker opnieuw een bezwarentermijn van zes weken te gunnen. Op 20 september 2011 heeft de bezwaarschriftencommissie verzoeker schriftelijk gemeld zijn bezwaarschrift na interne doorzending op 12 september 2011 te hebben ontvangen. Het bezwaarschrift is op 10 april 2012 ongegrond verklaard. Verzoeker is tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaarschrift in beroep gegaan bij de rechter. Die heeft het beroep op 25 juni 2012 niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen beroepsgronden zijn vermeld. Hiertegen is verzoeker niet in verzet gegaan. De rechtmatigheid van de invordering van de dwangsom is daarmee voor verzoeker, de gemeente en de ombudsman een gegeven. invorderingsacties De gemeente heeft verzoeker op 12 september 2011 een aanmaning gestuurd en op 8 augustus 2012 is een dwangbevel aan betrokkene betekend. Verzoeker stelt dat de gemeente de invordering van de dwangsom niet eerder mocht starten dan 6 augustus 2012. Tot deze periode was namelijk nog verzet mogelijk op de uitspraak van de rechtbank van 25 juni 2012. In zijn reactie op het verslag van bevindingen benadrukt betrokkene zijn standpunt op dit punt nogmaals. De Ombudsman heeft tot taak om te beoordelen of de gemeente behoorlijk heeft gehandeld. Om deze toetsing goed te kunnen doen zijn er landelijk zogenoemde behoorlijkheidsnormen ontwikkeld. Een daarvan is de norm betrouwbaarheid. Deze norm houdt in dat de gemeente handelt binnen het wettelijk kader en eerlijk en oprecht, doet wat zij zegt en gevolg geeft aan rechterlijke uitspraken. Met het verbeuren van de dwangsom (26 juni 2011) verkreeg de gemeente de bevoegdheid tot invordering (invorderingsbeschikking van 30 juni 2011). Het maken van bezwaar en het indienen van beroep daartegen heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat de gevolgen van het besluit en de beslissing op het bezwaarschrift niet worden opgeschort. In principe mag de gemeente ondanks het bezwaar en/of beroep doorgaan met haar invorderingsmaatregelen. Op dit punt handelt de gemeente conform de wettelijke regels en dus behoorlijk. verzoek om uitstel van betaling Verzoeker stelt dat hij in zijn bezwaarschrift van 26 augustus 2011 uitdrukkelijk om uitstel van betaling heeft gevraagd en wijst hier in zijn reactie op het verslag van bevindingen nogmaals op. In het bezwaarschrift schrijft betrokkene de gemeente het volgende. Tevens verzoek ik u lopende dit bezwaar mij uitstel van betaling te verlenen.
3
Volgens artikel 4:94 Algemene wet bestuursrecht kan de gemeente de wederpartij uitstel van betaling verlenen. De beschikking tot uitstel van betaling vermeldt de termijn waarvoor het uitstel geldt. En gedurende het uitstel kan de gemeente niet aanmanen en invorderen. Verzoeker stelt dat hij mondeling uitstel van betaling heeft verkregen, maar heeft dat niet kunnen aantonen. De gemeente ontkent betrokkene expliciet uitstel van betaling te hebben gegeven. Er is om die reden dan ook geen beschikking, aldus de gemeente. Nu de wet spreekt van een schriftelijke beslissing van de gemeente (een beschikking) en die niet kan worden overlegd, staat voor de ombudsman vast dat de gemeente verzoeker geen uitstel van betaling in de zin van de wet heeft verleend. Nu verzoeker een uitdrukkelijk verzoek om uitstel van betaling heeft gedaan, had de gemeente daar ook uitdrukkelijk op moeten reageren. Dat de gemeente op basis van het protocol ‘opschortende werking bezwaarschriften’ stilzwijgend uitstel van betaling heeft verleend, doet daaraan niet af. Nu een formeel besluit uitbleef, handelde de gemeente daarmee niet conform de regels. Ook op dit punt komt de norm betrouwbaarheid (handelen binnen het wettelijk kader) in het geding en heeft de gemeente zich niet behoorlijk gedragen. uitstel van betaling na de beslissing op bezwaar Zoals hiervoor reeds is geconstateerd, heeft het maken van bezwaar geen opschortende werking. In het protocol ‘opschortende werking bezwaarschriften’ uit 2003 concludeert de gemeente echter dat het in het algemeen wijs is de bezwaarfase af te wachten. Gelet op de aantekening van 3 januari 2011 op een kopie van de aanmaning van 12 september 2011 heeft de gemeente het in verzoekers geval blijkbaar wijs geacht om verdere invorderingsmaatregelen aan te houden tot op het bezwaarschrift is beslist. Het stilzwijgende uitstel van betaling gold echter totdat op het bezwaar werd beslist. Verzoekers bezwaarschrift is op 10 april 2012 ongegrond verklaard. In deze beslissing heeft de gemeente uitdrukkelijk gemeld dat het instellen van beroep hiertegen niet betekent dat ‘de gevolgen van het besluit automatisch worden uitgesteld’. Nu ook niet op een andere wijze is gebleken dat verzoeker na de beslissing op bezwaar uitstel is verleend, had hij derhalve rekening moeten houden dat ná 10 april 2012 de invorderingsmaatregelen weer werden hervat. Verzoeker is teleurgesteld dat hij na de beslissing op zijn bezwaarschrift niet is gewaarschuwd dat de invordering weer zou worden opgestart. Op zich begrijpt de ombudsman dat, maar de gemeente heeft op dit punt geen verwachtingen gewekt dat eventueel uitstel van betaling ook na de bezwaarprocedure zou gelden. Gelet op de behoorlijkheidsnorm betrouwbaarheid (de gemeente doet wat zij zegt) heeft de gemeente wat dit klachtonderdeel betreft behoorlijk gehandeld. verjaring Verzoeker stelt dat de invordering van de dwangsom is verjaard en wel op 30 juni 2012. Een jaar na het invorderingsbesluit van 30 juni 2011. Dit omdat niet binnen een jaar stuitingshandelingen zijn verricht. Op 12 september 2011 heeft de gemeente hem echter een aanmaning gestuurd. Met een aanmaning wordt de verjaring gestuit. Betrokkene geeft echter aan de aanmaning niet te hebben ontvangen. Dat kan, maar de informatie van de gemeente hierover maakt de verzending van het bewuste stuk aannemelijk.
4
De adressering op de aanmaning was correct, de aanmaning is niet geretourneerd en ook de 71 brieven die tegelijkertijd met de bewuste aanmaning naar andere burgers zijn verstuurd, zijn niet onbestelbaar teruggekeerd. Door de aanmaning zou de invordering pas op 12 september 2012 verjaren. Ook een dwangbevel stuit de verjaringstermijn. Op 8 augustus 2012 is een dwangbevel aan verzoeker betekend. Daarmee zou de invordering pas op 8 augustus 2013 verjaren. Voordat de nieuwe verjaringstermijn verstreek heeft de deurwaarder op 14 mei en op 26 juli 2013 beslagen gelegd op verzoekers onroerend goed en bankrekeningen. Ook door deze acties is de verjaringstermijn gestuit. De ombudsman stelt vast dat de verjaring van de invordering van de dwangsom afdoende is gestuit. Ook op dit punt handelde de gemeente conform de behoorlijkheidsnorm betrouwbaarheid (handelen binnen het wettelijk kader). De gedraging was dan ook behoorlijk. betaling dwangsom Op 26 augustus 2012 heeft verzoeker de dwangsom en de aanmaningskosten betaald. Volgens hem was de betaling onverschuldigd omdat de invordering op dat moment was verjaard. Hiervoor concludeerde de ombudsman dat de invordering op 26 augustus 2012 nog niet was verjaard. De ombudsman merkt echter op dat ook al was die verjaard dan nog was de betaling van de dwangsom niet onverschuldigd. Het verjaren van de invordering wil namelijk alleen maar zeggen dat de gemeente dan geen invorderingsacties meer mag ondernemen. De verbeurde dwangsom blijft verschuldigd. proportionaliteit beslaglegging Verzoeker stelt dat de beslaglegging op een pand en vijf bankrekeningen buiten proportioneel was. De ombudsman kan verzoekers argumenten hierover volgen. Dat geldt echter ook voor de argumenten van de deurwaarder en de gemeente waarom beslag op het onroerend goed en de bankrekeningen zijn gelegd. Aangezien het gaat om zeker stellen van de betaling was de deurwaarder bevoegd. verslaglegging van gesprekken Op 6 november 2013 en op 9 januari 2014 hebben verzoeker en zijn advocaat gesprekken gehad met medewerkers van gemeente. In de gesprekken is de gang van zaken met betrekking tot de invordering van de dwangsom uitgebreid aan bod gekomen, zoals het uitstel van betaling, de verjaring, de stuiting daarvan en de steeds hoger wordende incassokosten. De ombudsman vindt het de gemeente te prijzen dat die uiteindelijk gesprekken is aangegaan met betrokkene en zijn advocaat. Gelet op het belang van de gesprekken, in elk geval voor verzoeker, had de gemeente van het gesprek een verslag moeten maken. Dat dit niet is gebeurd, is dan ook niet correct. In reactie hierop erkent de gemeente dat gezien de aard en historie van deze zaak de gemeente er beter aan had gedaan om een verslag te maken van de gevoerde gesprekken. Verzoekers advocaat heeft de inhoud van het gesprek en de gemaakte afspraken wel vastgelegd in een brief. De brief heeft de gemeente ontvangen. De gemeente heeft richting de advocaat niet aangegeven dat de brief onjuistheden bevat, zodat mag worden uitgegaan van de juistheid van het verslag. In dat licht mochten betrokkene en zijn advocaat uitgaan van een door hen begrepen gemeentelijke toezegging dat de executiemaatregelen voorlopig zouden worden opgeschort. Dat de gemeentelijke gesprekspartner hiertoe eventueel geen bevoegdheid had, doet daaraan niet af.
5
In haar reactie op het verslag van bevindingen stelt de gemeente dat zij had moeten reageren op de brief van verzoekers advocaat, temeer nu de gemeente van mening is dat de gemaakte afspraken niet juist zijn vermeld. De gemeente betreurt dit en zal ervoor zorgen dat dit in een volgend geval wel gebeurt. Op dit punt heeft de gemeente niet conform de behoorlijkheidsnorm goede organisatie gehandeld. Deze norm impliceert goede dossiervorming. Die brengt met zich mee dat van gesprekken verslagen worden gemaakt. In verzoekers geval is dit dus niet gebeurd. En ook heeft de gemeente niet gereageerd op het gespreksverslag van de advocaat van betrokkene. Daarmee handelde de gemeente niet behoorlijk. vermelding beslaglegging Kadaster Op 14 mei 2013 heeft de deurwaarder beslag gelegd op verzoekers pand. Op 30 december 2013 is de vordering (van de incassokosten) op verzoeker voldaan. De beslaglegging op het pand is op 7 januari 2014 officieel door de deurwaarder opgeheven. Eind april 2014 bleek bij het Kadaster echter nog steeds een aantekening van het beslag op het pand bij het Kadaster aanwezig. Hierdoor kon betrokkene zijn hypotheek op het pand niet overzetten. Uit de stukken die de ombudsman van verzoeker en de gemeente heeft gekregen kan worden opgemaakt dat de deurwaarder op 7 januari 2014 het executoriaal beslag op verzoekers pand heeft opgeheven (een proces-verbaal van verklaring opheffing executoriaal beslag). De deurwaarder heeft het Kadaster op de hoogte gesteld van de opheffing van het beslag en het proces-verbaal gestuurd. Op 8 januari 2014 heeft het Kadaster de deurwaarder laten weten dat opheffing van het beslag is ingeschreven (bewijs van inschrijving). Verzoeker wijst in zijn reactie op het verslag van bevindingen op de volgende e-mail van de senior juridisch adviseur van de gemeente van 1 mei 2014. Een collega van de afdeling Vergunningverlening, Handhaving en Toezicht heeft me laten weten dat de aantekening in het Kadaster er af kan en met spoed eraf gehaald zal worden.
Verzoeker stelt dat hieruit blijkt dat de aantekening dus niet eerder doorgehaald is geweest, in tegenstelling tot wat de gemeente heeft beweerd. Gelet op het proces-verbaal van de deurwaarder van 7 januari 2014 en het bewijs van inschrijving van het Kadaster van 8 januari 2014, ging de gemeente er naar het oordeel van de ombudsman terecht vanuit dat de aantekening van beslag op het pand in het Kadaster-register zou worden doorgehaald. Dat dit toch niet was gebeurd, is bijzonder. De gemeente heeft toen zij hierover door de advocaat van verzoeker werd geïnformeerd, nog dezelfde dag actie ondernomen. Daarmee gaf de gemeente blijk van te luisteren naar de burger (een van de behoorlijkheidsnormen) en handelde zij behoorlijk.
6
Bijlage 1 bij het eindrapport, dossiernummer 15.1.003 VERSLAG VAN BEVINDINGEN Klacht Verzoeker beklaagt zich over de gang van zaken tijdens het traject van inning van de verschuldigde dwangsom en bijkomende kosten.
Achtergrond van de klacht − − − − − − −
Op 26 juni 2011 heeft verzoeker een dwangsom (€ 2500) verbeurd in verband met de wijziging van de pui van de voorgevel van zijn pand. Hij heeft daar op 30 juni 2011 bericht van ontvangen van de gemeente. Verzoeker heeft op 26 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen het invorderingsbesluit van 30 juni 2011. Hij sluit zijn bezwaarschrift af met het verzoek om “lopende dit bezwaar mij uitstel van betaling te verlenen”. Met zijn bezwaarschrift was verzoeker te laat. Geconstateerd werd dat in het besluit van 30 juni 2011 de rechtsmiddelenverwijzing ontbrak en derhalve heeft de gemeente op 7 september 2011 een nieuw besluit genomen en is betrokkene alsnog een bezwaartermijn van zes weken gegund. Op 12 september 2011 stuurde de gemeente verzoeker een aanmaning om de verbeurde dwangsom plus incassokosten over te maken (€ 2500 + € 14). De bezwaarschriftencommissie bevestigde op 20 september 2011 de ontvangst van zijn bezwaarschrift. In de brief wordt gemeld dat het bezwaarschrift van 26 augustus 2011 “na interne doorzending op 12 september 2011 door de algemene bezwaarschriftencommissie is ontvangen”. Op 3 januari 2012 wordt volgens een aantekening op de aanmaning van 12 september 2011 de invordering van de verbeurd verklaarde dwangsom “nog aangehouden vanwege bezwaarschrift bij dienst DIA”. Verzoekers bezwaarschrift wordt op 10 april 2012 ongegrond verklaard. De gemeente sluit het besluit met de volgende alinea af. Als u beroep instelt, betekent dit niet dat de gevolgen van het besluit automatisch worden uitgesteld. Het besluit blijft in ieder geval van kracht totdat de rechtbank op uw beroep heeft beslist. Als u vindt dat u hierdoor onevenredig in uw belangen wordt geschaad, kunt u de rechtbank ook verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.
− − − − −
−
− −
−
Betrokkene heeft beroep bij de rechter ingesteld maar op 25 juni 2012 heeft die het beroep nietontvankelijk verklaard omdat hij geen beroepsgronden had vermeld. Ondertussen heeft de gemeente de vordering overgedragen aan een deurwaarder. Op 24 mei 2012 heeft de deurwaarder verzoeker hierover geschreven en verzocht het verbeurde bedrag, inclusief de incassokosten en rente over te maken (€ 2514 +€ 609,77 = € 3123,77). Omdat betaling uitbleef, heeft de gemeente op 26 juli 2012 een dwangbevel ondertekend dat op 8 augustus 2012 aan verzoeker is betekend. Op 26 augustus 2012 heeft verzoeker de dwangsom van € 2500 en incassokosten van € 14 betaald. Een dag later bevestigt betrokkene schriftelijk de ontvangst van “een betalingsbevel inzake de nog niet betaalde vordering plus kosten”. Hij stelde de deurwaarder op de hoogte van de betaling en gaf daarbij aan dat de vordering pas op 6 augustus 2012 opeisbaar is geworden. Hij maakt dan ook bezwaar tegen de incassokosten. Omdat hij lopende de procedures uitstel van betaling had gevraagd, ging hij er vanuit dat hij na het opeisbaar worden van de vordering hierover bericht van de gemeente zou ontvangen. De deurwaarder reageert op 4 oktober 2012 op verzoekers e-mail dat er geen afspraak is gemaakt over enig uitstel van betaling en dat er een dwangbevel is opgesteld. Betrokkene is deze incassokosten dan ook verschuldigd. De deurwaarder verzoekt hem voor 12 oktober 2012 een bedrag van € 783,40 over te maken. Omdat de betaling uitbleef, heeft de deurwaarder op 14 mei 2013 beslag gelegd op verzoekers pand. Inmiddels voor een bedrag van € 1156. Verzoeker heeft daarop een advocaat ingeschakeld en die protesteerde op 28 mei 2013 tegen de beslaglegging. Hij meldt dat zijn cliënt de dwangsom heeft voldaan, maar onverschuldigd. De dwangsom en de aanspraak daarop zijn volgens hem niet gestuit. In verband met het verjaren van de dwangsom had de gemeente geen rechtsgeldige vordering meer, aldus de advocaat. Op 6 juni 2013 meldt de deurwaarder de redenering van de advocaat niet te volgen. De verjaringstermijn is namelijk een jaar na betekening van de dwangsom. De dwangsom is op 8 augustus 2012 betekend. Van verjaring is dan ook nog geen sprake. De vordering is inmiddels opgelopen tot € 1380, 37.
1
−
− −
−
−
−
− − −
−
Wat daarop volgt is een uitgebreide correspondentie tussen de advocaat en de deurwaarder op grond van welk wetsartikel de invordering al dan niet is verjaard. Artikel 5:35 Awb (deurwaarder) of artikel 611a Rv (advocaat). Op 24 juli 2013 meldde de deurwaarder de vordering te handhaven en de invordering zal worden voortgezet. Op 26 juli 2013 legt de deurwaarder ook beslag op drie rekeningen van verzoeker. Op 15 augustus 2013 vraagt de advocaat de deurwaarder nog geen gelden te onttrekken omdat verzoeker inmiddels contact heeft gezocht met de gemeente over deze kwestie en hij in afwachting is van een antwoord. De deurwaarder meldde de advocaat dezelfde dag nog geen executiemaatregelen te zullen treffen totdat de gemeente heeft gereageerd. De gemeente bericht verzoeker op 19 september 2013. Daarin wordt gesteld dat verzoeker geen uitstel van betaling is verleend. Er ook geen verzoek hierom bij de gemeente bekend is. Daarnaast heeft hij een aanmaning, een brief van de deurwaarder en een dwangbevel ontvangen. Het standpunt dat de vordering opeisbaar is geworden vanaf het moment dat verzet tegen de uitspraak van de rechtbank niet meer mogelijk is, deelt de gemeente niet. Nu er geen uitstel van betaling is verleend, is de gemeente van mening dat de vordering terecht in handen van de deurwaarder is gegeven. Op 26 september 2013 reageert verzoekers huidige advocaat op de brief en stelt dat pas na meer dan een jaar na het verbeuren van de dwangsom is overgegaan tot inning. De verjaringstermijn is een jaar. De aanmaning heeft verzoeker niet ontvangen en derhalve is de verjaring niet gestuit. De advocaat stelt dat de betaling door verzoeker op 27 augustus 2012 onverschuldigd was en dient te worden teruggestort. Daarnaast hoeven de incassokosten niet te worden betaald. De correspondentie die daarop tussen de advocaat en de gemeente volgde, leidde tot een gesprek op 6 november 2013. De advocaat, verzoeker en een senior juridisch adviseur van de gemeente hebben de kwestie uitgebreid besproken en er zijn afspraken gemaakt. Deze afspraken heeft de advocaat in haar brief van 28 november 2013 aan de senior juridisch adviseur bevestigd. Afgesproken is dat: - de senior juridisch adviseur zou uitzoeken hoe een aantal zaken zijn verlopen, zoals de door verzoeker gestelde uitstel van betaling, het niet ontvangen van de brief van de deurwaarder van 24 mei 2012 en het niet tijdig stuiten van de verjaring door de gemeente. - Ook zou de senior juridisch adviseur kijken naar de inning van de dwangsom, de verjaring ervan, de inning van de incassokosten en de steeds hoger wordende kosten. - Verder zou de executie van de vordering die inmiddels is opgelopen tot een bedrag van € 1700 worden opgeschort zolang partijen nog met elkaar in gesprek zijn. - Tot slot zou de senior juridisch adviseur binnen twee weken met een inhoudelijke reactie komen. Die was echter nog niet ontvangen, vandaar dit rappel. Op 19 december 2013 is een nieuwe afspraak gemaakt voor een overleg met de advocaat, verzoeker en de senior juridisch adviseur. Verzoeker ontving op 30 december 2013 bericht van een van de banken dat in opdracht van de deurwaarder een bedrag ad € 2010,99 is overgemaakt. Op 7 januari 2014 is het beslag op het pand door de deurwaarder opgeheven. Deze opheffing is op 8 januari 2014 om 09.00 uur in het Kadaster ingeschreven. Het overleg tussen advocaat, verzoeker en de senior juridisch adviseur vond op 9 januari 2014 plaats. Naar aanleiding van dat gesprek zijn kopieën van de opheffing van het beslag en de inschrijving in het Kadaster naar de advocaat gestuurd.
Toelichting op de klacht Op 18 september 2014 heeft verzoekers advocaat zich tot de ombudsman gewend. Zij gaf de volgende toelichting op zijn klacht. 1. Uitstel van betaling Verzoeker heeft bij de indiening van zijn bezwaarschrift op 26 augustus 2011 uitstel van betaling gevraagd. Hij stelt dat hij dit uitstel mondeling heeft verkregen. Na de ongegrondverklaring van het bezwaar ging betrokkene ervan uit dat het uitstel van betaling automatisch doorliep.
2
De gemeente stelt zich echter op het standpunt dat het uitstel niet automatisch is doorgelopen tijdens de beroepsprocedure. Verzoeker had in die fase opnieuw uitstel van betaling moeten aanvragen. Betrokkene stelt dat hij dit niet wist en ook niet hiervan op de hoogte is gesteld. Hij is dan ook teleurgesteld dat de gemeente hem niet heeft gewaarschuwd maar de vordering direct in handen heeft gegeven van een deurwaarder. 2. Stuiting van de verjaring Verzoeker stelt dat het niet aannemelijk is dat de verjaring van de vordering zou zijn gestuit en dat hij daarom zowel de hoofdsom als de incassokosten verschuldigd is geweest. Verzoeker meldt vanaf 28 mei 2013 over deze kwestie met de deurwaarder te hebben gecorrespondeerd. Volgens de deurwaarder is de vordering niet verjaard omdat die op 8 augustus 2012 zou zijn betekend. Dat klopt volgens verzoeker niet. De verjaringstermijn liep immers niet vanaf het moment van de betekening, maar vanaf het moment dat is geconstateerd dat de overtreding heeft plaatsgevonden (dus vanaf juni 2011). En omdat de gemeente niet binnen een jaar na die constatering stuitingshandelingen heeft verricht, was de vordering van de dwangsom verjaard. Met betrekking tot eventuele stuitingshandelingen verwijst de deurwaarder naar zijn brief van 24 mei 2012. Maar die stelt betrokkene niet te hebben ontvangen en kan dan ook de verjaring niet hebben gestuit. De deurwaarder heeft desgevraagd geen bewijsstukken overlegd, waaruit aangenomen kan worden dat hij de brief wel zou hebben moeten ontvangen. Omdat betrokkene er met de deurwaarder niet uitkwam, wendde hij zich tot de gemeente. Na onderzoek van de gemeente beriep zij zich in haar brief van 19 september 2013 opeens op een aanmaning die op 12 september 2011 zou zijn gestuurd. Ook deze brief stelt verzoeker nooit te hebben ontvangen. Ondanks zijn verzoek heeft de gemeente niet aangetoond dat de brief is verzonden. Tijdens het gesprek op 9 januari 2014 stelt de gemeente dat de procedure voor het versturen van de brieven is gevolgd en dus vaststaat dat de brieven ook daadwerkelijk zijn verzonden. Verzoeker stelt in dit verband dat “het verzendingsprotocol van de gemeente nooit duidelijk is geworden en ook nimmer is onderbouwd waaruit afgeleid zou moeten worden dat dat protocol zijdens de gemeente zou zijn gevolgd”. Verzoeker blijft erbij dat de verjaring niet is gestuit. De vordering was dus verjaard en dus hoeft hij de incassokosten niet te betalen. Ook de betaling van de verbeurde dwangsom op 26 augustus 2012 was onverschuldigd. Hij heeft de gemeente om die reden herhaaldelijk verzocht om terugbetaling van dit bedrag. Tot op heden is dat nog niet gebeurd. 3. Beslag Verzoeker stelt dat veel kosten voorkomen hadden kunnen worden als de gemeente hem eerst had gewaarschuwd alvorens de vordering in handen te geven van de deurwaarder. Hij had dan bijvoorbeeld de kans gehad om aan te bieden het bedrag ergens in depot te storten. Nu heeft betrokkene veel kosten moeten maken die ‘niet opwegen tegen het belang dat de gemeente had bij de inning van de dwangsom’. Verzoeker stelt verder dat er op een veel groter tegoed beslag is gelegd dan de waarde van de vordering. De vordering was op moment van de beslaglegging zo’n € 1.200,- (later oplopend naar ruim € 2.000,-). Voor dit bedrag is beslag gelegd op 5 bankrekeningen bij 3 banken en een pand. Betrokkene vindt dit niet proportioneel.
3
Voorts stelt verzoeker dat tijdens het gesprek op 6 november 2013 met de senior juridisch adviseur was afgesproken dat de executie van de vordering zou worden opgeschort. Deze afspraak heeft de advocaat nog op 28 november 2013 bevestigd. Ondanks deze toezegging is de vordering op 30 december 2013 door de deurwaarder geïnd. Verzoeker vindt dit ongehoord. Daarnaast stelt verzoeker vast dat nadat de vordering was voldaan, hij op 9 januari 2014 vaststelde dat de beslagen op de bankrekeningen en op het pand nog steeds niet waren ingetrokken. Zelfs eind april 2014 bleek de aantekening van het beslag op het pand nog steeds bij het Kadaster aanwezig. Verzoeker wilde namelijk toen zijn hypotheek overzetten, maar dat kon eind april vanwege de nog bestaande inschrijving niet plaatsvinden. Overigens is dit beslag op of omstreeks 1 mei 2014 doorgehaald. Reactie van de gemeente Op 1 oktober 2014 heeft de ombudsman de klacht met de toelichting daarop voorgelegd aan de gemeente. Met vertraging reageerde de gemeente op 17 november 2014 als volgt op de klacht. De onduidelijkheid over uitstel van betaling is voor ons niet te verklaren. Uit ons dossier blijkt niet dat verzoeker expliciet uitstel van betaling heeft gekregen. Standaard krijgt iedereen bericht dat het indienen van bezwaar geen uitstel van betaling oplevert. In onze brief van 10 april 2012 heeft verzoeker de beslissing ontvangen op zijn bezwaren. In deze brief is uitgelegd waarom die ongegrond zijn verklaard. Tevens staat expliciet in de brief vermeld dat het eventueel instellen van beroep de gevolgen op het besluit op bezwaar niet uitstelt. Aangezien hij naar aanleiding van deze brief niet heeft betaald of een voorlopige voorziening heeft aangevraagd, is de vordering op 21 mei 2012 overgedragen aan de deurwaarder. Ook heeft verzoeker in de periode van 10 april tot en met 21 mei 2012 verzuimd de vordering te voldoen. Voor een ander oordeel hebben we van verzoeker het bewijs nodig dat hij in de desbetreffende periode uitstel van betaling heeft ontvangen. Verder heeft de senior juridisch adviseur geen uitstel gegeven en de brief van verzoeker van 28 november 2013 is in ons dossier niet bekend. Na het uit handen geven van de vordering is de deurwaarder overgegaan op de gebruikelijke invorderingshandelingen. Hiervoor zijn door de deurwaarder kosten gemaakt die ook moesten worden betaald. Voor het volledig innen van de hoofdsom en bijkomende kosten heeft de deurwaarder beslag gelegd via 3 banken en een pand. Over de aard en procedure van het beslag geeft de deurwaarder aan gebruikelijk te hebben gehandeld. Op voorhand is niet bekend bij welke bank een rekening wordt gehouden, hoeveel rekeningnummers het betreft en/of er voldoende verhaal mogelijk is. Door het beslag was het mogelijk om het bedrag op 30 december 2013 te innen. Op 3 januari 2014 is het ontvangen bedrag door de deurwaarder geboekt en op 7 januari 2014 is het proces-verbaal opgemaakt van opheffing beslag. De opheffing is op 8 januari 2014 ingeschreven in het Kadaster door de deurwaarder. Op 12 september 2011 en 24 mei 2012 heeft respectievelijk de gemeente en de deurwaarder verzoeker gewezen op zijn betalingsverplichting. Daarmee is naar onze mening duidelijk waarom er wel sprake is van een gestuite verjaring. Daarnaast heeft de gemeente verzoeker op 10 april 2012 in haar besluit op bezwaar gewezen op de verplichting. Deze formele brief heeft een post datumstempel van de uitsturende DIV afdeling. Ten slotte wijst de gemeente ook nog op het schrijven van 19 september 2013 aan verzoeker om een compleet beeld te krijgen van het dossier.
4
Nadere vragen Naar aanleiding van de reactie van de gemeente had de ombudsman nog een aantal vragen. Om echter een volledig beeld te krijgen in de reeds gevoerde procedures heeft de ombudsman op 4 december 2014 eerst verzoeker en zijn advocaat gevraagd om de correspondentie tussen hen en de deurwaarder en hen en de gemeente. Op 8 en 12 januari 2015 werd een uitgebreid dossier ontvangen. Na bestudering van de stukken heeft de ombudsman op 12 februari 2015 de gemeente nadere vragen gesteld over deze zaak. De vragen betroffen: − de aanmaning. In artikel 4:106 Awb is bepaald dat een aanmaning de verjaring stuit. De gemeente maant de schuldenaar, die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken. In de aanmaning wordt vermeld dat bij niet tijdige betaling deze kan worden afgedwongen door op kosten van de schuldenaar uit te voeren invorderingsmaatregelen. Op 12 september 2012 stelt de gemeente verzoeker een aanmaning te hebben gestuurd. Betrokkene geeft echter aan deze aanmaning niet te hebben ontvangen. Tijdens het gesprek op 9 januari 2014 meldde de gemeente dat de procedure voor versturen van brieven is gevolgd. De vraag is echter wat die procedure inhoudt en of de aanmaning voldoet aan de eisen. − het dwangbevel. Artikel 4:106 Awb stelt verder dat de verjaring ook gestuit kan worden door een dwangbevel. In de overlegde correspondentie wordt gesproken over een op 26 juli of 8 augustus 2012 door de gemeente uitgevaardigd dwangbevel. De gemeente is verzocht om nadere informatie over dit dwangbevel. − uitstel van betaling. Volgens verzoeker heeft hij uitstel van betaling gekregen. Hij heeft hiervan echter geen beschikking kunnen overleggen. Tijdens het gesprek op 9 januari 2014 constateerden verzoeker en zijn advocaat dat in de administratie van de gemeente is opgenomen dat uitstel van betaling was gevraagd en verleend. De opmerking van een gemeentelijke medewerker op de aanmaning van 12 september 2011 (3/1, nog aanhouden vanwege bezwaarschrift bij dienst DIA) duidt eventueel op uitstel van betaling. De gemeente is gevraagd om een nadere toelichting hierover. − stuiting van de verjaring. Gelet op het bovenstaande blijkt er nog onduidelijkheid te bestaan of de verjaring van de invordering van de dwangsom van 26 juni 2011 is gestuit. De verjaring lijkt echter alleen de invordering te betreffen, niet de rechtsvordering. De betaling van de dwangsom op 26 augustus 2012 door verzoeker lijkt dan ook niet onverschuldigd te zijn. − gesprek op 6 november 2013. De gemeente is gevraagd om een verslag van het gesprek te overleggen. Mocht die onverhoopt ontbreken dan zal de ombudsman vooralsnog moeten uitgaan van de verslaglegging door verzoekers advocaat en de door hun gestelde toezegging. Daarbij heeft verzoekers advocaat met bewijzen aannemelijk gemaakt dat de gemeente haar brief van 28 november 2011 (met verslaglegging van gesprek en afspraken) heeft ontvangen. − gesprek op 9 januari 2014. Ook hiervan is een gespreksverslag opgevraagd. − beslaglegging. Naast de vraag of beslaglegging op een onroerend goed en vijf bankrekeningen niet buitenproportioneel is, rijst de vraag of de kwestie niet al eerder kon worden afgerond. Op 21 augustus 2013 bleek het saldo op een van verzoekers rekeningen al voldoende te zijn, toch heeft de deurwaarder tot 19 december 2013 gewacht met zijn opdracht aan de bank om het bedrag over te maken. Wat de bank op 30 december 2013 ook heeft gedaan. reactie van de gemeente op de nadere vragen Op 18 maart 2015 ontving de ombudsman de volgende reactie van de gemeente. In verband met de inhoudelijke beantwoording in de vorige brief (…) ga ik nu niet opnieuw uitgebreid in op de vragen over de aanmaning, de stuiting van verjaring, de beslaglegging en het dwangbevel. Voor de beoordeling is van belang om te benadrukken dat: − het invorderingstraject is gestart, voordat de wet op de incassokosten (WIK) per 1 juli 2012 in werking is getreden. Daarin zijn pas eisen gesteld dat de aankondiging van de hoogte van de kosten verplicht werd.
5
− −
−
−
verzoeker op 24 mei 2012 (ook) een aankondiging heeft ontvangen van de deurwaarder. In verband met uitblijven van een reactie/betaling is 2 maanden later een dwangbevel uitgevaardigd. uitstel van betaling. De gemeente heeft een interne gedragslijn over doorzetting van het bestreden besluit gedurende de bezwaarschriftbehandeling. Die komt er in hoofdlijn op neer dat de doorzetting tijdelijk wordt gestaakt totdat op bezwaar is beslist. Bij het bezwaarschrift van verzoeker heeft de gemeente geen aanleiding gezien om van de hoofdlijn af te wijken en is invordering tijdelijk gestaakt. Dit gebeurt zonder mededeling (anders dan wellicht mondeling tijdens de hoorzitting) aan bezwaarmaker. De gemeentelijke lijn bij eventueel ingesteld beroep is anders, namelijk wel doorzetten tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. In de beslissing op bezwaar staat dat het instellen van beroep de werking van het bestreden besluit niet opschort; vanaf dat moment kon verzoeker dus weer rekenen op invorderingsmaatregelen. Er is daarom geen informatie uit de gemeentelijke administratie. gesprek op 6 november 2013. De senior juridisch adviseur heeft van het gesprek geen verslag opgesteld. Als hij dat wel had gedaan, had daarin hetzelfde gestaan als in de brief van 28 november 2013 met uitzondering van de gestelde toezegging dat de executie stopgezet zou worden. Deze toezegging kan de senior juridisch adviseur niet gedaan hebben omdat hij daartoe niet de bevoegdheid heeft en hij dit door zijn jarenlange werk als juridisch adviseur (aan het primaire proces) ook goed weet. gesprek op 9 januari 2014. Ook van dit gesprek is geen verslag opgesteld.
In de brief van 26 maart 2015 heeft de ombudsman de gemeente verzocht om beantwoording van alle vragen in de brief van 12 februari 2015. De gemeente heeft daar in haar brief van 15 april 2015, die de ombudsman op 20 april 2015 ontving, gehoor aan gegeven. −
− −
−
aanmaning. Na het verstrijken van de vervaldatum worden de herinneringen/aanmaningen geautomatiseerd gegenereerd. Op 12 september 2011 zijn 72 herinneringen/aanmaningen aangemaakt en in een bundel enveloppen verzonden. In geval van een verzendfout bij de Gemeente zouden meerdere reacties zijn ontvangen. Dat is niet het geval geweest wat blijkt uit het contactlogboek van het debiteurenbewaking systeem (On-Guard). Daarnaast verwijs ik u naar onze brief met bijlagen die u in november 2014 van ons hebt ontvangen. In de aanmaning van 12 september 2011 heeft de gemeente verzoeker gemaand binnen 10 dagen te betalen. Deze termijn is weliswaar korter dan de termijn genoemd in art 4:112 Awb, maar dit betekent volgens ons nog steeds wel dat aangemaand is. Effectuering van de aanmaning kan alleen niet eerder plaatsvinden dan na twee weken en dat is ook niet gebeurd. Waar u het daarna heeft over een ‘waarschuwing’ nemen wij aan dat u de aanmaning bedoelt. Pas met de invoering van de Wet incassokosten (Wik) per 1 juli 2012 worden de kosten van een deurwaarder geregeld; de hoogte hoefden wij op 12 september 2011 niet vooraf te vermelden. Artikel 4:112, lid 3 Awb bepaalt slechts dat bij niet betaling invorderingskosten in rekening worden gebracht en dat staat ook in de aanmaning van 12 september 2011. Zie tevens de brief van de deurwaarder van 4 oktober 2012 waar zij bovenstaande ook uitleggen aan verzoeker. dwangbevel. Na de sommatie van 24 mei 2012 van onze deurwaarder is het dwangbevel op 26 juli 2012 ondertekend en op 8 augustus 2012 betekend. Volgens de gemeente is dit een correcte gang van zaken en met de betekening zijn ook de kosten verschuldigd. uitstel van betaling. De gemeente heeft geen uitstel van betaling gegeven. Er is daarom ook geen document over te vinden. Wat wel gebeurd is, is dat feitelijk gehandeld is conform een interne gedragslijn waarbij handhaving/invordering tijdens de behandeling van een bezwaarschrift wordt stilgezet. Met de beslissing op bezwaar wordt de handhaving/invordering voortgezet; in het besluit op bezwaar staat dat indiening van een beroepschrift de werking van het besluit niet opschort (dat daarvoor een schorsingsverzoek ingediend moet worden). Het protocol ‘opschortende werking bezwaarschriften’ waarin dit is uitgewerkt, heeft de ombudsman van de gemeente ontvangen. opheffen beslaglegging. In onze brief van november 2014 heb ik de verschillende handelingen genoemd. De gemeente heeft een bewijs overlegd dat de opheffing op 8 januari 2014 is ingeschreven in het Kadaster.
Nadere bevindingen van de ombudsman De ombudsman constateert dat het traject om de verbeurd verklaarde dwangsom in te vorderen een langdurige was. Van 26 juni 2011 tot mei 2014.
6
Tegen het opleggen van de dwangsom (19 mei 2011) heeft verzoeker te laat bezwaar gemaakt en derhalve is het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de invordering van de dwangsom (30 juni 2011) heeft hij ook een bezwaarschrift ingediend. Dit is ongegrond verklaard en zijn beroepschrift daartegen uiteindelijk niet-ontvankelijk. Daarmee is de rechtmatigheid van de dwangsom en de invordering daarvan een gegeven. Verzoeker stelt dat de invordering van de dwangsom is verjaard en wel op 30 juni 2012. Een jaar na het invorderingsbesluit van 30 juni 2011. Dit omdat niet binnen een jaar stuitingshandelingen zijn verricht. Op 12 september 2011 heeft de gemeente hem echter een aanmaning gestuurd. Met een aanmaning wordt de verjaring gestuit. Betrokkene geeft echter aan de aanmaning niet te hebben ontvangen. Dat kan, maar de informatie van de gemeente hierover lijkt de verzending van het bewuste stuk wel aannemelijk te maken. De adressering op de aanmaning was correct, de aanmaning is niet geretourneerd en ook de 71 brieven die tegelijkertijd met de bewuste aanmaning naar andere burgers zijn verstuurd, zijn niet onbestelbaar teruggekeerd. Door de aanmaning zou de invordering pas op 12 september 2012 verjaren. Ook een dwangbevel stuit de verjaringstermijn. Op 8 augustus 2012 is een dwangbevel aan verzoeker betekend. Daarmee zou de invordering pas op 8 augustus 2013 verjaren. Voordat de nieuwe verjaringstermijn verstreek heeft de deurwaarder op 14 mei en op 26 juli 2013 beslagen gelegd op verzoekers onroerend goed en bankrekeningen. Ook door deze acties is de verjaringstermijn gestuit. Op 26 augustus 2012 heeft verzoeker de dwangsom en de aanmaningskosten betaald. Gelet op het bovenstaande lijkt de invordering op dat moment nog niet te zijn verjaard. Maar ook al was de invordering verjaard dan nog lijkt de betaling van de dwangsom niet onverschuldigd. Het verjaren van de invordering wil namelijk alleen maar zeggen dat de gemeente dan geen invorderingsacties meer mag ondernemen. De verbeurde dwangsom blijft verschuldigd. De ombudsman stelt verder vast dat betrokkene in zijn bezwaarschrift van 26 augustus 2011 uitdrukkelijk heeft gevraagd om uitstel van betaling. Uit niets blijkt echter dat de gemeente op dit verzoek heeft gereageerd. Dat lijkt niet correct. Dat de gemeente op basis van het protocol ‘opschortende werking bezwaarschriften’ stilzwijgend uitstel van betaling verleent, doet daaraan niet af. Gelet echter op het protocol had betrokkene blijkbaar uitstel van betaling gekregen. De aantekening van 3 januari 2012 ‘nog aangehouden vanwege bezwaarschrift’ duidt ook op uitstel van betaling. Uitstel van betaling is er alleen maar gedurende de bezwaarschriftenprocedure. Uit niets blijkt dat betrokkene langer uitstel heeft gekregen. De zinsnede in de beslissing op het bezwaarschrift (gevolgen besluit niet automatisch uitgesteld) lijkt het tegendeel te bewijzen. Verzoeker is teleurgesteld dat hij na de beslissing op zijn bezwaarschrift niet is gewaarschuwd dat de invordering weer zou worden opgestart. Op zich begrijpt de ombudsman dat, maar gelet op de regels lijkt de gemeente op dit punt niet onjuist te handelen. Over de proportionaliteit van de beslaglegging kan de ombudsman verzoekers argumenten hierover volgen. Dat geldt echter ook voor de argumenten van de deurwaarder en de gemeente waarom beslag op het onroerend goed en de bankrekeningen zijn gelegd. Aangezien het gaat om zeker stellen van de betaling was de deurwaarder bevoegd. Het is mooi dat de gemeente uiteindelijk gesprekken is aangegaan met betrokkene en zijn advocaat. Gelet op het belang van de gesprekken, in elk geval voor verzoeker, had de gemeente van het gesprek een verslag moeten maken. Dat dit niet is gebeurd, is dan ook niet correct.
7
Verzoekers advocaat heeft de inhoud van het gesprek en de gemaakte afspraken wel vastgelegd in een brief. De brief heeft de gemeente ontvangen. De gemeente heeft richting de advocaat niet aangegeven dat de brief onjuistheden bevat, zodat mag worden uitgegaan van de juistheid van het verslag. In dat licht mochten betrokkene en zijn advocaat uitgaan van de toezegging dat de executiemaatregelen voorlopig zouden worden opgeschort. Dat de gemeentelijke gesprekspartner hiertoe eventueel geen bevoegdheid had, doet daaraan niet af. Ten slotte constateert de ombudsman dat het Kadaster op 8 januari 2014 schriftelijk heeft verklaard dat de opheffing van de beslaglegging op verzoekers onroerend goed is ingeschreven. Dat de beslaglegging desondanks in mei 2014 nog steeds in het Kadaster was vermeld, kan de gemeente niet verweten worden. wettelijk kader Artikel 4:104 stelt dat: de rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken.
Artikel 5:35 Awb meldt dat: in afwijking van artikel 4:104 de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
In artikel 4:106 Awb is het volgende bepaald. het bestuursorgaan kan de verjaring ook stuiten door een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112, een beschikking tot verrekening of een dwangbevel dan wel door een daad van tenuitvoerlegging van een dwangbevel.
Artikel 4:117 Awb stelt dat: een dwangbevel slechts uitgevaardigd wordt wanneer binnen de overeenkomstig artikel 4:112 gestelde aanmaningstermijn niet volledig is betaald.
Artikel 4:111 Awb geeft aan dat: de verjaringstermijn van een rechtsvordering tot betaling aan een bestuursorgaan wordt verlengd met de tijd gedurende welke de schuldenaar na de aanvang van die termijn uitstel van betaling heeft.
8
Bijlage 2 bij het eindrapport, dossiernummer 15.1.003 Reactie van verzoeker op het verslag van bevindingen Op 10 juni 2015 ontving de ombudsman van de advocaat van verzoeker een reactie op het verslag van bevindingen. Cliënt heeft mij laten weten dat hij zich in grote lijnen wel kan vinden in uw bevindingen. Cliënt acht het van belang te benadrukken dat hij van mening was en is dat de invordering, voor zover deze niet verjaard geacht kan worden, niet eerder mocht starten dan 6 augustus 2012, omdat tot deze periode nog beroep mogelijk was op de negatieve uitspraak van de Rechtbank vanwege het ontbreken van beroepsgronden. Tevens wenst cliënt te benadrukken, dat zijdens de gemeente is aangegeven dat er geen fouten worden gemaakt, doch dat dit niet correct is. Cliënt hecht er aan u er op te attenderen dat de gemeente wel degelijk eerder een fout heeft gemaakt, hetgeen ook is toegegeven. Bijgaand overleg ik dan ook een afschrift van een e-mailbericht van (een invorderingsambtenaar van de gemeente Groningen) van 5 augustus 2013, zoals hij deze aan cliënt heeft toegezonden. Hieruit blijkt dat er intern iets fout was gegaan en dat de aanmaning en het dwangbevel in die zaak niet aan cliënt verstuurd hadden mogen worden.
In reactie hierop geeft de ombudsman aan kennis te hebben genomen van de door de gemeente erkende fout in een andere zaak. Daarnaast hecht cliënt er aan bijgaand een afschrift van de brief d.d. 26 augustus 2011 te overleggen, zoals hij deze aan de gemeente heeft toegezonden. Bij deze brief is het bewijs van ontvangst van de receptiemedewerker van de dienst RO/EZ gevoegd. Uit deze brief blijkt duidelijk dat cliënt schriftelijk om uitstel van betaling heeft verzocht. Tot slot heeft cliënt opgemerkt, dat hij het feit dat vaag is gebleven of in een eerder stadium wel of geen doorhaling bij het Kadaster heeft plaatsgevonden, verbazingwekkend acht. Notaris (…) heeft cliënt gemeld dat de gemeente een aantekening bestuursdwangbesluit had aangetekend. Voor zover cliënt bekend, was er alleen in onderhavige kwestie beslag gelegd. Ik begrijp dat ook uit de contacten, zoals die met de (senior juridisch adviseur) van de gemeente Groningen hebben plaatsgevonden. Bijgaand leg ik dan ook de correspondentie, zoals deze op 1 mei 2014 met de (senior juridisch adviseur) per e-mail is gevoerd, over. De (senior juridisch adviseur) gaf op 1 mei 2014 nog aan dat een collega van de Afdeling Vergunningverlening Handhaving en Toezicht, het had laten weten dat de aantekening in het Kadaster er af kon en er met spoed afgehaald zou worden. Dit geeft toch aan dat deze aantekening niet eerder doorgehaald is geweest, in tegenstelling tot hetgeen de gemeente u heeft laten weten.
Reactie van de gemeente op het verslag van bevindingen Op 23 juni 2015 ontving de ombudsman de volgende reactie van de gemeente (gedateerd 15 juni 2015) op het verslag van bevindingen. In de eerste plaats kunnen wij ons vinden dat u aangeeft dat we bij de beslaglegging en opheffing daarvan niet onzorgvuldig hebben gehandeld. Over de verslaglegging zijn wij met u van mening dat wij er in dit geval –gezien de aard en historie van deze zaak- beter aan hadden gedaan om een verslag te maken van het gevoerde gesprek. We hadden in ieder geval moeten reageren op de door de raadsman in zijn brief vermelde weergave van het gesprek en dit geldt temeer nu wij van mening zijn dat de gemaakte afspraken niet juist zijn vermeld. Wij hebben abusievelijk niet gereageerd op deze brief. Wij betreuren dit en wij zullen ervoor zorgen dat dit in een volgend geval wel gebeurd.
9