KERSTFEEST 2009
Kerstfeest 11 december. Aanvang 14:30 uur Koffie/thee drinken Welkom, zingen, gebed Kerstliturgie Pauze Kinderkoor Pauze Verhaal Broodmaaltijd Afsluiting
1
Kerstliturgie 2009 Thema: Op reis Welkom
Zingen: Ps. 118. Vers 12 en 14. 12 Dit is de dag, de roem der dagen, Dien Isrels God geheiligd heeft. Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roemen, die ons blijdschap geeft. Och Heer', geef thans Uw zegeningen; Och Heer', geef heil op dezen dag; Och, dat men op deez' eerstelingen zag. Een rijken oogst van voorspoed zag
14 Gij zijt mijn God, U zal ik loven, Verhogen Uwe majesteit. Mijn God, niets gaat Uw roem te boven; U prijz' ik tot in eeuwigheid. Laat ieder 's Heeren goedheid loven, Want goed is d' Oppermajesteit: Zijn goedheid gaat het al te boven; Zijn goedheid duurt in eeuwigheid!
Gebed
Zij gingen allen op reis Verteller: Anno 2009 gaan heel veel mensen op reis. Sommigen blijven dicht bij huis in eigen land. Anderen gaan heel ver weg, naar verre landen en streken. We reizen per auto, trein, bus of vliegtuig, en voor je het weet ben je er. Dat was vroeger wel anders, paard en koets was de enige mogelijkheid. En in de bijbel was het nog eenvoudiger, ze moesten lopen of per ezel om van plaats naar plaats te komen. Lezen: Lucas 2 v. 1-3 En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden ingeschreven. Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het bewind over Syrië voerde. En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad. 2
Verteller En zij gingen allen op reis…, zegt het evangelie van Lucas van de mensen, die zich vanwege het bevel van keizer Augustus naar hun eigen Plaats van afkomst begaven om zich te laten inschrijven. Dit woord geldt echter niet alleen voor deze mensen, het zou geschreven kunnen worden boven het kerstverhaal in zijn geheel! “En zij gingen allen op reis…” Declamatie: Kerstvers. Nu Gij weer haast zult tot ons komen Heb ik niets meer dan mijn angstig hart, Geschonden door verdriet en dromen. -een vogel in het net verwardHeb ik niets, dat ik U kan geven dan schaamte en ontgoocheling; de vruchten van een kostbaar leven dat tot een tragen dood verging. Ik zal Uw kerstfeest eenzaam vieren Daar ik niet in Uw stal durf te gaan, Afgunstig op de stomme dieren Die snuivend rond Uw kribbe staan. Maar Heer, dit niet alleen; mijn lijden is door Uw lijden weggedaan; daarom zal ik mij zeer verblijden; en, zoo ik al moog buiten staan. Uw licht doordringt al „werelds wanden. O Kind, Gij Heer van al dat is. Zie, hoe verheugd mijn ogen branden. Uw leed is mijn behoudenis.
3
Zingen Gez. 118 v. 1 en 2
1 Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen. Verlos mij van mijn bange pijn! Zie, heel mijn hart staat voor U open en wil, o Heer, uw tempel zijn. O Gij, wien aard' en hemel zingen, verkwik mij met uw heil'ge gloed. Kom met uw zachte glans doordringen, o zon van liefde, mijn gemoed!
2 Vervul, o Heiland, het verlangen, waarmee mijn hart uw komst verbeidt! Ik wil in ootmoed U ontvangen, mijn ziel en zinnen zijn bereid. Blijf in uw liefde mij bewaren, waar om mij heen de wereld woedt. O, mocht ik uwe troost ervaren: doe intocht, Heer, in mijn gemoed!
Verteller: God gaat op reis. God zelf, gaat op reis, als Jezus zijn huis en zijn heerlijkheid verlaat en neerdaalt op deze aarde. Lezen Johannes 1:14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. Verteller: Maria gaat op reis. En in een heel bijzondere zin gaat Maria, de moeder des Heren, langs onbekende wegen op reis, als de engel Gabriel haar de geboorte van Jezus aankondigt. Lezen: Lucas 1: 26-38 In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazaret, 27 tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. 28 En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. 29 Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn. 30 En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. 31 En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. 32 Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, 33 en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in 4
eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. 34 En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? 35 En de engel antwoordde en zeide tot haar: De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden. 36 En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette. 37 Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. 38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen. Declamatie: Maria. Eerbiedig boog zij zich voor Uw besluit. Haar lichaam werd een tempel voor haar Heer. -wat zocht Gij U een schaamle woning uitDe schaduw van Uw Geest kwam op haar neer. Dit wonder was voor haar verstand te groot, voor zoveel liefde was haar hart te klein, zij huiverde – want God kwam in haar schoot en wie is waardig, moeder van de Heer te zijn? Soms voelde zij zich door dit Kind alléén, want wie, die haar geheim geloven zou? Gescheiden van de mensen om haar heen vooral, toen Jozef haar verlaten wou. Toen heeft de Heer zich over haar ontfermd en Jozef deed wat Jahwe van hem vroeg: hij heeft hen met Gods engelen beschermd: de moeder die het Kind- ‟t Kind, dat de moeder droeg. Zingen: Gez. 66 v. 1 1 Mijn ziel verheft Gods eer; mijn geest mag blij den Heer mijn Zaligmaker noemen, die, in haar lage staat, zijn dienstmaagd niet versmaadt, maar van zijn gunst doet roemen.
5
Verteller: Maria gaat op reis naar Elisabeth, wat zullen zij veel te bepraten hebben. Zulke grote wonderlijke dingen in hun leven, die zij beiden moeten verwerken en niet kunnen bevatten. Zingen: Gez. 66 v. 2 en 3 2 Om wat God heeft gedaan zal elk geslacht voortaan alom mij zalig spreken: o groot geheimenis dat mij geschonken is. Zijn almacht is gebleken.
Hoe heilig is zijn naam! Laat volk bij volk tesaam barmhartigheid verwachten, nu Hij de zaligheid voor wie Hem vreest, bereidt door al de nageslachten.
Verteller: Jozef wil op reis gaan. Maria laat op dat ogenblik in een volkomen overgave haar jeugd achter zich en gaat op reis naar een moederschap, dat in de ogen der mensen zo weinig begerenswaardig is, dat de rechtschapen Jozef, omdat hij haar niet in opspraak wil brengen, van zins is in stilte van haar te scheiden. Lezen: Mattheus 1: 18b-21 en 24. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest. 19 Daar nu Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, was hij van zins in stilte van haar te scheiden. 20 Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest. 21 Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. 24 Toen Jozef uit zijn slaap ontwaakt was, deed hij, zoals de engel des Heren hem bevolen had en hij nam zijn vrouw tot zich. 25 En hij had geen gemeenschap met haar, voordat zij een zoon gebaard had. En hij gaf Hem de naam Jezus.
6
Declamatie: Jozef. Zo stil werd Jozef als hij keek naar ‟t lichaam van zijn kleine bruid, en hij wou vragen, maar het leek alsof zijn lippen geen geluid meer vormen konden. En hij zweeg: maar het verdriet vrat aan zijn hart. Hij voelde zich zo moe, zo leeg. Toch won zijn liefde ‟t van zijn smart: hij wilde niet dat zij het lot van een ontrouwe onderging en wilde weggaan. Maar zijn God sprak zelf met hem. en voortaan ging hij naast Maria, want hij wist dat wie begrijpt, gelukkig maakt. Goddank, dat hj zich had vergist: God zelf had haar schoot aangeraakt! Verteller: De reis naar Bethlehem. Er is ook voor Jozef een rechtstreekse boodschap van God nodig geweest, voor hij kon besluiten om samen met Maria deze wonderlijke reis te beginnen. En zo reizen ze samen later van Nazaret naar Bethlehem. Lezen Lucas 2: 4-7 4 Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, 5 om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was. 6 En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, 7 en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg. Zingen: Joh. de Heer 488 v. 1,2 en 3. Er is een kindeke geboren op aard (2x) ‟t kwam op de aarde voor ons allemaal (2x). ‟t Kwam op de aarde en ‟t had er geen huis (2x) ‟t kwam op de aarde en het droeg al zijn kruis (2x). Er is een kindeke geboren in „t strooi (x) ‟t lag in een kribbe, bedekt met wat hooi (2x). Verteller: De engelen gaan op reis. Al die mensen moeten hun rust en gemak opofferen om in de volheid des tijds op de plaats te zijn, waar God hen wil hebben. En in de kerstnacht vertrekken de engelen uit de hemel en gaan op reis naar de donkere aarde om in de velden van Bethlehem te zingen van het Licht der wereld.
7
Lezen: Lucas 2: 8-4 8 En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9 En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: 11 U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende: 14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens. Declematie: Hoort gij de englen zingen? Hoort gij de englen zingen, een jong en machtig koor? De hemelzangen dringen tot in de diepte door. Nu blijft de stem besloten bij herders in hun dal, straks zal hij zich vergroten, dan luistert het heelal. Nog is de glans verborgen, verschuilt zich in een stal. Hoe ver schijnt nog de morgen, die eenmaal lichten zal. Bedreigen donkere machten het kind, dat God ons zendt, wij moeten hunkrend wachten tot Hij de tijden wendt. Verteller: De herders gaan op reis. En dan gaan ook de herders, die de engelenboodschap hebben gehoord, op reis. Lezen: Lucas 2 v. 15-18 15 En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de kribbe. 17 En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
8
Declamatie: Nu knielen herders, wijzen, rondom de kribbe neer. Straks zal Hem alles prijzen als de Heiland en als Heer. Dan vallen alle volken de Mensenzoon te voet, dan komt Hij op de wolken, in majesteit begroet. Wat wij gelovend hopen wordt eindelijk toch vervuld, dan gaan de deuren open en wordt het rijk onthuld. God komt de Zoon verhogen, zijn scepter reikt zeer wijd. Dan schouwen onze ogen zijn komst in heerlijkheid. Zingen: Joh. de Heer 70 v 1 en 2. 1 Heerlijk klonk het lied der Eng'len, in het veld van Ephrata: ere zij God in de hoge, looft de Heer, Halleluja! Refr. Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem. 2 Jezus kwam op aarde neder als een kindje klein en teer; maar, hoe arm Hij toen mocht wezen, Hij was aller Hoofd en Heer. Refr. Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem. Verteller: Zelfs een ster gaat op reis en gaat de wijzen uit het oosten voor, totdat zij kwam boven de plaats waar het kind was.
9
Lezen: Mattheus 2 v. 1-9 1 Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2 en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. 3 Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4 En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 5 Zij zeiden tot hem: Te Betlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6 En gij, Betlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal. 7 Toen riep Herodes de wijzen in het geheim en deed bij hen nauwkeurig navraag naar de tijd, dat de ster geschenen had. 8 En hij liet hen naar Betlehem gaan, en zeide: Gaat en doet nauwkeurig onderzoek naar dat kind; en zodra gij het vindt, bericht het mij, opdat ook ik hem hulde ga bewijzen. 9 Zij hoorden de koning aan en reisden weg; en zie, de ster, die zij hadden gezien in het Oosten, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het kind was. Verteller: De wijzen gaan op reis. De wijzen hebben op hun kamelen een lange reis gemaakt om de Koning der Joden hulde te bewijzen. Zij vertrekken uit hun land naar een klein, onder de Romeinse laars bijna verpletterd landje om daar een Koning te huldigen. Als zij neerknielen en het Kind in Bethlehem hun hulde bewijzen, vertrekken zij uit hun wereldwijsheid. Zij hebben bij hun vertrek zelfs geschenken meegenomen en bieden dat het Kind aan. Zingen: Gez. 145 v. 3 Vers 3 Wijzen uit het Oosten uit zo verre land zij zochten onze Here met offerand. Ze offerden ootmoediglijk mirr‟, wierook, ende goud te eren van dat kinde, dat alle ding behoudt. Kyrieleis.
10
Verteller: Wij gaan op reis. En daarom kuinnen wij niet verwachten, dat het voor ons vanzelf Kerstfeest zal worden, ook als wij niet van plan zijn “op reis te gaan” en onze zekerheden, onze zorgen en wereldwijsheid achter te laten. Alleen de mens die zo op reis gaat, ontmoet de God, die op reis is gegaan om de mens te ontmoeten. En op het kruispunt van hun wegen ligt Bethlehem. Declamatie: Kerstfeest is…. Kerstfeest is niet enkel licht in een mooie boom doen branden, Kerstfeest is: het licht van God dragen op je beide handen. Kerstfeest is herboren zijn. Een opnieuw begonnen leven. Kerstfeest is: je eigen wil aan de Heiland overgeven. Kerstfeest is gelijk een kind op de Vader te vertrouwen. Boven alle leed en nood toch je handen samenvouwen. Kerstfeest is geen flakkerlicht in een sparreboom verheven. Kerstfeest is: het licht van God dragen door je ganse leven. Zingen: Joh. de heer 70 v. 4 Leer ons bij Uw kribbe buigen, leer ons knielen bij Uw kruis, leer ons in Uw naam geloven, neem ons eens in 't Vaderhuis. Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem.
11