Installatie- en gebruiksaanwijzing
PowerIT cos ϕ - regelaar van het type
RVT
Level 1: Connectivity
Inhoudstafel Woord vooraf Omtrent deze handleiding......................................................................3 Veiligheid................................................................................................3 Elektromagnetische compatibiliteit.........................................................3 1. Beschrijving 1.1. RVT : kenmerken .....................................................................4 1.2. Vooraanzicht.............................................................................4 1.3. Volwaardig grafisch scherm en toetsenbord ............................5 2. Installatie 2.1. Bevestiging ...............................................................................6 2.2. Achteraanzicht ..........................................................................7 2.3. Aansluiting van de bedrading ...................................................7 2.4. Aansluitschema ........................................................................8 3. Eenvoudige start 3.1. Menu-doorloping.......................................................................9 3.2. Opstart van de RVT-regelaar ...................................................9 3.3. Eenvoudige inbedrijfname 3.3.1. Beschrijving .................................................................10 3.3.2. Parameters ..................................................................10 3.3.3. Automatische inbedrijfname.........................................11 4. Menustructuur .............................................................................12 5. Meetwaarden 5.1. Beschrijving van de meetwaarden .........................................13 5.2. Overzicht ................................................................................15 5.3. Systeemwaarden....................................................................15 5.4. Logging van gebeurtenissen ..................................................16 5.4.1. Beschrijving .................................................................16 5.4.2. Geregistreerde waarden..............................................17 5.4.3. Voorbeeld.....................................................................17 5.5. Afdrukken van meetwaarden..................................................17 2
6. Instellingen 6.1. Modus-wijziging (AUTO – MAN – SET) .................................18 6.1.1. Beveiliging van de instellingen .....................................18 6.1.2. Automatische modus (AUTO) .......................................19 6.1.3. Handmatige modus (MAN) ...........................................19 6.1.4. Instel-modus (SET).......................................................20 6.2. Inbedrijfname (SET-modus) 6.2.1. Automatisch ..................................................................21 6.2.2. Geleid ...........................................................................21 6.3. Handmatige instellingen (SET-modus) 6.3.1. Beschrijving van de parameters ...................................22 6.3.2. Bank-instellingen ..........................................................22 6.3.3. Installatie-instellingen ...................................................26 6.3.4. Gebruikers-instellingen .................................................27 6.3.5. Terug naar standaard-instellingen ................................28 6.4. Input- en output-configuratie ..................................................29 6.4.1. Allerhande configuraties ...............................................29 6.4.2. Communicatie (via drukker of met Modbus).................29 6.5. Testfunctie ..............................................................................30 6.6. Afdrukken van de instellingen ................................................32 7. Bewaking van de bank ..................................................................32 Bijlagen A1. Afmetingen ....................................................................................33 A2. Technische specificaties................................................................33 A3. Testen & foutopsporing..................................................................35 A4. Heropstartprocedure na alarm ......................................................37 A5. Tabel met faseverschuiving ...........................................................38 A6. Spanningsmeting en vermogenaansluiting....................................41
Woord vooraf Omtrent deze handleiding
Elektromagnetische compatibiliteit
Deze handleiding is bedoeld om U te helpen de RVT-regelaar vlot te installeren en in gebruik te nemen. Lees deze handleiding zorgvuldig vooraleer de RVT-regelaar te installeren en in gebruik te nemen. Hou deze handleiding steeds ter beschikking van het personeel dat instaat voor installatie, onderhoud en bediening.
Deze RVT-regelaar werd beproefd op overeenstemming met de EU (Europese Unie)-richtlijnen betreffende EMC (elektromagnetische compatibiliteit) voor gebruik op 50 Hz en draagt daartoe de CE-markering.
Veiligheid Installatie, onderhoud en bediening van de RVT-regelaar dient door bevoegde elektrotechnici te gebeuren. Werk niet onder spanning. Open de behuizing van de RVT-regelaar niet: er bevinden zich geen herstelbare onderdelen in. Schakel de spanning uit vooraleer de smeltzekering te vervangen. De RVT-regelaar wordt aangesloten op een stroomtransformator. Deze stroomtransformator mag niet afgekoppeld worden zolang hij niet kortgesloten werd of op een andere parallelle belasting met voldoend lage impedantie aangesloten werd. Zoniet kan een gevaarlijke overspanning ontstaan. Gebruik dit toestel voor geen enkele andere toepassing dan die waarvoor het bedoeld is.
Wanneer dit toestel in een systeem wordt gebruikt, kunnen de EU-richtlijnen vereisen dat dit systeem beproefd wordt op overeenstemming met de EMC-richtlijn. Volgende aanwijzingen zijn nuttig bij de verbetering van het EMC-gedrag van een systeem: Een metalen behuizing verbetert doorgaans het EMC-gedrag. 1. Leg de bedrading verwijderd van openingen in de behuizing. 2. Leg de bedrading in de nabijheid van geaarde metalen delen. 3. Gebruik meeraderige aardingsstrengen voor deuren en andere kastdelen zoals vereist. 4. Vermijd gemeenschappelijke aardingsimpedanties.
De RVT-regelaar draagt het "UL Recognized" keurmerk.
De RVT-regelaar is CSA-goedgekeurd voor toepassing in 120Vwisselspanningssystemen
3
1. Beschrijving 1.1. Kenmerken van de RVT-regelaar De RVT-regelaar is een besturing voor automatische condensatorbanken. Hij voert de schakelingen van de condensatortrappen uit met het oog op een door de gebruiker ingestelde streefwaarde voor de cos ϕ. • Alle schakelparameters kunnen automatisch of met de hand ingesteld worden (beschrijving in § 6.2 en 6.3) • Naast de cos ϕ-streefwaarde kunnen ook de “nacht”- cos ϕ-streefwaarde en de “regeneratieve” cos ϕ-streefwaarde ingesteld worden (zie § 6.3.4). De RVT-regelaar biedt bovendien de volgende nuttige functies: • Meting (beschrijving in § 5.1). • Beveiliging tegen onverwachte verschijnselen en/of ontoelaatbaar gebruik (beschrijving in § 6.1.1, 6.1.4 en 6.3.2). • Logging van data en van alarmmeldingen (beschrijving in § 5.4 en 7). • Beproeving en nazicht van de toestand van het relais (beschrijving in § 6.5 en 7). • Modbus-aansluiting (beschrijving in paragraaf 6.4) Met behulp van in optie verkrijgbare toebehoren laat de RVT-regelaar bovendien nog het volgende toe: • Afdrukken van meetwaarden en van de parameters. • Temperatuurmetingen. Bij elk toebehoren wordt een afzonderlijke handleiding meegeleverd. 1.2. Vooraanzicht
Bevestiging
Beschermdeur Volgrafisch scherm
Toetsenbord
4
Hulp-toets
1.3. Volwaardig grafisch scherm en toetsenbord Volgrafisch scherm Actieve uitgangen Blokkering Gekozen item Instelbeveiliging
Grafisch schermnummer Vraag tot inschakeling van een condensatortrap Vraag tot uitschakeling van een condensatortrap Alarm Overtemperatuur (relais) Submenu Volgende item(s)
Modi
Klavier Hulp voor het gekozen item
Terug naar het vorig scherm of Verlaat het huidig menu of item zonder wijzigingen gamaakt te hebben
Op- of neergaan in de item-lijst of Verhoging resp. verlaging van een waarde Ga naar het volgende menu of Bevestig een wijziging of een bewerking
5
2. Installatie 2.1. Bevestiging Stap 1 : Schuif de RVT (a) loodrecht in de kastdeur van de condensatorbank (b).
Stap 3 : Steek de klem (c) in de overeenstemmende uitsparingen (d) van de RVT.
Stap 2 : Draai de RVT teneinde hem in de condensatorbank te schuiven.
Stap 4 : Trek de klem achteruit. Stap 5 : Draai de schroef (e) in de klem aan en schroef aan tot de RVT degelijk bevestigd is. (c) Stap 3
Stap 2 Stap 1
Stap 4
(d)
(a) Stap 5
(b)
6
Herhaal stappen 3 tot 5 voor de onderste bevestigingsklem.
(e)
2.2. Achteraanzicht Gemeenschappelijke klem voor de uitgangen
Voeding n.v.t. Meetspanning Opto1 15-24 V-dc Dag / nacht cos
Stroomtransormator Opto2 15-24V-dc Uitwendig alarm
ML2 ML3 + kl + -
Uitgangen
CAN uitbreidingsmodule
RJ 11 - ingang uitw. voeler T1
FAN-uitgangsrelais
RS485 – Modbus-adapter
ALARM-uitgangsrelais
RJ 11 - ingang uitw. voeler T2
Blokkeerschakelaar 2.3. Draadaansluitingen 1. Druk de hevel van de klem achteruit met een schroevendraaier.
2. Schuif de draad (tot 2,5 mm2 / éénaderig) in de overeenstemmende aansluitopening terwijl de hendel ingedrukt blijft gehouden.
3. Laat de schroevedraaier los.
4. De draad is nu goed aangesloten.
7
2.4. Aansluitschema
MODBUS ADAPTER GND A B
PL2, PL3 : ML2, ML3 : OPTO1 : k, l : OPTO2 : T1, T2 : H, L :
8
voeding meetspanning dag/nacht stroomtransformator uitwendig alarm ingang uitw. temperatuurvoeler (zie vorige blz) CAN : uitbreidingsmodule
A, A : 1-12 : F1, F2 : M1, M2 : Modbus-adapter : A, B : GND :
gemeenschappelijke klem voor de uitgangen uitgangen FAN-uitgangsrelais ALARM-uitgangsrelais Modbus (RS485) Aarde
3. Eenvoudige start 3.1. Menu-doorloping
3.2. Opstart van de RVT Als de RVT voor het eerst onder spanning komt, verschijnt het Set language-menu 1°) Kies een taal uit de lijst ljist, b.v. het Engels zoals hierna gebruikt. 2°) Zodra een taal gekozen werd, verschijnt het Welcome-menu.
Kies een taal met de
-toetsen
en druk
Bemerkingt: - Indien de RVT voorgeprogrammeerd werd, verschijnt het Welcome-menu onmiddellijk, tenzij “Undefined” gekozen was. In dat geval zal het Set language-menu eerst getoond nworden. - De taalkeuze kan altijd gewijzigd worden door middel van het I/O Configuration-menu (beschrijving in § 6.4).
9
3.3. Eenvoudige start 3.3.1. Beschrijving
3.3.2. Parameters
De RVT voert automatisch een opstartprocedure uit met o.m.: • automatische herkenning van: - speciale aansluiting (eenfasig ; ompoling) - aantal gebruikte uitgangen - type schakelsequentie • automatische instelling van : C/k.
De parameters, die gedurende de eenvoudige opstartprocedure dienen ingesteld te worden, zijn: CT Scaling: de verhouding van de stroomtrafo (Current Transformer), b.v. voor 250A / 5A dient de waarde 50 ingesteld te worden. Target cos ϕ : de gewenste streefwaarde voor de cos ϕ.
Voor de wijziging van de stroomtrafoverhouding:
10
gebruik de
-toetsen
3.3.3. Automatische inbedrijfname Nota:
1°) indien de sekundaire zijde van de stroomtrafo kortgesloten is, mag men niet vergeten die te openen na aansluiting op de betreffende ingang van de RVT-regelaar. 2°) zo een spanningstrafo gebruikt wordt voor de spanningsmeting, dan dient de Vscaling-waarde aangepast te worden (zie § 6.3).
-ikoon linksboven op het scherm verschijnt, dan is de RVT verOpmerking: wanneer het grendeld. De SET-modus is dan onmogelijk en de inbedrijfname kan niet doorgaan zolang de RVT niet ontgrendeld is (zie de beschrijving in § 6.1.1)
De automatische optstart is nu afgewerkt. De RVT zal automatisch naar de AUTO-modus terugkeren indien geen toets wordt ingedrukt gedurende 5 minuten. Om naar de AUTO-modus terug te keren kiest U “Automatic” in het “Change mode”menu. Om de cos ϕ-streefwaarde te wijzigen: druk op de
-toetsen en dan op
11
4. Menu-overzicht
Welcome
1 Measurements 1:1 Overview 1:2 System values 1:3 Event logging 1:4 Print
12
2 Settings
2:1 Change mode
2:2 Commissioning
Automatic
Automatic
2:3:1 Bank settings
Set language
Test alarm
Manual
Guided
2:3:2 Installation settings
Temp. unit
Test fan
2:3:3 User settings
Contrast
Test outputs
Restore default settings
2:4:4 Communication
Set
2:3 Manual settings
2:4 I/O Configuration
3 Bank monitoring
2:5 Test function
Diagnosis Print settings Alarm logging
4 About RVT
5. Metingen 5.1. Beschrijving van de meetwaarden Benaming Spanning
Eenheid
Beschrijving
Vrms V1 Frequency THDV V harm. table V harm. chart
V V Hz %
Rms-spanning Rms-spanning bij de grondfrekwentie Frequentie van de fundamentele spanning Totale harmonische spanningsvervorming Spanningsharmonischen voorgesteld in een tabel Spanningsharmonischen voorgesteld in een staafdiagram
tot 690V-ac tot 690V-ac 45Hz - 65Hz 0 - 300% 2de-49ste 2de-49ste
A A %
Rms-stroom Rms-stroom bij de grondfrekwentie Totale harmonische stroomvervorming Stroomharmonischen voorgesteld in een tabel Stroomharmonischen voorgesteld in een staafdiagram
0-5A 0-5A 0 - 300% 2de-49ste 2de-49ste
±1% ±1% ±1% zie verder zie verder
100 kA 100 kA 300 % in deze § in deze §
Faseverschuivingsfactor (2) Arbeidsfactor (3) Actief vermogen Reactief vermogen Schijnbaar vermogen Ontbrekend vermogen om de alarm- cos ϕ-waarde te bereiken Ontbrekende condensatortrappen om de alarm- cos ϕ-waarde te bereiken
-1 - +1 -1 - +1 0 - 10 kW 0 - 10 kvar 0 - 10 kVA 0 - 10 kvar
± ± ± ± ± ±
-1 - +1 -1 - +1 0 - 100 0 - 100 0 - 100 0 - 100
Temperatuur T1 (optionele uitwendige temperatuurvoeler 1) Temperatuur T2 (optionele uitwendige temperatuurvoeler 2)
-40°C -40°C
± 2°C ± 2°C
Bereik (1)
Nauwkeurigheid ±1% ±1% ± 0.5% ±1% zie verder zie verder
Hoogste waarde op scherm 100 kV 100 kV 40Hz - 70 Hz 300 % in deze § in deze §
Current Irms I1 THDI I harm. table I harm. chart Power Cos ϕ (2) PF (3) P Q S ∆Q ∆N
W var VA var
0.02 0.02 2% 2% 2% 2%
MW Mvar MVA Mvar
Temperature (optional) T1 T2
°C of °F °C of °F
+ 105°C + 105°C
-40°C -40°C
+ 150°C + 150°C
- Alle meetwaarden zijn over 1 s uitgemiddelde waarden Bemerkingen: - (1) de waarde van het bereik dient vermenigvuldigd te worden met de stroomtrafoverhouding (Irms - I1 – P – Q – S – DQ) en de spanningstrafoverhouding (Vrms - V1 - P - Q – S - ∆Q). - Indien een spanningstrafo aangewend wordt, kan de meetwaarde voor de harmonischen fouten vertonen wegens de filterwerking van die spanningstraformator. Door een hoogkwalitatieve trafo te gebruiken wordt dergelijke fout verminderd.
Verklarende noot: Arbeidsfactor – Faseverschuivingsfactor De faseverschuivingsfactor (displacement power factor) of cos ϕ : berekend op grond van de fundamentele meetwaarde. Deze waarde wordt als referentiewaarde gebruikt door energieleveranciers. Arbeidsfactor: berekend op grond van de fundamentele en de harmonischen meetwaarden. De arbeidsfactor is derhalve nooit hoger dan de faseverschuivingsfactor. 13
Spannings(stroom-) harmonischen in staafdiagram
Schuif naar links en rechts met de
-toetsen
(metingen tot en met de 49ste harmonische)
Spannings(stroom-) harmonischen in tabel
Schuif naar links en rechts met de
-toetsen
(metingen tot en met de 49ste harmonische)
Opm.: nauwkeurigheid op spannings- (stroom-) harmonische meting ± 1 % van Vrms (Irms).
14
Overzicht
Het Overview-menu toont alle gemeten grootheden onder de vorm van een lijst. De gebruiker kan het scherm aanpassen door de volgorde van de afgebeelde parameters in de lijst volgens eigen voorkeur te wijzigen. Werkwijze voor aanpassing: - kies de gewenste parameter die U wenst te verplaatsen. - druk op OK; de gekozen parameter begint te knipperen. - druk of teneinde de gekozen parameter op- of neerwaarts te verplaatsen in de lijst. Zodra de gekozen parameter op de gewenste plaats staat in de lijst, drukt U op 5.3. Systeemwaarden
Het System Values-menu toont alle meetwaarden van het net onderverdeeld per type.
15
5.4. Gebeurtenissen-logboek
5.4.1. Beschrijving De logboekfunktie laat de gebruiker toe om voor elke beduidende meetwaarde (zie de lijst hierna) en sedert de laatste reset de volgende gegevens te loggen: de maximum of minimum waarde en de duur van overschrijding (of onderschrijding) van de drempelwaarde. Zodra een drempelwaarde ingesteld is (zie het voorbeeld in paragraaf 5.4.2.), begint de RVT automatisch de maximum- (of minimum-) waarde op te nemen evenals de overschrijdingsduur, en dit tot een reset wordt uitgevoerd. 16
Maximum-meetwaarde Drempel
Totale duur = t1 + t2 + t3
Tijd
5.4.2. Geregistreerde parameters De log-funktie laat de gebruiker toe om de totale overschrijdings duur van een drempelwaarde evenals de hoogst gemeten waarde van die meetwaarde op te nemen, en dit voor de volgende parameters: Vrms [V], Irms [A], P [W], Q [var], S [VA], THDV [%], THDI [%], DQ [var], f(1) [Hz], T1(1) [°C of °F] en T2(1) [°C of °F]. (1) Ook de minimum-waarden en onderschrijdingsduur t.o.v. de drempelwaarde worden opgenomen voor de frekwentie en voor de temperatuur.
5.4.3. Voorbeeld Opname van alle gegevens m.b.t. de spanning Vrms. Netspanning: 400V.
De opgeslagen gegevens (maximumwaarde en totale duur) kunnen gewist worden door keuze en bevestiging van de “Reset”-opdracht. 5.5. Afdrukken van meetwaarden
Print once: wanneer deze keuze bevestigd wordt, worden alle meetwaarden één maal afgedrukt op de aangesloten drukker. Repeat printing: wanneer U voor “on” kiest, dan worden alle meetwaarden telkens opnieuw afgedrukt afhankelijk van de ingestelde “Repeat-Delay”-tijd. Repeat-Delay: het tijdsinterval tussen twee opeenvolgende afdrukken van meetwaarden.
17
6. Instellingen 6.1 Change Mode (AUTO – MAN – SET)
Het Change Mode -menu laat toe om de werkingsmodus van de RVT te kiezen. Aanwijzing: na een spanningsonderbreking keert de RVT automatisch terug naar de eerder gekozen modus zodra de spanning terugkeert, behalve voor de SET-modus. In dit geval keert de RVT naar de AUTO-modus terug en gaan die wijzigingen verloren die toen in de SET-modus gemaakt werden en niet bevestigd werden.
6.1.1. Beveiliging van de instellingen De ongewenste wijziging van een of meerdere parameters kan op verschillende wijzen voorkomen worden. Vergrendelingsschakelaar: Op de achterzijde van de RVT bevindt zich een blokkeerschakelaar (zie hiervoor het achteraanzicht van de RVT in paragraaf 2.2), die toelaat de RVT te vergrendelen in de AUTO-modus of in de MAN-modus. Wanneer de vergrendeling is ingesteld: - verschijnt
in de linker-bovenhoek van het grafisch scherm.
- verschijnt naast de “Change mode” en “Commissioning” menulijnen en naast alle instellingen. - wordt de toegang tot deze “Change mode”- en “Commissioning”18 menu’s geweigerd.
Kies deze modus met de
-toets
dan press - kan geen enkele wijziging aangebracht worden aan de instellingen (met inbegrip van de instellingen voor de logging van gebeurtenissen). - kunnen de instelwaarden evenwel geraadpleegd worden. AUTO/MAN modus: De RVT beschikt over drie werkingsmodi die in de volgende paragrafen beschreven worden. Wanneer de AUTO- of de MAN-modus gekozen is: - verschijnt naast alle instellingen. - wordt de toegang tot het “Commissioning”-menu geweigerd. - wordt de toegang tot het “Change mode”-menu toegelaten. - kunnen de instelwaarden geraadpleegd worden. - kan geen enkele wijziging aangebracht worden aan de instellingen (behalve aan de instellingen voor de logging van gebeurtenissen).
Instelling van de bank-parameters: Het instelmenu voor de bank-parameters, dat beschikbaar is onderaan de lijst met bank-parameters, kan al dan niet vergrendeld worden. Wanneer het instelmenu voor de bank-parameters vergrendeld is (en onafhankelijk van de gekozen modus): -
verschijnt naast alle instelwaarden met betrekking tot de bank. kunnen de instelparameters van de bank niet gewijzigd worden; kunnen de instelparameters van de bank geraadpleegd worden; kunnen de instelparameters voor de installatie en voor de gebruiker gewijzigd worden (voor zover de vergrendelschakelaar ontgrendeld staat).
De vergrendeling van de bank-parameters kan (in de SET-modus) opgeheven worden door achtereenvolgens de -toetsen in te drukken. 6.1.2. Automatische modus (AUTO) De trappen worden automatisch in- en uitgeschakeld teneinde de cos ϕ-streefwaarde te bereiken afhankelijk van de gemeten waarde van de reaktieve stroom, de C/k-instelling, de schakeltijden, de schakelstrategie, het aantal uitgangen en de schakelverhouding. In de auto-modus: - kunnen de instellingen en meetwaarden geraadpleegd worden; - kan de lijst met meetwaarden (“Overview menu”) naar keuze aangepast worden; - kan de gebeurtenissen-logfunktie gebruikt worden. 6.1.3. Handmatige modus (MAN) De trappen kunnen handmatig in- en uitgeschakeld worden door de
resp.
-toets in te drukken.
De schakelingen gebeuren met inachtname van de schakeltijden, de schakelstrategie en de schakelverhouding. Zodra de MAN-modus gekozen is, verschijnt een melding die de gebruiker rechtstreeks naar het “overview menu” verwijst waarin “switch ON 1 step” en “switch OFF 1 step” beschikbaar zijn om een trap in- resp. uit te schakelen. resp.
geven aan dat een in- resp. uitschakeling voorbereid wordt.
19
Er zal een trap worden INgeschakeld na afloop van de INschakelvertraging. 6.1.4. Set-modus (SET) In de Set-modus kunnen de parameters van de RVT hetzij met de hand, hetzij automatisch ingesteld worden en is het mogelijk om een automatische of geleide inbedrijfname door te voeren. Bemerking: - de toegang tot de SET-modus wordt geweigerd indien de RVT vergrendeld is (zie paragraaf 6.1.1 ). - de RVT keert automatisch terug naar de AUTO-modus indien meer dan 5 minuten lang geen enkele toets ingedrukt wordt. 20
6.2. Inbedrijfname (SET-modus) 6.2.1. Eenvoudige inbedrijfname: gelieve hiervoor de volledige beschrijving in § 3.3 te raadplegen. 6.2.2. Geleide inbedrijfname
Druk
in
De RVT voert een geleide inbedrijfname-procedure door. De vereiste parameters (zie de hiernavolgende tabel) moeten ingevoerd worden. Bemerking: 1°) alvorens de begeleide inbedrijfname aan te vatten dient U er zich van te verzekeren dat: - de RVT ontgrendeld is (zie beschrijving in § 6.1.1.) - de RVT zich in de SET-modus bevindt (zie beschrijving in § 6.1.3.) 2°) indien de secundaire zijde van de stroomtransformator kortgesloten is, mag niet vergeten worden die te openen zodra die aangesloten werd op de RVT-regelaar.
Parameters bij de geleide inbedrijfname Parameter Beschrijving C.T. scaling Transformatieverhouding van de stroomtrafo. 1Ph / 3Ph Aansluittype van de bank en meetaansluiting van de RVT. V scaling Transformatieverhouding van de uitwendige spanningstrafo. V nom Nominale spanning van de bank. ON-Delay Inschakeltijd. Sequence Relatief reactief vermogen van elke trap. Q step Vermogen van de kleinste trap. Phase shift Faseverschuiving tussen spanning en stroom gemeten op de meetingangen. Deze verschuiving is 90° (fabrieksinstelling) wanneer de RVT aangesloten is volgens het aansluitschema (zie § 2.4 ). Voor andere aansluitschema’s: zie appendix A.5. Target cos ϕ Streefwaarde van de (fundamentele) arbeidsfaktor. Voor nadere inlichtingen betreffende deze parameters wordt verwezen naar de volgende paragraaf waar een volledige beschrijving gegeven wordt. 21
6.3. Handmatige instelling (SET-modus) 6.3.1. Beschrijving van de parameters Het “Settings”-menu geeft toegang tot alle RVTparameters die in 3 groepen verdeeld zijn: - Bank settings: omvat alle instelparameters met betrekking tot de automatische bank - Installation settings: omvat alle instelparameters met betrekking tot het elektrisch net - User settings: omvat alle bijkomende parameters met betrekking tot de elektrische installatie en die door de installateur of gebruiker kunnen gewijzigd worden. Alvorens parameters in te stellen, moet de toegang eerst vrijgemaakt zijn: zie paragraaf 6.1.1.
6.3.2
Bank-instellingen
Het “Bank Settings”-menu omvat alle instelparameters met betrekking tot de automatische condensatorbank. V Nom: nominale spanning van de condensatorbank. Wanneer de Vnom-waarde ingevoerd wordt, worden de over- en onderspanningsbeveiligingsdrempels automatisch ingesteld op 80% resp. 120% van Vnom. Deze drempels kunnen met de hand gewijzigd worden. V Scaling: omzetverhouding van een uitwendige spanningstransformator. Voorbeelden: Voor een spanningstrafo van 15kV/100V wordt Vscaling = 150. Indien geen uitwendige spanningstrafo gebruikt wordt is Vscaling = 1. 1 Ph / 3 Ph: aantal fasen van de bank en meetspanningsaansluiting: 3Ph - Ph: 3-fasige bank – spanningsmeting tussen fasen 3Ph - N: 3-fasige bank – spanningsmeting tussen fase- en nulgeleider 1Phase: 1-fasige bank – spanningsmeting tussen fase- en nulgeleider Q Step: het kleinste verschil in reaktief Voorbeelden: Sequentie: 1 (25kvar) Sequentie: 1 (10kvar) Sequentie: 2 (15kvar) 22
vermogen tussen kondensatortrappen. 1 (25kvar) 1 (25kvar) 1 (25kvar) … −> Q step = 25 kvar 2 (20kvar) 2 (20kvar) 2 (20kvar) … −> Q step = 10 kvar 4 (30kvar) 5 (37,5kvar) 5 (37,5kvar) … −> Q step = 7,5 kvar
Sequence : relatief reactief vermogen van de condensatortrappen die
Outputs : elke uitgang kan afzonderlijk ingesteld worden als “enabled” (automatisch), “fixed ON” (steeds in) of “fixed OFF” (steeds uit).
In de RVT zijn de volgende voorgeprogrammeerde schakelsequenties aanwezig:
Linear / Circular
door de RVT-uitgangen geschakeld worden. Deze relatieve waarden liggen tussen 0 en 8.
1:1:1:1:1:…:1 1:2:2:2:2:…:2 1:1:2:2:2:…:2 1:2:4:4:4:…:4
1:1:2:4:4:…:4 1 : 2 : 4 : 8 : 8 :… : 8 1 : 1 : 2 : 4 : 8 :… : 8 1:2:3:3:3:…:3
1:1:2:3:3:…:3 1:2:3:6:6:…:6 1:1:2:3:6:…:6
Alle andere sequenties kunnen naar believen met de hand op maat ingesteld worden. Voorbeelden: Vooringestelde sequentie:
Sequentie op maat:
Lineaire schakeling: gebeurt volgens het "eerst in, laatst uit" schakelprincipe (FIFO). Circulaire of kringschakeling: gebeurt volgens het "eerst in, eerst uit" -schakelprincipe. Beide schakelprincipes worden verduidelijkt in de volgende tabel. Kringschakeling verhoogt de levensduur van de condensatoren en magneetschakelaars dankzij een evenwichtige verdeling van het aantal schakelingen over alle trappen. In geval van “twee eerste trappen” (1:1:2:2:…, 1:1:2:4:4.,…), is de kringschakeling zowel op de eerste twee uitgangen als op de grotere trappen van toepassing. Lineair
Circulair
Vraag naar een bijkomende trap Braag naar een trap minder Uitgang gesloten Uitgang open 23
Progressive / Direct Progressieve schakelwijze betekent dat de trappen achtereenvolgens één voor één worden geschakeld. Directe schakelwijze laat de grootste trappen met voorrang schakelen zodat de cos ϕ -streefwaarde sneller bereikt wordt. De directe schakelwijze vermijdt talrijke nutteloze tussenschakelingen. Progressief
Direct Streef-cos ϕ
Streef-cos ϕ
Normal / Integral Normale werking: de trappen worden geschakeld indien de vraag ononderbroken aanwezig is gedurende de gehele schakelvertragingstijd. Integraal-werking: schakelt trappen op grond van de gemiddelde vraag naar reactief compensatievermogen. De integraalwerking is zeer nuttig bij toepassingen waar de belasting snel kan schommelen.
Delays ON-Delay: - bij normale werkwijze: de tijd tussen de vraag tot inschakeling van een trap en de eigenlijke inschakeling. De ON-delay schakelvertragingstijd is noodzakelijk voor de ontlading van de condensator vooraleer hij opnieuw mag ingeschakeld worden. Waarschuwing: een te korte schakelvertragingstijd kan leiden tot ernstige schade aan de condensatorbank. OFF Delay: - bij normale werkwijze: de tijd tussen de vraag tot uitschakeling van een trap en de eigenlijke uitschakeling. - bij integraal-werkwijze: de integratietijd tussen twee uitschakelbeslissingen. 24
Reset Delay: de wachttijd die de RVT in acht neemt vooraleer de bank na een spanningsonderbreking opnieuw aan te sturen.
Protection levels: hier kunnen beveiligingsdrempels ingesteld worden voor onderspanning, overspanning,
overmatige harmonischen, overtemperatuur en om een uitwendige vrijgave in te stellen.
Eens een drempel bereikt is, gebeurt het volgende: - uitschakeling van alle condensatortrappen - alarmmelding op het scherm - sluiting van het alarmcontact. - sluiting van het temperatuurcontact (enkel geldig voor overtemperatuurbeveiliging) Nadat de oorzaak verdwenen is, herbegint de RVT de automatische regeling met een zekere vertraging. Die vertraging hangt af van het soort oorzaak. De heropstartprocedure van de RVT wordt uitvoerig beschreven in Appendix A4. Opmerking 1: wanneer uitwendige vrijgave (Ext. Prot.) ingesteld is, kan die geactiveerd worden door een uitwendig signal aan te leggen op ingang OPTO2 van de RVT (zie paragraaf 2.2). Opmerking 2: de RVT is zelfbeveiligd tegen een inwendige overtemperatuur van 85°C. De hierboven beschreven stappen zullen plaatsgrijpen. De RVT zal automatisch heropstarten met regelen zodra zijn inwendige temperatruur onder 80°C daalt. Opmerking 3: de temperatuurbeveiligingsdrempel is niet ingeschakeld in de fabriek. Wanneer een drempel wordt ingesteld, gaat de RVT de aansluiting van de voeler na. Indien een defecte temperatuurvoeler wordt ontdekt zal de RVT het temperatuur-alarmcontact sluiten maar zullen de condensatortrappen niet uitgeschakeld worden.
T1 start fan: temperatuur waarboven het ventilatorcontact sluit. Deze functie is werkt niet indien de uitwendige voeler (optie) nr. 1 ontbreekt. T2 start fan: temperatuur waarboven het ventilatorcontact sluit. Deze functie is werkt niet indien de uitwendige voeler (optie) nr. 2 ontbreekt. Bank settings: dit menu laat toe de bank-parameters in te stellen. Een
verschijnt voor elke vergrendelde parameter. de bankinstellingen kunnen niet gewijzigd worden zolang dit menu niet ontgrendeld is (zie ook paragraaf 6.1.1.).
Druk
of
om bank-intellingen te
vergrendelen.
“Unlocked” knippert. Druk achtereenvolgens de volgende toetsen in om het menu “bankinstellingen” te ontgrendelen: 25
6.3.3 Installatie-instellingen
CT scaling: transformatieverhouding van de stroomtransformator. Voorbeeld: een 250A / 5A trafo heeft een “CT Scaling”-verhouding = 50.
C/k: aanspreekstroom van de RVT-regelaar. Doorgaans wordt 2/3 van de secundaire stroom van de condensatortrap (Qstep) gekozen. Dit vertegenwoordigt de stroomdrempel waarop de RVT beslist om een trap in- of uit te schakelen. De C/k-waarde kan ingesteld worden van 0.01 tot 5. Het hiernavolgende voorbeeld toont de gevolgen van een te lage C/k-waarde en de daaruit volgende nutteloze schakelingen:
Streef- cos ϕ
Streef- cos ϕ
Een te hoge C/k-waarde leidt tot een onvoldoende aantal ingeschakelde trappen om de cos ϕ -streefwaarde te kunnen behalen. De aanbevolen C/k-instelwaarde kan berekend worden aan de hand van volgende formule of kan afgelezen worden in de hiernavolgende tabel. Formule driefasig net:
26
enkelfasig net:
C/k-tabel voor een 3-fasig 400V-net stroomtrafo 10/1 20/1 30/1 40/1 60/1 80/1 100/1 120/1 160/1 200/1 300/1 400/1 600/1
50/5 100/5 150/5 200/5 300/5 400/5 500/5 600/5 800/5 1000/5 1500/5 2000/5 3000/5
k 10 20 30 40 60 80 100 120 160 200 300 400 600
5 0.48 0.24 0.16 0.12 0.08 0.06 0.05 0.04 0.03 0.02 0.02 0.01 0.01
10 0.97 0.48 0.32 0.24 0.16 0.12 0.10 0.08 0.06 0.05 0.03 0.02 0.02
15 1.45 0.73 0.48 0.36 0.24 0.18 0.15 0.12 0.09 0.07 0.05 0.04 0.02
20 1.93 0.97 0.64 0.48 0.32 0.24 0.19 0.16 0.12 0.10 0.06 0.05 0.03
condensatortrap (kvar) 30 40 50 2.90 3.87 4.84 1.45 1.93 2.42 0.97 1.29 1.61 0.73 0.97 1.21 0.48 0.64 0.81 0.36 0.48 0.60 0.29 0.39 0.48 0.24 0.32 0.40 0.18 0.24 0.30 0.15 0.19 0.24 0.10 0.13 0.16 0.07 0.10 0.12 0.05 0.06 0.08
60
70
90
100
120
2.90 1.93 1.45 0.97 0.73 0.58 0.48 0.36 0.29 0.19 0.15 0.10
3.38 2.26 1.69 1.13 0.85 0.68 0.56 0.42 0.34 0.23 0.17 0.11
4.35 2.90 2.18 1.45 1.09 0.87 0.73 0.54 0.44 0.29 0.22 0.15
4.84 3.22 2.42 1.61 1.21 0.97 0.81 0.60 0.48 0.30 0.23 0.15
3.87 2.90 1.93 1.45 1.16 0.97 0.73 0.58 0.39 0.29 0.19
Phase shift: faseverschuiving tussen spannings- en stroommeting ten gevolge van de meetaansluitwijze. Indien de RVT aangesloten is volgens het aansluitschema beschreven in paragraaf 2.4, dan is de waarde = 90° (fabrieksinstelling). Voor andere aansluitwijzen kan de faseverschuiving ingesteld worden volgens de waarden gegeven in appendix A5. Gelieve te noteren dat de RVT de faseverschuiving ook automatisch kan bepalen tijdens de automatische inbedrijfname-procedure. 6.3.4. Gebruikers-instellingen
Target cos ϕ : streefwaarde voor de fundamentale arbeidsfaktor. De cos ϕ -streefwaarde kan gekozen worden tussen 0.70 inductief en 0.70 capacitief. capacitieve cos ϕ.
duidt op een inductieve cos ϕ en
duidt op een
Night cos ϕ : alternatieve cos ϕ -streefwaarde (uitgeschakeld als fabrieksinstelling). Omschakeling van de cos ϕ-streeefwaarde naar de alternatieve cos ϕ-streefwaarde gebeurt door een uitwendig signaal aan te leggen aan de externe ingang Opto1 (beschrijving in paragraaf 2.2). Om deze functie terug uit te schakelen dient de “Night cos ϕ” –waarde beneden 0.7 ingesteld worden.
Reg. cos ϕ : alternatieve cos ϕ -streefwaarde . Wordt actief wanneer de energiestroom omkeert: P < 0. Om deze funktie terug uit te schakelen dient de “Reg. cos ϕ” –waarde beneden 0.7 ingesteld worden.
(uitgeschakeld als fabrieksinstelling). 27
Alarm: De parameters voor het alarmrelais kunnen ingesteld worden voor de cos ϕ -alarmvoorwaarde. De cos ϕ -alarmvoorwaarde wordt vervuld indien: alle condensatortrappen ingeschakeld zijn en de werkelijke cos ϕ -waarde dermate lager is dan de ingestelde cos ϕ -alarmdrempelwaarde, dat tenminste één bijkomende trap nodig is. Alarm delay: duur van de cos ϕ -alarmvoorwaarde alvorens het alarmcontact sluit. Alarm reset delay: vertragingstijd vooraleer het relais weer opengaat nadat de alarmvoorwaarde verdwenen is. Alarm cos ϕ : drempelwaarde voor alarmmelding. 6.3.5. Terug naar de standaard-instellingen Door de keuze en bevestiging van het “Restore default set.”-menu worden alle parameterwaarden van de RVT ingesteld op fabrieksinstelling (zie de afzonderlijke bijlage verpakt bij elke RVT), behalve indien de bankinstellingen vergrendeld zijn ; in dergelijk geval verandert er niets. Waarschuwing: belangrijke parameterwaarden kunnen alzo verloren gaan. Opmerking: alvorens terug te keren naar de standaardinstellingen gaat U na of: - de RVT ontgrendeld is (beschrijving in paragraaf 6.1.1.) - de RVT zich in de SET-modus bevindt (beschrijving in paragraaf 6.1.4.)
Voor een parameter-reset, druk na elkaar: 28
6.4. Input- en output-configuratie 6.4.1. Allerhande configuraties Het “I/O Configuration”-menu geeft toegang tot parameters van de RVT die betrekking hebben op externe communicatie en het grafisch display. Opmerking: De taalinstelling kan enkel in de SET-modus gebeuren. Andere items uit het I/O configuratie-menu kunnen ook in AUTO-modus aangepast worden.
Alvorens te beginnen met een parameterinstelling, dient U er zich van te vergewissen dat de RVT ontgrendeld is (beschrijving in paragraaf 6.1.1). Set language: laat de keuze van een taal uit de lijst of “Undefined”. Indien “Undefined” wordt gekozen, dan zal het “Set Language”-menu opnieuw verschijnen wannneer de RVT opnieuw onder spanning wordt gezet. Temp unit: laat de keuze van de temperatuur-eenheid toe tussen graden Celsius (°C) en Fahrenheit (°F). Contrast: maakt aanpassing van het schermcontrast mogelijk (met +1 of –1 t.o.v. de waarde aangegeven op het grafisch scherm).
6.4.2. Communicatie (via drukker of Modbus) Het “communication”-menu geeft toegang tot het communicatieprotocol van de RVT-regelaar ("Printer" of "Modbus") en de betreffende parameters.
29
Drukker-protocol: door het “Printer” protocol-item te kiezen en te bevestigen, kan de RVT-regelaar communiceren met een drukker (type DPU414 van Seiko) d.m.v. de ABB-printerkabel (in optie verkrijgbaar). De instelwaarden of de meetwaarden kunnen dan afgedrukt worden (beschrijving in paragraaf 5.5 en 6.6). Modbus-protocol: door het “Modbus” protocol item te kiezen en te bevestigen, kan de RVT-regelaar communiceren met een Modbus-bewakingsssysteem. Alle RVT-parameterwaarden en RVT-meetwaarden zijn toegankelijk (een omstandige RVT-Modbus-handleiding is afzonderlijk beschikbaar in het Engels). Baud rate: laat toe de communicatiesnelheid in te stellen (bit/s). Parity: om de pariteitscontrole in te stellen. Stop bit: om het aantal stop-bits in te stellen. Slave address: om het adres van de Modbus/RTUslave aan te passen. De Modbus-master zal naar dit adres teruggrijpen voor elke “query / answer” handeling met deze RVT-regelaar. Modbus lock: Het "Modbus lock"-item laat toe de toegang tot de parameters te vergrendelen via de RVT-vergrendeling. De parameters kunnen dan enkel gewijzigd worden door Modbus-communicatie. 6.5. Testfunktie Het testfunctie-menu laat de gebruiker toe elk uitgangsrelais van de RVT te beproeven. Alvorens over te gaan tot de testfuncties dient U er zich van te vergewissen dat: - de RVT ontgrendeld is (beschrijving in paragraaf 6.1.1.) - de RVT zich in de SET-modus bevindt (beschrijving in paragraaf 6.1.4.)
30
Test alarm: laat de beproeving van het alarmrelais toe
of or
Test fan: laat de beproeving van het ventilatorrelais toe
of
31
Test outputs: laat de beproeving van elk condensator-uitgangsrelais toe. Gekozen item knippert
of
Inschakelvertraging
32
of
Uitschakelvertragingstijd ingesteld op 1 sekonde
6.6. Afdrukkken van de instelllingen Print settings: alle instellingen worden één maal afgedrukt.
7. Bewaking van de bank De “Bank Monitoring”-functie laat toe: - het aantal schakelingen van elke condensatorrelaisuitgang op te volgen; - de laatste 5 geregistreerde alarmboodschappen in een lijst bij te houden.
Diagnosis: houdt het aantal schakelingen van elk condensator-uitgangsrelais bij sinds de RVT werd vervaardigd. Ga op en neer in de tabel d.m.v. de
toetsen.
Alarm logging: geeft de laatste 5 alarmboodschappen weer evenals de tijd die verstreek sinds zij optraden. De verstreken tijd is niet beschikbaar in geval van een spanningsonderbreking. 33
Aanhangsel A1. Afmetingen
met Modbus
zonder Modbus
A2. Technische specificaties
34
Meetsysteem: Microprocessorsystem voor evenwichtige driefasige netten of enkelfasige netten.
Spanningsmeting: Tot 690Vac of hoger indien een spanningstrafo gebruikt wordt. Nauwkeurigheid: 1% van de volledige schaal.
Voedingsspanning: van 100 Vac tot en met 440 Vac.
Frequentiebereik: 50 of 60 Hz +/- 5% (automatische aanpassing aan de netfrequentie).
Verbruik: Max. 15 VA
Stroomingang: 5A of 1A (RMS) (voor stroomtrafo van meetklasse 1).
Aansluittype: Tussen fase en fase of tussen fase en nulgeleider.
Impedantie van de stroomingang: <0.1 Ohm.
Spanningstolerantie: +/- 10% op de opgegeven voedingsspanning.
Onderspanningsbeveiliging: Automatische uitschakeling van alle trappen in geval van een spanningsonderbreking van meer dan 20ms.
Aantal uitgangen: RVT 6: programmeerbaar tot 6 uitgangen RVT 12: programmeerbaar tot 12 uitgangen
Geheugenopslag-functie: Alle geprogrammeerde parameters en modi worden in een niet-vluchtig geheugen opgeslagen.
Belastbaarheid van de uitgangscontacten: -Max. duurstroom: 1.5 A (ac) - 0.3 A (110V dc). -Max. piekstroom: 8 A. -Max. spanning: 440 Vac. -Klemmenpaar A-A is voor een duurstroom van 18 A (9 A per klem).
Automatische aanpassing aan de fase-draaizin van het net en de aansluitklemmen van de stroomtrafo.
Belastbaarheid van het alarmcontact: (potentiaalvrij contact) - Normaal gesloten contact. - Max. duurstroom: 1.5 A (ac). - Nom. spanning: 250 V ac (max. onderbrekingsspanning: 440 Vac).
Regelt zowel bij passieve als regeneratieve belasting (4-kwadranten-werking).
Belastbaarheid van het ventilatorcontact: (potentiaalvrij contact) - Normaal gesloten contact. - Max. duurstroom: 1.5 A (ac). - Nom. spanning: 250 V ac (max. onderbrekingsspanning: 440 Vac). Cos ϕ -streefwaarde-instelbereik: van 0.7 induktief tot 0.7 capacitief. Gevoeligheidsinstelling (C/k): - 0.01 tot 5 A - automatische bepaling van C/k. Schakelsequenties: 1:1:1:1:1:..:1 - 1:2:2:2:2:..:2 - 1:2:4:4:4:..:4 1:2:4:8:8:..:8 - 1:1:2:2:2:..:2 - 1:1:2:4:4:..:4 1:1:2:4:8:..:8 - 1:2:3:3:3:..:3 - 1:2:3:6:6:..:6 1:1:2:3:3:..:3 - 1:1:2:3:6:..:6 evenals elke andere door de gebruiker gewenste sequentie. Stappenconfiguratie: Automatisch, vast ingeschakeld, vast uitgeschakeld. Display: 64 x 132 pixels met bijkomende symbolen Displaycontrast: automatisch gecompenseerd op de temperatuur. Schakeltijd tussen stappen: programmeerbaar van 1s tot 18h.
Cos ϕ -regeling: ongevoelig voor de aanwezigheid van harmonischen.
Werkingstemperatuur: -20° C tot 70° C. Opslagtemperatuur: - 30° C tot 85° C. Montagestand: Vertikale paneelbevestiging. Afmetingen: Frontpaneel: 144 x 144 mm (hxb) Buitenafmetingen: 144 x 211 x 67 mm (hxbxd). Gewicht: 1.0 kg (onverpakt). Aansluitklemmen: Kooiklem type (2.5mm2 eenaderige kabel). Beschermingsgraad van de frontplaat: IP 43 (IP54 met extra kit in optie). Relatieve vochtigheid: Maximum 95%; niet-condenserend. CE-gemerkt. UL (file n° NKCR2.E163424). CSA-goedgekeurd voor toepassing in 120 V-wisselspanningssystemen. 35
A.3. Testen en foutopsporing Testen Na de installatie van de automatische condensatorbank en de instelling van de schakelparameters, kunnen de volgende beproevingen uitgevoerd worden afhankelijk van de aanwezige belasting. A. Nullast of cos ϕ = 1 of capacitieve belasting (stel de cos ϕ-streefwaarde in op 0.95 ind.) 1. Kies handmatige modus 2. Schakel 2 of meer trappen bij. 3. Kies de automatische modus. Alle condensatortrappen moeten na afloop van de uitschakelvertragingstijd tussen elke stap uitgeschakeld worden. Indien niet alle trappen uitgeschakeld worden, dient men het volgende na te gaan: • Werd er ondertussen een induktieve belasting ingeschakeld? • Werd de juiste C/k-waarde en/of stapgrootte ingesteld? (er wordt aanbevolen de C/k-waarde lichtjes boven de berekende waarde in te stellen) B. Inductieve belasting 1. Stel de cos ϕ-streefwaarde in op 1.00 2. Kies de automatische modus. Er zullen nu automatisch condensatortrappen ingeschakeld worden om de inductieve belasting te compenseren (de regelaar zal geen trappen schakelen indien de inductieve stroom lager is dan de ingestelde C/k-waarde: in dergelijk geval gaat U te werk volgens punt A. hierboven). Indien alle condensatortrappen ingeschakeld zijn en er nog steeds een vraag is naar bijkomende trappen, dan dient de instelling van de C/k-waarde nagezien worden. Indien die juist is, dan is de condensatorbank te klein om de belasting naar cos ϕ = 1 te compenseren. Kies dan een lagere cos ϕ-streefwaarde. Zo een trap herhaaldelijk in- en uitschakelt, dan wijst dit op een te lage C/k-instelling (tenzij de belasting schommelt aan een tempo gelijk aan of bij benadering gelijk aan de schakelvertragingstijd).
36
Foutopsporing Fout De regelaar is aangesloten maar werkt niet (het scherm is dood) De regelaar schakelt geen trappen in noch uit alhoewel er toch een aanzienlijke veranderlijke inductieve beslasting aanwezig is. De regelaar schijnt geen enkele trap te willen inschakelen. De cos ϕ −streefwaarde wordt niet gehaald.
Alle condensatortrappen zijn ingeschakeld alhoewel het vereiste reactieve vermogen relatief laag is.
Aanbevolen ingreep Ga de spannings-instelling na en controleer de zekeringen. Ga na of de regelaar zich in de AUTO-modus bevindt. Ga de instelling van de faseverschuiving en van de C/k-waarde na. Ga na of de kortsluitbrug van de stroomtrafo-aansluiting verwijderd is. Wacht tot de vertragingstijd voor inschakeling en/of na spanningsuitval verstreken is. Bij lage belasting of bij nullast kan een lage cos ϕ −waarde overeenstemmen met een zeer kleine induktieve stroom. De overeenstemmende kondensatortrappen kunnen dan te groot zijn voor compensatie. Indien de gemiddelde cos ϕ –waarde over een zekere periode te laag is, dan kan men de cos ϕ-streefwaarde verhogen. Ga de instelling van de faseverschuiving en van de C/k-waarde na.
De automatische inbedrijfname stopt en de regelaar toont één van de volgende boodschappen.
Boodschap tijdens de automatische inbedrijfname-procedure 98: te kleine stroom 99: de belasting schommelt te snel. 100: fasefout. 102: C/k te klein ( < 0.01). 103: relatief gewicht is te groot
Aanbevolen ingreep Ga na of de kortsluitbrug verwijderd is en herbegin AUTOSET-procedure Herbegin de AUTOSET-procedure onder meer stabiele omstandigheden of stel de parameters met de hand in. De regelaar kan geen gekende configuratie vinden. Pas de stapgrootte of de stroomtrafo-verhouding aan. Ga de sequentie en de stapgrootte na.
37
A4. Heropstartprocedure na alarm Zodra een alarmdrempel bereikt wordt (zie paragraaf 6.3.2) of indien de inwendige temperatuur hoger is dan 85°C : • worden alle condensatortrappen uitgeschakeld, • verschijnt een alarmmelding op het LCD-scherm, • sluit het alarmcontact, • sluit het ventilatorcontact (enkel geldig voor temperatuurbeveiliging). Wanneer de alarmoorzaak verdwijnt, zal de RVT automatisch opnieuw starten. De heropstartprocedure hangt af van de aard van de gebeurtenis die het alarm veroorzaakt heeft, zoals aangegeven in de volgende tabel: Opgetreden gebeurtenis Urms < Umin prot. spanningsuitval Urms > U max prot. Tinternal > 85°C
T1 > T1 max. prot. (uitwendige voeler T1 -optie) T2 > T2 max. prot. (uitwendige voeler T2 -optie) THDV > THDV max prot.
Heropstartwijze van de RVT nadat de gebeurtenis opgehouden is - Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de Reset-delay(*) - Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de ON-Delay(*) - De gebeurtenis wordt verondersteld opgehouden te zijn zodra Tinternal < 80°C - Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de ON-Delay(*) (het ventilatorcontact wordt geopend tenzij een andere temperatuurdrempel overschreden is) - Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de ON-Delay(*) (het ventilatorcontact wordt geopend tenzij een andere temperatuurdrempel overschreden is) - Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend. - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de ON-Delay(*) (het ventilatorcontact wordt geopend tenzij een andere temperatuurdrempel overschreden is) - Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend. - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de ON-Delay(*). Anti-pendelbeveiliging: Indien dezelfde gebeurtenis zich binnen het uur herhaalt zal de RVT zijn normale werking hervatten na een tijd gelijk aan 2x de ON-Delay. Indien dezelfde gebeurtenis zich binnen het uur nogmaals herhaalt zal de RVT zijn normale werking hervatten na een tijd gelijk aan 4 x de ON-Delay, en dit zo verder tot ten hoogste 1 uur. Deze maatregel maakt het mogelijk pendelverschijnselen te vermijden ten gevolge van resonantieverschijnselen.
Externe input actief
- Het alarmrelais wordt onmiddellijk geopend. - De normale regeling wordt hervat na een tijd gelijk aan de ON-Delay(*).
(*) Voor nadere gegevens m.b.t. de Reset-Delay en ON-delay parameters, verwijzen wij naar een omstandige beschrijving in paragraaf 6.3.2. 38
A5. Faseverschuivingstabel (in °) Driefasige aansluiting (fase - fase) De spanning wordt gemeten tussen L2 en L3
Driefasige aansluiting (fase - nulgeleider) De spanning wordt gemeten tussen L1 en de nulgeleider
39
Enkelfasige aansluiting
40
A6. Spanningsmeting en vermogenaansluiting Dit aanhangsel verschaft een handige manier om de meetspanning aan te sluiten op de RVT in het geval die dezelfde is als de hulpspanning. Beschrijving Zoals aangegeven in figuur 1 heeft de RVT-regelaar drie klemmen voor de hulpspanning en twee andere klemmen voor de meetspanning. De RVT-regelaar gebruikt zijn hulpspanning niet om de spanning te meten. De spanningsmeting gebeurt uitsluitend via de geëigende aansluitklemmen voor de meetspanning. Indien de hulpspanning voor de RVT-regelaar van dezelfde bron komt als de meetspanning, kan een brug gelegd worden tussen de betreffende klemmen (zie figuur 2). Figuur 1
Hulpspanning van 220 V (ac) tot 440 V (ac)
ML3 ML2
Klemmen voor spanningsmeting
N.C.
PL3
PL3
PL2
Klemmen voor RVThulpspanning
Figuur 2
Hulpspanning van 100V (ac) tot 200V (ac)
ML3 ML2
Klemmen voor spanningsmeting
N.C.
PL3
PL3
PL2
Klemmen voor RVThulpspanning
41
Praktische oplossing voor de overbrugging Wegens plaatsgebrek is het niet mogelijk om twee draden in één klem te brengen. Daarom zijn andere oplossingen nodig om twee draden op één klem aan te sluiten. Van de verschillende mogelijke oplossingen om een degelijk aansluiting te verwezenlijkenn wordt er één beschreven in figuur 3. Op elke hulpspanningsdraad wordt een dubbele draadeindhuls aangebracht die het mogelijk maakt om een tweede draad voor de brugverbinding in te brengen. Dergelijke hulzen (zie figuur 4) en de bijhorende perstang zijn overal verkrijgbaar. Gelieve te noteren dat in deze hulzen draden met dezelfde doorsnede dienen gebruikt te worden. Uiteraard zijn twee dergelijke hulzen nodig; het resultaat wordt hierna getoond in figuur 3.
Figuur 4
Figuur 3
42
gedeponeerde handelsmerken van ABB of zijn als dusdanig aangevraagd.
Het “IndustrialIT” warenmerk en alle bovenvermelde produktnamen onder “PowerIT”-vorm zijn Alle voorzorgen werden genomen om de juistheid van de in deze uitgave verstrekte informatie te verzekeren, maar er kan geen verantwoordelijkheid aanvaard worden voor enige onjuistheid. Wij behouden ons het recht voor om de verstrekte gegevens op elk ogenblik te wijzigen in het kader van technische of andere ontwikkelingen. Technische specificaties zijn uitsluitedn geldig onder normale werkingsvoorwaarden. Wij aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid voor oneigenlijk gebruik van dit produkt en kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor rechtstreekse- of gevolschade.
2GCS215031A0050
Asea Brown Boveri Jumet S.A. Zoning Industriel de Jumet B-6040 Charleroi, Belgium Phone : +32 71 250 811 Fax : +32 71 344 007
Dit product werd door de ABB-groep gecertifieerd als “IndustrialIT EnabledTM - Connectivity Level”. Alle produktinformatie is beschikbaar onder interaktief elektronisch format, dat steunt op ABB’s “Aspect ObjectTM” technologie. “Plug and ProduceTM”-installatie en integratie met andere “IndustrialIT” gecertifieerde producten is beschikbaar via ABB’s “Aspect IntegratorTM” platform.