IN MEMORIAM Ad Snoeren
Ad Snoeren is in de nacht van 29 op 30 april 2011, 79 jaar oud, overleden. Salesiaans curriculum geboren op 13-07-1931 in Breda van sept. 1950 t/m juni 1951 als in Ugchelen als : postulant van sept. 1951 t/m aug. 1952 in Twello als : clericus, novice 1e professie op 16-08-1952 in Twello als : clericus van sept. 1952 t/m aug. 1954 in Twello als : clericus, filosofie van sept. 1954 t/m aug. 1955 in Twello als : clericus van sept. 1955 t/m aug. 1956 in Ugchelen als : clericus van sept. 1956 t/m aug. 1960 in Benediktbeuern (D.) als : clericus, theologie priesterwijding op 04-08-1960 in München (D.) van sept. 1960 t/m aug. 1962 in Twello als : priester van sept. 1962 t/m aug. 1964 in Rome als : priester, PAS (kerkelijk recht) van sept. 1964 t/m aug. 1968 in Twello als : priester, catechist van sept. 1968 t/m aug. 1969 in Nijmegen als : priester van sept. 1969 t/m aug. 1970 in Nijmegen als : priester, catechist In 'Don Rua' - vroeger en nu, de nummers 19, 20 en 21 van juni, augustus en september 2009, verscheen in drie afleveringen zijn autobiografische bijdrage De Grote Spiegel.
bron: email Martien van Diesen 30-4-2011 (23.49)
Martien van Diesen vertelt: Ik had de laatste jaren weer contact met Ad. Hij woonde in Cuijck. Hij kwam ook bij mij. We ontmoetten elkaar regelmatig en belden op gezette tijden. Ik mocht hem graag. In Twello had hij de zorg voor de gymnasiasten, die in Deventer het Geert Grote College bezochten (George Gildemacher, Piet Essink, Frits Jansen, Frans Godfroy, Ton Engwegen, Martien van Diesen) Dat deed hij met warmte. Hij liet ons de ruimte en zorgde zelfs af en toe voor een verzetje. Zo regelde hij voor ons een Cultureel Jongeren Paspoort, zodat we een aantal keren per jaar naar de Deventer Schouwburg konden. Op zondagavond luisterden we vaak klassieke muziek bij hem op zijn kamer. Hij regisseerde toneel met ons. Kortom hij gaf ons mogelijkheden onszelf te ontwikkelen van seminarist tot student, hetgeen bij zijn medebroeders (met name pater Claessen) vaak kwaad bloed zette. Ad is heel plotseling overleden. Op 7 april kreeg hij, na onderzoek, te horen dat hij darmkanker had. Na een vijftal bestralingen werd hij op 27 april geopereerd. Tot het laatste moment (Ik sprak hem nog op 26 april) was Ad een optimist. Hij was vitaal, ondernam veel en verzorgde nog een keer of vijf per week muzikale zittingen, Waarin hij mensen leerde luisteren naar muziek. Ik had gedacht, dat hij de 100 wel zou halen Het mocht niet eens de 80 zijn. bron: email Martien van Diesen 1-05-2011 (8.36)
http://www.deweekkrant.nl/artikel/2008/april/09/snoepje_na_afloop_ad_snoeren_opbouwwerker_senio
Snoepje na afloop: Ad Snoeren; opbouwwerker, Seniorenpagina en Muzieksalon 09 apr 2008 Ad Snoeren organiseert al twaalf jaar muzieksalons in Cuijk. (Foto Mariëtte van Roij) In Portret passeren gewone en minder gewone mensen uit de gemeente Cuijk de revue. Deze week Ad Snoeren. CUIJK – In deze krant staat maandelijks, al 17 jaar lang, de Seniorenpagina. Een pagina speciaal van en voor (actieve) ouderen. Initiatiefnemers toentertijd waren Theo Peter Sengers en Ad Snoeren. Af en toe zijn er ook berichtjes te vinden over de Muzieksalon in Cuijk. En ook dan valt de naam Ad Snoeren. Snoeren is in Cuijk 22 jaar werkzaam geweest als opbouwwerker. “In het begin voelde ik me een eenzame fietser. Ik hielp met het uitbouwen, opzetten en ondersteunen van initiatieven in wat toen Stichting Samenlevingsopbouw heette (het huidige Radius red.). Ik was betrokken bij het vrouwencentrum, jeugd- en jongerenwerk, minderhedenwerk, vluchtelingenwerk en ouderenwerk. Terugkijkend vond hij het een fijne tijd. “Mensen kwamen met vragen naar me toe en ik zocht dan naar de oplossing. Als ik nu zie hoe een manager zijn werk invult, zo zou ik dat niet willen. Zij zitten de meeste tijd achter de computer en regelen van daaruit hun werk. Die ontwikkeling begon toen ik wegging. Het leukste vond ik toch altijd wel het contact met al de mensen.” Al 12 jaar geniet Snoeren nu van zijn pensioen. Na 17 jaar zei Snoeren vorige maand zijn eindredactiewerk voor de Seniorenpagina op. “Iemand anders mag het stokje overnemen. We zijn met een clubje van zes mensen. Ik heb het al die tijd met veel plezier gedaan. Informatie bij elkaar zoeken is leuk, meestal hadden we te veel. Maar ik stop niet helemaal hoor. Ik blijf wel schrijven!” Snoeren vervolgt: “Ouderen zijn in de loop der jaren veranderd. In het begin was er nog sprake van betutteling. Nu zijn er bewuste ouderen die hun weg weten te vinden en die zich prima vermaken. En dat vind ik een goede ontwikkeling.” Sinds 12 jaar houdt Snoeren Muzieksalons. In eigen huis en bij verschillende instellingen in de regio. “Ik heb in een internaat gestudeerd en daar werden we gedwongen om op zondag twee uur lang naar klassieke muziek te luisteren. We mochten in die tijd niets anders doen. Toen is mijn liefde voor die muziek ontstaan en dat wil ik delen met mensen.”
"Don Rua" – vroeger en nu
Peuter Sandro ontdekt de spiegel Moeder heeft haar vierjarige oudste kleuter naar de bewaarschool gebracht, ook wel de kakschool genoemd. De school staat onder leiding van de Franciscanessen van Oirschot In twee lokalen worden ongeveer vijftig kleuters bezig gehouden met bidden, matjes vlechten, kralen rijgen, figuurtjes van papier vouwen maar ook met het voorlezen van sprookjes en levens van heiligen. Moeder heeft dus even de tijd om boven in haar slaapkamer de was te vouwen en in de linnenkast op te bergen. Omdat de dienstbode boodschappen doet, neemt zij de kleine Sandro mee naar boven, die nu even in het heiligdom van zijn ouders mag spelen, wat maar zelden wordt toegestaan. Dit heiligdom moet een heiligdom blijven! Moeder vouwt dus de was en de kleine Sandro dribbelt wat rond, een grote teddybeer onder zijn armpje. Dan, ineens, ontdekt hij de grote spiegel van de linnenkast. Hij dribbelt er op af en ziet tot zijn grote verbazing dat er van de andere kant een jongetje op hem af dribbelt met ook een grote teddybeer onder zijn armpje. Sandro begint te lachen en warempel, de peuter aan de andere kant lacht mee. Sandro steekt zijn tong uit en verdorie, de ander doet het ook. Sandro loopt dichter naar de spiegel toe en drukt zijn vingertje tegen het glas. Het manneke aan de andere kant doet hetzelfde. Hun vingertjes raken elkaar. Sandro begint opnieuw te lachen en drukt zijn neus tegen de neus van zijn tegenhanger aan. Dan zwaait hij met zijn teddybeer, wat het andere manneke eveneens doet. En lol dat ze samen hebben! Moeder is tot nu toe helemaal in haar vouwwerk verdiept, maar nu ziet ze plotseling wat er gebeurt. Ze loopt naar Sandro toe die ineens achter de peuter in de spiegel zijn eigen moeder ziet opduiken. Verbaasd kijkt hij om en vliegt zijn moeder in de armen. Die vertelt hem vervolgens dat hij de spiegel heeft ontdekt, een groot stuk glas waarin je jezelf kunt bekijken en zien hoe groot en mooi je wel niet bent. Sandro kijkt nog eens even heel verbaasd naar de peuter aan de andere lant. Hij is het gewoon zelf! Dan dribbelt hij aan moeders hand de slaapkamer uit, de trap af naar beneden. Maar vanaf dat moment gaat de grote spiegel van de linnenkast een grote rol in zijn leven spelen. Hoe vaak zal hij later, in allerlei levensomstandigheden, voor die spiegel staan en zichzelf goedkeurend of afwijzend bekijken?
Eerste communie Sandro is zeven jaar geworden, zit in de eerste klas bij broeder Lucas en mag op 12 oktober zijn eerste heilige communie doen. Enkele dagen tevoren nemen
blz. 1
Nr. # – passim 2009
zijn ouders hem mee naar de grote stad om voor hem kleren te kopen die bij deze grote gebeurtenis in zijn leven passen: een lichtblauw jasje, een wit overhemd met blauwe stropdas, een korte donkerblauwe broek met beige lange kousen en zwarte lakschoenen. Sandro staat daags erna voor de grote spiegel en bekijkt zichzelf. Hij is tevreden! Hij is klaar voor het feest. De voorbereiding is intensief geweest. Wekenlang is de pastoor in de klas komen vertellen wat er op de dag van je eerste communie gebeurt. Jezus, de Zoon van God, komt dan voor het eerst in je hartje. En vanaf dat ogenblik mag je elke dag te communie gaan. Want Jezus wil dicht bij je blijven en je altijd helpen om braaf te zijn. De pastoor zal op die dag de H. Hostie op jouw tong leggen. Pas op, niet erop bijten want dan bijt je Jezus! Langzaam laat je de hostie op je tong weken en je slikt hem vervolgens door. Dan woont Jezus voor het eerst in je. En hij wil vervolgens wel elke dag bij jou komen. Als jij maar wil! Sandro heeft ook leren biechten. Dat vond hij eng. Je moest in een donker hokje neerknielen. Ineens ging er een luikje open en zag je vaag het gezicht van mijnheer pastoor. Je moest tegen hem al je fouten opbiechten. Daama hield de pastoor een korte preek, legde je een boete van drie weesgegxoeten op en sloeg een groot kruis over je heen. Toen klapte het luikje weer dicht. Best eng! De grote dag breekt aan. Vijftig Eerste Communicantjes, de jongens links, de meisjes rechts, zitten in bankjes op het priesterkoor. Achter hen, in de grote kerk, wachten vol spanning hun ouders en familie op het grote moment. De pastoor, voorafgegaan door wel tien misdienaars, betreedt het altaar en het koor begint te zingen. En eindelijk is dan het belangrijke ogenblik aangebroken. Sandro gaat naar voren en knielt voor de pastoor, die de H. Hostie op zijn tong legt. Pas op, nu niet bijten maar na korte tijd slikken! En dan is Jezus in zijn hartje. Later is er thuis groot feest. De enige oma, veel ooms en tantes, neefjes en nichtjes zijn aanwezig. Sandro krijgt veel cadeautjes: een zilveren rozenkrans, twee kerkboeken, vrome schilderijtjes en het leven van de H. Theresia van Lisieux. Maar het meest blij is hij met een portemonnee waarin zich twintig kwartjes bevinden. Die krijgt hij van zijn tante Bertha. Deze heeft een kruideniers-en-manufacturen zaak met een afdeling die Atep heet. In deze afdeling is een kwartje wel een daalder waard. Voor een kwartje kun je er allerlei snuisterijen kopen. Tijdens de feestmaaltijd sluipt Sandro stiekem naar boven, naar de grote spiegel, om even te kijken hoe gelukkig hij wel is, de portemonnee met de kwartjes stevig in zijn rechterhand. Hij is uiterst tevreden over zichzelf en de volgende dag zal hij zeker naar de Atep van tante Bertha gaan om daar zijn kwartjes te laten rollen.
vrije nieuwsbrief over Huize 'Don Rua' Ugchelen (1942-59) en 's-Heerenberg (1959-71), en wat ervan voortleeft
"Don Rua" – vroeger en nu
Onkuis voor de spiegel In september 1940 sluipt Sandro stiekem een keer 's-avonds naar de grote spiegel in de slaapkamer van zijn ouders. Die zijn weg. De kust is veilig. De andere broers en zusjes, intussen zes in getal, liggen al in bed of zitten beneden te lezen. Sandro kijkt naar een verward gezicht, vol angst en twijfel. Is hij dat? Ja, hij is het. Wat mag er wel gebeurd zijn'? In mei van dat jaar breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Op 12 mei wordt het dorp, waarin Sandro woont, zonder slag of stoot door de Duitse soldaten bezet. Wel blazen de Nederlandse militairen de brug over het kanaal op, waarbij het huis van de brugwachter in vlammen opgaat. Een Nederlandse soldaat sneuvelt er en wordt in alle haast langs het kanaal begraven. Een simpel kruis met zijn helm eraan wijst de plaats aan waar de jonge man ligt. Heel het dorp loopt uit om deze ellende te gaan bekijken. In het begin van juni meldt zich een bevriende familie van de ouders van Sandro: "Of zij, vader, moeder en acht kinderen, een tijdje bij hen in huis mogen komen", is de vraag. Zij zijn overspannen door het oorlogsgeweld dat in Roosendaal plaats vindt, en zij zoeken rust. Ze mogen komen! Het wordt passen en meten geblazen maar het komt voor elkaar. In één huis wonen tijdelijk twee ouderparen en vijftien kinderen. Bovendien hebben de ouders van Sandro ook nog twee dienstbodes die in hun huis wonen. Onder de gasten zijn drie knullen van 11, 14 en 15 jaar oud. Zij zijn bij de padvinderij en hebben het spel van Baden Powell geleerd. Maar zij leren van hun kornuiten ook nog wat anders, namelijk "vieze spelletjes". En die leren zij nu ook aan Sandro en aan een van zijn broertjes. 's-Avonds, wanneer zij met hun vijven in een gezamenlijk kamer in hun bedden liggen, gaan de onderbroekjes naar beneden en komen de piemeltjes te voorschijn. Die worden betast en gestreeld totdat zij rechtop gaan staan. Vingers verdwijnen in de poepgaatjes en de jongens hebben veel lol. Dan kraakt plotseling de trap en komt iemand naar boven. De slaapkamerdeur gaat op een kier open en het gezicht van een van de ouders gluurt even naar binnen.Vijf jongens liggen schijnbaar braaf te slapen, de handen gevouwen op de borst! Er is niets aan de hand. Op het einde van de maand augustus vertrekt de familie weer naar Roosendaal en wordt in de woning van Sandro alles weer normaal. Maar dan komt die verschrikkelijke catechismusles op school. Eens in de week geeft kapelaan G. godsdienstonderricht en hij behandelt in deze tijd de tien geboden. Het zesde gebod is aan de beurt: "Gij zult geen onkuisheid doen". Met de verschrikkelijkste
blz. 2
Nr. # – passim 2009
woorden en beelden schildert de kapelaan de zonden van onkuisheid. Er is echt niks wat erger is! Je kunt bij wijze van spreken nog beter je buurman vermoorden dan onkuise dingen met jezelf of met anderen doen. Sandro is verbijsterd. Als mokerslagen komen de woorden van de kapelaan op zijn arme hoofd neer. Hij is een grote zondaar, een onkuisaard en komt meteen in het diepste van de hel als hij nu zou sterven.Vanaf dit moment verandert het leven van Sandro. Hij durft niet te gaan biechten. De zondenlast gaat steeds meer op hem drukken. Hij wordt preuts en angstig en durft zelfs niet meer naar de half blote Jezus aan het kruis te kijken. Hij staat nu, in september, voor de spiegel en ziet voor zich de zondaar, de onkuise Sandro die met andere jongens vreselijke dingen deed. Het is net alsof hij achter zich de dreigende vinger van de kapelaan ziet, die schijnt te vermanen: "Als je niet gaat biechten, ben je verdoemd!" En achter de kapelaan maken de duivels een rondedans. Als er, na een halfjaar, in de parochiekerk eens een vreemde biechtvader komt, pakt Sandro al zijn moed bij elkaar en sluipt de biechtstoel in. Het valt allemaal reuze mee! De vreemde biechtvader is vol begrip, moedigt hem aan om dit soort dingen nooit meer te doen en geeft hem een flinke penitentie. Van een zware last bevrijd komt Sandro de biechtstoel uit en neemt vervolgens het zwaarwegende besluit om zich helemaal aan God te gaan wijden. Sandro wil priester worden. Hij kan voortaan weer met een blij gezicht in de grote spiegel kijken en krijgt een blij gezicht terug!
De seminarist Weer gaat Sandro met zijn ouders naar de grote stad om nieuwe kleren te kopen. Nu is het een jasje, een pofbroek of drollenvanger, overhemden, ondergoed, een stropdas, zakdoeken en nog heel veel meer. Sandro heeft een uitzet nodig want hij gaat naar het Seminarie. Op l l september 1943 wordt hij verwacht. Sandro staat opnieuw voor de grote spiegel en bekijkt zichzelf. De gekochte kleren staan hem goed. Hij ziet tegenover zich een tevreden gezicht. Zijn toekomst lijkt duidelijk. Hij gaat studeren en priester worden. Op 11 september brengen zijn ouders hem naar het seminarie, een ontzettend groot gebouw, waarin meer dan 300 jongens, onder leiding van een aantal paters en broeders, hun ideaal proberen te verwezenlijken. Even huilt Sandro tranen met tuiten als zijn ouders in de trein stappen en hij alleen achter blijft. Dan verdwijnt hij in de massa jongens van l2 tot 18 jaar. wordt vervolgd
vrije nieuwsbrief over Huize 'Don Rua' Ugchelen (1942-59) en 's-Heerenberg (1959-71), en wat ervan voortleeft
"Don Rua" – vroeger en nu
De seminarist (vervolg) Het is wennen geblazen. In de grote eetzaal zit hij voortaan met 300 man sterk achter zijn bord met eten. En dat vier keer per dag want om vier uur 'smiddags is er een extra boterham te krijgen. In de studiezaal zit hij met 300 andere jongens achter zijn bureautje vol schriften en boeken. Vooraan in de ruimte troont een grote, hoge zetel waarop de surveillant plaats neemt wanneer er gestudeerd moet worden. Zijn ogen spieden rond en wanneer hij iets ongeoorloofds ziet gebeuren, roept hij met luide stem de daders tot de orde. Dat is telkens even schrikken geblazen! In de recreatiezaal vermaken 300 jongens zich met biljarten, tafeltennis, kaarten, andere spelletjes en met het lezen van tijdschriften en boeken. Vanaf 16 jaar mag je er ook roken en pater Surveillant verkoopt sigaretten, sigaren en zelfs pijptabak. Af en toe moeten de 300 jongens gelucht worden. Op de grote speelplaats lopen de klassen een tot en met vier dan in het rond. De "heren" van klas vijf en zes lopen midden in die grote cirkel van voren naar achter en dan weer van achter naar voren. Er zijn drie grote slaapzalen, elk met honderd zogenaamde chambrettes. Een chambret is een klein kamertje met bed, kleerkast, een plank met een wasteiltje erop en onder het bed een po. Een gordijntje voor de ingang geeft je een beetje privacy. Om 12.15 uur, kort voor het middageten, gaat iedereen naar boven om zijn bed op te maken. Enkele "corveeërs " komen intussen de teiltjes met water vullen waarmee de jongens zich 's-avonds en 'smorgens kunnen wassen. Tevoren is broeder Jan al met een soort kruiwagen, voorzien van een grote ton, de chambretten langs gegaan om alle po's te legen. Of hij die po's ook omspoelt, is de grote vraag. Eens in de twee weken mogen de jongens in bad. Wel kun je 's-avonds in aparte bakken je voeten wassen. Er wordt veel gesport, gemusiceerd en toneel gespeeld. En twee keer per week gaan de seminaristen wandelen. Dan beweegt zich een sliert van 300 jongens door het dorp en zijn omgeving, met voorop, in het midden en op het eind een pater-surveillant. Drie en een half jaar houdt Sandro het in dat seminarie vol. Wel is er een onderbreking van bijna een jaar, waarin hij thuis is. De Duitsers worden in die tijd Nederland uitgejaagd en het seminarie dient tijdelijk als kazerne voor de bevrijders. Een roes van vrijheid waait over Nederland. Die roes pakt ook Sandro stevig beet. Hij wil ook vrij zijn! Weg van die massa brave jongens, die priesterstudenten. Hij wil een gewone jongen worden, die kan gaan en staan waar hij zelf wil. Sandro verliest dus zijn roeping. Hij houdt het een aantal maanden verborgen, maar stapt
blz. 3
Nr. # – passim 2009
dan naar de Magister Spiritualis. Er volgen aan aantal serieuze gesprekken, waarin de pater probeert te redden wat er nog te redden valt. Maar Sandro zet door. Hij wil echt van dat seminarie weg. De ouders worden ingelicht. Op een koude zondag in februari verschijnt de vader van Sandro. De koffers worden ingepakt. Alles moet in het geheim gebeuren, want het vertrek van Sandro zou een slecht voorbeeld kunnen zijn voor andere zwakke broeders! Zonder afscheid te mogen nemen van zijn vele vrienden, stapt Sandro met zijn vader in de trein en komt 's-avonds thuis aan, Zijn moeder, die in de huiskamer bezig is de was te drogen van haar acht spruiten die nog thuis zijn, geeft hem een kille kus en kijkt hem met een verwijtende blik aan. Zij heeft nu een zoon van nog geen 16 jaar oud die zijn roeping verspeeld heeft. Zij laat hem haar grote teleurstelling duidelijk merken. Daags erna staat Sandro weer voor de grote spiegel. Hij kijkt zichzelf onzeker aan. Wat nu? Hoe verder? Hij voelt nog steeds die verwijtende blik van zijn moeder in zijn rug prikken. Vader is milder en toont wat meer begrip. Maar mijnheer pastoor is ook diep teleurgesteld. Weer kijkt hij zichzelf aan. Zijn blik wordt vastberadener. En dapper zegt hij tegen zichzelf: "Ik ben weer vrij man! Alles ligt weer voor mij open! lk ga er wat van maken!" Enkele dagen later wordt Sandro leerling van het lyceum in de stad Roosendaal. Hij komt in klas drie van het gymnasium. Enkele maanden lang is hij "kostganger" bij een bekende familie in Roosendaal. Dan reist hij een tijdlang per fiets en per trein op en neer van zijn woonplaats naar die stad en eet 'smiddags bij een tante zijn boterhammen op. Vervolgens komt er een plaatsje voor hem vrij bij de broeders van het Convict St. Marie, waar hij de volgende drie jaren gaat doorbrengen.
Wat een lelijkerd Sandro komt eens in de veertien dagen per fiets of per trein een weekendje naar huis. Nog steeds staat de grote linnenkast met spiegel in het heiligdom van zijn ouders. Telkens als Sandro thuis is sluipt hij stiekem naar boven om zichzelf nog eens te bekijken. Langzaamaan gaat hij een hekel krijgen aan zijn spiegelbeeld. Hoe komt dat? Sandro is kort voordat hij het seminarie verliet eens flink op zijn neus gevallen. Hij houdt er een rode fok aan over, die ook nog vaak gaat gloeien. Geen prettig feit voor Sandro die zo graag mooi wil zijn. Daarbij komen ook nog de zogenaamde jeugdpuistjes. Telkens als hij in de spiegel kijkt, ziet hij weer die rode pukkels, soms van witte puskopjes voorzien. Sandro krijgt steeds meer een hekel aan zichzelf. Hij moet zich
vrije nieuwsbrief over Huize 'Don Rua' Ugchelen (1942-59) en 's-Heerenberg (1959-71), en wat ervan voortleeft
"Don Rua" – vroeger en nu
bovendien gaan scheren. Scheerapparaten zijn er nog nauwelijks, dus dat scheren moet met een scheermesje gebeuren. Het ene puistje na het andere moet er aan geloven. Het is een treurig gezicht! De aanbevolen middeltjes helpen nauwelijks of niet. En dan nog die vette haren boven al dat lelijks eronder! Telkens wanneer Sandro thuis is, staat hij voor de spiegel in de hoop dat er enige vooruitgang te bespeuren valt. Wat is hij toch een lelijke puber geworden! Hij heeft de indruk dat iedereen hem aankijkt en ook denkt wat Sandro over zichzelf denkt. Zo gaan er een, twee jaren voorbij. Op den duur wordt Sandro er wat onverschillig onder, maar er komt ook een kleine verbetering. Zijn gezicht wordt gaver en zijn neus wordt bleker! Zijn haren krijgen vaker een wasbeurt. En dan breekt tijdens zijn 5e jaar gymnasium het Goddelijk zonlicht weer door. Sandro wil opnieuw priester worden en intreden bij de paters Salesianen van Don Bosco, de grote jeugdvriend. God roept hem weer en Sandro zegt volmondig "ja". Als hij het aan zijn moeder vertelt, vliegt deze hem om de hals. Ook vader is dolgelukkig en mijnheer pastoor, die al droomt van een groot parochiefeest, belooft een stevige financiële bijdrage uit de kerkkas. Want de vader van Sandro heeft het niet meer al te breed en om priester te worden komt er ook financieel heel wat om de hoek kijken. Als Sandro zo nu en dan nog eens voor de grote spiegel staat (hij mag nu niet meer zo ijdel zijn!) kijkt een blij en gelukkig gezicht hem aan.
1951 voor het laatst voor de spiegel Weer worden er nieuwe kleren aangeschaft en wel voornamelijk in de kleur zwart. Oom Lucien, een meesterkleermaker, maakt voor Sandro een lange zwarte toog met wel dertig knoopjes. Een zwarte sjerp met franjes en een bonnet worden gekocht in een winkel vol religieuze gewaden. Mijnheer pastoor heeft nog een zwarte overjas met een zwart fluwelen kraagje in zijn kast hangen, die Sandro rustig van hem mag overnemen. Zwarte kousen, zwarte schoenen maar wel witte hemden en onderbroeken horen ook bij de uitzet. Stiekem sluipt Sandro nog een keer naar de bewuste spiegel en bekijkt of al dat zwart hem wel goed zal staan. Wat ging echter allemaal aan dit moment voor de spiegel vooraf? Hier volgt een heel kort overzicht. Sandro zoekt contact met de paters Salesianen en krijgt te horen dat hij welkom is. Maar pater Directeur van het Klein Seminarie in Ugchelen adviseert hem om in Roosendaal het gymnasium af te maken, zodat hij een echt diploma in handen krijgt. Wel moet hij dan daarna een jaar op proef in het Klein Seminarie komen en daar nuttig werk
blz. 4
Nr. # – passim 2009
doen. Daarna mag hij naar het noviciaat. Zo gebeurt. Hij haalt zijn diploma. Tijdens het jaar in het Klein Seminarie geeft Sandro Latijnse en Griekse lessen aan de zogenaamde late roepingen, En hij proefde er al volop de sfeer en de geest van de H. Don Bosco, soms tot zijn grote verbazing. Wat gaat er in je om wanneer je je 's-morgens in de grote slaapzaal staat te wassen en de surveillant komt je vertellen dat je het pyjamajasje aan moet houden? Aan Sandro wordt geleerd, ook weer door een surveillant, hoe hij zijn broek onder de dekens uit, en zijn pyjamabroek aan moet trekken. En op zaterdagavond wordt, bij het naar bed gaan van de meer dan 100 jongens, op de grote slaapzaal het licht uitgedraaid zodat de knullen ongezien van onderbroek kunnen wisselen. Bij de toiletten houdt een surveillant streng de wacht en het douchen moet in doodse stilte gebeuren. Wee wie zijn mond open doet. "Heiligheid is kuisheid", schijnt Don Bosco herhaaldelijk gezegd te hebben. En Sandro proeft die kuisheid aan den lijve. Hij slaat zich verder goed door dat ene proefjaar heen en mag naar het noviciaat. Daarom staat Sandro in het begin van augustus 1951 nog een keer voor de grote spiegel van de linnenkast om eens te bekijken hoe hij er binnen korte tijd uit zal zien. De bonnet staat wat scheef op zijn blonde haren maar het contrast blond-zwart doet het goed. Hij knoopt niet alle dertig knoopjes van zijn toog dicht. Hij past de sjerp om zijn middel en trekt daarna de overjas van mijnheer Pastoor nog aan. Dat zwarte fluwelen kraagje staat hem erg goed en streelt zijn ijdelheid. Sandro is tevreden! Hij kijkt nog even trots in de spiegel, trekt al die zwarte kleren weer uit en ziet zichzelf daarna nog even als normaal mens in normale kleren in het spiegelglas. Dan verdwijnt voor minstens 19 jaar deze grote linnenkast uit het gezichtsveld van Sandro. Wel zijn er andere spiegels om in te kijken, maar als Salesiaan mag je niet ijdel zijn en moet je spiegels zoveel mogelijk vermijden. Op 30 oktober van dat jaar staat Sandro trots tussen zijn vader en moeder. Het is de dag van zijn inkleding. Zoals destijds bij de grote spiegel staat de bonnet scheef op zijn blonde haren. Alle 30 knoopjes van zijn toog zijn nu netjes dichtgeknoopt. De sjerp hangt keurig als een kuisheidsgordel om zijn middel en de overjas met fluwelen kraag draagt hij losjes over zijn linkerarm. Het gezicht van Sandro is een en al glimlach. Het lijkt erop alsof hij voor goed het geluk heeft gevonden. Als die grote spiegel van de linnenkast dit nog eens had mogen zien! wordt vervolgd
vrije nieuwsbrief over Huize 'Don Rua' Ugchelen (1942-59) en 's-Heerenberg (1959-71), en wat ervan voortleeft
"Don Rua" – vroeger en nu
19 jaar lang zonder grote spiegel Sandro begint de trappen van de volmaaktheid te beklimmen. En hij doet dat heel serieus. De linnenkast met de grote spiegel verhuist intussen van het dorp naar de grote stad, wordt dus uit elkaar gehaald en in de nieuwe stadse slaapkamer van de ouders van Sandro weer in elkaar geknutseld. Na enkele jaren gebeurt hetzelfde tijdens een verhuizing naar een andere woning in die zelfde stad. Daar blijft de linnenkast tot 1970 staan. Maar in al die tijd komt Sandro niet in de spiegel kijken. Hij mag nauwelijks naar huis. Want Don Bosco is van mening dat geen enkele Salesiaan ooit naar huis is gegaan en er beter van terugkwam. Dus! Sandro stijgt gestadig omhoog op de trap der volmaaktheid. Hij wordt kuiser dan kuis want kuisheid is volgens de H. Stichter het toppunt van Salestaanse volmaaktheid. Hij weet haast niet meer dat hij een piemel heeft. Hij durft er niet meer naar te kijken. Sandro is een brave novice die bij de stemming om zijn geloften af te mogen leggen van zijn oversten alleen maar witte bonen krijgt. Er wordt namelijk met witte en bruine bonen over de novicen gestemd. Hij studeert vervolgens vlijtig filosofie, loopt twee jaar lang stage als leraar en surveillant en vertrekt daarna voor vier jaar naar ZuidDuitsland om daar, aan de voet van de Alpen, theologie te studeren. En nog steeds is hij uiterst braaf en volgt nauwgezet de voetstappen van de H. Don Bosco. Intussen kijkt hij nauwelijks in spiegels en de linnenkast in die grote stad wacht tevergeefs op hem. In augustis 1960 staat hij met nog 40 andere pasgewijde priesters hemelhoog op de Theresienwiese in München om aan die stad en de wereld zijn eerste priesterlijke zegen te geven. Omdat Sandro zo uitmunt in vroomheid en plichtsgetrouwheid wordt hij door zijn superieuren uitverkoren om novicenmeester te worden. Zo'n novicenmeester moet de nieuwe rekruten trainen en drillen om toe te mogen treden tot de Congregatie van Don Bosco. Kuisheid en gehoorzaamheid zijn de grote items. Kuisheid is heiligheid en de wil van de Overste is de wil van God. Duidelijker kan het niet! Om nog wat bij te leren wordt Sandro naar Rome gestuurd. Hij volgt daar colleges kerkelijk recht aan de universiteit die de Salesianen in Rome hebben. Intussen sterft de vader van Sandro. Zijn kostuums en andere kleren haalt men uit de linnenkast weg, die nu voortaan alleen het domein van zijn moeder is geworden In Rome begint bij Sandro de grote kentering. Hij maakt van dichtbij het tweede Vaticaans Concilie mee en ergert zich aan de hevige strijd tussen de progressieve en conservatieve kardinalen en bisschoppen. De conservatie-
blz. 5
Nr. # – passim 2009
ven proberen op allerlei, vaak slinkse manieren de vernieuwingen, die de progressieven door willen voeren, te boycotten en te verhinderen. Tijdens de weekenden doet Sandro vaak pastoraal werk voor een arme parochie in de krottenwijken van Rome. Maar hij weet dat in die tijd in heel veel kerken van Rome kanunniken met hun vaak dikke buiken in de koorstoelen hangen, hun koorgebed afraffelen en daarmee dik geld verdienen. Sandro kan echt in de keuken van de katholieke kerk kijken en ziet daar heel wat minder fraaie dingen! Intussen is hij veel gaan lezen over de Tweede Wereldoorlog, die hij als jongen meemaakte. Hij raakt ontzet over de holocaust. Steeds minder kan hij de "goede" God begrijpen die uit miljoenen Joodse kelen kreten om redding hoort, maar er het zwijgen toe doet en hun laat vermoorden en vergassen. Hoe kan een goede vader aan het gejammer van kleine kinderen die vemoord worden voorbijgaan? Ook de Kerk, die zo vaak zweeg en zwijgt en via het Vaticaan oorlogsmisdadigers heeft laten ontsnappen, wordt een doorn in zijn ogen. De vertrouwde wereld van het geloof begint bij Sandro in elkaar te zakken. Waarom nog langer een God dienen die zijn kinderen zo in de steek laat? De psalm "God is mijn herder, het zal mij aan niets ontbreken" wil erbij Sandro niet meer in. Het wordt een proces van enkele jaren maar uiteindelijk valt de beslissing. "Zo kan ik niet meer leven! Wil ik eerlijk tegenover mijzelf blijven, dan moet ik mijn leven een andere wending geven." In 1970 hakt Sandro de knoop definitief door.
Opnieuw voor de grote spiegel In het voorjaar van 1970 komt Sandro naar huis. Zijn moeder staat op het punt om naar Duitsland te verhuizen, waar zij bij haar andere "priesterzoon" onderdak zal krijgen. De grote linnenkast is nog niet uit elkaar gehaald en Sandro staat na zoveel jaren eindelijk weer eens voor de grote spiegel. Hij kijkt zichzelf aan. "Hier sta ik, dit ben ik!" Het lijkt alsof hij achter zich een aantal gestalten ziet. De paus, die onlangs de priesters die hun ambt om welke reden ook verlieten, judassen en verraders heeft genoemd. Zijn moeder en zijn heerbroer die allerlei pogingen deden om hem van deze, in hun ogen, vreselijke stap terug te houden. Enkele Salesianen die hem verwijtend aankijken. Hij is de congregatie van Don Bosco ontrouw geworden. De pastoor van de parochie die er helemaal niets van begrijpt. Al die schimmen verdwijnen plotseling, en Sandro staat alleen voor zichzelf in de spiegel. Hij is vastbesloten. Hij wil een nieuw leven beginnen, niet meer met zijn hoofd in de hemel, maar met beide benen stevig op deze aarde.
vrije nieuwsbrief over Huize 'Don Rua' Ugchelen (1942-59) en 's-Heerenberg (1959-71), en wat ervan voortleeft
"Don Rua" – vroeger en nu
Daags erna wordt de linnenkast uit elkaar gehaald. De onderdelen verdwijnen in een verhuiswagen die ver Duitsland inrijdt, tot bijna aan het IJzeren Gordijn, dat toen nog niet was opgetrokken. Daar ergens is de broer van Sandro pastoor. Die biedt zijn moeder een mooie, grote slaapkamer aan. En in die kamer wordt enkele dagen later de linnenkast met de grote spiegel weer in elkaar gezet. Moeders jurken en mantels komen in de hangkast en al haar andere linnengoed op de planken van de ligafdeling. De linnenkast is intussen een antiek meubelstuk geworden. De parochianen van haar zoon hebben grote belangstelling en af en toe mag een goede bekende even in de slaapkamer van de moeder van Herr Pfarrer komen kijken. Zelfs meldt zich eens een antiquair die voor een behoorlijke prijs de linnenkast wil kopen. Maar hij krijgt nul op zijn rekest. De linnenkast is niet te koop. Het meubelstuk blijft dus in de slaapkamer staan.
Finale Sandro komt nogal eens bij zijn moeder op bezoek. Hij is zo'n beetje haar privé-chauffeur geworden, die haar verschillende keren per jaar komt halen voor een bezoek aan haar kinderen in Nederland. Hij brengt haar daarna weer naar Duitsland terug. Hij kan het dan niet laten om stiekem even haar slaapkamer binnen te sluipen en voor de grote, vertrouwde spiegel te gaan staan. In het voorjaar van 1973 bekijkt hij zich als gelukkige echtgenoot in het spiegelglas. Hij heeft op zijn werk een lieve collega leren kennen, met wie hij op 16 februari 1973 trouwt. Zij wordt zijn vriendin voor het leven. In het voorjaar van 1977 kijkt een gelukkige jonge(?) vader in de spiegel. Ze hebben een zoontje gekregen en noemen hem Ruben, de eerstgeborene. Wat lacht de vader tegen zijn spiegelbeeld. Hij en zijn vrouw kunnen hun geluk niet op. En dan wordt de linnenkast ineens weer in moten verdeeld en in een verhuiswagen geladen, die richting Nederland rijdt. De moeder van Sandro heeft op 75 jarige leeftijd besloten om naar Nederland terug te gaan en in de stad waar zij lange tijd woonde een appartementje te huren. Zij is o zo bang om in een Duits ziekenhuis terecht te komen, en ver van haar kinderen en kleinkinderen te moeten sterven. Weer wordt de linnenkast met grote spiegel in elkaar gezet en hij neemt nu de grootste plaats in op haar piepkleine slaapkamer. Sandro komt vaak bij zijn moeder langs, dikwijls samen met zijn vrouw en zoontje. Hij weet dat de linnenkast met spiegel ergens staat, maar dat de ruimte te klein is om er breed voor te gaan staan en zichzelf goed te bekijken.
blz. 6
Nr. # – passim 2009
En dan is het 1982. De moeder van Sandro logeert, sinds haar terugkeer in Nederland, nu regelmatig bij haar heerzoon in Duitsland en Sandro is dan telkens weer haar chauffeur. Tijdens zo'n langere logeerpartij wordt moeder ziek en komt toch in een Duits ziekenhuis terecht. Ze herstelt wat, blijft echter in Duitsland, en sterft onverwacht in juni van dat jaar. Na een plechtige uitvaart in een bomvolle kerk in de parochie waarvan haar zoon pastoor is, rijdt moeder in een ziekenwagen, onder het gebeier van de kerkklokken, het dorp uit, terug naar Nederland. Daar wordt zij, na een simpele uitvaartdienst, naast haar overleden man begraven... Het appartementje van moeder moet daama zo snel mogelijk worden geruimd. Er zijn veel gegadigden die er willen komen wonen. De kinderen met aanhang komen kort na de begrafenis in moeders oude woonkamer bij elkaar. Tevoren konden zij op een lijst aankruisen welke spullen van haar inboedel ieder graag wil hebben. Zijn er meerdere kruisjes, dan wordt er geloot. De linnenkast met spiegel komt aan de beurt. Er staat slechts één kruisje voor, dus hoeft er niet geloot te worden. Het kruisje is van Sandro. Hij wordt de gelukkige bezitter van de oude linnenkast. Weer wordt het meubelstuk uit elkaar gehaald en naar de woonplaats van Sandro en zijn gezinnetje getransporteerd. Op de zolder van zijn woning komt de linnenkast met grote spiegel te staan en wordt de verzamelplaats van alles wat Sandro kwijt wil, maar niet weg wil gooien. En dat is erg veel! En wie staat er weer regelmatig voor de spiegel naar zichzelf te kijken? Het is Sandro! De jaren verstrijken. Het wordt 2008. Sandro ziet zich in de spiegel ouder en ouder worden. Men vindt dat hij er voor zijn leeftijd nog goed uitziet maar zelfontdekt hij steeds meer de sporen van het aantal jaren dat hij er al op heeft zitten. Eens zal hij (wanneer?) voor het laatst in deze grote spiegel van de oude linnenkast kijken. Daarna zal het spiegelglas hem nooit meer zien. De linnenkast zal vermolmen, de grote spiegel wellicht aan diggelen vallen en de droevige resten worden misschien naar de vuilstort gebracht. Panta rhei! Alles komt en verdwijnt! Ad Snoeren 13-07 -1931 1951 - 1952 16-08-1952 1952 - 1954 1954 - 1955 1955 - 1956 1956 - 1960 04-08 -1960 1960 - 1962 1962 - 1963 1964 - 1968 1968 - 1969 1969 - 1970
in Breda: geboren in Twello als: clericus, novice in Twello als: clericusals, 1e professie in Twello als: clericus, filosofie in Twello als: clericus in Ugchelen als: clericus in Benediktbeuern (D.) als clericus, theologie in München (D).: priesterwijding in Twello als: priester in Rome: kerk. recht in Twello als: priester, catechist in Nijmegen als: priester in Nijmegen als: priester, catechist
vrije nieuwsbrief over Huize 'Don Rua' Ugchelen (1942-59) en 's-Heerenberg (1959-71), en wat ervan voortleeft
1 VOORAF Tussen mijn oude paparassen vond ik onlangs een gedicht van mijn vader, dat hij vermoedelijk op een cruciaal moment in zijn leven en in een ernstige crisissituatie schreef. Wanneer dat precies gebeurde, valt niet meer te achterhalen. Maar uit dit enige gedicht van hem dat wij hebben, spreekt een echte levensmoed en een groot optimisme. "Ga niet bij de pakken neerzitten maar begin telkens opnieuw!" In het verhaal dat nu volgt met als leidraad het bewuste gedicht, beschrijf ik in het kort vier van die cruciale momenten in zijn leven. Het zijn geen gebeurtenissen uit zijn huwelijksleven of in zijn omgang met zijn tien kinderen. Het zijn "teleurstellingen' in zijn beroepsleven dat beheerst werd door het 'leer', zoals dat ook bij verschillenden van zijn 'voorvaderen' het geval was.
Een mensch kan altijd opnieuw beginnen en als hij het goed aanpakt wordt ook de oude misère hem tot nut en vreugde. Als de bladeren van de boomen vallen en de bloemen verwelken, dan is het nutteloos te gaan zitten treuren en ze terug te wenschen. Dan is het tijd te gaan planten voor den bloei van het volgende jaar. Dan spitten wij den ouden grond om met den afval van vroegere dagen en zaaien nieuw graan, nieuwe bloemen en nieuwe droomen die nieuwe vreugde worden. Ploeg onder de kleine kommertjes, ploeg onder het groote verdriet, ploeg onder de oude fouten en domheden. Op de ondergeploegde, de oude dingen, de valsche dingen, planten wij de nieuwe, de betere dingen en wij zullen ondervinden dat nieuwe beter groeit, omdat het gevoed wordt met het oude, al was dat mest.
Tekst: P. Snoeren (1903-1963)
2 EEN HOMMAGE AAN EEN EERLIJK EN DAPPER MAN "Een mensch kan altijd opnieuw beginnen en als hij het goed aanpakt wordt ook de oude misère hem tot nut en vreugde." DEEL 1: DE JAREN 1930-1941 Als een pestepidemie steekt de kredietcrisis in het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw vanuit Amerika de grote oceaan over. Noch hoge golven, noch stormen houden haar tegen. Als eerst Europees land wordt Engeland overrompeld. Dan steekt de ziekte over naar het vasteland en overrompelt heel Europa. Banken storten in elkaar, het geld wordt bijna waardeloos. Vooral de kleine ondernemers en spaarders moeten het ontgelden. Veel kleine bedrijfjes gaan failliet en eenvoudige mensen zien hun spaargeld in rook opgaan. Waar hebben ze het aan verdiend ? In Nederland wordt ook Noord-Brabant niet gespaard. Een kleine bedrijvige plaats als Kaatsheuvel, bekend om zijn vele schoenmakers en schoenfabrieken, moet het ook ontgelden. Verschillende van die fabrieken worden gedwongen om te sluiten en heel wat mannen zijn zonder werk en zonder inkomen. Om vooral de jongeren onder hen toch wat te laten doen, neemt de bewogen kapelaan Rietstra het initiatief om een speeltuin voor kinderen op te gaan zetten en te exploiteren. Het project lukt en heel wat mensen uit het dorp beginnen er een boterham mee te verdienen. Dit speeltuintje groeit later uit tot het internationaal bekende pretpark "de Efteling". In Kaatsheuvel staat de grote mooie schoenfabriek van Jan Snoeren. Nadat in de twintiger jaren zijn oude fabriek in vlammen opging, bouwt hij achter een statige villa 'Ottilie' in de Gasthuisstraat een nieuwe fabriek die al spoedig floreert en wijd en zijd schoenen van kwaliteit aflevert. Zelf gaat Jan Snoeren met zijn vrouw, twee zonen en een dochter in villa 'Ottilie' wonen, als de toenmalige bewoner, een arts, naar elders vertrekt. Voortvarend leidt Jan Snoeren zijn bedrijf. Hij is al wat op leeftijd en bereidt zijn twee zonen, Pieter en Martijn, voor om op een gegeven moment de zaak over te nemen. Dan breekt ook in Kaatsheuvel de epidemie van de kreditcrisis uit. Hoe het allemaal in zijn werk ging is nu niet meer te achterhalen omdat alle hoofdrolspelers zijn overleden. Een feit is dat het bloeiende bedrijf van Jan Snoeren in 1938 in handen is van Albert Wennekes, eens rondrei-
zende verkoper van de schoenen van de fabriek. Hoe hij dit heeft geflikt, blijft een raadsel. Welke financiële manipulaties hij heeft gebruikt, we weten het niet! Maar eerlijk kan het nooit zijn gegaan. Jan Snoeren is intussen gestorven. Zijn vrouw moet Villa 'Ottilie' verlaten en tevreden zijn met een bescheiden huurwoninkje in de Schoolstraat. Als ze later nog dikwijls voorbij Villa 'Ottilie' loopt, kijkt ze de andere kant uit en pinkt telkens een paar tranen weg. Zoon Pieter, die sinds zijn trouwen in 1929 met zijn snel groeiend gezin m een aanbouw van Villa 'Ottilie ' woont, heeft een ondergeschikte positie in het bedrijf gekregen en zoon Martijn is boekhouder geworden. Pieter pikt het niet langer. De familie Wennekes laat te duidelijk merken dat zij alle touwtjes in handen hebben en dat Pieter blij mag zijn dat hij in elk geval nog een baantje in het bedrijf heeft. In de tweede helft van 1938 neemt hij een koen besluit. Hij gaat uitzien naar een andere baan. Die vindt hij kort daarna in Dongen. Hij kan daar mede-directeur worden van een wat kleinere schoenfabriek, V. D. B. genaamd ,wat betekent "Voor Deugdelijk Bekend". Hij hoeft er niet lang over na te denken. Het salaris is aantrekkelijk en dat is belangrijk want zijn vrouw en hij hebben intussen zes gezonde kinderen op de wereld gezet. Hij dient zonder spijt zijn ontslag in, regelt de verhuizing naar Dongen en vertrekt in november 1938 met vrouw en kinderen naar een groot oud huis in de Hoge Ham, vlak naast de pastorie en de grote St. Laurentiuskerk. Dat is boffen want de familie is zeer gelovig en in een wip zijn ze in de dagelijkse H. Mis en op zondagmiddag in het Lof. "Een mensch kan altijd opnieuw beginnen en als hij het goed aanpakt wordt ook de oude misere hem tot nut en vreugdel!" DEEL 2: DE JAREN 1940 -1946 Het gaat Pieter in Dongen voor de wind ! Hij kan goed samenwerken met zijn wat oudere compagnon. De schoenen die V.D.B. ('Voor Deugdelijk Bekend') aflevert, worden nog deugdelijker. Het bedrijf produceert vooral jongens -en herenschoenen. Pieter gaat de herenschoenen de naam 'Remy' geven en de jongensschoenen 'Vitalis'. Het boek van Hector Malot, 'Alleen op de Wereld', inspireert hem daartoe. Pieter is gek op dit boek en vereert het zowat als de bijbel. V.D.B, wordt, naast een aantal grotere schoenfabrieken in Dongen, een uitstekend bedrijf en staat in de omgeving echt om zijn deugdelijkheid bekend. Dan komt er in mei 1940 een nieuwe, vreselijke epidemie over Nederland. Op 10 mei vallen de Nazi-legers vanuit Duitsland Nederland binnen.
3 Het Nederlandse leger met zijn bereden paarden, zijn fietsende soldaten en zijn enkele tanks wordt door de Nazi-tanks en kanonnen overrompeld en in de pan gehakt. En vergeet de Nazi-luchtmacht niet die overal zijn bommen neergooit, zijn granaten afvuurt en veel onschuldige burgers vermoordt. Binnen tien dagen tijd is Nederland een bezet land. Op 12 mei, Pinkstermorgen, rukken de Nazi-tanks en kanonnen Dongen binnen. Aan het Wilhelminakanaal proberen een paar Nederlandse soldaten de Moffen nog tegen te houden. Ze blazen de kanaalbrug op om in elk geval nog iets te doen. Later worden ze door de mitrailleurs van de vijand neer gemaaid en de weg naar het centrum van het dorp ligt open. De Duitse tanks rijden de trottoirs aan diggelen en de lopen van de kanonnen steken boven de huizen uit. De bewoners van Dongen zijn verbijsterd. Na de capitulatie van Nederland krijgt het dorp een kleine bezettingsmacht en een Ortskommandant. Twee keer per dag marcheren dertig tot veertig soldaten met stampende laarzen door het dorp en zuigen soldatenliederen over "schoene Maedel" en "Edelweiss". Korte tijd ligt de fabriek V.D.B, stil maar als de rust in Dongen wat is teruggekeerd, gaat de productie verder. Mensen blijven schoenen nodig hebben, al worden die steeds duurder en schaarser. Het lukt Pieter, zijn compagnon en de medewerkers van de fabriek aardig om ondanks alle ellende de productie op peil te houden. Dan komt die fatale donderdagmiddag in november 1941. Hard wordt op de deur van de directiekamer gebonsd. "Ja, binnen", roept Pieter. De deur vliegt open en de Ortskommandant met zijn assistent verschijnen. De aangeboden stoelen weigeren ze en staande brengen zij hun boodschap. De fabriek moet vanaf l december grotendeels voor de Wehrmacht gaan werken en maandelijks een x-aantal soldatenschoenen -en laarzen gaan afleveren. Zo niet, dan wordt het bedrijf stil gelegd en de machines gaan richting Duitsland. De heren salueren en verdwijnen. Pieter en zijn compagnon zijn perplex. Ze kijken elkaar vertwijfeld aan. Het personeel wordt in de kantine bij elkaar geroepen en Pieter vertelt hen wat het bedrijf boven het hoofd hangt: of gaan werken voor de Wehrmacht of sluiting van de fabriek. Op slecht enkele werknemers na kiezen directie en personeel voor sluiting. "We gaan onze vijand niet helpen !"Pieter deelt dit besluit aan de Ortskommandant mee. Die ligt er niet wakker van ! V.D.B. is maar een klein bedrijfje en de meeste grote schoenfabrieken in Dongen besluiten om wel voor de Wehrmacht te gaan produceren. Op l december 1941 gaat V.D.B, dicht. De personeelsleden krijgen wat overbruggingsgeld mee en in de loop van de maand slepen Wehrmachts-
soldaten de machines weg, die dus richting Duitsland gaan. Een groot, leeg gebouw wacht op betere tijden. Wel zijn Pieter en enkele personeelsleden zo slim geweest om enkele kleinere machines voor de komst van de Moffen uit de fabriek weg te halen. Ze beginnen hiermee ergens in een schuurtje een clandestien bedrijfje. Ze maken, vooral nu met de hand, weer deugdelijke schoenen die goud waard worden. Want schoenen gaan op de bon en worden duurder en duurder. Ze ruilen hun producten voor graan, melk, eieren, warme winterkleren en andere noodzakelijke dingen en weten zo hun gezinnen gezond en wel door de oorlog heen te "slepen" . Het is wel riskant en gevaarlijk werk wanneer Pieter met in zijn fietstassen nieuwe schoenen, naar boeren in Oosterhout rijdt om later met tassen vol graan, melk en eieren naar Dongen terug te keren. Niet iedereen is te vertrouwen en er lopen heel wat verklikkers rond. Maar tot de bevrijding van Dongen op 30 oktober 1944 gaat alles goed. En verschillende gezinnen hebben door deze ruil-en smokkelhandel tijdens de drie laatste oorlogsjaren niets te klagen gehad. Pieter, die intussen negen kinderen rijk is, ziet zich gedwongen om in mei 1945 een baan aan te nemen als leider van de distributie. Nog steeds zijn heel veel goederen schaars en hij moet erop toezien dat mensen, die bvb. een fiets, schoenen, bijzondere hulpmiddelen of speciaal eten nodig hebben, dat ook kunnen krijgen. Wel dient hij bij de overheid een schadeclaim in, in de hoop dat zijn nobele verzetsdaad van november 1941 wordt beloond en hij de financiële mogelijkheid krijgt om het gebouw van V.D.B, weer nieuw leven in te blazen. Vergeet het maar! Bedrijven in Dongen die voor de Wehrmacht werkten, krijgen van de regering volop geld om op volle toeren verder te draaien maar kleine ondernemers die zo dapper waren om "neen" te zeggen, kunnen naar overheidssteun fluiten. Pieter is diep en diep teleurgesteld en gefrustreerd. Omdat hij een prima leider van de distributie is, tot grote tevredenheid van de burgemeester van Dongen, komt deze in mei 1946 met een voorstel. Hij heeft een nieuwe gemeentesecretaris nodig. Zou die baan niet iets voor Pieter Snoeren zijn? Hij lijkt er geknipt voor ! Pieter heeft leidinggevende capaciteiten en kan bovendien erg goed met mensen omgaan. Pieter wordt uitgenodigd om naar het gemeentehuis te komen. Men laat hem binnen in de werkkamer van de burgemeester. Deze komt met zijn plan te voorschijn. Pieter is verbaasd, voelt zich geëerd en gestreeld maar vraagt toch enkele dagen bedenktijd. Nadat die verlopen zijn, zegt Pieter "neen" tegen de burgemeester. Hij wil toch " in het leer blijven". Van generatie op generatie was
4 leer dat waar het geslacht Snoeren mee bezig was. Pieter wil die traditie voortzetten. De burgemeester probeert hem nog op andere gedachten te brengen. Maar het "neen"van Pieter blijft "neen". Kort daarop wordt Pieter, met medewerking van de burgemeester, die schijnbaar aandelen in het kleine bedrijfje heeft, directeur van een klein lederwarenfabriekje in Waalwijk, met de nietszeggende naam "de Walta", "Waalwijkse Tassen"! Een nieuwe maar moeilijke periode gaat voor Pieter beginnen. Maar hij is in elk geval weer "in het leer!" "Als de bladeren van de hoornen vallen en de bloemen verwelken, dan is het nutteloos te gaan zitten treuren en ze terug te wenschen. Dan is het tijd te gaan planten voor de bloei van het volgende jaar. Dan spitten wij de ouden grond om met de afval van vroegere dagen en zaaien nieuw graan, nieuwe bloemen en nieuwe droomen die nieuwe vreugde worden". DEEL 3: DE JAREN 1946 - 1951 De inboedel van de "Walta" in Waalwijk wordt naar Dongen overgeheveld. Die "Walta " moet vast niet groter zijn geweest dan een flinke schuur, want alle machines en voorraden leer passen in de achterkamer van het grote huis waarin de familie Snoeren woont. De "Walta'Vordt opgestart maar het zijn al gauw geen Waalwijkse tassen meer die geproduceerd worden. In de tweede helft van de veertiger jaren worden door mannen nog heel veel hoeden gedragen, laat staan door vrouwen. Dus zijn er veel hoedenfabrieken, o.a. in Roosendaal. Daar is de broer van Pieter, Martijn, onderdirecteur geworden in het grote hoedenbedrijf van zijn schoonpapa. Dit bedrijf doet een beroep op de "Walta". "Kunnen jullie ons leren bandjes gaan leveren die de hoeden vormvast maken en tegelijk het zweet absorberen, dat nu eenmaal onder de hoed te voorschijn komt?" De "Walta" gaat op dit verzoek in. Vaarwel dus, Waalwijkse tassen! De machines worden aangepast en al spoedig rollen er leren bandjes uit die men op maat snijdt en van een kleurtje voorziet Het lijkt een succes te gaan worden. Andere hoedenfabrieken melden zich en al spoedig zijn de hoedenbandjes niet meer te tellen. Naast enkele vaste medewerkers wordt heel het gezin van Pieter ingeschakeld bij het productieproces. Zelfs een tante uit Kaatsheuvel komt naar Dongen gefietst om een handje te helpen. Het gaat een hele tijd goed maar dan komt er plotseling de klad in. Hoeden raken uit de mode. Steeds minder mannen dragen nog een hoed. Die zou slecht zijn voor je haardos en kaalheid veroorzaken. Het is beter om geen hoed meer te dragen en zon en wind over je bol te laten gaan.
Deze trend zet zich door en het eerste grote slachtoffer is de hoedenfabriek in Roosendaal. Deze gaat failliet. Andere hoedenfabrieken volgen en de orderportefeuille van de "Walta"raakt leeg. In juli 1951 is Pieter de wanhoop nabij. Zijn bedrijfje ligt stil en hij heeft schulden moeten maken. Hoe moet hij nu zijn gezin van vrouw en tien kinderen, waarvan er verschillenden studeren, het hoofd boven het water laten houden? Een faillissement van de "Walta "wordt aangevraagd. Dan verschijnt als een reddende engel zoon Jan. Die heeft eenjaar lang geprobeerd om in Italië Kartuizermonnik te worden. Maar dat contemplatieve beschouwende leven bleek niet geschikt voor hem te zijn. Hij komt terug uit Italië en staat op een zondagmiddag in juli met kaalgeschoren hoofd plotseling voor de deur. Dat is even schrikken geblazen, want niemand heeft dit verwacht. Maar hij komt als geroepen ! Zo gauw Jan door heeft hoe penibel de situatie in huize Snoeren is, begint hij met een missie ! Hij bezoekt de ene na de andere schuldeiser van zijn vader en weet te bewerkstelligen dat enkelen van hen een streep door die schuld trekken en anderen een gunstige regeling treffen om de schuld af te lossen. Pieter kan weer wat rustiger adem halen. Op een zekere avond komt de rijke buurman van links even op bezoek. Hij is de bezitter van twee grote leerlooierijen, een in Dongen zelf en de andere in Breda. In Breda is er een vacature. De magazijnmeester is met pensioen gegaan. Is die baan niet iets voor Pieter ? Pieter moet drie keer slikken ! Eens was hij de gelijke van de buurman, nm. als directeur van een fabriek. Nu zou hij als magazijnmeester zijn ondergeschikte worden. Maar Pieter denkt aan zijn vrouw, aan zijn tien kinderen en aan de schulden die hij in bepaalde termijnen nog moet betalen . En hij zegt "ja"! Opnieuw "Ja " tegen het leer. Maar hoe ? Vanaf l augustus gaat Pieter per fiets of met de bus vijf keer per week naar de leerlooierij in Breda. Dat wordt op de duur te zwaar voor hem. Hij is geen dertig meer. Na lang wikken en wegen besluit de familie om naar Breda te gaan verhuizen. In de Baronielaan is een groot huis te huur. Daarheen vertrekt einde 1951 Pieter en zijn gezin. Ze houden op dorpelingen te zijn ! Ze worden stedelingen ! "Ploeg onder de kleine kommertjes, ploeg onder het groote verdriet, ploeg onder de oude fouten en domheden. Op de ondergeploegde, de oude dingen, de valsche dingen, planten wij de nieuwe, de betere dingen en wij zullen ondervinden dat het nieuwe beter groeit, omdat het gevoed wordt met het oude, al was dat mest" (P. Snoeren, 1903-1963).
5 FINALE: DE JAREN 1952 -1963 Om 7.45 uur fietst in Breda Pieter voortaan naar zijn werk. Om 12.00 uur fietst hij naar huis voor de warme maaltijd, die traditioneel 's middags wordt geserveerd. Daar valt niet aan te tornen hoewel Pieter anders zou willen. Om 13.00 uur is hij weer aan het werk en wel tot 17.00 uur. Dan begint de vrije avond. En dat zo vijf dagen in de week, met af en toe een korte onderbreking van een vakantie. Het is alles "leer" wat de klok en de leerlooierij slaan. Uit de slachterijen worden koehuiden aangeleverd. Die verdwijnen in de kuipen met allerlei stinkende looi-extracten om na een lang proces als stukken leer te voorschijn te komen. Die grote stukken leer worden in het magazijn opgeslagen. En het is de taak van Pieter dat dit goed gebeurt. Hij is immers de magazijnmeester ! Arbo-wetten bestaan er nog niet dus de werkomstandigheden zijn niet al te best. Heel de dag door snuift Pieter de stank van de looiextracten op wat niet goed is voor zijn longen. Grote stapels leer moeten op hoge rekken worden gelegd. Dat betekent bukken, strekken en rekken ! En als er klanten komen om leer op te halen, gaan de grote schuifdeuren open en is het sjouwen geblazen terwijl vaak een koude wind naar binnen blaast.
Collectie Documentnummer Plaats Jaar © Uiterlijke_vorm Omschrijving
Het leer begint aan de gezondheid van Pieter te knagen, die intussen ook een dagje ouder is geworden. In het voorjaar van 1963 is het zo ver. Het leer is Pieter funest geworden. Zijn door het roken toch al verzwakte longen zijn aangetast en in een ervan ontdekt de chirurg een tumor, hi overleg met vrouw en kinderen besluit Pieter om zich te laten opereren Dat gebeurt eind oktober van dat jaar. De doktoren verwijderen de zieke long zodat Pieter met slechts een long verder het leven door zou moeten. Dat is mogelijk maar zover kwam het niet meer. De operatie lukte wonderwel, maar op zondagmiddag 3 november treedt er onverwachts een bloedstolling, een embolie, op. Het verplegend personeel krijgt dit te laat in de gaten, wat het einde van een goed en dapper man betekent. "Een mensch kan altijd opnieuw beginnen en als hij het goed aanpakt wordt ook de oude misere hem tot nut en vreugde". Maar dat lukte Peter nu niet meer.
Ad Snoeren
Ermelo, augustus 2009
Regionaal Archief Tilburg 078690 Loon op Zand 1930 J Ansichtkaart Kaatsheuvel. Villa Ottilie.
http://www.regionaalarchieftilburg.nl/index.php?option=com_memorix&Itemid=46&task=print&CollectionID =1&RecordID=85738&PhotoID=078690