Ik zoek een
W
Marja Borgers Illustraties: Nienke Koorn
RD
LIEFSTE ik zoek een woord een heel nieuw woord een woord dat niemand kent ik zoek een woord dat zeggen wil dat jij de liefste bent Hans en Monique Hagen, 2000
-1-
-2-
Inhoudsopgave • • • • • • • • • • • • •
Brief aan ouders Eten en drinken Het lichaam en de zintuigen Wassen en plassen Aankleden en uitkleden De gevoelens In en om het huis De verjaardag Op school Tellen en meten Bewegen en spelen Natuur en boerderij Op reis
Colofon Maart 2012 Dit boekje is ontwikkeld door: Marja Borgers Illustraties: Nienke Koorn Vormgeving: Merel Roelofs Redactie Gon Docter (Almeerse Scholen Groep) Ron Oostdam (Hogeschool Windesheim) Arnica Derkink (Gemeente Almere, DMO) Marga Tieken (Gemeente Almere, DMO) Met medewerking van Martine van de Lagemaat, GGD Flevoland ISBN/EAN 978-90-73734-00-5
-3-
5 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28
-4-
Geachte ouder(s), verzorger(s), Hoera, u heeft een basisschool voor uw kind gevonden! Uw kind heeft al veel geleerd. Binnenkort gaat uw kind naar de basisschool en gaat u met de school samenwerken aan zijn of haar ontwikkeling.
In het boekje worden verschillende icoontjes gebruikt. Hieronder vindt u de betekenis van de icoontjes Wij hopen dat u en uw kind veel plezier zullen beleven aan dit boekje.
U heeft het woordenboekje ‘Ik zoek een woord’ van de gemeente Almere gekregen. Het is een spel- en voorleesboek, dat gebruikt kan worden om de woordenschat van uw kind uit te breiden.
verhaaltje
De schoolprestaties van uw kind hangen voor een groot deel af van een goede Nederlandse taalvaardigheid. Taal is de basis voor het op doen van kennis. Taal bestaat uit woorden. Wanneer kinderen te weinig woorden kennen, is het moeilijker om nieuwe dingen te leren en te begrijpen.
gedichtje
liedje
Woorden zijn overal om ons heen en kunnen op veel plaatsen aangeleerd worden. Uw kind leert spelenderwijs de wereld om zich heen kennen en begrijpen en de taal helpt uw kind om dit te kunnen doen. Kinderen brengen vanaf hun vierde jaar een deel van de dag op school door en leren hier natuurlijk veel. Het merendeel van hun tijd brengen de kinderen echter thuis door in het gezin. U, als ouder of verzorger, bent mede bepalend voor de taalontwikkeling van uw kind. Om u te inspireren om samen met uw kind te praten en te spelen, ontvangt u dit boekje van de gemeente.
spelletje woordenlijstje
Naast dit boekje worden er in Almere verschillende activiteiten door de gemeente georganiseerd om het onderwijs en de ontwikkeling van de Almeerse kinderen te versterken. In samenwerking met de gemeente en de bibliotheek van Almere is de Almeerse voorleessite ontwikkeld. Op de site: http://www.almereleestvoor.nl kunt u met uw kind luisteren en kijken naar het voorlezen van boekjes en verhaaltjes. Verder organiseert de bibliotheek maandelijks diverse interessante activiteiten voor kinderen. Het voorlees-uurtje is hier een voorbeeld van.
-5-
Eten Beslag
Welke woorden ken je nog meer?
de eieren, de suiker, in de plastic schaal. Bloem, citroen, vanilleik pak het allemaal.
1. happen 2. kauwen 3. honger 4. dorst
Boter in de cakevorm, moet ik dat even doen? Ja, in mama helpen ben ik kampioen!
5. 6. 7. 8.
Hier heb je de mixer. Maak maar een mooi beslag.
Boetseren met brooddeeg Kinderen vinden het vaak leuk om in de keuken mee te helpen. Maak bijvoorbeeld samen brooddeeg of bak koekjes. U vertelt tijdens het klaarmaken wat u doet. U kunt ook vragen stellen, bijvoorbeeld: ‘Wat heb je nodig?’ Door te praten en vragen te stellen stimuleert u uw kind om gesprekjes te voeren en om na te denken. Ingredienten brooddeeg 3 kopjes witte bloem, 1 kopje zout, 1 kopje koud water. -6-
en drinken de pindakaas
de beker opdrinken
de lepel
de boterham opeten de vork
het bord
-7-
het mes
Het lichaam Welke woorden ken je nog meer? 1.
het meisje
2.
de jongen
3.
zacht
hard
4.
glad
ruw
het hoofd het oor
5. 6.
de schouder de arm
7. 8.
de elleboog
de vinger de duim
de borst
de buik
de hand de pink het been
de hand
de hals
de knie
de voet
Voelen Leg verschillende voorwerpen op tafel. Uw kind moet de voorwerpen wel kennen. Leg een doek over de voorwerpen. Nu mag uw kind onder de doek aan een voorwerp voelen en raden welk voorwerp het is. Dan mag uw kind het voorwerp tevoorschijn halen en kijken of het juiste voorwerp is benoemd. -8-
en de zintuigen het haar
de wenkbrauw het oog kijken
het oor luisteren
de neus ruiken
de lip de mond proeven
de huid voelen
het gezicht Stekelig Oscar is wakker. Hij kan niet slapen. Hij loopt naar de tuindeur en kijkt de tuin in. De maan schijnt. In het gras ziet hij iets bewegen en hij hoort een knorrend geluid. Wat is dat? Hij doet de tuindeur open en sluipt de tuin in. Hij ziet een beestje dat met zijn snuit in de grond wroet. Oscar raakt het diertje voorzichtig aan. Bijt hij? Nee hoor, het beestje blijft rustig zitten. Met zijn spitse snuitje en zijn ronde kraaloogjes ziet hij er lief uit. Zou je hem kunnen aaien net als de poes? Oscar aait hem. Het diertje prikt een beetje. Oscar kijkt nog eens goed. Dit beest heeft geen vacht, maar stekels! Dat heeft Oscar nog nooit gezien. Dan weet hij het ineens; dit is een egel! -9-
Wassen Welke woorden ken je nog meer? 1.
de douche
2.
douchen
3.
afdrogen
4.
vies
schoon
5.
koud
warm
6.
droog
nat
In bad Ik ga in bad wie gaat er mee Het is nog fijner dan de zee En soms nog wel eens hoger Als je groot bent zit je droger Zo ongeveer tot aan je rug Maar eerst je kleren uit en vlug Het water is een beetje nat Wat hindert dat Ik ga in bad wie durft het aan Er is alleen een koude kraan We moeten zingen allemaal Het klinkt dan net als in een zaal We dansen en we springen Het wordt wel een beetje dringen Je krijgt de kriebels langs je rug Maar eerst je kleren uit en vlug
7. 8.
Precies dus in je blote gat Dat is me wat
poepen de poep
plassen de plas
-10-
Ik ga in bad, gaan jullie mee Zijn jullie soms bang voor water? Nee toch?
en plassen in bad gaan
wassen
de hand
de badmuts het schuim de zeep
uitspoelen de shampoo
de voet
het bad
het water
Spatbal Doe uw kind(eren) in bad of ga met uw kind(eren) in bad. Neem een bal en gooi die naar elkaar toe. Als iemand de bal vangt, moet hij een woord toevoegen aan de woordenlijst, bijvoorbeeld: douche, bad, zeep, etc. U kunt ook een andere woordcategorie nemen, bijvoorbeeld fruit: banaan, appel, peer. Probeer zo snel mogelijk een nog niet genoemd woord toe te voegen. -11-
Aankleden en Welke woorden ken je nog meer? 1.
het hemd aandoen
2.
de rok
3.
de pet opzetten
de kleren
4. 5. 6. 7.
de jas
8.
Verkleden
het vest
de trui
de jurk
Kijk samen met uw kind in uw kledingkast. Trek vervolgens om de beurt een kledingstuk aan. Vertel hierbij wat er wordt aangetrokken, bijvoorbeeld: ‘Ik zet de hoed op mijn hoofd.’ U kunt ook opdrachtjes na elkaar geven, bijvoorbeeld: ‘Trek eerst de broek aan en dan de schoenen.’ Met verkleden kunt u uw kind de namen van de lichaamsdelen en kledingstukken leren. U kunt het verkleedspel uitbouwen naar een toneelstukje, bijvoorbeeld: ‘ik ben het kind en jij bent de juf...’ -12-
uitkleden
de muts opzetten
de wanten aandoen Buiten spelen Wendy kijkt uit het raam. Het heeft gesneeuwd en de tuin is helemaal wit. Wendy wil direct naar buiten. Ze wil een sneeuwpop maken. ‘Mama!’, roept ze. ‘Ik wil naar buiten!’ Mama komt snel naar Wendy toe en zegt: ‘Het is erg koud buiten, Wendy. Je moet je warm aankleden.’ Wendy gaat zich snel aankleden. Eerst haar ondergoed en haar sokken. Dan een broek en een trui. En daarna een dikke jas en haar muts, wanten en sjaal. ‘Jij hebt je warm aangekleed, Wendy,’ zegt mama. ‘Nu mag je buiten spelen in de sneeuw.’
de sjaal omdoen
het T-shirt
de broek de onderbroek
de schoenen
de sokken -13-
De
Welke woorden ken je nog meer? 1. alleen
samen
2. pech hebben 3. leuk
geluk hebben vervelend Ik ben blij, ik ben blij Ik lach en ik zing Ik dans en ik spring Ik ben heel blij en jij?
Ben je boos? Pluk een roos Zet hem op je hoed Dan ben je morgen weer goed
boos
blij
Bekken trekken Ga tegenover uw kind zitten. Laat uw kind verschillende gezichten zien: blij, boos, verdrietig en bang en benoem de gevoelens die bij het gezicht horen. Vragen aan je kind: ‘Is papa boos of blij?’ ‘Wanneer is papa/mama boos of blij?’ U kunt uw gezicht verbergen achter een doek of krant en steeds een ander gezicht laten zien. Vervolgens kunt u de rollen omdraaien en uw kind gezichten laten trekken. -14-
gevoelens ruzie maken
vrolijk
ruzie
blij
boos
de lach de traan
DE GEVOELENS
bang
verdrietig troosten
liefst graag
eng
liever
-15-
schrikken
In en om Binnen of buiten Mustafa en Daan komen uit school. Ze willen met elkaar spelen. ‘Kom je bij mij spelen?’ vraagt Daan. ‘Dan gaan we televisie kijken’. ‘Maar ik wil buiten spelen,’ zegt Mustafa. ‘Ik wil in de tuin verstoppertje spelen’. ‘Oh’, zegt Daan, ‘dat lijkt me ook leuk. Wat gaan we kiezen?’ Mustafa weet de oplossing. ‘We spelen eerst buiten verstoppertje en daarna gaan we binnen televisie kijken.’ de boom Dat vindt Daan ook een goed idee.
het huis Schoonmaken
thuis
het hek het raam
de deur de tuin -16-
Ga samen met uw kind het huis schoonmaken of de was ophangen. Benoem alle voorwerpen die u schoonmaakt of ophangt, liefst op verschillende manieren: Nu maken we de tafel schoon. Kijk, hij is helemaal vies. Straks is alles weer netjes.’
het huis Welke woorden ken je nog meer? 1. schoonmaken 2. opruimen 3. afwassen 4. rommelig
netjes
5. 6. 7. 8.
de woonkamer
het gordijn
het schilderij de bank
het glas
de lamp de televisie
de hond het kleed -17-
de keuken
De
Het beertje pippeloentje kijk, het beertje pippeloentje zit daar in het paviljoentje in het paviljoentje met de vlag met drie andere kleine beertjes, want het is vandaag een hele leuke dag. en het beertje pippeloentje krijgt een fietsje en een zoentje hij is jarig, en hij wordt vandaag drie jaar pippeloentje en zijn vriendjes hebben mooie blauwe lintjes, hele mooie blauwe lintjes in hun haar. en ze eten met z’n viertjes een pond zuurtjes met papiertjes, prachtige papiertjes, groen en rood. en het beertje pippeloentje eet tien rode en een groentje en daarna nog zeven stukken krentenbrood. maar hij is niet ziek geworden. hij is helemaal in orde en zo lekker als een hoentje, kleine beertje pippeloentje.
de cadeaus
Samen zingen Liedjes zingen, samen en om de beurt, is een vrolijke bezigheid. Tegelijkertijd leert uw kind om naar een ander te luisteren en de woorden te begrijpen en te onthouden. Bij sommige liedjes worden gebaren gebruikt. Dit maakt het zingen soms makkelijker. Door liedjes te zingen krijgt het kind ook meer gevoel voor melodie, rijm en zinnen. U kunt ook samen naar een liedjescd luisteren en meezingen. -18-
verjaardag Wijs aan: 1.
de slinger
2.
de ballonnen
3.
de taart
4.
de jarige job
het feest
5.
vieren
6.
de ballonnen
7.
de slinger
8.
blij hoera
de vriendjes het pakje
gezellig
de taart de kaarsjes uitblazen de jarige job
het cadeau -19-
Op
Liselot gaat naar school Vandaag brengt mama Liselot voor het eerst naar school. Liselot en mama lopen hand in hand. Liselot vindt het helemaal niet eng. Ze kent de juf al goed en ze heeft aardige klasgenootjes. De bel gaat. Mama zegt tegen Liselot: ‘Dag! Doe goed je best he?’ ‘Ja mama. Dag!’ Liselot loopt de klas in en ziet Esra in de gang staan. Esra kan de kapstok niet vinden en ze is ook vergeten waar de klas is. ‘O, nee! We zijn de weg kwijt! Waar moeten we nou heen?’ Gelukkig komt de juf aanlopen en zij wijst ze de weg naar de klas. ‘De kapstok is naast de deur.’ Liselot en Esra hangen hun jas op en lopen de klas in. Ze mogen zelf weten met wie ze in een groepje gaan zitten. Liselot, Esra, Karin en Wesley gaan bij elkaar in een groepje zitten. Iedereen krijgt een sticker van juf. Het werd een gezellige dag.
Kleien, knutselen, tekenen of puzzelen. Deze activiteiten vormen een goede gelegenheid om te praten over wat er wordt gemaakt en over hoe het eruit ziet. Hierbij kunt u bijvoorbeeld de vorm omschrijven: deze is een beetje rond of, wat is dit groot/klein! Door samen over het werkje te praten, leert uw kind meer woorden die met het onderwerp te maken hebben. Zo begrijpt en onthoudt uw kind nieuwe begrippen beter en zal de woordenschat toenemen. -20-
school
Welke woorden ken je nog meer? 1. het kindje 2. het meisje 3. de jongen 4. het vriendje 5.
de klas
6. 7. 8.
de plantjes water geven de gieter de kapstok jas ophangen de juf
voorlezen luisteren de mand
samen spelen de blokken -21-
Tellen Hoedje van Een, twee, drie, vier. Hoedje van, hoedje van. Een, twee, drie, vier. Hoedje van papier. En als dat hoedje dan niet past, zetten we het in de glazen kast. Een, twee, drie, vier. Hoedje van papier.
Meten meten met een touwtje of meten met m’n voet meten met een stokje dat gaat heel erg goed zo lang is de tafel en zo hoog is de stoel en hoeveel stappen op de gang dat zijn er ’n heleboel
Taart snijden Neem een taart. ‘Kijk, een taart. Een hele taart. Wil je de taart helemaal of wil je een halve taart?’ Snijd de taart in tweeen. ‘Dit is een halve taart.’ Snijd vervolgens de taart in meerdere stukken en tel met uw kind de stukken. Vraag aan uw kind hoeveel stukken taart hij wil opeten. Alles, een halve taart of niets. -22-
de taart alles niets
half helemaal
en meten 8 7 6
het nummer de eerste de t weede een paar een heleboel
vijf vier
drie
twee
een
veel -23-
meer
meest
Hutten bouwen
Bewegen
‘Mama, mogen Stef en ik vanmiddag een hut bouwen in de tuin?’ vraagt Ahmed. ‘Ja hoor, dat is goed,’ zegt mama. ‘Er liggen nog wel oude planken in de schuur. Die mogen jullie gebruiken.’ Ahmed pakt de planken en Stef haalt spijkers en een hamer. ‘Kijk, in de boom kunnen we een grote hut maken! En dan maken we ook een ladder. Dan kunnen we naar boven klimmen,’ zegt Ahmed. Ze gaan aan het werk. Aan het eind van de middag is de hut klaar.
bewegen
huppelen
Mama roept: ‘Jongens, ik heb pannenkoeken gebakken.’ Stef en Ahmed rennen naar binnen. Daar staan de heerlijke pannenkoeken al klaar. Wat ruikt het heerlijk! ‘Ga maar snel aan tafel zitten,’ zegt mama. De pannenkoeken zijn nog lekker warm. Ahmed en Stef eten de hele stapel pannenkoeken op. Wat een spannende middag was dat!
de pannenkoeken -24-
lopen
springen
rennen klimmen
stilstaan
Samen een verhaaltje maken Kijk naar het plaatje op de rechterpagina. Start een verhaaltje met de zin: ‘Op een dag wilden Dagmar en Peter een hut bouwen. ‘Ze gingen aan het werk.’ Laat uw kind de volgende zin bedenken. Voeg zelf weer een zin toe en maak zo samen een klein verhaaltje.
en spelen
boven
buiten spelen de tak de boom de hut het touw vasthouden klimmen
Meer woorden: 1. binnen
buiten
2. snel
langzaam
3. in
uit
4. op
onder
5.
beneden
6. 7.
de trap ladder
8. -25-
Natuur De kinderboerderij ‘Wat zijn hier veel dieren,’ zegt Sander tegen zijn moeder. Overal lopen beesten, grote en ook kleine. De paarden en de geiten lopen buiten rond, maar de varkens blijven liever binnen. Alle dieren hebben hun eigen hok op de kinderboerderij.
Dierengeluiden maken U maakt een dierengeluid en uw kind raadt welk dier dat geluid maakt. Vervolgens draait u de rollen om.
‘Waar zullen we eerst gaan kijken, Sander?’ vraagt moeder. Sander ziet veel dieren die hij nog nooit heeft gezien. ‘Beh, beh,’ hoort hij plotseling naast zich. Hij schrikt zich een hoedje. Wat was dat een raar geluid! ‘He Sander, niet schikken! Dit zijn geiten, heel aardige dieren. Zien ze er niet lief uit?’ Nou, hij vindt ze maar raar en een beetje eng. ‘Kom maar mee,’ zegt moeder. ‘Welke dieren wil je zien?’ Sander hoort buiten honden blaffen en rent daar snel naar toe. Honden vindt hij wel leuke dieren. Daar is hij niet bang voor.
de boer
de hond blaft
-26-
en boerderij Welke dieren vind jij leuk? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
de stal
8.
de haan kraait
de koe loeit grazen
het varken knort
de geit mekkert
het paard het schaap hinnikt blaat de boerin voeren
knorren
aaien
-27-
de kip tokt
Op
Op vakantie
Het is een warme zomerdag. Esther pakt haar koffer en gaat naar beneden. Meer woorden: Vandaag gaat ze op vakantie naar ver weg 1. dichtbij Frankrijk. Esther stapt in de auto. rechts 2. links Mama en haar broertje Yoram zitten al in de auto. ‘Oke, we kunnen gaan 3. rechtdoor rijden,’ zegt papa. Hij brengt Esther, 4. waarheen Yoram en mama naar Schiphol, want 5. naartoe ze reizen met het vliegtuig. Esther gaat voor de eerste keer vliegen. Papa komt 6. later, want hij heeft nog geen vakantie. 7. ‘Jammer papa, dat je niet direct 8. met ons mee gaat,’ zegt Esther. ‘Als ik aankom, gaan we fijn met elkaar zwemmen,’ zegt papa. Ik ga op reis en ik neem mee Dat is een leuk vooruitzicht! U begint het spelletje met de zin: ‘Ik ga op reis en ik neem mee...’ U noemt iets dat u mee neemt, de moeder bijvoorbeeld een zonnebril. Dan is uw kind aan de beurt en herhaalt de zin en voegt er een woord aan toe. Dan is de de bakfiets volgende weer aan de beurt. Zo kan er fietsen een lange lijst ontstaan van zaken die mee op reis worden genomen. Herhaal steeds de hele reeks en schrijf de woorden op een lijst. Op deze manier maakt u de koppeling van praten naar schrijven. -28-
reis reizen
het vliegtuig vliegen
de trein
de fiets rijden
de vakantie
-29-
de auto
de boot varen
-30-
-31-