12.0 B I B LI OT ^ E - E - r JJienstJ/Veg-en-Waterbouwkupde Van der Burghweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-899111
DATASNIP: HET/GEAUTOMATISEERDE BESTAND
'f
VERSNIPPERING VAN DE ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR DOOR DE DROGE EN NATTE/HOOFDINFRASTRUCTUUR
B v P.M. Specken
TNO-Bëleidsstudies Ministenelvan'Verkeer,en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde
WW^Versriipp.eringsreeks, deel 5
L
/2.0-261/ dl •x 1 0 ffJURr 1993
BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkunde van der tsurgnweg Postbus 5044, 2600 GA Delft Tel. 015-699111
1 Rapport or.
7 Archief nr.
MI-OL-9 2 Sub-titel Rapport
8 Datum Publicatie
DATASNIP: Het geautomatiseerde bestand, Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de droge en natte hoofdinfrastructuur. 3 Schrijver(s)
B.P.M. Specken
4 Uitvoerend Instituut, Naam, Adres
maart 1992 9 Rapport nr. Instituut
92/ECO/01 10 Tijdschrijf nr.
11 Opdracht nr.
INRO-TNO, Postbus 6041, Delft
DWW-41B 12 Rapporttype en periode
rapport
5 Opdrachtgevers
Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat 6 Titel Onderzoekproject
Versnippering infrastructuur
13 Samenvatting
DATASNIP is de naam van een geautomatiseerd databestand waarin gegevens zijn opgeslagen over de knelpunten tussen de ecologische hoofdstructuur enerzijds en de rijkswegen, spoorlijnen en kanalen anderszijds. Het bestand is ontworpen in dBase IIIPlus. De informatie kan op velerlei manieren worden ontsloten: Via de gebiedscategorieën van de ecologische hoofdstructuur, via de soortingang, via het type infrastructuur, via de naam van een rijksweg, per provincie, per afzonderlijk doorsneden gebied. Het bestand zal te zijner tijd gekoppeld worden aan een geografisch informatiesysteem.
Begeleiding
15 Bijbehorende Rapporten
A.W.J. van Schaik A.A.G. Piepers Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044 2600 GA Delft Tel. 015 - 699111 gironummer: 425552
MI-OL-92-20 MI-OL-92-21 MI-OL-92-23t/m34
16 Aantal blz.
14
17 Prijs
f 20,
TNO-Bdddsstudies Ecologie 4 Beleid
.
DATASNIP
INHOUD VOORWOORD
iii
1
INLEIDING 1.1 Relatie met SNIPl en NIS-EHS 1.2 Doelstelling
1 1 2
2
OPZET EN OPBOUW VAN DE DATABASE 2.1 Inhoud van de database 2.2 De uitvoer
3 3 9
3
DISCUSSIE
11
LITERATUURLIJST
13
Bijlage 1. De uitvoer REPORT
Bijlage 1 blz 1
Bijlage 2: ECODISTRICTCODES
Bijlage 2 blz 1
TNO-Bcieidetutüra Ecologie &. Beleid
.
DATASNIP
TNO-Bdeidstudies Ecologie & Beleid
•
•*
DATASNIP
VOORWOORD
In het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer is expliciet uitgesproken dat verdere versnippering door de infrastructuur zal worden teruggedrongen. Een dergelijke beleidsuitspraak leidt tot het treffen van maatregelen om dit doel te bereiken. Om tot een goede afweging te komen voor de inzet van middelen, bijvoorbeeld ten behoeve van de aanleg van milieuvriendelijke oevers, is aangesloten bij het beleid van het Ministerie van Landbouw en Visserij. LNV heeft in het Natuurbeleidsplan aangegeven waar de komende jaren de prioriteiten ten aanzien van flora, fauna en landschap zullen komen te liggen. Een en ander heeft vorm gekregen in de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland. Het ligt voor de hand om bij de keuze voor het treffen van maatregelen aan te sluiten bij de beleidsopvattingen van LNV. Daarnaast is ook in de Derde Nota Waterhuishouding van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het behouden en ontwikkelen van ecologische netwerken onderschreven. Aan TNO is door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat opdracht verleend om de droge en natte infrastructuur te analyseren binnen de context van de Ecologische Hoofdstructuur. Een dergelijke analyse biedt de mogelijkheid om tot een afgewogen keuze te komen wat betreft de inzet van middelen en menskracht. Beide analyses zijn in rapportvorm verschenen: "Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de weginfrastructuur" en "Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de natte infrastructuur". Bovendien zijn de basisgegevens van de analyses opgeslagen in een geautomatiseerd bestand, dat is op te vatten als een momentopname van de relatie tussen infrastructuur en Ecologische Hoofdstructuur. Dit rapport vormt de handleiding bij het bestand. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Onderafdeling Onderzoek Landschap en Natuurlijk Milieu A.W.J. van Schaik
ui
TNO-Beleidtstudia Ecologie & Beleid
IV
TNO-BeleidsstudiM Ecologie é. Beleid
1
INLEIDING
1.1
Relatie met SNIP1 en NIS-EHS
*
DATASNIP
Dit rapport vormt een onderdeel van een studie waarin de knelpunten werden geïnventariseerd die ontstaan bij de realisering van de ecologische hoofdstructuur (EHS) (Min. LNV, 1990) in relatie tot de aanwezige en geplande hoofdinfrastructuur. De EHS bestaat uit: a) kerngebieden; gebieden met bestaande waarden van (internationale betekenis en voldoende omvang, b) natuurontwikkelingsgebieden; gebieden die reële perspectieven bieden voor het ontwikkelen van natuurwaarden van (internationale betekenis of voor het aanzienlijk verhogen van de bestaande natuurwaarden en c) verbindingszones; gebieden of structuren die verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen verschillende gebieden van de EHS mogelijk maken. Bij de realisatie van de EHS krijgen ecosystemen en populaties een grotere kans om zich te ontwikkelen en te handhaven. Tot de hoofdinfrastructuur behoren rijkswegen, rijkswateren en spoorlijnea Aan bovengenoemde studie zijn drie projecten verbonden: SNIP 1, NIS-EHS en DATASNIP. 1)
2)
3)
SNIP 1 betreft het onderzoek naar knelpunten tussen de rijksweginfrastructuur en de ecologische hoofdstructuur. De belangrijkste vraagstelling bij dit project was: 'Waar wordt de EHS doorsneden door de rijksweginfrastructuur en wat is de aard en omvang van de effecten per knelpunt?'; NIS-EHS betreft het onderzoek naar de knelpunten tussen de Natte Infrastructuur en de Ecologische Hoofdstructuur. Centraal in dit onderzoek stond het beschrijven van de relatie tussen de natte infrastructuur en de ecologische hoofdstructuur en het inventariseren van de knelpunten; DATASNIP is een project waarin een database is ontwikkeld met als doel de verzamelde informatie geautomatiseerd op te slaan en te verwerken.
De uitvoering van de projecten SNIP 1 en NIS-EHS heeft gelijktijdig plaatsgevonden en de projecten zijn nauw op elkaar afgestemd. De resultaten zijn in drie afzonderlijke rapporten verwerkt, te weten: 1) Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de weg-infrastructuur (Morel & Specken, 1992); 2) 3)
Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de natte infrastructuur (Duel, 1992); Basisinformatie; Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de droge en natte hoofdinfrastructuur (Duel et al., 1992).
TNO-Beleütastudies Ecologie & Beleid
DATASN1P
Door de grote hoeveelheid verzamelde informatie bij de projecten SNIP 1 en NIS-EHS is besloten om de rapportage ervan op te splitsen. Naast de zogenaamde twee 'hoofd' rapporten is er ook een basis-informatierapport (per provincie één deel), waarin een uitgebreide beschrijving is opgenomen van alle lokaties waar de hoofd-infrastructuur de EHS doorsnijdt (Duel et al., 1992). De database DATASNIP bevat in beknopte vorm de informatie die in dit basisrapport is weergegeven. De nummering van de gebieden en knelpuntlokaties van de projecten SNIP 1 en NIS-EHS komen met elkaar overeen. Hierdoor kunnen de hoofd-rapporten, het basis-informatierapport en het DATASNIP-bestand naast elkaar gebruikt worden. Voor meer aanvullende en achtergrond informatie over de projecten SNIP 1 en NIS-EHS wordt verwezen naar bovengenoemde rapporten.
1.2
Doelstelling Het doel van het onderzoek was een database te ontwikkelen die geschikt is voor de opslag en verwerking van de in de projecten SNIP 1 en NIS-EHS verzamelde informatie. Het systeem zal bruikbaar worden gemaakt om het ontsnipperingsbeleid van het ministerie van V en W te evalueren (sturingsinformatiesysteem). Hiervoor is het noodzakelijk de database 'up to date' te houden. In dit rapport komen de volgende aspecten aan de orde: - om welke informatie gaat het; - hoe is de informatie opgeslagen; - welke gegevens kunnen er uit de database verkregen worden en - op welke wijze kunnen de gegevens gepresenteerd worden. De database zal in eerste instantie bij de dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) ondergebracht worden. Het is de bedoeling dat het systeem binnen DWW op haar bruikbaarheid zal worden beoordeeld en getoetst, waarna op basis van eventuele wensen van potentiële gebruikers een gebruikersvriendelijke versie zal worden ontwikkeld. Bij potentiële gebruikers wordt gedacht aan DWW zelf, de hoofddirectie, de regionale directies en externe gebruikers zoals het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en provincies.
TNO-BdeidKtudics Ecologie «fc Beleid
.
>
DATASNIP
OPZET EN OPBOUW VAN DE DATABASE DATASNIP is een gegevensbestand of database opgezet met behulp van het programma dBase III Plus. Het bestand bevat informatie over de doorsnijdingen (knelpunten) van de hoofdinfrastructuur met de ecologische hoofdstructuur (EHS). Deze gegevens zijn verkregen door middel van enquêtes en interviews met medewerkers van de consulentschappen NBLF (voorheen NMF) en uit literatuur. De verzamelde gegevens kunnen in drie categorieën worden verdeeld: 1. gebiedsgebonden gegevens; 2. ecosysteem en faunapopulatie gegevens en 3. gegevens die samenhangen met de aanwezigheid en het gebruik van de infrastructuur. De volledigheid van de gegevens ligt per consulentschap verschillend. Doorsnijdingen veroorzaakt door rijkswateren en spoorlijnen, zijn wel opgenomen maar bevatten momenteel minder uitgebreide informatie. Het bestand is in eerste instantie gericht op doorsnijdingen van de EHS door rijkswegen. Het bestand is te beschouwen als een kaartenbak en bestaat uit een groot aantal kaarten (records). De records bestaan uit een groot aantal onderwerpen (velden), die informatie bevatten over één doorsnijding. Om het werken met het bestand te vergemakkelijken, met name de invoer van gegevens, is een invoerformat, bestaande uit 5 delen (pagina's of invoerschermen) ontworpen. Dit hulpprogramma (een onderdeel van dBase III Plus) draagt de naam INVOER.FMT. Hiermee worden de velden gegroepeerd per onderwerp en op een overzichtelijke manier op het scherm gepresenteerd.
2.1
Inhoud van de database Hieronder volgt een beschrijving per invoerscherm van de database. Het eerste invoerscherm bevat algemene gegevens over de doorsnijding van de EHS door de hoofdinfrastructuur, zoals de coördinaten van het knelpunt, het knelpuntnummer, het gebiedsnummer, de provincie waarin de doorsnijding ligt, het type en de naam van de infrastructuur dat de doorsnijding veroorzaakt, of het een huidige of toekomstige doorsnijding betreft en of er sprake is van bundeling van infrastructuur. Kern- en natuurontwikkelingsgebieden grenzen in vele gevallen aan elkaar. Vaak betreft het in zo'n geval een gebied met één ecosysteemtype. Verschillende' kern- en natuurontwikkelingsgebieden binnen zo'n gebied herbergen dezelfde aandachtssoorten en hebben overeenkomstige eigenschappen met betrekking tot bijvoorbeeld de vegetatie en abiotische factoren. Hierdoor komt de problematiek van versnippering grotendeels overeen in die EHS-gebieden. Daarom is besloten om de aan elkaar grenzende kem- en natuurontwikkelingsgebieden met overeenkomstige problematiek te groeperen. Het aantal gebiedsbeschrijvingen is hierdoor aanzienlijk verminderd. De eerste pagina van de database ziet er als volgt uit: !
TNO-Bcletdotudie* Ecologie & Beleid
DATASNIP
De in hoofdletters en onderstreepte termen dienen als zodanig in de database te worden ingevuld. Alle informatie in de database is in hoofdletters geschreven. Dit is van belang voor het werken met de database (zoek- en selectie-opdrachten), aangezien dBase onderscheid maakt tussen hoofd- en kleine letters.
|| INVOERSCHERM ALGEMENE GEGEVENS
PAG 1
KORTE OMSCHRIJVING
VELDNAAM XCOORDINAAT: YCOORDINAAT: KNELPUNT : PROVINCIE : GEBIEDSNR EHSTYPE
: :
INFRATYPE INFRANAAM
: :
HUIDIG BUNDELING
: :
de X coördinaat van het knelpunt * de Y coördinaat van het knelpunt ' knelpuntlokatienummer, zie o.a. kaart basisrapport drieletterige provinciecode. GRO, FRL, PRE, OVL, GPL, FLE, N-H, Z-H, UTR, ZLD, N-B, LIM. gebieds- of verbindingszonenummer de plaats van doorsnijding kan liggen in: kerngebied (KG) , natuurontwikkelingsgebied (NOG), verbindingszone (VZ), of combinatie. RIJKSWEG, SPOORLIJN, KANAAL of PROVINCIALE WEG naam van de rijksweg, het rijkswater of de spoorlijn (genoemd worden de verbindende plaatsen) HUIDIG of TOEKOMSTIG knelpunt Is er sprake van meerdere typen infrastructuur? Ook bundeling met provinciale wegen kan worden genoemd.
Toelichting: Bij INFRATYPE is een enkele keer ook een provinciale weg meegenomen, omdat in die gevallen niet duidelijk was of het een rijksweg of en provinciale weg betrof. Bij HUIDIG kan ingevuld worden: HUIDIG, TOEKOMSTIG of beide. Huidig heeft betrekking op een reeds bestaande weg, toekomstig op een nog aan te leggen weg en wanneer beide zijn ingevuld dan betreft het een te verbrede of anderszins aan te passen weg. Het tweede invoerscherm is gebruikt voor het invoeren van algemene gegevens over het gebied waarin de doorsnijding zich bevindt. Deze gegevens bestaan uit een ecodistrictscode (Klijn, 1988), een fysisch-geografische regio code volgens de Natuurwaardekaart 1988 (Bakker et al., 1988) en een vegetatietypering, waarbij het percentage aanwezige vegetatietype wordt gegeven (Bakker et al., 1988). De tweede pagina van de database ziet er als volgt uit:
Nog niet ingevuld
TNO-Bcleidjswdics DATASNIP
Ecologie 4 Beleid
INVOERSCHERM GEBIEDSGEGEVENS
PAG 2
- ECODISTRIC: ecosysteemtype (code) dat doorsneden wordt - FYSGEOREG : code van de fysisch-geografische regio's Hier komt de code uit de Natuurwaardekaart. A = heuvelland, B = hogere zandgronden, C = rivierengebied, D = laagveen met plassen en droogmakerijen, E = zeekleigebied, F = duinen, G = afgesloten zee-armen en estuaria, H = getijdegebieden. - SCHORKWEL - MOERAS - NATSCHRAA Bij deze velden is een code ingevuld. - DRGSCHRAA 0 = niet aanwezig of kleiner dan 5 % - HEIDE : \=> 1 = tussen de 5 en 10 % aanwezig - HOOGVEEN 2 = meer dan 10 %, minder dan 50 % aanwezig 3 = meer dan 50 % aanwezig - BOSSTRUWE j - 'GRASLAND - OPENWATER - WITGEBIED _1
Toelichting: Bij ECODISTRIC is de code ingevuld zoals die geïntroduceerd is het rapport "Milieubeheergebieden" (Klijn, 1988). Omdat in enkele gevallen een gebied in meer dan één ecodistrict ligt, kan hier ook meer dan één code worden ingevuld. Een omschrijving van deze code is als bijlage 2 bijgevoegd. Bij FYSGEOREG kan maar één code worden ingevuld. Deze indeling is minder fijn als de indeling in ecodistricten. Gebieden liggen niet of nauwelijks in meerdere fysischgeografische regio's, waar dit wel het geval was is de regio genomen waar het grootste deel van het gebied in lag, zie ook Discussie in hoofdstuk 3. Het derde invoerscherm is gereserveerd voor uitgebreide informatie over het gebied in het algemeen en het kern- of natuurontwikkelingsgebied dat doorsneden wordt in het bijzonder. Zo is o.a. aangegeven wat de grootte van het totale gebied is en de lengte en de plaats van de doorsnijding in het gebied. Verder is aangegeven welke soorten er (potentieel) in voorkomen en wat voor een functie (leefgebied, foerageergebied, e.d.) het gebied voor de betreffende soorten heeft. Deze soortsinformatie heeft betrekking op de lokatie van de doorsnijding in het kem- of natuurontwikkelingsgebied. Wanneer het een doorsnijding van een verbindingszone betreft is pagina 3 niet ingevuld.
TNO-Bclrirtgniaie» DATASND»
Ecologie & Beleid
IJ
il
|| INVOERSCHERM KERN- OF NATUURONTWIKKELINGSGEBIED
PAG
|i
GROOTTE LENGTE PLAATSKNEL OTTER DAS NRDSEWOELM BOOMMARTER STEENMARTE REE BOOMKIKKER KAMSALAMAN RINGSLANG KERKUIL GANZEN WEIDEVOGEL OVERIGE
FOTTER FDAS FNWOELMS FBOOMMAR FSTEENMA FREE FRINGSLA FBOOMKIK FKAMSALA FKERKUIL FGANZEN FWEIDEVO FOVERIGE
3 II
grootte van het gebied in km 2 lengte doorsnijding in km ligging van de doorsnijding CENTRAAL OF LATERAAL
| | Hier is een code ingevuld: | | = niet aanwezig | | 1 = potentieel aanwezig |=> | 2 = ondervindt geen hinder, of onbekend | | 3 = ondervindt verstoring | | 4 = ondervindt barrière I | 5 = slachtoffers
Hier zijn of kunnen soorten worden ingevuld als: snoek, beek- en zeeforel, zalm, korhoen, bijzondere vleermuizen, geelbuikvuurpad, vroedmeesterpad, muurhagedis, kleine marterachtigen, adder en overige reptielen. Eventueel met code. Het betreft hier additieve informatie, maar men kan ^er ook op selecteren en zoeken.
| | Het betreft hier de functie van het | | leefgebied voor de betreffende soort. | | Ingevuld kan worden: f=> | V = Voortplanten | I F = Foerageren | | M = Migreren | | O = Overwinteren I | D = Doortrekken
Als bij 'OVERIGE'
Toelichting: Bij PLAATSKNEL is de ligging van de doorsnijding t.o.v. het gebied waar de doorsnijding in ligt globaal weergegeven. Wanneer een doorsnijding aan de rand van een gebied ligt is hier LATERAAL ingevuld, in de andere gevallen CENTRAAL. Aangezien de ene doorsnijding meer centraal kan liggen als de ander is ook een weergave van de percentages waarin het gebied wordt verdeeld gegeven. Zo betekend 50150 dat de doorsnijding het gebied midden door snijdt. Bij de functies van het leefgebied van de betreffende soort is één code ingevuld, omdat de functies elkaar meestal overlappen of uitsluiten. Zo is een doortrekgebied nooit een voortplantingsgebied.
TNO-Beleidstudics Ecologie 4 Beleid
DATASNIP
Het vierde invoerscherm bevat alle belangrijke gegevens met betrekking tot de verbindingszone. Hierin is opgenomen wat de lengte van de verbindingszone is en of de doorsnijding dwars of overlangs loopt (bij kanalen). Ook is aangegeven welke type EHS gebieden worden verbonden, voor welke soort de verbindingszone tot stand is gekomen en of het een potentiële of actuele verbindingszone betreft.
|| INVOERSCHERM VERBINDINGSZONES
LENGTEVZ DOORSNIJD VERBINDCAT VZLEEFGEB VZDAS VZOTTER VZEDELHERT VZZEEFOREL VZBEEKFORE VZZALM
PAG 4
lengte van de verbindingszone in km DWARS of OVERLANGS doorsnede verbinding tussen typen EHS-gebieden, zoals: KG-KG, KG-NOG, NOG-NOG, KG-VZ, NOG-VZ of VZ-VZ verbinding AKTUELE of POTENTIËLE leefgebieden
f=>| P = Potentiële verbindingszone | | A = Aktuele verbindingszone
Toelichting: Bij DOORSNIJD is DWARS of OVERLANGS ingevuld. De meeste doorsnijdingen staan dwars op de verbindingszone. Bij kanalen is het echter ook mogelijk dat het kanaal een onderdeel van de verbindingszone vormt. Momenteel is de categorie 'rijkswateren' echter nog niet ingevuld. Verbindingszones zijn in principe voor een type organisme ontworpen (Min. LNV, 1990). Toch kunnen meerdere soorten organismen gebruik maken van een dergelijke corridor. Bij VZLEEFGEB is slechts één code ingevuld. Wanneer een verbindingszone een potentieel en een actueel leefgebied verbindt, dan betreft het hier toch een potentiële verbindingszone.
De vijfde en laatste pagina is enerzijds gebruikt voor het invoeren van specifieke informatie, zoals de grootte van het probleem van het knelpunt (in termen van 'groot', 'klein' of 'geen'), aantallen verkeersslachtoffers van enkele aandachtssoorten, eventueel getroffen maatregelen en het effect ervan. Anderzijds is hier ook aanvullende informatie gegeven, zoals de doelstellingen, status en eigenaar van het gebied. Voor extra informatie die belangrijk is voor de desbetreffende doorsnijding, is een veld 'EXTRA' gereserveerd. In veel gevallen is dit veld echter leeg gelaten.
TNO-Bcleirtianidia Ecologie & Bdtid
DATASNIP
1 IKVOERSCHERM AANVULLENDE INFORMATIE
-
PROBLEEM SOOTTER SODAS SOBOOMMART SOSTEENMAR SOREE SOKERKUIL SOOVERIGE
PAG 5
GEEN, KLEIN of GROOT
f=>|Hier zijn het aantal slachtoffers | | |ingevuld. -1 = wel slachtoffers, | | | maar aantal slachtoffers onbekend | l 1 1 Aanvullende informatie over andere soorten f
- MAATREGEL
TUNNEL ECODUCT RASTER DUIKER MVOEVER EFFEKTMAAT DOELSTELL STATUS EIGENAAR EXTRA
|De code die ingevuld moet worden is: | GE = geen, GC = gepland compeserend, | GM = gepland mitigerend, | CO = compenserend of MI, - mitigerend.
\ I = geen aanwezig | h=>l 1 = 1 aanwezig | | | 2 = 2 aanwezig enz.| I I aantal km milieuvriendelijk oever Heeft de maatregel effekt? GEEN, WEINIG of VEEL doelstelling v/h gebied b.v. NATIONAAL PARK, RELATIENOTA, RESERVAAT, NBWET SBB, NATUURMONUMENTEN, UTRECHTSLANDSCHAP, etc extra info b.v.bundeling met stedelijk gebied
Toelichting: Bij PROBLEEM is een waarde oordeel ingevuld. Meestal betrof het hier de mening van een medewerker van NBLF, maar ook uit literatuurgegevens is in enkele gevallen duidelijk geworden of de doorsnijding een groot, een klein of geen knelpunt was. Bij de categorie slachtoffers is uit literatuur gegevens vaak niet duidelijk of het om totaal aantal slachtoffers gaat of om jaarlijkse aantallen. Wanneer het effect van ontsnipperende maatregelen getoetst wordt, is het van groot belang om jaarlijkse waarden in te vullen. Dit zal er in veel gevallen op neer komen dat gericht onderzoek hieraan noodzakelijk is voordat de gegevens betrouwbaar zijn. De getallen die nu zijn ingevuld hebben niet betrekking op een bepaald jaar, maar dienen slechts als indicatie van aantallen slachtoffers. Het veld EFFEKTMAAT is te vergelijken met PROBLEEM. Hier is in de meeste gevallen de mening van een medewerker van NBLF ingevuld. Zie hiervoor ook de discussie (hoofdstuk 3). Als van een bepaald gebied een doelstelling is geformuleerd, zoals: herstel en ontwikkeling van hbogveen, dan staat deze doelstelling hier vermeld.
TNO-Beleid«tudies Ecologie & Beleid
2.2
• .
DATASNIP
De uitvoer Met de database kunnen allerlei selectie- en sorteeropdrachten worden uitgevoerd. Bij een selectie-opdracht kan een voorwaarde worden gesteld waaraan een bepaald item of knelpunt moet voldoen. De selectie-opdrachten kunnen zeer uitgebreid worden opgesteld. Zo kan als voorbeeld een selectie worden gemaakt van alle knelpunten die doorsneden worden door toekomstige rijkswegen, die niet op de hogere zandgronden liggen, waarbij het doorsneden gebied groter is dan 10 km2 en waar de boomkikker een actueel leefgebied heeft en waar nog geen mitigerende of compenserende maatregelen zijn getroffen. Maar ook eenvoudige opdrachten zijn mogelijk en geven vaak een helder overzicht van de problematiek. Enkele voorbeelden van dergelijke opdrachten zijn: - het aantal rijkswegdoorsnijdingen van de EHS per provincie; - het aantal rijkswaterdoorsnijdingen door gebieden van de EHS met heideterreinen; - het aantal en de totale lengte van doorsnijdingen door EHS-gebieden veroorzaakt door de A2; - het aantal doorsnijdingen door rijkswegen van gebieden waar de das een actueel of potentieel leefgebied heeft. Dergelijke vragen met kwantitatieve aspecten kunnen vrij eenvoudig beantwoord worden met behulp van dBase III Plus. Enkele voorbeelden hiervan zijn beschreven in het rapport 'Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de weg-infrastructuur' (Morel & Specken, 1992). Behalve deze specifieke uitvoeropdrachten die m.b.v. 'LIST' en 'DISPLAY' kunnen worden uitgevoerd, zijn er ook enkele uitvoer-formats ontwikkeld. Deze opdrachten kunnen met het commando 'REPORT' worden uitgevoerd. Het betreft hier vier programma's: 1) REPALG.FRM, levert algemene informatie van een al of niet geselecteerd aantal records, zoals: de knelpuntnummers, de provincie, het gebiedsnummer, het EHS-type, het type infrastructuur, het ecodistrict, de fysisch-geografische regio en het vegetatietype (moeras, natschraalland, droogschraalland, heide, hoogveen, bos/struweel, grasland, open water, wit gebied); 2) REPKNOG.FRM, levert voor een al of niet geselecteerd aantal knelpuntnummer informatie over de provincie, de grootte van het doorsneden gebied, de lengte van de doorsnijding, de ligging van de doorsnijding in het gebied (centraal of lateraal) en de aandachtssoorten die in het gebied voorkomen, met de hinder die ze ondervinden (slachtoffers, barrière werking, verstoring of geen hinder dan wel onbekend); 3) REPVZ.FRM, levert voor een al of niet geselecteerd aantal knelpuntnummer informatie over de verbindingszone, zoals de provincie, de lengte, de plaats (overlangs of dwars), de verbindende EHS-categorieën, of de verbindingszone in een potentieel of actueel leefgebied ligt en voor welke organismen de verbindingszone is bedoeld; en
TNO-Beleidaudics Ecologie & Beleid
.
DATASNIP
4) REPEXTRA.FRM, levert voor een al of niet geselecteerd aantal knelpuntnummer infonnatie over de provincie, de grootte van de problematiek (zwaarte) van het knelpunt, aantallen slachtoffers van enkele soorten, de getroffen maatregelen en het effect ervan. Een voorbeeld van elk 'report' is als bijlage 2 toegevoegd.
10
TNO-Bdeidshidies Ecologie & Beleid
DATASNIP
DISCUSSIE Getracht is de database zó te ontwerpen dat op zoveel mogelijk onderwerpen gezocht en geselecteerd kan worden. Vragen met betrekking tot kwantitatieve informatie, zoals het aantal doorsnijdingen per provincie e.d., zijn goed met behulp van DATASNIP te beantwoorden. Vragen met betrekking tot kwalitatieve informatie, zoals: 'Welke knelpunten vormen het grootste probleem?', zijn moeilijker te beantwoorden. Voor één bepaalde diersoort is het mogelijk (indien de benodigde informatie over de effecten van versnippering op de betrokken diersoort bekend en ingevoerd is) via deze database hier antwoord op te krijgen, door alle informatie over de knelpunten waarbij die betreffende soort betrokken is op te vragen. Wanneer echter op ecosysteemniveau gekeken wordt is dit niet mogelijk, omdat nooit alle informatie die nodig is om ecosystemen te beschrijven tegen elkaar afgewogen kan worden. De velden PROBLEEM en EFFECTMAAT geven wel kwalitatieve informatie. Bij deze informatie echter speelt subjectiviteit min of meer een grote rol. Het gaat bij deze categorieën meestal om de mening van een 'deskundige'. Het geven van een waarde aan een probleem in de vorm van groot of klein is vaak arbitrair. Dit geldt soms ook voor de mate van het effect (veel of weinig effect) van een getroffen mitigerende maatregel. Een ander aspect is dat de emst van een probleem, door gebrek aan kennis, moeilijk in te schatten is. Zo lijkt een groot aantal verkeersslachtoffers ook een groot probleem te zijn, terwijl een weg met hoge barrièrewerking, waar dieren niet in de buurt, laat staan overheen komen, weinig verkeersslachtoffers oplevert. Toch kan de barrièrewerking van de weg een groter negatief effect op de populatie hebben dan de verkeersslachtoffers. Een gedeelte van de informatie is slechts additief beschikbaar, bijvoorbeeld de informatie van de categorie 'EXTRA', waarin bijzondere informatie is opgenomen. Het betreft hier geen structurele informatie die voor ieder knelpunt van belang zou kunnen zijn, maar bijzonderheden die specifiek voor deze doorsnijding gelden. Deze informatie kan heel verschillend van aard zijn en valt zodoende niet binnen een bepaalde categorie, in die zin dat er eenvoudig op gezocht en geselecteerd kan worden. De invulling van enkele onderwerpen in de database is voor discussie vatbaar. Zo moet er bij de categorieën BUNDELING, ECODISTRICT, FYSISCH-GEOGRAFISCHE REGIO, VEGETATIETYPE, GROOTTE, LENGTE, PLAATS KNELPUNT en LENGTE VERBINDINGSZONE gemeten en geschat worden. Op de kaart van Nederland met een schaal van 1:250.000 is de grootte van het gebied, de lengte van de verbindingszone of doorsnijding en de plaats van de doorsnijding in het gebied, zo goed mogelijk gemeten. Ook het percentage van een vegetatietype binnen een gebied is op een kaart met diezelfde schaal gemeten. Schatten speelt hierbij echter altijd een rol. Bij de bepaling van het ecodistrict en de fysisch-geografische regio is gebruik gemaakt van kaarten met een schaal van 1:1.000.000. In enkele gevallen viel de plaats van de doorsnijding op de grens van twee ecodistricten of, in minder gevallen, op de grens van twee fysisch-geografische regio's. In het eerste geval zijn beide ecodistricten genoteerd, in het tweede
11
TNO-Beleidsstudies Ecologie & Beleid
DATASNIP
geval is die fysisch-geografische regio genomen waarin het grootste deel van het gebied of de verbindingszone lag. Bij de categorieën BUNDELING speelt behalve het schatten ook gebrek aan kennis een rol. Het is niet bekend, of en zo ja, hoe dicht twee wegen (of andere infrastructuuronderdelen) tegen elkaar moeten liggen voordat ze samen een groter effect hebben dan twee afzonderlijke wegen. Het is zonder meer duidelijk dat de meeste informatie in de database erg tijdgevoelig is. Te denken valt aan aantal slachtoffers, actuele of potentiële leefgebieden, etc. Ook de exacte begrenzing van de EHS staat op dit moment nog niet vast. Dit betekent dat, als de database niet wordt bijgehouden, de waarde en daarmee het nut ervan snel zal teruglopen.
12
TNO-BelctdoDidics Ecologie & Beleid
DATASNIP
LITERATUURLIJST
Bakker, J.J., B. van Dessel & F.J. van Zadelhoff, 1988. Natuurwaardenkaart 1988, Natuurgebieden, bossen en natte gronden in Nederland. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Achtergrondreeks Natuurbeleidsplan nr. 7. Brugge, R. ter, W.J. van den Bremen & CA. van Kampen, 1985. Atlas van Nederland in 20 delen. Deel 12, Infrastructuur. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage. Duel, H., 1992. Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de natte infrastructuur. TNO-rapport 92/ECO/02. Duel, H., G.A. Morel & B.P.M. Specken, 1992. Basis-informatie, Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de droge en natte infrastructuur. TNO-rapport 92/ECO/03. Grote historische atlas van Nederland, 1:50000. In 4 delen. Wolters-Noordhoff, Atlasprodukties Groningen 1990. Klijn, F. 1988. Milieubeheergebieden. Deel A: Indeling van Nederland in ecoregio's en ecodistricten. Deel B: Gevoeligheid van de ecodistricten voor verzuring, vermesting, verontreiniging en verdroging. CML meded. 37, Leiden. Morel, G.A. & B.P.M. Specken, 1992. Versnippering van de ecologische hoofdstructuur door de weg-infrastructuur. TNO-rapport 92/ECO/04. Piket, J.J.C., J.T.R. Kalkhoven, A.A.^de Veer & W. Vos, 1987. Atlas van Nederland in 20 delen. Deel 16, Landschap. SDU uitgeverij, 's-Gravenhage. Steur, G.G.L., DJ. Brus & M. van den Berg, 1987. Atlas van Nederland in 20 delen. Deel 14, Bodem. SDU uitgeverij, 's-Gravenhage. Zagwijn, W.H., D.J. Beets, M. van den Berg, H.M. van Montfrans & P. van Rooijen, 1985. Atlas van Nederland in 20 delen. Deel 13, Geologie. SDU uitgeverij, 's-Gravenhage.
13
TNO-Bcleidsstudies Ecologie & Beleid
DATASNIP
14
TNO-Beleidstudies Ecologie & Beleid
DATASNIP
Bijlage 1. De uitvoer REPORT Voorbeeld van uitvoer met behulp van het commando REPORT. Als selectiecriterium is hier gesteld dat het veld 'PROVINCIE' gelijk aan 'GRO' moet zijn. ALGEMENE GEGEVENS: KNELPUNT, PROVINCIE, GEBIEDSNUMMER, EHSTYPE, INFRASTRUCTUUR TYPE, ECODISTRICT, FYSISCH-GEOGRAFISCHE REGIO, MOERAS, NATSCHRAALLAND, DROOGSCHRAALLAND, HEIDE, HOOGVEEN, BOS/STRUWEEL, GRASLAND, OPEN WATER, WIT GEB
REPALG
KP 1 2 3 3 4 5
e 7 8 9 10 11 12 12 13 14 15 16 17 18 19 19 19 19 17
PRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO
GEB 1 2 VI VI 3 4 3 3 3 3 3 5 5 5 5 5 5 6 6 V2 V3 V3 V4 V4 6
EHST KG KG VZ VZ KG KG KG KG KG KG KG KNOG NOG NOG NOG NOG KG KG KG VZ VZ VZ VZ VZ KG
INFRASTR.TYPE OEVER • OEVER PROVINCIALE WEG SPOORLIJN KANAAL RIJKSWEG SPOORLIJN PROVINCIALE WEG KANAAL SPOORLIJN SPOORLIJN RIJKSWEG PROVINCIALE WEG SPOORLIJN KANAAL RIJKSWEG SPOORLIJN SPOORLIJN RIJKSWEG RIJKSWEG RIJKSWEG SPOORLIJN RIJKSWEG SPOORLIJN KANAAL
ECOD Z5 Z5 H3 H3 H4 P3 P3
FGR H' H E E E B
H4 P3
P4 H4 P4 H4
E E
P4 H4
B
P3 H4 H3
B E E
P13 H3
B
M N D H V B G O W 0 0 0 0 0 0 0 0 0" 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 3 10 0 0 0 0 3 2 0 0 0 0 0 1 2 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 2 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 3 1 0 0 0 0 1 3 1 2 1 0 0 0 0 1 3 1 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 1 3 1 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 112 o 3 2 0 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 1 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
* A=heuvelland, B=hogere zandgronden, C=rivierengebied, D=laagveen met plassen en droogmakerijen, E=zeekleigebied, F=duinen, G=afgesloten zee-armen en estuaria en H=getijdegebieden. 0 = < 5% aanwezig, 1 = tussen 5 en 10% aanwezig,
2 = tussen 10 en 50% aanwezig, 3 = > 50% aanwezig.
Toelichting: KP=knelpuntnummer, PRO=provincie, GEB-gebiedsnummer, EHST=EHStype, 1NFRASTR.TYPE= infrastructuur type, ECOD=ecodistrict (zie bijlage 2), FGR=fysisch-geografische regio (M=moeras, N=natschraalland, D=droogschraalland, H=heide, V= hoogveen, B= boslstruweel. G-grasland, O=open water, W=wit gebied) Let wel, voor spoorlijnen en kanalen is de database niet volledig ingevuld! Bijlage 1 blz 1
TNO-Beleidsstudies
DATASNIP
Ecologie A Beleid
REPKNOG OTTER, DAS, NOORDSE WOELMUIS, BOOMMARTER, STEENMARTER, REE, BOOMKIKKER, KAMSALAMANDER, RINGSLANG, KERKUIL, GANZEN, WEIDEVOGELS. KP
PRO
1 2 4 5 6 7 8 9 10 11 12 12 13 14 15 16 17 17
GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO
0 1 2 3 4 5
GROOT LENGT PLAATS KP
49.00 0.00 16.50 0.00 150.00 10.00 LATERAAL 75.00 20.00 DWARS 150.00 3.00 CENTRAAL 150.00 2.30 CENTRAAL 150.00 1.6.0 CENTRAAL 150.00 4.50 LATERAAL 150.00 1.80 LATERAAL 120.00 1.80 CENTRAAL 120.00 2.50 CENTRAAL 120.00 2.00 CENTRAAL 120.00 4.25 CENTRAAL 120.00 4.00 CENTRAAL 120.00 4.75 CENTRAAL 275.00 7.00 CENTRAAL 275.00 6.00 CENTRAAL 275.00 6.00 CENTRAAL
OT DA NW BM SM RE BK KS RS KU GA WV
70/30 70/30 75/25 80/20 95/05 95/05 95/05 80/20 85/15 70/30 75/25 85/15 95/05 95/05 95/05
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0 0 0 2 0 0 0 0 0 1 0 0 o o 0 0 0 o o 0 0 0 o o 0 0 0 o o 1 0 0 '0 0 1 0 0 o o o 0 0 o o o 0 0 o o 1 0 0 o o o 0 0 o o
o o o o o 1-1 0 o o 1 1 0 o
0 0
o o o o o o o o o 0 0 0
o o o o o o o o o
o o o o o o o o o
0 0 0 0 0 0
o o o o o o o
o o o o o
0 0 2 2
o o o o o o 0 0 0 0 0 0 0 0
11' 1 1 2 2 3 3 o 2 o 3 o 2 o 2 o 2 2 2 2 2 0 0 0 2 2 2 0 0 0 0 0 2 0 2
= niet aanwezig = potentieel aanwezig = ondervindt geen hinder, of onbekend = ondervindt verstoring = ondervindt barrière = slachtoffers
Toelichting: KP=knelpuntnummer, PRO=provincie, GROOT-grootte gebied in km2, LENGT=lengte doorsnijding in km, PLAATS KP=plaats vlh knelpunt + procentuele verdeling van het gebied als gevolg van de doorsnijding, OT=otter, DA=das, NW=noordse woelmuis, BM=boommarter, SM=steenmarter, RE=ree, BK=boomkikker, KS=kamsalamander, RS=ringslang, KU=kerkuil, GA=ganzengebied, WV=weidevogelgebied.
Bijlage 1 blz 2
TNO-Beleidsstudics Ecologie & Beleid
DATASNIP
REPVZ VERBINDINGSZONE, OTTER, DAS, EDELHERT, ZEEFOREL, BEEKFOREL,. ZALM. KP
PRO LENGT DOORSNIJD VERBINDCAT LEEFGEB
OT DA EH ZF BF ZA
3 3 18 19 19 19 19
GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO
P P P P P P P
10.00 10.00 7.00 6.00 6.00 16.00 16.00
DWARS DWARS DWARS DWARS DWARS DWARS DWARS
KG-KG KG-KG KG-KG KG-VZ KG-VZ KG-KG KG-KG
POTENTIËLE POTENTIËLE POTENTIËLE POTENTIËLE POTENTIËLE POTENTIËLE POTENTIËLE
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
Toelichting: KP=knelpuntnummer, PRO=provincie, LENGT=lengte verbindingszone, DOORSMJD-manier van doorsnijden (dwars of overlangs), VERBINDCAT=type EHS-gebieden die verbonden worden, LEEFGEB ^verbinding van potentiële of actuele leefgebieden, OT=otler, DA=das, EH=edelhert, ZF=zeeforel, BF=beekforel, ZA=zalm
Bijlage 1 blz 3
TNO-Beleidotudics
DATASNTP
Ecologie & Beleid
REPEXTRA EXTRA INFORMATIE: SLACHTOFFERS EN MAATREGELEN OTTER, DAS, BOOMMARTER, STEENMARTER, REE, KERKUIL, G=GEPLAND, M(I)=MITIGEREND, C(0)=COMPENSEREND, TUNNEL, ECODUCT, RASTER, DUIKER, MILIEUVRIENDELIJKE OEVER KP
PRO PROBL OT DA BM SM RE KU
1
GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO GRO
2 3 3 4 5
e 7 8 9 10 11 12 12 13 14 15 16 17 18 19 19 19 19 17
GEEN GEEN
GROOT GROOT KLEIN GROOT
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0
KLEIN GROOT
GROOT
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -1
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0
0 0 0 0 0 0 0 -1
0
0
2
0 0 0 -1 0 -1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -1 •0 -1 0 0 0 0 0 -1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -1
MAATR TU ED RA DU MO EFFECT
0 0 0 GM"' 0 GE 0 GE 0 MI 0 0 GE 0 GE 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 GE 0 GM 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
verkeersslachtoffers, -1 = aantal slachtoffers onbekend aantallen tunnels, duikers, etc. GE = geen, GM = gepland mitigerend, GC = gepland compenserend, MI = mitigerend, CO = compenserend
Toelichting: KP-knelpuntnummer, PRO=provincie, PROBL=ernst van het probleem (grootMein of geen), OT=otter, DA=das, BM=boommaner, SM=steenmarter, RE=ree, KU=kerkuil, MAATR=getroffen maatregels, TU=tunnel, ED-ecoduct, RA-raster, DU=duiker, M0=milieu vriendelijke oever, EFFECT=mate van effect.
Bijlage 1 blz 4
TNO-Beleidistudies Ecologie A Beleid
DATASNIP
Hl:
Bijlage 2: ECODISTRICTCODES K2:
U:
Krijtlandschap Krijtland
L2:
LOasgebled Mijnstreek
PI:
Kickten Nederlands stuwwallencoaplex Veluwe Utrechtse Heuvelrug en Gooi
P2:
Geïsoleerde stuwwallen Stuwwal van Nijaegen Montferland
HaarIer- en Holterterg Tankenberg Kuiper- en Braaaberg P3:
H3:
Jonge Indikkingen Dollardpolders Noordgronlngse en Friese landaanwinningen Het Bildt- Middelzee Zljpe Westland Zeeuwse en Zuidhollandae eilanden Noordwest Brabant
H4:
Zeeklei-lnveralelandschap Fries-Gronings terpengebied West-Friesland Zuid-Hollandse en Zeeuwse poelgrondengebiedei
H5:
Laagvcengebied Fries-Overijssels veengebied Veluwerand EeavaUei
Geïsoleerd keileeaplateau Fries-Drents plateau
Vechtplassengebied Noordhollands veenweidegebied Hart van Holland Kriapenerwaard Alblaaserwaard en VIJfheerenlanden
Plelstocene opduikingen Woldstreek Gaasterland «leringen Berg van Texel Hé: P5:
Overige keileeagebleden Midden- Tvente Plateau vao de Achterhoek
P6:
Harsten Peelhorst
P7:
P8:
Oude rlvlerterrassenlandschap Oost-Liaburg Leubeekgebied Zuid-vest Nederlands rivierzandgebied West- Brabants zandgebied Vlaaas zandgebied
PU:
Glaciaal bekken Gelderse Vallei Puinuaaieriandschaa Velu
P12:
Hoogveen(ontglanlngs)landschap Fries-Drents hoogveengebied Oost Nederlands hoogveengebied Gronings-Drentse veenkoloniën Peel
P13:
Beekdalcoaplezen Uesterwolde Overijsselse Vechtdal Dlnkeldal Centrale Sleokgebled Midden- Brabants bekengebled
Dl:
Kalkrljka duinen Duinen van Zeeuws-Vlaanderen Duinen van Walchereo Duinen van Schouwen Duinen van Goeree Voorns Duin
H7:
Polders Wlerlngerseer Noordoostpolder Oostelijk Flevoland Zuidelijk Flevoland
H8:
Deltagebiedan Blesbosch Usaaldalta
VI:
SediaeotaUebekkena Hollands Diep/ Haringvliet Keteli
W2:
Grote verzoete blnnenzeeta IJsselaeer "arkeraeer- Uaeer
W3:
Randaerea Zwarte Meer Veluweaeer- Dronteraeer Holderwijd- Nuldernauw Eeaaeer- Goolaeer Verzoetende estuaria Volkerak- Zoo—eer
«5:
Verzoete zeeara Lauwersaeer
W6:
Brakke aeren Veerse Meer Estuaria •es terschelde Eeas-Dollard Zoute aeren Grevellngen
Zl:
Z2:
Vastelandsduinen ten zuiden van Bergen 02:
Kalkaran duinen Vastelandsduinen ten noorden van Bergen Duinen van Texel Vlieland - Duinen van Terschelling Duinen van Aaeland Schlaraonnlkoog Rottuaeroog
Droocaake rijen Heerhugowaard
Baestater Puraar Woraer HurifriiTirr Schieland
Oost Nederlands dekzandgebled Gelders-Overijssels zandgebied P10:
Strandwallenrebled Achterduinlandschap Rlvlerencebled Maasdal Oude IJsselgebied IJsaeldal Centraal rivierengebied Oude Rijngebied Utrechtse Vechtgebled
23:
Zeearaen Oosterschelde
Zt:
Randxe* Noordzee
Z5:
Waddenzee Waddenzee