Bomenverordening Veere 2010
De raad van de gemeente Veere; overwegende dat het gewenst is in het belang van het behoud van houtopstanden regels te stellen die van toepassing zijn voor het gehele grondgebied van de gemeente; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 augustus 2010; gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht besluit: vast te stellen de volgende aangepaste verordening ; "Bomenverordening Veere 2010", onder intrekking van de door de gemeenteraad op 28 september 2006 vastgestelde verordening met dezelfde titel. Artikel 1 begripsomschrijvingen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. houtsopstanden : hakhout, een houtwal of één of meer bomen; b. hakhout : één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen; c. dunning : velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; d. boomwaarde : de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de recentste richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen; e. boom : een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van een stam van minimaal 30 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 30 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld; f. bebouwde kom : de bebouwde kom van de gemeente Veere, vastgesteld ingevolge art. 1, lid 5, van de Boswet. De grenzen van de bebouwde kommen zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte tekening: Bomenverordening Veere 2010, d.d. 25 augustus 2010; g. bevoegd gezag : bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van bomen ten gevolge kunnen hebben. Artikel 2 kapverbod 1. Het is verboden zonder vergunning (omgevingsvergunning) van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: a. wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot; de soorten populus alba en populus canescens zijn wel omgevingsvergunningplichtig; b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; c. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed; e. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; f. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten de bebouwde kom, tenzij de
houtopstand een zelfstandige eenheid vormt met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 of bestaat uit een rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totaal aantal rijen; g. houtopstanden die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 5 van deze verordening; h. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud; i. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten; j. bomen met een diameter kleiner dan 30 cm op 130 cm boven het maaiveld gemeten. Artikel 3 aanvraag vergunning 1. De omgevingsvergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. 2. Wanneer de directeur Bos- en Landschapsbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een aanvraag omgevingsvergunning. Artikel 4 weigeringsgronden 1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van ondermeer: a. natuur- en milieuwaarden; b. cultuurhistorische- en landschappelijke waarden; c. waarden van stads- en dorpsschoon; d. waarden voor recreatie en leefbaarheid; e. realisatie van infrastructurele werken; 2. Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning, tevens de boomwaarden als motivering hanteren. Het bevoegd gezag verwijst daarbij zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen. 3. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang. Artikel 5 bijzondere vergunningsvoorwaarden 1. De voorschriften die bij de omgevingsvergunning behoren, kunnen worden aangevuld met het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. Artikel 6 herplant-/instandhoudingsplicht 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door dat gezag te stellen termijn. 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het
bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, verplichting tot het opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door dat gezag te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daar aan te voldoen. Artikel 7 bestrijding iepziekte 1. Dit artikel verstaat onder: a. Iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophi-ostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi) (Buism.) C. Moreau; b. Iepenspintkever : het insect, in elk ontwikkelingsstadium behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en scolytusmultistriatus (Marsh.). 2. Indien zich op een terrein gelegen binnen de gemarkeerde gebieden, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekening, een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; c. de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. 3. a. Onverminderd het bepaalde in lid 2 is het verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren; b. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm; c. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod. Artikel 8 burenrecht De afstand van de erfgrenslijn zoals bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt gesteld op 1,00 meter voor bomen en op 0,20 meter voor heggen en heesters. Artikel 9 overgangsbepaling Aanvragen om vergunning voor het vellen van houtopstand, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden in behandeling genomen, beoordeeld en op beschikt volgens het recht zoals dat gold vóór 1 oktober 2010. Artikel 10 inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na die waarop zij bekend is gemaakt. Artikel 11 citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel: Bomenverordening Veere 2010. Domburg, 30 september 2010 De raad voornoemd, De griffier, Mr. J.C. Waverijn
De voorzitter, drs. R.J. van der Zwaag