Gem: 0612099 Besluit maatschappelijke ondersteuning Culemborg Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg; gelet op artikel 5 de Wet maatschappelijke ondersteuning, gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2011; besluit: vast te stellen het navolgende Dit besluit treedt in werking op de datum waarop de verordening voorzieningenmaatschappelijke ondersteuning in werking treedt. “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2011” Culemborg, Burgemeester en Wethouders van Culemborg De secretaris De burgemeester P. van der Veer R. van Schelven Inleiding. Naast een verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld. Algemeen. De systematiek van de verordening is dat steeds algemene voorzieningen het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt, er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan geen eigen bijdrage wordt gevraagd. Bij het gebruik van het primaat van een algemene voorziening is onderscheid gemaakt tussen kort gebruik (korter dan een half jaar) en langdurig gebruik (langer dan een half jaar). Bij langdurig gebruik kan er een individuele voorziening geïndiceerd worden.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen a. Inkomen 1. Het verzamelinkomen of het belastbare loon van de aanvrager. 2. Het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de ouders of pleegouders van de persoon waarvoor een voorziening wordt aangevraagd indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet. 3. Het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de aanvrager een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet. b. Verzamelinkomen Fiscaal begrip; het totaal van inkomsten en aftrekposten van de drie belastingboxen. De belastingdienst vermindert dit verzamelinkomen met een bepaald bedrag waarna het gecorrigeerde verzamelinkomen resteert. Dit staat vermeld op voorlopige teruggaaf, op de beslissing tegemoetkoming in de bijdrage kinderopvang, en de berekening/beslissing van de belastingdienst over de toezegging teruggaaf. Het betreft refertejaar 2. c. Belastbaar loon Fiscaal begrip; loon voor de loonheffing. Indien er geen aangifte is gedaan dan via de jaaropgave het belastbaar loon gebruiken, of middels het loonstrookje; loon voor de loonheffing x 12 (of 13) x 1,08 (vakantiegeld). d Persoonsgebondenbudget (pgb) een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.3 onder a van de Verordening, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn. e. Eigen bijdrage/eigen aandeel Een door het college vast te stellen bijdrage, die bij resp. de verstrekking van een wmo‐ voorziening in natura, het persoongebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden. De regels van de verordening maatschappelijke ondersteuning zijn hierbij van toepassing. De eigen bijdrage wordt bepaald en geïnd door het CAK (art. 16 WMO) en is afhankelijk van het verzamelinkomen van de cliënt en de anticumulatie toetsing van Wmo‐ en AWBZ voorzieningen. De vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage/eigen aandeel staat niet in de gemeentelijke beschikking vermeld. f. Financiële tegemoetkoming Een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager. g. Forfaitaire vergoeding Een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening is verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens. h. Huisgenoot Iedere meerjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een huishouding vormt.
Hoofdstuk 2 Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget 2.1 Verstrekking van het persoonsgebonden budget (pgb) vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Het pgb kan slechts verstrekt worden als de persoon goed geïnformeerd is over de verplichtingen die daarbij als werkgever voor hem gaan optreden. Door voorlichting over werkgeverschap moet hij/zij zich bewust zijn van de verantwoordelijkheden die het pgb met zich meebrengt (de geïnformeerde toestemming voor een pgb Hulp bij het huishouden). De hoogte van het pgb moet in ieder geval toereikend zijn voor de budgethouder om de werkgeverslasten te kunnen voldoen. 2.2 Verstrekking van het persoongebonden budget vindt niet plaats als: - Tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een budgethouder, die niet zelf in staat is zijn pgb te beheren, geen zaakwaarnemer/bewindvoerder/curator heeft. - Tijdens onderzoek duidelijk wordt dat de budget houder of diens zaakwaarnemer/bewindvoerder/curator problemen heeft met het beheer en uitvoering van het pgb. 2.3 Roerende woonvoorzieningen die uitsluitend in natura worden aangeboden zijn: - mobiele tilliften - trapliften Het niet bieden van een keuze voor het persoongebonden budget hangt samen met het herverstrekkingsbeleid. 2.4 Op grond van artikel 2.3 lid 5 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning worden voorschriften opgenomen t.a.v. de besteding van het persoonsgebonden budget. Iedere budgethouder dient ‐ tot een jaar na afloop van de indicatieperiode c.q. de looptijd van de voorziening ‐ de volgende stukken te bewaren te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betalingsbewijs van de voorziening; een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. De verantwoording van het persoongebonden budget door de budgethouder of wettelijke vertegenwoordiger (bewindvoerder, curator, zaakwaarnemer) aan het college vindt steekproefsgewijs plaats. De steekproef heeft minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar. 2.5 Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een bepaalde periode. In deze periode wordt verondersteld dat de aanvrager zelf de verantwoording neemt om een adequate voorziening aan te schaffen en in stand te houden. Deze periode wordt beschouwd als of het een bruikleenperiode is. Indien de aanvrager binnen deze periode overlijdt dan heeft de gemeente het recht om deze voorziening in te nemen en opnieuw in te zetten.
Met de budgethouder van het persoonsgebonden budget wordt een budgetovereenkomst afgesloten waarin de voorwaarden, welke gelden met betrekking tot het persoonsgebonden budget, worden vastgelegd. Terugvordering van een pgb op grond van artikel 7.9 van Wmo verordening Culemborg is vastgesteld aan de hand van het afschrijvingspercentage van de voorziening/dienst. Dit is vooraf met cliënt besproken en vastgelegd in de beschikking. Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden/omvang van eigen bijdrage Een eigen bijdrage is van toepassing bij Wmo‐HH (Hulp bij het huishouden). 3.1 De eigen bijdrage die ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.636,00 wordt deze eigen bijdrage verhoogd met 1/13 van 15 % van het verschil tussen het van toepassing zijnde verzamelinkomen en € 22.636,00. Dit bedrag is de hoogte van de eigen bijdrage per 4 weken. 3.2 De eigen bijdrage die ongehuwde personen 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 15.838,00 wordt deze eigen bijdrage verhoogd met 1/13 van 15 % van het verschil tussen het van toepassing zijnde verzamelinkomen en € 15.838,00. Dit bedrag is de hoogte van de eigen bijdrage per 4 weken. 3.3 De eigen bijdrage die gehuwde personen en een van beiden jonger is dan 65 jaar, dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 27.902,00 wordt deze eigen bijdrage verhoogd met 1/13 van 15 % van het verschil tussen het van toepassing zijnde verzamelinkomen en € 27.902,00. Dit bedrag is de hoogte van de eigen bijdrage per 4 weken. 3.4 De eigen bijdrage die gehuwde personen en beiden 65 jaar of ouder zijn, dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 wordt deze eigen bijdrage verhoogd met 1/13 van 15 % van het verschil tussen het van toepassing zijnde verzamelinkomen en € 22.100,00. Dit bedrag is de hoogte van de eigen bijdrage per 4 weken. 3.5 De bedragen bij zorg in natura zijn (conform de regionale aanbesteding): ‐ niveau 1b, hulp bij het huishouden in loondienst € 19,01 per uur ‐ niveau 2, hulp bij organisatie van het huishouden € 23,46 per uur ‐ niveau 3, hulp bij ontregelde huishouding € 27,60 per uur 3.6 De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden gebeurt per uur. Dat uurbedrag bedraagt 75 % van de kosten van zorg in natura.
Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen en woningaanpassingen 4.0 1. Voor bouwkundige woningaanpassingen wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht als het inkomen meer bedraagt dan 120% van het sociaal minimum. Het CAK stelt de hoogte vast en int de eigen bijdrage. 2. Het drempelbedrag om voor een verstrekking in aanmerking te komen is € 150,00. Voor kosten lager dan € 150,00 wordt geen vergoeding verstrekt. 4.1 De hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget (minus eigen aandeel/bijdrage) is vastgesteld aan de hand van het bedrag in de geaccepteerde offerte. 4.2 Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen en woningaanpassingen is vastgesteld op basis van de 100 % tegenwaarde van adequaat, goedkope voorziening. De woningaanpassing is alleen van toepassing bij eigen woningen. 4.3 Het bedrag voor verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.8 lid 1 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2703,96. 4.4 Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 4.7 lid 2 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2703,96. 4.5 De financiële tegemoetkoming die het College verstrekt voor de kosten van het verwerven van grond als bedoeld in artikel 4.11 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt de werkelijke kosten, waarbij het maximum aantal vierkante meters geldt per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het verstrekkingenboek. 4.6 1. De hoogte van een door het College te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.15 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 486,59 per maand. Het betreft de tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een woonruimte en het langer moeten aan houden van de te verlaten woonruimte (artikel 4.15 lid 2 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2010). 2. Het College brengt geen eigen betaling in de kosten in rekening voor tijdelijke huisvesting. 4.7 De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip bedraagt maximaal € 1080,98. 4.8 1. Indien een eigenaar‐bewoner zijn woning verkoopt binnen 5 jaar na gereedmelding van een woningaanpassing waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid onder b of c van de Verordening Wmo, die meer bedraagt dan € 4922,75, is de eigenaar
bewoner verplicht tot terugbetaling van een deel van de aanpassingskosten indien en voor zover de aanpassing heeft geleid tot waardestijging van de woning. De waardestijging van de woning wordt vastgesteld conform de WOZ waarde. 2. Het college geeft opdracht tot het verrichten van een waardebepaling van de woning direct voorafgaand aan de verstrekking van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid en binnen 6 maanden na gereedmelding van de aanpassing. Het positieve verschil in waarde tussen beide waardebepalingen is beschouwd als waardestijging als gevolg van de aanpassing van de woning. 3. Het bedrag van de waardestijging, conform de WOZ waarde, tot een maximum van het als financiële tegemoetkoming verstrekte bedrag, dient als volgt te worden terugbetaald: a. bij verkoop van de woning in het eerste jaar na gereedmelding 100% van de waardestijging van de woning; b. bij verkoop van de woning in het tweede jaar na gereedmelding 80% van de waardestijging van de woning; c. bij verkoop van de woning in het derde jaar na gereedmelding 60 % van de waardestijging van de woning; d. bij verkoop van de woning in het vierde jaar na gereedmelding 40% van de waardestijging van de woning; e. bij verkoop van de woning in het vijfde jaar na gereedmelding 20% van de waardestijging van de woning. 4.9 Direct na voltooiing van de werkzaamheden van een woningaanpassing, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van de financiële vergoeding/ persoonsgebonden budget, verklaart de woningeigenaar aan het College dat bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen 5.1 De financiële tegemoetkoming overeenkomstig artikel 5.1 lid d van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt bepaald: 1. Het bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor gebruik eigen auto of auto van derden bedraagt € 498,09; 2. Het bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een eigen rolstoelauto of rolstoelauto van derden bedraagt € 745,01; 5.2 Het persoongebonden budget voor een vervoersvoorziening overeenkomstig artikel 5.1 lid c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is vastgesteld op basis van de 100 % tegenwaarde van adequaat, goedkope voorziening inclusief onderhoud en reparatie. 5.3 Een persoon met een beperking kan gebruik maken van het collectief aanvullende vervoer (regiotaxi Gelderland) zoals bedoeld in artikel 5.1. lid a van de verordening tot maximaal 5 zones.
5.4 Als de aanvrager een inkomen heeft dat hoger is dan 1,2 maal het sociaal minimum, kan geen Regiotaxipas of een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening ( artikel 5.1 lid a en d verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning) worden verstrekt. 5.5 De medische keuringskosten voor een gehandicaptenparkeerkaart zoals bedoeld in het kader van artikel 49, eerste lid, van het besluit Administratieve Bepalingen inzake wegverkeer, worden in rekening gebracht bij de aanvrager. De hoogte voor de kosten zijn vastgesteld op € 112,00 per keuring. Hoofdstuk 6
Verplaatsen in en rond de woning (rolstoelvoorziening)
6.1 Bij toekenning van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt uitgegaan van een adequate goedkope voorziening (zoals in de verordening bepaald) welk bedrag verhoogd wordt met de gemiddelde kosten van onderhoud en reparatie aan vergelijkbare rolstoelen. Vaststelling van het pgb bij rolstoelen vindt plaats aan de hand van een programma van eisen. 6.2 Het pgb voor een rolstoelvoorziening overeenkomstig artikel 6.1 lid a, b en c van de Wmo verordening Culemborg, is vastgesteld op basis van de 100 % tegenwaarde van adequaat, goedkope voorziening inclusief onderhoud en reparatie. 6.3 Voor een sportrolstoel geldt een forfaitaire financiële tegemoetkoming. De hoogte bedraagt € 2424,53. Deze vergoeding is inclusief de kosten van onderhoud en bedoeld voor een periode van 3 jaar. Dit wordt vermeld in de beschikking naar de cliënt. Hoofdstuk 7 advisering en samenhangende afstemming Om de verkrijging van individuele voorzieningen af te stemmen op de situatie van de aanvrager is bij het onderzoek inzake het advies van deVverordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2010 aandacht besteedt aan; a. De algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen; c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e. de sociale omstandigheden van de aanvrager; f. zelfredzaamheid van de aanvrager; g. maatschappelijke participatie van de aanvrager; Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit is door het College bij deze bevindingen aangesloten.