gebruikers handleiding buitenboordmotor
F9.9 / F15
Belangrijke aanwijzingen Aan de eigenaar Dank dat u voor ons merk en product heeft gekozen. Deze handleiding bevat informatie voor de correcte bediening, onderhoud en zorg van de buitenboordmotor. Maak u vertrouwd met deze eenvoudige instructies, dat geeft de zekerheid dat u het meeste plezier aan uw buitenboordmotor beleeft. Wanneer u nog aanvullende vragen heeft, neem dan contact op met uw dealer. Belangrijke informatie wordt benadrukt op de volgende manieren: Dit symbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan. LET OP! WEES OPLETTEND! UW VEILIGHEID KAN IN GEVAAR ZIJN!
WAARSCHUWING Wanneer een WAARSCHUWING genegeerd wordt, kan dat ernstig letsel of zelfs dodelijke gevolgen hebben voor de degene die de buitenmotor bedient, een omstander of degene die de buitenboordmotor repareert of inspecteert.
LET OP LET OP geeft aan dat er speciale maatregelen genomen moeten worden om, mogelijke, motorschade te voorkomen.
OPMERKING Een OPMERKING geeft belangrijke informatie om bepaalde procedures makkelijker of duidelijker te maken. Om een lange levensduur te garanderen is het van belang om de instructies en aanwijzingen in de handleiding nauwlettend te volgen. Het niet volgen van de handleiding en instructies kan motorschade en het vervallen van de garantie als gevolg hebben.
OPMERKING De F9.9/15 buitenboordmotor en de standaard aanwezige accessoires zijn gebruikt als uitgangspunt voor de uitleg en illustraties in deze handleiding. Daarom kan het voorkomen dat sommige onderdelen of procedures in deze handleiding geen betrekking hebben op ieder model.
Inhoud Algemene informatie 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4.
1 Hoofdonderdelen Algemene informatie Specificaties Brandstof instructies Motorolie Keuze van de schroef
2 5 5 5 6 6
Gebruik7 2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.2. 2.3 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.7.1. 2.7.2. 2.8. 2.9. 2.10. 2.10.1 2.10.2 2.11 2.11.1 2.11.2
Installatie Spiegelhoogte Plaatsen van de buitenboordmotor Inloopperiode Controles voor het gebruik Brandstof tanken Starten van de motor Warm draaien van de motor Schakelen Vooruit Achteruit Motor uitzetten Trimmen van de buitenboordmotor Kantelen van de buitenboordmotor Omhoog kantelen Omlaag kantelen Gebruik onder afwijkende omstandigheden Gebruik in ondiep water Gebruik in zout water
7 7 8 8 9 10 10 12 13 13 13 14 15 15 16 17 17 17 17
Inhoud Onderhoud 3.1. 3.2. 3.3. 3.3.1. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.8.1 3.8.2. 3.9. 3.10. 3.11. 3.12. 3.13.
18 Smering Bougie schoonmaken en afstellen Controle van het brandstofsysteem Brandstoffilter schoonmaken Controle stationair toerental Motorolie verversen Kabels en stekkers controleren Controle op lekkages Controle van de schroef Schroef demonteren Schroef monteren Staartstukolie verversen Brandstof tank schoonmaken Controle en vervanging van de anodes Controle afdekkap Onderhoudsschema
Vervoer en opslag 4.1. 4.2. 4.3.
18 18 19 19 20 20 21 21 21 22 22 22 23 23 23 24
25 Vervoer Opslag Doorspoelen van de motor
25 25 26
Maatregelen in noodsituaties Aanvaringsschade Zekering vervangen Startinrichting functioneert niet Waterschade Storingen zoeken Bedradingschema
27 27 27 28 29 29 31
Probleem oplossen 5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5 5.6
Algemene informatie Het serienummer van de buitenboordmotor Het serienummer van de buitenboordmotor is ingeslagen op het label aan de linkerkant van de motor klembeugel. SN = Serial Number, verder is het type, vermogen en gewicht aangegeven. Noteer het serienummer op onderstaande afbeeldingen, deze is noodzakelijk voor de identificatie van de motor en vergemakkelijkt het bestellen van onderdelen.
1. Serienummer (SN = Serial Number)
Serienummer van de motor Het serienummer van motor is ingeslagen op het aluminium motorcarter. Serienummer van de motor:
Verklaring van de fabrikant Deze buitenboordmotor voldoet aan de vereisten zoals gesteld in Directive 2003/44/EC aan de uitstoot van uitlaatgassen en geluidsproductie. De in deze handleiding aangeboden installatie- en onderhoudsinstructies garanderen, indien uitgevoerd, dat deze buitenboordmotor aan de gestelde eisen zal voldoen: 1. Uitlaatgas emissies gedurende de normale levensduur van de motor (350 uur of 10 jaar, wat het eerste van toepassing is) en onder normale gebruiksomstandigheden. 2. Geluidsproductie onder normale gebruiksomstandigheden.
1
Algemene informatie
Hoofdonderdelen en algemene informatie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Motorkap Vergrendeling motorkap Aftapplug Anti-cavitatieplaat Schroef Inlaat koelwater Blokkeerhevel trimhoek Klembeugel Stuurweerstand stelknop
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Starthandgreep Waarschuwingslampje(s) Choke trekknop Klemschroef Kabeloog Kantelhevel Brandstofaansluiting Brandstoftank Afstandsbediening
2
Algemene informatie Onderdelen losse brandstoftank
1. Brandstoftank 2. Brandstofaansluiting
3. ventilatieschroef 4. Brandstofmeter
WAARSCHUWING Gebruik de losse brandstoftank uitsluitend tijdens het varen en niet als brandstofopslag.
Afstandsbediening 1. Bedieningshendel 2. Vergrendelknop neutraalstand 3. Handgashendel 4. Startschakelaar 5. Noodstopschakelaar 6. Stelknop frictie gashendel
Bedieningshendel afstandbediening Druk de vergrendelknop voor de neutraalstand in en beweeg de bedieningshendel voorwaarts uit de neutraalstand om de vooruit stand in te schakelen. Trek de hendel uit de neutraalstand achteruit om de stand achteruit in te schakelen. De motor zal stationair blijven draaien totdat de hendel ca 35° (een weerstand wordt voelbaar) verplaatst wordt. Wanneer de hendel verder verplaatst wordt zal de motor beginnen te accelereren. 1. Neutraal ‘’N’’ 2. Vooruit ‘’F’ 3. Achteruit ‘’R’’ 4. Schakelbeweging 5. Volledig gesloten stand 6. Slag voor het gas geven 7. Volledig geopende stand
3
Algemene informatie Vergrendelknop neutraalstand Om uit de stand neutraal te kunnen schakelen, moet eerst de vergrendelknop ingetrokken worden.
1. Vergrendelknop neutraalstand
Handgashendel Om gas te kunnen geven zonder dat in de stand vooruit of achteruit geschakeld wordt, moet de bedieningshendel van de afstandbediening in de neutraal stand staan en vervolgens de handgashendel omhoog worden getrokken.
OPMERKING De handgashendel kan alleen gebruikt worden wanneer de bedieningshendel in de stand neutraal staat. De bedieningshendel kan alleen gebruik worden wanneer de handgashendel gesloten is.
1. Handgashendel geheel open 2. Handgashendel geheel gesloten
4
Algemene informatie 1.2 Algemenen informatie 1.2.1. Technische specificaties Specificaties Nimarine (Hidea) buitenboord motoren Model
F9.9FEL
F15FEL
Max. vermogen (kW)
7,3
11
Volgas toerental (t.p.m.)
4500 - 5500
4500 - 5500
Aantal cilinders
2
2
Cilinderinhoud (cm3)
212
323
Boring x slag (mm)
56 x 43
59 x 59
Compressie verhouding
9,4 : 1
9,9 : 1
1038 x 360 x 1144
1000 x 427 x 1207
46
51,5
Overbrengingsverhouding
27 : 13 (2,08)
27 : 13 (2,08)
Schakelpatroon
F-N-R
F-N-R
Ontstekingssysteem
CDI
CDI
Koelsysteem
waterkoeling
waterkoeling
Startsysteem
handmatig/elektrisch handmatig/elektrisch
Wijze van trimmen
trim en tilt handmatig instelbaar
trim en tilt handmatig instelbaar
Standaard
12
24
Optie
24
Lengte x Breedte x Hoogte (mm) Massa (kg)
Inhoud brandstoftank (liter) Bediening
S. L. S. L.
afstandbediening
afstandbediening
1.2.2 Brandstof instructies Brandstof instructies Aanbevolen brandstof:
Euro95 ongelode benzine. Wanneer deze niet verkrijgbaar is, dan super benzine gebruiken.
Wanneer de buitenboordmotor ‘’pingelt’’, gebruik dan een ander merk brandstof of ongelode super benzine. Wanneer overwegend gelode benzine gebruikt wordt, dienen de kleppen en klepbediening na 100 draaiuren gecontroleerd te worden.
5
Algemene informatie WAARSCHUWING • • • • • • •
Rook niet bij het tanken, houd afstand van vonken, open vuur en andere ontstekingshaarden Zet de buitenboordmotor af voor het tanken Vul alleen brandstof bij in een goed geventileerde ruimte. Losse brandstoftanks buiten de boot vullen Mors geen brandstof. Veeg gemorste brandstof direct weg met een droge doek Vul niet te veel brandstof bij Draai na het tanken de tankdop stevig dicht Wanneer u benzine ingeslikt heeft, overmatig benzinedamp ingeademd heeft of benzine in de ogen gekregen heeft direct medische hulp inschakelen • Wanneer benzine op de huid gemorst wordt, deze direct met zeep en water verwijderen. Draag geen kleding waar benzine op gemorst is • Laat het benzinevulstuk op de trechter of tankopening rusten om elektrostatische vonken te vermijden
LET OP Gebruik uitsluitend verse, schone benzine die in schone benzinetanks opgeslagen is geweest en niet vervuild is met water of andere verontreinigende stoffen.
1.2.3 Motorolie Aanbevolen motorolie: Viertaktbuitenboordmotor motorolie SAE 10W30 of SAE 10W40 (1,0 liter)
WAARSCHUWING • Start de motor nooit wanneer het oliepeil te laag is. Ernstige motorschade kan het gevolg zijn. • Controleer altijd eerst het oliepeil voordat de motor gestart wordt.
LET OP Alle viertakt buitenboordmotoren worden vanaf de fabriek geleverd zonder motorolie.
1.2.4 Keuze van de schroef De prestaties van iedere buitenboordmotor zijn in grote mate afhankelijk van de juiste schroef. Een verkeerde schroef heeft niet alleen een negatieve invloed op de prestaties, maar kan ook ernstige motorschade veroorzaken. Deze buitenboordmotor is voorzien van een schroef die voor een breed inzetbereik geschikt is, maar uw dealer kan adviseren welke schroef voor uw toepassing de beste is. In het algemeen is voor zware belastingen een kleine spoed beter geschikt, omdat hiermee beter het juiste toerental kan worden bereikt. Een schroef met een grotere spoed is weer beter geschikt voor een lage belasting.
6
Gebruik 2. Gebruik 2.1. Installatie Plaats de buitenboordmotor op de kiellijn van de boot. Voor boten zonder kiel of met een asymmetrische romp kan uw dealer advies geven.
1. Kiellijn
OPMERKING Controleer de positie van de buitenboordmotor met een maximaal beladen boot. Controleer met stilliggende boot of de buitenboordmotor dan niet zo laag hangt, dat de uitlaat van het koelwater onder water staat of dat golven over de buitenboordmotor kunnen slaan.
WAARSCHUWING • Een te hoog vermogen voor de boot kan ernstige instabiliteit tot gevolg hebben. Gebruik geen buitenboordmotor met meer vermogen dan het maximum toegestane vermogen waarvoor de boot goedgekeurd is. Is dit maximale vermogen niet bekend, neem dan contact op met de producent van de boot. • Verkeerd geïnstalleerde buitenboordmotoren kunnen gevaar en letsel veroorzaken. Buitenboordmotoren dienen door de dealer of door een ervaren technicus geplaatst te worden. Wanneer u de motor zelf plaatst, moet u eerst in de juiste procedures door een ervaren technicus onderricht worden • De hier gegeven informatie is uitsluitend ter informatie bedoeld. Het is onmogelijk om volledige instructies te geven voor iedere mogelijke combinatie van boot en buitenboordmotor.
2.1.1 Spiegelhoogte Om uw boot zo efficiënt mogelijk te laten varen, moet de romp- en motorweerstand in het water zo laag mogelijk zijn. De hoogte van de spiegel en de positie van de buitenboordmotor hebben een grote invloed op deze weerstand. Wanneer de buitenboordmotor te hoog geplaatst wordt, dan kan dat slip van de schroef en een te hoog toerental veroorzaken. Hierdoor ontstaat vermogens- en stuwverlies en oververhitting. Wanneer de buitenboordmotor te laag hangt, zal de weerstand in het water toenemen en de maximale snelheid afnemen. Plaats de buitenboordmotor zodanig dat de anticavitatieplaat tussen de 0 - 25 mm lager in het water hangt dan de onderkant van de romp.
OPMERKING De optimale plaatsingshoogte van de buitenboordmotor hangt af van de combinatie van buitenboordmotor en boot en het gebruik van de boot. Door de motor op verschillende hoogtes te plaatsen kunt u testen welke positie de beste resultaten geeft. Neem contact op met de producent van de boot voor de juiste plaatsingshoogte.
7
Gebruik 2.1.2 Plaatsen van de buitenboordmotor 1. Draai de klemschroeven gelijkmatig stevig vast. Controleer regelmatig of de klemschroeven nog vast zitten, omdat deze door motortrillingen los kunnen gaan zitten.
WAARSCHUWING De buitenboordmotor kan van plaats verschuiven of zelfs van de spiegel vallen wanneer de klemschroeven los gaan zitten. Dit kan verlies van controle over de boot of zelfs ernstig letsel veroorzaken. Verzeker u ervan dat de klemschroeven vast zitten en controleer de klemschroeven ook regelmatig onder het varen. 2. Wanneer de buitenboordmotor is voorzien van een oog voor een veiligheidskabel, gebruik dit dan om een veiligheidskabel of ketting aan vast te maken. Bevestig het andere eind van de kabel of ketting aan een stevig punt op de boot. Wanneer de buitenboordmotor per ongeluk los van de spiegel raakt, zorgt deze veiligheidskabel of ketting ervoor dat de buitenboordmotor niet geheel in het water valt en zinkt.
3. Zeker de klembeugel op de spiegel met de klemschroeven. Vraag uw dealer om uitleg indien nodig.
WAARSCHUWING Gebruik schroeven, moeren en onderlegringen op de juiste manier. Maak een proefvaart wanneer alle schroeven zijn aangedraaid en controleer na afloop of ze nog vast zitten.
2.2 Inloopperiode Uw nieuwe buitenboordmotor heeft een inloopperiode nodig waarbinnen de verschillende onderdelen op elkaar in kunnen slijten.
LET OP Het niet opvolgen van de instructies voor de inloopperiode kan ernstige motorschade en een verkorte levensduur als gevolg hebben.
Belast de buitenboordmotor 1. Gedurende het eerste draaiuur: Laat de motor maximaal 2.000 tpm. draaien, dit is ongeveer halfgas. 2. Gedurende het tweede draaiuur: Laat de motor maximaal 3.000 tpm. draaien, dit is ongeveer driekwart gas. 3. Gedurende de hierop volgende acht draaiuren: Voorkom dat de buitenboordmotor langer dan 5 minuten achter elkaar met vol gas belast wordt 4. Na de eerste 10 draaiuren: De buitenboordmotor kan normaal belast worden.
8
Gebruik 2.3 Controles voor het gebruik Brandstof • • • •
Verzeker u ervan dat u over genoeg brandstof voor de vaart beschikt. Verzeker u ervan dat er geen brandstof lekkages zijn en dat de ruimte goed geventileerd is. Controleer of de brandstofleidingen vast zitten. Verzeker u ervan dat de brandstoftank op een stabiele, rechte ondergrond staat en dat de brandstofleiding niet gedraaid of geknikt zit en niet langs scherpe oppervlakken schuurt.
Bedieningsorganen • • • •
Controleer of het gashendel en de stuurinrichting goed functioneren voor het starten De bediening ervan moet soepel gaan, mag niet blijven hangen of te veel vrije speling hebben Controleer of er geen losse of gebroken verbindingen zijn Controleer de werking van de starter en stopknop wanneer de buitenboordmotor in het water hangt
WAARSCHUWING • Start de motor niet wanneer deze niet in het water hangt. Oververhitting en ernstige motorschade kunnen het gevolg zijn. • Controleer de motor en de motorophanging • Controleer of er geen losse of beschadigde verbindingen zijn • Controleer de schroef op schade
Controle van het motoroliepeil Zet de buitenboordmotor recht op (niet gekanteld)
Controleer het motoroliepeil met de peilstok. Het niveau moet tussen de beide merktekens liggen. Vul olie bij wanneer het niveau onder het onderste merkteken ligt. Nooit meer vullen dan tot het hoogste merkteken, te veel olie moet afgetapt worden.
1. Oliepeilstok 2. Maximaal niveau 3. Minimaal niveau
LET OP Schuif de oliepeilstok altijd geheel in zijn houder voor het peilen.
9
Gebruik 2.4 Brandstof tanken
WAARSCHUWING Benzine en benzinedampen zijn zeer brandbaar en explosief. Houd afstand van vonken, sigaretten, open vuur en andere ontstekingsbronnen. 1. Draai de tankdop los. 2. Vul zorgvuldig de tank.
3. Sluit de tank zorgvuldig met de tankdop. Veeg gemorste brandstof weg.
2.5 Starten van de motor 1. Draai de ventilatieschroef op de tankdop 2 tot drie slagen los. Verbind de brandstofleiding, let op een goede aansluiting.
2. Knijp in de balgpomp, waarbij de uitgaande zijde naar boven moet wijzen, totdat deze stevig aanvoelt.
3. Plaats de bedieningshendel in de stand neutraal.
10
Gebruik OPMERKING De startblokkering zorgt er voor dat de motor alleen in de stand neutraal gestart kan worden. 4. Bevestig het veiligheidskoord aan een stevige plaats op uw kleding of aan een arm of been. Plaats vervolgens het borgingsplaatje in de noodstopschakelaar.
WAARSCHUWING • Bevestig het veiligheidskoord niet aan een deel van de kleding dat makkelijk kan afscheuren. Let er op dat het veiligheidskoord niet verstrikt raakt, waardoor het niet meer kan functioneren. • Voorkom dat het veiligheidskoord ongewild los schiet tijdens normaal gebruik. Wanneer het motorvermogen weg valt kan de boot onbestuurbaar worden en abrupt snelheid verliezen. Dit kan er voor zorgen dat personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
5. Draai de startschakelaar naar de ‘’ON’’ positie. 6. Trek de chokeknop volledig uit.
1. Chokeknop
LET OP • Het is niet nodig om de chokeknop uit te trekken bij een warme motor. • Wanneer de chokeknop uitgetrokken blijft onder het varen, zal de motor onregelmatig lopen of stil vallen.
7. Draai de startschakelaar naar de ‘’START’’ positie en houd de schakelaar maximaal 5 seconden vast in deze positie. 8. Laat zodra de motor aangeslagen is, de startschakelaar los zodat deze terug kan draaien naar de ‘’ON”” positie.
WAARSCHUWING • Draai de startschakelaar nooit naar de ‘’START’’ positie bij een draaiende motor. • Laat de startmotor nooit langer dan 5 seconden draaien. Wanneer de startmotor voortdurend langer dan 5 seconden gebruikt wordt, zal de accu snel ontladen raken, waarna de motor niet meer gestart kan worden. Ook kan de startmotor beschadigd raken. Wanneer de motor niet aanslaat na 5 seconden starten, de startschakelaar terug naar de ‘’ON’’ positie draaien, 10 seconden wachten en opnieuw starten.
OPMERKING Een koude motor moet warm gedraaid worden.
11
Gebruik 2.6 Warm draaien van de motor 1. Warm de motor circa 3 minuten lang na het starten op door maximaal 1/5 of minder gas te geven. Wanneer dit nagelaten wordt, zal de levensduur van de motor afnemen.
OPMERKING Controleer of er water uit de wateruitlaat stroomt.
WAARSCHUWING • Wanneer de chokeknop uitgetrokken blijft onder het varen, zal de motor afslaan. • Bij temperaturen van -5 °C of lager, de chokeknop na het starten volledig uitgetrokken laten voor ongeveer 30 seconden. 2. Controleer of er een constante waterstroom uit de koelwaterafvoer stroomt.
WAARSCHUWING • Wanneer er geen water uit de uitlaat stroomt terwijl de motor draait, kan deze oververhit raken met ernstige motorschade als gevolg. • Stop in dat geval onmiddellijk de motor en controleer of de waterinlaat geblokkeerd is en maak deze vrij. Wanneer dat niet het geval is, neem dan contact met uw dealer op.
12
Gebruik 2.7 Schakelen
WAARSCHUWING Verzeker u ervan voor het schakelen, dat er zich geen zwemmers of obstakels in de nabijheid bevinden.
LET OP Sluit altijd eerst het gas, zodat de motor stationair loopt voordat u van vooruit naar achteruit schakelt en viceversa.
2.7.1. Vooruit Trek de vergrendelknop voor de neutraalstand in en beweeg het bedieningshendel met een stevige, snelle beweging naar voren in de vooruit positie.
2.7.2. Achteruit
WAARSCHUWING Wanneer u achteruit vaart, doe dat dan langzaam. Geef niet meer dan half gas. De kans bestaat dat de boot onstabiel raakt en niet meer onder controle kan worden gehouden, met een mogelijk ongeval als gevolg.
1. Controleer of de kantelblokkeerhevel in de blokkeerstand staat.
2. Trek de vergrendelknop voor de neutraalstand in en beweeg het bedieningshendel met een stevige, snelle beweging naar achteren in de achteruit positie.
13
Gebruik 2.8 Motor uitzetten
OPMERKING Laat de motor enkele minuten stationair lopen of de boot met lage snelheid varen voordat de motor afgezet wordt om deze eerst af te koelen. Het wordt niet aanbevolen om de motor nadat er met hoge snelheid is gevaren, direct af te zetten.
1. Draai de startschakelaar naar de ‘’OFF’’positie.
Procedure
2. Draai ventilatieschroef op de tankdop dicht.
3. Koppel de brandstofleiding af.
OPMERKING De buitenboordmotor kan ook afgezet worden door aan het veiligheidskoord te trekken waardoor het borgingsplaatje uit de noodstopschakelaar schiet. Draai daarna de startschakelaar naar de ‘’OFF’’,
14
Gebruik 2.9 Trimmen van de buitenboordmotor In de klembeugel bevinden zich 4 tot 5 gaten, waarmee de trimhoek van de buitenboordmotor ingesteld kan worden. 1. Zet de motor af.
2. Til de buitenboordmotor iets op en verwijder de blokkeerpen. 3. Plaats de pen in de gewenste positie. Maak proefvaarten met verschillende trimhoeken om de trimhoek te vinden die het beste bij de boot en de gebruiksomstandigheden passen.
WAARSCHUWING • Zet de motor af voor het instellen van de trimhoek, • Let op dat er geen lichaamsdelen bekneld kunnen raken bij het verwijderen en plaatsen van de blokkeerpen. • Wees voorzichtig waanneer de trimhoek net veranderd is. Verhoog de snelheid geleidelijk en let op tekenen van instabiliteit of stuurproblemen. Een verkeerde trimhoek kan tot verlies van controle over de boot leiden.
2.10 Kantelen van de buitenboordmotor Wanneer de motor gestopt wordt of wanneer de boot in ondiep water afgemeerd wordt, moet de buitenboordmotor omhoog gekanteld worden, zodat deze de bodem niet kan raken en om de schroef en staartstuk te beschermen tegen zout water corrosie.
WAARSCHUWING Verzeker u ervan dat er geen omstanders zijn wanneer de buitenboordmotor omhoog gekanteld wordt en dat er geen lichaamsdelen bekneld raken tussen de motor en de klembeugel.
15
Gebruik 2.10.1 Omhoog kantelen 1. Plaats de bedieningshendel in de neutraal stand.
2. Ontkoppel de brandstofleiding van de motor
3. Plaats de blokkeervergrendeling (indien aanwezig) omhoog.
4. Pak de greep op de afdekkap vast en kantel de buitenboordmotor geheel naar voren totdat de vergrendeling automatisch in werking treedt.
16
Gebruik 2.10.2 Omlaag kantelen 1. Plaats de blokkeervergrendeling in de blokkeerpositie.
2. Trek de buitenboordmotor iets omhoog tot deze automatisch ontgrendelt. 3. Laat de buitenboordmotor vervolgens geleidelijk zakken en plaats de blokkeerhevel in de neerwaartse positie.
2.11 Gebruik onder afwijkende omstandigheden 2.11.1 Gebruik in ondiep water De buitenboordmotor kan ook gedeeltelijk omhoog gekanteld worden voor gebruik in ondiep water.
WAARSCHUWING • Plaats de bedieningshendel in de neutraal positie voordat u gaat varen in ondiep water of wanneer de buitenboordmotor omhoog gekanteld moet worden. • Plaats de buitenboordmotor zo snel als de omstandigheden dat toelaten weer in de normale gebruikspositie.
LET OP De inlaat voor het koelwater mag nooit boven het wateroppervlak uitstekend bij het varen in ondiep water. Oververhitting of ernstige motorschade kan het gevolg zijn. Voor de kantelprocedure, zie sectie 2.10.
2.11.2 Varen in zout water Spoel na het varen in zout water alle koelwaterkanalen door met zoet water om verstoppingen door zoutafzettingen te voorkomen.
17
Onderhoud 3. Onderhoud Geregeld onderhoud is noodzakelijk om uw buitenboordmotor in goede conditie te houden.
WAARSCHUWING • Zet altijd de motor af voordat er onderhoud uitgevoerd wordt, tenzij anders voorgeschreven. • Deze werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden door uw officiële dealer of een daartoe gekwalificeerde technicus.
LET OP Gebruik uitsluitend originele onderdelen of kwalitatief gelijkwaardige onderdelen.
3.1. Smering
3.2 Bougie schoonmaken en afstellen De bougie moet regelmatig gecontroleerd en schoongemaakt worden omdat de motorhitte en afzettingen de bougie langzaam eroderen. Indien nodig vervangen door een bougie van het voorgeschreven type. Voordat u de bougie monteert, moet eerst de elektrodeafstand gemeten worden met behulp van een voelmaat. Stel zo nodig de juiste afstand in.
Gebruik altijd een nieuwe pakking en reinig het pasvlak van de bougie op de cilinderkop bij de montage van de bougie. Maak het schroefdraad schoon en monteer met het juiste aanhaalmoment.
18
Onderhoud 3.3. Controle van het brandstofsysteem 1. Controleer de brandstofleidingen op scheuren en lekkage. Wanneer er een defect gevonden wordt, moet dit onmiddellijk door de dealer verholpen worden.
WAARSCHUWING • Controleer regelmatig op brandstoflekkages • Wanneer een brandstoflek is geconstateerd, moet dit door een gekwalificeerde technicus gerepareerd worden. 2. Controleer regelmatig het brandstoffilter. Maak het schoon wanneer er zich verontreinigingen in bevinden.
3.3.1. Brandstoffilter schoonmaken
1. Verwijder de moer van het brandstoffilter (indien aanwezig) 2. Draai het filterdeksel los, vang vrijkomende benzine op in een poetslap. 3. Verwijder het filterelement en was het uit in schone benzine en laat het drogen. Controleer het filterelement en de O-ring van het filterdeksel, vervang indien nodig. Wanneer er water in de brandstof aangetroffen wordt moet de losse brandstoftank schoongemaakt worden.
4. Filterdeksel 3. O-ring 2. Filterelement 1. Filterhuis
4. Plaats het filterelement in het filterdeksel. Zorg dat de O-ring goed in het filterdeksel zit. Schroef het filterdeksel stevig vast op het filterhuis. 5. Plaats het filterhuis terug op de steun en controleer de positie van de brandstofslangen. Start de motor en controleer het filter en de brandstofslangen op lekkages.
19
Onderhoud 3.4 Controle stationair toerental Voor deze controle is een toerenteller noodzakelijk. De resultaten kunnen verschillen afhankelijk van het gegeven of de test zijn uitgevoerd in een testtank of met de buitenboordmotor in het water. 1. Start de motor en laat deze warm draaien in de neutraal stand, totdat de motor soepel loopt. 2. Controleer of het stationair toerental 950 ± 50 tpm. bedraagt.
WAARSCHUWING Het stationaire toerental kan alleen gecontroleerd en afgesteld worden met de motor op bedrijfstemperatuur. Wanneer de motor te koud is zal het stationair toerental hoger dan normaal liggen. Wanneer u het stationair toerental niet goed kunt vaststellen of problemen heeft met de instelling daarvan, neem dan contact op met uw dealer.
3.5 Motorolie verversen
WAARSCHUWING • Ververs de motorolie niet direct nadat de motor afgezet is. De olie is heet en kan brandwonden veroorzaken. • Verzeker u ervan dat de buitenboordmotor stabiel bevestigd is aan een spiegel of motorsteun.
LET OP • Ververs de motorolie na de eerste 10 draaiuren, daarna iedere 100 uur of iedere 6 maanden om versnelde motorslijtage te voorkomen. • Ververs de motorolie wanneer deze nog warm, maar niet heet is. 1. Plaats de buitenboordmotor in een rechte, verticale positie.
2. Houd een opvangbak klaar met voldoende capaciteit om de motorolie op te vangen. Draai de aftapplug los en vang de motorolie op in de opvangbak. Verwijder vervolgens de olievulplug. Laat de motorolie geheel weglopen. Veeg gemorste motorolie direct op.
3. Plaats een nieuwe pakkingring over de aftapplug. Smeer de pakkingring licht in met motorolie voor de montage en draai de aftapplug vast. 4. Vul de voorgeschreven hoeveelheid motorolie bij via de vulopening. Plaats de olievuldop. 5. Start de motor en controleer op lekkages. 6. Zet de motor af en wacht 3 minuten. Controleer nogmaals het oliepeil en verzeker u ervan dat het peil tussen het onderste en bovenste merkteken valt.
20
Onderhoud LET OP Ververs de motorolie vaker wanneer de buitenboordmotor onder zware omstandigheden gebruikt wordt zoals bij het slepend vissen (trolling).
3.6 Kabels en stekkers controleren Controleer of iedere massakabel goed vast zit en of alle stekkers goed bevestigd zijn.
3.7 Controle op lekkages Controleer of er geen uitlaatgas of koelwaterlekkages zijn uit de verbindingen tussen de uitlaat, cilinderkop en cilinder. Controleer op olielekkages.
LET OP Ga bij het vaststellen van een lekkage altijd naar uw dealer.
3.8 Controle van de schroef
WAARSCHUWING • Voor de controle, inspectie, montage en demontage van de schroef moet eerst de bougiekap (-pen) van de bougie (-s) afgenomen worden. Plaats bovendien de schakelhevel in de stand neutraal, zet de hoofdschakelaar op ‘’OFF’’ en neem de sleutel uit het contactslot, verwijder het veiligheidskoord uit de noodstopschakelaar. • Gebruik nooit uw hand om de schroef vast of tegen te houden bij het vastzetten of losmaken van de schroefmoer. Plaats een houten blok tussen de anticavitatieplaat en de schroef om deze te blokkeren.
1. 2. 3. 4. 5.
21
Inspecteer ieder schroefblad op slijtage en erosie door cavitatie en andere schade. Controleer de schroefas en spiebanen op schade Controleer de splitpen op schade Controleer of er zich geen vislijnen rond de schroefas bevinden Controleer de afdichting van de schroefas op lekkage
Onderhoud 3.8.1 Schroef demonteren 1. 2. 3. 4.
Spiebaan uitvoeringen Buig de splitpen recht en trek deze met een tang los Verwijder de schroefmoer, onderlegring en afstandsbus (indien aanwezig) Neem de schroef en de vulring los van de schroefas.
1. 2. 3. 4. 5.
Splitpen Schroefmoer Onderlegring Schroef Afstandbus
3.8.2 Schroef monteren
WAARSCHUWING • Verzeker u er van dat de afstandsbus geplaatst is voordat u de schroef monteert, anders kan er schade aan het staartstuk en het schroefhuis ontstaan. • Gebruik altijd en nieuwe splitpen en buig de uiteinden om te voorkomen dat de schroef los komt te zitten en verloren kan gaan. 1. Breng waterbestendig, corrosiewerend vet aan op de schroefas. 2. Plaats eerst de afstandsbus en vervolgens de schroef op de schroefas. 3. Plaats de onderlegring. Draai de schroefmoer zodanig vast dat er geen speling voelbaar is wanneer de schroef op de as heen en weer bewogen wordt. 4. Draai de schroefmoer in lijn met het splitpen gat in de schroefas. Plaats een nieuwe splitpen en buig de uiteinden daarvan zorgvuldig om.
3.9 Staartstukolie verversen
WAARSCHUWING • Verzeker u ervan dat de buitenboordmotor stevig bevestigd is aan een spiegel of motorsteun. Wanneer de motor valt kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Kom nooit onder de buitenboordmotor wanneer deze zich in de gekantelde positie bevindt, ook niet wanneer het kantelblokkeermechanisme in werking is. Wanneer de motor valt kan dit ernstig letsel veroorzaken. 1. Zorg er voor dat de motor recht hangt, zodat dat de aftapplug zich op het laagst mogelijk punt bevindt. 2. Plaats een opvangbak met voldoende capaciteit onder het staartstuk. 3. Draai de olieaftapplug los.
1. Vul/aftapplug 2. Olieniveau plug
OPMERKING Ververs de staartstukolie na de eerste 10 draaiuren, daarna iedere 100 uur of iedere 6 maanden om versnelde slijtage te voorkomen.
22
Onderhoud 4. Verwijder de olieniveau plug zodat alle olie vrij kan weglopen.
LET OP • Controleer de afgewerkte staartstukolie. Wanneer de olie melkachtig is, betekent dit dat er water bijgekomen is, wat tot schade kan leiden. Ga naar uw dealer om de pakkingen van het staartstuk te laten controleren. 5. Spuit verse olie via aftap-/vulplug in het staartstuk. 6. Plaats de olieniveau plug terug zodra de verse olie uit de opening van de olieniveau plug begint te lopen. Gebruik een nieuwe pakkingring. 7. Plaats ten slotte de aftap-/vulplug en draai deze vast.
3.10 Brandstoftank schoonmaken
WAARSCHUWING • Houd afstand tot vonken, sigaretten, open vuur en ander ontstekingsbronnen wanneer u de brandstoftank schoonmaakt. • Maak de brandstoftank schoon in de buitenlucht of in een goed geventileerde ruimte. 1. Leeg de brandstoftank in en daarvoor geschikte container. 2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt schoonmaakmiddel in de tank. Bevestig de tankdop en schudt de tank. Giet daarna de tank volledig leeg. 3. Trek de brandstofkoppeling uit de brandstoftank. 4. Maak het filter schoon en laat het drogen. 5. Vervang de pakking door een nieuwe. Installeer de brandstofkoppeling en draai de schroeven stevig vast.
3.11 Controle en vervanging van de anodes Controleer regelmatig de anodes. Maak het oppervlak ervan schoon. Neem voor het vervangen van de anodes contact op met uw dealer.
LET OP Verf de anodes nooit, daardoor werken ze niet meer en kan versnelde corrosie van het de motor optreden.
3.12 Controle afdekkap Controleer de passing van de afdekkap door deze met twee handen heen en weer te duwen. Wanneer de afdekkap los zit, kan uw dealer deze repareren.
23
Onderhoud 3.13 Onderhoudschema De frequentie van het onderhoud kan aangepast worden aan het gebruik van de buitenboordmotor. De onderstaande tabel dient hiervoor als algemene leidraad. Raadpleeg de betreffende hoofdstukken voor de onderhoudsprocedures die u zelf kunt uitvoeren.
OPMERKING Wanneer de buitenboordmotor gebruikt wordt in zout, troebel of modderig water, moet deze na ieder gebruik met schoon water gespoeld worden. Het l symbool geeft aan dat u deze handeling (desgewenst) zelf kunt uitvoeren Het ¡ symbool geeft aan dat deze handeling door de dealer uitgevoerd moet worden Eerste Onderdeel
Actie
10 uur (1 maand)
Iedere
50 uur (3 maanden)
100 uur (6 maanden)
l/¡
l/¡
l
l
200 uur (1 jaar)
Anode(s)
Controleren/vervangen
Waterkanalen
Reinigen
Klembeugel
Controleren
l
Controle/reinigen
¡
Brandstoffilter (in de ingebouwde tank) Brandstofsysteem Brandstoftank (ingebouwde tank)
Controle
l
l
l ¡
Controle/reinigen
l
l
l/¡
l/¡
Staartstukolie
Verversen
Stationair toerental
Controleren
Schroef/splitpen
Controleren/vervangen
Schakelmechanisme
Controleren/afstellen
¡
Thermostaat
Controleren/afstellen
¡
Controleren/afstellen
¡
Gashendel/gaskabel/ afstelling Waterpomp Motorolie Bougie(s) Distributieriem Klepspeling Uitlaatpoort/ spruitstuk
l
l
Reinigen/afstellen/
¡
vervangen Controleren/verversen Controleren/afstellen/ vervangen
l l
Controleren/vervangen
l ¡
Controleren/vervangen Controleren/afstellen
l
¡
¡
¡ ¡
24
Vervoer en opslag 4. Vervoer en opslag 4.1 Vervoer De buitenboordmotor moet vervoerd en opgeslagen worden in de normale verticale positie. Wanneer er onvoldoende afstand is tot de weg in deze positie, mag de buitenboordmotor alleen in de gekantelde positie vervoerd worden wanneer de buitenboordmotor voorzien wordt van extra daarvoor bedoelde ondersteuning.
LET OP Gebruik de kantelblokkeerinrichting niet tijdens het vervoer van de buitenboordmotor. Door de bewegingen tijdens het transport kan de vergrendeling losschieten.
WAARSCHUWING Begeef u nooit onder de buitenboordmotor. Wanneer de motor valt kan dit ernstig letsel veroorzaken.
LET OP Gebruik de kantelblokkeerinrichting niet tijdens het vervoer van de buitenboordmotor aan de boot. Door de bewegingen tijdens het transport kan de vergrendeling losschieten. Wanneer de buitenboordmotor niet in de normale positie vervoerd kan worden, gebruik dan een extra ondersteuning om de motor in de gekantelde positie te vervoeren.
OPMERKING Leg een handdoek of andere bescherming onder de buitenboordmotor om schade te voorkomen.
4.2. Opslag Wanneer de buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of langer) opgeslagen moet worden, moeten deze procedures uitgevoerd worden om schade te voorkomen. Het is te adviseren om de buitenboordmotor door een officiële dealer te laten servicen voordat deze opgeslagen wordt. Als eigenaar kunt u, met een minimale hoeveelheid gereedschap, de volgende procedures zelf uitvoeren:
LET OP • Houd de buitenboordmotor in een verticale positie bij transport en opslag. Wanneer de buitenboordmotor op zijn zijkant verplaatst of opgeslagen moet worden, tap dan alle motorolie volledig af en leg de motor op een handdoek of andere bescherming. • Leg de buitenboordmotor niet op zijn kant, voordat al het koelwater volledig is weggelopen. • Sla de buitenboordmotor op in een droge, goed geventileerde ruimte en niet in direct zonlicht. 1. 2. 3. 4.
25
Was de buitenkant van de buitenboordmotor met schoon, zoet water. Ontkoppel de brandstofleiding en tap de motorolie volledig af. Verwijder de afdekkap en het uitlaatdeksel . Plaats de buitenboordmotor in een testtank
Vervoer en opslag
2. Laagste waterniveau 1. Waterniveau
5. Vul de tank met schoon zoet water tot boven de anti-cavitatieplaat.
LET OP Wanneer het waterniveau zich onder de anti-cavitatieplaat bevindt, of wanneer de hoeveelheid water onvoldoende is, kan ernstige motorschade optreden. 6. Start de motor. Spoel het koelsysteem door. Spoel het systeem en breng tegelijkertijd preserveringsolie in de cilinder(s) aan, dit is noodzakelijk om inwendige roestvorming te voorkomen.
WAARSCHUWING • Raak geen elektrische onderdelen aan wanneer de motor gestart wordt of tijdens het gebruik ervan. • Houd handen, haar en kleding vrij van het vliegwiel en andere draaiende delen van de motor wanneer deze loopt. 7. Laat de motor enkele minuten in de neutraal stand met verhoogd stationair toerental draaien. 8. Spuit preserveringsolie in de carburateur(s) of in het daarvoor bedoelde gaatje van de luchtfilterkast, vlak voordat de motor afgezet wordt. 9. Wanneer geen preserveringsolie beschikbaar is, laat de motor dan met verhoogd stationair toerental lopen totdat de brandstof op is en de motor stopt. 10. Wanneer er geen preserveringsolie voorhanden is, draai dan de bougie(s) los. Giet vervolgens een theelepel schone motorolie in de cilinder(s). Draai de motor handmatig enige keren rond. Bevestig de bougie(s) weer. 11. Laat de brandstoftank volledig leeg lopen.
LET OP Sla de brandstoftank op in een droge, goed geventileerde ruimte en niet in direct zonlicht.
4.3 Doorspoelen van de motor Spoel de motor bij voorkeur door nadat deze net gelopen heeft voor het beste resultaat.
LET OP Nooit doorspoelen met in werking zijnde motor. Dit kan de waterpomp beschadigen en ernstige motorschade door oververhitting als gevolg hebben. 1. Zet de motor af en draai het koppelstuk voor de aansluiting van een tuinslang los van de aansluiting aan de onderzijde van de afdekkap.
1. Aansluiting 2. Koppelstuk voor een tuinslang
26
Problemen oplossen 2. Plaats het koppelstuk op een tuinslang, sluit de tuinslang aan op een waterkraan. 3. Draai de waterkraan open, de motor moet uit staan, en laat het water ongeveer 15 minuten door de koelwaterkanalen van de motor lopen. Sluit vervolgens de waterkraan en maak de tuinslang los. 4. Wanneer het doorspoelen klaar is, het koppelstuk weer op de aansluiting vastzetten. Controleer of het koppelstuk goed vast zit.
LET OP Zorg er voor dat het koppelstuk niet los op de aansluiting zit of dat de slang tijdens het normale gebruik los hangt. Koelwater kan dan uit het koppelstuk lopen inplaats van door de koelwaterkanalen waardoor de motor oververhit kan raken. Verzeker u ervan dat het koppelstuk goed vastgezet wordt na het doorspoelen.
OPMERKING Wanneer het doorspoelen uitgevoerd wordt met de buitenboordmotor in het water, kan de buitenboordmotor beter geheel uit het water gekanteld worden voor een beter resultaat.
5. Probleemen oplossen 5.1.Aanvaringsschade Wanneer de buitenboordmotor een object onder water raakt, volg dan de volgende procedure. 1. 2. 3. 4.
Zet onmiddellijk de motor af. Controleer alle onderdelen op schade. Controleer ook of de boot beschadigd is. Ongeacht of er schade geconstateerd wordt: vaar direct met lage snelheid naar de dichtstbijzijnde haven. Laat uw dealer de buitenboordmotor controleren voordat u deze weer in gebruik neemt.
5.2 Zekering vervangen Wanneer de zekering doorgeslagen is bij de uitvoering met elektrische starter, moet de zekeringhouder geopend worden en de doorgeslagen zekering vervangen worden door een nieuwe van hetzelfde amperage.
WAARSCHUWING Gebruik het voorgeschreven type zekering. Een verkeerd type of het gebruik van een stuk ijzerdraad kan voor een veel te hoge stroom zorgen, met mogelijk schade aan het elektrisch systeem en brandgevaar als gevolg.
1. Zekeringhouder
OPMERKING Neem contact op met uw dealer wanneer de zekering weer direct doorslaat na het vervangen.
27
Problemen oplossen 5.3 Startinrichting werkt niet Wanneer het startmechanisme niet functioneert kan de buitenboordmotor met de volgende noodprocedure gestart worden.
WAARSCHUWING • Gebruik deze procedure alleen in noodgevallen en uitsluitend om terug naar de haven te kunnen varen voor reparatie. • Bij deze noodprocedure werkt de veiligheidsblokkering voor het schakelmechanisme niet meer. Verzeker u ervan dat de schakelhevel in de stand neutraal staat, anders zou de boot onverhoopt kunnen wegvaren met als mogelijk gevolg een ongeval. • Verzeker u ervan dat er niemand achter u staat wanneer u aan het startkoord trekt. • Een onbeschermd niet afgedekt vliegwiel kan zeer gevaarlijk zijn. Houd losse kleding en andere objecten vrij van de motor wanneer u deze start. Gebruik de noodprocedure en het noodstartkoord uitsluitend volgens de hier beschreven procedure. Raak het vliegwiel of andere bewegende delen niet aan wanneer de motor loopt. Installeer het startmechanisme of de afdekkap niet wanneer de motor loopt. • Raak de ontstekingsspoel, bougiekabel, bougiekap of enig ander elektrisch onderdeel aan bij het starten of bedienen van de motor. U kunt mogelijk een elektrische schok krijgen.
Noodstart procedure van de buitenboordmotor 1. Verwijder de afdekkap. 2. Ontkoppel de kabel van de startblokkering en de choke kabel.
3. Verwijder drie bouten en neem het startmechanisme los.
4. 5. 6. 7.
Volg de startprocedure, zie 2.5 voor meer informatie. Plaats de knoop van het startkoord in de uitsparing van het starterhuis en wind het koord met de klok mee om het huis. Trek rustig aan het koord totdat een weerstand voelbaar is. Trek het koord nu hard achteruit om de motor te starten. Herhaal indien nodig.
28
Problemen oplossen 5.4 Waterschade Wanneer de motor per ongeluk geheel onder water is gekomen, moet deze direct door uw dealer behandeld worden omdat anders vrijwel onmiddellijk interne corrosie zal gaan optreden.
Procedure: 1. Was de buitenkant schoon met zoet water. 2. Verwijder de bougie(s) en draai de motor met de bougieopening naar beneden om al het aanwezige water via de bougiegaten uit de cilinder(s) te laten lopen. 3. Tap de brandstof van de carburateur, brandstofslangen en brandstoffilter af. Tap de motorolie geheel af. 4. Vul de motor met verse motorolie. 5. Start de motor en giet tegelijkertijd motor of preserveringsolie in de bougiegaten en de carburateur. 6. Breng de motor zo snel mogelijk naar de dealer.
LET OP Probeer niet om de buitenboordmotor te starten, voordat deze geheel is gecontroleerd.
5.5 Storingen zoeken Starter werkt niet Oorzaak
Actie
Defecte starteronderdelen
Neem contact op met uw dealer
De schakelhevel staat niet in neutraal
Schakel in neutraal
Accucapaciteit onvoldoende
Gebruik een accu met de voorgeschreven capaciteit
Accu aansluiting los of gecorrodeerd
Aansluitingen vastzetten en/of schoonmaken
Doorgeslagen zekering startrelais
Vind de oorzaak van de te zware belasting, vervang de zekering door een van het juiste type
Motor slaat niet aan, starter werkt Oorzaak
Actie
Tank leeg
Vul brandstof bij
Brandstof vervuild of oud
Vul tank met verse brandstof
Brandstoffilter verstopt
Vervang of reinig het filter
Brandstofpomp defect
Neem contact op met uw dealer
Bougie(s) vervuild of verkeerd type
Controleer de bougie (s), reinig of vervang met het correcte type
Bougiekap niet goed geplaatst
Bougiekap juist monteren
Kabels van de ontsteking beschadigd of maken slechte verbinding
Controleer kabels en verbindingen. Vervang zonodig
Ontstekingsunit of delen daarvan defect
Neem contact op met uw dealer
Veiligheidskoord en het borgplaatje niet aangesloten
Bevestig het borgplaatje en koord
Inwendige motorschade
Neem contact op met uw dealer
Motor loopt onregelmatig en valt soms stil Oorzaak
Actie
Bougie vet of van het verkeerde type
Controleer de bougie, reinig of vervang met het juiste type
Brandstofsysteem geblokkeerd
Controleer of er geen brandstofleidingen gedraaid of geknikt zijn
Brandstof oud
Vul de tank met verse brandstof.
Brandstoffilter verstopt
Reinig of vervang het filter.
Ontsteking bedrading beschadigd
Controleer alle kabels en verbindingen,
Slechte verbindingen
Vervang gebroken kabels
Elektrodeafstand van de bougie niet correct
Controleer en stel zo nodig bij.
29
Problemen oplossen Verkeerd type motorolie
Ververs de motorolie met het juiste type
Thermostaat verstopt of functioneert niet goed
Neem contact op met uw dealer
Carburateur verkeerd afgesteld
Neem contact op met uw dealer.
Brandstofpomp beschadigd
Neem contact op met uw dealer.
Ventilatieschroef op de tankdop gesloten
Draai de ventilatieschroef open.
Chokeknop uitgetrokken
Schuif de chokeknop geheel terug.
Motor positie te hoog
Plaats de motor in de correcte positie.
Motor verliest vermogen Oorzaak
Actie
Schroef beschadigd
Repareer of vervang de schroef
Motor niet op de juiste hoogte op de spiegel geplaatst
Plaats de motor op de correcte hoogte
Aangroei op het onderwaterschip
Onderwaterschip schoonmaken
Schroefas omwikkeld met wier of andere obstructies
Verwijder wier en andere materialen
Bougie vervuild of verkeerd type
Controleer, reinig of vervang door het juiste type bougie
Brandstofsysteem geblokkeerd
Controleer op geknikte of afgeknepen brandstofslangen
Brandstoffilter verstopt
Reinig of vervang het filter.
Brandstof oud
Vul de tank met verse brandstof.
Elektrode-afstand van de bougie niet correct
Controleer en stel zo nodig bij
Bedrading van de ontsteking beschadigd of slecht aangesloten
Controleer alle kabels op breuk en slijtage.
Verkeerde type motorolie
Ververs en vervang door correcte type motorolie
Thermostaat verstopt of functioneert niet goed
Neem contact op met uw dealer
Brandstofpomp werkt niet goed
Neem contact op met uw dealer.
Ventilatieschroef op de tankdop gesloten
Draai de ventilatieschroef open
Benzineslang niet goed aangesloten
Sluit de slang correct aan
Bougie van verkeerd type
Vervang door een bougie van het voorgeschreven type
De motor trilt extreem Oorzaak
Actie
Schroef beschadigd
Repareer of vervang de schroef
Schroefas beschadigd
Neem contact op met uw dealer
Schroefas omwikkeld met wier of andere obstructies
Verwijder wier en andere materialen
Bouten en moeren motorbevestiging los
Draai bouten en moeren aan.
Stuurinrichting beschadigd of heeft te veel speling
Neem contact op met uw dealer
30
Problemen oplossen 5.6 Bedradingschema Afstandbediening
Beschrijving R = rood Y = geel O = oranje Y/R = geel/rood L = blauw R/W = rood/wit G = groen B = zwart Br = bruin W = wit
31
4 3 2 1
Schakelaar Ontsteking Contactschakelaar Zoemer
Notities
32
Tel: +31 (0)347-349 749 WWW.NIMARINE.EU
99920-NMARI-OM4
i m p o rt e u r :