ET A_IFAYAIISITAAISTIK der Negentiende Eeuw. Naar het Franseh VAN
PAUL LEROY-BEAULIEU. MET VOORREDE EN AANTEEKENINGEN VAN
N. G. PI ERSON.
HA.A.RLEM , DE ERVEN F. BOHN. 4874.
HET ARBEIDERSVRAAGSTUK DER NEGENTIENDE EEUW.
HET ARBEIDERSVRAAGSTUK
der Negelltiende Eeuw.
Naar het Fransch VAN
PAUL LEROY-BEAULIEU.
MET VOORREDE EN AANTEEKENINGEN VAN
N. G. PIERSON.
HAARLEM ,
ERVEN F. BOHN. 1874.
VOORREDE.
Het boek van Leroy-Beaulieu , dat hier in het Hollandsch verschijnt , is niet door Tnij vertaald , maar ik heb de vertaling er van uitgelokt en tevens de y erplichting op mij genomen om het aan te hevelen bij ons publiek. a meen het te kunnen aanbevelen zoowel op grond van zijn degelijken inhoud , als van zijn algemeene strekking en den geest dien het ademt. Het is moeilijk om volkomen vrede te hebben met het meerendeel van hetgeen in onze dagen over de arbeidersquaestie geschreven wordt , men mist er gewoonlijk die onbevangenheid , die de eerste voorwaarde is van echte wetenschap. Me vaak bespeurt men niet , dat politieke neigingen , weerzin tegen een zekere klasse der maatschappij , medelijden of ingenomenheid met een andere klasse , een groot aandeel hebben gehad in het bepalen van 's schrijvers economische overtuigingen ! Gevoelsargumenten treden zoo menigmaal in de plaats van nuchtore logica , phrazen in de plaats van nauwgezette waarneming en deductie , en bij wijlen is men geneigd om te gelooven , dat de geest der speculative philosophie , na verdreven te zijn uit de natuurwetenschap , zich op economisch gebied een wijkplaats heeft gekozen. Zal men ooit tot zekerheid komen omtrent een aantal oude en nieuwe vragen , die betrekking hebben op het welzijn der arbeidende klasse , dan zal men , naar ik meen , hare oplossing anders moeten beproeven dan thans vaak geschiedt. Wij zullen minder moeten dweepen
VI met plannen en denkbeelden , die den toets der kritiek te nauwernood hebben doorstaan , dieper moeten doordringen in sommige problemen , die nu slechts vluchtig worden aangeroerd, en inzonderheid ons losmaken van alles, wat schade kan doen aan een onbevangen wetenschappelijk onderzoek. Tot dit laatste behoort ook een zekere vooringenomenheid , die bij velen, onder den invloed der Duitsche katheder-socialisten , veld wint tegen de klassieke schrijvers uit de eerste heift dezer eeuw. Onder de benaming : economische orthodoxie , wordt thans door sommigen schier alles ter zijde gesteld wat de beste oudere schrijvers geleverd hebben. De benaming past echter niet op hun werk ; zij past op de harmonien-leer van Bastiat , die bij zijn economische beschouwingen van een theologisch stelsel is uitgegaan , met het verklaarde oogmerk om de economie aan de verdediging van dat stelsel dienstbaar te maken. Bij Ricardo en zijn geestverwanten vindt men van zoodanig oogmerk geen spoor ; hun voortreffelijkheid ligt juist in hunne methode, die wij ons niet genoeg kunnen eigen maken. Hoe meer men hunne geschriften beoefent , hoe meer men hun denkkracht , hun vaardigheid in ontleding en deductie , hun volkomen onbevangenheid leert waardeeren. Na deze korte uitweiding tot het boek van Leroy-Beaulieu terugkeerende , zou ik licht kunnen vervallen in overdrijring van den lof , dien dit eenvoudig geschrift verdient. Leroy-Beaulieu is geen Ricardo of von Thiinen , en hij zal het wel nooit worden. Maar hij behoort tot de school , waarvan deze mannen de corypheen zijn geweest , en volgt hun methode. Zijn boek is vol van schrandere opmerkingen , en niemand zal het uit handen leggen , zonder er veel uit geleerd te hebben. Is het een fout van dezen schrijver dat hij geen ontferming kent voor enkele onzer liefste illusien , en met vele wetensehappelijke mode-artikelen
VII van onzen tad weinig is ingenomen P Men zou het een fout kunnen noemen , indien het voortsproot uit onverschilligheid omtrent het lot der arbeidende klassen , maar zoowel dit boek , als twee andere geschriften van zijn hand , bewijzen dat hij daaraan niet schuldig is. Het eene Bier geschriften , zijn eerste werk , naar ik meen , is getiteld : De l'Etat moral et intellectuel des populations ouvrieres et de son influence sur le taux des salaires. Schoon het veel wetenswaardigs bevat , staat het nogtans , wat norm en inhoud betreft, niet zoo hoog als het hier vertaalde. Het andere daarentegen : Le Travail des femmes au XIX siecle, verschenen in 1873 , is een monographie , die van degelijk onderzoek en groote schranderheid getuigt. 1k neem de gelegenheid waar om dit (bekroonde) werk zeer ter lezing aan to bevelen. Men zal er,, gelijk uit zijn overige werken , spoedig uit zien , dat onze schrijver geen onverschillige is , maar dat de scherpe kritiek, waaraan hij vele geliefkoosde denkbeelden der volksvrienden van onzen tijd onderwerpt, door waarachtige belangstelling in het welzijn der arbeidende klasse is uitgelokt. Aan vermeerdering dezer belangstelling kunnen boeken als dat van Leroy-Beaulieu op den duur slechs bevorderlijk zijn. De verwachtingen van hen , die de sociale quaestie , als ware zij een meetkunstig vraagstuk , voor „oplossing" vatbaar achten , zullen ten slotte plaats maken voor een gevoel van vermoeidheid , onvermijdelijke vrucht van groote teleurstelling. Hoe meer wij ons inbeelden , het toovermiddel to zullen vinden tot vernietiging van het pauperisme, hoe meer wij de komst voorbereiden van een geslacht , dat met onze illusien den spot drijven en schier niets meer doen zal tot verheffing der lagere standen. Laat ons arbeiden , ieder in zijn kring, tot genezing der maatschappelijke kwalen; maar laat ons
VIII arbeiden als manners, niet als kinderen met een geopend oog voor de werkelijkheid onze kracht niet zoekende in het scheppen van droombeelden , maar in waarachtige philanthropies niet vertragende , al herinneren wij ons telkens dat de verheffing der lagere volksklasse tot een beter peil van welvaart en zedelijkheid het werk is , niet van jaren, maar van eeuwen. Verflauwt bij wijlen onze ijver, dan geen opwekking gezocht in kunstmatige prikkels , maar veeleer een blik geworpen op de economische geschiedenis van Europa , die , wat men ook bewere , een belangrijken vooruitgang in den toestand der arbeidende klasse aanwijst. Er bestaat geen reden om te gelooven , dat die vooruitgang in de negentiende eeuw zou moeten eindigen en dat onderwijs , verbetering van landbouw en industrie , uitbreiding van verkeersmiddelen, vermeerdering van kapitaal , niet op den duur tot verheffing des arbeidersbevolking zullen bijdragen. Deze overweging geve ons hoop en moed. Gronden wij daarentegen overdreven verwachtingen op de verwezenlijking van onpractische idealen , dan zal ons de moed ontzinken, zoodra, wat toch eenmaal gebeurt, de zoete Broom voor nuchtere waarheid wijken moet. Aan het boek van Leroy-Beaulieu zij dus een ruime kring van lezers toegewenscht en moge de geest , dien het ademt, doordringen in onze eigene litteratuur over de arbeidersquaestie. 1k heb de vrijheid genomen om achter de vertaling een drietal oorspronkelijke opstellen te plaatsen , die tot aanvulling moeten dienen van hetgeen de schrijver over sommige onderwerpen heeft gezegd. Zij handelen over Trades-unions, Werkstakingen en Co-operatie. Amsterdam, November 1874.
N. G. PIERSON.
EERSTE BOEK.
HOOFDSTUK I.
Het socialisme en de werkstakingen.
In eene redevoering, die voor eenige jaren in Europa de aandacht zeer getrokken heeft , is door een der beroemdste Staatslieden van onzen tijd , den heer Gladstone, voorspeld , dat de negentiende eeuw in de geschiedenis „de eeuw der arbeiders" zou genoemd worden. Afgezien van de oratorische overdrijving, die in deze voorspelling is gelegen — letterlijk opgevat zou zij even onbillijk als onjuist zijn — vinden wij daarin deze waarheid uitgedrukt : de vraagstukken betreffende den arbeid en het loon beslaan eene zeer voorname plaats in het hopen en vreezen onzer tijdgenooten. De arbeidersklasse vervult in ooze samenleving nog niet de eerste rol en misschien zal het nooit zoover komen. Maar de belangen , de leerstellingen , het streven der werklieden , hebben toch op de rust en de vrijheid onzer maatschappij een invloed verkregen , die. gedurig wast. De gedenkwaardige omwenteling , waarmede de achttiende eeuw eindigde , had zich voorgesteld alle slagboomen., I
2 die de klassen der maatschappij van elkander scheidden , te zullen nederwerpen. Er zou geen onderscheid van stand meer zijn. Maar in onze dagen worden klachten vernomen , die de vraag doen rijzen , of soms de verheven worsteling van de manners der revolutie ijdel en vruchteloos is geweest. De klassen , die van hun handenarbeid leven , beweren dat zij op onbillijke wijze door de andere standen worden geexploiteerd. Onder voorwendsel van in de betrekkingen tusschen de leven der maatschappij de rechtvaardigheid te willen herstellen , of liever nog, scheppen , kondigen zij het voornemen aan om een geheel nieuwe orde van taken in het leven te roepen. Zij willen niet alleen de staatsinstellingen , maar ook de zeden en de denkbeelden , eene geheele hersehepping doen ondergaan. Deze aan de tegenwoordige inriehting der maatschappij vijandige geest pleegt zich op tweeerlei wijze te openbaren. Op het gebied der theorie, door de artikelen en redevoeringen , de programme's en stelsels , die op volksbijeenkomsten en in de organen der socialistische pers gedurig worden vernomen. Op het terrein der feiten, in de talrijke werkstakingen , die , nu in deze dan in gene onzer voornaamste fabriekssteden uitbarstende , den natuurlijken loop der voortbrenging belemmeren en den vooruitgang onzer industrie stremmen. Tegenover die revolutionaire theorien en die telkens herhaalde feitelijke storingen van de rust der maatschappij , van den gang der nijverheid , geraken de kloekste geesten in verwarring. Zij beginnen somtijds te twijfelen aan de deugdzaamheid der vrijheidsbeginselen , waardoor zij de regelmatige en vreedzanae ontwikkeling der maatschappij tot nu toe verzekerd waanden. Noodlottige voorvallen , als die, welke te Seraing , Ricamaria
3 en Aubin hebben plaats gehad; vereenigingen , die met allerlei gevaren dreigen , gelijk die van Bazel , Geneve en Creuzot; bepaald misdadige pogingen , in den trant van die welke Sheffield en Thorncliffe met bloed bezoedeld hebben — al die betreurenswaardige feiten jagen , vooral als zij met elkaer in verband worden gebracht , het bedaarde en werkzame deel der natie vrees aan. Het ziet zijn rust bedreigd en zijn welvaart gestoord. Pat deze zeer groote vrees meer en meer veld wint onder die burgers , welke het behoud der bestaande orde van zaken wenschen , is niet het geringste kwaad , door al die elkander snel volgende botsingen veroorzaakt. Op den duur toch zouden zij daardoor kunnen worden gebracht tot maatregelen , die de vrijheid beperken. Wat zijn nu de oorzaken van dien ziekelijken toestand, waarin zich de arbeidersbevolking van vele der groote fabriekssteden bevindt ? Op welke verschijnselen kan men in de geschiedenis en vooral in de eerste helft dezer eeuw wijzen , als op de voorloopers van die theorien van geweld en krijg , die zich in de arbeidersvereenigingen en in de werkstakingen openbaren? Hoe wordt de toestand onzer industrie door die verwikkelingen aangedaan ? Welk oordeel moet men vellen over de houding der werkgevers en over die der werklieden in deze ongelukkige twisten P Dat zijn de gewichtige vragen, die wij wenschen te beantwoorden. Zij zijn wel dikwijls behandeld volgens bepaalde theorien en in 't algemeen , maar veel te zelden beschouwd in het licht der feiten en met het oog op den tegenwoordigen toestand der maatschappij. Terwijl wij aldus tot den oorsprong van het kwaad opklimmen en de wijzigingen nagaan die de inrichting onzer industrie in de laatste vijftig jaren ondergaan heeft , zullen wij het karakter van de crisis onzer dagen beter leeren verstaan. wij zullen zoo-
1*
4 doende tevens hare gevaren niet zoo licht overdriven en het zal ons gemakkelijker vallen de ware van de valsche geneesmiddelen te onderscheiden.
I Alle eeuwen en volken zijn van nature geneigd om sommige kwalen en gebreken der maatschappij , die reeds zeer lang hebben bestaan en uit het wezen der menschheid voortvloeien , voor geheel nieuw te houden. Wij zijn — Rossi heeft het terecht gezegd — zeer gevoelig voor onze eigen • kwellingen , maar voor de lidteekenen van de wonden onzer vaderen blind. Een voorbeeld hiervan levert het verschijnsel , dat vele 7 antlers scherpzinnige , geesten het socialisme beschouwen als een dwaling , uitsluitend eigen aan onzen tijd. Anderen, beter met de feiten der geschiedenis bekend , wijzen eenvoudig aan, hoe de eerste verschijnselen dezer gevaarlijke, ten onzent inheemsch geworden krankheid , zich reeds in de grieksche en in de romeinsche maatschappij hebben voorgedaan. Maar ook deze opvatting is te eng, en een nauwkeuriger kennis van alle volken leert ons , dat het socialisme een veel algemeener en blijvender verschijnsel is dan men gewoonlijk meent. Verstaat men onder socialisme niet een scherp geformuleerde leer of een afgerond stelsel , maar bedoelt men daarmede een diep met wrevel gepaard besef van de ellende die in de beschaafde maatschappij heerscht, een heftigen geest van verzet tegen de natuurlijke ongelijkheid van de toestanden, waarin de men.schen verkeeren, een gemeenschappelijk streven van velen om de maatschappij naar een kunstmatig plan interichten, dan heeft het socialisme gewis in alle tijden en onder alle hemelstreken bestaan. Men dwaalt en
is
5 onbillijk tevens , als men deze richting uitsluitend eigen acht aan die volken , die een zeer ontwikkelde fabrieksnijverheid bezitten , of aan de natien van westelijk Europa, alleen. Onwaar is het ook dat het zich louter daar vertoont , waar de bevolking hare beschaving te gelijk aan classieke vorming en aan den invloed des christendoms te danken. heeft. Zulk een theoretische dwaling omtrent den werkelijken oorsprong en de algemeenheid van het socialisme heeft — gelijk steeds in zulke gevallen gebeurt — in de praktijk zeer ernstige gevolgen. Want zij is voor sommige naturen eene aanleiding tot groote moedeloosheid , terwiji zij den optimist zich verbeelden doet , dat het gevaar tijdelijk en licht te keeren is. Het zou een lang en overtollig werk zijn , bij de oude volken de sporen van het socialisme nategaan : elk, die van de oudheid een studie maakt , vindt ze gemakkelijk. De periodieke verdeeling der gronden bij de Hebreeuwen , de telkens wederkeerende twisten over de agrarische wetten en de gedurige vernietiging of vermindering der schulden , die in de oude geschiedenis van Rome voorkomen, deze en een tal van andere feiten uit de veelbewogen kindsheid der oude volken dragen het duidelijk kenmerk van den geest van afgunst en haat , die de lagere ten aanzien der meer bevoorrechte standee bezielde. Minder bekend is het — en daarom is het de moeite waard er op te wijzen — dat dit streven naar gelijkheid , die hersenschimmige planners van herschepping der maatschappij , zich ten alien tijde bij de beschaafde volken van het verst verwijderde Oosten , die met de westelijke natien niet antlers schijnen gemeen to hebben dan de onveranderlijke grondtrekken der menschelijke tuur,, hebben voorgedaan en nog voordoen wider vormen , Welke ons volstrekt niet vreemd zijn.
6 In China hebben evenzeer als in Europa dergelijke sociale bewegingen allerlei onlusten verwekt. Reeds in de tweede eeuw onzer jaartelling , op het einde van de hoerschappij der dynastie Han, werd door een gevaarlijke samenzweering niet van politieken , maar van maatschappelijken aard — de rust van het rijk bedreigd. In de elfde eeuw, onder de regeering van het geslacht Song , poogde een groot hervormer,, Onang-ngan-chee, een stelsel toetepassen , volgens hetwelk de grond in zijn geheel behoorde aan den staat , die het zaad uitdeelen , aan elk zijn taak in de bebouwing der gronden aanwijzen , de belastingen en het loon vagtstellen , en aldus , zooveel mogelijk , de ellende en het proletariaat wegnemen moest. Doze leerstellingen , wier openbare verkondiging streng tegengegaan werd , hebben thans een schuilplaats gevonden bij de geheime genootschappen. De heer L. M. de Carne heeft in het verhaal, dat hij van zijn tocht naar Mekong heeft geleverd , eene beschrijving gegeven van een van deze secten , die zich schijnt toeteleggen op het verspreiden van socialistische denkbeelden. Hare aanhangers worden p e-lien-lciao of witte waterlelien genoemd. Dat onder die , overigens zoo rake, werkzame, voorspoedige en in vele opzichten zoo hoog staande , oostersche volken het socialisme bestaat en een krachtig leven heeft, wordt door talrijke bewijsstukken van veel gewicht bevestigd. Twaalf jaar geleden heeft het oostenrijksche fregat la Novara — waarop zich verscheidene geleerden , o. a. staathuishoudkundigen en beoefenaars der statistiek bevonden — een groote reis gemaakt , al de voornaamste koopsteden der wereld bezocht en overal de meest stellige en omstandige berichten ingewonnen betreffende den inwendigen toestand der landen , op wier kust men zich bey ond. De heer de Scherzer,, die aan deze expeditie deel-
7 genomen en in verschillende belangrijke werken haar lotgevallen en resultaten beschreven heeft, ontdekte te Singapore het bestaan van een groot aantal geheime genootschappen onzer de Chinezen , die het grootste en rijkste deel van de bevolking dezer bloeiende stall uitmaken. Het is hem zelfs gelukt een diploma van lidmaatschap van een Bier genootschappen machtig te worden, dat den naam draagt van
Tintee-huy
d. i. de broeder-
schap van den hemel en van de aarde. De belangrijkste zinsneden van het op dit diploma geschreven programma zijn door den uitstekenden sinoloog Neumann vertaald. Zij komen , wat den algemeenen gang der denkbeelden en zelfs wat den toon en den vorm betreft , met de manifesten van sommige onzer europeesche arbeidersvereenigingen zoozeer overeen , dat het wel de moeite loont er jets uit medetedeelen. „De Broederschap van den hemel en van de aarde — zoo luidt het o. a. in dit programma der chineesche socialisten — verklaart openlijk , dat zij zich door het Hoogste Wezen geroepen acht tot het doen verdwijnen van de rampzalige tegenstelling die tusschen den rijkdom en de armoede bestaat. De machtigen dezer wereld worden geboren en sterven op geen andere wijze dan hunne verdrukte en arme broeders. Het is de wil van het Hoogste Wezen niet, dat millioenen menschen zouden veroordeeld zijn om de slaven te wezen van een klein aantal. Nooit hebben de Hemel , die de Vader, en de Aarde, die de Moeder is, aan eenige duizenden van uitverkorenen het recht gegeven om ter bevrediging van hun hoogmoed zich toeteeigenen wat millioenen hunner broeders voor hun bestaan behoeven. Waaraan ontleent de rijkdom der machtigen zijnen oorsprong ? Aileen aan het zweet der menigte. De zon met haar liefelijke stralen , de aarde met haar onuitputtelijke schatten , de wereld met al
8 haar genietingen , dat alles is gemeenschappelijk goed. Het genot daarvan mag niet langer uitsluitend aan enkelen behooren : ook de tot nog toe onterfden moeten deel daaraan verkrijgen. De dag zal ten laatste aanbreken , waarop een einde komen zal aan het lijden en aan de verdrukking. Om dezen dag te doen aanlichten , behoort men zich aaneentesluiten en zijne taak met moed en veerkracht te volbrengen. Het werk is moeielijk en groot: maar men bedenke dat er geen zegepraal , geen verlossing is zonder worsteling en strijd. Ontijdige opstand zou aan de uitvoering onzer plannen slechts schaden. Wanneer eenmaal de groote meerderheid van de bewoners van alle steden en gewesten trouw gezworen zal hebben aan onze Broederschap , dan zal de oude maatschappij ineenstorten en men zal de nieuwe orde van taken op haar puinhoopen stichten. De gelukkige geslachten der toekomst zullen dan de graven gaan zegenen van hen , aan wie zij het te danken hebben , verlost te zijn van de ketenen en van de ellende der bedorven maatschappij." Deze geheime genootschappen hebben hunne vertakkingen in alle landen van het Oosten. In de engelsche bezittingen, waar de regeering hun volkomen vrijheid laat , bepalen zij zich tot een vreedzame propaganda. Maar op de Sunda-eilanden , waar het nederlandsche bestuur streng jegens hen meent te moeten zijn, makers zij zich dikwijls schuldig aan politieken moord. In het verre Oosten onder de chineesche bevolkingen , die in zoo hooge mate arbeidzaam , nijver en spaarzaam zijn en die bovendien, daar zij aan de Europeanen de nog niet bevolkte streken van Australie en Amerika betwisten , de heerschappij over de wereld met ons deelen, zijn d.e socialistische denkbeelden zeer verspreid. Dat is niet alleen een verrassend feit, maar ook eene zaak van groote beteekenis. Niets kan beter bewijzen , hoezeer zij
9 dwalen , die de denkbeelden van het socialisme houden voor een voorbijgaand en plaatselijk verschijnsel en meenen dat men ze gemakkelijk kan doen verdwijnen door eenige hervormingen van het openbaar onderwijs of door sommige verbeteringen hier en daar in de inrichting der industrie aangebracht. Zoo nu het socialisme een blijvend en algemeen verschijnsel is , een gistende stof, die in elke samenleving wordt gevonden , is het echter ook waar dat de toestanden der maatschappij zijne ontwikkeling kunnen begunstigen of belemmeren. Wat zijn dan de oorzaken van het feit , dat het socialisme in onze dagen zulk een plotselinge en onrustbarende kracht verkregen heeft in Europa ? Men wachte zich voor een oppervlakkig oordeel waarbij maar op eene zijde van het vraagstuk gelet en het probleem verminkt wordt. Bekwame schrijvers hebben in de arbeiders-manifestation van den laatsten tijd niets willen zien dan ,,intellectueele saturnalien" of ,,een revolutionair carnaval." Anderen wijten ze alleen aan de onzuivere inbiazingen van het egoisme , dat de stem zijner lusten , begeerten en driften voor die der waarheid houdt : met minachting spreken zij van „verbeeldingen door alle mogelijke begeerten ontvlamd." Tamelijk algemeen is het gevoelen , dat de beide eenige oorzaken van het socialisme zijn to zoeken in het egoisme en in de onkunde , die ten alien tide hunne hersenschimmen voor de stem der natuur hebben willen doen doorgaan. Gewis schuilt er veel waarheid in deze verklaringen. Maar wie de werkelijke bronnen wil ontdekken van de crisis, die zoo terecht de bezorgdheid der maatschappij gaande maakt , moet zich een dieper en nauwkeuriger onderzoek getroosten. In den menschelijken geest staan alle verschijnselen met
10 elkander in verband, en men kan de maatschappelijke denkbeelden en richtingen eener natie niet scheiden van het geheel harer geloofsovertuigingen. Een ernstig waarnemer moet wel ontdekken dat in den geest onzer arbeidersbevolking de sociale met de godsdienstige quaestie nauw samenhangt. Deze tot nu toe te veel veronachtzaamde zijde van de maatschappelijke crisis , die wij beleven, in een helder licht te hebben gesteld, is de voorname verdienste van een even leerrijk als boeiend werk , geschreven door een voormalig werkman , die in 1848 een rol in het parlementaire leven heeft gespeeld. ') Men kan zonder vermetel te zijn niet alleen beweren , dat een groot deel der fransche arbeiders alle geloof aan een geopenbaarden godsdienst heeft laten varen , maar ook dat, zelfs in den meest nevelachtigen vorm, het geloof aan het voortbestaan der menschelijke persoonlijkheid, aan een toekomend leven, hun ontbreekt. De heer Corbon , die beter dan iemand anders de fransche arbeidersklasse kent omdat hij er zelf toe behoord heeft geeft hieromtrent de stelligste inlichtingen. Van het geloof aan een leven na den dood sprekende , zegt hij : „al wat daaromtrent in de ziel van het yolk leefde , is bijna geheel verstikt door de machtige ontwikkeling van neigingen en behoeften die uitsluitend de dingen dezer wereld betreffen." De meest oppervlakkige kennis van den mensch zegt ons , dat uit zulk een gezindheid des yolks allerlei gevaren ontstaan. Een onuitroeibaar instinct dringt den mensch, zich een idealen toestand te scheppen van volkomen rechtvaardigheid en volmaakt geluk. Te midden van de zorgen , beproevingen en vernederingen die het dagelijksch leven met zich brengt , is het hem eene ge') Corbon , Le Secret du peuple de Paris. Men zie vooral het vierde stuk : la Religion du peuple.
11 biedende behoefte, zich in de toekomst een wereld voortestellen waarin billijkheid , eerbied voor de rechten van alien en volmaakte rust zullen heerschen. Zoodra nu de mensch zich afwendt van de dingen eens toekomenden levens , most die onweerstaanbare drang van het mystieke element , dat hem immer bijblijft, een sterk verlangen in hem wekken naar een ideale maatschappij hier op garde. Terwijl de werking der godsdienstige voorstellingen en herinneringen ontbreekt, brengen de droomerijen van het socialisme het hart onzer arbeiders in beweging. Aan d e hoop op een aardsche verlossing , die den mensch in zedelijk , verstandelijk en stoffelijk opzicht vrijmaken zal , beginnen zij zich uitsluitend to hechten. Dat wordt de toevlucht der ziel , die door de ellende en de teleurstellingen van het werkelijke leven gewond is. In de eerste tijden des christendoms verwachtten vele edele geesten in een min of meer verwijderd verschiet een meer volmaakte maatschappij , waarin de beginselen des Evangelies naar de letter en naar den geest zouden worden toegepast. Men noemde haar het duizendjarig rijk. Dit bekoorlijk denkbeeld van een aardsch paradijs herleeft thans in de verbeelding van onzen arbeidenden stand. Maar het y olk kan Been idealen omtrent de inrichting der maatschappij koesteren , zonder dat het al zijn krachten gaat inspannen om ze to verwezenlijken. De droomerijen leiden ras tot laden en pogingen. Hoe diepen wortel dat streven in de verbeelding en in het hart der volksklasse heeft geslagen , leeren ons vele ontboezemingen onzer dichters beter dan alle philosophische redeneeringen. In de „Confession d'un enfant du siecle" roept Alfred de Musset ergens uit: „0 gij volken der toekomende eeuwen , wanneer gij op een
12 heeten zomerdag in de groene vadeandsche velden over den ploeg u buigen zult; wanneer gij , van het rustig voorhoofd u den heiligen doop des zweets wisschende , de oogen zult laten gaan over uwen ruimen horizont , en gij op de bloeiende velden der menschheid , waar de vrije mannen rijpen , nergens een halm zult zien uitsteken boven de andere — denkt dan , terwijl gij God danken zult , omdat gij in dien bloeitijd zijt geboren , denkt dan aan oils , die niet meer zijn zullen. . ." Men zou niet lang behoeven to bladeren in de werken van Heinrich Heine om er vele plaatsen to vinden waaruit dezelfde geest spreekt. Dat eenigszins godsdienstig karakter van het socialistische geloof openbaart zich zeer duidelijk in sommige bijeenkomsten der arbeiders. Elk , die ze dikwijls heeft bijgewoond — niet die van la Redoute of van Pre-aux-clercs , waarin de kleine burgerij den boventoon had , maar die van. Belleville — en nauwlettend heeft gadeslagen wat er voorviel , moet levendig zijn getroffen door de aandacht en den stillen eerbied der aanwezigen. De schare van drieduizend menschen , waaronder vele vrouwen met hare kleine kinderen op den arm , zich vereenigende in een gevoel van broedersohap en hoop , vol kalmen opgewekten zin , toonde door hare geheele houding , hoezeer het socialisme zich heeft meester gömaakt van de verbeelding en het hart der arbeidende klasse. Men is daar niet in een club , in een spreekzaal : het is bijna een tempel , waarin eon nieuw kerkgenootschap gesticht , eene openbaring gepredikt , eene aardsche verlossing verkondigd wordt. In de eerste dagen reeds van de groote omwenteling van 1789 begon het socialisme een rol to spelen. Van toen of begon het zijn bezwaren en grieven tegen de moderne maatschappij to verzamelen , die , na lang smeulen ,
13 eindelijk in laaien gloed zijn uitgebarsten. Onze groote hervorming der achttiende eeuw was , in haar aanvang , alieen het werk der bourgeoisie. In de vergaderingen , Neengeroepen ter verkiezing van de Staten-Generaal , waren de eigenlijke gezegde werklieden volstrekt niet vertegenwoordigd. Zij alleen , die een graad , een titel van meester bezaten of een zeker bedrag in de belasting betaalden , hadden recht daar hun stem uittebrengen. De wrevel van de lagere klasse openbaarde zich dan ook spoedig. „Waarom — zoo vroeg de schrijver van eene Parijsche brochure — waarom zijn 150,000 menschen, zoo nuttig voor hunne medeburgers , van die broederschap uitgesloten ? Waarom worden wij vergeten , wij , arme werklieden zonder wie onze broeders zouden gekweld worden door behoeften , die door den arbeid onzer onvermoeide armen dagelijks worden bevredigd en zich zoodoende niet eens laten gevoelen ?" Eene andere brochure had tot titel — het woord is veelbeteekenend en bij onze frausche arbeiders in gunst gebleven — „het Boek van den vierden stand." Een nog somberder en dreigender geschrift was getiteld „Vier kreten van een vaderlandslievend man". Daarin openbaart zich — naar wij meenen voor de eerste maal , maar terstond met eene woeste heftigheid — die minachting voor de liberale instellingen en voor den parlementairen regeeringsvorm , die een der artikelen van het socialistische wetboek geworden is. ,,Wat zal eene verstandig samengestelde staatsregeling baten aan een yolk van door den honger ontvleeschde geraamten ? Men stelle terstond de werkplaatsen open : men verzekere den arbeider een vast Inn; men dwinge den rijke om zijn medeburgers geld to laten verdienen , die nu door zijne weelde worden verteerd, men geve het yolk goed voedsel en behoede door
14 dat alles hen , die jets bezitten , voor het vreeselijke en niet ver verwijderde oproer `van twintig millioen behoeftigen , die nets bezitten". Duidelijker spreekt nog het „Boek der amen" , waarin men de voornaamste eischen des yolks vindt uitgedrukt. 1° Be loonen moeten niet langer worden vastgesteld naar de koele , moorddadige berekening van een teugellooze weelde of van een onverzadelijke hebzucht. 2° De welvaart van den nuttigen werkman moet voor den staat geen minder heilige zaak zijn dan de bezittingen der rijken. 3° In het geheele rijk moet het voor geen man , die werken wil , twijfelachtig zijn , of hij zijn levensonderhoud vinden kan. Reeds in 1789 , toen onze revolutie nog onbezoedeld was , deden zich de wenschen of eischen der lagere klassen zoo duidelijk hooren. Maar de tijden waren nog niet gekomen , waarin die enkele stemmen een grooten weerklank konden vinden. Van daar dat de omwenteling den indruk heeft nagelaten — en bij onze arbeidende klasse is die indruk zeer levendig en diep gebleven — dat zij zonder den werkmansstand is volbracht en bijna tegen hem was gericht. Daarom herhalen de arbeiders thans gaarne de beroemdste leuzen uit de dagen van diep heldhaftigen strijd , om eene volledige toepassing van die leuzen , uitsluitend in hun voordeel , te eischen. Zij verlangen de verheffing en het overwicht van den vierden stand. Een redenaar op een der laatste arbeiderscongressen paste dan ook het bekende woord van Sieyes op den vierden stand toe en riep uit: „Wat is de werkman P Niets. Wat moet hij zijn P Alles". Die denkbeelden moesten gedurende eene halve eeuw meer in het verborgen werken , eer de maatschap= pij in een toestand kon geraken , die hun vergunde met goed gevolg openlijk te voorschijn te treden. Tijdens de
15 vijfentwintig jaren van de eerste republiek en het Keizerrijk, waren door het groote heldendicht vol krijgsglorie, dat de natie met geheel hare ziel volgde , de gemoederen te zeer verblind , dan dat de belangen en de naijver der verschillende Standen de aandacht van het publiek konden tot zich trekken. In de dertig jaren van parlementaire regeering , die daarop gevolgd zijn, hebben de toestand der industrie en de nog onder de arbeiders bestaande tradition verhinderd
wij zullen de bewijzen daarvoor
leveren dat het socialisme zich als een ontzag inboezemende macht heeft doen gelden. De verschillende klassen der bourgeoisie riamen in dien tijd de voortplanting der revolutionaire denkbeelden op zich en hadden het voorrecht, het aanzijn te schenken aan al die stelsels van zedelijke wedergeboorte , ras voorbijgaande scheppingen eener edele maar ziekelijke verbeelding. De litteratuur,, de wetenschap , de welsprekendheid zelfs van dien tad, zijn doortrokken van so-. cialistische denkbeelden , die somtijds met opzet geuit worden , somtijds den schrijver of spreker ontglippen, zonder dat hij zich daarvan bewust is. De meeste schrijvers , die zich in dat tijdperk met de vraagstukken betreffende de arbeiders bezig houden , vervallen tot plannen , die den staat in de maatschappelijke toestanden laten ingrijpen , of tot ontwerpen, waarbij de industrie kunstmatig geregeld wordt. De hervormers en stelselmakers daargelaten , zijn ook de schrijvers van weinig radicale richting — Sismondi , de Villeneuve-Bargemont en de Lafarelle — dikwijls op doze klip gestrand. Men kon zelfs een uitstekend geleerde , die staatsbetrekkingen bekleedde , in het Parlement hooren verklaren „dat het noodig was den arbeid to organiseeren." Eerst in onzen tad is al dat zaad begonnen. optegaan. Gunstiger uitwendige toestanden, een geschikter omgeving
16 en atmosfeer hebben die vele korrels, die gedurende tal van jaren langzaam en moeielijk ontkiemd waren, doen opwassen en zich ontwikkelen met een kracht , die elke andere plant dreigt te verstikken. De stelling der arbeidende klassen en de inrichting onzer industrie hebben eene wijziging ondergaan, die de uitbreiding van het socialisme veel gemakkelijker maakt. De beteekenis deter veranderingen is niet genoeg bestudeerd : het is daarom noodig haar beter te doen uitkomen. Onze arbeidende klasse was , in de eerste helft onzer eeuw , volstrekt geen vast aaneenverbonden , met gevoelens van broederschap bezielde massa. 'Zij was nog verdeeld in een groot aantal kleinere vereenigingen , van coteriegeest en wederzijdsche afgunst doortrokken. De revolutie had de gilden opgeheven , maar de gezellenvereenigingen laten bestaan. De werkbazen vormden geen aaneengesloten lichamen meer , terwijl de werklieden in verschillende kringen verdeeld bleven. In eenige brochures van 1789 was de wensch geuit „dat de ongeoorloofde vereenigingen der gezellen en de bijeenkomsten bekend onder den naam van „devoirs" en „gavots" zouden worden verboden en dat de bepalingen , dienaangaande voor Parijs gemaakt , zouden gelden voor het geheele koningrijk a . Dat verlangen werd uitgesproken van de zijde der patroons ; de werklieden bleven aan hun „compagnonnage" gehecht. Men had „de gezellen van den plicht", „de gezellen van de vrijheid" , en nog veel andere. Onder de gezellen stonden de adspirant-gezellen. Al deze arbeiderskringen waren naijverig op elkander : de hooger staande legden onverholen minachting jegens de lagere vereenigingen aan den dag. Die geest van uitsluiting heerschte zeer sterk en verdween niet voor het jaar 1848.
17 Hevige geschillen hadden dikwijls plaats tusschen deze op elkaar afgunstige en om den voorrang strijdende kringen. In 1816 brak er bij Lunel tusschen twee steenhouwersvereenigingen een twist uit , waarbij ettelijke dooden vielen ; in 1823 kwamen de adspirant-schrijnwerkers tegen hunne gezellen in opstand ; een nieuw verzet van denzelfden aard deed zich voor in 1830. Te Nantes viel in 1825 tusschen de „gavots' en de smeden een gevecht voor, waarbij sommige strijders het leven verloren. In hetzelfde jaar gebeurde er iets dergelijks , dat nog ernstiger gevolgen had , te Bordeaux. In 1827 werden te Blois de ,,gavots" door de , driller" aangevallen : er bleven verscheidene dooden op de kampplaats. De zeden en de liedjes der arbeiders ademden een stuitende woestheid. Deze twisten onder de werklieden herhaalden zich gedurig tot omstreeks het einde der regeering van Lodewijk Philips. Te Lyon doodle een timmerman van baas Soubise een leerlooier van den patroon Jacques en nit weerwraak werd door een smid van Jacques een wagenmaker omgebracht. In 1842 geraakten twee vereenigingen van timmerlieden , ettelijke honderden sterk , te Maisons-Lafitte handgemeen , en de militaire macht moest tusschen beide komen. Omstreeks denzelfden tjjd hadden er dergelijke bloedige twisten plaats tusschen gezellen van verschillende vereenigingen te Sens en te Auxerre. De gezellen van sommige bedrijven weigerden de bakkers als broeders te erkennen , omdat deze noch winkelhaak noch passer gebruiken. De bakkers van Nantes , in 1845 het feest van den heiligen Honorius willende vieren , versierden zich met staven en linten , de ordeteekenen der gezellen; maar werden hevig aangevallen door de andere werklieden, die hen als indringers beschouwden. De burgemeester was verplicht een versterking van militairen te ontbieden om de orde 2
18 te herstellen. In 1848 zag men de werklieden van Montmartre tot de voorloopige regeering het verzoek richten, dat aan de Parijsche werklieden verboden mocht worden , hun in hunne gemeente concurrentie te komen aandoen. Evenzoo hebben de leden der engelsche trades-unions de voortbrengselen en de werklieden van andere districten willen uitsluiten Zoo ontbrak dan bij de arbeidende bevolking der steden in lien tijd bijna geheel de geest van samenwerking; er heerschte onder haar geen gemeenschap van overtuigingen en van streven. De solidariteit , waarvan men in onze dagen zooveel spreekt, had die volksmassa's nog niet tot een hecht lichaam verbonden. Daaruit vloeide natuurlijk voort dat het socialisme weinig vat op de arbeiders had , die zich volstrekt nog niet als leden van een groot geheel aanmerkten. Voor de omwenteling van 1848 was het weggelegd , al die kleine kringen , waarvan gesproken is , te ontbinden , om daaruit de eene groote arbeidersfamilie te stichten , wier kracht in de samenwerking harer leden ligt. Voor 1848 was de fabrieksindustrie weinig ontwikkeld. Er waren groote industrieelen , maar bijna geen groote werkplaatsen. De industrie van het weven bepaalde zich — het spinnen uitgezonderd — tot werk door den arbeider in zijn mooning verricht. Het haspelen , het spoelen , het weven, het kammen , en de mutsenmakerij werden bijna uitsluitend als huisarbeid uitgeoefend. Het oude regime had ons een type van eene groote fabriek overgeleverd in de lakenfabriek der firma van Robais te Abbeville. Zij telde 1692 arbeiders en had afzonderlijke werkplaatsen voor de wagenmakerij , de messenmakerij , het wasschen , het scheren , het weven en het verwen. Twee eeuwen waren er noodig om dit model eener groote fabriek in Frankrijk navolging te doen vinden en in uitgebreidheid te doen over-
19 treffen. Tot voor korten tijd was er altijd slechts een Bering getal arbeiders in gemeenschappelijke werkplaatsen bezig : de huisgezinnen der wevers , • verstrooid in de dorpen of in de voorsteden , stonden niet met elkander in betrekking , en konden zich dus niet met elkander verstaan of zich aaneensluiten. Deze op zichzelven staande arbeiders kwamen maar zelden met den patroon in aanraking : bij het ontvangen van de grondstoffen en de levering van het afgemaakte werk hadden zij in den regel alleen met ondergeschikte personen te doen. Deze inrichting gaf aanleiding tot de ernstigste misbruiken , die echter meestal verborgen bleven. De werkman werd dikwijls schandelijk geexploiteerd door de kleine fabriekanten of door hen die de rol van tusschenpersonen vervulden. De weefgetouwen b.v. , die door den fabriekant aan den wever van het platteland werden verstrekt , werden telkens langer gemaakt , terwijl men hem betaalde alsof zij waren gebleven op de oude door een vroeger gebruik bepaalde lengte, maar waaraan men zich sedert lang niet meer hield. Het ging evenzoo met het spoelen ; de hoeveelheid garen , die men aan de spoelsters te bewerken gaf ), en die voorheen een vast gewicht had, was langzamerhand zeer veel grooter geworden , zonder dat het loon was gestegen. Die maar al te wel bewezen misbruiken maakten de wet van 1850 op het weven en spoelen noodzakelijk. 1) De werkman ping nog in vele opzichten van de willekeur der beambten en der tusschenpersonen af. Hij moest zich allerlei vernederingen en dikwijls onrechtvaardige benadeeling laten welgevallen. Wegens dat alles had zich onder die overal verstrooide arbeiders een groote hoeveelheid 1 ) Men leze omtrent deze misbruiken het werk van Audiganne, „Les ouvriers en famine." 2*
20 wrok en haat opeengehoopt , die zonder zich openlijk lucht te geven , in de eenzame hutten bewaard bleef en smeulde. In ooze dagen heeft overal in Frankrijk de inrichting der industrie een bijna volslagen verandering ondergaan. De arbeid van het weven — eerst van het katoen, daarna van het vlas en de wol , onlangs ook van de zijde — is overgebracht naar de fabrieken : het haspelen en het spoelen geschiedt door middel van machines in de gemeenschappelijke werkplaats de kamwerktuigen van Heillmann en Hubner hebben ook het hunne bijgedragen tot het vermenigvuldigen en het vergrooten der werkplaatsen : de machines voor het maken van mutsen , kousen enz. hebben den huisarbeid in dit bedrijf belangrijk verminderd en in onbruik doers geraken. Zoo zijn , vooral in de laatste twintig jaren , door de groote industrie , steeds meer al die arbeiders in de fabrieken samengebracht , die nog voor korten tijd op het platteland en in de voorsteden verstrooid waren. Zij hebben derwaarts meestal wrevel en wrok medegebracht. En daaruit moesten wel spoedig gevaren geboren worden , zoodra zij zich van hun aantal en kracht bewust werden. De inrichting van andere , meer in de steden beoefende bedrijven , is ook zeer veranderd ze hebben den invloed der groote industrie en van de vorderingen der werktuigkunde ondergaan. De schoenmakers , de kleedermakers , de zadelmakers , de hoedenmakers , de kleine bazen in vele andere dergelijke bedrijven , hebben hun toestand zich zien wijzigen. Terstond na de revolutie van 1830 begon te Paris de industrie van gemaakte kleederen en verkreeg spoedig een ontzaglijke uitbreiding. Het is een vreemd en merkwaardig verschijnsel dat deze industrie uitging van eene vereeniging van kleedermakers. Een menigte kleine bazen waren daarvan de slachtoffers;
21 zj die vroeger onafhankelijk waren , daalden thans tot den stand der loontrekkenden af. Weldra kwam de uitvinding der naaimachine aan deze beweging , die alles naar de groote werkplaatsen trok , nog meer kracht Nzetten. Men zag ontzaglijke werkplaatsen verrijzen , gelijk die van de firma Godillot , rue Rochechouart, waar machines , door stoom gedreven en door vele duizende armen geholpen , kleederen, paardedekken enz. snijden en naaien. Eenige jaren later werd de mechaniek — door de uitvinding van de geklonken of geschroefde zolen ook op het vervaardigen van het schoeisel toegepast : in 1844 werd te Liancourt de eerste laarzenfabriek gebouwd , en het machinale stelsel is op dit gebied steeds meer tot volmaaktheid en in telkens grooter werkplaatsen in praktijk gebracht. Ook de Parijsche modeartikelen hebben aan de wijzigingen van dergelijken aard niet geheel kunnen ontsnappen : er zijn zeer groote fabrieken opgericht voor de boekbinderij , voor het maken van brieventasschen , porte-monnaies en vele andere voorwerpen. De kleinhandel in katoenen stoffen , galanterien , ijzeren voorwerpen enz. wordt ook zeer bedreigd door het verrijzen van die uitgestrekte magazijnen , die , de meest verschillende voorwerpen bevattende , rondom zich de bescheiden concurrentie van den kleineren handel verstikken. Zoo dreigt de stand der voor eigen rekening arbeidende werklieden , der kleine bazen en der kleine kooplieden geheel te verdwijnen. Althans bun aantal wordt steeds kleiner, , en hun toestand hoe langer hoe ongunstiger. Het publiek ziet deze radikale veranderingen dagelijks voor zijn oogen plaats hebben en . plukt er de vruchten van. Maar het denkt niet na over de sociale en politieke gevolgen , die daaruit onfeilbaar moeten voortvloeien. Voorheen bestond er tusschen den kleinen baas en den
22 werkman eene zekere gemeenschap van gewoonten, beschaging en levenswijze. Zij arbeidden in dezelfde werkplaats. Op den verjaardag des patroons zaten dikwijls meester en gezellen samen aan den feestdisch ; zij bezochten dezelfde koffiehuizen en wandelplaatsen. Alle standen der maatschappij , van de laagste tot de hoogste, waren zoodoende door zachte overgangen verbonden. Nergens vond men eene scherpe afscheiding. In onze dagen is dat anders geworden , wel is waar nog meer in schijn dan in werkelijkheid ; maar in sociale en politieke taken is de schijn dikwijls van meer gewicht dan de werkelijkheld. Over het algemeen zijn thans de patroon en de werkman van elkander gescheiden door het groote verschil van rijkdom , opvoeding en maatschappelijke betrekking. Voorheen werd de ijverige en oppassende werkman gemakkelijk op zijn beurt patroon. Onjuist zou het zijn to zeggen , dat de arbeiders zich thans niet meer kunnen opwerken : vele feiten bewijzen het tegendeel ; men zou zelfs kunnen beweren dat het hun thans eerder gelukken kan. Maar hun lotsverbetering doet zich in een anderen norm voor. De spaarzame en bekwame werkman wordt meesterknecht, vervolgens bestuurder der fabriek , krijgt somtijds zelfs deel in de zaak of wordt lid der firma. Maar terwijl hij aldus telkens een sport hooger op de maatschappelijke ladder stijgt, neemt hij andere gewoonten en zeden aan; hij wordt meer beschaafd en het verschil tussehen hem en de massa der werklieden, boven welke hij zich verheven heeft , wordt gedurig grooter. De verandering , die de industrie ondergaat , vertoont zich hoe langer hoe duidelijker : de voortbrenging der nijverheidsartikelen trekt zich steeds meer in sommige brandpunten samen. Onderneraingen van den tweeden rang voegen zich dikwijls bijeen , om een onderneming van den
23 eersten rang te vormen. Zulke samensmeltingen zijn het eerst voorgekomen tegen het einde der regeering van Louis-Philippe. Voorheen telde men in het district van de Loire vijfenzestig concession voor steenkolenmijnen : in 1837 vereenigden de meeste van deze zich tot drie compagnien , en in 1845 waren deze samengesmolten tot de eene Algemeene Maatschappij der Vereenigde Mijnen , die het kanaal van Givors en de spoorweglijn tusschen SaintEtienne en Lyon pachtte. In alle deelen van Frankrijk hadden dergelijke samensmeltingen plaats. In 1857 losten zich de groote spiegelfabrieken van Saint-Gobain en die van Cirey in een groote inrichting op. Deze concentratie tot groote industrie is gewis niet of te Iceuren : daardoor alleen kan men betere en minder lure artikelen leveren en de mededinging met het buitenland volhouden. Maar deze noodzakelijke veranderingen hebben, van een maatschappelijk standpunt beschouwd, gevaarlijke gevolgen. Een groot aantal onzer fabrieken is tegenwoordig in handen van naamlooze of commanditaire vennootschappen : .dat is het geval met bijna alle metaalfabrieken en met eenige spinnerijen in het oostelijk en in het noordelijk deel van Frankrijk. Zoodoende staan ontzaglijk groote arbeiders-massa's — in de weverijen somtijds 4000 a 5000, in enkele ijzerfabrieken 10,000 — tegenover een compagnie van aandeelhouders en een directeur. Het verstand van den arbeider is niet genoeg ontwikkeld om hem voor zulk eene compagnie eenigen eerbied te doers hebben : deze lichamen , die voor hem abstracties blijven , dragen in zijn oog een satanisch karakter. Ilij heeft de heftige uitvallen van Proudhon tegen de commanditaire vennootschappen gelezen; misschien ook met de niet minder felle smaadreden van Balzac kennis gemaakt. In tooneelstukken en romans
24 worden hem die groote compagnien afgeschilderd als werktuigen van bedrog en windhandel. Men vergete niet, dat onze letterkunde , vooral de volkslitteratuur,, een zeer sterken socialistischen trek vertoont. Deze schilderingen , die de vooroordeelen van den werkman streelen, treffen hem des to meer, daar hij ziet hoe voor onze rechtbanken van tad tot tad groote financieele schandalen aan het Edit komen. Onder de arbeiders , die voor een patroon, wiens wakkerheid en ijver zij zouden kunnen waardeeren , nog eenigen eerbied zouden hebben wint dus lichtelijk de meening veld , dat eene maatschappij van aandeelhouders bestaat uit bedrogenen of uit ledigloopers , die wegens hunne hebzucht verachting verdienen , en de directeur wordt in hun oog een avonturier zonder geweten , die door zijn overleg , zijn positie en zijn geluk buiten het bereik der wet staat. Zoo wordt de arbeider gebracht tot het belasteren en haten van het Kapitaal , die van nature zegenrijke macht , die welvaart verspreidt onder hen aan wie zij werk geeft. Een ander gevolg van dat zich concentreeren der voortbrenging is de snelle opkomst van steden, die uitsluitend van industrie bestaan. In het Oosten , Noorden en het midden van Frankrijk treft men groote opeenhoopingen van menschen aan , die zich rondom eenige groote fabrieken hebben verzameld. Op die plaatsen ontbreekt de burgerklasse bijna geheel : er zijn geen rechtbanken, geen rijke grondeigenaren, geene oude gegoede familien , die door hare aloude eerlijkheid en werkzaamheid een onbetwist overwicht op de bevolking uitoefenen. Duizenden van werklieden , eenige honderdtallen van kleine slijters, die dikwijls zedelijk vrij laag staan , de klerken en de directeuren der werkplaatsen ; ziedaar alles wat deze nieuwe steden bevatten. Noch door plaatselijke in-
25 vloeden noch door heilzame tradition, door niets , in eon woord , wordt het yolk gematigder en zachter gestemd. Is het dan te verwonderen, dat zulke toestanden de uitbreiding van het socialisme in de hand werken ? Deze duizendtallen van arbeiders , die aldus opeengehoopt zijn zonder leiding , zonder den steun te genieten van eene deugdelijke burgerklasse of daarmede in wrijving te zijn, worden licht de prooi van allerlei hartstochten. Men stelt hun de industrie voor,, als de oude feodale toestanden in anderen vorm vernieuwende. En zouden die arbeiders, nu zij in hunne omgeving volstrekt goon onafhankelijken middenstand zien, eon schakel vormende tusschen hen en de compagnie of haar directeur — welke dikwijls alle woningen en al den grond in den ganschen omtrek bezit — , dan niet het oor leenen aan lasterlijke inblazingen , door den schijn gerechtvaardigd ? In de oudere en grootere steden , waar 0 de elementen der maatschappij been zijn, is niettemin sedert eenige jaren de toestand bona even • gevaarlijk geworden voor de handhaving der orde en der gezonde begrippen. Voorheen waren to Parijs werklieden en burgers dooreengemengd. Zij bewoonden dezelfde wijken , dikwijls dezelfde huizen ; zij ontmoetten elkander dagelijks op denzelfden trap, terwijl de eon naar de eerste verdieping ging en de andere van zijn zolderkamer kwam. Zij leefden aldus vlak bij elkander en gingen beleefd en gulrond met elkander om. Thans is dat veranderd: men heeft eon stad der weelde en eon arbeidersstad. Een zeker deel der stad aan eene bepaalde volksklasse ter bewoning aantewijzen , is — de ervaring leert het — een maatregel die verbittering wekt. Hot is eene aansporing tot wanordelijkheden; het is bijna altijd eon teeken van minachting , gelijk de jodenwijken zulks in de mid-
26 deneeuwsche steden ten opzichte der Israelieten waren. Hoorn wij slechts op dit punt een schrijver uit den arbeidersstand. ,,Het y olk wil niet gaarne tot bepaalde wijken verwezen worden. Het onderstelt dat men daartoe het voornemen heeft, ook waar die bedoeling misschien niet bestaat , en wordt er onaangenaam door getroffen. Men' bedenke bovendien, dat de tegenstelling oneindig minder door den arbeider gevoeld wordt, indien hij gedurig in aanraking komt met de andere burgers , dan wanneer hij stelselmatig op een afstand wordt gehouden. Het is beter dat hij in het huffs van den rijken burger dan dat hij in de arbeidersstad woont. Zelfs wanneer hij dagelij ks de vertrekken van den meer gegoeden voorbijgaat, om zijn nederig verblijf optezoeken , zal hij veel minder toegankelijk zijn voor slechte gedachten , dan wanneer hij een nette woning heeft in een gedeelte der stad, dat uitsluitend door lieden van zijn stand bewoond wordt. Hij, die dat niet inziet, begrijpt waarlijk niets van den mensch. Het is mogelijk dat men niet terstond aan al die ernstige bezwaren gedacht heeft : maar bij eenig nadenken moet men er al de beteekenis van gevoelen. Het stichten van arbeiderswijken heeft geen goede uitkomsten opgeleverd. Maar de verandering van Parijs heeft de arbeidersbevolking van het midden der stad naar de uiteinden gedreven , zoodat men van deze stad twee steden gemaakt heeft: een stad der rijken, door een stad der armen omgeven". Hoe verder wij dus komen in onze eeuw , hoe meer wij de afscheiding en het onderscheid tusschen de arbeidersbevolking en de burgers zien toenemen. Er bestaan tusschen die beiden stoffelijke zoowel als geestelijke slagboomen , die , ofschoon zij niet alle doortocht beletten , Loch een ergernis zijn voor hen, die door het bestaan claarvan meenen to
De revolutie van 1789 had
27 werkelijk het onderscheid van stand opgeheven , maar dat is in schijn weer hersteld door de zeden en gebruiken , die het onvermijdelijk gevolg zijn geweest der industrie. Onze wetgevers hebben echter waarlijk wel pogingen in het werk gesteld om een volkomen burgerlijke en industrieele gelijkheid tusschen de werklieden en de burgers tot stand te brengen. Men kan met recht beweren , dat er in onze dagen bijna geen spoor meer overgebleven is van de maatregelen van voorzorg , toezicht en voogdijschap, waardoor onder de regeering der Lodewijken en onder het consulaat de vrijheid der arbeiders beperkt werd. De wet , die de vereenigingen van arbeiders verbood , is opgeheven ; de verplichting tot het houden van een ,,livret" bestaat niet meer; artikel 1781, volgens hetwelk de meester in ieder geschil , het loon betreffende , op zijn woord moest geloofd worden, is uit het wetboek verdwenen. Men heeft zich er zelfs op toegelegd om wetten te maken , die den arbeiders vergunnen handelsvereenigingen te vormen. Men kan- niet zeggen , dat er voor de fransche wet een merkbaar onderscbeid bestaat tusschen den loontrekkenden arbeider en de andere burgers. In Engeland is de toestand bijna dezelfde. De arbeidersvereenigingen , de zoogenaamde trades-unions zijn — in weerwil van de gevaren die zij met zich brengen en de misdaden , waartoe zij aanleiding hebben gegeven — nog niet lang geleden als rechtspersonen erkend. Politieke rechten zijn merle ruimschoots den arbeiders verleend. In Engeland verkrijgen de lagere volksklassen meer en meer deel aan het stemrecht. In Frankrijk vergunt het algemeen stemrecht den werklieden een groot gewicht in de schaal te leggen. Toch zijn door deze hervormingen de lagere standen niet tevreden gesteld en onze arbeicjersklasse heeft er slechts een overdrevei
28 gevoel van haar macht door verkregen. Wat een middel tot bevrediging zijn moest , heeft hen in vele opzichten slechts tot weinig billijke eischen aangespoord. Het bewustzijn en het verstand des yolks zijn nog niet genoeg verlicht. Van daar dat het zich somtijds een onredelijke voorstelling maakt van het algemeene stemrecht , waarbij alle rechten van de individus en elken eerbied voor die der minderheden uit het oog worden verloren. Tot het ontstaan dezer overspannen denkbeelden hebben de verbetering van het vervoer , het grooter verkeer tusschen de arbeiders der verschillende natien , het hunne bijgebracht. De wereldtentoonstellingen zijn , zoo al niet de oorzaak, dan toch de aanleiding geweest tot het ontstaan van eene zekere richting onder de arbeiders , die eene groote beteekenis verkregen heeft. De mannen , die naar de Londensche tentoonstelling als afgevaardigden waren gezonden , zijn de aanvoerders geworden van die eerzuchtige en woelige democratische richting , die , na eerst meer bedekt te hebben gesproken , thans openlijk uitkomt voor het plan om de bestaande maatschappelijke orde van zaken omver to werpen ten einde eene nieuwe het levee te roepen. Men heeft zich eene soort van talrijken generalen staf zien vorm'en, bestaande uit scherpzinnige , werkzame mannen, die hunne arbeidersbetrekking met die van politieken raddraaier hebben verwisseld. Zij bezitten die oppervlakkige en eenzijdige ontwikkeling, die aan de radicale geesten behaagt en de onkundigen medesleept. Zij schrijven met smaak en juistheid ; zij voeren gemakkelijk het woord , en zijn des noods .welsprekend; bovendien zijn zij niet zonder diplomatieke begaafdheid. Het zijn zonderlinge kinderen van een tijd , waarin de zucht om hooger to stijgen alle standen doordringt en in beweging brengt , waar,
29 in een gehe el oppervlakkige beschaving de geesten scherpt en hun een zeker vernis geeft , zonder ze degelijker te maken. Toch is de invloed van deze kleine werkliedenaristocratie grooter in schijn dan in werkelijkheid zij behoudt alleen het vertrouwen, op voorwaarde van het yolk te vleien en hun plannen hun streven te dienen. Dat streven nu , die plannen, bewegen zich hoe langer hoe weer in de richting van het socialisme. Het schijnt dat de geheele omgeving , waarin de massa der arbeiders verkeert , in hen die gevaarlijke neiging ontwikkelt. Zelfs de vooruitgang der wetenschap levert argumenten of ten minste voorwendsels aan die hersenschimmige droomerij en, waaraan een deel van hen zich overgeven. De verwonderlijke veranderingen , die de ontwikkeling der natuurkundige wetenschappen in de laatste halve eeuw op onzen aardbol heeft doen plaats hebben ,. al die bijna plotselinge herscheppingen, die het tegenwoordig geslacht als voor zijn oogen heeft zien gebeuren , hebben een diepen indruk gemaakt. Een krachtig geloof aan een grenzenloozen vooruitgang en een overspannen hoop op verbetering van het lot der menschheid zijn er door gewekt. Het yolk pleegt geen onderscheid te maken tusschen den gang van zaken op geestelijk en stoffelijk gebied. Het is zich gaan verbeelden , dat de inrichting der maatschappij voor eene herschepping vatbaar zou kunnen zijn, overeenkomende met die welke de voortbrenging heeft ondergaan. Aan schoonschijn.ende redeneeringen en sophismen , om deze droomerijen te steunen heeft het niet ontbroken. Eenige jaren geleden heeft men berekend , dat de kracht der door de engelsche industrie gebruikte stoommachines gelijk stond met het arbeidsvermogen van 77 millioen werklieden. Kon men daaruit niet het gevolg trekken -- zoo werd geredeneerd
dat er een tijd
30 zou komen , waarin de arbeid van den mensch in de voortbrenging bijna overbodig zou zijn gemaakt door de voortgaande volmaking der wijze van werken en der machines P De denkbeelden en de stemming , waarop bier gewezen is, hebben het aanzijn gegeven aan het socialisme , dat op een kunstmatigen grondslag een nieuw maatschappelijk gebouw wil doen verrijzen. Wij hebben aangetoond hoe het vormen van dergelijke hersenschimmen aan iedere menschelijke maatschappij als van nature eigen. is . Wij hebben bovendien nagegaan , hoe deze richting zich in Frankrijk ontwikkeld heeft. Op de oorzaken , die haar macht hebben bevorderd , is door ons gewezen. Men heeft gewis bespeurd , dat het kwaad diepe wortelen geschoten heeft in onze zeden , in onze geloofsovertuigingen en in onze maatschappelijke toestanden. Omtrent de macht en den duur van dat verschijnsel moet men zich geen illusien maken: het is geene voorbijgaande of plaatselijke crisis. Na aldus de oorzaken van de verspreiding der socialistische denkbeelden in Frankrijk to hebben beschreven , gaan wij het oog richten op die die voorbijgaande schokken , die men werkstakingen noemt , door welke in den laatsten tijd de rustige gang en de veiligheid der industrie zoo ernstig zijn bedreigd.
II Sommige schrijvers willen tusschen de werkstakingen en het socialisme volstrekt geen verband erkennen. Zonder twijfel kunnen er coalitien door arbeiders gevormd worden , die geen socialistische strekking hebben , en alleen uit den toestand eener bepaalde industrie of uit plaatselijke oorzaken voortkomen Maar dat zijn uitzonderingen.
31
Men kan met grond beweren , dat in de meeste gevallen de werkstakingen in verband staan met een veel algemeener kring van denkbeelden , met verder uitziende, eerzuchtiger plannen , dan men uit de grieven , die daarbij aangevoerd worden , rechtstreeks zou opmaken. Wanneer een werkstaking geene socialistische gedachte ten grondslag heeft, dan wordt zij toch dikwijls door eene demonstratie ten gunste van het socialisme gevolgd. In den regel is het socialisme of het punt van uitgang , of dat van aankomst. Tot bewijs strekke eene werkstaking, die weinig opzien heeft gebaard en toch een groote beteekenis heeft gehad. Het is die van de zijdereedsters te Lyon. Het werk dozer vrouwen bestaat in het uittrekken der draden , die de poppen (cocons) der zijdewormen vormen , en in het verzamelen en vlechten daarvan , ten einde ze sterker te maken. Deze arbeid is altijd tamelijk slecht betaald gebleven : voor een aanhoudend werk van twaalf uren ontvingen deze arme vrouwen 1 fr. 50 et. of 1 fr. 60 ct. per dag. En dit loon werd nog dikwijls verminderd door het invallen van feestdagen. Zij begonnen een werkstaking en eischten twee uren minder werk per dag en een dagelijks loon van twee francs. Zij konden hierbij rekenen op de algemeene sympathie, en zoo de toestand der industrie het niet verhinderd had, noch de mededinging der Lombardijsehe werklieden haar te zeer had bedreigd, zou waarschijnlijk haar verlangen zijn ingewilligd. Reeds waren de patroons bereid de vermindering der uren toetestaan. Maar in plants van te volharden in de kalme houding, die haar alleen de gunst der openbare meening verzekeren kon , stelden zij een communistisch manifest op , waarin zij zich ,, citoyennes" noemden en een beroep deden op de „patriotten“ van alle landen. Zij zonden eindelijk een afgevaardigde naar het congres
32 te Bazel om daar hare „aspirations collectivistes" te doen hooren en te verdedigen. Men ziet , dat iedere beweging der arbeiders van onze dagen bijna voorbestemd is om op eene socialistische manifestatie uitteloopen. Er bestaat in de geestelijke even als in de stoffelijke wereld een wet der aantrekkingskracht , volgens Welke de kleinere groepen en de minder radicale denkbeelden met geweld worden aangetrokken door de grootste massa's en de radicaalste ideeen. Zoo eindigen in de arbeiderswereld de kleine stroomen met zich te storten in de diepe socialistische zee. 1). Het, heeft lang geduurd , eer de menschheid het bestaan van natuurwetten , die de geestelijke zoowel als de stoffelijke wereld beheerschen , heeft leeren erkennen en eerbiedigen. Eeuwen lang heeft men geloofd , dat de bepaling van het loon een daad van willekeur was , die door den dwang van den sterkste naar zijn believen kon worden verhoogd of verlaagd. Het kan niet ontkend worden , dat in vroeger tij den dat recht van den sterkste het meest werd uitgeoefend ten voordeele der patroons en ten doel had het loon van den arbeider te verlagen. In Engeland , zoowel als in Frankrjk kwamen de overheid en de wet dikwijls tusschenbeide om een maximum voor het loon te bepalen. Pat was niet anders dan eene onbillijke exploitatie , die alleen in de onkunde dier tijden eenige verschooning vindt. Na de pest van 1348 b. v. stelde het Londensche parlement een maximum van het dagelijksch loon voor den arbeider vast; en de gewoonte om van overheidswege zulke bepalingen te maken bleef in stand tot in de zeventiende eeuw. 1 ) Deze bewering van den schrijver is zeker niet vrij van overdrijving. P.
33 Macaulay verhaalt ons dat in het jaar 1685 de vrederechters van het graafschap Warwick , zich beroepende op eene wet van koningin Elizabeth , een tarief van loonen vaststelden , en eene straf bepaalden voor den meester , die een hooger loon zou betalen, zoowel als voor den werkman , die het zou ontvangen. Het maximum voor de veldarbeiders was 4 shillings per week van Maart tot September , en 3 shillings in de andere maanden. Op het einde der zeventiende eeuw hielden de toepassing en de uitvaardiging van dergelijke besluiten op. Toen was het getal der arbeiders sterk vermeerderd , en zij bleven niet in gebreke hun toevlucht in aaneensluiting te zoeken , ten einde loonsverhooging te verkrijgen. Omstreeks dezen tijd dwongen de linnenweversgezellen van Caen door allerlei bedreigingen hunne meesters hun meer loon te geven. Te Darnetal , niet ver van Rouaan , weerden in 1697 de lakenweversgezellen uit hunne werkplaatsen alle arbeiders , die niet tot hunne vereeniging behoorden. Ten getale van vele duizenden kwamen zij in opstand , omdat de patroons vreemde werklieden gebruikten zij deden de fabrieken sluiten en hielden , in weerwil van de tusschenkomst der provinciale overheid , een geheele maand hunne werkstaking vol. Omstreeks denzelfden tijd schoolden de hoefsmidsgezellen voor de huizen hunner bazen oproerig bijeen om meer loon te eischen. De hoedenmakersbazen klaagden er over dat wegens het wegzenden van een onbekwamen werkman de werkplaats door al de andere arbeiders in den ban werd gedaan. Met de tweede helft der achttiende eeuw werden deze twisten talrijker en gevaarlijker. In. 1744 eischten de arbeiders te Lyon eene loonsvermeerdering van een sou per el en begonnen eene werkstaking. Gedurende acht dagen waren zij meester van de stall 3
34 de regeering moest militairen zenden tot herstel der orde. In 1786 kwamen de Lyonsche arbeiders weder in opstand, verlangden twee sous per el meer deden de werkplaatsen van alle bedrijven sluiten en doorkruisten de stad in dreigende troepen. De plaatselijke overheid werd bevreesd en gaf toe; maar de regeering zond soldaten om de voorsteden Vaise , la Croix—Rousse en la Guillotiere te bezetten. Met den aanvang der revolutie vermenigvuldigden zich de samenspanningen der arbeiders en boezemden der overheid ernstige ongerustheid in. In 1789 vereenigden zich de kleedermakersgezellen , ten getale van Brie duizend , op de grasperken van de Louvre en zonden een deputatie van twintig hunner naar het gemeentebestuur, om te eischen dat hun in alle jaargetijden een loon van 40 sous per dag zou worden gewaarborgd. Weldra kwam de beurt aan de pruikenmakersknechts , die in de ChampsElysees met een dergelijk Joel bijeenkwamen. Een officier van de nationale garde wilde hen uiteenjagen , maar werd door zijne eigene soldaten ontwapend. Omstreeks denzelfden tijd spanden de schoenmakersknechts samen, 5 a 600 in getal , benoemden een uitvoerend comite , en besloten uit het koninkrijk elk te bannen, die een paar schoenen beneden een bepaalden prijs leverde. In ieder bedrijf barstten werkstakingen uit: onder de drukkers , de timmerlieden , de papiermakers enz. In een proclamatie , door de gemeentelijke overheid van Parijs uitgevaardigd, moest verklaard worden dat „nietig, onwettig en niet verbindend" waren alle door de arbeiders van verschillende bedrijven genomen besluiten, waarbij zij aan elkander en aan alle andere werklieden het recht ontzegden om te werken voor een lageren prijs , dan bij die besluiten was bepaald. De papiermakers maakten
35 zich de drukte , die in deden tak van nijverheid heerschte, ten nutte om overdreven eischen te stellen. Zij deden eenige werkplaatsen in den ban en vorderden van de bazen groote sommen om den ban te doen opheffen. De gezellen , over Welke zij ontevreden waren , sloten zij van hun bedrijf uit, of deden hen boete betalen. Aan onzen tijd komt, gelijk men ziet, de eer niet toe van de werkstakingen te hebben uitgevonden. Men kan te nauwernood zeggen , dat hij ze tot grootere volmaaktheid heeft gebracht. Hij heeft ze alleen talrijker,, algemeener en verderfelijker voor de algemeene welvaart gemaakt. Deze industrieele oorlogen hebben zelfs bestaan toen de wet ze verbood , en altijd in hoofdzaak hetzelfde karakter vertoond , dat zij nog heden dragen. Niet onleerzaam is in dit opzicht de studie van de regeering van Lodewijk Filips. Reeds onder de Restauratie waren bij de rechtbanken jaarlijks een of meer processen nopens werkstakingen aanhangig. Dat zegt gewis nog niet veel. Toch had een Bier processen — dat van de timmerlieden in 1822 — veel opzien gebaard. In 1831 gaf een werkstaking te Lyon aanleiding tot een geweldig oproer. De werklieden waren tien dagen lang meester van deze groote stad , waaruit de militaire macht zich, na eene nederlaag te hebben geleden, voor het oogenblik had moeten terugtrekken. Een andere werkstaking, van de arbeiders der trijpfabrieken , veroorzaakte in 1834 te Lyon . een nieuwen en bloedigen opstand. De andere samenspanningen der arbeiders hadden geringer politieke beteekenis , maar uit een staatbuishoudkundig oogpunt beschouwd, hadden zij even treurige gevolgen. De timmerlieden droegen in lien tijd de palm der weerspannigheid weg. Zij waren in groote vereenigingen aaneengesloten , die ongeveer dezelfde rol speelden als 3*
36 tegenwoordig de trades-unions in Engeland. In 1832, juist toen het werk ,‘ door de revolutie gestoord , zijn gewonen loop hernam , deden de timmerlieden de werkplaatsen van een hunner bazen , tegen wien zij grievers hadden, voor vijf jaren in den ban. Negen maanden daarna brachten de werklieden van dat bedrijf een algemeene werkstaking tot stand. In 1841 en 1842 kwamen zij opnieuw in beweging , en begonnen in 1845 eene werkstaking op zeer groote Schaal. Zij ving plotseling aan op het einde van Mei , toen de bestellingen talrijk en dringend waren 7,500 werklieden , waarvan de meesten behoorden tot de vereeniging van „den Plicht" of tot die van „de Vrijheid" , namen er deel aan zij duurde drie maanden. Men begrijpt wel , dat dit alles niet geschikt was om den bloei der industrie to bevorderen. Ook de metselaars , de slotenmakers , de schrijnwerkers , die niet merle samenspanden , waren intusschen tot werkeloosheid veroordeeld. Het is met de industrieele oorlogen als met de andere gesteld : zij benadeelen niet alleen de welvaart der krijgvoerende partijen , maar ook de welvaart van hen die zich onzijdig houden. Aan alien veroorzaken
zij schade , zoo al geen geheelen ondergang. De patroons eindigden met toetegeven en de werklieden bliezen triomf. Dat was de meest geruchtmakende zaak van deden card onder Lodewijk Filips , maar er deden zich andere dergelijke voor. In het jaar 1840 alleen hadden er achtereenvolgens werkstakingen plaats van de kleedermakers , de laarzenmakers, de schoenmakers , de kastenmakers , de steenhouwers, de schrijnwerkers en de slotenmakers. Er vielen bloedige twisten voor. De werkstaking van de mijnwerkers van Rive-de-Gier,, in 1844 , had nog erger gevolgen. De werkstakers gebruikten geweld tegen hen, die wilden
37 voortwerken. De militahe macht kva tusschenbeide en nam de belhamels in hechtenis ; de werklieden wilden hunne makkers bevrijden en wierpen de soldaten met steenen. Deze gaven vuur en ettelijke mijnwerkers lieten er het leven bij. Dit viel bijna op dezelfde plaats en in dezelfde omgeving voor , waar later de jammerlijke en gruwelijke gebeurtenissen van la Ricamarie plaats vonden. Men scheen dus daaruit niets geleerd to hebben. Aldus gaat dikwijls de ervaring van het eene geslacht voor het volgende verloren. Belgie bleef in dat tijdperk evenmin verschoond van beweging onder de werklieden. De heer Molinari meldt ons , dat er van 1840 tot 1849 435 werklieden terecht stonden wegens overtreding van de wet op de vereenigingen ; 132 werden er vrij gesproken , 232 tot gevangenisstraf en 10 tot betaling eener boete veroordeeld. Ook Engelands industrie had ruimschoots haar deel. Niet zonder poezie stelt de graaf van Parijs in zijn werk 1 ) ons die engelsche arbeiders voor , in een duisteren nacht zich vereenigende op een van die veenachtige heidevelden. , moors genaamd , die men vindt in de heuvelachtige streken van Midden-Engeland. Daar werd het geld voor het gemeenschappelijk fonds ingezameld ; daar werd de werkstaking afgesproken , die zonder eenigen schijn van afspraak moest uitbarsten; daar werd ondersteuning uitgedeeld , wanneer de werkstaking begonnen was. En eer het daglicht deze niet zeer schuldige samenzweerders kwam verraden , eer het vroege geschreeuw van den korhoen , den eenigen bewoner dezer wildernis , den jager kwam lokken , werden de papieren der vereeniging onder den grond verborgen en elk zocht de naburige stall we1 ) Les Associations ouvrieres en Angleterre , pag. 136.
38 der op. Al bedreigden dus in dat tijdperk do fransche , engelsche en belgische wetten iedere samenspanning van de arbeiders met strenge straffen , toch barstten werkstakingen uit en waren zij talrijk , onstuimig , soms bloedig. Het loont de moeite , bij deze arbeidersbewegingen, die nu reeds vergeten zijn, nog even stil to staan. Ons blijkt dan dat de arbeiders then reeds op dezelfde wijze to werk gingen als thans. Wij vinden dezelfde aanspraken en eischen : meer loon , gelijk loon voor alle werklieden , vermindering van werkuren, beperking van het aantal der leerlingen. Somtijds zijn er ook gekwetst gevoel van eigenwaarde , min of meer billijke gekrenktheid en eene persoonlijke wrevel tegen de patroons en directeuren in het spel. Maar deze laatste oorzaken werken veel minder krachtig en op verre na zoo algemeen niet als in onze dagen. De eigenliefde der werklieden is minder prikkelbaar; hun humeur is niet zoo licht geraakt ; zij zijn minder opvliegend, en in dit opzicht handelbaarder en gezonder dan de tegenwoordige werklieden. De werkstakingen pleegden op dezelfde wijze to beginnen als thans. Bij de coalitie der timmerlieden in 1845 vinden wij een verkozen aanvoerder ; het is de secretaris van de vereeniging der gezellen van „den Plicht" ; hij geniet als zoodanig een vast tractement. Zijn taak is , uit naam zijner makkers to onderhandelen. Ten tijde der Lyonsche werkstaking van 1834 bestonden er twee groote werkliedenvereenigingen in die stall; die van de „mutuellistes" en die van de „ferrandiniers". Beide hadden oorspronkelijk onderling hulpbetoon ten Joel. Maar zij waren — even als de Engelsche trades-unions — van hare aanvankelijke bestemming afgedwaald. In de vereeniging der mutuellisten werd gestemd over de werkstakingen; met 1,297 tegen 1,044 stemmen werd er toe be-
39 sloten. Men vindt dat een zeer zwakke meerderheid, als men bedenkt dat de gevolgen zeer ernstig waren en dat er stroomen bloeds vergoten werden. Bedenkt men hoeveel arbeiders bij zulk eene gelegenheid louter uit vrees voor hunne makkers voor de werkstaking stemmen , dan stelt men zulk eene zwakke meerderheid eigenlijk met eene minderheid gelijk. Zij , die de uiterste maatregelen willen , zijn inderdaad altijd de vastberadensten , woeligsten en • stoutsten zij komen het getrouwst op om to stemmen. De meer bezadigden zijn in den regel ook vreesachtiger van natuur,, zij blijven liever tehuis , of wel zij laten zich door de heftigheid der anderen medeslepen. Zoo gaat het ten alien tijde en bij ieder yolk. De werkstaking had vooTheen , als zij eenmaal begonnen was, hetzelfde verloop als thans. Dezelfde gewelddadigheden werden gepleegd ; men moet zelfs erkennen dat de taal , die de werkstakers van ooze dagen voeren , minder ruw en onbeschaafd klinkt. Eertijds werden zij , die zich niet naar de meerderheid schikken wilden, voor oproerlingen , verraders en overloopers uitgemaakt. Onder Lodewijk Filips noemde men hem , die het werk niet staken Wilde „Bourmont" en „Raguse". Het bleef daarbij trouwens niet. In 1831 liepen de werklieden van Lyon de werkplaatsen rond , hen die het werk hervatten wilden, goed- of kwaadschiks medevoerende ; zij sneden zelfs de getouwen stuk der wevers die volstrekt wilden doorwerken. In 1844 maakten de mijnwerkers to Rive-de-Gier zich van hen, die aan het werk wilden blijven , meester,, voerden hen, met een schandbord op de schouders door de straten , en gaven hun een dracht slagen. In 1845 , na de werkstaking der timmerlieden to Parijs , legde een werkman, die aan het werk was gebleven , de volgende merkwaardige verklaring af: „Wij weten wel, dat zij ons nu niets open-
40 lijk verwijten , maar later zullen zij hun kans waarnemen om ons bij het werk te bezeeren ; zij zullen ons balken op den rug laten vallen." De patroons legden overigens als zij verbitterd waren , somtijds geen mindere heftigheid aan den dag. Op eene vergadering van timmermansbazen stelde een van hen voor aan de werklieden toe te geven. Aanstonds ontstond er een geweldig rumoer,, en het scheelde niet veel of hij die dit advies uitbracht was uit het venster geworpen. Dat is de treurige acrd van deze twisten , die bijna maatschappelijke oorlogen zijn ; zij brengen beide partijen in een toestand van verwildering. Wij hebben doen uitkomen, hoe het bij deze industrieele twisten plagt toe te gaan. Gaat het in onze dagen beter ? Te Geneve, te Seraing , te la Ricamarie in 1869 , vertoonden de werkstakingen geheel dezelfde trekken als twintig of dertig jaren vroeger te Lyon , te Rive-deGier of te Parijs. Toch is er onderscheid. Al is het uiterlijk voorkomen hetzelfde , Loch verschillen de werkstakingen onzer dagen zeer sterk van de vroegere , wat haar economische gevolgen betreft. Wij hebben gewezen op de veranderingen , die het machinewezen van de groote industrie heeft ondergaan en in de wijze van vervoer, in de gemeenschap met het buitenland , hebben plaats gegrepen. Door dat alles is de wederkeerige betrekking tusschen den patroon en den werkman tevens geheel gewijzigd. Het was voorheen een staathuishoudkundig axioma , dat er tusschen de werkgevers en de werknemers eene natuurlijke ongelijkheid van toestanden was, waarbij het voordeel geheel was aan de zijde der eerste. De overtuiging, volgens welke het kapitaal aan den arbeid de wet kan stellen en het in zijn macht heeft het loon naar
41 willekeur te bepalen , des noods beneden hetgeen de billijkheid eischen zou, die overtuiging is zelfs in onze dagen nog tamelijk algemeen. Deze wanbegrippen , die niet alleen wetenschappelijke dwalingen zijn, maar de kiem in zich dragen van oneenigheden en van socialen krijg , worden helaas door het gezag der beste namen gesteund. Turgot b. v. zegt ergens : ,,In elk bedrijf zal het met noodzakelijkheid gebeuren en geschiedt het ook werkelijk , dat het loon van den arbeider zich bepaalt tot hetgeen hij voor zijn levensonderhoud behoeft". John Stuart Mill heeft zich nog sterker uitgedrukt , Coen hij de volgende zonderlinge stelling neerschreef: , „In Engeland zijn er weinige bedrijven, waarbij het loon nog niet zou kunnen verlaagd worden , indien de werkgever gebruik maakte van al de voordeelen , die de concurrentie hem aan de hand doet". Een eeuw vroeger schreef een ander beroemd staathuishoudkundige , Adam Smith , omtrent de betrekking waarin patroon en werkman in geval van werkstaking tot elkander staan , het volgende : ,,Een landeigenaar, een pachter,, een fabriekant , een koopman kan in den regel een of twee jaren van het geld leven , dat hij bezit , zonder een enkelen werkman te gebruiken. De meeste werklieden daarentegen zouden geen enkele week, zeer weinige gedurende eene maand, bijna niet een zou een jaar in zijn onderhoud kunnen voorzien zonder te werken. Op den duur kan dus de werkgever wel is waar den werkman evenmin missen als deze hem; maar de behoefte van den patroon is niet zoo dringend". Dat zijn inderdaad de heerschende denkbeelden ; zij doen als krachtige argumenten dienst in de hand van hen, die geweld en intimidatie willen aanwenden bij het bepalen der loonen. Evenwel aarzelen wij niet te beweren , dat al deze meeningen valsch zijn. Volstrekt onwaar is -- wat onzen
42 tad althans betreft — de bewering van Turgot, volgens welke de werkman door de wetten der staathuishoudkunde veroordeeld zou zijn om niets meer to verdienen dan hij voor zijn levensonderhoud noodig heeft. Doze stelling zou missehien kunnen opgaan voor eene arme maatsehappij , waarin de industrieele werktuigen van luttele beteekenis waren en de voortbrenging hoogst gering was; maar zij heeft geen zin als er sprake is van landen , waar een groote arbeidskraeht gepaard gaat met eene uitgebreide productie. Indien Mill gelijk had, en de industrieelen geheel naar willekeur het loon der arbeiders konden bepalen, zou het dan van hun kant niet een bovenmensehelijke deugd zijn, indien zij een loon bleven uitreiken dat zij gemakkelijk konden verminderen Kan men van een talrijke klasse van mensehen in haar geheel, zulk een verdienstelijke zelfverlooehening verwachten? En hoe zou men in dat geval kunnen verklaren , dat het loon der Engelsche arbeiders in de laatste dertig jaren belangrijk gestegen is, terwijl door de afsehaffing der graanwetten de prijs der eerste levensbehoeften is verminderd ? '). Eene uitvoeriger weerlegging verdient Adam Smith, die de patroons bij eene werkstaking tegenover de arbeiders in het voordeel acht. Zij zal ons gelegenheid geven om aan to toonen in welke mate de werkstakingen de krachtvolle , maar zeer kwetsbare moderne industrie kunnen schokken. Het is opmerkelijk dat de werkstakingen voor 1848 , welker karakter wij hebben onderzocht, hoofdzakelijk voorkwamen bij de werklieden der kleine bedrijven in de 1) Eene Engelsehe opgave nopens de lakenfabriek van Huddersfield bewijst dat de loonen voor al de soorten van arbeiders van 1839 tot 1849 en van 1849 tot 1859 steeds waren geklommen ; in sommige takken van nijverheid van 30 op 65 shillings per week.
43 steden : de kleedermakers , timmerlieden, schoenmakers enz. Juist in deze bedrijven toch konden de patroons gemakkelijk genoeg een werkstaking , die niet al te lang duurde , verdragen. Voor deze takken van nijverheid is inderdaad in den regel maar een betrekkelijk gering kapitaal noodig , en bij de bestellingen en leveringen behoeft niet die strenge stiptheid in acht genomen te worden , Welke in de groote industrie een vereischte is. Deze laatste heeft eene geheele herschepping ondergaan. Eertijds waren de machines zeldzaam en gebrekkig ; haar aantal wag gering in verhouding tot het aantal der arbeiders. De kapitalen , die in de industrieele ondernemingen werden gestoken , waren niet groot. Bewijzen hiervoor liggen voor de hand. Op het einde der achttiende eeuw waren er eenige groote fabrieken in Frankrijk; wij noemden reeds die van de firma de Robais , met omstreeks 1,700 werklieden. Men zou ook op belangrijke fabrieken van glaswerk , aardewerk en gedistilleerd kunnen wijzen. Welke waren nu de werktuigen in deze inrichtingen P Door paarden in beweging gebrachte raderen , houten drijfwieken, ruw bewerkte machines.. De gebouwen waren dikwijls eenvoudige scharen , waarin de werklieden op elkander gepakt waren. In de Encyclopmdie vinden wij eene af beelding van een speldenfabriek. Men ziet er een werkman , die het wiel draait , terwiji een ander een bundeltje van zes spelden op den slijpsteen houdt ; wat verder zijn er een paar bezig den koperdraad to verdunnen ; in het midden van de werkplaatsen snijden eenige op de knieen liggende kinderen met groote scharen de stukken van den metalen draad af. Het personeel is talrijk ; machines ontbreken. Alles wordt verricht met de hand of met kleine gereedschappen ; niets met grootere werktuigen. Men vergelijke deze inrichting van de achttiende eeuw eens met de spelden-
44 of spijkerfabrieken te Warrington of te Wolverhampton. Gewis konden toen de industrieelen , daar zij weinig kapitaal in zulk eene onderneming behoefden te steken , gemakkelijk aan eene werkstaking het hoofd bieden. De tijden zijn sedert zeer veranderd. In de dagen van het eerste Keizerrijk placht men in de wolfabrieken met de hand te kaarden , te kammen en te spinners alleen de molens worden door water of door wind gedreven; de arbeiders waren in de werkplaatsen opeengehoopt zonder lucht en licht en stonden met de voeten in het water. Hoe geheel anders gaat het toe in de groote fabrieken te Reims. Nog geen dertig jaar geleden kocht een industrieel uit het departement der Vogezen ten behoeve van zijne werkplaats oude machines voor den pros van oud ijzer. Thans is alles als herschapen. Wij hebben nu de kammachines van Heillman en Hubner , en de zelfwerkende machines om het garen op klossen te brengen Om deze nieuwe machines te plaatsen , moeten de fabrieken zich uitzetten , de muren opgetrokken worden. De sommen , die bij de onderneming op het spel staan , worden gedurig grooter; fabrieken , met niet meer arbeiders dan voorheen , vertegenwoordigen aan onkosten van inrichting eentwee- of driemaal grooter kapitaal. De industrieel ziet zich dus steeds meer verplicht deze dure machines te doen werken om er interest van te trekken en de gemaakte onkosten te dekken , en hij is hoe langer hoe minder in staat om eene lange schorsing van het werk te verdragen. Bovendien zijn sommige nijverheidsondernemingen bijzonder teergevoelig en kunnen niet de minste vertraging lijden ; het vuur in zekere fornuizen moet altijd blijven branden ; in de mijnwerken moeten sommige machines steeds doorwerken; anders gaat niet de rente alleen, maar ook het kapitaal voor den patroon , voor
45 de maatschappij , en men kan er bijvoegen voor den arbeider verloren. Het is met de industrieele inrichtingen, gelijk het is met de levende wezens. Zij , die het eenvoudigst ingericht zijn, kunnen langen tad een gedeeltelijke of geheele schorsing der levensverrichtingen verdragen, gelijk de dieren die een winterslaap hebben, om niet te spreken van sommige insekten , die men, nadat zij eeuwen in een staat van verdooving hebben doorgebracht , meent te kunnen doen herleven. Maar de volkomener wezens , wier organisms meer samengesteld is , kunnen niet de minste staking der voornaamste levensverrichtingen verduren. Houden deze een oogenblik met werken op, dan volgt terstond de flood. Niet alleen de werktuigen tot voortbrenging , maar ook de handelsgebruiken zijn veranderd. Voorheen werkte elk fabriekant bijna alleen met zijn eigen kapitaal. Hij begon met eene onderneming van geringer omvang en breidde die langzamerhand uit. De nieuwe industrie , die op zeer groote schaal wordt gedreven , noodzaakt den ondernemer,, tot het crediet de toevlucht te nemen. Er zijn weinig fabriekanten , die geen groote sommen schuldig zijn aan bankiers , door welke vaak hooge rente is bedongen. Ziedaar ongunstige omstandigheden waardoor eene werkstaking , die ook maar van eenigszins langen duur is, dubbel schadelijk wordt. In onze dagen wordt er meer en meer op bestelling gewerkt; men heeft leveringen te doen op een bepaalden dag vertraging verplicht dikwijls tot schadevergoeding. Men begrijpt welke verwarring een werkstaking bij deze nieuwe toestanden van industrie en handel moet te weeg brengen. Men houde verder ook rekening met een ander nieuw feit : de internationale concurrentie. Terwijl in het eene land de industrie onder eene werkstaking lijdt , maakt de mededingster in het buiten-
46 land daarvan gebruik om hare voortbrengselen aftezetten, haar concurrent te verdringen en hare kalanten haar te ontfutselen. Zulks is gebeurd aan de engelsche machinefabriekanten ; vele werkstakingen hebben die vroeger zoo bloeiende industrie geknakt ; en de fransche fabriekanten hebben hun kans waargenomen om zich meester te maken van het grootste deel der Europeesche markt. Somtijds hebben de werkstakingen zeker een resultaat dat niet te voorzien was , en brengen zij een tak van industrie tot hoogere volmaaktheid. Zoo schrijft de heer Ernest Gouin aan de hooge eischen van de zetters en wegers van edelgesteenten de volmaking der door hen gebruikte gereedschappen toe , die eerst in Engeland en daarna in Frankrijk heeft plaats gehad. Maar dat zijn uitzonderingen, en men kan wel als zeker aannemen , dat het land, waarin de werkstakingen het talrijkst zijn, weldra op de internationale markt bij zijne mededingers ten achter zal zijn. Immers niet alleen goedkoopheid en deugdzaamheid van waren, maar ook stiptheid in de leveringen en zekerheid in de betrekkingen , waarborgen aan eene natie het overwicht in den handel. Alles brengt ons tot de slotsom , dat de industrie steeds minder tegen de werkstakingen bestand is. De stelling der fabriekanten tegenover eene werkstaking is hoe langer hoe moeilijker geworden ; die der werklieden integendeel is gunstiger dan voorheen. De hekken zijn eenigszins verhangen. Om aan het gevaar te ontsnappen , dat eene onderneming soms bedreigt wanneer de arbeiders zeer overdreven eischen doen , hebben de patroons maar een krachtig middel : zij kunnen eene coalitie van het kapitaal tegenover die van den arbeid stellen. In Engeland hebben zij van dit vreeselijk wapen gebruik gemaakt en daardoor dikwijls de overwinning behaald, maar niet dan
47
ten koste van groote offers en rampen. In 1866 kwamen de ijzerfabriekanten van Staffordshire — waarvan eenige door eene plaatselijke werkstaking gekweld werden overeen om al de werkplaatsen te sluiten. Er was een gegeweldige worsteling , die den arbeiders 8 millioen francs aan loon deed missen en den patroons gewis geene mindere schade deed laden. In den tegenwoordigen toestand onzer industrie is het natuurlijk , dat de werkstakingen zulke evenredigheden aannemen. Men kan in onzen tijd evenmin de industrieele als de politieke oorlogen plaatselijk doen blijven. Het gestel van onze maatschappij is teer , gevoelig, zeer vatbaar voor indrukken , juist omdat zij zoo goed is ingericht. Zij heeft boven alles vrede en inwendige eendracht noodig. Het is een zeer samengesteld mecanisme , dat door de minste stoornis in de raderen met kwijning en flood bedreigd wordt. Een zandkorrel schijnt genoeg te zijn om die zoo bewegelijke en fijne machines te doen stilstaan , wier verwonderlijke samenwerking en harmonie het bezielend element der hedendaagsche samenleving is. En toch hebben wij op allerlei verschijnselen gewezen , die oorzaken, zoo al niet van ondergang, dan ten minste van hevige schokken kunnen worden. Menig bedenkelijk teeken des tijds hebben wij overwogen. Velen , het gevaarlijke van den toestand inziende , zijn bevreesd geworden , en men heeft overal geneesmiddelen gezocht. Elk heeft zijn lievelingsdenkbeelden aanbevolen. Sommigen hebben de co-operatieve vereenigingen geroemd en ons op de credietvereenigingen der duitsche arbeiders gewezen, als dagelijks in ruimer kring ten zegen der arbeidende klasse werkende. Anderen hebben het participatie-stelsel hemelhoog verhieven en op verschillende voorbeelden gewezen van de toepassing van dat
48 stelsel in Engeland , Duitschland en Frankrijk , waarbij men zich ten doel stelt de loontrekkenden tot kapitalisten te maken. Weer anderen , bescheidener in hun idealen , hebben gemeend dat 1eter openbaar onderwijs alle gevaar zou bezweren. Wij hebben op het oogenblik ons niet in te laten met een onderzoek naar de praktische waarde dezer verschillentle stelsels. Deden wij het , het zou ons gewis blijken , dat men van ieder dezer theorien te veel heeft verwacht , en zich daardoor teleurstellingen bereid. Wij wilden echter hier slechts aantoonen , dat de kwaal , waarvan wij spraken , algemeener , ouder en ernstiger is dan men gewoonlijk meent. leder middel, dat voor een panacee wordt uitgegeven, wantrouwen wij evenzeer op geestelijk als op stoffelijk gebied. Maar wij gelooven aan de macht van een goeden leefregel en van de gezondheidsleer wij hebben vertrouwen in de langzame werking van de natuur en van den tijd. De ervaring eener halve eeuw heeft ons de arbeidende klasse leeren begrijpen : wij kennen thans hare behoeften , haar streven en haar karakter wij weten hoeveel vooroordeel en wrok bij haar gepaard gaat met edeler denkbeelden en kinderlijke illusion. Hier en daar zijn pogingen gedaan om den arbeidenden stand in welvaart, zedelijkheid en kennis te doen toenemen. Al ons streven moet er op gericht zijn om die pogingen algemeener en volkomener te maken. Men wachte zich voor de meening , dat er een uitsluitend middel is, om het zoogenaamde arbeiders-vraagstuk op te lossen. Men voorkomt en stuit eene organische verwikkeling niet door eene formule of door een mecanisme. Maar men kan de methode van het onderwijs verbeteren , en de arbeiders helpen in het rechte gebruik van hunne spaarpenningen. Men mag bovendien rekenen
49 op hun gezond verstand : op de medewerking dier elementen in de maatschappij , die een krachtig leven in zich dragen. Bij den dag wordt de voortbrenging.aanzienlijker en gemakkelijker : de volksrijkdom neemt toe : het evenredig deel , dat elk daaraan heeft, wordt grooter. Ziedaar zaken , die de beweging onder de arbeiders tot bedaren kunnen brengen. Gewis hebben wij nog min of meer ernstige schokken te verwachten : het is goed daarop voorbereid te zijn , om ze zonder moedeloosheid en zonder zwakheid te ondergaan. Welke bezwaren de menschheid ook op haar weg moge ontmoeten , zij blijft altijd voorwaarts gaan. Somtijds is de krachtsinspanning , die zij heeft moeten aanwenden om hinderpalen te boven te komen, de bron geworden van hare gewichtigste zegepralen.
HOOFDSTUK II. De inrichting der arbeidersvereenigingen.
DE TRADES-UNIONS.
De arbeidersvereenigingen , die zich in het begin deter eeuw in Engeland onder den naam van trades-societies en trades-unions hebben gevormd , trekken sedert eenige jaren in sterke mate de aandacht van het publiek. Tot 1866 weinig opgemerkt en bijna niet bekend , hebben zij in dat jaar algemeen van zich doen spreken door eene reeks van aanslagen tegen personen en eigendommen, waarvan de steden Sheffield en Manchester het tooneel waren. Een door het parlement bevolen enquete , die met veel beleid en even groote onpartij dig4
50 heid werd ingesteld , heeft zeer uitvoerige en nauwkeurige kennis verschaft omtrent de inrichting , het doel en de gedragslijn dezer vereenigingen. Al de bijzonderheden van haar inwendig leven en van hare werking naar buiten zijn neergelegd in uitgebreide rapporten , die niet minder dan elf boekdeelen vullen. Het loonde de moeite , al de in die rapporten verstrooide lichtstralen in een bundel samen te voegen. De graaf van Parijs heeft in een populair boek , dat zonder opsmuk en aangenaam geschreven is , deze moeilijke taak ondernomen , en zich daarvan zeer gelukkig gekweten. Daardoor is het fransche publiek met deze engelsche arbeidersvereenigingen nader bekend geworden. Toch is in dit werk , hoezeer ook in Engeland en op het " vaste land gewaardeerd , geenszins het laatste woord omtrent de inrichting en de werking der trades-unions gesproken. Nog uitgebreider,, en bovendien nog nauwkeuriger inlichtingen zijn thans tot onze beschikking. De leden der enquete-commissie hebben hun eindverslag uitgebracht. Zij zagen zich door de openbare meening gedwongen een oordeel uit te spreken , en — gelijk het altijd in zulke gevallen gaat — zij hebben het met elkander niet eens kunnen worden. De meening van de meerderheid en die van de minderheid zijn daarop medegedeeld ; en sommige leden der meerderheid hebben het zelfs noodig geacht eenig voorbehoud en ettelijke opmerkingen te maken omtrent sommige punten , waarover zij met hunne medeleden van gevoelen verschilden.. Deze uiteenloopende oordeelvellingen zijn even geschikt om den lezer, , die de zaak van alle zijden wenscht te bezien , voortelichten , als om den wetgever in verwarring te brengen , die in de wenken der commissie een leiddraad moet vinden voor het vaststellen van wettelijke voorschriften.
51 Behalve deze officieele stukken zijn er in den laatsten tad degelijke werken van onbetwi stbare waarde verschenen, wier geest en strekking zeer verschillen. Be schrijver van een Bier werken , een staathuishoudkundige van de radicale richting, de beer Thornton , slaat een zeer stouten Loon aan. Hij trekt te velde tegen de klassieke staathuishoudkunde en schetst in een overdreven apologie van werkstakingen en trades-unions met geestdrift en bezieling een levendig tafereel van de engelsche arbeidersvereenigingen. Veel gematigder spreekt de heer James Stirling , in een zeer scherpzinnig werkje , waarin hij zonder eenige terughouding op de onbetwistbare , door die vereenigingen veroorzaakte rampen west, en krachtig de ware wetenschappelijke beginselen doet uitkomen, die door de hoofden en de verdedigers der trades unions zijn miskend. Uit deze verschillende bronnen gaan wij puttee bij het aanwijzen van de inrichting , het doel en de gevolgen van deze vereenigingen , die zich voorstellen in de sociale toestanden eene omkeering te weeg te brengen. Men zal niet ontkennen dat het tegenwoordige tijdstip geschikt is voor het leveren eener dergelijke studie. Talrijke voorteekenen doen ons vermoeden dat er eene groote poging der werklieden op handen is om een arbeidersbond te vormen , met het erkende doel om volkomen over het kapitaal te zegevieren 1). I. Be trades-unions, of ambachtsvereenigingen , zijn voor ongeveer vijftig jaren op een groot aantal plaatsen en 1 ) Dit gedeelte van het werk van den heer Leroy Beaulieu is in April 1870 als eene afzonderlijke studie in de Revue des Deux Mondes verschenen. 4*
52 in allerlei takken van nijverheid door de arbeiders uit eigen beweging tot stand gebracht. zijn geenszins gevormd naar een plan, noch geboren in het brein van een enkel persoon , maar hebben het aanzijn te danken aan het instinct der volksmassa's. In den aanvang vormden zij zich onafhankelijk van elkander : het waren kleine gezelschappen , die zich niet buiten den beperkten kring van eene bepaalde stad of van een district uitstrekten. Haar karakter was van den beginne of zeer veelzijdig. Zij waren aan den eenen kant vereenigingen van verdediging, of liever van aanval, met het doel om loonsverhooging , vermindering van werkuren en allerlei andere door den arbeider verlangde verbeteringen te verkrijgen. Tegelijkertijd waren zij , de meeste althans genootschappen van onderling hulpbetoon. Pat dubbel karakter is haar bijgebleven. Het vooruitzicht van ondersteuning , in geval van gebrek aan werk of van ziekte , heeft een groot aantal arbeiders aangelokt. En aan de andere zijde heeft ook de oorlog tusschen arbeid en kapitaal , die dagelijks verbitterder schijnt te worden , zeer vele werklieden doen toetreden. Onder deze invloeden hebben deze vereenigingen zich steeds vermenigvuldigd , uitgebreid en bevestigd. Haar aantal bedraagt thans ongeveer 2,000; zij tellen samen omstreeks 800,000 leden : de som der jaarlijksche bijdragen , die zij ontvangen , wordt geschat op een millioen pond sterling. Er is geene industrie , hoe gering ook, welke plaats zij ook moge bekleeden , die niet eene of meer trades- unions telt. Op de zeer lange lijst dezer vereenigingen vindt men bedrijven genoemd, wier naam en bestaan voorheen aan de meeste menschen niet bekend waren. Mocht een onverbiddelijk noodlot ooit alle gedenkteekenen onzer beschaving van de aarde doen verdwijnen ,
53 dan zou een lijst van de engelsche arbeidersvereenigingen voldoende zijn om een volledig denkbeeld to geven van de verwonderlijke verscheidenheid onzer nijverheid , en van den graad van volkomenheid , waartoe wij het in de verdeeling van den arbeid hebben gebracht. Er zijn in de ontwikkeling van het unionisme twee tijdvakken : het eerste wordt door verbrokkeling , het andere door onderlinge aaneensluiting dezer vereenigingen gekenmerkt. Naarmate de verkeersmiddelen volmaakter werden en aan alle oorden van het rijk zoowel de menschen als de denkbeelden meer met elkander in aanraking kwamen , sloten zich ook de verschillende vereenigingen aaneen : grootere groepen ontstonden. Zoo zag men langzamerhand groote vereenigingen tot stand komen van arbeiders, die tot hetzelfde bedrijf behoorden. De groote engelsche arbeidersvereenigingen zijn dus niet oud en alle uit de samenvoeging van kleine 'gezelschappen geboren. Zij zijn ontstaan door eene beweging onder de arbeiders zelven , die geheel natuurlijk is en steeds grootere kringen vormt. Zij zijn veel moor de vrucht van den tijd en van de omstandigheden dan van overleg. Een bewijs leveren zij ons van de kracht en de algemeenheid Bier sociale beweging, die in onze eeuw de gelijksoortige elementen er toe drijft om zich bij elkander aantesluiten , met opoffering van hun zelfstandig bestaan. Gelijk zich op staatkundig gebied groote nationaliteiten en in de industrie uitgebreide naamlooze vennootschappen vormen , zoo komen in het maatschappelijk leven reusachtige vereenigingen tot stand van menschen, die samengebracht worden door gelijkheid van arbeid, richting en belangen. Reeds in haar naam dragon de voornaamste engelsche
54 arbeidersvereenigingen eene aanduiding van de wijze waarop zij tot stand gekomen zijn : zij noemen zich gemengde vereenigingen (amalgamated). Onder deze behoort zij die de bekendste , schoon niet de talrijkste der trades unions is : die van de machine-makers (amalgamated engineers) in 1851 opgericht en 43.000 leden sterk: jaarlijks treden 2,000 a 3,000 nieuwe leden toe. Evenzoo eene andere kleinere , maar door hare inrichting opmerkelijke vereeniging, die van de verbonden timmerlieden (amalgamated carpenters), die 8,260 leden telt. De groote vereenigingen lokken steeds de groepen van minderen omvang tot zich : zoo verkreeg die der verbonden timmerlieden in een jaar 2,500 nieuwe leden , waardoor zij een vierde sterker werd. Tot een andere vereeniging van hetzelfde bedrijf, de operative house carpenters, traden in een jaar ook 2,500 arbeiders toe de friendly Society of operative masons won in 1866 4,760 leden. Een geheel plaatselijke vereeniging , die van de huisschilders te Manchester telt 3,960 leden, waarvan 1,209 drie jaren geleden gezamenlijk zijn toegetreden. Hoe machtiger de vereenigingen zijn, des to meer aantrekkingskracht oefenen zij op de kleinere kringen uit. Men begrijpt dat de gedragslijn en de maatregelen van deze vereenigingen voor een deel afhangen van haar ledental. Ook maakt het natuurlijk onderscheid , of zij plaatselijke gezelschappen zijn , binnen de grenzen eener stad besloten , provinciale kringen die zich over een gansch district uitstrekken , of wel nationals vereenigingen, wier werkzaamheid geen andere grenzen kent dan die van bet rijk. Het is van to meer belang deze drie soorten niet met elkaár to verwarren , omdat partijdige schrijvers maar op eene categorie plegen te wijzen en van de beide andere zwijgen. Zij , die er op uit zijn om het unionisme
55 in het ongunstigste licht te stellen , voeren alleen de plaatselijke vereenigingen als die van Sheffield ten tooneele: treurige samenspanningen van booswichten , onnoozelen of slachtoffers. Andere schrbvers daarentegen , die bewondering en sympathie voor de trades- unions willen opwekken , staan enkel stil bij de groote nationale vereenigingen , als die van de machine-makers of verbonden timmerlieden , en beschrijven uitvoerig hare inrichting, het beleid en de gematigdheid barer aanvoerders , de tucht en de goede houding harer leden. Zoo men bij een oordeel over de leiding der Engelsche vereenigingen alleen afging op hare statuten , zou men gelooven dat zij een der volmaaktste typen leveren der regeering van alien door alien. Nooit bevatte een staatsregeling , uit een stuk door een wijsgeer ontworpen , grooter voorzorgen om misbruik van macht to voorkomen en om , waar het gewichtige punten betreft , de beslissing en het toezicht in handen der belanghebbenden te plaatsen. Een der opmerkelijkste verschijnselen in de geschiedenis van het vereenigingswezen is doze radicale democratische inrichting , die vrij gehouden is van alles wat naar den geest der aristocratie of der bourgeoisie zweemt. Zij die uit hun ideaal der samenleving alle persoonlijk gezag plegen to verbannen , dat niet onmiddellijk uit den wil des y olks voortkomt, kunnen in de trades-unions de verwezenlijking zien van hun droomen. Vooral in de kleine plaatselijke vereenigingen , die tot 6Cne stall en een bedrijf beperkt zijn , zou men mogen verwachten de natuurlijke en weldadige vruchten to vinden der democratische beginselen , zeden en tradition in hunne oorspronkelijke zuiverheid. Doze vereenigingen hebben een beperkt aantal leden , meestal eenige honderden; op zijn hoogst drie- of vierduizend. Allen kennen elkander ,
56 komen dagelijks bij den arbeid met elkaAr in aanraking, en zijn op de hoogte der zaken hunne vereeniging betreffende. Kan men zich eene schooner gelegenheid denken om het zoogenaamd rechtstreeksch bestuur in praktijk te brengen en dit eerlijk en krachtig te doen ? Spreekt het niet van zelf dat de meerderheid den boventoon heeft in deze bijeenkomsten van vrienden en broeders? Zal niet in de bij meerderheid van- stemmen voor een korten tijd gekozen personen een gevoel van wezenlijke verantwoordelijkheid krachtig werken ? Natuurlijk — zou men denken — is het onmogelijk, dat eenige leden over al de anderen tegen hun zin heerschen en zich in deze kleine republieken van een onbeperkt dictatoriaal gezag meester maken. En toch geschiedt dit. Het is maar al te waar,, de feiten bewijzen het , dat in al deze kleinere vereenigingen noch vrijheid , noch controle bestaan. De meest besliste voorstanders der engelsche arbeidersvereenigingen stemmen het toe. Niemand laat zich duidelijker in dien zin uit dan de vurige lofredenaar der trades-unions , Thornton. In deze vereenigingen van beperkten omvang — zegt hij — kan men telkens de voorliefde zien uitkomen , die het algemeene stemrecht voor het dictatorschap koestert het toont steeds neiging om alles door een persoon te laten besturen. Deze plaatselijke arbeidersvereenigingen doen ons denken aan de kleine republieken van het oude Griekenland , die — waarschijnlijk wegens haren zeer geringen omvang — zeer spoedig tot een aristocratischen of autocratischen regeeringsvorm vervielen. Vele omstandigheden dragen er toe bij om het gezag aldus in een punt samentetrekken en dien toestand te bestendigen. Wat in theorie de regelmatige uitoefening der vrije instellingen schijnt te moeten begunstigen werkt in de
57 praktijk dikwijls juist andersom. Het kleine getal der leden , hunne gedurige onderlinge aanraking , werken de bangmakerij en zelfs de omkooperij in de hand. Altijd gadeslagen door die personen , die zij zelven aan het hoofd hebben gesteld , worden de leden met argus-oogen nagegaan bij al wat zij doen. Zij hebben altijd de hulp hunner aanvoerders noodig om zich werk te verschaffen , als het hun ontbreekt, en om in geval van ziekte , ongeluk , of gedwongen werkstaking ondersteuning te verkrijgen. Tegen de uitspraak van het bestuur kunnen zij niet in beroep komen. Niet enkel vorsten scheppen behagen in partijdigheid en willekeur. leder hoofd van eene kleine engelsche werklieden- vereeniging kan beloonen en straffen en heeft dus ook zijn vleiers en slaven. Hoe ongelijk in die soort van gezelschappen het gezag verdeeld is , ook onder hen, die volgens hun mandaat alien dezelfde macht moesten hebben , blijkt uit eene opmerkelijke verklaring in het enquete-rapport. Aan een werkman , die zestien weken een plaats in het bestuur eener vereeniging had bekleed , had men gevraagd , wat de werkzaamheden van de leden van dat bestuur waren. Hij wist er niets van. „Naar wat deedt gij zelf? — 1k zat zwijgend mijn ale te lepperen. — En wat deden de anderen ? — Irelen van hen deden als ik." — Op de vergadering waaromtrent hij ondervraagd werd , had hij een stuk geteekend , opgesteld door den secretaris , maar het noch gelezen noch hooren voorlezen : hij wist niet wat er in stond. Men vroeg hem of de leden van het bestuur dan niets anders te doen hadden , dan bier lepperen. Hij kon dat niet zeggen: in die zestien weken waarin hij lid van het bestuur was geweest , had hij te dien aanzien niets ontdekt. Het is niet te verwonderen. Deze kleine republie-
58 ken hebben , even goed als de groote , hare officieele candidaten , die men met flesschen bier betaalt , en van wie men louter de handteekening vraagt. Zij zijn enkel werktuigen , die zich van te voren verbonden hebben om alle besluiten en rekeningen goedtekeuren , waarop zij toezicht heeten uitteoefenen. Het zou de moeite waard zijn eene schets te geven van de bestuurders dier locale vereenigingen. Volgden wij onze fantazie , dan zouden wij misschien eene karikatuur leveren : luisteren wij daaro m liever naar Thornton , den bestendigen apologeet 1 ) van de engelsche arbeidersvereenigingen. Hij • geeft eene meesterlijke schets. „Echte volksleiders, twistziek, hebzuchtig , all tongue and stomach (gansch tong en maag) , weten een betrekking in de vereeniging te verkrijgen door declameeren en huichelen , en begeeren die alleen om de rantsoenen van brood en visch , van bier en grog , die daaraan verbonden zijn , om het beetje eer dat zij geeft , om de volmacht tot luieren , die zij met zich brengt , en om de draaierijen en schelmstukken , die zij hun vergunt. Door lokaas van deze . soort worden in deze vereenigingen de eerzuchtigen van slecht allooi maar al te zeer aangetrokken." De waarheid van Thorntons woorden wordt bevestigd door zeer . goed gestaafde feiten. Bat een man als Broadhead aan het hoofd van de zaagslijpers van Sheffield stand, is geen op zich zelf staand feit : men kan op vele andere wijzen , die niet van toevalligen of voorbijgaanden aard zijn. Hebben niet sommige van die kleine vereenigingen in haar bestuur mannen behouden , van Welke het bewezen was , dat zij misdaden hadden uitgelokt en moordenaars bezoldigd ? 1 ) Thornton spreekt te veel kwaad van de trades-unions om hun ,,bestendigen apologeet" genoemd te worden. P.
59 Al de aanvoerders zijn zonder twijfel niet zoo diep bedorven , maar de meeste bieden volstrekt geen voldoenden waarborg aan , wat gedrag en karakter betreft. „Deze mannen schrijft Thornton nog — hebben zeker hunne betrekking als bestuurders niet verkregen zonder dat daarbij eenige acht is geslagen op hun geschiktheid; maar daarbij spelen ook andere zaken eene belangrijke rol : vooral komt in aanmerking of zij vroolijke gasten zijn. Het is misschien een volstrekt vereischte dat zij genoegzaam zijn ontwikkeld om een dragelijk rapport of een hevig manifest optestellen. Maar indien zij den naam hebben van lustige makkers te zijn , die, als zij een lichten roes aan liebben , met aangename vroolijkheid een schalksch liedje zingen en aardig vertellen kunnen , dan verhoogt dat zeer het vertrouwen dat men in hen stelt. a
wij
Franschen zouden niet gedacht hebben dat onze
Engelsche buren zoo, gevoelig waren voor die uiterlijke eigenschappen en die oppervlakkige aangenaamheid in den omgang , die ons gezellig yolk zoo hoog waardeert. Intusschen hebben wij thans gezien wat de hoofden en de inrichting zijn van die plaatselijke vereenigingen. Om ze juist te beoordeelen , moeten wij nog aantoonen , wat haar vruchten zijn, en daarop komen wij dan ook later terug. Veel geregelder bestuurd en van eerbiedwaardiger voorkomen , meer respectable, zooals de gelukkige Engelsche uitdrukking luidt , zijn de trades-unions , die zich over eene gebeele provincie of een geheel district uitstrekken. De dwingelandij der hoofden is bij haar meer verborgen zij openbaart zich op minder onbeschaamde wijze en geeft meer vrijheid tot discussie , somtijds zelfs tot verzet. Deze provinciale vereenigingen zijn uit den aard der zaak in verschillende afdeelingen gesplitst , die men log es noemt, aan wier hoofd seen centraal en uitvoerend bestuur staat.
60 Maar toch wordt het beginsel van vertegenwoordiging in deze vereenigingen niet toegepast. De werkman verkiest altijd een stelsel van rechtstreekseh bestuur , omdat hij meent daarin meer vertrouwen te kunnen stellen. Alle gewichtige quaestien van praktische politiek — met deze weidsche uitdrukking worden de werkstakingen bedoeld — worden beslist door toepassing van het algemeen stemrecht. Een van de leden der enquete-commissie heeft ons beschreven hoe het daarmede in zijn werk gaat. Stembilletten worden gezonden aan al de leden der vereeniging. Herhaaldelijk wordt in iedere loge door hare leden over de te nemen maatregelen beraadslaagd. Bij uitzondering kiezen in sommige gevallen de verschillende loges afgevaardigden, die met elkander in overleg treden , niet zonder somtijds weer hunne kiezers te raadplegen ; en dikwijls wordt, na vele maanden van openbare overweging , met meerderheid van stemmen eene beslissing genomen. Waar zou men eene redelijker en volkomener inrichting kunnen vinden P Ongelukkig is zij in de practijk even bedriegelijk als zij verleidelijk is in theories Den boventoon en het laatste woord in alle discussion hebben de leden van het uitvoerend bestuur. Dit is voldoende gebleken bij de laatste , zoo ontzaglijke werkstaking van de puddlers van Staffordshire , welke — de verdedigers der trades-unions hebben het zelven erkend — door den raad van bestuur alleen is doorgedreven. Het is natuurlijk en onvermijdelijk dat de mannen , die aan het hoofd deter vereenigingen staan , eene neiging hebben — wellicht zonder het zich bewust te zijn — om werkstakingen aan te moedigen , zoo al niet uittelokken. Men toont den mensch slecht te kunnen , zoo men hem niet in staat gelooft om misbruik te maken van een bijna onbeperkte macht, die hem door de omstandig-
61 heden is toevertrouwd. Wie eenigszins het karakter van deze tot hooger aanzien gekomen arbeiders kent , weet ook, Welk een onwederstaanbare verleiding voor hen ligt in de mogelijkheid van een rol in het openbare leven te spelen en in aller oogen manners van gewicht te zijn. Groote meetings te presideeren ; voor talrijke vergaderingen als sprekers op te treden ; manifesten op te stellen ; op een voet van gelijkheid met rijke patroons te onderhandelen ; een gehoorzame menigte te leiden, op te zetten en te bedaren ; vrede te sluiten en te teekenen ; zijn naam in alle dagbladen gedrukt en wijd en zij d bekend te zien — is er in die macht en dien roem , al zijn zij nog zoo kort van duur , niet een groote aantrekkingskracht , een onweerstaanbare verlokking ? Al die genietingen waren eertijds uitsluitend voor de rijkere klasse toegankelijk ; thans kunnen zij ook door de meest ontwikkelden van den arbeidenden stand gesmaakt worden. Met wellust halen zij aan die tot nu toe verboden vrucht hun hart op. Groote menschen laten zich evengoed als kinderen met zeepbellen vermaken. Al zien zij er bij dit spel der eerzucht ernstiger en deftiger uit, in het wezen der zaak, in hun hart , zijn zij kinderen gebleven. Maar niet enkel eerzucht drijft de meeste dezer leiders. Er zijn ook geloovigen onder hen , overtuigd van de waarheid van hun credo, en die zich als de uitverkoren vertegenwoordigers der lijdende en strijdende menschheid, als de pioniers der toekomst beschouwen. Aan een overdreven gevoel van de beteekenis hunner personen paart zich bij hen het denkbeeld van eene providentieele zending. Het zijn niet enkel volkstribunen , maar ook apostelen. Thans komen wij tot die groote nationale vereenigingen ,
62 die aan de voorstanders van het unionisme stof geven tot fraai gekleurde tafereelen en lyrische ontboezemingen. Deze groote gezelschappen , waarvan sommige bij de 50,000 leden tellen , vervullen hem , die ze nadert om ze te leeren kennen , met eerbied en verbazing. Gewis zijn zij niet zonder groote gebreken , die terstond in het oog springen. Daar zijn er onder, , b. v. die der mijnwerkers , de talrijkste van alien — die zich somtijds in de practijk even onstuimig en tuchteloos gedragen als de kleinste plaatselijke vereenigingen Zij hebben bezoldigde agenten , die betaald worden om de arbeiders op te zetten. Een werkman , die als getuige voor de enquete-commissie werd gehoord , schilderde op onbetaalbare wijze de welsprekendheid en den invloed van een Bier agenten. „Hij wist de arbeiders zeer optewinden , maar dikwifis zonder dat hij zich zelven van de uitwerking zijner woorden rekenschap gaf: het was overigens een zeer krachtig redenaar , die eene geweldige stem had en veel leven maak te." Dus zoo ongeveer als een trommelslager P vroeg de heer Roebuck, een van de uitstekendste leden der commissie. — Werkelijk bestaat de geheele wijsheid en al de kunst van de hoofden der vereenigingen zeer dikwijls in een verward geschal van woorden die den strijdlust van den grooten hoop der arbeiders prikkelen. Toch moet men door geen onjuiste vergelijkingen onrecht doen aan voortreffelijke vereenigingen, gelijk die der machine-makers of die der verbonden timmerlieden. Daar vinden wij een volledig samenstel van zeer wel doordachte instellingen. De vereeniging der amalgamated carpenters telt niet meer dan 8000 leden , verdeeld in 190 afdeelingen of loges. Dat getal is klein voor eene nationale vereeniging van den eersten rang ; maar zij vergoedt de geringheid van het aantal leden door hare uitstekende inrichting.
63 Eene afdeeling mag niet minder dan zeven en niet meer dan driehonderd leden tellen. Iedere loge is overigens een zelfstandig lichaam , dat zijne eigene hoofden heeft, die gewoonlijk voor Brie maanden verkozen worden , behalve de penningmeester,, de secretaris en de rapporteur,, die hunne betrekking een jaar lang behouden. Zij int , bewaart en gebruikt hare eigene inkomsten en heeft zoodoende een self-government. De verkiezingen der bestuurders hebben plaats in vergaderingen , waarop de leden moeten verschijnen , willen zij niet in boete vervallen. Zoo dikwijls de omstandigheden het noodig maken , komt het bestuur been om de loopende zaken te regelen. Om de veertien dagen wordt de geheele loge tot eene gewone vergadering bijeengeroepen om op de besluiten van het bestuur toezicht te houden , ze goed te keuren of te wijzigen , en het Joel te bepalen, waartoe de gelden zullen gebruikt worden. Het centrale gezag der vereeniging is opgedragen aan een algemeenen raad , bestaande uit een voorzitter en zestien leden , van Welke er zes gekozen worden door de Londensche afdeelingen en de overige door de provinciale loges. Deze raad kan voor de helft om de zes maanden vernieuwd worden. Daar de leden der provinciale afdeelingen noch den tad, noch het geld zouden hebben om telkens bijeenkomsten in de hoofdstad bij te wonen , is de leiding der zaken feitelijk aan een uitvoerende commissie overgelaten , die uit de zes leden der hoofdstad en een door de Londensche loges gekozen voorzitter bestaat. Deze commissie heeft eene volmacht , die in theorie zeer bepaald omschreven , maar praktiseh bijna onbeperkt is. Zij heeft ten aanzien der verschillende loges een recht van toezicht en leiding; vooral houdt zij het oog op hunne financien , beslist als er van hun besluiten in hooger
64 beroep wordt gekomen , geeft vergunning tot het oprichten van nieuwe afdeelingen , schrijft werkstakingen uit , keurt ze goed of maakt er een einde aan. Zij heeft overigens geen wetgevende macht : deze berust bij de gezamenlijke vereeniging. Van de beslissingen der uitvoerende commissie kan ook in beroep gekomen worden; indien eene loge zich met eene meerderheid van twee derden der stemmen daartegen verklaart , neemt men zijne toevlucht tot een plebisciet. In laatste instantie beslist dus het algemeen stemrecht en vernietigt of wijzigt de besluiten der bestuurders. Men ziet , hoeveel voorzorgen er gekomen zijn om de leiders der vereeniging de nederige uitvoerders van den volkswil te doen zijn. Maar ijdel zijn geschreven wetten , indien zij strijden met maatschappelijke zeden en toestanden. Die in theorie aan zooveel leibanden loopende bestuurders zijn in de praktijk hoogst onafhankelijk in hunne bewegingen. Daar zij iedere zes maanden herkiesbaar zijn, worden zij altijd weer herkozen. Zoo blijven zij lange jaren hunne betrekking behouden en gaan weldra voor onmisbaar door. Zij eerbiedigen de letter, maar niet den geest der statuten. Zij hebben het gewichtige voordeel van het initiatief, brengen de quaestien te berde wanneer het hun goeddunkt , hebben de redactie der wetten en krijgen ten slotte altijd hun zin. Aan eene illusie geeft men zich over als men meent , dat men eene waarachtige vrijheid en een afdoend toezicht kan in het 'even roepen in eene vereeniging, waarin alles stuifzand is , waarin de onverbiddelijke eisch van meetkunstige gelijkheid niets dan op zich zelve staande moleculen heeft overgelaten. Onmisbaar voor de werking der liberale instellingen is de verscheidenheid van maatschappelijke toestanden en invloeden. In die verscheiden-
65 heid ligt zelfs haar voorname kracht. In die groote vereenigingen van indivichts , die men nationale arbeidersvereenigingen noemt , is niemand door zijn persoonlijkheid , door het algemeen vertrouwen dat hij geniet , of door het onafhankelijke van zijn positie in staat om zich tegen de eenmaal verkozen bestuurders te verzetten en zoo den kern eener oppositie uit te maken. Nog andere omstandigheden , die met het streven van het unionisme in verband staan , hebben de strekking om het gezag bij enkelen te doen berusten en het toezicht der anderen te beletten. De vereenigingen toch zijn strijdbare lichamen: men kan ze gerust regimenten noemen , een leger, dat steeds tegenover den land staat. Dat in den verbitterden en rusteloozen oorlog, dien de arbeid tegen het kapitaal begonnen heeft , krijgstucht volstrekt noodig is , begrijpen alien. Gehoorzaamheid aan de aanvoerders is daarom een eerst vereischte. Niet zoolang de kamp duurt , maar na de zegepraal zal onder de arbeiders zelven de strijd om den voorrang tusschen verschillende personen en tusschen uiteenloopende beginselen worden gestreden. Dat voor de werking van liberale instellingen het bestaan en de samenwerking van al de klassen der maatschappij vereischt worden , is eene providentiele , of wil men liever,, eene organieke wet, die op onzen socialen toestand zeker van toepassing is. Heeft men eene regeering , enkel uit aristocraten , burgers of werklieden bestaande, zoo zal men altijd een despotiek bewind hebben. Het zal een comite de salut public zijn , een raad van tienen of eene dictatuur; maar geen vreedzaam en geregeld bestuur. In al deze vereenigingen , die uitsluitend hare leden zoeken onder een bepaalden stand, met het oog op een bepaalden socialen strijd , zullen steeds 5
de
66 radicale minderheden den toon aangeven. Dat wordt erkend door de warmste voorstanders van het unionisme , zelfs door Thornton. Het blijkt duidelijk — schrijft hij — dat de uitvoerende raden van de arbeidersvereenigingen volkomen in de gelegenheid zijn om op de leden die machtige pressie uit te oefenen , waarvan de openbare meening hen. beschuldigt. Bovendien is het zeker, dat door alle raden die pressie met meer of minder hevigheid wordt uitgeoefend , naar gelang deels de algemeene aard der vereeniging , deels het individuele karakter der bestuurders zulks medebrengt. De leiders dezer groote nationale vereenigingen zijn geheel andere mannen dan die der plaatselijke : zij zijn geletterd en gaan met diplomatieken en politieken tact te werk. Zij zien verder dan het tegenwoordige , en vermijden of voorkomen daarom gewaagde of voorbarige pogingen : zij nemen den schijn aan van gematigdheid , bedaardheid en waardigheid. Hunne taal klinkt niet ruw : zij willen niet alleen kloeke , maar ook verstandige stuurlieden zijn zij pogen zich als groote staatslieden te gedragen , schoon vele van hen doctrinairen zijn. Het bewustzijn van de ontzaglijke verantwoordelijkheid , die op hen rust, noodzaakt hen trouwens om de massa , waarover zij gebieden , eerder neer te zetten dan aan te vuren. Hunne betrekking is waarlijk geen sinecure, maar eischt een koortsachtige werkzaamheid van lichaam en geest. De heer Mac Donald, een der bestuurders van zulk een vereeniging, voorzitter van de nationale vereeniging der kolenmijnwerkers , verklaart dat hij in zeven jaren 1600 vergaderingen bijgewoon.d , 230,000 engelsche mijlen afgereisd , en 17,000 brieven geschreven heeft. Voor al hun moeite ontvangen die bestuurders een
67 mager loon. De algemeene secretaris van de vereeniging der verbonden timmerlieden heeft jaarlijks niet meer dan 1 30 pond sterling , nog geen f 1600. De buitengewone reiskosten zijn ruimer berekend. Als presentiegeld voor een vergadering , die bij dag plaats heeft , ontvangt een lid van den raad van bestuur der machine-makers het bedrag van zijn dagelijksch loon en bovendien nog 5 of 6 shillings , al naarmate de afstand is , dien hij afleggen moet. Een afgevaardigde van dezelfde vereeniging , die met eene zending belast is , ontvangt , behalve zijn arbeidsloon en zijn reiskosten , 7 shillings per dag. voor „andere onkosten." Een meeting, twee jaar geleden door de metselaars van Sheffield gehouden , kostte der vereeniging 13,000 gulden , daar elk lid zeven gulden per dag ontving en bovendien nog verblijf- en reiskosten en 30 cents voor vertering. De financien spelen een groote rol in deze , gelijk in alle andere vereenigingen. Er is reeds op gewezen , dat verreweg de meeste der engelsche arbeidersvereenigingen , om hare kassen to vullen , het lokaas gebruikten van onderling hulpbetoon : sommige beloven zelfs aan hare leden pensioen op hun ouden dag. In de vereeniging der verbonden timmerlieden moet ieder lid , behalve een entreegeld van 5 shill., een wekelijksche bijdrage van. 1 sh. , dat is , 2 pond sterling 12 shilling per jaar betalen. Het loon dezer arbeiders is in den regel 30 a 36 shill. per week , en de stortingen , die de vereeniging van hen eischt , bedragen dus 3 pCt. van hun inkomen. Het budget der vereeniging is in Brie afdeelingen gesplitst. De eene is gewijd aan onderling hulpbetoon en bevat o. a. ondersteuningen , die tot 12 shill. per week kunnen bedragen in geval van ziekte , wekelijksche pensioenen van 5 , 7 of 8 shill. voor ouden van 5*
68 dagen , begrafeniskosten van 12 pond sterling voor ieder lid , dat meer dan zes maanden tot de vereeniging heeft behoord. De tweede afdeeling wijst de kosten aan voor de zoogenaamde zaken van het bedrijf , voornamelijk voor werkstakingen. De laatste afdeeling regelt de algemeene kosten. Bedenkt men dat behalve de opgenoemde voordeelen de vereeniging aan hare leden subsidien voor landverhuizing , schadeloosstelling in geval van ongelukken en voor het verliezen van gereedschappen assurantie geeft , dan begrijpt men dat zulk eene vereeniging eene groote weldaad is voor hare leden. Toch moet men ook hier op zijne hoede zijn tegen de verleidelijke beloften der statuten. Hoewel tot nu toe , in de jaren van industrielen vred.e , de groote vereenigingen haar jaarlijksche rekening altijd met een aanzienlijk batig saldo gesloten hebben, zoo is toch het gevoelen van deskundigen , dat op den duur, als de leden ouder worden en er meer pensioenen moeten worden uitbetaald , de vereenigingen onmogelijk hare beloften zullen kunnen nakomen. Dat zou zelfs het geval zijn, indien zij al hare middelen voor onderlinge hulp gebruikten en niet aan werkstakingen verspilden. Maar tot nu toe zijn de werkstakingen nog altijd het doel van het unionisme : om deze te kunnen volhouden , verzamelt men kapitalen. Door ondersteuning en pensioenen voor te spiegelen , hebben de vereenigingen tal van leden gewonnen. De werkman , die, door dit lokaas verleid , eenmaal eenige stortingen heeft gedaan , is verplicht tot eene lijdelijke gehoorzaamheid , zoo hij althans zijn verkregen recht niet verliezen wil. Want , al is hij ook twintig jaren lang lid geweest , hij kan altijd op willekeurige wijze , zonder eenige schadeloosstelling, worden uitgebannen. Ian den anderen kant bestaat er eene
69 groote verzoeking voor de bestuurders om de fondsen , die bestemd zijn voor den ouden dag der leden , te gebruiken tot het voeren van den industrielen krijg. De praktijk rechtvaardigt maar al te dikwijls de waarheid der regels : „How oft the sight of means to do ill deeds Makes deeds ill done." Dat de boeken deter vereenigingen , wat nauwkeurigheid betreft , veel te wenschen overlaten , zal niemand verwonderen. Niet alleen toch verstaat de arbeidersklasse de kunst van boekhouden slecht , maar talrijk zijn ook de voorbeelden van oneerlijkheid. Niet enkel komt het voor, dat de kashouders zich met de kas uit de voeren maken : de onbeschaamdheid en de huichelarij gaan verder. Het is gebeurd , dat penningmeesters , die des nachts de oproeping ontvingen om den volgenden morgen verantwoording te doen , nog eer de dag aan.brak hun huffs lieten verbranden of plunderen. Boekhouders hebben dikwijls uit hun grootboek de bladzijden gescheurd , die hun bedrog aan het licht moesten brengen. Deze misdadige knoeierijen zijn dikwijls hoogst lachwekkend en komisch bij al hare onbeschaamdheid. Een zeker thesaurier nam zijne toevlucht tot een vernuftig middel : hij liet zijn kasboek in het vuur vallen en geheel verbranden, omdat hij — zoo als hij later als iets zeer natuurlijks verhaalde geen tang bij de hand had , en zijne vingers zou verbrand hebben, als hij het uit het vuur gehaald had. Dat heeft zeker niet veel van de nauwgezette orde , die op de engelsche koopmanskantoren heerscht. De Engelschen plegen niet zonder trots te verhalen dat, in een groot Londensch bankiershuis , waar dagelijks millioenen worden omgezet, op de rekening zekeren
70 avond een penny te kort kwam en niemand het kantoor verliet , voor de ongelukkige penny was gevonden. Het schijnt wel dat de bourgeoisie deugden bezit , die de ambtenaren der arbeidersvereenigingen nog hebben aan te leeren.
II. Wij hebben nagegaan hoe de engelsche arbeidersvereenigingen zijn ingericht ; het wordt tijd haar aan het werk te zien. Haar doel is den arbeidenden stand op te heffen. Dat streven is billijk ; verdienstelijk zelfs. Maar bijna al deze vereenigingen hebben een verkeerden weg ingeslagen om dat doel te bereiken. Men moet ze evenwel niet alien op eene lijn stellen , en geenszins het groote onderscheid uit het oog verliezen, dat , zoo als aangetoond is , tusschen de kleine plaatselijke en de groote nationale vereenigingen bestaat. Nemen wij als voorbeeld de vereeniging der steenbakkers. Men weet , dat al de engelsche steden met baksteen gebouwd zijn. Het is niet vermetel to beweren , dat men niet Halt ergens ter wereld een despotieker, aanmatigender en te gelijk onverstandiger volkje zal aantreffen , dan deze engelsche steenbakkers. Zij hebben vereenigingen gevormd , die het land in districten hebben verdeeld en die niet toestaan dat steenen, in het eene district gemaakt , in het andere worden ingevoerd ; hebben het gebruik van alle machines bid hun arbeid verboden , en ook dat van machinalen steen. Zij hebben met de metselaars en met de steenhouwers overeenkomsten gesloten , waarvan eenige artikelen aldus luiden : de steenen mogen niet in de steengroeven bewerkt worden en moeten in ruwen staat gebracht worden naar de plaats ,
71 waar zij gebruikt zullen worden het is den opperman verboden , steenen in een kruiwagen aan te brengen : hij moet ze in een bak dragen , en wel niet meer aan acht te gelijk. Tengevolge dier bepalingen worden de kosten van dezen arbeid voor den werkgever met 35 pCt. verhoogd. Men zou met het aanhalen van even belemmerende voorschriften bladzijden kunnen vullen. Ongelukkig dringt de besmetting van deze willekeur door tot de vereenigingen , die hooger staan. Een van de groote Londensche fabrikanten , de heer Trollope , verhaalt dat hij , aan een eerlijk werkman gevraagd hebbende : „is dat nu waarlijk een goed dagwerk ?" ten antwoord kreeg : „neen , maar men staat mij niet toe meer dan mine kameraden te doen." Een andermaal verweet dezelfde industrieel aan een arbeider , dat hij als een slak naar zijn werk kroop.
„A
doe dat niet voor mijn genoegen ,
was het antwoord : maar het is ons verboden ons warm te maken , indien het uw tijd is , dien wij besteden." Al deze feiten zijn maar al te waar : vele vereenigingen rekenen het haar leden als eene misdaad aan , indien zij ijverig zijn bij hun werk : bet is hun niet vergund hunne makkers vooruittekomen
(to best their mates). Te veel
fiver in de werkplaats kan eene boete in de loge berokkenen. Bovendien willen zelfs de groote vereenigingen het gebruik van machines weren en trachten er de zegenrijke gevolgen van te verlammen. Met hoeveel bezwaren heeft niet de heer Nasmyth (een industrieel, die vroeger werkman geweest is) to worstelen gehad, omdat hij die vernuftige machinale gereedschappen had uitgevonden , die zoo zeer hebben bijgedragen tot de ontwikkeling onzer tegenwoordige industrie. De graaf van Parijs verhaalt ons, dat in de Mersey iron
works twee metaal-
pletters , die niet meer werk verrichtten dan de andere
72 arbeiders , een jaarlijksche winst maakten , de een van 400 , de ander van 450 pond sterling , omdat er een nieuwe, betere machine was ingevoerd , en omdat het aan de patroons niet mogelijk geweest was , de oude tarieven te veranderen. Hoe bevorderlijk zulk een staat van zaken aan de voortbrenging is , laat zich begrijpen Een van de ongehoordste aanmatigingen der engelsche vereenigingen en tevens de meest algemeene , is het beperken van het aantal der leerlingen. Op dit punt zijn de groote zoowel als de kleine vereenigingen onverbiddelijk. Men ziet zich genoopt aantenemen , dat hare leden een zeer eigenaardig geweten hebben of een gansch bijzondere opvatting van den gang van zaken in ooze industrie. Met een volmaakte nalveteit stellen zij hunne eischen ten dezen opzichte , zonder dat zij schijnen te vermoeden hoeveel tyrannieks en onrechtvaardigs daarin schuilt. „De beperking van het aantal der leerlingen — zoo zegt een van hen — is de natuurlijkste zaak van de wergild : wij amen en , dat wij , daar wij in dit bedrijf zijn grootgebracht en vele jaren bezig zijn geweest om het te leeren , ook tot op zekere hoogte het recht hebben , om te verhinderen dat er meer arbeiders zich kunnen aanbieden , dan er strikt noodig zijn." De worklieden schrijven zich, door zich de beslissing daarover aantematigen , veel doorzicht en onpartijdigheid toe. Een ander spreekt met minder omwegen. „Wij beschouwen , zegt hij , deze leerlingenquaestie eenvoudig aldus : wij hebben een bedrijf geleerd , en wij willen dat het ons een fatsoenlijk bestaan (respectable living) zal opleveren." Bij dit lid der vereeniging schijnt de gedachte zelfs niet op te komen , dat er vele andere lieden in deze wereld zijn, die ook wel een fatsoenlijk bestaan willen hebben.
73 Zoo alleen onder de werklieden deze drogredenen ingang vonden , zou men het bejammeren, maar zich daarover niet verwonderen. Maar vreemd is het dat vele schrijvers ze als waarheid verkondigen. Laat ons zien , wat er gebeuren zou , wanneer in alle bedrijven van den eersten rang deze aanmatiging , waardoor het aantal leerlingen beperkt wordt , algemeen werd gehuldigd. Dat zou hierop neerkomen , dat , eene zekere kiasse van bevoorrechten uitgezonderd , alle werklieden zouden veroordeeld zijn om opperlieden te blijven. Eene kleine aristocratie onder de arbeiders wil zich inderdaad zoodoende het monopolie der winstgevende bedrijven verzekeren, ten koste van de minder bevoorrechte werklieden en van het jongere geslacht. De voorstanders van dit stelsel stellen het bezit van bekwaamheid en bedrevenheid in een handwerk op eene lijn met hetgeen voor een notarisambt of een ambtenaars betrekking gevorderd wordt. „Wij eischen geenszins — verklaarde een lid der trades-unions — dat de wet aan dit bezit dezelfde bescherming zal verleenen als aan de voorrechten der advokaten , der geneesheeren en andere dergelijke zoogenaamde vrije beroepen; wij zoeken ons slechts het bezit onzer voorrechten te verzekeren door het vormen van vereenigingen." De parallel die hier getrokken wordt is valsch. Hoe men ook denke over de nuttigheid der examens , die de aanstaande advokaat of de toekomstige geneesheer afleggen moet , volstrekt onwaar is het stellig , dat het aantal der advokaten of der geneesheeren beperkt is : iedereen kan tot die beroepen toegelaten worden. Bovendien is het examen voor deze personen niet voorgeschreven om hen, die de bedoelde beroepen reeds uitoefenen, voor concurrentie te vrijwaren , maar in het algemeen belang en vooral in dat van de minder ontwikkelden. Met logische gestrengheid drijven de arbeidersvereeni-
74 gingen dat beginsel van beperking der concurrentie tot in de uiterste gevolgtrekkingen door. Hier worden twee werkplaatsen verlaten , omdat de patroons hunne eigene zonen laten medewerken; ginds wordt door eene vereeniging van wevers aan de vrouw en de zusters van een harer leden het weven verboden , onder voorwendsel dat de statuten dezen arbeid niet aan vrouwen vergunnen. Elders meenen de patroons , na verbetering van sommige machines , dat zekere arbeid voortaan door kinderen zal kunnen verricht worden ; maar zij hebben buiten de vereeniging gerekend , die eischt dat volwassenen dien arbeid blijven volbrengen. De meest verlichte vereenigingen maken zich schuldig aan dit misbruik van macht. De secretaris der vereenigde machinemakers verklaarde voor de enquetecommissie, dat in de laatste tien jaren een der voornaamste oorzaken van twist tusschen arbeiders en patroons gelegen was in het veelvuldig gebruik van kinderen bij het werk. En toch is het natuurlijk , dat men ze gebruikt , daar de groote vereenvoudiging door allerlei uitvindingen en het machinewezen teweeggebracht , vele soorten van arbeid zeer veel gemakkelijker en weinig vermoeiend hebben gemaakt. Het zoogenaamde werken bij het stuk wordt ook door vele trades-unions afgekeurd en verboden ; met name door de machtigste en de betrekkelijk meest verlichte dezer vereenigingen , die van de metselaars en die van de machinemakers. Wij zouden den lezer beleedigen met hier nog eens to gaan bewijzen dat het werken bij het stuk en voor den arbeider en voor den patroon en voor de algemeene welvaart het heilzaamst is. Sedert eenigen tijd heeft men dikwifis de quaestie ter sprake gebracht van het participatie-stelsel , waarbij de arbeiders een aandeel in de winst der zaak hebben. Welnu, het wer-
75 ken bij het stuk is slechts een vorm, waarin die participatie zich voordoet. Maar de vereenigingen zijn van eene andere meening. Tot de grootste drogredenen nemen zij de toevlucht om hunne veroordeeling van dat werken bij het stuk te rechtvaardigen. Zij beweren , dat het de werklieden tot onmatigheid brengt en slechter werk doet leveren. Er zijn schrijvers van talent, b. v. Thornton , die deze vooroordeelen in bescherming nemen , in weerwil van hun klaarblijkelijke onjuistheid en van het eenparig oordeel der industrieelen , die er toch volstrekt geen belang bij hebben om losbandige werklieden en slecht werk te verkrijgen. Het is te betreuren , dat de graaf van Parijs zich in dit opzicht aan de zijde der unionisten geschaard heeft. ,,Waarom — zoo vroeg een arbeider voor de enquetecommissie — zou het werken op vast dagloon zoo verkeerd zijn, terwijl al de ambtenaren van den staat , van den eersten minister of tot den laagsten matroos der marine , op dagloon werken en daarom toch hun task zeer wel vervullen ?" Dit nog al geestige antwoord houdt echter geen steek : werken bij het stuk is natuurlijk alleen mogelijk bij die soort van arbeid , waarbij het resultaat gemakkelijk te beoordeelen en nategaan is.. Dit nu is volstrekt niet mogelijk bij de diensten van intellectueelen acrd, die een ambtenaar bewijst , en evenmin bij het werk dat een matroos van de marine verricht, die geen artikel levert, dat eene bepaalde waarde in den handel vertegenwoordigt. Men kan zulke ellendige drogredenen niet krachtig genoeg weerspreken. De ware reden van den haat, dien vele groote trades unions tegen het werken bij het stuk koesteren , is aangewezen door de enpuete-commissie. Zij is daarin gelegen , dat deze wijze van werken den ontzaglijken invloed doet uitkomen, dien de goede wil
76 en de oplettendheid van den werkman op zijn productiviteit uitoefenen. De middelmatige werklieden zijn op het gedurig aan 't licht komen van die waarheid niet gesteld , en daar zij de meerderheid in de vereenigingen uitmaken , beletten zij dat het loon in eenigen anderen vorm dan in lien van vast dagloon wordt uitgereikt. Het toegeven aan deze aanmatigingen van de leden der unions kan in de praktijk alleen door werkstakingen worden afgedwongen. Deze voortebereiden en te organiseeren is dus haar groote taak ; al het andere is bijzaak. Eene groote moeilijkheid doet zich aanstonds voor : de werkstakingen kunnen geen vruchten dragen , tenzij al de werklieden van het bedrijf , of ten minste van eene bepaalde werkplaats , daaraan deelnemen. Bovendien moet men beletten dat vreemde arbeiders het werk op zich nemen. Dit bezwaar hebben de engelsche arbeidersvereenigingen trachten op teheffen door een systeem van bangmakerij. Op alle mogelijke wijze trachten zij er den schrik onder te krijgen. Toch moet men hier weder onderscheid maken tusschen de plaatselijke en de rationale vereenigingen. De eerste hebben tot elke soort van geweld en iedere misdaad hunne toevlucht genomen; de laatste zijn bezadigder , listiger , of — om het rechte woord te gebruiken — huichelachtiger te werk gegaan. Het zou nutteloos zijn , hier gene opsomming te geven van de misdaden van Sheffield of Manchester : weerlooze werklieden met geweerschoten gedood , gansche huisgezinnen die men met kruit in de lucht heeft doen springen , dat noemt men in de boeventaal der unionisten
a job,
eene kleinigheid. Er zijn daar mannen te vinden ,
die , voor een bedongen loon , zich met het uitvoeren deter strafoefeningen belasten. Wij bezitten de boeken der vereenigingen en weten nu wat in de negentiende
77 eeuw de moorden , de branden en andere gruweldaden. kosten. De saltabadils en al de gehuurde bravo's , die op het tooneel en in de romans voorkomen , zijn met hunne diensten op verre na zoo goedkoop niet. Las men in een verdicht verhaal , dat twee mannen , voor eene som van achttien gulden de persoon , op zich nemen een hun onbekenden man met zijn huis door middel van kruit in de lucht te doen springen , dan zou men dat onwaarschijnlijk noemen. Toch is bij de enquete gebleken, dat dit feit en andere dergelijke werkelijk zijn woorgevallen. Bekend is de zonderlinge episode van den Oude van den berg die in de oude geschiedenis der Ismaelieten voorkomt. Gedreven door de hoop op een hemelsch paradijs , waarvan men hun een aardschen voorsmaak mist te geven , volbrachten de dweepzieke discipelen van dien geheimzinnigen persoon zonder aarzelen elken hun bevolen moord. De arbeidersvereenigingen bezitten even goed hare bandieten. De verdediger deter vereenigingen , de heer Thornton , erkent het ronduit. „In elke groote arbeidersvereeniging — schrijft hij — zijn er altijd personen die , als zij maar goed betaald worden , even bereid zijn om alles te doen wat hun aanvoerders hun gelasten, als de italiaansche carbonari of de schotsche ribandmen." En dat is geen voorbijgaande toestand. De leden der enquete-commissie , die het gun.stigst over de trades-unions dachten, erkenden toch dat de wandaden te Sheffield bedreven, slechts eenige schakels vormen van een lange keten van misdrijven. Zij stemmen toe, dat de blue books, die de rapporten bevatten van de uit het parlement gekozen commissien van 1824 , 1825 en 1838 ,,wemelen" van even verschrikkelijke geschiedenissen. Het schijnt zelfs dat de praktijken der unionisten verbeterd zijn : men zegt dat zij geen vitriool
78 meer gebruiken om het gelaat van hen , die hun in den weg staan , te misvormen. Intusschen hebben zij het middel van brandstichting niet laten varen : wat voor een paar jaar te Thorncliffe is voorgevallen , bewijst zulks genoeg. Er komen zelfs nog afschuwelijker wraakoefeningen voor ; onder anderen het uitstooten der oogen met den duim van de hand , (to gouge the eyes out) dat de straf is van hen , die zich tegen de vereeniging verzetten. De geschiedenis van Italie verhaalt ons , hoe ten tijde van Paus Alexander VI een onderzoek werd ingesteld , naar aanleiding van het feit, dat de hertog van Gandia door zijn broeder Cesar Borgia vermoord en in den Tiber geworpen was. Een schipper had alles gezien. Toen men hem .vroeg waarom hij daarvan niet eerder had kennis gegeven, antwoordde hij , dat hij in zijn leven reeds veel dergelijke voorvallen had bijgewoond , waarvan niemand notitie had genomen , en dat hij dus niet gemeend had, aan het laatste zooveel meer gewicht te moeten hechten. 14 de jongste enquete in Engeland werd eene verklaring afgelegd , die daaraan herinnert. Een groot aantal werklieden , over bedreigingen die hun gedaan waren ondervraagd, weigerden eerst te antwoorden , en verklaarden daarna, dat zij mededeelingen zouden doen , indien men hun de middelen verschafte, om terstond daarna het land te verlaten. Als men er eens zoo den schrik onder heeft , behoeft men slechts van tijd tot tijd door eene of andere daad van geweld die vrees levendig te houden. Er zijn andere minder misdadige, maar meer algemeen gebruikelijke praktijken: b.v. het rattening , d. i. het ontnemen van het gereedschap aan den arbeider om hem zoodoende het werken onmogelijk te maken. De groote nationale vereenigingen wachten zich wel , zulke onbeschaamde wanbedrijven aantemoedigen dat
79 moet erkend worden. Maar tusschen hare gedragslijn en die van de plaatselijke vereenigingen bestaat alleen een verschil van vorm en graad. Hare politiek rust ook op het aanjagen van vrees ; zij doen het alleen met meer omzichtigheid. Een van hare gewone maatregelen is het verbod aan hare leden gegeven om met arbeiders , die niet tot een vereeniging behooren , to werken. Daaraan kan de wet natuurlijk niets doen. Men bedenke echter wel wat de gevolgen zijn van zulk een banvloek. Tot de groote vereenigingen der machinemakers en der timmerlieden behooren de helft of twee derden van de werklieden. Wanneer nu de leden der vereeniging weigeren in die werkplaatsen to arbeiden , waarin niet-leden werken , volgt daaruit dat het voor de laatste dikwijls onmogelijk is werk to vinden, en dat zij tot een kommervol levee veroordeeld zijn. Somtijds kunnen zij , al zijn hun armen nog zoo gespierd en al is hun goede wil zeer krachtig , het brood voor hun huisgezin niet verdienen. Men zal zeggen dat dit slechts eene zedelijke dwang is; maar het is niettemin eene klaarblijkelijke inbreuk op de vrijheid van den arbeid. Aan een nauwkeurige beschrijving van de uitwerkselen van dit barbaarsche verbod heeft Thornton eene opmerkelijke bladzijde gewijd. Hij heeft doen uitkomen , dat de werkman , die geen lid eener vereeniging is , door dezen maatregel in een staat van slavernij wordt gebracht , dat hij de vrije beschikking over zijn persoon verliest , dat hij in een even beklagenswaardigen toestand verkeert als de afrikaansche neger onder den zweep van zijn meester. Maar na aldus dezen toestand geschilderd to hebben , beweert dezelfde schrijver toch , dat de vereenigingen in haar recht zijn, en maakt hij ook aan de grootste onder haar van deze handelwijze geen verwijt!
80 Een ander middel , dat de vereenigingen somtijds aanwenden , is eene soort van banvloek , dien zij uitspreken over de arbeiders , die haar mishagen. Het is den leden verboden met de zoodanigen te spreken of hunne vragen te beantwoorden, zij noemen dat hen „naar Coventry zenden." Al deze maatregelen worden dikwijls toegepast en behooren tot hetgeen men fair play acht. Terwij1 iedere soort van vogelvrijverklaring door alle vrijheidlievende mannen op staatkundig terrein wordt afgekeurd , maken de beste arbeidersvereenigingen daarvan op haar gebied het ruimste gebruik. Zijn er werkstakingen aan den gang , dan ziet men , onder goedkeuring van de besturen der voornaamste trades-unions , niet minder schreeuwende misbruiken plaats grijpen. Zoodra eene werkstaking uitgeschreven is, worden de werkplaatsen , die in den ban gedaan zijn, van alle kanten met schildwachten omgeven, bestaande uit een zeker aantal arbeiders , aan Welke opgedragen is om met alle macht, door het aanbieden van geld , ja des noods met geweld , de vreemde arbeiders te weren , die de patroons zouden willen aannemen. Dat stelsel (picketing) heeft onvermijdelijk bedreigingen en vechtpartijen ten gevolge. De gedragslijn der groote vereenigingen is dus , wel beschouwd , geene andere als die van de kleinere. De heer Stirling zegt terecht , dat zij er naar streven , een maximum van dwangmaatregelen te verbinden met een minimum van wetsovertreding. Zij maken vooral een onbeperkt gebruik van wat zij zelven „de niet gewelddadige kwellingen" noemen. Wat zijn nu de uitwerkselen van al deze pogingen ? Is de stoffelijke welvaart van de leden der vereenigingen vooruitgegaan in eene mate, geevenredigd aan de offers die zij zich hebben getroost Zijn de loonen aanmerkelijk gestegen ten gevolge van
81 deze samenspanningen en door deze kunstmatige middelen ? Het antwoord is uiterst moeilijk te geven. Zonder twijfel is het loon der arbeiders hooger geworden. Op dit feit wizen de voorstanders der trades-unions om de deugdelijkheid van hun stelsel te betoogen. Deze slotsom is echter voorbarig en strijdig met eene gezonde logica. Het is eene van de schoonste eigenschappen van de inrichting onder maatschappij , dat het lot der werklieden, ook dat van de laagst geplaatste , eene strekking heeft om te verbeteren naar mate de middelen van voortbrenging , de ontdekkingen der wetenschap en het onderwijs in volmaking toenemen. Ziedaar een gelukkige wet , welker bestaan niet geloochend kan worden. Het is dan ook onbetwistbaar,, dat in de laatste dertig jaren overal en in ieder bedrijf de loonen sterk zijn verhoogd. Hebben nu de arbeidersvereenigingen hiertoe bijgedragen ? Wij gelooven het niet : een nauwkeurig onderzoek der feiten schijnt het tegendeel te leeren. Het is mogelijk dat het aan sommige groote vereenigingen gelukt is , tijdelijk en vooral schijnbaar het loon van den arbeider te doers stijgen boven het peil , waarop het door den natuurlijken loop van zaken zou gekomen zijn. Maar men moet zich door den schijn niet laten bedriegen. Wat is er, om een voorbeeld te noemen, gebeurd met de scheepstimmerlieden van de Theems? Door werkstakingen hebben zij hun loon op 7 shillings gebracht , maar de industrie van den scheepsbouw heeft bijn a terstond dit onherbergzaam oord verlaten; de meeste der werven zijn gesloten en op die, waar gewerkt wordt , is niet meer dan een tiende deel van de arbeiders bezig , die er voorheen een bestaan vonden. Een groot aantal smederijen in het noorden van Engeland zijn insgelijks onder den druk van ontijdige en onverstandige eischen der arbeiders aan het kwijnen geraakt. 6
82 De plaatsen , waar de industrie het meest bloeit , en dus het lot van den werkman het best verzekerd is , zijn juist die , waar de vereenigingen nog niet bestaan of waar zij niet gezegepraald hebben. Een voorbeeld leveren de scheepstimmerwerven aan de oevers van de Clyde. Uit de getuigenis van den heer Clark , directeur van, de groote smederijen van Merthyr-Tydvil , waarin 9,000 werklieden arbeiden , is gebleken , dat de loonen in deze onderneming steeds gestegen zijn , hoewel in die streek Been arbeidersvereeniging bestond. Ilc geloof niet — verklaarde de heer Robinson , ingenieur van eene groote fabriek te Manchester — dat deze vereenigingen veel hebben bijgedragen om de loonen in de verschillende takken van nijverheid te doen stijgen : maar ik ben er innig van overtuigd , dat zij de strekking hebben om de hoeveelheid werk , die voor een zeker loon geleverd wordt , te verminderen en bijgevolg de onkosten , aan de voortbrenging verbonden, te doen klimmen. Dat is de meening waaraan men zich ten slotte te houden heeft. Zonder den werkman te baten , heeft het vereenigingswezen de patroons en de verbruikers , kortom iedereen benadeeld. Men heeft berekend, dat de willekeurige maatregelen der arbeiders in het bouwvak te Manchester en ook op andere plaatsen de kosten van het bouwen van een huis 35 pct. hebben doen stijgen , en dat de huishuur van den arbeider,, die in den regel 4 shillings per week bedraagt, 3 shillings zou kunnen worden, zoo die maatregelen ophielden. Een algemeene staging van den prijs van alle zaken zonder eene werkelijke verhooging der loonen : ziedaar het voortreffelijke resultaat, waartoe zoovele vernuftige overleggingen hebben geleid. Laat ons er bijvoegen , dat de uitstekendste nijverheidsmannen ontmoedigd worden en voor den tijd zich uit de zaken terugtrekken. Zeer
83 verlichte mannen als Trollope, als Nasmyth, die buiten twijfel hunne industrie verder hebben gebracht , verklaren dat zij tiers jaren vroeger de zaken verlaten dan oorspronkelijk hun plan was. Het kapitaal verhuist en gaat in vreemde landen een • minder moeilijk terrein opzoeken , de bestellingen uit het wasteland verleeren den weg naar Engeland en wenden zich tot Frankrijk, Belgie of Noord-Duitschland. De verwarring in de handelsbetrekkingen , de onzekerheid der leveringen schrikken de buitenlandsche verbruikers af. Dat de machine-industrie in Frankrijk in de laatste tiers jaren zulk een groote vlucht genomen heeft is niet alleen te danken aan de vrijstelling van rechten van. metaal , dat in den vorm van machines weder wordt uitgevoerd, maar vooral aan den indirecten steun van de engelsche
trades-unions,
die de groote britsche fabrieken tot tijdelijken
stilstand of kwijning brachten. Dat bewijzen de feiten. Ten onrechte wordt beweerd , dat de loonen der arbeiders , die leden der vereenigingen zijn, hooger zijn, dan die der niet-leden. Dat kan alleen doorgaan voor die plaatsen waar de unionisten weigeren met de niet-leden te werken en deze dus tot den toestand van parias does dalen. Er bestaan vereenigingen onder de spinners , maar niet onder de weefsters : toch zijn de loonen der laatsten evenzeer gestegen als die der eersten. Te Wolverhampton vindt men metaalfabrieken waarin van 1831 tot 1860 het arbeidsloo n hetzelfde schijnt te zijn,gebleven. Evenzoo is het met de steenbakkers van sommige steden , b. v. van NewCastle. De boerendaglooners daarentegen , onder welke geene vereenigingen zijn opgericht , hebben hun loon 25 pct. zien rijzen. De heer
Stirling
doet uitkomen , dat de
soldij van de vrijwilligers bij het leger evenzeer verhoogd is, hoewel er bij hen, die met den wervenden sergeant handelen , geen sprake van coalitie kan zijn. Ook de loonen 6*
84 der dienstboden hebben die opwaartsche beweging mede gemaakt en de minste dienstmeid heeft haar huur sneller zien stijgen dan de onhandelbaarste machinemaker. Hoe zou het vereenigingswezen ook Joel kunn en treffen Zijn eenige kans van slagen bestond hierin , dat het tegenover de patroons , tusschen welke geen coalitie bestond, een onverbreekbaar verbond der arbeiders plaatste. Achtereenvolgens al de verschillende fabrieken van Engeland in den ban te doen, de eene na de andere te overwinnen , ziedaar het vernuftige plan. Naar het is voor altijd mislukt. Immers , de aaneensluiting der arbeiders heeft geleid tot aaneensluiting der patroons. Hoeveel moeilijkheden daaraan ook in den weg stonden , toch zijn de engelsche industrieelen er in geslaagd om zich met elkander te verstaan tot het vormen van een defensief verbond. Zij hebben de krijgstactiek van de tegenpartij overgenomen en deze maar al te goed volgehouden. Evenals de werklieden hebben zij hunne lijsten van vogelvrijverklaring gemaakt: een volkomen solidariteit hebben onder elkander tot stand weten te brengen. Zoodra de arbeiders eener fabriek eene werkstaking beginnen , zenden al de fabriekanten van hetzelfde district hun personeel weg en sluiten hunne fabrieken. Men noemt dat een lock out. Zeer dikwijls is dat in Engeland voorgekomen. Het is een hard maar noodig verdedigingsmiddel. Men begrijpt wat er van de industrie wordt bij zulk een wijze van krijgvoeren. De statuten van deze patroonsvereenigingen verdienen de aandacht. In de vereeniging van de ijzerfabriekanten van Noord-Engeland b. v. verzekert ieder fabriekant geheel of gedeeltelijk zijn kleiovens tegen werkstaking, zich verbindende om , op verzoek van den secretaris , een som te betalen , waarvan het bedrag vastgesteld wordt volgens het aantal zijner ovens en de winst die zij opbrengen. Verlaten
85 hem zijne werklieden , dan keert de vereeniging hem naar evenredigheid der door hem betaalde premie 3 of 4 pond sterling per week voor elken oven uit. Deze uitkeering wordt voorgeschoten uit de bijdragen , waarvoor de andere leden geteekend hebben. De vereeniging had in 1866 f 600,000 in kas. In de minder goed ingerichte patroonsvereenigingen gelukt het den fabriekanten toch elkander te ondersteunen en te zorgen dat de zwakkere leden niet behoeven toetegeven wegens goederen die zij betalen , leveringen en schulden waaraan zij voldoen , schadeloosstellingen die
zij uitkeeren moeten. Deze verdedigingsmaatregelen der patroons . zijn dan nu de vrucht der trades-unions. Werklieden en patroons sluiten niet meer afzonderlijk hunne overeenkomsten met elkander : zij vormen groote en welgesloten legers. Het is de oorlog op groote schaal met al zijne ellende , of liever — zooals de graaf van Parijs het noemt — het is een van die japansche duels, waarin ieder strijder zich met eigen hand den doodsteek geven moet. Indien nu de trades-unions zoo weinig doel treffen op materieel gebied, oefenen *zij dan misschien een gewichtigen invloed uit op de ontwikkeling van het verstand en van de zedelijkheid der arbeiders ? Wat dat betreft , meenen de unionisten een onbetwistbaar voordeel te hebben. Is het niet waar , — zoo vragen zij — dat de zeden van den arbeider winnen bij deze strenge tucht ? Moet deze niet heilzaam en versterkend op geest en gemoed werken , daar zij hen boven de platheid van hun dagelijksch leven verheft en hun gezichtskring oneindig ruimer maakt ? Deze vragen mogen niet bevestigend beantwoord worden. Wat het bedrijf aangaat , maakt het vereenigingswezen slechte werklieden; het belemmert het professioneele onderwijs door zijne voorschriften omtrent de leerlingen;
86 het, verlamt den ijver des werkmans en straft als een misdaad zijn edel streven om vooruit te komen. Door de vereenigingen werd , bij de discussie over de her-. vorming van het kieswezen , deze stelling geuit: spaarzame werklieden zijn egoisten , die niet verdienen kiezers te zijn. Bovendien oefent het unionisme een verlagenden invloed op den mensch uit het maakt hem tot slaaf, verlamt in hem den geest van initiatief, daar het hem de natuurlijke vrijheid van denken en handelen beneemt. Het is een drukkend juk , dat de menschelijke persoonlijkheid verbrijzelt. Evenals de leden eener bekende orde , wordt het lid der arbeidersvereeniging boven alles op gehoorzamen afgericht : hij moet zich onderwerpen ut cadaver. Met verbazing zien wij dat dezelfde mannen , die — en terecht — de centralisatie van het staatsbestuur niet scherp genoeg meenen te kunnen hekelen , het voor den werkman eene heilzame leerschool achten, zoo hij geheel en al in eene dier groote vereenigingen opgaat , die kweekplaatsen zijn van allerlei dwingelandij. Bovendien kan men het unionisme niet scheiden van verkeerde praktijken die er uit voortvloeien. Evenals elke schadelijke plant , voert het overal verderfelijke parasieten in zijn gevolg. Behalve de eigenlijke leden der arbeidersvereenigingen. , heeft men onruststokers van beroep , die werkstakingen op touw zetten. Z11 spelen in Engeland een groote rol. Het zijn gelukzoekers , die vrijkorpsen oprichten , voor geld bereid zijn om elke partij te dienen , en, zoo zij er maar eigen voordeel in zien , nu Bens de arbeiders tot werkstaking aanzetten , en zich dan weer door de patroons laten betalen om hun het werk te doen hervatten. Dit ellendig beroep wordt steeds meer uitgeoefend , en Thornton beweert dat men dergelijke lieden overal aantreft waar het vereenigingswezen bloeit.
87 Het is niet genoeg een maatschappelijk kwaad aan te wijzen, men moet ook het geneesmiddel doen kennen of althans daarnaar zoeken. Dit is een zware en ondankbare taak. De engelsche commissie van enquete heeft zich zich daarvoor alle moeite gegeven , maar is er niet in geslaagd, aan de verwachting , die de publieke opinie van haar streven had, te voldoen. Men heeft haar van besluiteloosheid beschuldigd , haar verweten transaction en halve maatregelen voor te stellen. Wij kunnen de billijke aarzeling niet veroordeelen , die de kloekste geesten tegenover de hevigheid der crisis en het onvoldoende der geneesmiddelen aan den dag leggen. Het is even moeilijk den industrieelen oorlog uit de wereld te batmen als den staatkundigen. In zulke gevallen is men met oplossingen en planners spoedig gereed, maar zij zijn gewoonlijk even onuitvoerbaar, als de droomerijen van een eeuwigen vrede , door den abt de St. Pierre op het einde der achttiende eeuw voorgedragen. Maar kan men al niet terstond en voor goed deze werkstakingen en botsingen tusschen patroons en werklieden doen verdwijnen , toch zijn er verzachtende middelen voor de kwaal: zonder hersenschimmen na te jagen , kan men een duurzamen toestand van vrede pogen voor te bereiden. De toestand , waarin de trades-unions tegenover de wet en de maatschappij verkeerden , was tot op den laatsten tijd zeer onbepaald. Hoe vrijzinnig de engelsche wetgeving over 't algemeen ook zij , toch 'bevat zij een gansch arsenaal van oude besluiten, die r: iet afgeschaft , en bij gelegenheid wapenen zijn in de hand van dwingelandij en onrecht. Sedert een have eeuw zijn de arbeidersvereenigingen in Engel derde wetten , die niet zijnopgeheven, And geoorloofd ; maar verouverbieden intussehen, onder bedreiging van strenge straf, de conspiracy en de
88 restraint of trade en dus iedere poging om den handel te belemmeren en den natuurlijken loop der nijverheid te stremmen. Een groot aantal der door de trades-unions genomen maatregelen behoorden tot die categorie : zoo was b. v. het picketing , d. i. het plaatsen van wachtposten rondom de in den ban gedane fabrieken, eene daad van restraint of trade. Het gevolg was , dat zeer dikwijls de arbeiders, die gebruik maakten van het recht van werkstaking , hun door de wet verleend , konden worden vervolgd en veroordeeld wegens handelingen , die van werkstakingen bijna onafhankelijk zijn. Dit was een geheel noodeloos verbitterende en daardoor gevaarlijke toestand. Niets is zoo onvoorzichtig als met de eene hand te geven , terwijl men met de andere poogt terug to nemen. In een demoeratischen tijd als de onze is , moet men weten waaraan men zich te houden heeft. Openlijke onderdrukking is beter dan die vermenging van een officieele liberale wetgeving en onderhandsche beperkende maatregelen. De onbillijkheid bestond vooral hierin, dat volgens de engelsche wetgeving de vereenigingen , die restraint of trade beoogen, het recht niet hebben van eigendom te bezitten en als rechtspersonen op te treden. Daardoor waren de trades-unions bijna zonder uitzondering , alleen omdat zij het stukwerk verboden en het aantal der leerlingen beperkten , buiten de wet gesteld. Wanneer hare bespaarde gelden door de bestuurders of penningmeesters werden gestolen , dan konden zij de beschuldigden niet doen veroordeelen en evenmin hun geld terugkrijgen. Zulke feiten hebben zich in groot aantal voorgedaan , en de rechtbanken weigerden steeds de tradesunions in 't gelijk te stellen , al waren zij nog zoo in haar recht. Zoo kon men ze ongestraft van haar geld berooven. Men begrijpt , welken wrevel en haat uit dezen toestand
89 moesten geboren worden. Terwijl zij aldus door de makschappij in den ban waren gedaan , gaven de trades-unions die vijandschap met honderdvoudigen woeker terug. De commissie van enquete heeft dan ook eenstemmig verklaard , dat men een einde moest maken aan dezen even heilloozen als onrechtvaardigen toestand. Zij heeft er op aangedrongen dat de arbeidersvereenigingen bij de wet erkend en op gelijken voet gesteld moesten worden met andere handelsvereenigingen en instellingen van weldadigheid. Toch wilde de meerderheid der commissie deze erkenning bij de wet niet gegeven zien als een volstrekt , maar als een voorwaardelijk recht. Om dat recht te verkrijgen moesten , naar de meeste leden der commissie meenden , de vereenigingen het bewijs leveren , dat zij geen beperking van het aantal leerlingen eischten , het werken bij het stuk niet verhinderden en hare leden niet verboden met niet-leden to arbeiden. Ook was de commissie van oordeel dat men trachten moest de trades-unions door ander gunstbetoon er toe to bewegen , om de golden, die voor werkstakingen bestemd zijn , volstrekt afgescheiden to houden van die , welke dienen tot onderlingen bijstand in geval van ziekte en gebrek. De bedoeling van deze voorstellen is goed en prijzenswaardig. Zoo zij uitvoerbaar waren , zouden wij ze van ganscher harte toejuichen. Zooals de zaken nu staan , verdienen de voorgestelde beperkingen geen goedkeuring : het zijn gebrekkige hulpmiddelen , volstrekt niet geschikt om het beoogde doel te bereiken. Men zal op die wijze de arbeidersvereenigingen niet verbeteren : men zal ze slechts to meer verbitteren, haar wrok voeden , en de sympathie voor haar, die toch reeds maar al to groot is onder den werkenden stand , doen toenemen. De eenige maatregel , waarop ernstige mannen behooren aantedringen , is het doen ophouden der schreeuwende onbilliik-
90 heid, die er in gelegen is , dat men de trades-unions ongestraft kan bestelen. Dat is eene noodzakelijke hervorming. Maar men moet den heilzamen invloed daarvan niet verzwakken door nuttelooze beperkingen. Men moet hopen , dat de engelsche arbeidersvereenigingen wanneer zij werkelijk door de wet erkend zijn '), eene gematigder gedragslijn zullen volgen. Maar zoo het geed is, aan hare leerstellingen , hoe verkeerd die ook mogen zijn , den vrijen loop te laten , het is in ieder geval toch de plicht der regeering om misdaden en wanbedrijven te straffen en te voorkomen. De werklieden , die geen leden eener vereeniging zijn , moeten we gen dat zij van hooger hand beschermd worden. De engelsche overheid heeft zich te beschroomd en de rechterlijke macht te zwak getoond bij al die werkstakingen en wanordelijkheden , die zich overal in Engeland hebben voorgedaan. De taak van politie en leger is niet alleen de veiligheid van wegen en woningen te handhaven tegen dieven en roovers. Zij behooren ook de zwakken in den strijd met hunne vakgenooten te ondersteunen en hen, die niet met de meerderheid medegaan , te beschermen tegen al de aanrandingen , waarvan zij dikwijls de slachtoffers zijn. Ook verdient bijval de door de commissie met algemeene stemmen gegeven raad , ter instelling van een openbaar ministerie , belast met de taak om uit eigen beweging alle werklieden gerechtelijk te vervolgen, die zich schuldig maken aan geweld of bedreigingen jegens hunne kameraden. De leden der • commissie van enquete verwachten ook veel van de raden van bemiddeling , voor de helft uit patroons , voor de andere helft uit werklieden bestaande , wier taak het zou zijn , zoodra eene werkstaking dreigt , ') Dit is thans geschied. Zie de eerste Aanteekening.
P.
91 die zoo mogelijk te voorkomen. Dit philantropisch strewn verdient in zekere mate aanmoediging. Het is gewis nuttig , dat er onderharidelingen en pogingen om zich met elkander te verstaan worden beproefd, eer die groote industrieele oorlogen uitbarsten. Maar men ontveinze zich niet, dat zeer dikwijls al die vredelievende pogingen treurig schipbreuk zullen lijden. Van beide zijden zou eene geheele verandering in zeden en gewoonten moeten plaats grijpen om het bijleggen der verschillen altijd te doen slagen. Men kan deze verandering wenschen en er naar streven , maar het zou hersenschimmig zijn , die in eene nabijzijnde toekomst te verwachten. In elk geval moet men iedere verbitterende en onvruchtbare gedragslijn laten varen. Zeer stellig kunnen wij dan ook den raad afkeuren , die door de Times gegeven en door zeer veel fabriekanten gevolgd is , om aan alle werklieden , die zich niet bepaald van de vereenigingen hebben losgemaakt, hun afscheid te geven. Door zulke middelen zal men het vraagstuk niet oplossen. Nog eene vraag doet zich aan ons voor : welke is de toekomst der trades-unions ? Moeten zij te niet gaan , zich beter inrichten , of in haren tegenwoordigen vorm blijven ? Het is onmogelijk , dat zij zich spoedig ontbinden. Zij hebben eene onbetwistbare levensvatbaarheid. Zullen zij zich dan zoodanig hervorman , dat zij niet langer een gevaar voor de maatschappij zijn ? Zal — gelijk de graaf van Parijs het uitdrukt — het krijgsros zich niet eindelijk voor den ploeg laten spannen ? Het is niet ondenkbaar. Na verloop van een aantal jaren, wanneer het unionisme vele oorlogen gevoerd , vele slagen ontvangen , vele teleurstellingen ondervonden zal hebben, als het verzwakt en afgemat zal zijn , dan zal bet wellicht wijzer worden, zijn verheven plannen van verovering en krijgs-
92 roem laten varen , en een bescheidener , vredelievender en vruchtbaarder taak aanvaarden. In het vereenigingswezen zijn twee verkeerde elementen : de werkstakingen en de despotieke tucht. Maar het bevat ook een uitnemend beginsel : dat is de onderlinge verzekering , het wederzijdsche hulpbetoon in geval van ziekte , van gebrek aan werk , van verlies van gereedschap , van landverhuizing en ouderdom. Dat beginsel kan op eene groote schaal toegepast worden , ook zonder zeer groote verhooging van de tegenwoordige jaarlijksche bijdragen. Zoo de arbeidersvereenigingen de werkstakingen lieten varen , zouden zij stellig giften en legaten ontva,ngen , die alle financieele bezwaren zouden wegnemen. Nergens is de onderlinge assurantie op zoo ruime en eenvoudige schaal toegepast als in de tradesunions. Wanneer de vereenigingen der verschillende bedrijven zich geldelijk voor elkander aansprakelijk stelden, zouden de werklieden zich geheel of gedeeltelijk kunnen beveiligen voor de slagen dier handelscrises , die thans , bijna op gezette tijden terugkeerende , de arbeiders der groote fabrieken in zoo bittere verlegenheid brengen. Ziedaar wat ons vergund is to hopen. Maar wachten wij ons voor luchtkasteelen : de wijsheid wordt eerst meesteres in den guest der menschen na vele ongelukken en beproevingen. De roede der gebeurtenissen zal deze in hare kindsheid verkeerende , tot uitspatting geneigde vereenigingen moeten kastij den en op den rechten weg brengen. De industrieele oorlog is in vollen gang en zal nog lang blijven wooden. Eer dat tijdperk van rijpere wijsheid en kalmte komt , staat het to vreezen dat de trades-unions zich nog vaster zullen aaneensluiten , ten einde pen strijd to voeren op leven en dood.
93
HOOFDSTUK
III.
Oorlogstoebereidselen der werklieden.
DE INTERNATIONALE ARBEIDERSVEREENIGING.
Sommige schrijvers , tot optimisme overhellende of tuk op populariteit, hebben in den loop van het jaar 1869 de zeer gewaagde stelling geuit , dat de trades-unions op het punt waren van zich tot de gezonde staathuishoudkundige beginselen te bekeeren. Dat was eene betreurenswaardige dwaling. De heer Thornton , die beter dan iemand den geest der arbeidersvereenigingen kent en die ze verdedigt , heeft er zich wel voor gewacht te beweren , dat de oorlogsperiode der arbeidersvereenigingen haar einde naderde. Hij meende , integendeel , dat de verschillende vereenigingen zich tot een nationalen bond zouden aaneensluiten , vervolgens betrekkingen met buitenlandsche vereenigingen van denzelfden aard aanknoopen en er zoo toe komen zouden een geweldigen bond van Europeesche en Amerikaansche werklieden te vormen. Het Joel daarvan moest natuurlijk niet zijn „het kapitaal" te vernietigen — zelfs de radicalen onder hen erkennen dat het kapitaal een noodige factor is — maar om in alle beschaafde landen aan het kapitaal de wet voorteschrijven en het te onderwerpen. In 1869 zeide deze engelsche schrijver te hopen, dat dit voortreffelijke resultaat , naar den tegenwoordigen gang van zaken te oordeelen , binnen omstreeks honderd jaren bereikt zou zijn. Dat is althans niet zoo heel spoedig.
94 Sedert eenigen tijd hadden de trades-unions reeds gepoogd zich met elkander in aanraking te stellen , terwijl ze voorheen zich meer hielden binnen de grenzen van haar eigen bedrijf. In de laatste jaren was het voorgekomen dat de arbeidersvereenigingen van verschillende bedrijven elkaar bij werkstakingen hulp hadden verleend. De Londensche vereeniging , staande onder de leiding van den heer Potter , een invloedrijk lid van den voormaligen bond tot hervorming der kieswet — trachtte er naar, zich te doen erkennen als opperste vertegenwoordigster der in verschillende takken van nijverheid bestaande arbeidersvereenigingen. Eenige vereenigingen , b. v. die der Londensche kleermakers, hadden zich
in
betrekking
gesteld met werklieden van Parijs , Berlijn en Geneve. Men ziet dus dat de bewe ging ter aaneensluiting nog niet kan gezegd worden in haar laatste tijdperk te zijn. Het zou juister zijn te beweren dat zij nog pas begint. De meest geruchtmakende openbaring van de wenschen en verwachtingen der werklieden is de oprichting geweest van de Internationale Arbeidersvereeniging. Eenige jaren ge1eden in het geheim tot stand gekomen , heeft zij het eerst zich doen kennen door de opzienbarende congressen , die zij in Belgie en Z witserland gehouden en waarop zij zich voor eene geheele omkeering van den socialen toestand verklaard en der moderne maatschappij stoutmoedig den handschoen toegeworpen heeft. Het viel eenigen tijd te betwijfelen of deze zaadkorrel eener algemeene arbeidersvereeniging ooit tot grooten wasdom zou komen. Het scepticisme , de slaperigheid en traagheid van de hoogere Standen der burgerij lieten zich door de schrikbarendste manifesten en eene openlijke propaganda Bier vereeniging Diet ongerust maken. Onze studie brengt merle ; dat
95 wij bij deze reusachtige vereeniging stilstaan , welker beteekenis en invloed men thans evenzeer geneigd is te vergrooten, als men nog kort geleden gezind was ze licht; te tellen. Zoo wisselen in onze oppervlakkige fransche maatschappij de overdrijvingen elkander af: bedaard nadenken schijnt ons wel altijd te zullen ontbreken. Hoewel uit de trades-unions geboren en met haar in de nauwste betrekking gebleven , onderscheidt zich de Internationale nochtans van deze in verschillende opzichten , waarop . wel gewezen mag worden. In Engeland zijn de arbeidersvereenigingen in het leven geroepen door het instinct des yolks en hebben zij zich zelfstandig in alle hoofdzetels der nijverheid gevormd. *Langzamerhand hebben zij zich uitgebreid, zijn steeds meer met elkaar in aanraking gekomen , en aldus in vijftig jaren tijds eene aanzienlijke macht geworden. Het plan der Internationale is integendeel geboren in het brein van eenige eerzuchtige werklieden : men heeft begonnen met een soort van generalen staf te vormen , eer er nog een leger was: een bestuur zonder onderdanen. Zij bestond in den aanyang uit louter onruststokers. Men kan haar vergelijken bij eene stad, door speculanten gebouwd om inwoners derwaarts te lokken , die in den aanvang uitbleven , maar ten gevolge van bijzonder gunstige omstandigheden er ten laatste binnenstroomden. In elk geval zal de Internationale nog langen tijd sporen blijven vertoonen van de wijze waarop zij ontstaan is : haar macht is meer schijnbaar dan wezenlijk, zij is meer uitgebreid dan sterk , gelijk alle op eenmaal tot stand gekomen kunstmatig gevormde instellingen , die de wijding van den tad nog niet hebben ontvangen. Nog een andere trek onderscheidt de Internationale van de trades-unions. Deze laatste hebben geen wijsgee-
96 rig of staathuishoudkundig programma opgesteld : zij worstelen tegen de patroons , niet om het kapitaal te vernietigen en eene kunstmatige gelijke verdeeling van den rijkdom daarvoor in de plaats te stellen , maar alleen om steeds gunstiger voorwaarden van de patroons te verkrijgen. De politiek der trades-unions volgt eene zuiver empirische methode : zij is eenzijdig , maar gaat toch niet van een systeem uit. De Internationale daarentegen heeft een stelsel , een credo , een plan van herschepping der maatschappij : zij houdt er eene sociale wijsbegeerte op na , doet sibyllijnsche voorspellingen en kent in hare aanmatiging geen grenzen. Terwijl de trades-unions over eene geweldige materieele kracht kunnen beschikken , zou de Internationale , indien zij aan zich zelve ware overgelaten en geen onverwachten steun had gevonden in de politieke partijen en gebeurtenissen , niets geweest zijn dan een louter geestelijke kiem van agitatie. De trades-unions hebben talrijke goed ingerichte en geoefende troepen , die vastberaden en geregeld op alle punten van het engelsche grondgebied optreden. De Internationale heeft alleen officieren , die manifesten in de wereld zenden , plannen van veldtochten maken , maar wier leger niets is dan een ongeordende hoop , een massa , waaraan onderling verband , samenhang , weerstandsvermogen ontbreken. Buitengewone rampen , eene voorbeeldelooze staatkundige en nationale schipbreuk , zijn noodig geweest om aan deze Internationale Vereeniging een groote macht en een groote rol op het wereldtooneel te verleenen. Deze macht en deze rol zijn bovendien zoo groot niet geweest als zij schenen. De verbeelding der franschen, verhit door de geweldenarijen en de misdaden , te Parijs gepleegd , heeft in deze uitspattingen de uitvoering willen
97 zien van een lang vooraf met overleg beraamd plan , dat in zijn geheel door de Internationale zou ontworpen zijn. Gaat men de feiten oplettend na , dan blijkt de onjuistheid dezer voorstelling. Van het centrale comite , waarvan de revolutie van den 18 den Maart 1871 uitging , en van de leden der Parijsche commune , behoorde slechts de kleinste helft tot de Internationale ; de andere helft bestond uit mannen van de middenklasse , verloopen lieden uit de hoogere standen , dagbladschrijvers , gelukzoekers van allerlei soort , eerzuchtigen van laag allooi , lieden zonder overtuiging , politieke vrijbuiters , die op geenerlei wijze met de Internationale in betrekking stonden. Gewis draagt deze laatste voor een groot deel de schuld van de gebeurtenissen te Parijs ; maar zij heeft geen andere rol dan die van hulpbende vervuld in dat leger van revolutionairen en booswichten , aan welke de fouten , door de natie en door de regeering begaan, gedurende twee maanden Parijs hebben ten prooi gegeven. Al die oude kennissen van de justitie , al die eerzuchtigen uit de letterkundige demi-monde , al dat uitschot van school en leger , al die vreemdelingen en ballingen zonder middel van bestaan en zonder vaderland, dat samenraapsel eindelijk van bedorven elementen van allerlei soort , dat zijn de bewerkers van de revolutie van den 18 den Maart geweest. Deze zou plaats gehad hebben , al had de Internationale arbeidersvereeniging volstrekt niet bestaan. Het is ijdel in dit Parijsche drama eenheid van handeling te zoeken : alles draagt daarin veeleer het kenmerk van gebrek aan eenheid, aan leiding , van volslagen afwezigheid van plan en systeem. Het was louter eene nieuwe editie van den. Juni-opstand , die alleen onder gunstiger omstandigheden , met medeplichtigheid van een aanmerkelijk deel der kleine burgerij , plaats had en gesteund werd door den 7
98 afval der eerste regimenten , aan welke opgedragen was den opstand te onderdrukken. Tot aan den oorlog van 1870 miste de Internationale alle eenheid , zij zou volstrekt onmachtig geweest zijn om ook maar het geringste tegen het bestaande gezag en de maatschappij te ondernemen. Men moet de beteekenis van den vijand niet overdrijven en zich geen reusachtig schrikbeeld van hem makers. Voor het oproepen van dergelijke spoken behooren wij ons te wachten. In 1870 was de Internationale slechs een nieuwe arbeidersvereeniging , een soort van vrijmetselaarsgenootschap , dat met ijver propaganda maakte , met goeden uitslag aanhangers wierf in de hoofdzetels der industrie , maar geheel en al de inrichting miste , die zulk eene vereeniging behoeft om eenigen invloed van belang uitteoefenen. Wij hebben een manifest voor ons liggen , bij gelegenheid van de werkstaking te Creuzot door haar in de wereld gezonden. Uit dit stuk blijkt , dat de beruchte vereeniging toen nog in de windselen lag ; wij laten eenige zinsneden daaruit volgen. Het begint met de verklaring dat „de werkstaking te Creuzot, daar zij het wachtwoord niet uit Parijs ontvangen heeft en niet met de Parijsche arbeidersvereenigingen , wier beteekenis dagelijks toeneemt , in verband staat , noch voor uitbreiding noch voor langen duur vatbaar is". Vervolgens worden eenige bijzonderheden medegedeeld omtrent de verborgen beweging , die toen onder de arbeiders plaats had. „Al de Parijsche werklieden pogen steeds meer een ontzaglijken arbeidersbond tot stand te brengen , op hierarchische wijze ingericht , en door een soort van verantwoordelijk ministerie bestuurd, weiks taak is met het kapitaal strijd te voeren en te concurreeren. Vast overtuigd dat het recht de macht is en dat de macht in de orde ligt , hebben zij zich er
99 tot nu toe vooral op toegelegd om orde in de organisatie der arbeidersmassa's te brengen , en men kan zeggen , dat zij bijna hun doel bereikt hebben..... Zij hebben zich van het recht van vereeniging bediend om op nieuwe grondslagen de middeneeuwsche gezellenvereenigingen te herstellen , die in 1789 waren vernietigd , opdat de werklieden met gebonden handen aan de financiele leenheeren zouden worden overgeleverd. . . . Verre van elkaar te haten gelijk de gezellenvereenigingen , reiken de nieuwe kringen elkaar de hand , en pogen een groot plan van een werkliedenbond te verwezenlijken , die door een werkelijk arbeidersparlement zal worden vertegenwoordigd. Haar doel is niet het kapitaal tot een vergelijk te bewegen , maar ten onder te brengen , en het collectieve kapitaal van den bond daarvoor in de plaats te stellen," Dit opmerkelijke stuk aarzelde niet de nederlagen te erkennen en op de eerste misrekeningen te wijzen. Men leest er de volgende ontboezemingen , die zoo nauwkeurig mogelijk den toestand der Internationale in het begin van 1870 doen kennen. „Men kan zeggen, dat voor het oogenblik het tijdperk der werkstakingen gesloten is. De werkliedenbond keert tot zich zelven in , spaart en brengt orde in hare inrichting. Voor haar,, gelijk voor ieder groot krijgvoerend lichaam , kan de vrijheid alleen bestaan in de krijgstucht
Zij sticht clubs naar engelschen trant,
die te gelijk plaatsen van vergadering , restaurants, bibliotheken en koffiehuizen zijn. Zij poogt al de winsten tot zich te trekken , die hebzuchtige speculanten den aan zich zelven overgelaten werkman afhandig makers, en hem tegelijkertijd werk te verschaffen. Zoo moet alles aan de arbeiders ten goede komen en in de handen hunner afgevaardigden gecentraliseerd worden .... De werklieden leggen in stilte de fondamenten van een nieuw maatschappelijk 7*
100 gebouw dat uitsluitend voor en door hen gesticht worden moet... Hun eerste kapitaal is verspild in onvruchtbare maar leerzame proefnemingen. Zoodra het kapitaal dat zij thans met hunne spaarpenningen bijeenbrengen , hun voldoende zal schijnen , zullen wij tusschen dat der werklieden en der patroons een nieuwen strijd zien uitbreken , waarvan al de vorige werkstakingen ons nog geen denkbeeld kunnen geven. Het zal eene worsteling zijn van de georganiseerde en onder krijgstucht gebrachte massa tegen de financieele oligarchic, die de oude feodale toestanden der middeneeuwen heeft vervangen; het zal een strijd zijn van beleid tegen beleid , van kapitaal tegen kapitaal , een mannelijke , ernstige en loyale strijd , die voor goed de grondslagen van de moderne volksregeering moet leggen." Dat zijn de opmerkelijkste zinsneden uit een manifest van de Internationale , in het begin van het jaar 1870. Het verwekte zoowel vrees als hoop : het was inderdaad de taal van mannen even vol van eerzucht als arm aan hulpmiddelen. Daartegenover was de eenige goede politiek : waakzaamheid , zonder zwakheid , maar ook zonder gestrengheid. Het gevaar voor de maatschappij was niet nabij , maar met zekerheid naderende. Ongehoorde gebeurtenissen hebben de crisis verhaast. De vreeselijke Rationale rampen , de vernietiging van alle publiek gezag, de verblinding en zelfs de medeplichtigheid van de ,partij , die in 1870 de macht in harden kreeg , de hartstochten door het lij den bovenmatig geprikkeld , de verslapping van de krijgstucht bij het leger : de geheele toestand , in MR woord , lokte eene uitbarsting van het yolk uit , die in meer gewone omstandigheden lang en gemakkelij k zou tegengehouden zijn. En thans , nu men al de verschrikkingen van den burgeroorlog heeft gezien , heeft men door al die ongelukken
101 den juisten blik verloren. Men schrijft aan deze jonge en nog zwakke vereeniging een ongehoorde macht en beteekenis toe, en beweert dat zij met koel overleg al die gruwelen heeft veroorzaakt, die thans vooraf berekend en beraamd schijnen. Men is bijna geneigd om de maatschappij voor altijd verloren te achten. Het voegt oils de gevaren bedaarder onder de oogen te zien en met de buitengewone omstandigheden rekening te houden , die aan den jongsten opstand een honderdvoudige kracht hebben verleend. Wij behooren ons aftevragen, wat de inwendige macht is der Internationale , wat de hulpmiddelen zijn waarover zij beschikken kan , wat de pogingen en de overwinningen zijn , waartoe zij in staat zal zijn , wanneer zij Been onvoorziene bondgenooten en gansch onverwachte gebeurtenissen tot haar dienst heeft. Vele schrijvers hebben in den laatsten tijd monographien over de Internationale geleverd. Maar aan de meesten ontbrak de noodige staathuishoudkundige kennis , om een juist oordeel te vellen , over de rol en de toekomst van deze geweldige arbeidersvereeniging. Wij verwijzen echter hen , die hare geschiedenis willen kennen , naar het werk van Oscar Testud en naar dat van Edmond Villetard. In het eerste y in dt men — zonder behoorlijke rangschikking evenwel bijna al de stukken , die het ontstaan en de ontwikkeling, de beginselen en de daden der Internationale betreffen. Het andere werk geeft een geregelder en duidelijker overzicht , een meer algemeenen blik op de eigenlijke inrichting dier vereeniging, en nauwkeuriger kennis daarvan. Wat ons betreft , wij willen slechts eenige bladzijden wijden aan het beschrijy en van de inrichting en den geest deter instelling. Haar oorsprong staat in nauw verband met een van de schitterendste tooneelen, waarin de hedendaagsche be-
102 schaving hare grootheid heeft geopenbaard. Van de Londensche wereld-tentoonstelling in 1861 dagteekent inderdaad de oprichting van dezenieuwerwetsche vrijmetselarij. De regeering en de burgerij van Frankrijk wedijverden in edelmoedigheid en onnadenkendheid bij het derwaarts zenden van een zeker aantal afgevaardigden uit de vereenigingen der verschillende bedrijven. Men had de schoonste verwachtingen van die zending en van het bezoek door de keur onzer ambachtslieden aan de tentoonstelling gebracht. Een betere geest , vreedzame vooruitgang , intellectueele en moreele ontwikkeling zouden er de vruchten van zijn. Maar een wreed noodlot schijnt er een onbarmhartig behagen in te scheppen om de beste en meest belangelooze pogingen te doen uitloopen op het verstoren van de rust der maatschappij. De regeering , die voor deze afgevaardigde werklieden de reiskosten naar Londen had betaald , werd eenige jaren later door hen omvergeworpen of door het slijk gesleurd. De burgerij , die gelden bijeengebracht had om hun te Londen een vrijen tad van studie in hun vak te verschaffen , was weldra het voorwerp van hunne hevigste aanvallen. Op den 5 den Augustus van het jaar 1862 bracht „het feest der internationale broederschap" al de afgevaardigde werklieden in het gebouw van de vrijmetselaarsclub te Londen bijeen. De engelsche en de fran.sche broeders richtten adressen tot elkander, die in den vorm gematigd waren, maar eigenlijk eene zeer radicale strekking hadden. De fransche werklieden gaven den wensch te kennen dat commission van werklieden zouden worden benoemd, „om correspondentie met elkander te voeren over de vraagstukken betreffende de internationale nijverheid." Deze laatste woorden waren een euphemisms, waarvan ieder der aanwezigen de strekking zeer wel begreep
103 alien zagen in , dat de oorlog tegen het kapitaal en de stelselmatige inrichting der werkstakingen Joel en gevolg moesten zijn van deze nieuwe internationale betrekkingen. Een zeker aantal der afgevaardigden bleef te Londen om den centralen kern der ontworpen vereeniging te vormen. Zij , die naar Frankrijk terugkeerden , stelden de bekende werklieden-rapporten op over de tentoonstelling van 1862. Deze stukken , voor den oppervlakkigen waarnemer zeer belangwekkend , behelsden tal van slecht verholen beschuldigingen en aanvallen tegen de nieuwere industrie. Het optimisme der regeering en der burgerij sloeg er geen acht op dilettant-schrijvers van allerlei politieke partijen prbzen deze democratische rapporten , die dan ook in een zeer goeden stij1 , klaar , nauwkeurig en naar een goed plan geschreven waren. Deze eigenschappen oefenden een betooverende kracht uit op de verlichte en naieve geesten , die then over den toestand der arbeidende kiasse hunne meening deden kennen. Omdat die afgevaardigde werklieden in de zuivere en verfijnde taal der wetenschap en der fatsoenlijke lieden schreven , gaf men zich aan de illusie over , dat zij niet te vreezen waren en geene booze plannen konden hebben. Zoo ontstond de Internationale, alleen door werklieden opgericht. Al de bekende politieke drijvers bleven haar vreemd. Mazzini , Ledru-Rollin , en zelfs Blanqui , Raspail en Barbes hadden geen deel aan het stichten dezer democratische vereeniging. Later bracht de toevallige samenloop der omstandigheden merle, dat de Internationale niet zoo vrij van alle bijmenging bleef, en dat de min of meer tot de hoogere klassen behoorende staatkundige gelukzoekers aan deze uitsluitend uit werklieden bestaande vereeniging hun steun boden. De Inter-
104 Rationale was onder een gelukkig gesternte geboren. Van hare geboorte of tot den 18 den Maart 1871 scheen alles er op aangelegd om hare ontwikkeling en bloei te bevorderen. De dommeligheid van regeering en burgerij duurde onafgebroken -wort. Aan den anderen kant wisten de ondernemende en volhardende diplomatieke hoofden , die deze nieuwe vrijmetselarij hadden tot stand gebracht , voortreffelijk van de grootste en kleinste gebeurtenissen gebruik te maken om den bloei en de levenskracht hunner schepping te bevorderen. Alles maakten zij daaraan dienstbaar : de gunst zoowel als de vervolging der regeering , de vrijheid der pers evenzeer als de drukpersprocessen , de zegeningen van den vrede niet minder dan de rampen van den krijg. Bij de verkiezingen van 1863 zag men de Parijsche werklieden den graveur Tolain , een der bedrijvigste leiders der Internationale , tot candidaat stellen voor het parlement. In 1864 werd de wet op de vereenigingen aangenomen, de werklieden maakten een ruim gebruik van de daardoor verkregen vrijheid, en de rechtbanken zoowel als de regeering hielden stelselmatig de toepassing der straffen tegen , die door deze wet werden geeischt in geval er misbruik van die vrijheid werd gemaakt. Misschien geschiedde het louter bij toeval , maar op den 28 sten September van datzelfde jaar 1864 werden in Saint-Martins Hall te Londen de statuten der nieuwe vereeniging voor goed vastgesteld. Indien de regeering en de verlichte klasse wat verder hadden gezien dan het oogenblik , zou men gemakkelijk zonder buitengewoon strenge maatregelen de ontwikkeling dezer gevaarlijke vereeniging in Frankrijk hebben kunnen stuiten. Men had de propaganda in hare geboorte kunnen smoren. Het tegendeel had plaats : iedereen hielp mede,
105 Het voornaamste gebrek der regeering van Napoleon III is geweest , dat voor het binnenland eene machiavellistische politiek werd gevolgd , die eene ontbindende en voor den bestaanden maatschappelijken toestand gevaarlijke strekking had. Het ,,verdeel en heersch" werd bijna achttien jaren lang met onverbiddelijke logica in praktijk gebracht. De bekrompen en beginsellooze staatslieden , die onder Napoleon Frankrijks lot in handen hadden , pasten te dezen opzichte de politiek van den keizer bovendien nog op overdreven wijze toe. Men Wilde de arbeidende klasse te vriend houden en meende haar daartoe onophoudelijk te moeten vleien en flikflooien. De handwerkslieden werden steeds tegenover de burgers geprezen , Welke laatste liberaal en weerspannig heette. De Internationale had gedurende de eerste jaren van haar bestaan een Witten voet bij de regeering : men beschouwde haar bijna als eene bondgenoote. Zij was het voorwerp eener slecht verheelde oogluiking en schoot hare wortels in de schaduw der overheid. Het scheelde niet veel of deze onderhandsche inschikkelijkheid was overgegaan in openlijke bescherming. De heer Rouher coquetteerde met deze verderfelijke vereeniging. Hij stelde haar een soort van verdrag voor , waarbij zij naar hartelust op alle mogelijke wijze propaganda kon maken , terwijl zij zich verbinden moest om de keizerlijke regeering te steunen en te harer eere een weinig wierook te branden. Pit voorstel werd door de schrandere diplomatieke hoofden der Internationale afgewezen. De vereeniging had nu den tjd gehad om zich te vormen en uittebreiden : al te duidelijk omschreven verbintenissen en uitingen van dankbaarheid jegens de regeering , die haar begunstigd had , zouden de toekomst van het groote werk in de waagschaal hebben gesteld. Het kon thans den steun der overheid missen. De burgerij , even lichtgeloovig , liet hetzelfde spel met
106 zich drijven. Men denke maar aan den veldtocht ten gunste der co-operatie en aan de eerste openbare vergaderingen. Groote verwachtingen werden gekoesterd van het co-operatieve stelsel , illusien waarin men door de schijnbaar verlichtste mannen werd gesterkt. En toch stak achter die co-operatieve beweging bijna niets antlers dan het organiseeren der socialistische krachten. Dagbladen, onder de bescherming staande van mannen van de conservatieve kleur,, b. v. le Travail of l' Association , waren zoodoende voortdurend bezig de maatschappij te ondern4jnen en deden onophoudelijk hevige aanvallen op onzen staatkundigen toestand. Alles onder voorwendsel van het co-operatieve dogma te prediken. Toen de openbare vergaderingen door de wet in 1867 geoorloofd waren verklaard, lieten regeering en burgerij zich als om strijd een rad voor de oogen draaien. De regeering dacht eene zeer diepzinnige politiek in praktijk te brengen , door alleen tot de discussie over de zoogenaamde sociale vraagstukken vergunning te geven en aldus den vrijen loop te laten aan de onbeschaamdste ophitsingen tegen den eigendom , het kapitaal en het huisgezin. Zij geloofde voor de buitensporigheden dier redevoeringen genoegzaam schadeloos gesteld te worden door den schrik en de blinde vrees, die deze bij de conservatieven verwekten. Maar de liberale partij der middenklasse was niet minder naief. Met de grootste geestdrift riepen de liberale burgers de eerste openbare bijeenkomsten been en woonden ze bij. In Vaux-hall en la Redoute werden deze bijeenkomsten der proletariers geopend door wetenschappelijke mannen. Men behandelde daar den arbeid der vrouw in de nijverheid, en vraagstukken betreffende het kapitaal. Van zulk een onpartijdig onderzoek zonder hartstocht beloof4e men zich de beste vruchten. Men zop.
107 elkander wederkeerig voorlichten. Alle dwalingen zouden thans voor het heldere daglicht wijken. Het socialisme zou bezwijken of liever schuld bekennen en zich aan de voeten werpen der waarheid , die zegepralen zou door niets dan de macht der overtuiging. Behoeft men er op te wizen , hoe spoedig al die illusien verdwenen , hoe ras men ze voor altijd verloor P Na eenige maanden , na eenige weken misschien reeds , kon een verstandig man, hoe stoutmoedig ook , en tot hoeveel concession ook gezind , het niet meer wagen het spreekgestoelte in eene openbare bijeenkomst te beklimmen. Er was daarop slechts plaats voor mutuellisten en communisten , die (als waren ze echte voorstanders van den toestand der middeneeuwen) oneindige discussion hielden over de gemakkelijkste en meest geschikte middelen om het kapitaal te overwinnen , maar die , als het op handelen aankwam , in het geheel niet met elkaar overweg konden. De openbare bijeenkomsten waren het terrein , waar het best het zaad ontkiemde en opwies dier socialistische leer , welke door de Internationale vertegenwoordigd en voorgesteld werd. Uit alle hoeken der maatschappij kwamen avonturiers aan de nieuwerwetsche steekspelen deelnemen. Men zag er advocaten van den minsten rang, zooals Protot of Peyrouton ; luie en toch eerzuchtige studenten als Rigault , Ducasse en anderen ; dagbladschrijvers van slecht allooi ; verloopen yolk van allerlei afkomst, zooals Milliere en Lefrancais. Daar vormden zich de veelsoortige elementen , die later de Parjsche commune zouden uitmaken. Deze dolle redenaars behoorden niet tot de leiders der Internationale ; zij waren geen leden der vereeniging. Maar zij hadden , zoo al niet dezelfde overtuiging , dan toch geen ander Joel en zij speelden hetzelfde spel. Zoo blijkt genoegzaam , dat tot Maart 1871 de
108 Internationale op zichzelve volstrekt geen schrikwekkend lichaam vormde; zij was eene soort van open vereeniging , een aansluitingspunt , waarom alle elementen van wanorde zich schaarden. Wat de Internationale in het buitenland en op de congressen is geweest, is bekend genoeg. Wie herinnert zich niet de onzinnige redevoeringen en vermetele besluiten der congressen te Geneve , Lausanne en Brussel P In den aanvang wierp men nog een sluier,, hoe doorzichtig dan ook, over de bedoelingen harer leden. Eenige afgedwaalde schapen uit de burgerij namen aan de eerste dezer bijeenkomsten deel. Men zag er onder anderen den bekenden materialistischen wijsgeer Buchner, den schrijver van
Kraft and Stoff.
De cosmopolitische congressen,
van minder bepaalde strekking als die der werklieden , hadden Loch hetzelfde doel. Daaronder behoorde het Vredescongres, waarop de ongelukkige en naieve Gustave Chandey een verbond voorstelde tusschen de leden der Internationale en de Jacobijnen. Al de aarzelingen , die zich in het eerste oogenblik nog voordeden , werden spoedig ter zijde gesteld. In opgeschroefden stijl werden programma's opgesteld , waarin afschaffing van den individueelen eigendom en van de erfelijkheid van vermogen werd geeischt. De strijdhaftige democratie vaardigde manifesten uit, deed in vijf of zes talen een twintigtal dagbladen verschijnen en wierf overal aanhangers. Alle gebeurtenissen liepen helaas samen om haar te helpen: de amnestie aan alle staatkundige misdadigers verleend , de moord aan Victor Noir gepleegd , de oorlog tegen Duitschland, de rampen en de verblinding der fransche natie. Onder begun.stiging van al die omstandigheden nam de arbeidersbond dagelijks toe in uitgebreidheid en kracht. De geschiedenis der Internationale tot aan de revolu-
109 tie van 18 Maart is het verhaal van een reeks van fouten , door de regeering en de hoogere klassen begaan ; van hun voortdurende en onbewuste medeplichtigheid. Het openbaar gezag en de burgerij waren in alle opzichten de helpers en zelfs beschermers van deze misdadige vereeniging. Zij begunstigden hare ontwikkeling door schuldige toegeeflijkheid , gevaarlijke concessien of door eigenbaat ingegeven vleierijen. Dat zijn de rampzalige vruchten van ooze staatkundige twisten. De verschillende partijen , zij die aan het bewind zijn en zij die er naar streven , wedijveren in het flikflooien van den arbeidenden stand; zij doen de gisting in de onderste lagen der maatschappij voortduren; zij scherpen hun vernuft, ten einde de grondslagen der bestaande orde van taken gehaat te maken. Wij zullen hier niet in vele bijzonderheden treden omtrent de inrichting van deze vereeniging. Zij is klaarblijkelijk naar het model der trades-unions gevormd. Het boek van den heer Testud vermeldt, hoe op verschillende tijdstippen de centrale raad van bestuur der Internationale , die te Londen zetelt , was samengesteld. Eene zaak blijkt daaruit met zekerheid : de engelsche leden hebben in dezen raad hoe langer hoe weer overwicht verkregen, zoodat hij eindelijk geheel uit engelschen bestond. De hoofdleiders van het engelsche socialisme en unionisme speelden eene groote rol in het bestuur der Internationale. De groote britsche onruststoker Odger was langen tijd haar voorzitter. Dezelfde betrekking werd ook gedurende eenigen tad bekleed door den heer Applegarth , algemeen secretaris van de vereeniging der verbonden timmerlieden , dezelfde die zoo dikwifis met lof genoemd wordt in het boek van den graaf van Parijs. Dit laatste feit -- en zoo zijn er duizenden — bewijst , hoezeer de
110 conservatieve philantropen zich vergisten , die aan de fransche werklieden in 1869 de engelsche trades-unions als een model ter navolging voorhielden. Het is thans duidelijk genoeg gebleken , dat deze Britsche vereenigingen uiterst gevaarlijk waren , en dat er een buitengewoon optimisme noodig was om zich als haar lofredenaar op te werpen. In het werk van den heer Villetard over de Internationale vindt men nauwkeurig beschreven hoe zij samengesteld is. Wij geven daarvan een kort overzicht. Een grooter of kleiner aantal leden, die of tot hetzelfde bedrijf behooren , of, schoon van verschillend bedrijf, in dezelfde streek wonen , maakt eene sectie uit. Dat is — ten minste in theorie — als het ware de oorspronkelijke eel , het eenvoudigste bestanddeel der vereeniging. Vele sectien van hetzelfde gewest vormen eene federatie. "Mt de federation van hetzelfde land ontstaat eene branche , en de gezamenlijke branches vormen de Internationale Arbeidersvereeniging. Deze nieuwe vrijmetselarij beweert o. a. het beginsel van decentralisatie in toepassing te brengen door aan de verschillende afdeelingen , waaruit de vereeniging bestaat , aan de sectien en aan de federation zeer groote vrijheid te laten. Iedere sectie verkiest haar eigen bestuur en bovendien de afgevaardigden, die haar vertegenwoordigen in den federalen raad en het jaarlijksche congres. Deze afdeelingen hebben in beginsel een bijna volkomen zelfregeering. De samenstelling en inrichting van den federalen raad schikken zich naar het gewicht der vertegenwoordigde streken en het grootere of kleinere getal der groepen die de federatie vormen. De centrale leiding der Internationale wordt gevoerd door een wetgevende en een uitvoerende macht. De eerste
111 is het congres , dat jaarlijks moet bijeenkomen op den tijd en de plaats, die op het vorige congres bepaald zijn. Het bestaat uit de afgevaardigden van alle section, die bij den centralen raad de vereischte contributie hebben gestort. Deze wetgevende vergadering is tot nu toe eigenlijk slechts eene soort van socialistische academie geweest. In plaats van praktische maatregelen betreffende de inrichting en de ontwikkeling der vereeniging te nemen , hebben de congresses der Internationale nog nooit jets antlers gedaan dan proclamatien en programma's uitvaardigen. Zij hebben motion aangenomen , die zich bepaalden tot het gebied der theorie niet ongelijk aan de afkondiging van „de rechten van den mensch" ; maar nooit hebben zij , voor zoover wij weten , besluiten vastgesteld , die zij bij machte waren in toepassing te brengen. Het gezag berust feitelijk bij den centralen raad, die voorloopig te Londen zijn verblijf houdt. Hoe deze raad bij aftreding of sterfgeval van leden wordt aangevuld , is nog een geheim. Volgens de statuten moeten de leden door het congres verkozen worden. Maar het is zeker , dat die raad sedert de oprichting der vereeniging dikwijls van leden gewisseld heeft. De gewichtigste en meest werkzame bestanddeelen van het geheele raderwerk zijn de particuliere secretarissen van correspondentie : een voor elk land, waarin de vereeniging section heeft. Deze schijnen de leiders der vereeniging te zijn. Zij vormen in den centralen raad het deel dat niet aftreedt; zij behandelen alle zaken ; zij dragen alle besluiten voor : het zijn inderdaad staatslieden. Secretaris voor Frankrijk is, sedert verscheidene jaren , de heer Eugene Dupont. De centrale raad is belast met de leiding der betrekkingen tusschen de verschillende arbeidersvereenigingen. Hij moet de besluiten van het congres uitvoeren , om de
112 drie maanden rapport uitbrengen betreffende den toestand der arbeidende klasse in alle landen , over de resultaten der co-operatieve vereenigingen , den stand der loonen , het aantal nieuwe leden , en de werkstakingen. De taak van het centraal bestuur is dus niet alleen handelen , maar ook nauwkeurige berichten inwinnen omtrent al wat er op het genoemd gebied geschiedt. Men late zich niet misleiden door den schijn. Voor dit bestuur — gelijk trouwens voor ieder ander bewind — verschilt de praktijk zeer veel van de theorie. De statuten , hoe liberaal zij er ook uitzien , worden op de eigenmachtigste wijze toegepast. De verdeeling van gezag tusschen de verschillende machten bestaat alleen in naam. Men moet vooral niet vergeten, dat de Internationale nog in het tijdperk harer wording verkeert. Hare stichters bezetten en behouden al de hooge posten. Voor de lagere betrekkingen kiezen zij vrienden of handlangers. Het algemeen stemrecht wordt niet werkelijk toegepast. Deze vereeniging, zoo radicaal in haar doel en haar geschreven wet, wordt tot nu toe op aartsvaderlijke wijze bestuurd. De reden hiervan is dat de Internationale zich van boven naar beneden, en niet gelijk de trades-
unions van beneden naar boven of door samenvoeging van verschillende bestaande vereenigingen gevormd heeft. Eenige dozijnen zoogenaamd uitgelezen arbeiders hebben zich tot een centralen kern aaneengesloten. Sommige van hen hebben zich daarop in verschillende landen verspreid om federatien opterichten, en de ijverigste leden dier federatien hebben gepoogd overal sectien to stichten. In alle vereenigingen , die op deze wijze ontstaan , zal steeds een belangrijk overwicht verzekerd blijven aan de oprichters en aan het centrale bestuur, welken naam het zich ook geve.
113 In alle landen van Europa heeft de Internationale in meerdere of mindere mate hare vertakkingen. Frankrijk en Noord-Duitschland , Belgie en Zwitserland schijnen de landen te zijn , waar zij het meest veld gewonnen heeft. In Spanje heeft zij echter ook ter dege wortel geschoten, een eigenaardig verschijnsel is het , dat zij daar hare leden voor een groot deel onder de arbeiders op het platte land telt. De
trades-unions
staan in velerlei betrekkingen tot de
Internationale , maar zij handhaven tevens met kracht en naijver hare zelfstandigheid. De Amerikaansche werklieden beginnen thans ook hun overzeeschen broeders de hand te reiken. Het land van Europa waar zij zich het minst heeft uitgebreid is Italie. Men heeft het getal der leden van deze arbeidersvrijmetselarij op vele millioenen geraamd. Men moet die eijfers goed wegen , nog liever ze wel verklaren. Dat er in de christelijke landen vele duizendtallen van werklieden zijn , die met de Internationale nauwe verwantschap van wenschen en denkbeelden hebben , geven wij gaarne toe. Maar wil men alleen het getal aangeven van de ware geloovigen , die zich uitdrukkelijk en persoonlijk aangesloten hebben, een bewijs van lidmaatschap bezitten , hunne contributie geregeld betalen , rechtstreeks of zijdelings met het bestuur der vereeniging in betrekking staan , kortom , werkelijk als leden der Internationale optreden , dan moet men de cijfers zeer sterk vermindederen. Het effectieve leger is betrekkelijk klein , er blijft geen tiende deel van het eerst geraamde getal over. Er bestaat dus tusschen de vrienden en de leden der Internationale een dergelijk onderscheid als tusschen hen, die door hunne geboorte tot eene kerk behooren en de ware geloovigen , die vast staan in hunne overtuiging en ernstig pogen daarnaar te handelen. Men moet zich geen
114 spookgestalten scheppen. Ontelbaar groot is het aa,ntal der werklieden , die de zegepraal van deze cosmopolitische vereeniging wenschen. Maar zeer beperkt in getal zijn zij , die daarvoor offers van beteekenis over hebben. De processen , die onder het keizerrijk tegen de Internationale gevoerd zijn , bewijzen volkomen de juistheid dier stelling. Deze vereeniging trekt vooral leden tot zich door middel van werkstakingen en wel op de volgende wijze. Wanneer eene werkstaking in een zeker bedrijf uitbarst , ziet men gewoonlijk dat al de arbeiders , die er aan deelnemen , zich in massa bij de Internationale aansluiten. Wat de beteekenis en de duur van deze gezamenlijke toetredingen zijn, laat zich lichtelijk gissen. Deze verbintenissen, door eenige drivers aangegaan in naam van een ganschen groep , die lijdelijk daarbij blijft , zijn natuurlijk zeer losse en brooze banden : dat heeft niets van eene persoonlijke toetreding. Zoo kan de vereeniging zich in naam ontzaglijk uitbreiden , zonder dat in gelijke evenredigheid hare krachten toenemen. Wat zijn dan eigenlijk de hulpmiddelen , waarmede deze reusachtige vereeniging den strijd te voeren en de overwinning te behalen heeft ? Het doel, dat zij zich voorstelt , is , gelijk wij zagen , het onteigenen of liever het zich toeeigenen van den volksrijkdom en het kapitaal. Langs twee wegen tracht zij dit doel te bereiken. Vooreerst verwekt zij onrust van politieken aard: zij poogt de bestaande regeeringen omvertewerpen; verbindt zich met de roode republikeinen en met alle ontevredene partijen. Vooral op dit terrein is zij gevaarlijk , omdat hare macht bijna vertienvoudigd wordt door de bijvoeging van vreemde elementen. Op zich zelve staande zou zij geen groote macht hebben ; maar met al deze bondgenooten
115 wordt zij zeer te duchten. ZOO heeft de revolutie van 18 Maart 1871 kunnen plaats hebben , die men ten onrechte aan haar alleen toeschrijft. Welke voorzorgen genomen moeten worden , hoe men haar macht op dit terrein moet breken , zullen wij elders in dit werk onderzoeken. Wij zeggen thans alleen, dat de hoogere klasse en de politieke partijen in Frankrijk aan het belang der maatschappij ingewortelde en heillooze gewoonten, bedorven en bedervende zeden ten offer hebben te brengen. Is de Internationale evenzeer te vreezen op staathuishoudkundig gebied ? Wij willen volstrekt hare macht en de kans , die zij op welslagen heeft , niet te gering voorstellen. Maar men behoort zich voor onbepaalde en daardoor overdreven schrikbeelden te wachten. Houden wij ons aan cijfers. Wij hebben gezien , over welke sommen de trades-unions kunnen beschikken en hoe geregeld zij hare contribution heffen en innen. Deze vereenigingen zijn ontzagwekkend en machtig , omdat hare leden vast aaneengesloten zijn omdat zij een groot kapitaal bezitten. Men kan van de Internationale gerust het tegendeel verzekeren. De Internationale is een arme en kommerlijk bestaande vereeniging, die bij den dag leeft , door allerlei buitengewone middelen zich in het leven houdt en geen spaarkassen , geen reservefonds voor den kwaden dag heeft. Deze armoede spruit uit allerlei oorzaken voort , die haar nog lang zullen doen voortduren. De Internationale is te nauwernood aan de kindsheid ontwassen. Zij heeft tot nu toe noch den tijd , noch de gelegenheid gehad om op teleggen. Misschien heeft zij het niet eens pogen te doen. De fransche werklieden zijn inderdaad minder dan alle andere geneigd tot sparen , hetzij individueel of gezamenlijk. De geheele fransche natie is trouwens weinig geneigd om zich geldelijke lasten opteleggen , ten einde stichtingen van 844
116 gemeenschappelijk belang to steunen. In woorden is men zeer overvloedig en vurig, maar de beurzen openen zich in Frankrijk niet gemakkelijk voor een philantropisch of maatschappelijk doel. Al wat tot nu toe geschied is , heeft bewezen , dat de leden der Internationale op dit punt aan het fransehe volkskarakter en aan de nationale hebbelijkheid getrouw blijven. De kas der kosmopolitische arbeidersvereeniging is alles behalve welgevuld. De penningen van het yolk vallen nog maar met een zeer dun straaltje in dezen grooten vergaarbak. De contributie van de leden der Internationale wordt in verschillende deelen gesplitst ; een deel is bestemd voor de „Beetle" , een ander voor de „federatie" en een derde voor den centralen raad van bestuur. Dit laatste deel is zeer gering : de raad vraagt van ieder lid niet meer dan 10 centimes in het jaar. Maar die som sehijnt voor het offervermogen van de meeste leden nog te groot te zijn. Het is een bewezen feit , dat deze kleinigheid meestal niet eons betaald wordt. Aangenomen evenwel , dat een millioen werklieden haar opbrengen dan maakt dat 100,000 francs per jaar : een treurig klein bedrag , waarmede te nauwernood de algemeene kosten van locaalhuur,, correspondentie , tractement , reiskosten , congressen etc. kunnen bestreden worden. De federatie eischt voorzeker meer.
Zitj
vraagt tien centimes maandelijks van ieder lid. Maar
zij heeft insgelijks zeer veel moeite om haar geld te innen , heeft vele uitgaven te doen en komt meestal te kort. Aangaande de seeder" is het onmogelijk , nauwkeurig optegeven welke contributien haar in 't leven houden ; maar zij
zijn stellig zeer gering. Zij komen in geen ver-
gelijking met de bijdragen der engelsche unionisten , die wekelijks een shilling betalen. Om dan ook eene werkstaking voltehouden , neemt de
117 Internationale altijd haar toevlucht tot buitengewone middelen : collecten, listen van inschrijving , overhaaste leeningen op onvoordeelige voorwaarden. Zij heeft geen spaarpenningen. Gaat men nauwkeurig de geschiedenis der werkstakingen na , waaraan zij heeft deel gehad, dan ziet men hoe spoedig haar de krachten begeven. Staat zij tegenover een vereeniging van patroons , die vast beraden , geduldig en aaneengesloten handelen , dan strijkt zij weldra de vlag. De werken van de heeren Testud en Villetard bevatten zeer opmerkelijke citaten uit correspondentien, tusschen de leiders der Internationale gevoerd : men ziet daaruit hoe groot haar geldgebrek is. Hoeveel moeite heeft het aan deze zich over zoovele landen uitstrekkende vereeniging niet gekost om te Parijs de werkstaking der zeemtouwers voltehouden. Men meent wellicht dat de Internationale gesteund zal worden door de tradesunions,, die toch wel bereid zullen zijn om haar geld voorteschieten. Maar de correspondentien van de hoofden bewijzen volkomen , hoe voorzichtig en karig de engelsche vereenigingen in dit opzicht tegenover de Internationale te werk gaan. Zij willen haar statuten nakomen en alles op de meent wettige wijze behandeld hebben : zij zijn bevreesd dat het geld verspild zal worden. Zij spelen tegenover de Internationale de rol van de mier tegenover den krekel. De Internationale heeft inderdaad veel van La Fontaine's krekel; zij schept vermaak in het gedurig verwekken van werkstakingen ; al haar tijd , haar zorg, haar zwakke financieele krachten wijdt zij aan het onophoudelijk storen van den gang der industrie. Zij heeft vergeten wat het voornaamste van alles was : het vormen van een kapitaal, waarover zij beschikken kon. Op staathuishoudkundig terrein is de Internationale dus veel minder te vreezen dan in de politiek. Zoo onze
118 nijverheidsmannen voorzorgen nemen , vereenigingen van verdediging oprichten, zich aaneensluiten , en tevens met rechtvaardigheid en beleid handelen , zullen zij zonder groote schade dezen storm het hoofd kunnen bieden. De feiten bewijzen ons , dat de eerste pogingen om bij werkstakingen tusschen de arbeiders van verschillende bedrijven samenwerking to verkrijgen tot nu toe in Frankrijk niet gelukt zijn. In 1869 wendden zich de metaalarbeiders van Givors tot die der smederijen en smelterijen van St. Etienne , en tot die van Vialas en van Voulte. De vervaardigers van chirurgicale instrumenten beweerden bij hunne jongste werkstaking , dat zij over 50,000 francs beschikken konden, hoewel hun eigen kas niet meer dan 1,500 francs rijk was. In 1869 werden de zeemtouwers door de Parijsche federatie ondersteund met eene som van 13,500 fr. Het is bekend dat de Parijsche kleermakers , drie jaren geleden , 10,000 fr. van hunne vakgenooten to London ontvangen hebben. De bronswerkers werden in 1867 door de Engelsche werklieden met 20,000 fr. bijgestaan. Een subsidie van 12,000 fr. is uit Parijs aan de werklieden to Geneve verstrekt Maar wat beteekenen zulke sommen , waar het er op aankomt een workstaking van al de arbeiders in een geheel bedrijf voltehouden Om een invloed van belang uitteoefenen op den strijd tusschen kapitaal en arbeid zou men een oneindig beter voorziene kas ter beschikking nioeten hebben. Is het waarschijnlijk , dat de fransche arbeidersvereenigingen in het vervolg rijker zullen zijn ? Het zal haar altijd hoogst moeilijk vallen meer geld to verkrijgen. De kracht der trades-unions ligt hierin , dat zij bijna alle zoowel tot onderling hulpbetoon, als tot krijgvoeren bestemd zijn. Zij heffen van hare leden contribution van 1 fr. 25 cent per week, somtijds nog meer, en beloven
119 daarvoor dan ook in bepaalde gevallen geldelijke ondersteuning. Zij hebben inderdaad aanzienlijke sommen in kas , die zij , als het haar noodig schijnt , voor werkstakingen kunnen gebruiken. Zulk eene inrichting was alleen mogelijk in het begin dezer eeuw,, toen de vereenigingen van onderlingen bijstand overal ontstonden. De tradesunions hebben die taak aanvaard , en daarin ligt een voordeel dat men haar niet meer afhandig kan maken. In Frankrijk daarentegen bestaan vereenigingen tot wederkeerig hulpbetoon tegenwoordig overal , hetzij onder directie van de gemeentebesturen , hetzij onder die van groote fabriekanten. Daar zij ettelijke honoraire leden tellen , die bijdragen leveren zonder aanspraak te hebben op eenige ondersteuning, zijn de contribution der arbeiders zeer gering. Het gevolg hiervan is dat de arbeidersvereenigingen , die zich werkstakingen ten doel stellen , van dien kant geen hulp te wachten hebben. Zij kunnen voor haar doel alleen, ten behoeve van eene mogelijke worsteling, die wellicht eerst over langen tad zal plaats hebben , van den arbeider geen aanmerkelijke en aanhoudende offers vergen; zij zijn niet in staat de mededinging voltehouden met inkellingen , die reeds lang bestaan en belangrijke inkomsten hebben. Zij kunnen , wel is waar,, beproeven , zich meester to maken van de kassen der reeds bestaande vereenigingen van onderling hulpbetoon, maar dergelijke misbruiken kan de wet gemakkelijk beletten. Het is te voorzien dat de zeer natuurlijke geldhonger der voorstanders van werkstakingen de quaestie der vereenigingen van onderling hulpbetoon binnen korten tijd tot eene question bralante zal maken. 1VIaar zoo er door hen, die voor orde en vrijheid strijden , goede maatregelen genomen worden , dan zullen zij in dat gelling de overhand behouden. Zoolang de arbeidersvereenigingen
120 geen onderling hulpbetoon kunnen beloven , moeten zij van buitengewone hulpmiddelen leven. Sommige drijven handel en trachten voordeel te behalen door eenige tusschenpersonen uittewinnen. De meeste doen eenvoudig een beroep op de liefdadigheid. Meermalen hebben wij bij het uiteengaan der bijeenkomsten van Belleville aan de deur twee vrouwen met collecteschalen gezien , die hulp vroegen voor de werklieden van Bazel , waar toenmaals eene werkstaking plaats greep. Iedereen gaf zijn penningske ; maar wat deze diakonessen van het socialisme aldus inzamelden , was in elk geval maar een zeer geringe bijdrage , als men de kosten eener werkstaking in aanmerking neemt. De zenuw van den oarlog ontbreekt dus bij de fransche arbeidersvereenigingen. Jaren zullen zij noodig hebben om een kapitaal bijeentebrengen , zoo zij er al ooit in slagen. In ieder geval verkeert Frankrijk thans, op industrieel zoo goed als op politiek terrein, in een toestand van gewapenden vrede. De stilte en de rust , die thans heerschen , zijn niet te vertrouwen. Van alle zijclen worden krijgstoerustingen en oorlogsplannen gemaakt en aangekondigd. Het Duitsche woord
Kriegsbereitschaft
drukt uitnemend den toe-
stand uit , waarin de fransche patroons en werklieden tegenover elkander verkeeren. Men is van beide kanten tot den krijg bereid en rust zich tot aanval en verdediging toe. Wat zijn de vruchten van al die inspanning ? Veel onrust , wantrouwen en wederzijdsche verkeerde praktijken, Al kon de Internationale haar armoede in rijkdom veranderen , toch zouden haar geweldige plannen een Stempel van hersenschimmigheid blijven dragen en bestemd zijn te falen. In het begin dezer eeuw werd door een groot krijgsoverste , wien een gezag ten dienste stond , zoo als voor hem niemand bezeten had , het stoute plan gevormd om de grootste handeldrijvende natie ten onder te brengen
121 door voor haar alle havens der wereld te doen sluiten. Men weet wat de vruchten zijn geweest van dat beruchte continentale stelsel , dat toch een geniaal plan scheen te zijn. Niet anders zal het gaan met het stelsel waarmede de Internationale het kapitaal meent te zullen overwinnen. Zij zal het evenmin volkomen kunnen toepassen als Napoleon het zone, en dit geheele krijgstoestel zal vruchteloos blijken, omdat het op een punt onvoldoende is. Loonsverhooging zal niet door zulke middelen verkregen worden. Niemand verlangt die meer dan wij , maar wij wenschen dat zij duurzaam en afdoende zij. ' Er is maar een weg om daartoe te geraken : de voortbrenging moet worden vermeerderd , het werk van den arbeider moet vruchtbaarder worden. Alle pogingen zijn ijdel en bedriegelijk , zoo die voorwaarden niet vervuld worden. Door een steeds volmaakter inrichting der industrie , door het gebruik van nog krachtiger werkende machines , door de aauwending van nieuwe kapitalen , door het opzoeken van verre markten, kan men , indien men er zich ernstig op toeleggen wil , het voortbrengingsvermogen van 's menschen hoofd en armen belangrijk doen vermeerderen. Dat is de ware en begeerlijke vooruitgang; een hersenschim daarentegen , den werkman te willen bevoordeelen ten koste van den patroon of den verbruiker. De arbeider in de eerste plants zou laden onder zulke onredelijke pogingen. De prijs van alle zaken te verhoogen om het loon te doen stijgen , is kinderspel. Immers , zoo een dergelijke prijsverhooging zich over alle voortbrengselen der nijverheid uitstrekte, dan zou de werkman, daar hij voor al wat hij noodig had meer moest betalen , zijn toestand in naam verbeterd zien , terwijl die werkelijk dezelfde gebleven was. Maar de patroon — zegt men, — ziedaar den uitzuiger,, dien men zijn onbillijke winst ontnemen moet. Deze eisch
122 is eene betreurenswaardige illusie , uit het lijden of den nijd geboren. Wel verre van bovenmatige winst te maken, verdienen de industrieelen tegenwoordig maar even genoeg om lien ondernemingsgeest wakker te houden , zonder welken geen vooruitgang mogelijk is. Voorheen, toen de groote industrie haar eerste vlucht nam en de mededinging nog niet groot was , konden de winsten zeer aanzienlijk zijn : een ontzaglijk fortuin kon dikwijls in korten tiid verkregen worden. Maar in onze dagen , nu de fabriekanten te worstelen hebben met de concurrentie van alle nation , nu de handel gedurig door een crisis wordt bedreigd , zijn de winsten matig en niet moor dan voldoende om optewegen tegen de ongunstige kansen , waaraan het kapitaal is blootgesteld. Toen men een grieksc.hen scepticus in den tempel van Neptunus een dubbele rij van scheepsroeren toonde , den god aangeboden door matrozen , die wegens hunne gebeden uit den storm gored waren , deed hij de vraag : Maar waar zijn nu de roeren van hen , die in de golven zijn omgekomen Niet anders is het in den tempel der fortuin. Met gulden letteren ziet men er de namen gegrift der mannen , die zegepralend uit den zwaren strijd der nijverheid teruggekeerd zijn , maar zij die in den kamp zijn bezweken — en hun aantal is groot
blijven onvermeld. Niemand vraagt naar hen..
Men kan inderdaad de winsten der patroons niet verminderen zonder den ondernemingsgeest to dooden. De goudmijn , die de workman exploiteeren kan en moot , ligt elders. Hij kan die vinden in den natuurlijken toestand der dingen en in zich zelven. Twee ernstige woorden maken het begin en het einde uit van alle gezonde maatschappelijke wijsheid. Inspanning en zelfverloochening — Kant heeft het gezegd — zijn de grondslagen van deugd. Wij voegen er bij : zij zijn de beide bronnen van alle welvaart.
TWEEDE BOEK.
HOOFDSTUK
I.
De voorgestelde geneesmiddelen. HET PARTICIPATIE-STELSEL.
De veelvuldige storingen , die in de industrieele wereld plaats grijpen , hebben vele bekwame mannen doen zoeken naar een groot geneesmiddel , waardoor de maatschappij weder tot volkomen gezondheid en le venskracht zou worden teruggebracht. Een der eigenaardigheden van onzen tijd bestaat hierin , dat men alle moeilijkheden , die zich in het volksleven voordoen , beschouwt als meetkunstige vraagstukken , vatbaar om volgens een eenvoudige en nauwkeurig te omschrijven formule te worden opgelost. Zoodra een kwaad zich openbaart en voortwoedt , haast men zich een panacee te zoeken van onfeilbare kracht. Zoo hebben, om de werWakingen to doen ophouden , om de voortbrenging steeds meer to doen toenemen , om het lot van den werkman reeds terstond te verbeteren , vele verlichte en menschlievende mannen het participatie-stelsel aangeprezen , volgens hetwelk de arbeider een aandeel ontvangt van de winst, die de zaak der patroons afwerpt.
124 De toepassing van dat stelsel zal , naar men beweert , een einde maken aan al de spanning en ontevredenheid die in de laatste jaren onder den arbeidenden stand hebben geheerscht. Van dezen maatregel belooft men zich een tijdperk van welvaart en rust voor de lijdende en strijdende menschheid. Bj enkele schrijvers is het vertrouwen op de macht van dit beginsel , dat den werkman deel doet hebben aan de winst van den werkgever,, overgeslagen tot een blinden haat tegen het loon , dat zij den kanker noemen , waaruit al het kwaad zijn oorsprong heeft genomen. Zij vergelijken den man , die voor een vast loon werkt , bij den door zweepslagen voortgedreven slaaf der oudheid of bij den tot arbeid gedwongen lijfeigene der middeleeuwen. Anderen zijn jets bezadigder en zingen , zonder juist het loonstelsel te vervloeken , met geestdrift den lof van deze nieuwe wijze van contracteeren tusschen patroon en werkman. Gelijk de Israelieten op hun tocht naar het beloofde land hoop en kracht pleegden te putten uit den aanblik van de koperen slang , zoo ontleenen deze geleerden , deze apostelen onzer dagen , al hun kracht en troost aan de aanschouwing der heerlijkheid van „deze banier der toekomst" , waarop het veelbelovende woord geschreven staat: deelgenootschap van den arbeider aan de winst van den patroon. Zeer schrandere mannen , die zich op wetenschappelijk en staatkundig gebied hebben onderscheiden , Rossi en Leon Faucher aan de spits, hebben zich meer of minder openlijk en nadrukkelijk verklaard ten gunste van dit stelsel, dat tegenwoordig zooveel bijval vindt. Autoriteiten van een andere soort en wier meening van meer invloed kan zijn op onze maatschappij , de graaf van Chambord en de graaf van Parijs , hebben even goed als
125 Napoleon III zich verplicht geacht openlijk hun geloof aan de waarheid van dit dogma der democratie te doen blij ken. Het is ons voornemen thans te onderzoeken, in hoeverre deze verwachtingen luchtkasteelen zijn en of ze niet op teleurstelling moeten uitloopen. Geheel onbevangen beginners wij dit onderzoek : wij behooren ganschelijk niet tot hen , die met een zeker genoegen den ouden weg gaan , omdat het de oude weg is , en elk pad, dat niet door de menigte is platgetreden , vreezen. Maar aan den anderen kant is nu eenmaal een instinctmatig wantrouwen ons aangeboren jegens die stoutmoedige gidsen , die zonder het terrein overal verkend te hebben , ons langs onbekende wegen willen voeren , waar men gevaar loopt in een moeras te zakken of in een afgrond te stortem Eischt de voorzichtigheid niet , dat wij ons nauwkeurige kennis verschaffen van de streek , waarheen men ons leiden wil , en dat wij geen pad volgen zonder te weten waar wij zullen uitkomen ? Bij dit onderzoek naar de waarde van het participatiestelsel , is het een voordeel voor ons, dat wij gebruik kunnen waken van een degelijk werk , geleverd door den heer Charles Robert, waarin al "de voorbeelden , al de proefnemingen zijn vermeld die voor dit nieuwe systeem pleiten. wij hebben dus niet enkel met theorien , maar met feiten te doen. Daarin ligt voor de kritiek te gelijk een waarborg en eene moeilijkheid: zij wordt daardoor meer vertrouwbaar, maar moet ook des te meer op hare. hoede zijn. I. Een der eerste vereischten bij de behandeling van sociale vraagstukken , is het gebruik van uitdrukkingen
126 die zeer nauwkeurig weergeven wat men bedoelt en alle misverstand uitsluiten. Men bedient zich in den regel maar al te veel van klinkende woorden holle en Loch vertoon makende formules , die bijval vinden , juist omdat iedereen er de beteekenis aan geeft die hij goedvindt. Ook gebruikt men dikwijs hetzelfde woord om verschillende denkbeelden uit te drukken van daar dat de aanhangers van hetzelfde systeem , zoodra zij het gaan toepassen , met verbazing zien dat zij omtrent de praktijk grootelijks uiteenloopen , terwijl zij , zoolang ze op het terrein der theorie bleven , het volkomen eens meenden te zijn. Al de plannen van sociale wedergeboorte , zoo talrijk in onze dagen , bieden ons het schouwspel aan van den toren van Babel; met deze eigenaardigheid , dat zij die omtrent den nieuwen bouw onzer maatschappij hun advies uitbrengen , zich inbeelden dat zij voor elkander verstaanbaar spreken , eenvoudig omdat zij dezelfde woorden en gelijke leuzen gebruiken. Condillac heeft gezegd: eene wetenschap is niets dan eene taal waarin de woorden juist gekozen zijn. Nergens blijkt de waarheid in die bewering gelegen duidelijker en nooit is een waarschuwing tegen dubbelzinnigheid van uitdrukking meer op zijn plaats , dan bij de behandeling der vraagstukken , die
OAS
thans bezig houden. Zij genieten
het betreurenswaardig voorrecht van de hartstochten gaande te maken , de verschillende klassen van een yolk vijandig tegenover elkander to plaatsen en somtijds onlusten en burgerkrijg to verwekken. Juist daarom km men in een democratischen tijd nooit genoeg zorg dragen voor nauwkeurigheid en juistheid van uitdrukking. Dat wordt niet alleen uit een letterkundig oogpunt geeischt , maar het is een gebiedende plicht voor elk goed burger, die boven alles vreezen moet de volksmassa op een dwaalspoor to
127 brengen , haar te hooge verwachtingen inteboezemen en daardoor hare begeerlijkheid te prikkelen. Het komt ons voor,, dat men in de belangrifice quaestie van het participatie-stelsel dat gebruik van bedriegelijke phrases , die onjuistheden van uitdrukking , dat samenbrengen van geheel verschillende feiten onder eene verleidelijke formule , niet gansch vermeden heeft. Dit verwijt moet ook gericht worden tot den heer Robert. Er zijn slimme kooplieden , die om hunne waren des te beter te slijten , eene hoeveelheid graan van zeer middelmatige soort met een laag van de zuiverste tarwe bedekken. Op dergelijke wijze gaat , schoon stellig zonder zich daarvan bewust te zijn, de heer Robert te werk. Hij vereenigt onder eene leuze zeer uiteenloopende praktijken waarvan sommige onberispelijk, maar andere alles behalve goed te keuren zijn. Ten aanzien der maatregelen , die men onder den gemeenschappelijken naam van het participatie-stelsel begrijpt , is een schifting noodig , die zeer streng en nauwkeurig moet gemaakt worden. In alle landen en ten alien tijde heeft de vrije industrie zich ontwikkeld onder het loonstelsel. Dat is de eenvoudigste vorm van samenwerking het bevordert op de beste wijze de belangen van alle partijen en komt het meest overeen met de beginselen eener gezonde staathuishoudkunde. Al de declamation der arbeiders , al de sentimenteele ontboezemingen onzer sociale hervormers , zullen de voortreffelijkheid niet wegredeneeren van een stelsel , dat steeds bij alle beschaafde volken is toegepast. Om het recht te leeren begrijpen en waardeeren , is het genoeg de rol na te gaan der verschillende factoren die bij de voortbrenging samenwerken. Een ondernemend man ziet in, dat door deze of gene soort van industrie winst kan behaald worden: hij wijdt zijne
128 vernuft, zijn ervaring, zijn kapitaal aan de oprichting dier zaak. Of hij een rijk man worden dan wel zijn vermogen verliezen zal , hangt of van de juistheid van zijn blik : hij speelt een gewaagd spel. Alles komt aan op zijn oordeel, zijn leiding , zijn overleg. Geheel anders is en moet uit den aard der zaak de stelling zijn van den arbeider, die zijn lichaamskracht of zijn zorg aan de uitvoering van een onderdeel der onderneming wijdt. Hij levert zijn arbeid of, zoo men wil, een zekere hoeveelheid voortbrengselen. Hij moet betaald worden in evenredigheid van de zaken , die hij voortbrengt. Zen loon afhankelijk te stellen van het welslagen van den ondernemer,, in wiens dienst hij staat , is onnatuurlijk en onlogisch. Zou het redelijk zijn — om niet van billijkheid te spreken — dat van twee werklieden , die even ijverig en bekwaam zijn, de een hoog , de ander zeer matig beloond werd , naarmate de patroon , bij wien elk van beide werkzaam was , meer of minder bekwaam ware in het afzetten van de voortbrengselen zijner fabriek De betrekking tusschen werkgever en werknemer is , waar het loonstelsel heerscht , volkomen afgebakend : ieder heeft zijn eigen kring van werkzaamheid , waarop geen inbreuk kan worden gemaakt. De arbeider, die bij de week en naar evenredigheid van zijn arbeid betaald wordt, is zeker van zijn loon : er is dan ook niets dat hem recht geeft om zich met de leiding der onderneming te bemoeien. De patroon alleen heeft het bestuur over de zaak en is er verantwoordelijk voor; hij is volkomen vrij en handelt naar goedvinden. Pat is een zeer groot voordeel want het is niet enkel billijk maar ook nuttig dat de man, die het werk voor zijn eigen risico heeft ondernomen, daarvan niet alleen in naam maar ook feitelijk de leiding heeft.
129 Het loonstelsel kan nog verscheidene andere aanspraken doen gelden op den eerbied en de dankbaarheid van alien, werklieden zoowel als patroons. Men kan inderdaad geene wijze van samenwerking uitdenken , die voor meer ontwikkeling vatbaar en rekbaarder ; zij voegt zich beter dan eenige andere naar allerlei omstandigheden. De groote veranderingen , die telkens in onze nijverheld kunnen plaats grijpen , maken het noodig dat het stelsel , waarnaar het loon van den arbeider geregeld wordt zich naar een groot aantal onderling zeer verschillende toestanden , invloeden en combination kunne plooien. Wij schromen niet to beweren , dat het loonstelsel deze voortreffelijke eigenschap in de hoogste mate bezit. Het bewijs daarvoor vinden wij hierin , dat meer en meer het werken bij het stuk den arbeid voor een vast dagloon vervangt. Eertijds , toen de voortbrenging nog op lagen trap stond en de machines gebrekkig waren , werd het loon van den arbeider bij het uur,, bij den dag en bij de week berekend. Tegenwoordig wordt bijna overal bij het stuk gewerkt ; de werkman verricht , voor een bepaald loon , eene zekere hoeveelheid arbeid aan de voorwerpen en stollen , die hij bewerken moet. Hierdoor is de handwerksman bijna in alle bedrijven een aannemer in het klein geworden , die echter — en dit is geheel in zijn voordeel er vast op kan rekenen , dat hij de door hem geleverde voorwerpen afzetten zal. Van al de zaken , die in de laatste veertig jaren hebben bijgedragen tot de ontwikkeling der nijverheid — de vooruitgang van het machine-wezen zelfs daaronder gerekend, — is er geene , die het voortbrengingsvermogen van den mensch zoozeer heeft doen toenemen als het in gebruik raken en algemeen worden van den arbeid bij het stuk. Vele andere verbeteringen zijn daaruit 9
130 weder voortgekomen , en ons zoo belasterd loonstelsel is gebleken vatbaar te zijn voor eene menigte wijzigingen in allerlei onderdeelen , die de voortbrenging en tevens het inkomen van den arbeider moeten doen stijgen. Hoe heilzaam de invloed van het werken bij het stuk ook zij , niet altijd weegt hij op tegen de gewoonte der traagheid , die onder de arbeiders heerscht. Velen willen zich nog immer niet laten leiden door hun welbegrepen eigenbelang. Om hen ijverig te doen arbeiden, moet men den prikkel en de aanmoediging verdubbelen. Het voortbrengingsvermogen zelfs van den minsten werkman hangt meer nog van zijn hoofd dan van zijn armen af; de goede wil en de oplettendheid hebben er meer deel aan dan de physieke kracht. De staathuishoudkunde kan zonder voorbehoud het schoone woord des dichters overnemen : mens agitat molem. Duidelijk bewezen feiten toonen den grooten invloed aan, dien de zedelijke en verstandelijke energie des werkmans op het getal en de hoedanigheid der door hem geleverde artikelen uitoefent. Vele industrieelen hebben de opmerking gemaakt , dat op de dagen , die het , naast aan dien van de uitbetaling van het loon voorafgaan , in de workplaatsen en fabrieken veel meer geleverd wordt dan op de naastvolgende dagen. Een groot belgisch fabriekant heeft als zijne ervaring medegedeeld dat in weken , waarin een feestdag valt , de voortbrenging niet minder is dan in gewone weken. In de_ rapporten der jongste enquete betreffende het professioneel onderwijs vindt men eene opmerkelijke aanteekening , volgens welke de hoedenmakersknechts in sommige werkplaatsen slechts 11 a 2 franken verdienen op de eerste van de veertien dagen en het op de laatste tot een loon van 10 a 15 franken brengen. In de dagen , die onmiddellijk aan het feest voor-
131 afgaan , dat de arbeiders van Rijssel le Broquelet noemen en dat voor het yolk een tad van bijzonder vermaak is , neemt de arbeid in de fabrieken aldaar een ongewone vlucht ; het werk wordt dan zeer veel sneller verricht. Zelfs zonder de hulp van betere machines kunnen de resultaten van den arbeid des werkmans dus grooter zijn , zoodra hij maar ernstig wil. „Er zijn de heer Robert heeft het zelf een mijnwerker van het Loire-bassin hooren zeggen er zijn mijnen , waarin men met den meesten ijver aan het werk gaat ; er zijn andere , waarin men opzettelijk talmt." Een van de voornaamste zaken , waarnaar derhalve eene goede en verstandige industrieele leiding moet streven , is het ontdekken en toepassen van de geschiktste middelen om bij de arbeiders van elken rang dien voortdurenden ijver op te wekken , die aanhoudende inspanning van al zijne vermogens. Niet alleen door de hoeveelheid der voortbrengselen te vermeerderen maar ook door zuinig om te gaan met de grondstoffen, door zijne gereedschappen en werktuigen voorzichtig te behandelen, kan de werkman zijn arbeid vruchtbaarder maken en de nijverheid meer doen voortbrengen. Spaarzaamheid bij het gebruik van brandstoffen, klokspijs , olie en hout , is noodig voor den .bloei van een fabriek of van een mijn. Alle bekwame fabrikanten — en hun aantal wordt dagelijks grooter — zijn van dat alles volkomen overtuigd. Ook heeft men in onze werkplaatsen eene reeks van vernuftige maatregelen in praktijk zien komen, ten einde den werkman den grootst mogelijken prikkel te geven tot energie en zuinigheid bij den arbeid dien hij verricht. Men heeft daartoe in de eerste plaats gratification of belooningen uitgedeeld aan de verdienstelijkste werklieden, 9*
132 d. aan hen , die het meeste werk hadden volbracht in den kortsten tijd en de minste schade hadden toegebracht aan de vervaardigde stof. Eenige industrieelen , zooals b. v. de firma Bonnet te Lyon , namen bij het toekennen dezer beloonigen ook de hoedanigheid van het geleverde werk in aanmerking. Van den anderen kant poogde men op het eergevoel van den arbeider te werken door onderscheidingen van 'outer zedelijken aard. Zoo plaatst men b. v. in de fabriek van zijden stollen te Jujurieux vlaggen naast de getouwen der jonge weefsters die zich het ijverigst en het werkzaamst betoonen. In sommige fabrieken heeft men midden in de werkplaats lijsten van het verdiende loon opgehangen, en men verzekert dat deze maatregel den ijver prikkelde ook van die werklieden , die anders tot de traagsten behoorden. Dat waren echter kunstgrepen van te beperkten invloed , die bovendien de deur voor willekeur openzetten. Men heeft ze echter spoedig beter en algemeener gemaakt , zoodat een blijvende maatregel daaruit voortgekomen is. Het premie-stelsel wordt tegenwoordig in zeer veel fabrieken toegepast; waar eene onderneming bloeit , daar is het in den regel mede hieraan te danken. Even eenvoudig in praktijk als in theorie , past het bijzonder wel bij de gewonnte van stukwerk : het is er de natuurlijke aanvulling van. Men weet waarin het premie-stelsel bestaat. Er wordt berekend hoeveel een arbeider of eene groep arbeiders gemiddeld per dag , per week of in de veertien dagen voortbrengt, en de werkman , die dit cijfer overschrijdt, ontvangt niet alleen een loon geevenredigd aan de hoeveelheid die hij heeft geleverd , maar bovendien eene premie rvan grooter of kleiner bedrag. Zoo wij hier eene uitdrukking mogen gebruiken , ont-
133 leend aan het belastingwezen , dan kunnen wij dit premie-stelsel het progressieve loonsysteem noemen. De werkman toch , die tweemaal meer heeft voortgebracht dan zone kameraden, ontvangt eene belooning , die niet slechts tweemaal , maar derdehalf- of driemaal grooter is dan die der anderen. Er is bijna geene industrie , die de toepassing van het stelsel niet toelaat: de combination kunnen op allerlei manier gewijzigd worden , en in elkander grijpen. In sommige metaalfabrieken b. v. zijn er premien voor de hoeveelheid ijzer die geleverd wordt, en weer andere voor het besparen der klokspijs en der steenkolen , die hebben gediend om dat ijzer voorttebrengen. In de spin- en weverijen kunnen spinners zoo goed als wevers naar dit stelsel beloond worden. Er zijn lijnwaadfabrieken , waarin de werkman , die in veertien dagen een stuk meer geleverd heeft dan een bepaald getal , eene premie ontvangt van twee franken ; hij , die twee stukken boven dat cijfer heeft afgewerkt , heeft niet alleen recht op twee zulke premien , maar nog op een derde van een frank. Het bedrag van deze buitengewone belooning is in de eene industrie grooter dan in de andere ; somtijds is zij vrij gering , terwijl zij in andere gevallen eene aanmerkelijke hoogte bereikt. Hoe grooter de plaats is die het kapitaal in eene onderneming bekleedt , des te aanzienlijker kunnen de premien zijn. De deugdelijkheid van dezen prikkel is bewezen door de ervaring en de getuigenis van fransche industrieelen van den eersten rang. In 1851 leverde de fabriek te Creuzot niet meer dan 18,306 tonnen ijzer. Men voerde er op de ruimste schaal een premiestelsel in om den ijver der arbeiders te verhoogen : in 1852 steeg de voortbrenging reeds tot 24,000 tonnen en bereikte in 1853 het cijfer van 33,000 ; in 1854 dat van 36,000, en zij kiom tot 42,000 in 1858. Dezen vooruitgang
134 schrijft men voornamelijk toe aan de grootere inspanning der arbeiders. Hetzelfde verschijnsel heeft zich voorgedaan in de fabrieken te Terre-Noire. Het premie-stelsel werd aldaar in 1858 door den bekwamen directeur, den heer Euverte , in praktijk gebracht; de voortbrenging , die toen 13,000 tonnen ijzer bedroeg , begon toetenemen en was in 1868 tot 34,000 tonnen gestegen. Deze verhooging is volgens den heer Euverte uitsluitend te danken aan de nieuwe regeling van het loon , die even voordeelig is voor de werklieden als voor de patroons. De hoer Charles Robert prijst dan ook zeer terecht doze regeling aan: hij hoopt haar algemeen to zien worden. Maar hij ziet daarin een vorm van het participatie-stelsel , en beveelt haar als zoodanig aan, Om het laatste stelsel ingang te doen vinden , wijst hij op al de fabrieken , waar het eerste in gebruik is. Ilij komt zoodoende tot de slotsom , dat het deelgenootschap van den workman in de winst van den ondernemer in Frankrijk reeds in een groot aantal nijverheids-ondernemingen bestaat. Maar dat is eene onjuiste gevolgtrekking , eene treurige verwarring , waardoor valsche denkbeelden onder het yolk verspreid worden en die ernstig moot worden bestreden. Dat uitreiken van vaste premiên is volstrekt goon vorm van het participatie-stelsel; het gaat van een geheel ander beginsel nit. Bij eenig nadenken blijkt ons dat spoedig. De opbrengst van het geproduceerde komt altijd ten goede aan verscheidene factoren: de eene is de arbeid , de andere het kapitaal of de algemeene kosten. Wanneer nu de voortbrenging eener fabriek klimt tot boven een normaal gemiddeld peil , dan vermeerderen de algemeene kosten niet in dezelfde evenredigheid ; het is dus billijk dat de arbeid een grooter aandeel ontvangt in de opbrengst
135 van dat boven het gewone bedrag geleverde fabrikaat. Dat is alles logisch en natuurlijk : daarin ligt de billijkheid van het premie-stelsel. Maar dat heeft niets te maken met wat men het participatie-stelsel noemt. De aan den werkman voor zijn buitengewonen ijver uitgeloofde premien zijn immers noch veranderlijk noch voorwaardelijk. Waar zij verleend worden , hebben zij een vast bedrag en moeten zij aan den arbeider worden uitbetaald, wat ook het resultaat der onderneming zij. Hoeveel de industrieel ook winn.en , en evenzeer, hoeveel hij verliezen moge , de premien, die eenmaal zijn beloofd , moeten ten voile worden uitgereikt. Zij zijn slechts eene aanvulling van het loon. Dit blijkt hieruit dat het stukloon naar een veranderlijken en progressieven maatstaf kan geregeld worden , zonder zijn karakter te verliezen. Men kan tot den werkman zeggen : „zoo gij dagelijks of wekelijks deze aangewezen hoeveelheid levert , zult gij dit bepaalde loon voor elken meter of voor ieder kilogram ontvangen , levert gij meer,, dan zal uw loon per meter of per kilogram hooger worden." Men ziet in het dagelijksch leven , tusschen koopers en verkoopers , gedurig zulke overeenkomsten sluiten. Het premie-stelsel verschilt dus van het participatiesysteem ten eenenmale , om de afdoende reden , dat de premien ook uitgedeeld worden , wanneer de industrieel verliest. Maar bovendien is het eerste oneindig aanbevelenswaardiger dan het laatste : het heeft er de voordeelen en geenszins de nadeelen van. Het spoort den werkman aan door hem een zekere winst te beloven ; doet hem geen enkel voorwendsel aan de hand om zich in de leiding der zaak te mengen en heeft zelfs groote verdienste , wat de gelijkheid betreft. Bij het participatie-stelsel hangen de inkomsten van den werkman niet alleen van hem zelven , maar ook van de bekwaamheid van den patroon af. De
136 werklieden van twee naast elkander gelegen fabrieken zouden. dus , bij volkomen gelijken ijver en bekwaamheid , zeer verschillend loon kunnen ontvangen , omdat hunne patroons niet even ervaren , voorzichtig en handig waren of omdat de een misschien wat meer geluk had dan de ander. Men kan evenwel aan het premie-stelsel een gegrond verwijt doen of althans een leemte daarin aanwijzen. Het toekennen van premien aan den werkman wegens overwerk of besparing van grondstoffen , prikkelt alleen den ijver van iederen werkman voor zich, maar verhoogt geenszins het gemeenschappelijk streven der arbeiders. Premien zijn een spoorslag voor bedreven werklieden die kans hebben om ze te verkrijgen, maar oefenen geen invloed op de middelmatigen of onbekwamen , die niets boven het gemiddelde bedrag leveren kunnen. Indien deze bedenking eenig gewicht heeft , dan kan men echter door de combination, die het loonstelsel toelaat, dat gebrek verhelpen. Men heeft inderdaad in een zeker aantal fabrieken een stelsel van collectieve premien ingevoerd, die niet gegeven worden aan een bepaalden werkman , maar aan het geheele personeel van de werkplaats , waarin boven een zeker gemiddelde hoeveelheid is geproduceerd. Er bestaan vele voorbeelden van dergelijke regeling. De mijnen en fabrieken van de firma Dupont en Dreyfus te Ars-sur-Moselle hebben haar ingevoerd. Maar zij wordt vooral in de papierfabrieken toegepast en werkt uitstekend. De heer Laroche-Joubert, de groote papierfabrikant van Angouleme , onder Napoleon III lid van het parlement, heeft de verdienste 7 deze regeling tot een zeer hoogen trap van volmaaktheid te hebben gebracht. Zijn fabriek leverde voorheen slechts 25,000 kilogrammen papier per maand. Hij verklaarde , dat voor elke 1000 kilogrammen boven
137 dit cijfer ieder werkman 1 frank meer zou ontvangen. Weldra steeg de voortbrenging tot 35,000 , 45,000 en zelfs tot 50,000 kilogrammes in de maand. Daardoor werd het loon van den arbeider aanmerkelijk verhoogd. De papierfabrieken van Pont-de-Claix (Isere) volgden weldra dat voorbeeld. Men begrijpt inderdaad , dat het personeel van eene fabriek zeer sterk tot den arbeid wordt geprikkeld door deze aanvulling van het loon. Niet alleen de fiver van ieder arbeider in het bijzonder wordt krachtig opgewekt , maar de naijver wordt wakker : de arbeiders houden toezicht op elkanders werk. Zulk eene regeling heeft al de voordeelen van het participatie-stelsel : - men heeft haar daarmede dan ook verward. De heer Laroche-Joubert zelf heeft zich daaromtrent vergist. In eene zitting van het wetgevend lichaam heeft hij zijn stelsel aangeprezen als den arbeiders deel gevende aan de winsten van den ondernemer. Dat is echter een onjuiste bewering. In de papierfabriek van Angouleme ontvangen de arbeiders collectieve premien, berekend naar de vermeerdering der voortbrenging , maar hun wordt volstrekt geen aandeel gegeven in de winst die op het einde des jaars behaald is. De werkman wordt er beloond naar evenredigheid van het werk dat hij geleverd heeft , niet naar die van de verkochte hoeveelheid , het bedrag der verkoopprijzen of de gemaakte winst. Zoodoende hangt datgene wat hij ontvangt alleen of van zijne eigene inspanning en heeft het niets te maken met de bekwaamheid der leiding. Hij is dus vrij van alle zorg en heeft geen enkel voorwendsel om toezicht op de leiding der zaak of deel aan het bestuur voor zich te vragen. Deze collectieve premien , aan eene geheele werkplaats toegestaan , kunnen zeer goed samengaan met persoonlijke premien , aan de ijverigste der arbeiders toegekend.
138 Zelfs oefent het stelsel dan eerst al zone kracht uit. Er zijn nog andere gelukkige combination , die men in praktijk brengen kan , zonder nog een aandeel in de winst aan den werkman toe te kennen. Vele der eerste firma's van Frankrijk en Engeland leveren daarvan op-. merkelijke voorbeelden. Op de meeste scheepstimmerwerven van de Theems heeft men in de laatste jaren eene zeer goede regeling ingevoerd. Een zeker getal werklieden neemt aan om te zamen een bepaalden arbeid te volbrengen : zij stellen met den patroon het loon vast. In den loop van het werk wordt hun iedere week eene som op rekening gegeven , die zij onder elkander verdeelen , volgens bepalingen , onderling door hen vastgesteld. Het overige van het loon ontvangen en verdeelen
zij als het werk geeindigd is. De werklieden worden zoodoende ondernemers op kleine schaal , en hunne betrekking tot de patroons is zeer vereenvoudigd : bijna al de quaestien die geschikt zijn om verbittering te wekken zijn verdwenen: aan de werklieden zelve wordt overgelaten , het collectieve loon onder elkander te verdeelen. Twee fransche fabrieken van den eersten rang, de maatschappij Cail en die van Fives-Lille , hebben een dergelijk stelsel toegepast. Tot het verrichten van een zekere hoeveelheid werk vormen de werklieden een tijdelijke vereeniging, die aanneemt op bepaalde voorwaarden binnen een vastgestelden tad het werk te leveren. De directie der fabriek vervult de rol van geldschieter en verhuurder en levert de werkplaatsen , de machines en gereedschappen en alle grondstoffen. Matige vooraf bepaalde weekloonen worden, zoo lang het werk duurt , uitgereikt op rekening van het geheele bedongen loon. Zoodra het werk is afgeloopen wordt het overschot onder de arbeiders verdeeld. Pit stelsel wordt toegepast
139 op elk werk van grooter of kleiner omvang , dat in de verschillende werkplaatsen der machine-fabriek wordt verricht. Telkens wordt een dergelijke overeenkomst tusschen het bestuur der onderneming en kleine groepen werklieden gesloten. Van deelgenootschap in de winst is geen sprake. Het beloop der zaak is eenvoudig en geleidelijk en geeft weinig aanleiding tot botsingen. Telkens vormen zich kleine tijdelijke co-operatieve productie-vereenigingen , die het dubbel voordeel hebben , dat de werkman niets te zeggen heeft in het commercieele deel der zaak en dat hij zijn geld niet behoeft te wagen. Zijn ijver wordt op deze wijze geprikkeld ; een soort van heilzame tucht heerscht in elke dier kleine vereenigingen. Tengevolge van dit stelsel wordt in zulke fabrieken door den arbeider 25 pet meer verdiend dan in andere, waar het stukwerk niet gepaard gaat met zulk een prikkel. Deze regeling begint in de machine-fabrieken in twang te komen. Ondernemingen van den tweeden en derden rang volgen het aangehaalde voorbeeld der groote maatschappijen. In die van den heer Pinet , fabriekant van landbouwwerktuigen te Abilly (Indre-et-Loire) wordt deze regeling toegepast. Ook in de kleine industrie kan zij aangewend worden. Te Amsterdam werken de diamant slijpers in groote fabrieken, maar zij zijn eigenlijk zelve ondernemers , die van den patroon alleen de werkplaats de drijfkracht en de werktuigen die zij gebruiken in huur ontvangen. In andere landen heeft men maatschappijen zien oprichten , Wier eenig doel is, drijfkracht te verhuren. Voor een vasten prijs stellen zij den werkman in staat om voor zijn eigene rekening te arbeiden en aldus partij te trekken van de machines der groote industrie, zonder dat hij ophoudt onafhankelijk te werken. Men kan moeilijk zeggen hoe groote verbeteringen
140 veranderingen de toekomst en de vooruitgang der wetenschap in deze richting nog zullen tot stand brengen. Hoe het zij , men zal wel doen met zich te houden aan de volmaking van het werken bij het stuk. Dit schijnt de goede weg te zijn. Het leent zich tot allerlei combinatien en wijzigingen , overeenkomstig de behoeften en den aard der verschillende soorten van nijverheid. Zoowel de productie als des werkmans inkomsten zal men meer verhoogn , door deze wij ze van werken en beloonen steeds meer in bijzonderheden toe te passen en te volmaken , dan door den arbeider een aandeel te geven in de winst.
wij
dweepen over het geheel niet met stelsels : wij
gelooven niet aan een algemeen middel waardoor het arbeidersvraagstuk zal worden opgelost. Maar wij houden voor mogelijk dat vele praktijken en gebruiken , die nu nog alleen als uitzonderingen bestaan , meer algemeen warden aangewend , en hiervan verwachten wij veel goeds. Charles Robert beroept zich , om de voortreffelijkheid van het participatie-stelsel te bewijzen , op al de zoo echt philantropische inrichtingen van velerlei aard , die door groote industrieelen , vooral door de fabriekanten van 'den Elzas , zijn tot stand gebracht. Gewis , die scholen , die werkinrichtingen , die openbare badplaatsen , die creches, die gestichten voor ouden van dagen , welke men verschuldigd is aan de milde menschlievendheid van de eigenaars der spinnerijen en katoenfabrieken te Mulhouse , te Guebwiller en te Wesserling , zijn edele en lofwaardige inrichtingen. Aanspraak op de achting en dankbare vereering der nakomelingschap hebben de namen der Dollfussen , der Koechlins en der Bourcarts. Het doet een Fran sch hart goed , men gevoelt den eerbied voor de industrie en voor de menschheid in zich wassen ,
141 wanneer men het verslag doorloopt van de tiende groep der wereldtentoonstelling van 1867 of als men het werk van Eugene Veron over Mulhouse opslaat. Maar men begaat een groote vergissing , zoo men in deze geheel vrijwillige stichtingen van edele menschenvrienden eene toepassing ziet van het participatiestelsel. Deze verwarring is zeer geschikt om bij het yolk onjuiste en verkeerde denkbeelden te doen ontstaan. Het is waar dat deze voortreffelijke fabrfekanten van hun jaarlijksche winst het bedrag afzonderden , dat zij voor deze nuttige inrichtingen ten behoeve hunner ondergeschikten besteedden. Maar door zoo te handelen gehoorzaamden zij niet aan een contract; zij kwamen geen wetteliik aangegane verbintenis na. Voor hen bestond geen andere verplichting om die dingen te doen , dan die welke hun eigen geweten hun voorschreef. Werd deze mildheid al voordeelig door hun een bekwaam en aan hen gehecht arbeiderspersoneel te verschaffen , toch was hetgeen zij deden een werk van geheel ongedwongen en vrijwillige menschenliefde. Een zeker aantal industrieelen en vennootschappen hebben zelfs in de statuten hunner onderneming uitdrukkelijk bepalingen opgenomen , volgens welke elk jaar van de behaalde winsten een bedrag van eenige percenten moet worden afgehouden tot het ondersteunen van gebrekkigen , kranken enz. , tot het stichten van scholen , kosthuizen en dergelijke inrichtingen. Maar dat wordt volstrekt niet door de arbeiders bedoeld , wanneer zij een aandeel in de winst der onderneming verlangen. In dergelijke taken komt het er vooral op aan , zich zonder omwegen zoo duidelijk en juist mogelijk uittedrukken. In elke taal is er maar een woord voor zulke instellingen als die waarop wij het laatst wezen: het zijn stichtingen van liefdadigheid. Wij weten wel dat onze democratie op
142 sommige punter ontzaglijk prikkelbaar is en dat er uitdrukkingen zijn , b. v. liefdadigheid , dankbaarheid en eerbied , die zij uit het moderne woordenboek zou willen schrappen. Maar men moet protest aanteekenen tegen deze ruwe opvatting van het recht , die alles -wat er edel en teeder in de menschelijke ziel is, zou uitdooven. Eene maatschappij , waarin geen plaats was voor werken van. liefdadigheid , zou aan bloedarmoede gaan lijden , verzwakken en wegkwijnen. In elk geval is het zeker dat genoemde heilzame inrichtingen , looter door de patroons uit eigen beweging in het leven geroepen , niet zonder eene tastbare verwarring tot de vruchten van het participatiestelsel kunnen gerekend worden. Evenzoo is het met een anderen maatregel, die in zekere mate goede resultaten kan geven , hierin bestaande , dat men de spaarpenningen van den werkman in de onderneming gebruikt : daarvoor ontvangt hij dan kleine aandeelen of gedeelten van aandeelen , die bij opvolgende stortingen betaalbaar zijn. Eene fabriek in het noorden van Frankrijk heeft haar kapitaal in aandeelen van vijftig franken gesplitst. Men kan op deze wijze onder het fabriekspersoneel de neiging tot spaarzaamheid opwekken en de spaarpeningen winst doen afwerpen. Maar — daargelaten nog dat alle ondernemingen geen maatschappijen met aandeelen kunnen worden -men moet niet vergeten dat de industrie uit den aard der zaak aan risico blootstaat , dat er crisissen kunnen voorkomen , die de meeste soliede huizen voor goed doen vallen , en dat de spaarpenning van den arme , die altijd heilig behoort te zijn, aldus gevaar kan loopen verloren te gaan. Er zijn waarheden , die door eene zekere school van hervormers bestendig over het hoofd worden gezien en die toch boven alien twijfel zijn verheven. Men vergeet eenvoudig dat de industrie aan allerlei kansen onderworpen
143 is, dat niet alle ondernerningen bloeien , dat sours tijden van verlies , achteruitgang en verval die van voorspoed en bloei komen vervangen. Wjj hebben tot nu toe op verschillende maatregelen gewezen , die men ten onrechte onder het participatiestelsel heeft gerangschikt en tevens aangetoond wat men van die soort van verbeteringen te wachten heeft. Thans hebben wij nog te onderzoeken, waarin dan eigenlijk het kenmerkende van dat stelsel bestaat, welke vruchten het kan dragen , welke bezwaren er tegen bestaan , en of het een toekomst heeft. II. Een overgang tusschen de thans achtereenvolgens behandelde regelingen en het zuivere participatiestelsel vinden wij in eene regeling, die in Engeland in de mijnen van Cornwallis , te Parijs in de marmerfabriek der firma Parfonrij en Lemaire , is ingevoerd. Zij bestaat hierin , dat aan de werklieden , boven hun gewone loon , zekere percenten worden toegestaan van het geheel der opbrengst — niet van de winst — der verkochte produkten. Men heeft zoodoende den werkman rechtstreeks belang willen doen hebben bij den bloei der zaak , zonder hem eenige inmenging toetestaan in de bijzonderheden van boekhouding en leiding. In vele gevallen kan dat inderdaad uitstekend werken. Maar deze wijze van aanmoediging kan men toch moeilijk een deelhebben van den arbeider in de winst des patroons noemen. Het heeft veel meer van een premie op de voortbrenging. Na dus alles waaraan het bepaalde karakter van werkelijk deelgenootschap aan de winst ontbreekt te hebben ter zijde gesteld , komen wij dan eindelijk tot het zoo hooggeroemde regeling, die men „het nieuwe contract" heeft genoemd.
144 Men kan er drie typen van aanwijzen , waarvan elke hare eigenaardige belangrijkheid heeft. De eerste vinden wij in de onderneming van de firma Leclaire , Defourneaux en C°, huisschilders te Parijs , de tweede in de Orleansche spoorwegmaatschappij ; de derde in de engelsche kolenmijnen van den heer Briggs te Whitwood en Methley Junetron. Elk dezer typen verdient afzonderlijk en nauwkeurig bestudeerd te worden. Het komt er op aan , bij deze voorbeelden van deelgenootschap der werklieden in de winst van den patroon te onderzoeken , of zij werkelijk bewijzen dat dit stelsel voor algemeene toepassing vatbaar is en overal goede vruchten kan opleveren. Heeft in de ondernemingen , waarin het is toegepast , de voortbrenging niet voorwaarden en eigenaardigheden , die verklaren hoe in dat bijzondere geval deze abnormale regeling zoo goed heeft kunnen werken ? Hebben die ondernemingen in weerwil van het groote verschil dat tusschen haar schijnt te bestaan , geen karaktertrekken met elkander gemeen , waardoor zij zich scherp van andere soorten van industrie onderscheiden P Een eenvoudig huisschilder,, de heer Leclaire , heeft in 1842 het eerst het participatie-stelsel toegepast. Hij heeft het voortdurend in praktijk gebracht , is een rijk man geworden , heeft ontegenzeggelijk den toestand zijner werklieden verbeterd en zich dan ook als een vurig voorstander van het door hem uitgedachte stelsel doen kunnen. Dertig jaren achtereen heeft hij een systeem met goeden uitslag toegepast, dat velen hersenschimmig voorkwam , en daardoor een bijna europeeschen naam verworven. In den aanvang had hij een moeilijken tad gehad. De Juliregeering had hem in de uitvoering zijner plannen belemmerd door hem vergunning te weigeren tot een bijeenkomst zijner arbeiders , waarin hij hun zijn denkbeelden
145 duidelijk wilde maken. Bovendien kwam eenige jaren later de revolutie van 1848 tusschenbeide. Ten slotte is hij toch Ole bezwaren gelukkig te boven gekomen en zijn proefneming is door voortdurenden en steeds toenemenden voorspoed bekroond. Maar dat is deels te wijten aan de energie en de bekwaamheid van den man , die Naar uitgedacht en geleid heeft, deels ook aan den bijzonderen card der industrie , waarop zij is toegepast. Be heer Leclaire , een goed opmerker,, was tot de slotsom gekomen , dat , zoo men maar het middel vond om den ijver der schildersknechts optewekken , een werkman veel meer kon voortbrengen dan in den regel geschiedde , n. 1. per dag 50 centimes meer door vlugger te arbeiden en 25 centimes meer door spaarzaam omtegaan met de verf en de gereedschappen. Dat was dus 75 centimes per dag voor elken werkman gewonnen ; hij had driehonderd knechts : dat maakte 225 franken per dag of ongeveer 70,000 franken per jaar , die dan eene zuivere vermeerdering van zijn winst zouden zijn. Het kwam er slechts op aan, voor den ijver en de zorgvuldigheid der werklieden een voldoenden prikkel te vinden. De heer Leclaire zag daarop geen kans , dan door tot zekere hoogte zijne werklieden tot deelhebbers in zijne zaak te maken en hun een ruim deel van zijne winst uittekeeren. Aan 't einde van het eerste jaar (1842) verdeelde hij onder hen 12,200 fr. ; dit dividend klom tot meer dan 17,000 fr. in het tweede , en tot 18000 in het derde jaar. Sedert lien tijd is het steeds blijven stijgen. Hoe wordt nu in deze zaak het beginsel toegepast ? De zuivere winst wordt in drie deelen gesplitst : de helft wordt onder de werklieden verdeeld , in eveRredigheid van elks loon; een vierde gedeelte gestort in de pensioenkas ; het andere vierde deel blijft aan den patroon, die boven10
146 lien een vast tractement geniet van 6,000 franken. De werklieden zijn in twee klassen verdeeld : de deelhebbers in de zaak en de hulparbeiders. De eerste worden op eene algemeene vergadering gekozen : zij moeten hun werk grondig verstaan en kunnen lezen en schrijven , zij zijn thans negentig in getal , ongeveer een derde van het personeel. De hulpwerklieden hebben geen deel aan het dividend , maar ontvangen in plaats daarvan 50 centimes meer per dag. De aanzienlijke sommen , die in den loop van dertig jaren uit de winst in de kas van onderlingen bijstand zijn gestort , hebben het mogelijk gemaakt , hulpbetoon en pensioenen op de ruimste schaal interichten. Op een pensioen — het minimum is 500 , het maximum 1000 fr. — kan door hen die aan het fonds van onderlingen bijstand deelhebben , gerekend worden , zoodra zij vijftig jaar oud zijn en twintig jaar dienst hebben , of in geval zij door ongelukken of ziekte niet meer in staat zijn te werken. Aan de weduwen en de weezen wordt de helft van dit pensioen toegestaan. Om deelhebber te zijn in het fonds en er de voordeelen van te genieten , moet men bij de firma vijf jaar gewerkt hebben , deelgenoot in de winst zijn en door de algemeene vergadering zijn toegelaten. Dat fonds is rijk : het bezit 21,000 fr. rente , heeft op zijne beurt 200,000 fr. in de zaak gestoken , en is dus commanditair deelgenoot van de onderneming. Op dezen voet is de financieele regeling van Leclaire's zaak vastgesteld. Hoe zijn nu de leiding en het toezicht verdeeld ? De patroon vertegenwoordigt de firma en bestuurt geheel alleen de zaak. Hij gaat van het beginsel uit , dat hij in zijne leiding volkomen onafhankelijk moet zijn. Het schijnt dat er tot nu toe door zijne ondergeschikten volstrekt geen onwettige pogingen zijn gedaan om zich met
147 het bestuur te bemoeien. Een raad van bemiddeling , uit negen leden bestaande — vijf werklieden en vier klerken —, wordt, bij geheime stemming , door de algemeene vergadering der deelhebbers benoemd. Omtrent alle huishoudelijke moeielijkheden , die zich voordoen , wordt door dezen raad uitspraak gedaan. Een werkman-deelhebber kan zonder de goedkeuring van den raad niet worden weggezonden en ook dan nog bij de algemeene vergadering in beroep komen. De meesterknechts , thans dertig in getal, worden door de vergadering der deelhebbers voor een jaar gekozen. De patroon kan hen afzetten , maar zij zijn toch herkiesbaar,, tenzij hunne onzedelijkheid of oneerlijkheid bewezen is. De boeken der firma worden door klerken-deelhebbers gehouden , die uit de meesterknechts gekozen worden. Bovendien benoemt de algemeene vergadering jaarlijks bij geheime stemming twee commissarissen , wier taak het is met den president van het pensioenfonds de boeken natezien , en te onderzoeken of de verdeeling der winst onder hen , die daarop recht hebben , naar behooren heeft plaats gehad. De inrichting der onderneming van den heer Leclaire is de beste in hare soort. Men ziet , hoeveel voorzorgen genomen zijn om de grenzen tusschen het recht van contrOle der werklieden en het recht van bestuur des patroons scherp te trekken. Het is echter merkwaardig, dat van geen van beide kanten die grenzen ooit overschreden zijn. Want de ervaring heeft toch geleerd, dat in den regel de uitvoerende macht ten slotte altijd in handen komt van die vergaderingen , waaraan het recht van contrOle is toegestaan. Niettemin schijnen de werklieden van de firma Leclaire altijd binnen de perken der wijsheid gebleven te zijn en nooit een grootere rol beoogd te hebben , dan die hun door de statuten werd verleend. Het is 10*
148 een gelukkig voorbeeld , waarop men zich ten gunste van het stelsel pleegt to beroepen , en waaraan wij wenschen zouden volledige bewijskracht to kunnen toeschrij yen. Maar meer door hun zedelijk gehalte dan door het systeem zelf, heeft het doze compagnieschap van patroon en werklieden tot zulk een eenige positie in de industrieele wereld kunnen brengen. De firma Leclaire doet tegenwoordig jaarlijks zaken ten bedrage van 1,500,000 franken : een buitengewoon hoog cijfer voor eene onderneming van dozen aard. Vooral in de laatste jaren hebben sommige fabriekanten hetzelfde stelsel toegepast. Twee schildersbazen , de heeren Lenoir en Voiron , hebben het voorbeeld van hun collega gevolgd en in hunne werkplaatsen het systeem van participatie ingevoerd. De toekomst zal moeten leeren of doze concurrentie verstandig is. Wij willen gaarne aan den goeden uitslag dozer proefnemingen gelooven waar zij in zulk een tak van nijverheid geschieden. Ben pianomaker , de hoer Bord , heeft ook zijn toevlucht genomen tot het participatie-stelsel en het zelfs op nog democratischer en ruimer schaal toegepast dan de andere parijsche industrieelen. Bij Leclaire toch vormen de werklieden , die deelhebben aan de winst, slechts eene soort van keurbende. Hoewel het stelsel bij hem nu reeds dertig jaren werkt , deelen toch van de meer dan driehonderd werklieden slechts negentig in de winst. Dezelfde evenredigheid bestaat ook in de andere ondernemingen , die wij hebben aangehaald: bij "Voiron zijn maar vijftien van de vijfenzestig , bij Lenoir twintig van de zestig , deelgenooten in de winst. De hoer Bord is minder keurig. Hij last tot het deelgenootschap aan de winst alien toe, die eenig work in zijne zaak verrichten, van den eersten klerk tot de vrachtdragers en den portier.
149 Van 1866 —1869 heeft hij aan de werklieden en klerken van zijn pianofabriek dividenden uitgekeerd , die tusschen de 10 en 20 pct. van het loon bedroegen , dus 180 a 360 fr. Welke gevolgtrekkingen mogen wij nu uit deze welgeslaagde proefnemingen afleiden, Welke verwachtingen daarop bouwen ? Zullen wij met vele schrijvers aan eene herschepping van onze industrieele wereld , aan eene nieuwe sociale orde van zaken gaan gelooven , omdat eene vernuftige regeling van den arbeid op een zeer beperkt gebied goede vruchten heeft gedragen ? Zoodoende zouden wij wat al te zeer vertrouwen op het bewijs uit de analogie. Wij meenen , dat men voorzichtiger en bescheidener moet te werk gaan en minder weidsche gevolgtrekkingen maken uit feiten van zoo bepaalden en weinig verschillenden aard. Een nauwkeurige waarneming der omstandigheden , die tot den bloei der zaak van Leclaire hebben bijgedragen , zal ons op onze hoede doen zijn tegen die oppervlakkige geestdrift , die zich van het groote publiek maar al to licht meester maakt. Allereerst komt in aanmerking , dat in zulk eene huisschilderszaak de ijver van den werkman een zeer overwegende rol tegenover het kapitaal vervult. Iedereen kan gemakkelijk nagaan, wat in zulk eene industrie werkplaatsen en gereedschappen kosten , wat de algemeene uitgaven zijn. Men heeft hier niet te doen met een dier ontzaglijke inrichtingen , waarin zeer groote machines werken , die brandstoffen of klokspijs verslinden , en waarin de arbeider verdwaald en werkeloos schijnt. Alles hangt integendeel van den werkman af, wanneer het er op aankomt eene muur of deur te schilderen , te bepleisteren , of te vernissen. Zijn voortvarendheid , zijn spaarzaamheid bij het gebruik der grondstof, -- in dit geval de verf --
150 ziedaar de voornaamste voorwaarden voor den bloei der zaak. Een andere omstandigheid van gewicht is hierin gelegen , dat in zulk een industrie de taak van den patroon geen groote beteekenis heeft en geheel op den achtergrond treedt. Hij heeft noch buitengewone gaven van organisatie , noch bijzondere bedrevenheid in den handel noodig : hij heeft niet veel te vereenigen , te voorzien of in te voeren. Nauwkeurigheid en orde is alles wat in hem geeischt wordt. Hij zou een eenvoudig boekhouder kunnen zijn , en de zaak zou er niet minder om bloeien. Er is echter nog lets anders , dat wij vooral in het oog moeten houden : deze soort van industrie vergunde niet, die prikkels aantewenden, waarvan wij in het eerste deel van dit tweede boek hebben gesproken. Daar het werk ver buiten de werkplaats moet geschieden , kan het alleen bij dagloon plaats hebben: men zou het premie-stelsel , dat zoo geschikt is om bij het stukwerk toegepast te worden , hier moeielijk in praktijk kunnen brengen. Wat nog erger is , alle toezicht van eenige beteekenis op het werk is onmogelijk : niets belet den werkman om traag of slordig te zijn naar hartelust : is hij ijverig en spaarzaam , hij zal het zijn krachtens een gelukkigen aanleg , gedreven door eene natuurlijke neiging tot orde of door plichtgevoel. Hij wordt niet door eigenbelang tot zuinigheid en spoed aangespoord. Men begrijpt dat eene industrie, waarbij de patroon zoo geheel verstoken is van waarborgen, van middelen van toezicht en aanmoediging , zich leenen moest voor eene regeling als die van het participatiestelsel. Wilde men hier een prikkel voor den werkman hebben , dan moest die langs dezen weg gevonden worden. Eene pianofabriek nu -- ook daar zagen wij het stelsel goed wer-
151 ken — heeft , wat de genoemde eigenschappen aangaat , veel gemeen met een schilderszaak. Wel is in pianofabrieken het stukwerk mogelijk en zelfs vrij algemeen : vijf zesden der arbeiders werken er bij het stuk. Maar de persoonlijke werkzaamheid en bekwaamheid van den arbeider hebben er eene zeer groote beteekenis ; ook de grondstoffen hebben er veel waarde en zij eischen eene spaarzame , voorzichtige behandeling , met de zorgvuldigheid van een belanghebbende. Men kan het premie-stelsel in deze fabrieken wel toepassen, maar het werkt er toch niet zoo goed als in spinnerijen , machinale weverijen of ijzerfabrieken. Want de bewerking is fijn en bona tot het gebied der kunst te rekenen : men kan niet zoo licht fouten, verspillingen en al die misgrepen voorkomen en aanwijzen , die den patroon benadeelen en den kooper afschrikken. Het eigenaardige karakter der industrien, waarin het participatie-stelsel goed gewerkt heeft, is ons dus gebleken. Maar wij moeten nog wizen op bijkomende omstandigheden, die tot dezen goeden uitslag medegewerkt hebben. Toen het nieuwe stelsel in de zaak van den heer Leclaire was ingevoerd , begon de pers er van te spreken : de naam van dezen vernuftigen industrieel kwam dikwijls voor in bladen van allerlei kleur ; uitstekende dagbladschrijvers verkondigden zijn lof. Gedurende de dertig jaren , die na de nieuwe inrichting der zaak van Leclaire verloopen zijn , had zij op die wijze eene bestendige en voortdurende reklame in haar voordeel. Onder het Keizerrijk stond het participatie-stelsel in gunst bij de regeering : jaarlijksche plechtige bijeenkomsten , door ministers of staatsraden gepresideerd , brachten in de werkplaatsen van den heer Leclaire een uitgelezen publiek samen , vol belangstelling in sociale hervormingen. Is het niet natuurlijk dat aan eene indus-
152 trieele onderneming zulk eene bekendheid en een dergelijke propaganda ten goede komen en zeer gunstig werken moesten op het aantal harer kalanten ? De goede gezindheid der regeering was niet alleen een zedelijke steun , maar zal zeer waarschijnlijk ook met een materieele begunstiging gepaard zijn geweest. De regeering moest wel bestellingen doen aan een firma , die zoozeer door haar geprezen werd. Deze buitengewone toestand werkte niet alleen voordeelig op de uitbreiding der zaak , maar ook op het gevoel van eigenwaarde en het gedrag der werklieden. Terwijl er telkens op hen als op een voorbeeld gewezen werd, en bewondering en navolging gedurig voor hen werden gevraagd, begonnen zij er eindelijk zelven van overtuigd te worden , dat zij een
geloof
uitgelezen schaar vormden. En dit
werd weldra werkelijkheid , juist door het ge-
voel van achting voor zich zelven , door de zedelijke veerkracht , die er , bij hen uit geboren werden. leder,, die het menschelijk hart kent , zal wel degelijk rekening houden met de machtige drijfveer , die door zulk een gevoel en dergelijke denkbeelden in den mensch ontstaat. Er heerschte een soort van secte-geest en van ascetische gestrengheid in lien groep van werklieden , die door de pers als op een voetstuk werd geplaatst en waarop de oogen van het publiek gedurig gericht werden. Maar men zou eene groote zielkundige font begaan, door te gelooven dat zulk een zedelijk gehalte en voorbeeldig gedrag, in dit geval ontsproten uit de bijzondere positie en het kleine getal der werklieden, ooit algemeen kunnen worden. Zoo de participatie alom in gebruik kwam , zou dan de
het daarmede niet gaan als met de godsdiensten die , zoolang zij ergens in de minderheid zijn , bij hare aanhangers een des te inniger
springveer niet verslappen ? Zou
153 vroomheid wekken , maar Welker invloed op de zedelijkheld verflauwt , zoodra zij de meerderheid voor zich hebben gewonnen ? Het tweede type eener toepassing van het participatiestelsel vinden wij in de spoorwegmaatschappij van Orleans. Bij den eersten aanblik doet zeker niets minder aan de eenvoudige schilderswerkplaatsen van den heer Leclaire denken , dan die ontzaglijke exploitatie-onderneming , die zich in alle richtingen over het gansche westen en zuidwesten van Frankrijk uitstrekt. De volstrekte voorstanders van het stelsel , dat wij behandelen , kunnen zich beroepen op het hemelsbreede verschil van omvang en toestanden , dat tusschen deze beide industrien bestaat. Het ligt voor de hand , daaruit het besluit te trekkers, dat hun geliefd stelsel wel voor eene algemeene toepassing vatbaar moet zijn. Maar ook hier wordt bewaarheid dat schijn bedriegt. In weerwil van die uitwendige ongelijkheid , waren de omstandigheden voor de werklieden der spoorwegmaatschappij geheel gelijksoortig met die waarin de schildersknechts van den heer Leclaire zich bevonden. Voor beiden toch was geen prikkel mogelijk , dan door dezelfde middelen. Het is gemakkelijk aantetoonen. In een spoorwegexploitatie heeft het materieel wel is waar eene overgroote beteekenis en de waarde van het werk dat met handen verricht wordt, schijnt daarbij in het niet te verzinken. Maar men bedenke , dat de arbeider zich van het spoorwegmaterieel niet heeft te bedienen als van eene machine , waarmede hij iets moet vervaardigen. Zijn eenige taak is , het in goeden staat te houden , het te sparen , het zoo weinig mogelijk te doen slijten. De spoorwegbeambte moet oplettend , zuinig , omzichtig te werk gaan , en de waarde van het materieel — een aanzienlijk kapitaal , dat hij dagelijks behandelen moet
154 en dat aan zijne zorg is toevertrouwd -- niet meer dan noodig is doen verminderen. Het is duidelijk , dat in zulk eene zaak ijver en goede wil belangrijken invloed hebben. Bovendien is volledig toezicht voor al die onderdeelen van den spoorwegdienst bijna onmogelijk. De bearnbten zijn verspreid ; het is zeer moeilijk , de schade die zij toebrengen of laten toebrengen , te constateeren. Men is in den volsten zin van het woord in hun macht. Stukwerk is voor bijna al deze gevallen ondoenlijk. Premien op de voortbrenging kunnen evenmin in een exploitatie van deze soort worden uitgereikt , daar de spoorwegbeambte niets vervaardigt, en geen enkel stoffelijk resultaat uit zijne handen komt, dat zich op nauwkeurige en wiskundige wijze laat meten. Geen van de prikkels dus , die met zoo goed gevolg door de groote industrie worden aangewend , staat der spoorwegdirectie ten dienste. Zij moet een premie op de zuinigheid stellen , op het zorgvuldig onderhouden van haar ontzaglijk groot materieel. Zullen deze premien vruchten dragen , dan moeten zij collectief zijn , dan moet het gansche personeel daaraan deel hebben , omdat de ijver en belangstelling van alien noodig zijn. In deze behoefte voorziet nu op uitstekende wijze het stelsel, volgens hetwelk de werkman een aandeel ontvangt in de zuivere winst der onderneming , want daar de onkosten voor herstei en vernieuwing van het materieel in mindering van deze winst komen , heeft de beambte er belang bij , die uitgaaf zoo gering mogelijk te doen zijn. De Orleansche spoorwegmaatschappij heeft dan ook verstandig gedaan met te bepalen , dat na uitkeering van een zeker dividend aan de aandeelhouders der maatschappij 15 pct. van het overblijvende der winst onder hare beambten zou worden verdeeld. Deze maatregel komt ten bate
155 van alien, die voor een jaar worden aangesteld , d.w.z. die benoemd worden door den raad van administratie. Daaronder zijn begrepen de onderdirecteurs , de chefs en de portiers der stations , de bureaubeambten , de vaste knechts in de werkplaatsen , de stokers , de voor een jaar aangestelde leggers der rails , de wachters , de met smeren der wagens belaste beambten , en de vrouwen van den gezondheidsdienst. Elk dezer personen kan uit slordigheid of kwaden wil het materieel der exploitatie ongestraft schade toebrengen , en men zou voor geen hunner een anderen prikkel kunnen uitdenken dan het toestaan van een aandeel in de winst. Hier evenwel komt een groot gebrek in het stelsel aan het licht. Indien men namelijk het eijfer van het collectieve dividend nagaat , dat in de laatste twintig jaren aan de beambten van de spoorwegmaatschappij is uitgedeeld, dan constateert men terstond een onaangenaam feit, maar dat aan den natuurlijken loop der zaken te wijten is. Sedert zeventien jaren namelijk is dat collectieve dividend steeds verminderd , terwijl in datzelfde tijdperk het aantal van hen , onder wie het verdeeld moest worden , gedurig is aangegroeid. In 1853 verdeelde de maatschappij 1,966,963 fr. onder 3,365 personen in 1868 niet meer dan 1,775,559 fr. onder 11,376 beambten. Jeder persoon krijgt dus wel drie vierde minder dan in den aanvang , wat des te bedroevender is, omdat zoodoende de inkomsten des arbeiders jaarlijks afnemen , terwiji de prbzen der levensbehoeften stijgen. Dit moet op den duur den ijver dier eenvoudige werklieden doen verflauwen, die hurt aandeel steeds kleiner zien worden , en zich ten slotte vragen of het geheele participatiestelsel niet een bedriegelijk lokaas is. En toch vermag de menschelijke wil niets aan dezen toestand te veranderen. Naarmate immers het net van
156 den spoorweg zich uitbreidt , meet men minder productieve linen exploiteeren , die op zijn best een matige rente geven en zelfs de zuivere winst verminderen in plaats haar te verhoogen. Aan den anderen kant moet men wegens deze uitbreiding van het net het dienstpersoneel verdubbelen of verdriedubbelen. Ongelukkig waken deze feiten geene uitzondering uit. Men kan er zelfs een algemeenen regel uit afleiden , die in de volgende formule is uitgedrukt : ,, Wanneer een industrieel zijne voortbrenging en het getal zijner werklieden verdubbelt, zullen zijne winsten niet in evenredigheid daarvan stijgen. u Dat leert de ervaring, getuige een enkel voorbeeld : bankierskantoren of naamlooze vennootschappen , die hun kapitaal verdubbelen, keeren in de daaropvolgende jaren nooit zooveel percenten uit als voorheen. Dat is een punt van veel belang ten aanzien der quaestie, die ons bezig houdt. Want er volgt uit, dat onder het participatie-stelsel de fabriekant , die zijne industrie uitbreidt en het getal zijner arbeiders tevens vermeerdert , voor het volgende alternatief staat : of de nieuw aangekomenen niet op gelijke voet met hen die langen dienst hebben te laten deelen ; of het aandeel van de laatsten te verminderen ten einde dezelfde percenten ook aan de nieuwelingen te kunnen uitkeeren. Maar dat is eene Bier kleinigheden , waarop onze hervormers niet letten : zij halen tot bewijs van bun absolute stelling eenvoudig het voorbeeld van de spoorwegmaatschappij van Orleans aan, zonder te vermoeden , dat het voorbeeld minder beslissend en afdoende blijkt , indien men zich de moeite geeft van het nauwkeurig te onderzoeken. Het derde type van het systeem , dat den werklieden een aandeel in de winst verzekert , vinden wij in de kolenmijnen van de heeren Briggs, te Whitwood
157 en Methley Junction, bij Normanton , in Engeland. Op den 1 sten Juli 1865 brachten deze kloeke industrieelen in hunne zaak het nieuwe stelsel in practijk. Zij hadden achtereenvolgens met allerlei werkstakingen moeten worstelen , die samen achtenzeventig weken geduurd hadden. Ten gevolge van dezen telkens herhaalden stilstand van zaken en de daarmede gepaarde wanorde , maakten de heeren Briggs te nauwernood een gewonen interest van hun kapitaal. Om uit dezen wanhopigen toestand te geraken. , n amen zij een heldhaftig besluit, en de uitkomst heeft tot heden bewezen dat zij goed gezien hadden. Zij maakten hunne onderneming tot eene maatschappij met aandeelen , behielden voor zich zelven twee derden van het in zeer kleine deelen gesplitste kapitaal, en. stelden het overblijvende derde deel ter beschikking hunner arbeiders , klerken en afnemers. Uitdrukkelijk behielden zij zich de voile en onverdeelde leiding der zaken voor. Maar zij bleven bij deze reeds zoo belangrijke wijziging niet staan. De gewichtigste hervorming , die in hun plan was opgenomen werd in het contract door eene bepalin'g uitgedrukt , die woordelijk verdient aangehaald,te worden. „Ten ein.de, zoo luidde zij , hoe langer hoe inniger de belangen van kapitaal met die van den arbeid te verbinden, deelen de oprichters der maatschappij den werklieden mede, dat zoodra de zuivere winst , die overblijft na aftrek van hetgeen tot aflossing van het kapitaal en bestrijding van andere vereischte uitgaven noodig is, meer bedragen zal dan 10 pct van het in de zaak gestoken kapitaal, alle personen , die bij de maatschappij voor vast loon werken , hetzij als klerken en oprichters, hetzij als arbeiders , de helft van dat hoogere bedrag zullen ontvangen. Het zal onder hen worden verdeeld naar
158 evenredigheid van de verschillende loonen , door hen in het jaar , waarin de winst behaald is , verdiend." De uitdeeling van de winst begon dus eerst na aftrek van 10 pet als interest voor het kapitaal. Zulk een cijfer nu was nooit bereikt in de jaren , die aan dezen nieuwen maatregel het naast vooraf gingen. Ten gevolge van gunstige omstandigheden en van eigenaardige toestanden , die zich bij de industrie der kolenmijnen kunnen voordoen , werkte het nieuwe stelsel van den aanvang af uitstekend. Aan het einde van het eerste proefjaar kon eene uitdeeling worden gedaan , ten bedrage van 71 pet van het jaarlijksche loon. Dit gelukkig begin was een prikkel voor de arbeiders en het tweede jaar steeg het aandeel van de winst , dat ieder arbeider ontving , tot 10 pet van zijn loon. Het klom nog hooger in de volgende jaren. Bovendien schijnt sedert de toepassing van dit stelsel de goede verstandhouding tusschen de patroons en hunne ondergeschikten hersteld te zijn. Voorheen waren al de werklieden leden van een of meer trades-unions geweest. Sedert de gemaakte hervorming is slechts een klein getal aan die verderfelijke vereenigingen getrouw gebleven. Voor het kapitaal wierp de nieuwe regeling niet minder goede vruchten af dan voor de arbeiders: na uitdeeling van het aan de werklieden toegezegde deel van de winst , maakte het altijd een intrest van meer dan 10 pet; het dividend aan de aandeelhouders klom somtijds tot 13i pct. Zeer velen van de arbeiders namen aandeelen in de zaak , die tegenwoordig zeer gezocht zijn. Natuurlijk zijn deze gelukkige resultaten als krachtige argumenten gebruikt door de volstrekte voorstanders van het participatie-stelsel. Men zal ons gewis niet beschuldigen van de beteekenis der resultaten te miskennen , of van pogingen om ze te verkleinen. Maar toch moet men op
159 zijne hoede zijn tegen voorbarige gevolgtrekkingen omtrent de mogelijkheid eener algemeene toepassing. Daaruit dat eene zekere regeling van den arbeid goede vruchten heeft gedragen in eene kolenmijn , kan men niet afleiden dat zij even gunstig werken zou in elken anderen tak van nijverheid. Wanneer men dit laatste type van het stelsel goed beziet , dan bespeurt men dat het veel overeenkomst heeft met de beide vorige. Het werk , door den arbeider persoonlijk verricht , is een overwegende factor in de goede exploitatie eener mijn : het kapitaal speelt in zulk eene onderneming een ondergeschikte rol. De loonen voor het met de hand in de schichten der mijn volbrachte werk vertegenwoordigen 70 pct van de geheele som der uitgaven ; 12 of 15 pet van dat totale bedrag worden besteed aan taken welker verspilling en verkeerd gebruik door den goeden wil en de oplettendheid der werklieden worden voorkomen. Van hen hangt het af, de steenkolen in zoo groot mogelijke stukken los te maken , de gewone hoeveelheid van kleine stukken te verminderen ; de schifting zorgvuldig te doen plaats hebben ; het hout, de olie , de rails te sparen ; de schichten altijd in volkomen goeden staat te houden. Stukwerk , premien op de voortbrenging en op bezuiniging van grondstoffen , zijn onvoldoende hulpmiddelen in eene industrie , die niet zooveel nauwkeurigheid en regelmatigheid toelaat in den arbeid , als spinnerijen , machinale weverijen of ijzerfabrieken. Hoe gebrekkig het toezicht in die diepe groeven zijn moet , behoeven wij wel niet te bewijzen. Traagheid of boos opzet kunnen straffeloos den patroon een aanmerkelijke schade toebrengen. Om zich eenige minuten inspanning of oplettenheid te besparen , kan de werkman voor eene
160 waarde van ettelijke ponders sterling laten verloren gaan. De huishoudelijke administratie van een kolenmijn is eene zeer moeilijke taak : de middelen van contrOle en aanmoediging schieten bijna altijd te kort. Aan de andere zijde hebben de handelsbekwaamheden der directeuren niet veel beteekenis voor den bloei der onderneming. Er valt niet veel te berekenen of te voorzien. De mijnindustrie is eenvoudig van aard ; haar goede uitslag is vooral afhankelijk van de plaatselijke gesteldheid der mijnen , van het aantal der lagen en van het gehalte van het arbeiders-personeel. Terwijl wij aldus de industrieele ondernemingen , waarin het participatie-stelsel goed gewerkt heeft , tot het voorwerp van een nauwkeurig onderzoek hebben gemaakt, heeft het ons getroffen , dat in al die typen dezelfde kenmerkende trekken zich voordoen , waardoor zij zich van de meeste andere inrichtingen van nijverheid zeer bepaald onderscheiden. Het werk , dat met de hand verricht wordt , heeft in al die aangehaalde industrien een overwegende beteekenis , hetzij omdat het kapitaal daar eene zeer ondergeschikte rol speelt , hetzij omdat het in stand blijven van het materieel en het besparen der grondstoffen er geheel of hangt van den goeden wil des werkmans; het toezicht is in die ondernemingen onmogelijk of hoogst moeilijk , omdat de arbeiders zeer verspreid zijn ; stukwerk , premien op de voortbrenging of op het bezuinigen van grondstoffen , boeten voor slordig werk, laten zich daarin niet licht of niet voldoende toepassen. In een woord, de bloei van al die industrien hangt minder of van de handelskennis der directeuren en van hunne bedrevenheid in het doen van taken of het ondernemen van speculation , dan van de inwendige administratie der zaak en van den ijver der arbeiders.
161 Ontegenzeggelijk kan voor ondernemingen van dieii aard een goed geregeld participatie-stelsel groote voordeelen afwerpen. Maar dit kan , naar ons oordeel , niet het geval zijn in die fabrieken , waarin de voortbrenging to gelijk meer samengesteld en meer regelmatig is , waarin het kapitaal het overwicht heeft, de patroon of de directeur gemakkelijk over al de onderdeelen van den fabrieksarbeid het oog kan laten gaan , en de goede uitslag voornamelijk afhangt van de geschiktheid , die het hoofd der zaak voor den handel bezit. Dit hoogst gewichtig onderscheid tusschen de industrien moet hier volstrekt in het oog gehouden worden. Zoo men dat verwaarloost, loopt men allerlei gevaren en bereidt zich onvermijdelijk teleurstellingen. Het boek van Charles Robert , zijn bewijsstukken en de door hem verzamelde voorbeelden , staven deze bewering volkomen. Door een aantal ondernemingen van anderen aard dan de drie , die wij als typen vermeld hebben , is de proef met het participatie-stelsel genomen, maar bij alle zonder uitzondering mislukt. Nu kan men wel lien ongelukkigen uitslag op rekening van bijzonder ongunstige omstandigheden stollen en zich zoodoende de taak zeer gemakkelijk maken. Op die manier kan men iedere stelling bewijzen. Maar indien men met oordeel en nauwkeurig onderzoekt , dan ontdekt men de meer algemeene en blijvende oorzaak , die het nieuwe stelsel in de meeste takken van nijverheid moet doen mislukken. De heer Robert wijst op de boekdrukkerij van de firma Paul Dupont , als op een der inrichtingen , waar de arbeiders met goed gevolg door den patroon tot deelgenooten zijner zaak gemaakt zijn. Het participatie-stelsel is er sedert 1848 in werking : het moet er dus thans tot voile ontwikkeling zijn gekomen en al de vruchten hebben 11
162 opgeleverd , die het geven kan. En wat zijn nu de daar verkregen resultaten ? In 1863 is de grootste uitdeeling aan de arbeiders gedaan , die echter niet meer bedroeg dan 9,630 fr. , waarvan , na aftrek van een door de statuten gevorderd bedrag , slechts 7,175 fr. overbleef. Op 31 December 1863 , waren in de werkplaatsen dier firma, te Parijs en te Clichy 875 werklieden en andere ondergeschikten werkzaam. In het voordeeligste jaar zou dus elk van deze niet meer dan 8 fr. ontvangen hebben , indien de winst onder alien had moeten verdeeld worden. Maar volgens het contract had nog geen vierde deel der werklieden , ongeveer 205 van de 875 , aanspraak op een deel van de winst : men kon dus aan elk een dividend van 35 fr. uitkeeren. Zij , die nu eenmaal met het stelsel dweepen , mogen zulke voorbeelden a ils een bewijs van zijne voortreffelijkheid aanhalen , maar wij moeten verklaren , dat het roemen op zulke resultaten ons belachelijk voorkomt. In de gev'allen waarin het stelsel niet meer vruchten draagt , kan men gerust zeggen dat het gefaald heeft , zulke voorbeelden , zoo zij al eenige beteekenis hebben , pleiten meer tegen dan voor de zaak. De heer Robert beroept zich ook nog op eene lettergieterij , waarin sedert 1848 het participatie-stelsel wordt toegepast. Men behoeft echter slechts het verslag der rekening dezer firma over het jaar 1868 nategaan om van de nietsbeduidendheid der verkregen vruchten overtuigd te worden. Het kapitaal maakte niet meer dan 525 pct. rente. De werklieden , ten getale van 140, hadden 7,050 fr. onder elkander te verdeelen : dus ongeveer 50 fr. per hoofd. En daarbij wordt ons uitdrukkelijk gezegd , dat in de voorafgaande twintig jaren het eijfer der te verdeelen winst nooit zoo hoog geweest was.
In
eene aanzienlijke fabriek , de spinnerij en weverij
163 van de heeren Steinheil en Dieterlen te Rotlau (Vogesen), is het nieuwe stelsel oak in praktijk gebracht. De proefneming is nog van te korten duur dan dat wij reeds over den uitslag zouden kunnen oordeelen. Maar de patroons zelven schijnen zeer weinig vertrouwen te hebben in de regeling, waartoe zij thans hunne toevlucht hebben genomen. „Wanneer wij eene uitdeeling kunnen doen — dat zijn hunne eigene woorden — zullen wij eenvoudig tot de arbeiders zeggen : wij hebben een goed. jaar gehad, en stellen er prijs op , u in onze winst te laten deelen. Bij uitkeering van 5 pct. der winst , die onder 700 arbeiders moet worden verdeeld, krijgt ieder van hen gewis maar een kleine som. Daar echter in den regel elk huisgezin verscheidene arbeiders levert , zou eene uitdeeling van 10,000 fr. bun zeer goed te pas komen en hoogst welkom zijn." Zoo men 10,000 fr. tusschen 700 werklieden verdeelt , onvangt elk nog geen voile 15 fr. , dus 4 centimes ongeveer voor iederen werkdag. En dat zoo kleine dividend wordt dan nog maar voorwaardelijk toegezegd. Gewis hebben de patroons , die zulke proefnemingen doen, alle aanspraak op onze sympathie. Maar men moet zich verbazen over hen , die eene oplossing van de zoogenaamde sociale quaestie , een volstrekt onontbeerlijke hervorming zien in een regeling van den arbeid , waarbij in de meeste takken van nijverheid de verdiensten van den arbeider met 4 tot 15 centimes per dag kunnen toenemen en die aan den anderen kant in de meeste gevallen zeer zeker verwarring en ontevredenheid wekken , de onafhankelijkheid van den patroon in gevaar brengen , en den vooruitgang der industrie belemmeren zou. Er zijn ondernemingen , die het participatie-stelsel hebben ingevoerd en nog minder gelukkig geweest zijn dan
11*
164 die waarvan wij het laatst hebben gesproken. Daaronder behooren , in Engeland , de fabriek van ijzerwaren van Greening te Middlesborough, en de smederijen van Fox. en Hoad te Salford. Deze beide fabrieken , die de regeling van de kolenmijnen van Briggs in praktijk gebracht hebben, zijn in het geheel niet in staat geweest een dividend aan hunne arbeiders uittekeeren. Als dergelijke feiten zich dikwijls voordoen , moeten zij wel slechte gevolgen hebben: het is onvoorzichtig beloften te doen , zonder stellig te weten dat men ze kan nakomen. Het yolk is aanstonds geneigd om te denken dat men het met een lokaas bedriegen wil. Zoodoende zou men , bij de beste bedoelingen om de betrekkingen tusschen de klassen to verbeteren , slechts verbittering wekken. Dergelijke feiten bewijzen de volkomen juistheid onzer opmerkingen. In een fabriek , waarin het kapitaal het overwicht heeft — b. v. in eene katoenspinnerij , waarin , volgens vertrouwbare berekening , de handenarbeid niet meer dan een tiende deel van de waarde van het product bedraagt — waarin het toezicht den patroon en den meesterknecht licht valt , de verdeeling van den arbeid scherp is afgebakend, en stukwerk , premien op de voortbrenging en op bezuiniging der grondstoffen geregeld en wiskunstig juist wekken — waartoe zou in zulk eene fabriek eene regeling als die van het participatie-stelsel dienen P Zijn de extra-verdiensten , die de arbeider zeker weet terstond en door zijne eigene inspanning alleen te kunnen verkrijgen , niet meer dan lets antlers geschikt om zijn ijver te prikkelen P Zou men werkelijk denken , dat de arbeider, die ongevoelig is gebleven voor de aantrekkingskracht van een winst die hem terstond in handen komt — gelijk bij het stukwerk en het premie-stelsel het geval is -- , zich tot ijver en
165 oplettendheid zal laten bewegen door de voorspiegeling van een onzekere , mogelijke winst van eenige franken , die hij aan het einde van het jaar eerst ontvangt En daarbij komt nog, dat de uitdeeling van dat geringe dividend niet enkel afhangt van zijne eigene inspanning, maar dat de medewerking van al zijn kameraden daartoe noodig is. De menschelijke geest laat zich door zulke onzekere beloften niet in beweging brengen. Hij moet zekerder van zijn buit zijn, zal zijn ijver opgewekt en zijne inspanning verkregen worden. Met zulke zwakke hefboomen doet men het zware gewicht der menschelijke traagheid en onverschilligheid niet stijgen. Dat het participatie-stelsel voor algemeene toepassing vatbaar is , moet niet alleen als eene bedriegelijke , maar ook als eene gevaarlijke utopie beschouwd worden. Een element van tweedracht en ontbinding ligt daarin verscholen. Vele schrijvers achten dit nieuwe stelsel bestemd om de harmonic, de eendracht tusschen kapitaal en arbeid to herstellen , en de verschillende krachten der maatschappij tot eenheid van belangen to brengen. Maar zoodoende stellen zij zich met klank van woorden tevreden. Het beste middel om de menschen met elkander in goede verstandhouding to doen leven bestaat niet hierin — de ervaring leert het ons elken dag — dat wij hunne belangen aan elkander vasthechten , dat wij hen verplichten geld met elkander to deelen en de betrekking , waarin zij tot elkander staan , ingewikkelder maken. Is het niet eene afgezaagde waarheid , die dikwijls in tooneelstukken to pas gebracht wordt , dat tusschen de deelgenooten in eene handels- of nijverheidszaak twist, ja dikwijls haat en geheele verwijdering ontstaan? Ongelukkigerwijze schijnt het voldoende , dat iemand de gewichtigste vraagstukken van onzen tad behandelt , om hem het recht to geven van
166 geen rekening te houden met de allereerste beginselen van levenswijsheid , met de best geconstateerde feiten. Men heeft tegen het participatie-stelsel twee groote bezwaren geopperd. Het eerste bestaat hierin , dat het een monsterachtig verbond schept , strijdende met alle gezonde beginselen van wetenschap en recht , omdat de workman deelt in de winst, zonder to deelen in het verlies. De tweede grief ligt in het gevaar,, dat bij toepassing van dit stelsel , de werklieden zich zullen gaan mengen in de biding der ondernemingen. Het eerste dezer bezwaren achten wij ongegrond : het tweede aarzelen wij niet overtenemen. Men heeft een groot aantal combination bedacht om den arbeider, die in de winst deelt, ook zijn aandeel te doen dragon in het eventueel verlies, en men is er bona in geslaagd , eene oplossing van dat moeilijk probleem to vinden. Maar daardoor heeft men tevens de goede working van het stelsel zeer belemmerd. In sommige ondernemingen wordt de winst , die den arbeider toekomt , hem niet terstond uitgereikt , maar daaruit een reservefonds gevormd, bestemd om het verlies dat zich mocht voordoen to helpen dekken, In andere fabrieken heeft men bepaald , dat , zoolang de onderneming bestaat , in het credit van de collectieve rekening der arbeiders in voordeelige jaren een deel van de winst zal worden overgebracht , en in jaren van tegenspoed een deel van het verlies op haar debet. Dat is zeker vernuftig bedacht. Maar zoodoende wordt de praktische invloed van het stelsel op den arbeid en het gedrag van het personeel zeer stork verminderd. Gelooft men inderdaad , dat de geest van den arbeider levendig getroffen en tot buitengewonen ijver kan worden geprikkeld , enkel door het vooruitzicht van een gemeenschappelijk fonds to doen aan-
167 groeien , dat aan een groote risico is blootgesteld en waarop hij maar voor een zeer klein deel eigendomsrecht heeft ? Gelooft men bovendien dat , na een slecht of middelmatig jaar,, waarin de collectieve rekening der arbeiders hoegenaamd niet grooter geworden is , deze toch al hunne krachten zouden blijven inspannen en even zorgvuldig en zuinig in hun werk zouden zijn P Is het niet waarschijnlijker dat zij zich zullen laten ontmoedigen P Maar nog veel gewichtiger bedenkingen moeten tegen het nieuwe stelsel worden ingebracht. Het participatie-stelsel is tot nog toe niet algemeen toegepast ; het wordt nog slechts bij wijze van uitzondering in praktijk gebracht ; slechts in enkele inrichtingen is het door de patroons uit eigen beweging ingevoerd. Die industrieelen hebben daardoor zekere aanspraak gekregen op de erkentelijkheid van hun personeel ; hun zedelijke invloed is gerezen ; zij hebben den naam van hervormers verworven. De nieuwe regeling heeft , waar zij op het oogenblik bestaat , inderdaad het karakter van vaderlijke , bona aartsvaderlijke zorg van den patroon voor zijne werklieden. Het is Been wezenlijke compagnieschap , waarin al de partijen gelijke rechten , plichten en waarborgen hebben. „Ik ben er bepaald tegen — zegt de heer Robert — dat de werklieden zich , wider voorwendsel van controle to oefenen , met de onderdeelen van de rekening bemoeien. Als de jaarlijksche balans is opgemaakt , maakt de patroon de resultaten daarvan bekend : hij verklaart eenvoudig op zijn woord van eer dat zijne opgaven juist zijn. Indien de arbeiders nu beweren dat zulks niet voldoende is , dan antwoord ik , dat het geheele stelsel gegrond is op vertrouwen , loyauteit en eerlijkheid. De geheele onderneming wordt als een groot huisgezin beschouwd." „Geen eigenlijk gezegd contract -- zoo lezen wij lets verder
168 bij denzelfden schrijver — hebben de heeren Steinhell en Dieterlen met hunne werklieden gesloten. Men kan met meer grond zeggen dat zij zich zelven eene heilige verplichting hebben opgelegd. Zulks blijkt uit hunne eigene woorden : wanneer wij tot eene uitdeeling in staat zijn , zullen wij haar doen , eenvoudig tot de arbeiders zeggende , dat wij, omdat wij een goed jaar gehad hebben , er pros op stellen hun een . deel in de winst te geven." Op die wijze kan de zaak thans behandeld worden , nu het participatie-stelsel nog slechts als uitzondering wordt toegepast en in den staat der kindsheid verkeert. Maar kan dat zoo blijven als het ouder en meer algemeen is geworden P Onmogelijk. Men verraadt zeer weinig menschenkennis , indien men gelooft dat de arbeiders zich op den duur met eene
dergelijke toepassing van het stelsel zullen tevredenstellen. Hij die een recht verkrijgt , leert spoedig hoe hij dat moet doen gelden. In den regel is hij zelfs zeer geneigd om de grenzen van dat recht te overschrijden. Om het deelgenootschap van den werkman in de winst behoorlijk te regelen, zal men ontegenzeggelijk vroeg of laat er toe moeten overgaan , hem inzicht te geven in de boeken , hem bekend te maken met de ondernomen speculation en den geheelen gang der zaak in het verloopen jaar. Daaruit nu zullen talrijke oorzaken van botsing geboren worden. De man-. nen , aan wie men rekening en verantwoording moet afleggen , zullen zich gerechtigd achten deze en gene maatregelen van den patroon aftekeuren. Dat is zeer natuurlijk , ja onvermijdelijk. Is het dividend kleiner dan het vorige jaar, dan zullen zij protesteeren tegen de uitgaven die gedaan zijn voor vernieuwing van materieel , voor den aankoop van nieuwe machines, voor onderhoud en reparatie. Zij zullen denken en zeggen dat men het kapitaal van den patroon heeft verbeterd ten koste van het belang der arbeiders.
169 Dergelijke klachten en eischen verneemt men immers ook van de aandeelhouders van maatschappijen , Wier kapitaal in actien geplaatst is. Bestaan er niet zelfs voorbeelden van , dat in eene algemeene vergadering van de actionarissen eener groote fransche compagnie de belanghebbenden tot elken prijs de verdeeling van een dividend eischten , des noods ten laste van het kapitaal ? De werkman , zoo hij deelgenoot in de winst en daardoor in de onderneming is , zal altijd aanmerkingen hebben op de maatregelen van den patroon , en zoo zal steeds eene deur voor hem openstaan van het vertrek , waarin de leiding der onderneming haar zetel heeft. Be regeling , door het participatie-stelsel gevorderd, schept veel meer oorzaken van oneenigheid dan zij er wegneemt. In de eerste plaats zal het cijfer der percenten van de winst, die den werkman toegezegd worden , niet in alle ondernemingen even hoog kunnen zijn. Bij den heer Leclaire wordt 75 pct. van de zuivere winst onder de werklieden-deelhebbers verdeeld : andere huisschilders staan niet meer dan 25 pct. toe. Sommige industrieelen hebben gemeend niet meer dan hoogstens 5 pct. van de winst te mogen opofferen. In den tegenwoordigen stand van zaken , nu het participatie-stelsel als uitzondering en gunstbetoon wordt toegepast, verdragen de arbeiders dat onderscheid gewillig. Maar dat zou zoo niet blijven, indien het stelsel algemeen in gebruik kwam. Dan zouden zij beginnen te vragen, waarom de percenten die hun uitgekeerd worden , zooveel verschillen in de onderscheidene industrien. Zullen zij genoeg staathuishoudkundige kennis en ontwikkeling hebben, om de natuurlijke en onverbiddelijke oorzaken van die ongelijkheid te begrijpen ? En — wat nog minder waarschijnlijk is — zullen zij die praktische wijsheid hebben, die hen
170 deze wetten der staathuishoudkunde doet eerbiedigen ? Ziedaar niet de eenige zaden van tweedracht , die het participatie-stelsel , zoo het algemeen wordt toegepast , zal strooien. Laat ons aannemen dat het cijfer van de percenten der winst eindelijk overal even hoog zal gesteld worden; meent men dat daarmede alle aanleiding tot misverstand en ontevredenheid van de zijde der arbeiders zal zijn opgeheven P Men zou zich zeer vergissen. Natuurlijk heeft men nooit in zijne macht , alle nijverheidsondernemingen een gelijken graad van voorspoed to doen genieten. Hoe groot de jver der werklieden ook zij , altijd zullen b. v. in Frankrijk de zuivere winsten , die in de verschillende spinnerijen gemaakt worden , onderling hoogst ongelific zijn. Hetzelfde zal het geval zijn met de cijfers der winsten , die in de verschillende constructiewerkplaatsen behaald worden. Vestigen wij een oogenblik onze aandacht op de industrie , die zich tot het participatiestelsel het gemakkelijkst zou leenen , die der steenkolenmijnen en der mijnen in het algemeen. Vinden wij dan niet een ontzaglijk groot verschil tusschen de zuivere winst, verkregen door de maatschappij van Anzin en die van de mijncompagnien van de Loire of van Saint-Etienne ? Terwijl de actien van sommige fransche kolenmijnen hoog boven pari staan, zijn die van eenige andere een aanzienlijk cijfer daaronder. De natuurlijke loop der dingen brengt zulke verschijnselen mede. Maar daaruit volgt , dat de werklieden, die in dienst van de voordeeligste compagnien staan, een veel hooger inkomen zouden hebben, dan zij die in mijnen arbeiden , welker exploitatie minder gelukkig uitvalt. En toch zouden de laatsten wellicht even hard gewerkt hebben, zich even moedig en niet minder bekwaam getoond hebben, als hunne bevoorrechte kameraden.
171 Uit zulk een toestand zouden allerlei gevaren geboren worden. Daarin zou eene klaarblijkelijke onbillijkheid liggen , waarover alle philantropen zouden wraak roepen en die de verontwaardiging van alle weldenkenden zou wekken. De werklieden , die slechts een aandeel in eene betrekkelijk zeer geringe winst ontvingen , zouden er de schuld van geven aan het slechte bestuur der ondernemingen , waarvoor zij arbeidden. Zij zouden niet alleen een recht van contrOle verlangen , maar ook een recht van opzicht en voogdijschap : zij zouden zelven de leiding der zaken in handen willen hebben. En wanneer zij zulke eischen deden , wie zou dan met afdoende argumenten het onrechtmatige daarvan kunnen aantoonen P Zouden misschien de goede werklieden de minder voorspoedige ondernemingen verlaten om bij de bloeiendste werk te zoeken P Maar men kan niet onderstellen dat de eenvoudige arbeiders van onze groote fabrieken met hunne huisgezinnen van het eene einde van Frankrijk naar het andere zullen verhuizen ; uit de streek, waaraan zij door allerlei banden zijn gehecht , zich zullen losrukken om b. v. uit het bassin der Loire naar het departement du Nord te trekken. Men kan den invloed van de persoonlijke bekwaamheid van den ondernemer,, van zone ervaring, scherpzinnigheid, tact en voorzichtigheid , niet wegredeneeren. Dat zijn de eigenschappen waarvan het lot van alle aanzienlijke fabrieken afhangt. Hoe nivelleerend het democratisch strewn van onzen tijd ook zij , er zijn waarheden , waarop onverschrokken gewezen worden moet. Alles komt in de industrie niet op de armen van den werkman aan : het oordeel en de veerkracht van den patroon zijn de hoofdelementen van den bloei der groote ondernemingen. Ook is het voor elk die nadenkt en de zaken van nabij be-
172 ziet, naar ons oordeel onwederlegbaar, dat het participatie-stelsel , algemeen toegepast, de weldadige werking van die gaven van leiding en bestuur zou belemmeren, zonder welke wij ons niet kunnen voorstellen dat een fabriek tot grooten bloei kan geraken. Er zijn menschen die zelfs het algemeene stemrecht in de industrie zouden willen invoeren. Maar wij zouden eene dergelijke verandering alles behalve eene verbetering achten. De verschillende maatregelen , die men goedgevonden heeft onder den naam van het participatie-stelsel te begrijpen, hebben wij thans nauwkeurig beschouwd. Op verscheidene welgeslaagde regelingen : heilzame middelen van, aanmoediging, belooning naar evenredigheid van het verrichte werk, premien op den ijver is gewezen. Met aandrang hebben wij ze aanbevolen patroons , werklieden , en verbruikers kunnen er door gebaat worden. Wat het eigenlijk gezegde participatie-systeem aangaat , is het ons gebleken , dat het zeer goed werken kan in sommige industrien, waarin een arbeider de overwegende rol heeft en waarin het stukwerk en het premie-stelsel niet of moeilijk kunnen toegepast worden. Maar wij houden het voor gansch verkeerd , deze regeling in alle industrien zonder uitzondering te willen invoeren , de voordeelen er van door een vergrootglas te zien en voor de schaduwzijden het oog te sluiten. De nadeelen zijn even zeker en even belangrijk als de voordeelen over het algemeen middelmatig en onzeker zijn. De utopie der alchimisten in de middeneeuwen was niet, den algemeenen rijkdom te vermeerderen door aan de natuur,, die vele harer eigenschappen tot nog toe v erborgen had gehouden , in de smeltkroes hare geheimen aftedwingen. Zij koesterden integendeel de hoop, een eenig , onfeilbaar middel te vinden , dat terstond
173 en rechtstreeks rijkdommen schiep. Evenzoo is het gelegen met vele hervormers en philantropen van onze dagen. De industrieele wereld is zeer rijk aan allerlei verwikkelde toestanden. Wil men ontdekken voor welke verbeteringen zij vatbaar zijn , dan moet men ze een voor een bestudeeren. Maar men vleie zich niet met de hoop van eene eenvormige en gansch nieuwe regeling te kunnen uitvinden , die geschikt is voor alle door haren acrd en haar doel zoo zeer verschillende ondernemingen. In eene der laatste zittingen van de Societe des Economistes heeft de heer Cernuschi , een man , die zelfs bij de uiterste linkerzijde der democratie niet verdacht kan zijn , over het participatie-stelsel sprekende , geestig gespot met „die mannen , die nieuwe oplossingen van de zoogenaamde sociale quaestie zoeken , en voorwaarts gaan met een vertrouwen , eene illusie , gelijk aan die waarmede men truffels zoekt aan den voet der eiken." Niet enkel tot teleurstellingen , maar ook tot wezenlijke en ernstige gevaren leidt deze weg. „De arbeidersklassen — zoo sprak voor eenigen tijd de heer Hippolyte Passy hebben te worstelen met de hardheden die hun toestand eigen zijn. Zij laden daaronder en klagen , maar verdragen ze in den regel het geduldigst, wanneer zij daarin slechts een gevolg zien van den onvermijdelij ken loop der taken in deze wereld. Anders wordt de toestand, zoodra men hun komt verzekeren , dat het mogelijk is ze te verlichten of wegtenemen door andere staathuishoudkundige regelingen , welke terstond verwezenlijkt konden worden , indien zij , die haar moeten invoeren , slechts den goeden wil daartoe hadden. In dat geval brengt men hen op het denkbeeld dat zij de slachtoffers zijn van de onrechtvaardigheid hunner medemenschen , prikkelt hen tot treurigen wrevel en maakt de bitterheid veel grooter,, die
174 toch reeds onvermijdelijk in hen wordt gewekt , wanneer zij hun lot met dat der meer bevoorrechte standen vergelijken." Dat zijn wijze woorden. Men is in onze dagen maar al te geneigd om aan de illusi6n , die de arbeidende klasse koestert , voedsel te geven. Zoodoende onderhoudt men een gisting , die met vele gevaren dreigt. De gegoede klasse moest verstandiger zijn, uit een maatschappelijk oogpunt is het van veel gewicht , alle overdrijvingen en opgeschroefde uitdrukkingen te vermijden. Indien eerlijke en bekwame schrijvers het loonstelsel afkeuren en het bijna met de slayernij vergelijken , die in de oude wereld heerschte als zulke mannen onfeilbare geneesmiddelen en panaceen aanprijzen , hoe zou dan de volksmeening niet • op den verkeerden weg geraken? Er zijn maar al te veel eerzuchtigen van laag allooi , die aan het oor van het Souvereine yolk de woorden fluisteren , die Villeroi tot den jongen Lodewijk XV sprak. Zij wijzen het yolk op het kapitaal en de winsten , die daarmede te behalen zijn, en zeggen : dat alles , Sire, is het uwe; gij hebt daarover te beschikken. De yleierijen , die men hoort uit den mond van hen , die bij het Souvereine yolk de rol van lage hovelingen spelen , maken het alien mannen van gezond verstand en karakter tot plicht , voorzichtig te zijn in hunne uitdrukkingen. Geen enkel woord behooren zij zich te laten ontsnappen , waarop men zich zou kunnen beroepen om aan de taal dier onruststokers gewicht bijtezetten.
175
HOOFDSTUK II. De cooperatieve vereenigingen.
HET AANDEEL DER MIDDENKLASSE IN DE VOORTBRENGING. Wat men ook aan onze eeuw te recht verwijte , gewis kan men haar niet ten laste leggen , dat zij geen belang stelt in het lot der arbeidende klasse. Velen maken in onze dagen haren toestand tot een voorwerp hunner studie en zoeken naar de beste middelen om haar lot te verbeteren. Alle plannen , welke die strekking hebben en eenigszins uitvoerbaar schijnen, kunnen op de gunst en den steun van het publiek rekenen. Iedere vernuftige maatregel op dit gebied is tot zijn recht gekomen , op grooter of kleiner schaal toegepast , en een oogenblik algemeen toegejuicht. Maar in al die plannen van hervorming en wedergeboorte schuilt eene of andere dwaling , die overdreven verwachtingen opwekt , maar bilna altijd en zeer spoedig onaangename teleurstelling veroorzaakt. Door voortdurend op den toestand der handwerkslieden het oog gevestigd te houden , eindigt men met te weinig op de andere klassen der maatschappij te letten . Men zoekt voor de eerste eene soort van afzonderlijken vooruitgang , een bijzondere en haastige wijze van lotsverbetering. Deze eenzijdige en uitsluitende studien leiden tot theorien , die de praktijk weldra veroordeelt; de schijnbaar meest gegronde verwachtingen worden te schande , omdat de feiten de onbeschaamdheid hebben ze te logenstraffen. Wij willen pogen hier de verwarring te vermijden die
176 in de meeste geschriften van onze dagen , waarin over het arbeidersvraagstuk gehandeld wordt heerscht. Het komt ons nuttig, zelfs volstrekt noodig voor, een oogenblik onze aandacht bij de middenklasse te bepalen , en door een onpartijdig onderzoek der staathuishoudkundige feiten de rol in het licht te stellen , die zij in de voortbrenging vervult , hare eigenaardige taak te doen kennen , en ons aftevragen , of het mogelijk zou zijn hare werkzaamheid te missen of ook maar te beperken. Bestaat er in den tegenwoordigen toestand der maatschappij een natuurlijke verdeeling van den arbeid P Ligt het in den aard der dingen dat deze of gene categorie van personen en huisgezinnen bijzondere eigenschappen bezit, waardoor zij geschikter is dan elke andere om eene bepaalde soort van diensten aan de maatschappij te bewijzen ? Die vragen moeten beantwoord worden , eer men een geheel nieuw plan tot regeling van den arbeid vaststelt. Wij gelooven , dat de vele schrijvers , die hun talent en ijver hebben gewijd aan de aanbeveling der thans meest toegejuichte stelsels — participatie en cooperatie niet onbevooroordeeld genoeg de zaak onderzocht hebben. De meesten hebben het al aanstonds als uitgemaakt beschouwd , dat de arbeidersklasse aanleg heeft tot alles. Wanneer die natuurlijke geschiktheid slechts in een tijd van overgang , gedurende eenige jaren , ontwikkeld wordt , dan zal die klasse -- zoo men die schrijvers gelooft — terstond, in staat zijn tot het vervullen van elke taak in onze maatschappij. Zij hebben haar geraden, terstond de oude regeling van den arbeid te laten varen , om de leer der associatie op de meest uitgebreide schaal toe te passen. Zij hebben den arbeiders een veld geopend , waar hun hoop een onbeperkt uitzicht had, maar waar zij bij de eerste schreden reeds gestruikeld en gedwaald hebben.
177 Dit is hieraan toeteschrijven dat zij van een beginsel , hetwelk waarlijk wel een streng bewijs noodig had, eenvoudig als van een axioma zijn uitgegaan. Zij hadden er niet aan gedacht , dat de middenklasse hoogst nuttige eigenschappen en deugden bezit , die een andere stand zich zoo maar niet in korten tijd kan eigen maken. Wij koesteren voor de middenklasse volstrekt geene voorliefde en denken er niet aan , haar te vleien: zij heeft hare gebreken , hare ondeugden zelfs , gelijk elke groep van menschelijke wezens. Doch haar eigenaardig karakter,, haar geest , hare tradition, maken haar bij uitstek geschikt voor het vervullen eener bepaalde taak in de huishouding der maatschappij. Zij alleen vermag die naar behooren te volbrengen. Pascal gaf blijk van zijne wijsheid , toen hij zeide : „als de mensch zich vernedert , hef ik hem op : als hij zich verhoogt , dan verneder ik hem." De middenkl asse is inderdaad in den laatsten tijd zoo dikwijls aangevallen , voorbijgezien of als parasiet en als tyran voorgesteld , dat het waarlijk tad wordt eens met kalmen en onpartijdigen geest aantewijzen welken arbeid zij in de staatshuishouding volbrengt. I. Aan onzen tad is in de hoogste mate de zucht eigen om zaken onder algemeene en abstracte begrippen samen te vatten. Men poogt gewoonlijk de verschillende elementen, die tot de ontwikkeling der maatschappij samenwerken , in korte en absolute formules uit te drukken. Zoo is het zeer gebruikelijk de verschillende krachten , die bij de voortbrenging in het spel zijn tegenover elkander te plaatsen , al s waren zij eenvoudige en onveranderlijke natuurkrachten. Men stelt b. v. tegenover elkander arbeid en kapitaal, als de twee eenige factoren der industrie , 12
178 die hare winsten met elkander deelen moeten. Men gewent zich om in de voortbrenging niets te zien buiten deze twee en kent dan aan zulk een classificatie een streng wetenschappelijke beteekenis toe. Onder al de klassen der bevolking heerscht dat besmettelijk gebruik van afgetrokken formules. De minste werkman heeft, even goed als de man van de wereld en de staathuishoudkundige , den mond vol van den strijd , de wederzijdsche eischen , de overwinningen en de nederlagen van kapitaal en arbeid, die beide elkander vijandige broeders , welke nu eenmaal niet in goede verstandhouding en vrede met elkaar schijnen te kunnen leven. Zoodra het gebruik van dergelijke woorden uit de staathuishoudkundige boeken overgaat in de taal van het dagelijksch leven, ontspruiten daaruit verderfelijke dwalingen, die op hare beurt ernstige gevaren doen ontstaan. Door aldus de maatschappij voortdurend in twee klassen te verdeelen , waarvan de eene door het woord arbeid en de andere door het woord kapitaal wordt aangeduid , komt men er weldra toe te gelooven , dat de eerste niets doet dan zwoegen zonder ophouden , en de eenige taak der tweede gelegen is in het uitsluitend bezit van de middelen der voortbrenging. Dat zijn inderdaad de meeningen , die onder bet yolk heerschen. Het kenmerkend karakter der middenklasse ligt volgens den handwerksman eenvoudig hierin , dat zij de machines , de grondstoffen en al de andere bestanddeelen van het kapitaal in hare macht heeft. De arbeiders komen zoodoende dan ook weldra tot het stellen der vraag , of die , volgens hen zoo bevoorrechte klasse wezenlijke diensten aan de huishouding van den staat bewijst. Sommigen hunner,, die tot krasse maatregelen overhellen, verklaren haar openlijk den krijg. Anderen, die meer
179 vertrouwen stellen in de nieuwe regelingen van den a rbeid , door allerlei hervormers voorgesteld , trachten der middenklasse eene vreedzame concurrentie aan te doen , en pogen de taak aan zich te trekken , die zij tot nu toe bestemd scheen alleen te vervullen. Er zijn verlichte mannen , die hierin den werkman volgen , ja zelfs voorgaan en hem uitlokken tot ondernemingen , waarvan hij tot nog toe zich onthouden had. Indien nu de taak der middenklasse louter bestond in het bezitten van de middelen der voortbrenging , dan zou er gewis niets tegen in te brengen zijn dat de arbeiders , door hunne spaarpenningen bij elkaar te leggen en door verstandig gebruik te maken van het crediet als kooplieden , bankiers en industrieelen optraden , en zich aldus den toegang openden tot iedere betrekking in het maatschappelijk leven. Met eenige inspanning en volharding zouden die pogingen dan wel moeten gelukken. Maar is het waar,, dat de taak , het werk der middenklasse geheel opgaat in het bezitten der kapitalen P Dit te meenen is eene groote dwaling. De middenklasse vervult in het levend samenstel der maatschappij eene veel werkzamer,, gewichtiger en moeielijker overtenemen rol. Men kan zelfs gerust verklaren , dat zij alleen geschikt is om die vervullen. De middenklasse heeft twee eigenschappen, die haar tot de spil maken , waarom de maatschappij draait. Zij bezit den geest van traditie en den geest van initiatief. Zij verbindt die beide in de beste evenredigheid. Daardoor is zij een gids op den weg van vooruitgang , terwiji zij tevens onverstandig afbreken tegenhoudt. Deze voortreffelijke eigenschappen, die elkander schijnen uittesluiten en toch in haar vereenigd zijn, maken haar tot de springveer van een regelmatige ontwikkeling en tot de ziel der productie. 12*
180 Men pleegt in onze dagen vrij algemeen met den geest der traditie niet veel rekening to houden. Toch bekleedt hij eene voorname plaats , niet enkel in het zedelijke en intellectueele leven , maar ook in de huishouding van den staat. De traditie is de ervaring der eeuwen , het geheel der gevoelens en der denkbeelden , waarvan onze voorouders de kracht en het nut proefhoudend hebben bevonden. Het zijn de beginselen , de gedragslijn , de methoden , de praktijken , de gewoonten , waarvan de tad de deugdelijkheid heeft bewezen en bezegeld. Deze geheele kostelijke schat, stuk voor stuk door de vervlogene eeuwen bijeengebracht , gaat van vader op zoon door opvoeding over. Gewichtige voordeelen ontspringen uit deze bron , b. v. de gewoonte van orde , regelmaat, tucht , voorzorg , volharding. Gewis treft men in alle deelen der bevolking menschen aan , die deze eigenschappen bezitten. Maar dat zijn uitzonderingen. Der middenklasse zijn zij meer algemeen eigen : deze ontvangt ze als ten erfdeel. Natuurlijk moot men ze niet beschouwen als toevallige gaven der natuur : het zijn vruchten van eene lange beschaving en van het work van eeuwen. De mensch is van nature ongeregeld , afkeerig van tucht , levende bij het oogenblik , ongeduldig , lichtzinnig. Om deze aangeboren gebreken to overwinnen en de deugden der beschaving daarvoor in de plaats to stollen, is het onderwijs op de school niet voldoende. Daartoe is de invloed van de opvoeding in het huisgezin noodig. De ouders moeten die deugden bezitten : op deze voorwaarde alleen warden zij het eigendom der kinderen. Ziedaar de reden , waarom de burgerstand meer dan eenige andere klasse geschikt is voor leiding en bestuur van ondernemingen, De meesten , die tot haar behooren , zijn in eon moreelen dampkring grootgebracht , waardoor
181 die eigenschappen van geest en karakter bijzonder zijn ontwikkeld , zonder welke eene groote ontwikkeling der industrie zich niet denken laat. Vele werklieden , gewoon om alleen met lichamelijken arbeid rekening te houden weten dan oak die hoogere gaven , welke de waarde en de sociale beteekenis der middenklasse uitmaken, volstrekt niet te waardeeren. Zij beschouwen haar als een groep ledigloopers , als een woekerplant zij hebben alleen oog voor haren rijkdom, dien zij als een privilegie aanmerken zij verbeelden zich , gemakkelijk en met groot voordeel de taak , die zij in de maatschappij vervult , te kunnen overnemen. Deze inbeelding bewijst hun cigen gebrek aan doorzicht en ervaring. Indien men meent dat buiten den arbeid met arm en hand verricht geen krachten bij de voortbrenging in het spel zijn, of dat de gave van administratie en leiding eener onderneming in niets anders bestaat dan in de kunst van lezen, schrijven en boekhouden , dan staat men waarlijk op een uiterst naief en kinderlijk standpunt. De beteekenis en het gewicht der traditie komen in de huishouding der maatschappij overal aan het licht. Indien men let op de wijze , waarop de verschillende takken van nijverheid. over de beschaafde,wereld verdeeld zijn, dan komt men weldra tot het besef van den invloed , uitgeoefend door deze kracht, die gewooniijk in de sociale hervormingsplannen zoo weinig geteld wordt. Hoe komt het, dat sedert eeuwen dit of dat y olk een onafgebroken overwicht en meesterschap in eene bepaalde soort van industrie heeft uitgeoefend? Waarom staan sommige takken van nijverheid vele geslachten achtereen op een hoogen trap van bloei in afgelegen streken , die door allerlei samenwerkende oorzaken veroordeeld schenen om in de industrie niets to beteekenen? Waarom is Miihlhausen ongeevenaard
182 in zijn gekleurde katoenen stoffen en Tarare in zijn mousselinen stoffen ? Waarom bljjven in die grijze stall van den Elzas , na verloop van eeuwen , nog altijd de oude industrieele familia , de Ktichlins , de Dollfussen , den alouden roem handhaven dien ze nooit verloren hebben? Waaraan is het toeteschrijven , dat altijd en overal de Duitschers en de Zwitsers uitmunten in den commissie-handel , de Joden in het bankwezen , de Franschen in den kleinhandel ? Is dat alles to verklaren uit het verschil der rassen , uit verscheidenheid van natuurlijken aanleg en aangeboren begaafdheid ? Moet men daarin niet veeleer langzamerhand verworven talenten zien , eigenschappen die zich door opvoeding en voorbeeld voortplanten , die zich eerst recht ontwikkelen in een zekeren atmosfeer van denkbeelden , meeningen , gewoonten en zeden , aan een of andere familie , een bepaalden stand of een geheel yolk eigen ? Die invloed der traditie , die weldadige erfenis van talenten en deugden, dat langzaam groeien en volmaakter worden der opvolgende , door onzichtbare Braden aan elkander verbonden geslachten , kan alleen door een grof materialisme in twijfel worden getrokken. De lagere klasse blijft echter aan dergelijke overleggingen en meeningen vreemd. Zij beschouwt ieder individu als op zich zelf staande en is geneigd to gelooven dat zijne ontwikkeling alleen van hem zelven afhangt. Voor die geheele reeks, die achter ons tot in lang verviogen tijden opklimt , waaraan iedere menschelijke persoonlijkheid verbonden is en zij haar karakter ontleent , heeft de lagere klasse des y olks geen oog. Toch bestaat er in weerwil van alle theorien , die gelijkheid prediken , van onze geboorte of aan voor ons alien een kiem van ongelijkheid , geheel afgezien nog van onzen persoonlijken aanleg en van social° toestanden. Immers , wanneer wij opgroeien in een huisgezin ,
183 waarin men gewoon is voor de toekomst te zorgen , in een praktische en verstandige omgeving , dan zullen kostelijke eigenschappen , die antlers wellicht verstikt zouden zijn, zich in ons karakter en onzen geest ontwikkelen , zonder dat wij het zelven weten en zonder ons eigen toedoen. Geen invloed , waaraan wij in later jaren blootstaan , geen schoolonderwijs , kan tegen de macht der eerste indrukken opwegen. De juistheid dezer opmerkingen blijkt bij een eenigszins oplettend onderzoek der staathuishoudkundige feiten. Wat is er schijnbaar eenvoudiger dan het werk van den kleinhandel P Iedereen zal zich lichtelijk inbeelden , bekwaam genoeg te zijn om de rol van slager,, bakker of kruidenier te vervullen. In het groot en op crediet koopen , weder verkoopen in het klein en tegen contante betaling , eene aanmerkelijke winst in den zak steken , louter door het verschil tusschen in- en verkoopsprijzen : dat kan iedereen wel. De minst begaafde kan dit werk wel doers en de winst zich laten toevloeien. Zoo schijnt het. Maar de ervaring logenstraft dien schijn , en doet aan die eenvoudige en eerlijke kooplieden recht wedervaren tegenover de onwetenden , die uit de hoogte op hen nederzien. Al degenen , die zonder een langen tijd van voorbereiding te hebben doorloopen , beproefd hebben deze eenvoudige beroepen uitteoefenen , zijn spoedig het slachtoffer hunner onvoorzichtigheid geworden. Welk een aantal gaven — tact, juistheid van blik , spaarzaamheid en overleg — er noodig zijn om in deze, volgens sommigen overtollige en parasitische bedrijven wel te slagen , wordt het best bewezen door de lange lijst van hen, die schipbreuk daarin lijden , en Wier faillietverklaringen wekelijks de kolommen der dagbladen helpen vullen. Een voorstander van de coOperatieve beweging , een man van talent en kunde , de heer Clama-
184 geran, heeft zich tot de volgende merkwaardige verklaring gedrongen gezien. „Men verbeeldde zich , dat Paritjs voor de verbruiks-vereenigingen een uitstekend terrein aanbood. Dat voorbarig oordeel had zijn oorsprong in eene dubbele dwaling. Vooreerst meent men ten onrechte dat de tusschenpersonen ontzaglijke winsten behalen, en verder gelooft men zonder grond dat zij daarvoor bijna niets te doen hebben. De ondervinding bewijst de onjuistheid dier denkbeelden. In den regel is er — wat de we rkman zich daaromtrent ook inbeelde — veel inspanning en arbeid noodig om die , nog niet eens meer dan middelmatige, winsten te verkrijgen , die door sommige tusschenpersonen gemaakt worden. Zeer eigenaardige gaven van verstand en karakter zijn hun daarbij onmisbaar,, die de arbeider, gewoon om alleen rekening to houden met den arbeid der handen , niet weet te waardeeren en onder zijns gelijken zelden aantreft." De waarheid is in dit geval zoo klaarblijkelijk , dat zij , die het meest bevooroordeeld zijn , haar bij eenig nadenken moeten erkennen. Die gaven van administratie , van overleg, van volharding maken het eigenaardig karakter der middenklasse uit. Bij den eenvoudigsten steenkolenkoopman , zoowel als bij den directeur der grootste naamlooze vennootschap van Frankrijk , vinclt men denzelfden geest , dezelfde richting , hetzelfde karakter. Allen bezitten zij praktischen zin , wantrouwen ten opzichte van nevelachtige theori6n , onvermoeiden ijver , neiging tot regelmatigen vooruitgang en voortdurendc spaarzaambeid. Hem, die doze kostelijke eigenschappen bezit , neemt de bourgeoisie spoedig in hare rijen op : wie ze verloren heeft kan in den regel zijne plaats in haar midden niet behouden. Zoo is dan deze klasse van nature bestemd tot het leiden en besturen van groote en kleine ondernemingen.
185 Pat zij die functie uitoefent , is niet te wijten aan een gelukkig toeval , aan een maatschappelijke gewoonte , die zeer goed antlers zijn. kon. Het is integendeel toeteschrijven aan die gaven , die traditionele deugden, welke aan dezen stand zoo eigen zijn geworden , dat de volksklasse daarvoor maar al te dikwijls zekere minachting toont en er den spot merle drijft. Deze eenheid van geest , deze onderlinge overeenkomst van karakter en gedrag onder al de verschillende rangen der bourgeoisie, die den eenvoudigsten kleinhandelaar doet kennen als een lid van dezelfde klasse , waartoe de grootste sommiteiten op financieel en industrieel gebied behooren , is in de laatste jaren maar al te zeer door vele schrijvers en philantropen over het hoofd gezien. Vele verlichte mannen hebben gemeend dat men met voordeel de personen , die tusschen den voortbrenger en den verbruiker staan , kon verwijderen. Van harte gaarne zou men op eens een einde hebben gemaakt aan al die bedrijven van den laagsten rang , Welker doel het is , voor al de klassen des y olks en overal in het rijk de voortbrengselen en koopwaren voorhanden te hebben en te verspreiden , die tot de dagelijksche levensbehoeften kunnen gerekend worden. Zoo de kracht der dingen , waartegen geen menschelijke fantasie iets vermag , het maar vergund had, dan zou men voor die kleinhandelaars eene menigte naamlooze vennootschapjes zonder kapitaal , zonder bekwaamheid , zonder verantwoordelijkheid, in de plaats gesteld hebben. En Loch is een weinig nadenken voldoende , om te bewijzen, dat er geene enkele industrie bestaat , die met zooveel eenvoud en spaarzaamheid wordt uitgeoefend als juist de kleinhandel , die door de hoogere klasse veracht , door de lagere met afgunst besehouwd en door alien belasterd wordt.
186 Men hoort er dikwijls over klagen , dat de groote fabrieken het familieleven verwoest hebben. Ook brengt men tegen haar de beschuldiging in , dat zij een sociaal antagonisme hebben doen ontstaan in den schoot der bevolking, wier klassen, alle medearbeidende aan het groote werk van den vooruitgang , een van zin moesten zijn , gelijk haar wezenlijk belang een is. Den kleinhandel treffen zulke beschuldigingen niet. Het geheele huisgezin neemt deel aan de zaak ; al zijne leden kunnen er met vrucht in gebruikt worden. De vrouw houdt de boeken bij , terwijl de man achter de toonbank staat en de kinderen de koopwaren bergen. Nergens is de verdeeling van den arbeid natuurlijker en heilzamer ingericht ; in geen cooperatieve vereeniging ter wereld zou men eendrachtiger samenwerking , minder verspilling van arbeidskracht, eenvoudiger en plooibaarder samenstel kunnen vinden. Een meer democratische associatie vooral is niet denkbaar omdat zij volstrekt niet kunstmatig is , maar door de natuur zelve is voortgebracht. En een schakel van zoo deugdelijk gehalte zou men uit den grooten keten willen wegnemen Men betreurt het ook , dat de bestaande regeling van den arbeid aan de vrouw elke rustige , geregelde , voor haar aanleg en neigingen passende bezigheid heeft ontnomen. Toch zou men — ziedaar een van die tegenstrijdigheden , die alleen hierom geen verbazing wekken, omdat zij dagelijks voorkomen aan de zwakkere sekse , in wier lot men zooveel belang zegt to stellen , juist die werkzaamheid willen ontzeggen , waarvoor zij het meest geschikt is , en die zij beter dan de man kan volbrengen! Ziedaar de vooroordeelen der arbeidersklasse ten opzichte van alien, die maar den naam van winkelier dragen. Die betreurenswaardige vooroordeelen, die onge
187 gronde meeningen bewijzen slechts de wezenlijke onkunde en het gebrek aan praktischen zin van hen bij wie ze gevonden worden. Wij hebben een van de karaktertrekken der middenklasse, die tevens een van hare deugden is , doers uitkomen. Het is de geest der traditie. Haar tweede groote verdienste , de andere eigenschap , die haar in 't bij zonder kenmerkt , is ondernemingsgeest. De middenklasse is inderdaad geen afgesloten vereeniging , die zich aan trage rust overgeeft , en zich bij het genot van haar maatschappelijke voorrechten door vadsigheid overmeesteren laat. Zij is integendeel eene klasse , waarin altijd leven en beweging heerschen , die telkens nieuwe elementen in zich opneemt, en verrijkt wordt met bestanddeelen , welke haar nieuwe werkkracht brengen. Van haar stroomen de sappen uit , die overal leven en normale ontwikkeling wekken. De socialistische schrijvers hebben de tegenwoordige inrichting ‘ der maatschappij met die van een leger vergeleken en krachtig protest aangeteekend tegen hare willekeurige indeeling der rangers en niet uit den aard der Bingen voortvloeiende ondergeschiktheid van den een aan den ander. Die vergelijking gaat niet op. Het is waar,, er is in de maatschappij eene opklimmende reeks van rangen , eene hierarchie , maar zij is volstrekt niet kunstmatig. Er bestaat een scherp geteekend verschil van standen en klassen , maar die verdeeling is niet willekeurig gemaakt; zij is het onvermijdelijk gevolg van het verschil van bekwaamheden en de meerdere of mindere inspanning van ieder individu. Zoo is de middenklasse een levend lichaam , welks levensvoorwaarde ligt in aanhoudende zuivering en vernieuwing van zich zelven. Dagelijks verliest de arbeidersklasse eenige van hare vruchtbaarste en beste bestanddeelen , die de kracht
188 en de werkzaamheid der middenklasse komen verhoogen. Zal men beweren dat in die groepeering der deelen , waaruit de maatschappij is samengesteld , te veel toeval in het spel is P Men zou zich dan zeer vergissen omtrent de wijze , waarop de natuur werkt. Niets is regelmatigea , volmaakter zelfs , dan die voortdurende opwaartsche beweging van alles wat bekwaamheid of talent bezit. Het is eene dwaasheid, deze natuurlijke , geleidelijke , harmonische indeeling te willen vervangen door feilbaar menschelijk doorzicht. De geleverde beschouwingen hadden ten doel eenige drogredenen te wederleggen , die men telkens weder in de theorien der socialisten aantreft , en die somtjjds zelfs verdwalen naar de geschriften van sommige philantropen , wier Oordeel gewoonlijk juister is. Een dezer laatsten , uitgaande van de algemeen door de staathuishoudkundigen geijkte definitie: „kapitaal is opgespaarde arbeid" , heeft beweerd daaruit deze slotsom te kunnen trekken , dat het kapitaal ondergeschikt moet zijn aan den arbeid, omdat het door den arbeid wordt voorgebracht. Pat is klaarblijkelijk eene onjuiste gevolgtrekking. Niemand heeft ooit het denkbeeld geopperd om de handwerkslieden dienstbaar te maken aan de machines, waarover zij toezicht en bestuur hebben. Op die manier zou men stof y inden om in aangrijpende woorden tegen dien zoogenaamden staathuishoudkundigen gruwel te getuigen. Men zou kunnen spreken van die loontrekkende ellendigen , slavers van het levenloos materieel der fabrieken , en ze vergelijken met levende slachtoffers , die een tiran der oudheid aan liken vastbond: Mortua quip etiam jungebat corpora vivis Tormenti genus.
Maar deze welsprekende ontboezemingen zijn gericht
189 tegen een denkbeeldigen toestand. Zoo de burgerklasse de leiding heeft der ondernemingen van handel en nijverheid , dan heeft zij die niet alleen omdat de kapitalen in hare handen zijn. De wezenlijke oorzaak van de positie , die zij inneemt en die men haar in het belang van alle klassen moet laten behouden , is hierin gelegen , dat zij bij uitstek het talent van leiding bezit. Dat talent bestaat in de vereeniging van den geest der traditie met den geest van initiatief. Het zou dan ook den arbeiders moeilijk vallen hare hulp to ontberen , al gaf men hun voldoende kapitalen in handen. Wij willen in het praktische leven het bewijs voor deze stelling zoeken en dat zal gemakkelijk zijn. Wij zullen slechts van nabij den toestand en het verloop van die talrijke instellingen hebben nategaan , aan Welke men — waarom toch ? — den zonderlingen naam van coOperatieve vereenigingen heeft gegeven. De resultaten van deze tegenwoordig vrij algemeen verspreide arbeidersvereenigingen schijnen even gering , als de ophef daarvan bij hare eerste oprichting groot geweest is. II. Omstreeks twintig jaren geleden werd in een afgelegen Pruissisch district door een vrederechter, den heer Schultze, eene volksbank opgericht , met het nauwkeurig omschreven doel om voor eigen rekening werkende handwerkslieden en kleine patroons door het verleenen van crediet in hunnen handel voorttehelpen. Die klasse is aan gene zjde van den Rijn zeer talrijk. In Duitschland heeft de industrie nog de inrichting en de gebruiken der middeneeuwen behouden : zij is verbrokkeld en democratisch. De groote fabrieken en de ontzaglijke concentratie der kapitalen en der middelen van voortbrenging, die de engelsche en de
190 fransche industrie kenmerken , zijn aan de duitsche nijverheid vreemd. De instelling van den heer Schultze was een werk ten behoeve der kleine burgerij : zij maakte er volstrekt geene aanspraak op , eene hervorming te zijn , die de gedaante der wereld veranderen zou. Het was geene gansche nieuwe regeling van den arbeid , maar alleen eene verbetering van de bestaande toestaaden. Alle maatschappelijke betrekkingen bleven dezelfde , behalve dat de kleine patroon , die tot nu toe verplicht was tegen een hoogen interest geld op te nemen om zijne grondstoffen in te slaan , voortaan , zoo hij goeden waarborg geven kon, op voordeeliger voet — schoon betrekkelijk toch altijd nog duur — crediet kon verkrijgen. Deels wegens hare deugdelijkheid , deels ten gevolge van de onvermoeide propaganda van haar stichter,, werd deze instelling spoedig op zeer vele plaatsen in geheel NoordDuitschland nagevolgd. Er bestonden eindelijk meer dan duizend volksbanken , te zamen meer dan 500,000 leden tellende, en voor ettelijke honderden millioenen omzettende. Een groot aantal van die duizende kleine bazen en patroons , kleermakers, boekbinders , wevers , sloten zich aaneen om in het groot hunne grondstoffen optedoen. Dit was een verstandige en praktische maatregel , die , gelijk te verwachten was, uitstekende vruchten droeg. Door dien steun krachtiger geworden , begon de kleinhandel in Duitschland zich meer te ontwikkelen , hij kreeg meer vastheid en was beter tegen crises bestand. Het fransche publiek werd spoedig met deze zoo vruchtbare en verstandige beweging , die bij onze naburen plaats greep , bekend gemaakt. IVIaar het bedroog zich omtrent het karakter en de strekking van deze eenvoudige instellingen en schreef haar een Joel toe , dat zij niet hadden , en evenredigheden , die zij nooit bereikt hebben. Het hield
191 volstrekt geen rekening met de eigenaardige bijzondere toestanden van het land , waar die banken waren opgericht , en meende een middel ontdekt te hebben om elken werkman kapitalist te maken en het proletariaat te doers verdwijnen. In Engeland had zich eene beweging voorgedaan , niet ongelijk aan die welke in Duitschland had plaats gevonden. In onderscheidene fabrieksteden hadden eenige werklieden, van meer ontwikkeling en schranderheid dan hunne kameraden , sedert 1844 voorraad- en consumptie-vereenigingen opgericht , die zich ten doel stelden in het groot goederen van eerste levensbehoefte te koopen , om ze weder aan de leden der vereeniging te verkoopen. Eenige dier door arbeiders opgerichte ondernemingen , o. a. die van de
Equitable Pioneers
van Rochdale , waren , na verschil-
lende tegenspoeden en lotswisselingen , tot wezenlijken en bestendigen bloei geraakt. Niemand heeft , gelooven wij , zich de moeite gegeven eens te onderzoeken, in welken toestand zich op dat tijdstip de kleinhandel in Engeland beyond. Toch was zulk een onderzoek volstrekt noodig , om te beoordeelen in hoeverre het stelsel , door de engelsche arbeiders in praktijk gebracht , ook in andere landen goed werken kon. Wij willen hierbij een oogenblik stilstaan. Toen de groote industrie zich in Engeland begon te ontwikkelen hadden de fabrikanten al spoedig de gewoonte om naast hunne fabrieken uitgestrekte magazijnen opterichten , waarin zij zorgden de winkelwaren voorhanden te hebben, waaraan hunne arbeiders behoefte hadden. Deze konden ze dan daar koopen. Was deze maatregel oorspronkelijk door een geest van philantropie ingegeven ? Of was het een berekening van het eigenbelang , die de fabrikanten daartoe dreef? Hoe het zij , het werd spoedig een algemeen gebruik , dat tot groote misbruiken aanlei-
192 ding gaf. De meeste patroons trokken groote voordeelen uit deze bijkomstige industries De publieke meening protesteerde krachtig tegen die praktijken , bekend onder den, naam van het truck system. Het parlement kwam tusschenbeide en nam een wet aan , waarbij den fabrikanten uitdrukkelijk verboden werd, deze soort van handel te drijven. Die wetten schijnen echter niet veel te hebben uitgewerkt , want nog niet lang geleden heeft de engelsche Economist geconstateerd , dat in Schotland de meeste fabrieken, zich aan de voorschriften der wet niet storende , nog steeds nevens hunne fabrieken groote magazijnen van eetwaren bli.jven openhouden , waar de arbeiders zich niet alien kunnen , maar , door de patroons gedwongen , zich moeten voorzien. Het natuurlijk gevolg van dezen toestand was , dat in engelsche fabrieksteden de kleinhandel zoo goed als niet bestond. Er was geen concurrentie ; de patroons hadden het monopolies De engelsche winkelvereenigingen hadden dus bij haar optreden niet te strij den tegen den kleinhandel : zij namen eenvoudig diens ledige plaats in. Ziedaar eene eerste reden , waarom de vereenigingen , die met beleid en verstand werden bestuurd , goed gegeslaagd zijn. Nog een andere omstandigheid was haar gunstig. Juist toen zij begonnen te ontstaan , in de jaren na 1844, behaalde de staathuishoudkundige leer van den vrijen handel en van de verlaging der verteringsbelasting een volkomen zegepraal in Groot-Brittannie. Men hief den accijns op de granen op, deed dien op het vleesch tot een hoogst gering bedrag dalen en deed achtereenvolgens de belastingen op de suiker,, koffie en thee eene aanmerkelijke vermindering ondergaan. Zoodoende waren alle levensmiddelen van den druk der belastingen ontheven geworden juist in die tien
193 jaren , waarin de coOperatieve vereenigingen tot stand kwamen. Dat deze hierdoor zeer gebaat werden, behoeft wel geen betoog. Als men een aecijns verlaagt gebeurt het nooit , dat de prijs der waren terstond eene evenredige vermindering ondergaat. Steeds valt in den eersten tad aan de tusschenpersonen een deel van de vermindering van het bedrag als winst ten deel. Eerst op den langen duur en door verscherpte concurrentie komt de verlaging der belasting geheel en al den verbruiker ten goede. Onder zulke buitengewoon gunstige omstandigheden werden de winkelvereenigingen door de engelsche arbeiders opgericht. Niets natuurlijker dan dat althans een klein getal uitstekend slaagde. De toestand is er echter veel minder gunstig geworden. De kleinhandel , die in de fabrieksteden niet bestond , heeft zich , ten gevolge van de wetten tegen het truck system, einde-
lijk gevestigd de vermindering der belasting op de eetwaren komt den winkeliers niet meer ten goede de concurrentie is geboren en heeft de verkoopsprijzen doen dalen. De nauwkeurigste der jongste mededeelingen omtrent den toestand der coOperatieve vereenigingen melden ons dat er volstrekt geen vooruitgang meer is, en dat zij ganschelijk niet toenemen in aantal en bloei. Maar het fransche publiek heeft met zijn gewone lichtzinnigheid de verhalen van de winsten, door die engelsche vereenigingen gemaakt , haastig aangegrepen en in dit abnormale en voorbijgaande verschijnsel de openbaring gezien van een beginsel , dat overal nieuw leven wekken, vruchten dragen , en in alle lan g en toegepast worden kon. Er heeft zich eene soort van legende betreffende de pioniers van Rochdale gevoymd. Met verwonderlijke lichtvaardigheid is men zich gaan verbeeldeu , dat de kleinhandel zijn tad had 13
194 gehad en overal door de winkelvereenigingen der arbeiders stond onttroond te worden. Uit een andere proefneming , die minder gelukkig is geslaagd , heeft de fransche natie niettemin gevolgtrekkingen afgeleid , die de uit Engeland en Duitschland vernomen feiten moesten bevestigen. In het vuur der revolutie van 1848 waren er te Parijs en in eenige provinciesteden een zeker aantal arbeidersvereenigingen opgericht, die zich voorstelden , den patroon te kunnen missen en dan onder hare leden de winsten te kunnen verdeelen , die deze ten koste der loontrekkenden geniet. De regeering van 1848 had een gezamenlijk bedrag van drie millioen fr. aan deze kleine industrieele republieken geleend. Pit zaad schijnt echter geen goede vruchten gedragen te hebben. Van de 45 vereenigingen , die het voorwerp waren van deze mildheid der regeering , kan men er maar twee noemen , die nog bestaan. Deze twee zijn bovendien zoogenaamde „collectieve patronaten" geworden, die weinig aandeelhouders tellen en daarentegen vele loontrekkende arbeiders in dienst hebben , Welke dan met den nieuweren en meer democratisch klinkenden naam van helpers worden aangeduid. De eerste pogingen schenen dus niet aanmoedigend te zijn. Maar het fanatisme kept zijn wedergade niet, zoodra het er op aankomt , alles in zijn geest uitteleggen en de bedenkingen tegen zijn stellingen te veranderen in argumenten , die er voor pleiten. Men schreef dat schipbreuk lijden van de eerste productie-vereenigingen toe aan uitwendige omstandigheden , aan veranderingen op staatkundig gebied of ook wel aan gebreken van het lager onderwijs. Zoo beriep men zich dan ook op deze mislukte proefnemingen als op antecedenten, die zeker gunstiger zouden geweest zijn, indien de omstandigheden meer hadden medegewerkt.
195 Het vertrouwen op de deugdelijkheid van het beginsel bleef zoodoende ongeschokt. Men verwisselde alleen het woord associatie , dat te oud was en waaraan te veel herinneringen van mislukking verbonden waren, met den naam van coOperatie. Dat woord beviel den philantropen het kwam weldra algemeen in gebruik. Onder de ontwikkelde klasse worden er altijd manners gevonden , bij wie ieder denkbeeld van hervorming , elk plan van wedergeboorte der maatschappij ingang vindt , mits het maar in bescheiden vorm optreedt. Een bekend hervormer, Robert Owen , heeft in het begin deter eeuw het woord coOperatie in de wereld gebracht. Bij hem had het eene onverholen communistische strekking. Het maakte toen geen opgang : eerst in de laatste jaren is het weer opgerakeld en thans is het populair geworden. Het werd gebruikt om een groot aantal anderscheidene en nevelachtige plannen aanteduiden , waarvan sommige, binnen zekere grenzen althans, wel voor toepassing vatbaar , maar waarvan de meeste hersenschimmig waren. In een goeden reuk staande en bij hare opkomst door het deel der burgerij, dat het meest tot proefnemingen overhelde, beschermd, toonde de (fransche) cOoperatie echter weldra wat haar eigenlijke natuur was en de oude socialistische zuurdeesem, die zij eene wijle had verborgen gehouden , kwam spoedig aan het licht. De directeur van de voornaamste parijsche credietvereeniging was een voormalig secretaris van Cabet. De verstrooide discipelen van Fourier schaarden zich rondom de nieuwere barrier : de woorden thóorie sociótaire , foyers d' attraction, comptoir communal, werden thans uit den mond der coOperatie-mannen weder vernomen. Men sprak van de stichting „eener volmaakte coOperatieve stad , waarin met de drie elementen der industrie kapitaal, arbeid en talent — groote dingen zouden worden tot stand ge1 3*
196 bracht , en die in alles , wat betrekking heeft op huishouding , onderwijs , fabriekwezen , kortom in alle maatschappelijke toestanden , veel ten goede veranderen zou." Een hervormer,, die onder het pseudoniem Gallus redacteur was van den Almanach de la cooperation, verzon een plan om aan den eerlijken , echten koophandel de heerschappij te verzekeren , door middel van eene vereeniging van voor elkander aansprakelijke syndicaten , waardoor dan de massa der verbruikers en die der voortbrengers zouden zijn vertegenwoordigd. Zulke plannen werden door de voornaamste organen der coOperatieve beweging de wereld ingezonden ; zij werden zelfs in bijeenkomsten van ernstige , degelijke mannen behandeld. De billijkheid eischt te erkennen , dat vele voorstanders der coOperatie al deze armzaligheden hebben bestreden. Maar zij voerden den strijd tegen die even verderfelijke als kinderachtige denkbeelden niet met de vereischte veerkracht en vastheid van overtuiging. Aan het bondgenootschap der fantasten konden zij zich niet onttrekken. En , wat ook de meeningen mogen zijn geweest der rijke en schrandere mannen , die in den beginne de coOperatie onder hunne bescherming hebben genomen , de eigenlijke drijvers der zaak koesterden van dit stelsel de meest onredelijke en hersenschimmige ver: wachtingen. 1) Men maakte van den aanvang of grootelijks misbruik van het nieuwe woord. Weldra had men eene „commission consultative et de renseignements des sociótó's cooperatives" , „bureaux de placement codperatifs", een „coOperatief agentschap voor vloeibare stollen" , een „hoogere school van coOperatief onderwijs" , „coOperatieve land1 ) Men bedenke steeds dat de sehrijver hier inzonderheid van Frankrijk spreekt. P.
197 bouwscholen". Onder deze en vele andere meer of minder zonderlinge formules verborgen zich speculation van gelukzoekers of dolle proefnemingen van goedgeloovige arbeiders. Eene gansche reeks van dagbladen zag het licht om voor het dogma der nieuwe hervorming aanhangers te winnen. Achtereenvolgens verschenen l' Association , la Cooperation, la Mutualite , le Travail , le Travailleur associó. Gaarne gelooven wij dat die bladen de beste bedoelingen hadden , maar zij behelsden eene nieuwe uitgave van .de droombeelden der maatschappelijke hervormers , die in het begin dezer eeuw opgetreden waren. Al de plannen in bijzonderheden nategaan , die onder de toen zoo gewilde vlag der coOperatie het licht zagen , is volstrekt ons voornemen niet.
wij
willen alleen ver-
standige mannen er op wijzen , hoeveel ernstige gevaren voortspruiten uit dat dweepen met hervormingsplannen , zonder dat men den aard en de strekking daarvan nauwkeurig onderzocht heeft. Zoo doet men licht een gevaarlijke gisting geboren worden. Het gebeurt dikwips , dat uitdrukkingen , die in onze oogen onschadelijk zijn , voor de volksklasse een gansch andere beteekenis verkrijgen en aanleiding geven tot allerlei eischen , die omverwerping der bestaande orde van zaken bedoelen. Zoo is het met de coOperatie gegaan. Terwiji welmeenende mannen nit den burgerstand den werkman een middel aan de hand wilden doen om spoediger tot het vormen van een klein kapitaal te komen , droomden de arbeiders van nets minder dan van een overnemen der geheele taak , die tot nog toe in handel en nijverheid door de middenklasse vervuld was. Hoe ijdel die verwachtingen zijn , zullen wij pogen aantetoonen. Wij kunnen daarbij gebruik maken van de rapporten van een „comite d' etudes, sur la cooperation" , welk comae uit eenige
198 getrouwe voorstanders der coOperatie : schrijvers , werklieden , kleine kooplieden en klerken , bestaat. Bij het grondig onderzoek , dat zij ingesteld hebben , zijn de feiten van zeer nabij nagegaan ; zij hebben al het mogelijke gedaan om to ontdekken op welke wijze de caperatieve vereenigingen het moeten aanleggen om to slagen. Als men deze leerrijke stukken best , begrijpt men lichtelijk wat de ware en blijvende oorzaken zijn , die eene gelukkige toepassing van het coOperatieve beginsel verhinderen. De zwakheden en gebreken van de coOperatie zijn nooit juister aangewezen dan in die stukken door hare vurigste aanhangers geschied is. Habernus confitentem reum. Er bestaan in Frankrijk ongeveer 800 coOperatieve vereenigingen. De meeste slepen weinig bekend een kwijnend leven voort ; voor meer dan twee derden zijn zij consumptie-vereenigingen , die eenvoudig de winkelwaren in het klein verkoopen, na ze in het groot to hebben ingekocht. Voor eenige jaren was men er algemeen van overtuigd , dat alle vereenigingen van deze soort moesten slagen , en oppervlakkig schijnen zij dan ook aan geen kansen van verlies blootgesteld. Zij vinden in hare loden aanstonds een vast aantal afnemers ; de algemeene kosten schijnen niet groot to moeten wezen, en hier is geen patroon , die een belangrijk deel van de winst aan zich trekt. In weerwil van al deze zoo gunstig schijnende omstandigheden, zijn toch de meeste dier kleine naamlooze vennootschappen to niet gegaan of kwijnen zij. Het doel waarnaar zij trachtten , had een uitnemenden klank , zij tooiden zich met poetische en veelbelovende namen : „de Oprechtheid , het Mierennest , de Welvaart, het Commerciele gezin , de Arbeidershuishouding." Alles scheen aan deze vereenigingen bloei en leven to voorspellen. Toch waren er verborgen gebreken, die in haar wezen zelf hun
199 oorsprong hadden en niet waren weg te nemen. Zij moesten daardoor onvermijdelijk mislukken of althans van alien bloei verstoken blijven. Indien de vereenigingen met niet meer begonnen dan met het kapitaal door hare leden bijeengebracht dan waren zij te arm , te beperkt in hare bewegingen. Zij konden dan niets uit de eerste hand , noch van eerste qualiteit koopen , en slechts uitschot nahouden. Men ondervond vervolgens dat de meeste winkelwaren , die door de arbeidersklasse gebruikt worden , slechts een zeer geringe winst geven. Wil men eene cOoperatieve bakker oprichten , dan bemerkt men dat er op het gewone brood niet veel verdiend wordt. De bakker maakt zijne grootste winsten op het fijnere brood. Om met voordeel dit bedrijf te exploiteeren , zou men tegelijk een bakkerswinkel en een korenmolen moeten hebben. Men zou dan bovendien wel doen met de geheele zaak buiten Parijs te brengen , om niet te veel aan loonen en kosten van inrichting te moeten uitgeven. Voor eene kruidenierszaak zijn de bezwaren nog veel grooter. Men moet 600 verschillende artikelen vereenigen , die de huismoeders nu eenmaal gewoon zijn in denzelfden winkel te kunnen krijgen. Sommige dezer artikelen, b. v. de suiker,, geven bijna in het geheel geen winst; bij andere loopt men gevaar van aanmerkelijke verliezen. Men wint wel is waar 25 pct. op wijnen , likeuren , koffie, en 50 pct. op borstelwerk en ijzerwerk. 'Gar in de coOperatieve inrichting moet men dan toch ook een volledigen voorraad van al de artikelen hebben , die men nu eenmaal gewoon is
in
dergelijke winkels aan te treffen. Anders komen de
kalanten niet opdagen. Is de vereeniging rijk gerklasse ondersteund
d.i. , wordt zij door de burdan verdwijnen een aantal van
200 deze bezwaren. Maar ongelukkig doen er zich dan nieuwe , misschien nog grooter moeilijkheden voor. Met kapitaal, dat de leden niet zelven verdiend ext bijeengebracht hebben , gaan zij niet zuinig , gaan zij zelfs verkwistend om. In de bovengenoemde commissie heeft men dan ook de vraag gesteld of het beter is , dat eene vereeniging met veel of met weinig kapitaal wordt opgericht ? De vraag schijnt onnoozel. Toch was de meerderheid Tan gevoelen , dat het de veiligste weg is , met weinig geld te beginnen. Ziedaar de materieele bezwaren ; zij beteekenen nog weinig, vergeleken met de moeilijkheden van zedelijken aard. Het is niet voldoende een voorraad in magazijn te hebben; die voorraad moet met zorg en spaarzaamheid behandeld en gebruikt worden. Dat valt licht , indien de zaak gedreven wordt door een huisgezin uit de burgerklasse , van ouder tot ouder aan orde en het voeren eener goede administratie gewoon en geprikkeld door het eigenbelang. Maar deze waarborgen hebben de leden der coOperatieve vereeniging niet. Daar zij den ganschen dag met hun eigen arbeid bezig zijn , kunnen zij het niet zonder winkelbedienden stellen , en het ras der kruideniersbedienden schijnt bijzonder onhandelbaar. Zij rumneeren de onderneming door hetgeen zij uit de laden nemen en zijn zeer onachtzaam. Het baat niet of men hun al een aandeel in de winst belooft : zij blijven toch slordig met de winkelwaren omgaan. La Fontaine zou hier herinneren aan de onmisbaarheid van „het oog des meesters" ; maar zulke lessen acht men nu verouderd. In een engelsch tijdschrift heeft men aan de cOoperatieve vereenigingen geraden geen bedienden aan te nemen , zoo zij niet een goeden degelijken borg stellen ; maar dat is een gebrekkig hulpmiddel, dat bovendien tot allerlei moeiliikhe-
201 den en omslag aanleiding geeft. Deze soort van ondergeschikten heeft alle mogelijke ondeugden ; zoo men geen toezicht op hen houdt , stelen zij de waren. Men kan zich volstrekt niet op hen verlaten. Hoe zal men hen controleeren P Is de winkelzaak groot , dan kan men de werkzaamheid tusschen drie of vier bedienden verdeelen. Den een reikt aan den ingang prijscouranten aan de bezoekers uit : twee anderen bedienen het publiek en teekenen het bedrag der inkoopen aan; een vierde houdt de kas en neemt het geld in ontvangst. Aldus b. v. is alles geregeld in den slagerswinkel van Duval. Maar de coOperatieve vereenigingen kunnen zich op zulk een grooten voet niet inrichten. Bovendien ware het wel eenigszins een dwaasheid , zoo menschen , die het aantal der tusschenpersonen willen verminderen , in hunne eigene zaak de administratie over zooveel schijven deden loopen. De kleine en middelmatige winkels , die in den regel door een huisgezin zonder behulp van bedienden worden gehouden , hebben met al lien omslag en bezwaren niet te maken. Hoe zal men het bestuur van eene coOperatieve zaak inrichten P 1VIoet het collectief of individueel zijn P Gaat men alleen te rade met het belang der administratie , dan is de keuze spoedig gedaan , want het eenige middel om zulke ingewikkelde zaken wel te leiden, is het bestuur op te dragen aan een ervaren persoon , die met het noodige gezag bekleed is. Maar de leden der coOperatie willen hun eigen gezag niet nit handen geven, omdat zij eene republiek, geene dictatuur, willen stichten. De schrandersten zullen wel trachten de verkiezing der administrateurs aan het algemeen stemrecht te ontrukken. Doch het tegendeel wordt, volgens het verslag der commissie , door de grootste schreeuwers in de algemeene vergadering doorgeclreven. De verstan-
202 digen zullen er op aandringen , dat geen enkel voorstel in die vergadering zal mogen behandeld worden , zonder door eene bijzondere commissie onderzocht to zijn. Zoo alleen kunnen verrassingen en onredelijke stemmingen worden vermeden. Maar naar deze verstandige raadgevingen zal men niet luisteren : het democratisch beginsel der instelling zal in arbeidersvereenigingen over alle praktische overwegingen zegevieren. In weerwil van alle bezwaren zal men een collectief en dikwijis vernieuwbaar bestuur instellen. Iedere consumptie-vereeniging — zoo schreef Vigano , een van de leiders der coOperatieve beweging — moet door een talrijken raad van administratie bestuurd worden, welks leden voor drie jaren worden benoemd en jaarlijks voor een derde aftreden, zonder dat de aftredende leden terstond herkiesbaar zijn. Die bepaling heeft de strekking om de heerschappij van coterien onmogelijk to maken. Zoodra dus zij , die met de administratie belast zijn, praktische kennis , en bedrevenheid zullen hebben opgedaan , zal de gestrenge toepassing der democratische beginselen eischen dat ze aftreden. En dan , hoeveel tijdverlies , hoeveel heen- en weerloopen , hoeveel opoffering van familieleven en huiselijke gezelligheid , wordt bij zulk eene inrichting van de administrateurs gevergd. Want men eischt van hen dat zij gedurig in den winkel aanwezig zijn, nauwlettend toezien en afdoende contrOle oefenen. De meeste van deze kleine maatschappijen zijn dan oak louter y ereenigingen van kameraden geweest , zonder eenheid van leiding, zonder vaste richting in de behandeling der zaak. Men vergist zich trouwens grootelijks , zoo men eene handelsonderneming meent to kunnen. samenstel)en met zoo talrijke en weinig harmonieerende elementen.
203 De verantwoordelijkheid wordt zoo verdeeld, dat zij verdwijnt: deze machtige drijfveer verliest hier haar invloed. Een huisgezin uit de burgerklasse , al oefent het ook de eenvoudigste industrie uit , zet daarbij zijn geheelen goeden naam en zijne toekomst op het spel. In groote naamlooze vennootschappen zijn de bestuurders bekende personen , Wier reputatie en aanzien afhangt van de goede leiding der hun toevertrouwde taken. Maar onbekende werklieden missen dien prikkel en dien teugel. Gaat hunne vereeniging te niet , dan blijven zij wat zij waren: hunne eigenliefde is er niet ernstig mede gemoeid. Men heeft metselaars , schoenmakers en letterzetters in hunne snipperuren de rol van kruidenier of bakker willen doen vervullen. Dat werk zal altijd maar eene bijzaak voor hen blijven , eene soort van ontspanning na de vermoeienissen van den dag. Het gaat met hen als met rijke grondeigenaars , die den landbouw willen uitoefenen. Deze verbeelden zich dan dat zij de tack hunner pachters gemakkelijk kunnen overnemen, dat zij hunne inkomsten zullen vermeerderen en hunne landerijen meer doen opbrengen door een nutteloozen en duren tussehenpersoon te besparen. Maar de ondervinding komt hun weldra meedogenloos bewijzen , hoezeer zij zich vergist hebben. Er bestaat — en daarom moeten zulke pogingen mislukken eene natuurlijke verdeeling van arbeid in de maatschappij , en elke menschelijke industrie is eene ernstige en alle aandacht vereischende zaak , die zich niet zoo maar ter loops laat uitoefenen. De wetten der staathuishoudkunde , die machtiger zijn dan de willekeurige wetten van den staat, verbieden dat dezelfde persoon allerlei betrekkingen waarneemt. Temand kan , wat men ook bewere, niet te gelijk kruidenier en smid zijn. Wat voor
204 de individuen doorgaat , is ook waar voor de standen. Al komen tachtig of honderd mannen met de beste bedoelingen bezield bij elkander,, dan wordt maar niet als van zelf in die vergadering de geest van orde en regel , de handelszin, de gave van leiding geboren. Laat men nu daarentegen het bestuur der zaak aan een persoon over , dan vervalt men in andere zwarigheden. Zoo die door de vergadering gekozen administrateur werkelijk een bekwaam man is, dan zal hij volkomen vrijheid van handelen willen hebben. Men zal hem behoorlijk moeten betalen : hij zal bijna evenveel eischen als de winst van een patroon zou bedragen hebben. Maar vooral zal hij naar zijn eigen oordeel de zaak willen besturen. Niets is onverdragelijker voor een praktisch man dan de voortdurende inmenging van onbedreven lieden , die zich aanmatigen om raad te geven en in de leiding der zaak in te grijpen. Stel toch volstrekt niet een enkelen man aan het hoofd .der zaak , schreef Vigano , al is hij goed , de contrOle zal hem slecht maken. Dat is in den mond van een voorstander der coOperatie eene opmerkelijke waarschuwing , die gemakkelijk als een bewijs tegen de coOperatie kan worden aangevoerd. Er bestaat nog een ander gevaar. Gewoon aan handenarbeid , koesteren vele werklieden een instinctmatigen en onverwinnelijken afgunst jegens alien, die een beroep in handel of industrie uitoefenen. Zij zijn dan ook zeer karig jegens hen, aan wie zij de leiding der zaak toevertrouwen , zij kunnen of willen niet met eene verstandige mildheid te werk gaan , armoedig is het tractement dat zij geven, en in de contrOle zijn zij lastig en vol vitzucht. Wat is hiervan het gevolg ? De door deze vereenigingen aangestelde winkeliers gebruiken hunne aldus verkregen
205 positie als een brug om verder te komen. Zij maken kennis met de kalanten, weten doze door eene eerlijke en goede bediening voor zich in te nemen. Na verloop van eenigen tijd zeggen zij de coOperatie vaarwel , openen voor eigen rekening een winkel in de buurt , en trekken de kalanten derwaarts. Vele feiten van lien aard doen zich in de geschiedenis dezer vereenigingen voor. Het is zelfs een gewoon verschijnsel dat coOperatieve winkels , die failliet gegaan zijn , door kleine kooplieden zijn gekocht , die er zeer goede zaken in gemaakt hebben. De arbeidersvereenigingen bezitten ook volstrekt de verdienste niet , die men haar had toegekend , van de waren goedkooper te leveren dan de winkeliers. Velen hadden groote verwachtingen van de heilzame concurrentie der coOperatieve vereenigingen , die de prijzen van het brood en het vleesch doen dales en het van overheidswege vaststellen der prijzen onnoodig maken zouden. IJdele hoop ! In de reeds vermelde commissie is men met eene groote meerderheid tot de slotsom gekomen , dat de winkelvereenigingen niet beneden den gewonen prijs moesten verkoopen. Hoe zouden zij trouwens hare prijzen ook lager stellen , daar men gezien heeft dat voor vele artikelen de gewone prijzen nauwelijks eenige winst afwerpen. Ook zonder verlaging der prijzen hebben die zwakke vereenigingen het hard genoeg te verantwoorden. Sommige coOperatieve vereenigingen bloeien echter. De voorstanders wijzen ons op de door haar jaarlijks behaalde winsten. Maar zoo men de zaak wat nauwkeuriger beziet , dan bespeurt men dat deze winst niet veel bewijst. Er zijn twee soorten van winkelvereenigingen. De eene is grootendeels met de kapitalen van de middenklasse gesticht : zij wordt beschermd , bestuurd, geholpen door invloedrijke en bekwame mannen , die er niet alleen hun
206 geld , maar ook hun tijd voor over hebben. Dat zijn geen scheppingen meer van de arbeiders maar van de burgerklasse het is valsche en , naar wij meenen , gevaarlijke philantrophie. Deze vereenigingen genieten voorspoed omdat wezenlijke kooplieden de zaak besturen : mannen begaafd niet die in de burgerklasse traditioneele deugden , welker groote beteekenis wij hebben aangetoond. Dat deze vereenigingen eenige winst maken , is niet te verwonderen. Zij hebben alles wat tot welslagen noodig is : overvloed van kapitaal , bekwame , in den regel homogeene leiding , eene uitgelezen en vaste klandisie , rechtstreeksche of zijdelingsehe subsidien. Dat zijn geen inrichtingen , waarvan men den arbeiders de eer moet geven het zijn eenvoudig verkiezingsmanoeuvres, waardoor de leiders uit de hoogere klasse zich populair trachten te maken. Al de gevolgtrekkingen , die men uit haar bloei wil afleiden , zijn bedriegelijk : deze sehijnbare bloei is dikwijls alleen door opofferingen der leiders verkregen. Eene andere soort van coOperatieve vereenigingen , — de eenige waarachtige en zuivere zijn die , welke alleen door werklieden zijn opgericht. Ook in deze eategorie kan men hier en daar eenige vereenigingen aantreffen, wier boeken van gemaakte winst spreken. Maar bona altijd komt dat op een goochelen met eijfers neder. Men leest bij v. in bet laatste verslag van de consumptie-vereeniging van het achttiende arrondissement : „Een der leden is verbaasd over het lage cijfer der algemeene kosten , maar hij erkent dankbaar den belangeloozen ijver van vele leden, die hun tijd aan de vereeniging wijden , terwijl sommigen zelfs hun geld niet ontzien , wanneer zij , op hunne beurt de kas houdende , bespeuren dat zij eene of andere vergissing hebben begaan. Het lid voegt er bij dat naar zone meening de leden van het bestuur
207 eene geldelijke vergoeding voor al hunne moeite behoorden te ontvangen." Zoo gaat het in de meeste dier vereenigingen. Op die wijze kan men in schijn eenige winst maken , 10 pct, 20 pet. zelfs. Maar die cijfers zijn bedriegelijk. Men zou rekening moeten houden met al de uren , die deze arbeiders aan productieven arbeid en familieleven hebben ontroofd , men zou van de winsten een tractement voor die vrijwillige winkelbedienden moeten aftrekken. Eerst dan, wa,nneer dat alles in aanmerking genomen is , kan men van winst spreken. Verspilling van tad en arbeidskracht, ziedaar het resultaat van de meeste dezer vereenigingen. Alleen in sommige engelsche steden hebben zij , vhf en twintig jaren geleden , tot bloei en welvaart kunnen komen , ten gevolge van de zeer bijzondere omstandigheden , waarop wij gewezen hebben. Zullen de credietvereenigingen voorspoediger zijn ? Nooit heeft men aan een woord grooter tooverkracht toegeschreven dan aan het woord crediet ; de steen der wijzen scheen gevonden. Overleg en spaarzaamheid, door de staathuishoudkundigen steeds aan iedereen, maar vooral aan de arbeidersklasse, gepredikt , zijn moeielijk te beoefenen deugden , die eer afschrikken dan aantrekken. Zou men ze in de praktijk niet door een algemeener en lichter toetepassen geneesmiddel kunnen vervangen ? Een weinig financieele kennis , klanken , aan de taal van staathuishoudkunde of bankwezen ontleend , hebben onder den arbeidersstand de meest fantastische hersenschimmen doen ontstaan. Men is begonnen met stellingen als deze : „door crediet willen wij spaarpenningen verwerven en geenszins door spaarpenningen crediet." Weet men eens , dat dit het punt van uitgang was, dan kan men gemakkelijk raden , waar men aanlanden
208 moest. Men werd met plannen overstroomd , die den handel ten beste der arbeidende klasse wilden hervormen. Reeds in 1804 was er eene hulpbank (banque d'intervention) onder het patronaat van Monge en Chaptal gesticht. In 1830 verlangde Buchez eene volksbank: door Proudhon werd er na de Februari-revolutie eene opgericht. Maar men kept den korten duur en de geheele mislukking der onderneming. Al die plannen zijn op grootere schaal wederom voor den dag gekomen. Men heeft een credit au travail gesticht , die het credit mobilier geweest is der arbeiders-vereenigingen ; ook disconto-banken zijn verrezen. Maar nog meer dan aan de kunst van zaken te besturen , heeft het den administrateurs ontbroken aan een veld om op te arbeiden. Men heeft moeten erkennen , dat het buitengewoon onvoorzichtig is , zoogenaamde commanditaire credieten to geven , d. w. z. aan vereenigingen of aan particulieren geld voor te schieten om industrieele ondernemingen opterichten. Vlottend kapitaal is het eenige dat men zonder gevaar voorschieten kan , en ook daarmede moet men nog zeer voorzichtig zijn. Het is onmogelijk om van alle leerlooiers , alle kleermakers te Parijs en van de wezenlijke waarde hunner schuldbekentenissen op de hoogte te zijn. Men zou hen die hetzelfde bedrijf uitoefenen in syndicaten moeten vereenigen ; maar de * ondervinding heeft geleerd , dat de arbeiders-credietvereenigingen zelfs dan, wanneer zij handelden met bestaande syndicaten , aan groote verliezen blootstonden. Er circuleert in Parijs heel wat papier zonder handelsoorzaak. Verwonderlijk goed ingelichte agenten , in staat om de waarde dat kleine papier, dat ter disconteering aangeboden wordt, te beoordeelen , zouden volstrekt noodig zijn. De concurrentie heeft -- de vurigste coOperatie-mannen erkennen
209 het — den interest en het commissie-loon der particuliere banken reeds tot een minimum gebracht. Slechts uitschot van papier komt bitj de coOperatieve inrichtingen te recht. Zelfs wanneer zij den interest op 10 en bij verlenging op 13 pct. brengen, kunnen zij op den duur niet bestaan. Het aantal der kleine ondernemers is in Frankrijk niet groot; hunne positie is niet goed afgebakend en zeer onzeker. Daarom moet men wel verliezen, indien men hun geld voorschiet. Zij zouden zich naar woonplaats en bedrijf groepsgewijs moeten vereenigen en elkander met matige voorschotten helpen. Doch de fransche coOperatie heeft veel grootscher bedoelingen : zulk een eenvoudige taak versmaadt zij ; een veel ruimer werkkring verlangt zij ; de wereld schijnt haar bijna te eng. De Duitsche volksbanken hebben met de Parijsche niets gemeen dan den naam : in elk ander opzicht bestaat er tusschen die beiden een hemelsbreed verschil. Men heeft het crediet ook toegepast op het verbruiken, en inrichtingen gevestigd, die zich voorstelden aan werklieden en beambten voorschotten te doen met geen anderen waarborg dan hun woord van eer. Alle mogelijke voorzorgen waren genomen : met ongehuwden liet men zich niet in, men deed alleen zaken met mannen van goede reputatie, die in staat konden geacht worden binnen een korten termijn de geleende gelden terugtegeven. Toch zijn al die pogingen ijdel gebleken. Hoe vernuftig sommige dezer plannen ook uitgedacht waren , de ondervinding heeft ze veroordeeld. Alles heeft zijne grenzen , zelfs het crediet. Zijn macht is wel ontzaglijk groot , maar schiet Loch ook te kort wanneer het er op aankomt het pauperisme wegtenemen. Men moet de coOperatieve beweging in Frankrijk nauw14
210 keurig hebben nagegaan om to weten , hoeveel hersenschimmige plannen zich onder den naam van coOperatie verborgen hebben. Niets meer of minder dan een volslagen hervorming van den handel werd , en wordt nog beoogd. Zoo heeft men zich verbeeld , dat het winstgevend zou kunnen zijn een „bank van ruffling" opterichten, ten einde het verruilen van verschillende voortbrengselen van gelijke waarde , zonder zich van geld te bedienen , gemakkelijker te maken: aldus zou stilstand in den handel worden voorkomen. Anderen meenden, dat men daardoor den rentestand belangrijk zou doen dalen. Voor ongeveer dertig jaren hadden de twee gebroeders Mazel te Marseille een systeem van bons bedacht , waardoor men het gemunte geld zou kunnen ontberen. Vele dergelijke plannen worden in de volgende jaren geopperd. Men stelde nu eens de oprichting voor van een compagnie francaise de credit public et de centralisation commerciale ; dan weder van eene societe mutuelle du commerce et de la banque reunis of een banque de compensation of wel een clearinghouse parisien. Eene inrichting van deze soort kwam werkelijk tot stand; zij stond langen tijd genoteerd op de prijscourant van de Beurs en scheen gedurende eenige jaren zekeren voorspoed te genieten. Het was de firma Bonnard , die later de firma Nand is geworden. Zij stelde zich ten doel, den ruilhandel van allerlei roerende en onroerende goederen gemakkelijk te maken. Kooplieden en industrieelen zonden aan deze firma acceptatien , op zicht betaalbaar in voortbrengselen van hun industrie of handel, en ontvingen daardoor stukken van gelijke waarde , geteekend door andere industrieelen, wier producten hun te pas konden komen. Wat was nu het voordeel van deze regeling ? Het is moeilijk te zeggen , maar velen verbeeldden zich dat de geproduceerde waren gemakkelijker zouden geplaatst wor-
211 den , indien men daarvoor geen geld , maar slechts andere producten behoefde te betalen. Zij vergaten geheel , dat, zoo er weinig verkocht wordt , dit niet te wijten is aan gemis van geld , maar alleen aan gemis van behoefte bij den verbruiker. Datzelfde denkbeeld van ruilhandel werd ook door de coOperatie-mannen aangegrepen. Geen wonder , want het beginsel der besparing van tusschenpersonen leidt de coOperatie logisch naar dat denkbeeld been. Bovendien maakt de lagere volksklasse zich eene veel meer omvattende , radicaler voorstelling van de coOperatie , dan hare meer verlichte voorstanders. De arbeiders zouden niet terugdeinzen voor het vormen van een groot net van naamlooze vennootschappen , waarvan de volgende zich telkens aan de voorgaande zou aansiuiten ; die dus alien met elkander in verband staan , voor elkander aansprakelijk zijn , en langzamerhand den geheelen wereidhandel aan zich trekken zouden. Er heerscht bij hen eene sterke voorliefde voor de syndicaten : men spreekt er van provinciale syndicaten van koopers en verbruikers , een crediet-syndicaat opterichten en wat niet al meer ! Dezelfde lieden , die onuitputtelijk zijn in klachten over den heerschenden geest van speculatie en windhandel , dweepen dus met stelsels , die, werden zij verwezenlijkt, niets antlers zouden zijn dan georganiseerde en permanent gemaakte windhandel. Omtrent de derde soort van coOperatieve vereenigingen kunnen wij met enkele korte opmerkingen volstaan. De productie-vereenigingen hebben het evenmin elders als in Frankrijk tot eenig goed resuitaat kunnen brengen. Dat zij mislukt zijn , heeft zeer duidelijk bewezen , hoezeer men dwaalde , toen men meende den persoon des onder14*
212 nemers te kunnen missen. In de commissie van enquete heeft men de vraag behandeld wat te verkiezen is : stukwerk of arbeid voor een vast dagloon. De meerderheid heeft zich voor het eerste verklaard ; en het is opmerkelijk dat de arbeiders , die leden der commissie waren , tot die meerderheid behoorden. Ook een andere niet minder belangrijke quaestie werd aangeroerd. De vraag was gesteld of de productie-vereenigingen een aandeel in de winst moeten toekennen aan werklieden , die alleen voor een vast loon arbeiden , en het antwoord luidde eenparig ontkennend. Een werkman , Cohadon , bestuurder van de vereeniging der metselaars , zegt omtrent dit vraagstuk het volgende : „Indien niet vele leden tot de vereeniging toetreden , is zij , daar zij toch de bestellingen niet kan afwijzen , wel verplicht werklieden te huren. IVIaar men kan aan doze lieden geen deel toestaan in eene winst , die men niet zeker is te zullen verkrijgen , te meer,, daar men van van hen geen enkelen waarborg ontvangt tegen de verliezen die zich kunnen voordoen , nadat de gemaakte winst verdeeld is. Stond de vereeniging hun een recht toe op een deel van de winst , dan hadden zij natuurlijk ook het recht om de balans na te zien. Kan men hun echter vergunnen zich met taken te bemoeien , waarvan zij niet de minste verantwoordelijkheid dragen ? Het blijkt dus , dat wat fraai is in theorie , in de praktijk niet altijd uitvoerbaar is. Ik moet daarom herhalen wat ik gezegd heb toen ik sprak over het crediet geven aan arbeiders : het is te betreuren , dat verleidelijke theorien ten onzent onomstootelijke dogma's worden , eer zij in de smeltkroes der ervaring zijn beproefd." Een opmerkelijke en behartigingswaardige verklaring. Dezelfde commissie van cooperatievrienden beklaagde er zich over dat „de
213 medewerking van gehuurde werklieden sommige vereenigingen heeft doen te niet gaan, omdat men verplicht was geweest hen zoo duur te betalen , dat er voor de leden der vereeniging niets was overgebleven." Ongelukkigerwijs hebben de arbeiders tweeerlei manier van spreken , gelijk tweeerlei zedeleer. Dezelfde mannen, die als leden der vereeniging weeklagen over den buitengewoon hoogen stand der loonen, zullen den volgenden dag als arbeiders luide om een veel hooger loon roepen! Eene der oorzaken van het mislukken van vele productie-vereenigingen ligt in de karigheid der werklieden ten opzichte der bestuurders. Het behoort tot de eigenaardigheden van de arbeidersklasse , dat zij hoegenaamd geen waarde hecht aan den intellectueelen arbeid. De vereeniging der metselaars b. v. zet een kapitaal van verscheidene millioenen om en maakt eene jaarlijksche winst van ongeveer 200,000 fr. zij is haren bloei grootendeels verschuldigd aan de bekwaamheid en het beleid van drie mannen, die aan het hoofd der zaak staan. En toch — het is bijna ongeloofelijk — was het aandeel dat deze bestuurders in de winst hadden tot op de laatste jaren niet grooter dan dat der andere leden. Thans is men er eindelijk toe overgegaan , hun voorrechten toetekennen , omdat men vreesde dat zij anders hunne betrekking lieten varen. Men kan geene handelszaak oprichten op den grondslag van het ascetisme. De drie soorten van coOperatieve vereenigingen zijn nu door ons behandeld. Behoudens eenige weinige zeer prijzenswaardige uitzonderingen , behelst hare geschiedenis slechts eene reeks van mislukkingen. Men had zich voorgesteld de wereld to hervormen en al die woekerplanten, die men kooplieden , bankiers , patroons , in een woord de burgerklasse noemt, op zijde to dringen. De resulta-
214 ten van al die pogingen zijn al zeer onbeteekenend geweest. In de laatste tien jaren is op het gebied der coOperatie geen enkele vereeniging tot stand gekomen , die levensvatbaarheid heeft getoond. De metselaarsvereeniging en eenige andere , die goede zaken waken , zijn opgericht eer van het coOperatieve stelsel met zooveel ophef is gesproken. In kwistigen overvloed zijn brochures en boeken verschenen, voordrachten en bijeenkomsten gehouden. „Wij hebben van woorden onze bekomst
riep onlangs een
werkman in eene volksvergadering uit wij hebben ze reeds lang bij milliarden ontvangen. Maar waar zijn de laden ?" Men beroept zich op sommige voorbeelden , die eigenlijk niets bewijzen , gelijk dat van de Duitsche volksbanken of der equitable pioneers van Rochdale. Van waar die onvruchtbaarheid na zooveel pogingen ? Deze ongunstige uitslag moet ons niet verwonderen want hij was onvermijdelijk. Het stelsel van naamlooze vennootscbappen behoort alleen toegepast te worden op ondernemingen , die voor individueele krachten te groot of te onzeker zijn. Na veel inspanning zal men ten slotte misschien eenige exceptioneele toestanden kunnen scheppen ; maar in den regel zal de tegenwoordige inrichting van handel en nijverheid stand houden. Want zij is niet de vrucht van willekeur van menschen of wetten zij heeft haar oorsprong in het wezen der dingen en de menschelijke natuur. Laat ons noch verdrietig noch ongeduldig worden over de ijdelheid van al die proefnemingen ; want de taak , die de arbeiders aan zich wilden trekken , wordt reeds op eene meer voldoende wijze , ten bate van het algemeen belang, door de middenklasse vervuld. En wat den arbeidersstand aangaat, er zijn zekerder middelen om zijn lot te verbeteren. De oude fabelleer meldt ons dat Phaeton, toen hij de
215 plaats van zijn varier Pliebus Wilde innemen , nit den zonnewagen naar beneden werd geworpen , na bona de aarde verbrand te hebben. Toch had hij denzelfden wagen , dezelfde paarden en reed hij den ouden weg; maar ervaring en gezag ontbraken hem. Voor de wereld was het natuurlijk onverschillig of Phaeton dan wel Phebus haar verlichtte. Evenmin is het voor de maatschappij eene vraag van belang of zij goederen in coOperatieve of in burgerwinkels koopt. De schipbreuk der coOperatie heeft dus geene ernstige sociale gevolgen. Zelfs is het bona de vraag, of men van dit stelsel kan getuigen , dat het in een grootsche onderneming is te gronde gegaan : magnis tamen
exeidit ausis.
Men toont de menschelijke natuur weinig te kennen , als men verwacht , dat de nieuwigheidszoekers zich zullen laten • bekeeren door hetgeen de feiten hebben geleerd of door logische redeneering. De fantasie beheerscht deze avontuurlijke geesten ; hun ontbreekt zin voor werkelijkheid. De herschepping der maatschappij is nu eenmaal voor lien eene zaak des geloofs geworden ; dat geloof heeft zich van hun geheele wezen meester gemaakt , al hunne vermogens in beslag genomen en weet van geen wankelen. Heden overwonnen , zeggen zij desniettemin van de zegepraal in de toekomst zeker to zijn. Men maakt het zich gewis gemakkelijk , als men zijn toevlucht neemt tot de toekomende eeuwen, terwijl het aankomt op vervulling der beloften , die men aan het tegenwoordige geslacht gedaan heeft. Maar zulk een uitstel en de hoop op eene zoo verre toekomst passen slecht voor den mensch , dat brooze schepsel , aan wien in tijd en ruimte zulke enge grenzen gesteld zijn, en dat ge-
216 noodzaakt is naar bevrediging to trachten van de behoeften des oogenbliks , die hem weinig rust en verademing gunnen. Wij weten niet welke wonderen ons de toekomst nog brengen zal: de menschheid ondergaat steeds veranderingen ; de maatschappelijke betrekkingen krijgen een ander karakter ; nieuwe inrichtingen en proefnemingen doen zich dagelijks voor. Maar dat is eene trapsgewijze en langzame beweging , die als instinctmatig plaats grijpt. Wij zijn ons daarvan niet bewust. In de wereld worden de plannen , die het menschelijk verstand uitdenkt , zoo maar niet verwezenlijkt : de natuur volgt een anderen weg en spot met de aprioristische stelsels , die de menschelijke verbeelding schept. Laat ons maar elken dag ons work op den akker doen en de reeds rijpe vruchten verzamelen , zonder ons veel to bekommeren over den oogst , die misschien voor onze naneven komen zal. Het is een dwaasheid, de bestaande maatschappelijke betrekkingen in verwarring to brengen , ten behoove van een zeer twijfelachtigen vooruitgang , die misschien in de verre toekomst mogelijk is. De ware wijsheid houdt zich even ver van vermetelheid als van sleur : zij verbetert en hervormt voortdurend en geleidelijk , met onvermoeide volharding , maar zij wacht er zich voor om in een oogwenk en tastend in den blinde de bestaande orde van zaken to herscheppen. Het is met de wetenschap der samenleving anders gesteld dan met andere wetenschappen. In doze laatste kan men aan de fantasie geheel vrij spel geven. Ms Descartes de theorie der tourbillons voordraagt , dan zal de menschheid er niet onder lijden en de physica zal er wellicht een nieuwen stoot door ontvangen. Maar in de sociale wetenschappen behoort men voorzichtiger to zijn. Men moot op dat gebied aan het publiek goon plannen voordragen
217 dan die , welke bij eene onmiddellijke toepassing in staat zijn goede vruchten aftewerpen. Want de dwalingen op dit terrein brengen niet alleen den geest des menschen in verwarring, zij zetten zich in da gen om en worden dan gevaarlijke stoornissen. Men hecht in onze dagen veel gewicht aan volksonderwijs : alle standen der maatschappij vragen met aandrang en overtuiging, dat goed onderwijs in steeds ruimer kring gegeven worde. In de onstuimige en somtijds zoo buitensporige discussion der vergaderingen van werklieden en niet minder door schrijvers en staatslieden van allerlei richting wordt geroepen om scholen van allerlei rang en soort. Doze groote waardeering van kennis en intellectueele ontwikkeling strekt onze eeuw alleszins tot eer. Gewis zal de verbetering van het onderwijs goede vruchten afwerpen , de menschheid zal er verstandiger en misschien ook zedelijker door worden. Doch in dit opzieht , gelijk in andere , worden er niet alleen redelijke verwachtingen , maar ook hersenschimmige droomen gekoesterd. Het onderwijs vertegenwoordigt een groote kracht , maar het is de steen der wijzen niet. Gewichtige en zegenrijke resultaten kan het leveren , maar geen wonderers doen. Op het einde der vorige eeuw schreefl1lirabeau: „Wij mogen gelooven , dat , — zoo men de toevallige rampen , die onvermijdelijk uit de inrichting der natuur voortvloeien, uitzondert — alle kwaad , dat op de wereld is, alleen uit onkunde en dwaling geboren wordt. Wanneer gezonde begrippen en daarmede eene goede moraal in alle klassen der maatschappij zullen heerschen , dan, zullen de zwakke geesten moedig zijn uit overleg, de eerzuchtigen zedelijk uit eigenbelang, de machtigen gematigd uit gezond verstand, de rijken weldadig uit berekening. Zoo zal het onderwijs vroeg of laat , maar eenmaal gewis , de ellende van het
218 menschelijk geslacht doen afnemen , en eindelijk zijn toestand zoo aangenaam maken als hij voor sterfelijke wezens worden kan." In deze welsprekende zinsneden ligt zeker een ware gedachte. Maar er schuilt ook een aanmerkelijk deel oratorische overdrijving in. Toch heeft men het bij deze lofspraak op de macht van het onderwijs niet gelaten en nog stouter verwachtingen uitgesproken. Een socialistisch schrijver beweerde onlangs „dat de wetenschap , zoodra zij het eigendom van alle standen zou zijn geworden , alle toestanden in de maatschappij gelijk maken zou. — Zij kan — voegde hij er bij — de klove dempen , den afstand wegnemen , die den arme van den rijke scheidt, en alle sociale betrekkingen hervormen." Wie zulke stellingen verkondigt , wekt ijdele verwachtingen op en bereidt zich en anderen vele teleurstellingen. Het schoolonderwijs versterkt en scherpt gewis vele van de voornaamste vermogens des menschen , maar bezit op zich zelf de macht niet om de bestaande toestanden radicaal te veranderen. Schrijven en rekenen is hoogst nuttig voor hem die het kan , en de maatschappij zal er te beter bij varen , hoe meer er zijn, die deze kundigheden bezitten. Maar men sla hare macht niet te hoog aan. Al kon men „het volledige onderwijs , de menschelijke kennis in haar geheel omvattende" onder elks bereik brengen , dan zouden er nog vele leemten en gebreken in het karakter en het verstand der arbeidersklasse blijven bestaan. Naast het onderwijs , dat uit de boeken geput wordt, bestaat er een machtiger en invloedrijker onderricht. Het is dat, hetwelk in het huisgezin en door de ervaring gegeven wordt. Onze oordeelkundige Britsche naburen gebruiken overal het woord opvoeding , waar men in Frankrijk van onderwijs spreekt. De theoretische ontwikkeling der menschelijke vermogens is eene schoone zaak , maar
219 er zijn eigenschappen en deugden , die men op de school niet verkrijgen kan , die men door het lezen der volmaaktste boeken over zedekunde zich niet kan eigen maken. Zien wij om ons heen , dan bespeuren wij ras , dat de menschen in de wereld veel minder door de eigenschappen van hun verstand , dan door die van hun karakter vooruitkomen. En nu liggen de voornaamste verdienste en kracht der middenklasse hierin , dat zij als in het erfelijk- bezit is dier minder in het oogvallende talenten , die den mensch met onweerstaanbare kracht vooruitbrengen. Met een wet op het verplicht onderwijs kan men het misschien binnen twintig jaren zoover brengen , dat negen tiende deel der fransche natie lezen en schrijven kan. Maar geene wet ter wereld vermag in zulk een tijdsverloop aan den arbeidenden stand die zedelijke krachten medete. deelen , die bij de burgerklasse de vruchten zijn van eeuwen achtereen voortgezette inspanning , de overlevering van eene reeks van geslachten. De ware vrienden der arbeidende klasse moesten van dergelijke begin selen uitgaan. Het komt er vooral op aan, doze gezonde lessen van het praktische leven ingang te doen vinden. Vele schrijvers volgen helaas een geheel tegenovergestelden weg. Indien men dagelijks een nieuw middel uitvindt , dat dienen moot om het lot der arbeiders als met een tooverslag to verbeteren , doet men niets dan hen ongeduldig maken. Het is onvoorzichtig op de oude inrichting van den arbeid of to geven, en een verren gezichtseinder van gemakkelijken vooruitgang en licht to bereiken lotsverbetering voor de oogen der lichtgeloovige schare te openen. Zoolang de menschheid doze aarde bewoont , is persoonlijke inspanning altijd de voorwaarde geweest van voor-
220 uitgang , die dan ook nooit antlers dan langzamerhand gekomen is. Deze voorwaarde wordt gesteld door 's menschen wezen : het is onredelijk te hopen , dat men daarin verandering kan brengen. De leerstellingen , die in onze dagen door den arbeidenden stand worden toegejuicht , hebben de strekking om de uitoefening dier deugden te verlammen, die alleen hun lot kunnen verbeteren. Bekwame , goed loon verdienende werklieden ziet men alle spaarzaamheid veronachtzamen , omdat zij meenen dat op een goeden dag het kapitaal zonder interest zal te verkrijgen zijn , of verwachten dat er wel eerstdaags een nieuw middel zal worden gevonden om hen op eens , zonder eigen inspanning, tot een beteren toestand te brengen. Vol vertrouwen op plannen , welker uitvoering hunne geheele klasse collectief zou verheffen , gevoelen zij minder behoefte aan het brengen van persoonlijke offers. Heeft men in Engeland niet , bij gelegenheid van de hervorming van het kiesregt, arbeidersdeputatien hooren beweren, dat zij die sparen egoIsten , verraders , zijn, die niet verdienen het stemrecht te bezitten P Toch bestaat er voor den mensch geen ander middel om vooruittekomen in de wereld dan arbeid en spaarzaamheid. De werkmansstand heeft iets beters te doen dan de middenklasse op zijde te dringen. Hij moet aan Naar praktischen zin een voorbeeld nemen: zich hare gewoonten van orde , regel en overleg eigen maken , die hij in alle rangen van de nijvere middenklasse vinden kan , maar die hij al te dikwjjls bespot in plaats van ze te eeren. De bourgeoisie is geene afgeslotene klasse, zij breidt zich voortdurend uit. De vooruitgang onzer maatschappij bestaat juist hierin , dat het aantal van hen, die een zekeren grand van welvaart genieten , gedurig aangroeit, terwij1 integendeel de
221 menigte van hen , die met moeite hun levens-onderhoud vinden , steeds kleiner wordt. Maar deze zegenrijke beweging heeft niet bij schokken en zonder medewerking van den mensch plaats. Zij eischt integendeel persoonlijke inspanning, en komt slechts langzamerhand in den loop des tijds tot stand.
HOOFDSTUK III. Doeltreffende geneesmiddelen. LEEFREGELEN VOOR DE HEDENDAAGSCHE MAATSCHAPPIJ. Wij komen tot het moeilijkste deel van onze taak. De kwaal te beschrijven, hare verschijnselen en gevolgen nauwkeurig aantegeven , van hooggeroemde wondermiddelen kritiek te leveren , dat alles viel niet zwaar en eischte slechts oplettendheid en studie. Maar aantewijzen welken leefregel gevolgd moet worden hoe de kranke maatschappij in het algemeen en iedere kwaal in het bijzonder moet worden behandeld om op den weg der genezing te komen , ziedaar het bona onoplosbaar probleem , waarvoor de verstandige en bedaarde philantroop in verwarring staan blijft en dat hem bijna tot wanhoop brengt. Het valt zeker Licht goeden raad te geven , die doeltreffend bevonden zou worden, mits hij maar werd opgevolgd. Maar in welk een treurigen toestand verkeert een geneesheer tegenover een patient , die niet toestemt dat hij eene kwaal. heeft, en in elk geval van de oorzaak der krankheid volstrekt niets begrijpt, die een geheel verderfelijke leefwijze volgt, stijfhoofdig is, wrevelig
222 en verbitterd wordt , en stelselmatig alle voorschriften en waarschuwingen in den wind slaat. Dat wij iemand , die aanleg heeft om eene beroerte te krijgen, vermanen tot het vermijden van uitspattingen , tot een matig en geregeld leven , ligt voor de hand. Maar zoo de ongelukkige verstokt en weerspannig is , zoo hij er een geheimzinnig en duivelsch genoegen in schept om de belangelooze raadgevingen van ervaren mannen in den wind te slaan , wat kan men dan nog hopen of doen P Er is inderdaad geen gebrek aan mannen , die met de beste bedoelingen bezield den werklieden komen zeggen : Weest eerlijk , spaarzaam en ijverig , hebt uw huisgezin lief en eert God; laat u niet verleiden tot -wanordelijkheden , stelt uwe eischen niet te hoog , dan zal uw welvaart jaarlijks toenemen en gij zult tevens bijdragen tot den bloei van de industrie uws vaderlands ; dan zult gij in kalme , geregelde werkzaamheid uwe dagen doorbrengen en ze eindigen in het genot van voorspoed en algemeene achting. Niets is gewis voortreffelijker dan zulke wenken , maar is er iets onvruchtbaarders op de wereld P Al dat kostelijk zaad wordt op rotsen gestrooid : kan men van een enkelen korrel zeggen dat hij ontkiemt en vrucht draagt ? Niettemin' is het goed , noodig zelfs, dat edele mannen deze ondankbare prediking doen hooren. Nimmer en nergens , ook niet in de woestijn , moet de stem van den plicht zwijgen. Men houde zulk eene prediking echter niet voor de oplossing van het probleem. Ziet men misschien sneller en algemeener vruchten , wanneer men ter overreding een anderen weg inslaat en zich rechtstreeks tot het eigenbelang Wendt, in plaats van een beroep op het geweten te doen; wanneer men geen verheven snaren aanslaat , maar eenvoudig het egoisme op den rechten
223 weg poogt to brengen P Wij willen het geloof aan den invloed , dien men zoodoende uitoefenen kan , gaarne behouden. Vele mannen zijn er, die een onbeperkt vertrouwen stellen in de macht van het onderwijs en van het ontwikkeld verstand. Naar hunne meening , hebben al de misgrepen van den arbeidenden stand geen andere oorzaak dan onkunde. Volgens lien zou de maatschappij het in hare macht hebben om in twintig of dertig jaren de menschheid eene zedelijke herschepping to doen ondergaan. De stelling is verléidelijk en schrijver dezes is niet lang geleden zelf met de verdediging dozer meening voor het eerst als auteur opgetreden 1 ). Nog trek ik niet geheel terug wat ik onlangs heb beweerd. Maar de feiten schijnen toch niet voor de vervulling dier verwachtingen to pleiten. De generale-staf der arbeiders , zoo woelig, zoo vijandig aan de bestaande orde van zaken , zoo openlijk communistisch gezind , bestaat hij niet uit welontwikkelde mannen, die good onderwijs hebben genoten P Zijn de manifesten , die hij uitvaardigt , niet in zuivere taal en met oordeel , somtijds zelfs welsprekend , gesteld Wie , gelijk wij , de openbare bijeenkomsten der volksklasse dikwijls heeft bijgewoond , is er van overtuigd , dat het gevaarlijkste deel der arbeiders juist dat is, hetwelk eene oppervlakkige kennis bezit van de resultaten der wetenschap op allerlei gebied. Hij weet ook dat de werklieden , tot die categorie behoorende, diegenen zijn, die de hoogste loonen verdienen. Zou men dus tot de slotsom moeten komen, dat de mensch ander den druk van materieele bezwaren gebukt en naar den geest onontwikkeld en in duisternis blijven moot, 1 ) De 1'4tat moral et intellectuel des populations ouvrieres et de son influence sur le taux des salaires (couronne par 1'Institut). Paris, Guillaumin , 1867.
224 opdat hij zijn.e ellende zoo weinig mogelijk gevoele , of haar ten minste geduldig , zonder wrevel of haat tegen de maatschappij en de moderne beschaving , verdrage ? Dat zou eene verkeerde gevolgtrekking zijn, hoe logisch zij schijne. Liever gelooven wij dat het onderwijs , 'twelk de arbeidersstand en in 't geheel de kinderen en jongelingen van alle klassen genieten , van een slecht allooi is : dat het noch grondig noch degelijk genoeg is dat de kennis , die het onontbeerlijkst is , te veel wordt verwaarloosd. Vooral gelooven wij liever dan tot bovenvermelde slotsom te komen — dat tal van ondeugden , veel meer voortvloeiende uit onze zeden en gewoonten dan uit onze wetten , den goeden invloed van het schoolonderwijs tegenwerkt en verlamt. leder ernstig man , die belangstelt in het lot en het streven der arbeidende klasse en met onbekrompen blik de bestaande maatschappelijke toestanden gadeslaat , moet terstond erkennen, dat de tegenwoordige staat van spanning zeer algemeene oorzaken heeft , die veel meer gelegen zijn in den moreelen dan in den stoffelijken toestand onzer samenleving. Men ontveinze zich niet , dat niet slechts deze of gene klasse, maar de geheele maatschappij krank is. De rijke en meer gegoede standen van de Europesche natien en vooral van het Fransche yolk hebben voor een goed deel schuld aan de verwikkelingen, waaraan wij lijden en die ons bedreigen. De banden , die eertijds de verschillende standen eener natie in gedurige en vriendschappelijke aanraking brachten , zijn langzamerhand al losser geworden en eindelijk verbroken. De rijke en ontwikkelde klassen hebben zich ongevoelig geheel afgezonderd van de minder bevoorrechte en niet zoo gelukkige standen. Het gevolg is , dat thans eene menigte huisgezinnen naast elkander in den meest onge-
225 liken toestand leven : zij blijven elkander vreemd en beschouwen hunne medemenschen slechts met onverschilligheld , verachting of nijd. Vooral in de groote steden komt deze sociale tegenstelling zeer sterk uit. Alle betrekking tusschen den rijke en den arbeider is verdwenen : de guile omgang , de welwillende belangstelling , de beleefde gemeenzaamheid van weleer zijn even moeilijk in onze zeden terug te vinden als het oude ontzag en de verknochtheid van voorheen. leder houdt zich op een afstand , hult zich in eene gemaakte waardigheid , en wil met de personen , die tot eene andere klasse behooren , in niet meer dan de volstrekt noodige aanraking komen. Zoo hebben wij langzamerhand het kastewezen teruggekregen dat volstrekt niet in onze wetten gehuldigd, maar uit onze zeden en gewoonten geboren wordt. De ware beschouwing van den rijkdom en van het gebruik dat daarvan gemaakt moet worden , is evenzeer verdwenen. Men heeft zich gewend , in het bezit van geld slechts een middel te zien om zich genot te versehaffen en zijne ijdelheid te voldoen. De Fransehe maatschappij is eene maatschappij geworden van parvenus en gelukzoekers , wier eenig doel is elkaar de loef aftesteken en zich door het publiek te doen benijden. Alles wordt ten koste gelegd aan vertoon van weelde. Men offert alles op aan de pracht van kleeding , equipages en ameublement. Wat men „le monde" noemt is in Parijs niets meer dan eene verzameling van „bourgeois gentilhommes" , die even bekrompen en bevooroordeeld van geest , even dwaas in hun gedrag zijn als Monsieur Jourdain , en veel bedorvener van hart. De meeste gegoede familien zijn eene nomadische levensopvatting gaan huldigen, hebben hunne erfelijke landgoederen verkocht en zijn naar de groote steden verhuisd. De opvoeding der jeugd be teekent niets. De meeste kinderen , die door den arbeid 15
226 van ettelijke vroegere geslachten eenige honderdduizenden francs te wachten hebben, plegen opgevoed te worden met een misdadige achteloosheid, en worden vroeg doordrongen van de overtuiging dat zij inspanning noch arbeid behoeven en hunne dagen in ledigheid en vermaak mogen doorbrengen. Zoo hebben in Europa en bepaaldelijk in Frankrijk de zeden der gegoede standen ernst , waardigheid en eenvoud verloren. Dat de arbeidende klassen door deze kwaal zijn besmet , is zeer natuurlijk. Men beschuldigt haar terecht van dronkenschap. Maar zien wij niet op onze boulevards rijen van koffiehuizen , opgepropt met ledigloopers en likeurdrinkers? Den arbeiders worden wangedrag en onzedelijkheid ten laste gelegd. Maar wie onderhoudt die elegante publieke vrouwen , die hare onbeschaamde weelde op onze wandelplaatsen en in onze schouwburgen tentoonspreiden en Wier namen gedurig met een soort van ophef door onze salonbladen worden vermeld ? Men pleegt voorts de werklieden van traagheid , van telkens herhaald werkverzuim te beschuldigen. Maar waarmede houdt zich dan die schare van fatsoenlijke lieden bezig , die men dagelijks op de boulevards ziet rondslenteren P De arbeiders , zegt men, zijn revolutionair en willen de bestaande orde van zaken omverwerpen. Maar al die advocaten en schrijvers , die tot de hoogere kringen behooren , die in de rol van strenge zedemeesters optreden en onverbiddelijk op allerlei onrecht wijzen , leggen zij het er niet op toe om op revolutionaire wijze op eens den titel van Excellentie te verkrijgen P Onze verblinding moet ophouden : bekennen wij onze schuld. De arbeidersbevolking van onze groote steden heeft in den regel niet anders dan verderfelijke voorbeelden voor oogen. Hare grootste misdaad is hierin gelegen , dat zij maar al te haastig is
227 in het navolgen van de rijken , die door haar worden benijd. Gemakkelijk is het zeker den toon van een Sallustius aanteslaan en te velde te trekken tegen eene onzedelijkheid , waaraan men zelf schuldig staat en die men heeft helpen veroorzaken. Maar zulk eene rol is beneden een verlicht en eerlijk man. Laat ons nederig onze tekortkomingen belijden en aan onze eigene hervorming de hand slaan. Wij allen , wie we ook zijn, die tot het gegoede en ontwikkelde deel der natie behooren , wij hebben den ouden mensch afteleggen en moeten leeren onzen plicht te doen. Het onderwijs laat in onze moderne maatschappij over 't geheel en vooral in Frankrijk evenveel te wenschen over als de opvoeding en de zeden. Sommige degelijke , echt moderne wetenschappen worden in onze scholen geheel ter zijde gelaten. Wij denken er gewis in de verste verte niet aan , onze stem tegen het letterkundig en klassiek onderwijs te verheffen. Met dankbaarheid zullen wij ons steeds de jaren herinneren , die wij als jongelingen aan de studie van de meesterstukken der. oudheid hebben gewijd. Bij deze soort van studien is echter een tegenwicht , of ten minste eene aanvulling noodig. Waar wordt in Frankrijk die belangrijke sociale wetenschap , waar wordt nauwkeurige en gezonde staathuishoudkundige kennis onderwezen ? Hoe groot is het getal van hen , die met deze wetenschap eenigszins vertrouwd zijn en hare beginselen grondig kennen ? Hoevelen zouden in staat zijn eene definitie van kapitaal te geven? Wie zijn bekend met de natuurlijke wetten, waarnaar zich de verdeeling van winsten en loonen regelt , en die dus het lot der menschen , rijkdom en armoede , bepalen en beheerschen ? Zijn er niet maar weinigen, die good begrijpen dat de maatschappij op een anderen grondslag rust dan op willekeurig gemaakte wetten , en de eigendom niet eenvoudig de uitvinding van een wetgever is? Door15'f'
228 blader vrij de programma's van de scholen van den eersten rang; nergens vindt gij in Frankrijk een spoor van onderwijs in de staathuishoudkunde. Even vergeefs zult gij aan onze universiteiten , aan de Sorbonne in de eerste plaats , naar jets zoeken , dat op onderricht in deze hoofdwetenschap gelijkt. Op de Ecole de Droit wordt nu sedert korten tijd de staathuishoudkunde onderwezen , maar zitj wordt er als eene indringster van weinig invloed en beteekenis behandeld. In de kringen, die men overeengekomen is „le monde" to noemen, is het niet beter gesteld. Of kan men de algemeen gangbare denkbeelden nopens den oorsprong en de taak van den rijkdom juist en redelijk noemen ? Vloeien die oppervlakkige bladen , die hunne abonnes bij duizenden tellen , niet van de schreeuwendste staathuishoudkundige ketterijen over P Worden daarin niet met grooten ophef de meest fantastische dwalingen omtrent de inrichting der maatschappij verkondigd P Oprecht gesproken : hoevelen onder al die vurige verdedigers van het kapitaal en heftige tegenstanders van het socialisme zijn, door opleiding en eigen studie , in staat en bevoegd om met vrucht voor hunne zaak to strijden en de drogredenen der tegenpartij to ontmaskeren P Zoo nu in de hoogere kringen der maatschappij de economische kennis zoo schaarsch en gebrekkig is , kan men zich er dan over verbazen, dat de volksschool en de haard van den workman geheel vreemd daaraan gebleven zijn ? In de hoogere kringen moot met de hervorming het eerst een aanvang gemaakt Worden. Het is tijdverspilling , de arbeiders to Wilson verbeteren en onderwijzen , zonder door ons voorbeeld aan onze prediking kracht bijtezetten. Hun gezond verstand zal met al onze raadgevingen lachen , zoo zij in ons zelven juist die gebreken zien , die wij in
229 hen berispen. Laat ons vooraf het ware gebruik van den rijkdom leeren. Deze vrucht van den arbeid behoort niet besteed te worden tot de nietige voldoening van persoonlijke ijdelheid of luim. Tot een edeler en nuttiger doel behoort hij te worden aangewend : dienstbaar moet hj gemaakt worden aan de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der menschheid. Hij moet veel meer als een middel beschouwd worden om een heilrijken invloed uitteoefenen , dan als den weg tot genot. Vrijen tijd voor studio en stichtingen van algemeen nut moet hij wortbrengen de kunsten aanmoedigen , de wetenschappen volmaken , de beste methoden van industrie en landbouw opsporen, nuttige werken ondersteunen , ziedaar de natuurlijke rechten en plichten van den rijkdom. Eene maatschappij , die hem aan een ander doel verspilt , hem louter gebruikt tot bevrediging van dwaze luimen en tot het verkrijgen van grof zinnelijk genot , is eene maatschappij , die tot verrotting dreigt over te gaan. Zij zal nog wel eenigen tad den uitwendigen schijn van kracht en bloei kunnen bewaren , maar spoedig zal zij ineenzakken , ten prooi aan de parasieten , die elkander hare overblijfselen zullen betwisten. Wij eischen volstrekt niet dat de natie de levenswijze der quakers zal navolgen. Maar indien onze hoogere standen eenige kracht tegenover het socialisme willen ontwikkelen, moeten zij zelven ophouden eene maatschappij van parvenus te vormen , vol belachelijke ijdelheid en ongepasten laatdunkenden trots. Dan behooren zij eenvoudig , ernstig en welwillend in den omgang te worden. Iedere maatschappelijke toestand heeft zijne eischen , en vordert een eigenaardige regeling van leven en gedrag. De democratic , die bij ons in het maatschappelijke zoowel als in het -staatkundige heerscht , is op den, duur met onze futile
230 zeden onvereenigbaar. Ons leven moet een zekeren ernst aannemen; de betrekkingen en banden tusschen de per-. sonen van verschilleDde klassen moeten talrijker en inniger worden. Op den rijkdom , die thans slechts nijd en afgunst verwekt , rust de plicht om naar het verdienen van dankbaarheid te trachten de hoogere standen kunnen niet genoeg acht geven op zich zelven en zich voor alle uitspattingen en misgrepen wachten. Groot was voorheen onder hen het getal dergenen , die een deel van hunne inkomsten en tad aan werken van liefdadigheid wijdden , die kerken of scholen ondersteunden , en stichtin gen van algemeen nut deden verrijzen. Die prijzenswaardige belangstelling , waaruit in vroeger tijden bleek , dat men de verhevene taak van den rijkdom begreep , is sedert langen tijd in onbruik geraakt. Ziedaar een der bedenkelijkste verschijnselen van onze krankheid. Een maatschappij , waarin geen enkele goede inrichting door initiatief van particulieren gesticht wordt , is bona eene doode maatschappij. Toch is er zooveel te doen om den vooruitgang te verhaasten , om het peil der openbare zedelijkheid te verhoogen , om de verbroken banden tusschen de verschillende standen te herstellen. Van waar komt het, dat gedurende een tijdsverloop van bijna eene eeuw in Frankrijk niet meer dan eene school als die van La 1Vlartiniere is gesticht ? Wij voeden geenszins de ijdele verwachting dat bet socialisme geheel verdwijnen zou uit eene maatschappij , waarin de zeden waardiger en reiner waren. Maar zeker zouden de invloed en het aantal zijner aanhangers veel geringer zijn. Niet door stoffelijke ellende wordt de volksklasse tot wrevel en verbittering gewekt. Men kan gerust aannemen, dat die groepen van arbeiders , die het meest tot communisme overhellen, juist diegenen zijn wier welvaart het grootst is. De werklieden in Parijsche
231 modeartikelen , de kuipers van sommige steden in het Zuiden van Frankrijk , hebben een zeer goed bestaan , een veel beter inkomen dan vele kleine ambtenaren en burgers. Maar wat voornamelijk den geest en het gemoed van deze , maar al te zeer voor nijd vatbare , mannen verbittert , is het schaamteloos vertoon van het bederf der hoogere standen , van een slecht gebruikten rijkdom. Zouden er vele socialisten zijn in eene maatschappij , waarin mannen als Peabody in groot aantal werden gevonden De slotsom dezer algemeene beschouwingen is , dat de oplossing van het arbeidersvraagstuk in nauw verband staat met de hervorming der zeden onzer maatschappij. In dit nauwe verband ligt het voornaamste bezwaar. Kwam het er alleen op aan , de stoffelijke welvaart van den arbeidersstand te verhoogen , dan zou men met bijna volkomen zekerheid alles kunnen verwachten van de ontwikkeling der industrie , van de uitvindingen van het menschelijk vernuft , van de toepassing der wetenschap op den arbeid, van kapitaalvorming. Men zou kunnen rekenen op de ontdekking van nieuwer en doeltreffender methoden voor de exploitatie van den grond en het voortbrengen van allerlei fabriekaat. Het is bijna zeker,, dat in de toekomst alles er toe medewerken zal om het loon te doen stijgen en den arbeiders meer vrijen tijd te vergunnen. Maar dat is niet voldoende om den vrede in de maatschappij op duurzame grondslagen te vestigen. Laat ons aannemen , dat door een weldadig wonder elk arbeider op eens in staat wierd gesteld , per dag 10 franken met zeven of acht uur arbeids te verdienen ; dan nog zou het socialisme weinig van zijn invloed verliezen ; slechts enkele van zijne talrjjke aanhangers zouden zone banier verlaten. Spoedig zou het Leger weder voltallig zijn en zijn aanvallende houding hernemen. Zoo waar is het, dat de kwaal , waaraan
232 lijden , veel meer zijn oorsprong heeft in zedelijke gebreken der maatschappij dan in oorzaken van stoffelijken aard. Om eene betere verstandhouding te doen ontstaan tusschen de versehillende deelen derzelfde natio , zou er dus eene reeks van collectieve pogingen noodig zijn, een terugkeer tot eenvoudiger en welwillender zeden , een beter gebruik van verworven rijkdom , een vermindering van lichtzinnigheid in de hoogere kringen. De nijd zou in de lagere klassen afnemen, naarmate de trotsche minachting zich bij den aanzienlijken stand minder voordeed. Men zou de betrekking moeten herstellen , waarin vroeger de handwerkslieden stonden tot hen die een hooger staand bedrijf uitoefenen. Hersenschimmig zou het zeker zijn , op eene spoedige hervorming in dezen geest to rekenen. Maar elk oplettend waarnemer kan voorzien , dat de Europeesche en vooral de Fransche maatschappij aan oneindige beroeringen en aan de treurigste inwendige verdeeldheid zal blootgesteld zijn , zoo er niet eene krachtige poging wordt gedaan om het aanhoudend toenemen der buitensporige weelde , der belaehelijke ijdelheid , der onzedelijke schaamteloosheid en der verstandelijke nietigheid te stuiten , die in de hoogere kringen gedurende de laatste twintig jaren zulke groote evenredigheden hebben aangenomen. Na deze algemeene beschouwingen willen wij op eenige bijzondere hervormingen wijzen , die gemakkelijk konden worden tot stand gebracht en in zekere mate den wrevel der volksklasse zouden helpen verminderen , ja allerlei noodlottig misverstand tusschen de stonden voorkomen. Een der grootste rampen van onzen toestand bestaat hierin, dat de werklieden en de loden der burgerklasse zoo afgezonderd van elkander leven , alsof zij twee verschillende en zelfs vijandig tegenover elkander staande volken uitma-
233 ken. Zij wonen niet in dezelfde waken , komen niet op dezelfde plaatsen van uitspanning , lezen verschillende couranten en tijdschriften. Eene soort van onzichtbare scheidsmuur staat altijd en overal tusschen hen , en verdeelt hen in twee geheel uiteenloopende maatschappijen. Voorheen was het anders. De inrichting van de groote industrie is een der voornaamste oorzaken van die betreurenswaardige verandering. Hierin moet men zich schikken : teruggang is in dit opzicht niet mogelijk; de groote fabrieken zijn eene der noodzakelijkheden en een der zegepralen tevens van de hedendaagsche maatschappij; men kan ze niet wegnemen. Maar fouten , die wij niet behoeven te begaan , moeten het kwaad , dat uit den natuurlijken loop der dingen voortvioeit , niet nog vergrooten. De ondervinding heeft ruimschoots bewezen , dat vele ergernissen der werklieden , vele eischen , die zij doen hooren , talrijke werkstakingen zelfs, geen andere oorzaak hebben , dan de'afstand, waarop de industrieel van zijn werkvolk blijft. Is het niet eene bewezen zaak , dat de patroon met zijne arbeiders dikwijls in bijna volstrekt geene persoonlijke betrekking staat De werklieden kennen somtijds hem , voor wien werken en die hen betaalt, to nauwernood van aanzien. En toch is het voor eene goede verstandhouding , voor wederzijdsch vertrouwen , stellig een vereischte dat patroon en workman persoonlijk meer met elkander in aanraking komen. Dat heeft zeker zijne bezwaren : een groot fabrikant heeft voor zooveel to zorgen, dat hem weinig tijd overblijft om in persoon het oog over het werkvolk to laten gaan en zich rechtstreeks met hen in betrekking te stollen. Bovendien is de houding der arbeiders tegenover hem niet altijd zoo aangenaam , dat de patroon zich bijzonder opgewekt gevoelt om bij al, wat hij verder to doen heeft, zich oak
234 dit nog tot taak te stellen. Toch is het in het belang van den maatschappelijken vrede zeer wenschelijk , dat de patroon zich niet geheel op een afstand houde, dat hij aan het gevoel van eigenwaarde niet al te zeer toegeve. In den tegenwoordigen toestand der maatschappij is er geen verkeerder voorschrift dan dat van een beroemden romeinschen schrijver : „major e longinquo reverentia. De patroons en de directeuren der groote fabrieken moesten dus niet
zooals maar al te dikwijls gebeurt
aan ondergeschikte personen geheel en al de zorg overlaten om gerezen geschillen uit den weg te ruimen. De onderdirecteuren en meesterknechts missen bijna altijd de beleefdheid en welwillendheid , die noodig zijn om den wrok te overwinnen en de gemoederen te bedaren. Deze tusschenpersonen , die altijd in tegenwoordigheid der werklieden zijn , hebben niet veel achting voor hen , zijn ruw en somtijds aanmatigend hun ontbreekt plooibaarheid en overleg. Het personeel van eene fabriek of werkplaats te besturen , is zeker een der moeilijkste plichten , die in de hedendaagsche maatschappij te vervullen zijn. Onbeschrijfelijk veel tact , vastberadenheid en menschenkennis zijn er noodig, om zich van die ondankbare en toch zoo hoogst gewichtige tak naar behooren te kwijten. Vele werkstakingen zijn door niets antlers veroorzaakt dan door den wrevel, lien de arbeiders te recht of ten onrechte tegen een meesterknecht of een ingenieur koesterden. Een treffend voorbeeld daarvan wordt door den graaf van Pals in zijn werk over de trades-unions aangehaald. De beruchte en bloedige werkstaking te Aubin was uit een dergelijk misnoegen ontstaan. Wij denken er niet aan, den patroons aanteraden om hunne meesterknechts aan den wrok of aan de vooroordeelen van onbillijke of onverstandige werklieden opteoffe-
235 ren. Maar bij het kiezen der personen , die met het bestuur der werkplaatsen en de leiding van het werk belast zijn , kan men niet keurig genoeg zijn. De meeste geschillen tusschen werklieden en patroons konden voorkomen worden , indien de onder-directeuren en meesterknechts verstandig en onpartijdig waren. De boeten, de aftrekking van loon wegens slecht werk, het ontvangen en controleeren der voortbrengselen, de inrichting van den arbeid, de verbetering der machines, ziedaar zoovele vraagstukken van groot gewicht, die dagelijks in de industrie te berde komen , en die , indien zij zonder overleg behandeld worden , den hardnekkigsten en gevaarlijksten wrevel kunnen teweegbrengen. Om de orde in de fabriek en te handhaven , om den patroon schadeloos te stellen voor kortere of Jangere vertraging , in dezen of genen arbeid veroorzaakt , acht men het volstrekt noodig , den arbeider die to laat komt of afwezig is , boete to doen betalen. In beginsel is dat volkomen billijk. 1Viaar de toepassing eischt zeer veel omzichtigheid. Dat is eene der zaken , die de slechte en somtijds ook de goede werklieden het meest verbitteren. In vele fabrieken heeft men de voortreffelijke gewoonte om de opbrengst van deze boeten in de werkmanskas van onderling hulpbetoon to storten. Toch blijven de werklieden nog wantrouwen en achterdocht koesteren. Men moet zich er op toeleggen , om aan hunne zoogenaamde grieven door uitstekende billijkheid en eene groote gernatigdheid alien schijn van recht te ontnemen. Inhouding van een deel van het loon wordt nog in vele andere gevallen in praktijk gebracht , en terecht; maar steeds wordt daarbij dezelfde omzichtigheid , men mag wel zeggen , nauwgezetheid van geweten vereischt in hem , die hieromtrent to beslissen heeft. Vele misbruiken doen zich
236 inderdaad bij die beslissingen voor , die bijna altijd zonder beroep en somwijlen zelfs niet vrij van willekeur zijn. Vooral de inhouding wegens slecht werk is eene zeer teedere zaak. Gewetenlooze industrieelen of onbarmhartige opzichters begaan onder dat voorwendsel somtijds schandelijk In sommige la,nden heeft het openbaar gezag het zijn plicht geacht tusschenbeiden te komen en aangaande deze moeilijke zaak wettelijke voorschriften te geven. Het Britsche parlement , gewoonlijk zoo weinig gezind om rechtstreeks in de industrie integrijpen, heeft toch niet geschroomd wetten uittevaardigen , die wij niet wenschen nagevolgd te zien, maar waaromtrent wij het betreuren, dat zij in Engeland noodig geoordeeld zijn. De engelsche wet heeft b. v. verboden den ijzerwerkers boete opteleggen , indien de voortbrengselen , die zij leveren , onvoldoende geacht worden. Het Parlement is zelfs nog verder gegaan. In de steenkolenmijnen was een gebruik in zwang gekomen waaraan men den reeds ongunstig klinkenden naam van confiscation gegeven had. Telkens wanneer een bak met steenkolen, boven komende niet het vereischte gewicht had of zoo hij eene bepaalde hoeveelheid aarde , steenen enz. bevatte , stortte men den inhoud in het magazijn, zonder dat daarvoor den mijnwerker,, die den bak geleverd had, eenig loon werd toegerekend. Men begrijpt , tot hoeveel klachten deze manier van doen aanleiding geven moest. Het parlement trok zich deze zaak aan en vaardigde eene wet uit, volgens Welke tot controleur van het wegen der steenkolen een arbeider uit de min benoemd moet worden, die door de werklieden verkozen en voor de eene helft door hen , voor de andere door de patroons betaald wordt. Dat de engelsche wet ten strengste den industrieelen verbiedt om aan hunne
2:37 werklieden winkelgoederen te verkoopen , is bekend. Een tijd lang was slit vrij algemeen onder de patroons , en sommige gewetenlooze fabriekanten wisten daaruit groote voordeelen te trekken. Men noemde dat het truck system. Die ondernemers , bij Welke de hebzucht krachtiger sprak dan de eerlijkheid , verkochten aan de werklieden op crediet , lokten hen uit tot bet maken van buitensporige verteringen , en brachten hen zoodoende in eene soort van slavernij. De engelsche wet heeft dezen handel verboden , waarin dikwijls niets kwaads stak , maar waarvan somtijds misbruik werd gemaakt. Ook in Frankrijk heeft de wetgever omtrent sommige punten gemeend zich met de betrekking tusschen patroon en werkman te moeten bemoeien om elke praktijk te beletten, waarbij de eene mensch den anderen exploiteert misschien ook wel om aan de niet eerlijk gemeende klachten ieder voorwendsel te ontnemen. Men herinnert zich dat in 1850 de wet op het weven en spinnen is vastgesteld en dat ook de privilegien der patroons ten opzichte van de schuldvorderingen , die in de livretten der arbeiders werden aangeteekend , zijn beperkt. Wij zullen er ons steeds voor wachten , den wetgever aantesporen om zich met industrieele zaken intelaten. Het is duidelijk dat men door zulk een ingrijpen van den Staat op een gevaarlijken weg komt. De ervaring bewijst ook, dat zulke voorschriften niet veel uitwerken. Bij de groote enquete betreffende de trades-unions, waarin men als het ware een overzicht heeft van de klachten en de oorzaken van ontevredenheid der Engelsche werklieden , heeft men aangetoond dat de wetten op de boeten voor slecht werk en op het wegen in de steenkolenmijnen of openlijk overtreden Of listiglijk ontdoken worden.
238 Het tijdschrift The Economist heeft ons bovendien in vele hummers van het jaar 1870 bericht , dat de praktijk, die onder den naam van truck system verboden is, nog zeer dikwijls in het noorden van Engeland en vooral in Schotland voorkomt. Het zedelijk gehalte der personen is helaas ! alleen in staat om billijkheid te doen heerschen in die betrekkingen , die de menschen dagelijks met elkander in aanraking brengen. Argus-oogen zou de politie moeten hebben , om bepalingen te doen naleven , tot wier ontduiking een aantal individueele belangen dringen. Men geeft zich echter geen rekenschap genoeg van de ontzaglijke beteekenis , die de geschillen over zulke bijzonderheden van loon , boeten en inrichting van den arbeid voor den vrede der maatschappij hebben. Het ware te wenschen dat de publieke meening er meer op uit was om de misbruiken in al hun schandelijkheid te doen uitkomen , die dikwijls onder het voorwendsel van industrieele noodzakelijkheid worden gepleegd. In zulke gevallen moest zij een soort van moreele Lynchwet toepassen. Ook moeten de patroons in hun eigen belang er voor waken dat hunne ingenieurs , directeuren , opzichters en meesterknechts bij de behandeling deter moeiljke zaken steeds de vereischte onpartijdigheid bewaren. Twee jaren geleden bezochten wij de groote werkplaatsen der firma Godillot, waar militaire uniformen vervaardigd worden. Vele honderdtallen jonge meisjes zijn daar bezig aan de naaimachines, die door stoom gedreven worden; eene verstandige en welmeenende vrouw heeft het opzicht over dien arbeid , en gaf ons bij ons bezoek de noodige inlichtingen. Onder andere opmerkelijke bijzonderheden deelde zij ons mede , dat het geleverde werk in deze fabriek door vrouwen in ontvangst genomen wordt , daar de mannen noch onpar-
239 tijdig noch billijk genoeg jegens de jonge werksters waren. Belangrijke verklaring ! Zoo worden er somtijds meesterknechts gevonden , die gewetenloos genoeg zijn om van hunne macht , ter afkeuring van het werk en oplegging van boeten , misbruik te maken ten bate hunner zinnelijke driften. Hoeveel haat en wrok moeten niet uit zulke misbruiken geboren worden ! Hoe meer men van nabij den toestand der arbeidersklasse beschouwt , des te meer bespeurt men , dat het eenige middel om de bitterheid uit de maatschappelijke betrekkingen wegtenemen , gelegen is in het voorkornen van eene menigte kleine , weinig in het oog vallende onbillijkheden en sleehte praktijken in de onderdeelen van den arbeid. Wat den werkman bij de boeten en inhoudingen kwetst , is minder het verlies , dat hij lijdt, dan de vernedering , die hij ondergaat of de onrechtvaardigheid , waarvan hij zich het slachtoffer oordeelt. De boeten die door de bestuurders der trades-unions aan hare leden in geval van verzuim worden opgelegd , zijn ongetwijfeld veel zwaarder dan die , Welke in onze fabrieken worden toegepast. Het is dus niet in de eerste plaats de materieele schade , die den workman in dit geval hindert en verbittert. Het is dan ook van het hoogste belang , dat de boeten in de fabrieken met de uiterste omzichtigheid en de meest nauwgezette onpartijdigheid worden opgelegd. Velerlei andere misbruiken bestaan er nog, die de uitstekendste en het meest tot volmaaktheid gebrachte werkinrichtingen en machines bij den arbeider gehaat maken. De arbeiders schijnen meer en meer afkeerig te worden van het werken bij het stuk, van het invoeren van nieuwe machines en van het , garuiken van leerlingen. Die afkeer schijnt bij den vooruitgang van het volksonderwijs meer toe- dan aftenemen. Zulke vooroor-
240 deelen, die, als zij eemnaal bij de arbeidersklasse wortel geschoten hebben , zoo moeielijk uitteroeien zijn, kunnen als eene der grootste aanleidingen van allerlei geschillen beschouwd worden. Nu is zeker voor den werkman zelven niets beter, dan dat het werken voor dagloon vervangen worde door het werken bij het stuk. Hoe komt het dan dat hij zijn belang zoo slecht begrijpt en tevens zoo weinig inziet , wat hem zedelijk het meest verheft , waarin zijne wezenlijke waarde gelegen is P Waaraan is het toeteschrijven dat hij tevens zulk een verkeerd geplaatst gevoel van eigen waarde heeft P Zoodra hij immers naar evenredigheid van zijn arbeid beloond wordt , klimt hij op tot den rang van aannemer in het klein ; hij is zijn eigen meester en heeft van streng en onaangenaam toezicht minder last. Het werken op dagloon heeft in de fijnere industrien dikwijls ten gevolge dat de arbeiders naar verschillende tarieven , overeenkomstig hunne gebleken bekwaamheid en ijver betaald worden , wat voor sommigen onder hen met eene wezenlijke vernedering gelijkstaat. Somtijds , gelijk men dat in Engeland dikwijls opgemerkt heeft , beloven en geven de patroons , die op dagloon laten werken , heimelijk een hooger loon aan sommige werklieden , die daarvoor dan grooten ijver bij het werk betoonen en zoo door hun voorbeeld hunne makkers opwekken. Zoo komt men, hoe men het ook inrichte , zelfs bij het werken op dagloon, altijd meer of minder rechtstreeks tot eene ongelijkheid van de loonen der verschillende arbeiders. Waarom verzet zich dan de werkman tegen een zoo volkomen stelsel als dat van het stukwerk P Waarom verheft hij zijne stem tegen het aanwenden van nieuwe machines P Waarom is hij er steeds op uit om het aantal der leerlingen to beperken P Schuilt er in deze grieve niets dan onkunde en
241 egolsme ? Gewis spelen zelfzucht en onwetendheid eene groote rol in die klachten. Maar indien wij de taken van nabij bezien , dan zullen wij er van overtuigd worden, dat, in sommige gevallen , zekere misbruiken dat verzet der arbeiders eenigermate verklaren. Stukwerk , invoering van nieuwe machines , vermeerdering van het aantal leerlingen kunnen inderdaad de indirekte aanleiding worden tot eene vermindering van het loon. Pat gebeurt wel is waar alleen in die fabrieken, welke door min of meer gewetenlooze patroons bestuurd worden. Maar de ondervinding , in Frankrijk zoowel als in Engeland opgedaan , en de verschillende wetten , waarop witj reeds gewezen hebben , bewijzen dat er nog maar al te veel fabriekanten zijn, die niet rond en eerlijk handelen. Wanneer men de machines of de wijze van werken verandert , dan moet men , in het stelsel van. stukwerk , op nieuw en naar bijna geheel willekeurigen maatstaf den prijs der arbeidseenheid bepalen. Een verstandig en eerlijk patroon zal van deze omstandigheid geen partij pogen te trekken om het loon van den werkman zijdelings te beknibbelen en diens toestand zoodoende ongunstiger te maken. Maar een niet nauwgezet en onverstandig werkgever zal , indien hij des werkmans inkomen wil verminderen , bij zulk een gelegenheid daartoe in staat zijn. Het valt hem licht , bij het bepalen van het loon voor de nieuwe arbeidseenheid, eenigszins naar zich toe te rekenen en op de loonen iets uittehalen. Dat is gewis van zijn kant evenzeer een slechte politiek als een slechte daad. Maar toch gebeuren dergelijke dingen maar al te dikwijls. Dat is een van de redenen van den bijna algemeenen afkeer , dien de werklieden van nieuwe machines en van stukwerk hebben. Zij vreezen dat de, met zulke industrieele hervormingen onvermijdelijk 16
242 gepaard gaande , wijziging van het tarief der loonen in hun nadeel zal zijn. In de groote engelsche enquete betreffende de trades-unions ziet men deze grieven even krachtig als dikwijis te voorschijn treden. Het eenige geneesmiddel ligt hierin , dat men den achterdocht door klaarblijkelijke goede trouw ontwapent en den werkman onmiddellijk den weldadigen invloed van de volmaakter wijze van werken en verbeterde machines poogt te doen gevoelen. Tegen het invoeren van betere machines hebben de werklieden ook nog deze grief, dat daardoor dikwijls in aanzienlijke mate het aantal benoodigde arbeiders vermindert , en sommige dus hun werk verliezen. De overgang is inderdaad moeilijk , maar de bezwaren kunnen door goeden wil en inschikkelijkheid overwonnen worden. Men kan lien overgang niet anders dan trapsgewijze en met matiging doen geschieden. De hedendaagsche industrie , met hare onophoudelijke veranderingen , eischt van hen die haar besturen veel beleid en daarbij een groote welwillenheid jegens het arbeiderspersoneel. Somtijds ontspruit het wantrouwen der werklieden uit overdreven en licht wegtenemen schrikbeelden. In Engeland b. v. is het gebeurd , dat de kolenmijnwerkers eene werkstaking begonnen , omdat zij weigerden , bij bet nederdalen in de groeven , zich van nieuwe kabels van ijzerdraad te bedienen : zij stelden daarin minder vertrouwen dan in hunne oude koorden van touw. Is het niet waarschijnlijk , dat verstandige directeuren aan deze mijnwerkers de overtuiging hadden kunnen geven , dat de ingevoerde nieuwigheid met niet het minste gevaar vergezeld ging P Zoo had men eene werkstaking kunnen voorkomen. In andere gevallen worden door de ongezondheid van de werkplaats en de ondoelmatigheid der daartegen genomen maatregelen misnoegen en spanning veroorzaakt.
243 De leerlingen-quaestie kan ook van verschillende zijden bezien worden. Ongetwijfeld zijn op dit punt de eischen der werklieden meestal overdreven en schandelijk zelfzuchtig. Maar somtijds bestaan er voor hunne klachten wel degelijk gegronde redenen. Terecht breekt men zeker den staf over die werklieden , die , zelven een goed loon genietende , met geweld de uitoefening van hunne winstgevende industrie voor zich alleen willen houden en er een monopo lie van pogen te maken. Maar aan den anderen kant moet men toch ook niet blind zijn voor de misbruiken , die somtijds en in eenige bedrijven met het leerlingenstelsel gepaard gaan. Vooral in de kleinere industrie en in het metselaarsvak draagt deze soort van professioneele opleiding somtijds een onedel en zelfs oneerlijk karakter. Bjna altijd wordt de leertijd veel te lang gesteld : hij duurt van vhf tot zeven jaren , terwijl de helft , somtijds wel een derde of een vierde van dien tijd , voldoende zou zijn om uit een leerling een volleerd werkman te maken. Hieruit vloeien allerlei verkeerde en ergerniswekkende zaken voort. Zoolang de werkman nog den naam van leerling draagt , werkt hij zonder eenig of voor zeer laag loon , al verstaat hij zijn vak nog zoo goed en al doet hij zijn werk uitmuntend. Nu zijn sommige patroons er maar al te zeer op uit om het aantal van deze voor laag loon werkende arbeiders te vermeerderen. Zij stellen zich daartoe in betrekking met de ouders , die dikwijls niet liever wenschen dan maar op het oogenblik van de zorg voor het onderhoud hunner kinderen ontslagen te zijn en daarom contracten teekenen , waarin bepaald wordt dat de knaap een zeer langen tijd leerling zal blijven. Nergens vindt men een soortgelijk misbruik , behalve in de verbintenissen , die de fransche kolonisten door indiaansche of chinesche koelies laten onderteekenen. Tengevolge van zulke contracten wordt de verbonden per16*
244 soon spoedig een soort van slaaf. De leerling wordt daarbij door den kleinen patroon voor persoonlijke huishoudelijke diensten gebruikt. Hierin ligt eene der meest algemeene oorzaken van allerlei wrok en haat. Na op die wijze , zonder eenig voordeel of nut voor zich zelven , jaren lang in dienst te zijn geweest , terwijl eenige maanden of op zijn hoogst twee of drie jaren voldoende waren om hem in zijn yak bekwaam te maken, beschouwt nu de werkman de uitoefening van zijn bedrijf als een privilegie. Hij acht het billijk dat thans anderen dezelfde slavernij ondergaan , waarvan hij het slachtoffer geweest is : hij meent uitsluitend het recht te bezitten om den arbeid te verrichten , dien hij met zooveel opoffering geleerd heeft , en stelt den eisch dat het aantal van hen , die later zijne mededingers zullen worden, zal worden beperkt. Hij gelooft des te meer recht te hebben om op het cijfer der leerlingen toezicht te houden en inkrimping daarvan te eischen , omdat hij weet hoe geneigd sommige patroons zijn tot eene onredelijke uitbreiding van dat aantal, ten einde aldus het werk goedkoop gedaan te krijgen. Het is onbetwistbaar , dat betreffende het leerlingen-stelsel hervorming van de gebruiken en misschien zelfs van de wetten noodig is. Het fransche wetboek vergunt geene verbintenissen tusschen patroons en werklieden, die over meer dan een jaar loopen. Het leerlingen-stelsel is een noodzakelijke afwijking van die bepaling; maar die afwijking moet binnen engere grenzen beperkt zijn dan nu het geval is. Er moet voor gezorgd worden , dat het leerlingenstelsel niet in eene verkeerde exploitatie der werklieden ontaarde en dat hun daardoor geene oneerlijke concurrentie kan worden aangedaan. De geheele maatschappij heeft er belang bij dat er beperkende bepalingen ten aanzien dier contracten gemaakt
245 worden. Is het misbruik onmogelijk geworden, dan zal de professioneele opleiding in de werkplaats geregelder en vruchtbaarder worden. Veel tad, die thans nutteloos verspild wordt , zal dan productief worden gemaakt. De jonge workman zal zijn beroep in minder jaren beter leeren , hij zal ijveriger werken , hij zal vroeger in staat zijn jets overteleggen en minder wrok in het hart hebben ; zijne oudere kameraden zullen zich niet moor kunnen beklagen over eene onedele concurrentie , hun door middel der leerlingen aangedaan. Niemand zal er trouwens verlies bij lijden , want de voortbrenging zal er door vermeerderen. De arbeidersklasse der groote steden , waarin de kleine industrie het meest wordt uitgeoefend zal dan eon der voornaamste oorzaken van hunne grieven tegen de inrichting onzer maatschappij zien verdwijnen. Wilden wij ons onderzoek op doze wijze voortzetten , dan zouden Wij op nog vele andere misbruiken en verkeerde praktijken kunnen wijzen , die de arbeiders verbitteren en den geest van verzet en haat bij hen levendig houden. Men behoort den mood to hebben , naar opheffing daarvan to trachten. Somtijds kan dat door wetten geschieden. Maar in de meeste gevallen is het alleen mogelijk door den goeden wil der patroons. Een geest van belangstelling in het welzijn der werklieden , eene waarachtige eerlijkheid , oprechtheid en openhartigheid van de zijde der werkgevers, zijn het best geschikt om langzamerhand veel wrevel to doen verdwijnen en eon aantal werklieden van de communistische vereenigingen lostemaken. Een der vraagstukken , dat voor de werklieden en dus ook voor de geheele maatschappij van groot gewicht is, betreft den tijd, waarop de loonen worden uitbetaald. Wanneer de workman zijn loon slechts bij groote tusschenpoozen ontvangt, b. v. elke maand , dan heeft
246 hij gedurende eenigen tad gebrek aan geld en het wordt dan later weder verkwist. Hij wordt daardoor verleid tot uitspattingen , die zeer treurig op de welvaart van zijn gezin terugwerken. Van den anderen kant is het voor de meeste industrieelen moeilijk om hun werklieden bij zeer korte termijnen het loon te betalen. Bij het stukwerk b. v. nioeten er meestal ettelijke dagen verloopen , eer het aangenom en werk afgeleverd en de rekening opgemaakt kan worden. Bovendien zou de boekhouderij te omslachtig worden , en het geld is niet altijd in genoegzame mate voorhanden , om voor de arbeiders ieder oogenblik en telkens als ze hun werk afleveren , open kas te houden. Maar de ondervinding leert , dat er , zoo men zich daarop ernstig wil toeleggen , wel middelen te vinden zijn om den arbeiders hun loon bij korter termijnen uittebetalen. Men mag in de toekomst hervormingen in dezen geest verwachten. Reeds zijn er metaalfabrieken , waarin men het zoover gebracht heeft, dat iedere vier en twintig uur kan uitbetaald worden wat elk arbeider verdiend heeft. Niet zeer aanmerkelijk is het bezwaar dat er voor eene groote fabriek gelegen schijnt in het steeds voorhanden hebben van de gelden , die noodig zijn om elke week, of zelfs meermalen in de week, de arbeiders to betalen. Men zou immers den werklieden bons kunnen uitreiken , op eon bepaalden tijd betaalbaar,, en die bij de leveranciers als contant geld in omloop zouden kunnen zijn. Wel zou zulk eene vernuftige regeling met onze tegenwoordige wetgeving op het bankwezen in strijd zijn, maar men zou voor dit geval eene uitzondering kunnen vaststellen. Daartegen zou hoegenaamd geen bezwaar bestaan. Word de workman aldus bij kortere termijnen betaald , dan zou hij minder in de verleiding tot uitspatting zijn
247 hij zou niet langer gedwongen zijn om op crediet te koopen , wat natuurlijk alle verteringen duurder voor hem maakt en de onkosten van zijn onderhoud ontzaglijk verhoogt. Al ware het ook in de meeste industrien ondoenlijk om tweemaal per week de arbeiders te betalen , toch is men in elk geval verplicht , de termijnen zoo kort te maken als maar eenigszins mogelijk is , en de uitbetaling niet te doen samentreffen met vrije dagen en feestdagen. Wij zouden nog vele maatregelen kunnen noemen , waarom men zich thans niet bekommert en die toch de materieele welvaart des werkmans verhoogen en zijn griey en tegen de maatschappij verminderen zouden. Wat de fatsoenlijke en verstandige werkman boven alles begeert , is zekerheid omtrent zijn middelen van bestaan , en dat ontbreekt hem juist het meest. In vele gevallen is het gebleken , dat bij hem een zeer groote neiging bestaat tot het sluiten van contracten , waardoor hij de zekerheid bezit, dat hij gedurende eenigen tijd vast werk heeft tegen een vooruit bepaald loon. Er zijn industrien , waarin een dergelijk stelsel van contracten zich zonder bezwaar heeft laten invoeren : in andere zou het kunnen toegepast worden. Overal zou men althans vaste en andere werklieden kunnen hebben. Dan kunnen zij zelven zich bij die categorie voegen , die lien bet meest aantrekt. Een groot aantal zou zeker zeer blijde zijn , zoo zij vast aan eene inrichting verbonden waren. Vooral in de mijnen kan deze regeling ingevoerd worden. Zoodoende zou de arbeider verkrijgen wat hij wenscht: zekerheid voor den dag van morgen. In vele bedrijven , die tot de kleine industrie en het bouwyak behooren , heeft zich eene sterke voorkeur geopenbaard voor tarieven , waarbij voor een bepaald aantal jaren het loon vooruit wordt vastgesteld. De Parijsche timmermansknechts hebben reeds herhaaldelijk met hunne patroons
248 contracten gesloten , die voor tiers jaren het werkloon op een vast bedrag bepaalden. In sommige engelsche steden zijn dergelijke overeenkomsten voor een korteren tijd aangegaan en komen zij nog gedurig voor. Door deze contracten worden de botsingen zeldzamer en de plotselinge werkstakingen tegengegaan. Zij geven eenige verademing en perioden van wapenstilstand in den oorlog, lien de werklieden aan het kapitaal verklaard hebben. Daarom verdient het sluiten van zulke overeenkomsten , waar zij eenigszins mogelijk zijn, alleszins aanbeveling. De keerzijde van de medaille onzer grootsche hedendaagsche industrie is eene ontzaglijke wisselvalligheid. Iedereen ondervindt daarvan de nadeelige gevolgen , maar de arbeiders vooral. Nooit zijn zij zeker van den dag van morgen. Gewis zullen overleg en ervaring meer en meer regelingen aan de hand doers om de rampen te keeren , die voortkomen uit deze ebbe en vloed , uit dat afwisselen van tijden van sterk opgewekt industrieel leven met perioden van stilstand. De groote industrie is nog slechts in haar begin : eerst sedert eene eeuw heeft zij zich in Europa gevestigd. Wij hebben nog niet genoeg part getrokken van het assurantiewezen. Dat kan en zal ook met der tijd nog veel meer toegepast worden om aan de arbeidersgezinnen grooter zekerheid te verschaffen. Maar intusschen is het noodig, dat elk medewerke om den arbeider die plotselinge afwisselingen van buitengewonen overvloed en gebrek van werk zooveel mogelijk te besparen. Overleg en welwillendheid van de zijde der werkgevers vermogen veel in dit opzicht. Maar ook de geheele natie en de arbeiders zelven kunnen invloed uitoefenen ten kwade of ten goede. Vooral moot men alle maatregelen vermijden, die den natuurlijken gang der industrie kunnen verstoren. Het meest moet
249 men trachten oorlogen en politieke crises te voorkomen, want dat zijn de grootste vijanden van den arbeid en tegelijk de machtigste begunstigers van het socialisme. Tedere aanleiding om de werklieden en de patroons nailer tot elkander te brengen , moet worden aangegrepen. zij moeten zooveel mogelijk met elkander in aanraking komen ; hun omgang behoort vriendschappelijk te worden : zij mogen niet tegenover elkander staan alsof zij tot twee
Plkaar vijandige nati6n behoorden. Als de
menschen persoonlijk met elkander in betrekking komen, verdwijnen vele vooroordeelen en verliezen vele grieven hare beteekenis. De installing der conseils de prud'hommes is een gelukkige greep van de fransche wetgeving geweest. Ongelukkigerwijze hebben deze raden nog niet zoo goed gewerkt als men verwachten mocht. De oorzaak daarvan ligt in eenige gebreken , in de wijze van toepassing , op welke de aandacht van het publiek reeds herhaaldelijk gevestigd is. In Engeland hebben de raden van arbiters , waarvan het parlementslid Mundella zulk een ijverig voorstander is , groote diensten bewezen en menige werkstaking voorkomen. Natuurlijk gelooven wij niet , dat alle punten van geschil daardoor weggenomen en de partijen het altijd eens kunnen worden , zoodra zij maar in overleg met elkander treden. Maar menig misverstand kan ten minste worden opgeheven, en de geschillen nemen niet zoo spoedig een karakter van verbittering aan. Ook het onderwijs kan er veel toe bijdragen om de betrekking tusschen de verschillende standen der maatschappij beter te maken. Al schrijft men aan de school geen almacht en geen universeele geneeskracht toe, zij kan toch een grooten invloed uitoefenen , indien het onderwijs maar degelijk en grondig is. Het moet gericht zijn op
250 het verspreiden van nuttige kennis en zich niet langer tot woorden bepalen. Op alle scholen behoort economisch onderricht te worden gegeven. Den oorsprong en het recht van den eigendom , de weldadige taak die het kapitaal te vervullen heeft, de noodzakelijkheid van het erfrecht en de wezenlijke oorzaken van ongelijkheid tusschen de menschen aan te -wijzen , moet niet uitsluitend overgelaten worden aan den eersten den besten schrijver en aan de redenaars van de straat. Die onderwerpen moeten grondig, eenvoudig en kort voor de jongelingen uit den arbeidersstand uiteengezet worden. Dat onderwijs is misschien moeielijk maar stellig is het niet onmogelijk te geven. Men kan zeer goed in klare en heldere handboeken die punten behandelen en aldus aan het jongere geslacht een geheel van gezonde begrippen geven over de economische samenstelling der maatschappij Ook het professioneele onderwijs moet meer uitbreiding en beteekenis verkrijgen. Men behoort ook aan de vrouwen te denken. Haar invloed, hoewel niet rechtstreeksch en meer verborgen, is zeer groot. Het ergste kwaad van onzen tijd is , dat zij het socialisme beginnen aantenemen: bij de werkstakingen, in de openbare bijeenkomsten en in de oproeren treft men haar in de eerste rijen aan. De maatschappij behoort, in haar eigen belang , bijzonderen zorg te widen aan de opvoeding van jonge meisjes uit de behoeftige klasse. Men zou over dit onderwerp een boek kunnen schrijven '). Aan de vrouw de middelen te verschaffen om in haar onderhoud te voorzien , haar leven minder onzeker en zoo 1 ) Door de Academie des sciences morales et politiques is sedert een werk van den sehrijver over den industrieelen arbeid der vrouw bekroond.
251 mogelijk haar lot minder hard te maken , is een van de vraagstukken, waarmede de bloei onzer hedendaagsche maatschappij gemoeid is. Zonder zich door gevaarlijke declamatien en verleidelijke droombeelden op een dwaalspoor te laten brengen , kan men door middel van het professioneele onderwijs belangrijke resultaten verkrijgen , en de „vrouw" in staat stellen om een beter loon te verdienen , terwijl men te gelijk hare zedelijkheid verhoogt. Ook het huisgezin moet door de maatsehappij in bescherming worden genomen. Misschien moest onze wetgeving meer doen om de rechten van bet kind en de vrouw te doen eerbiedigen. Onze wet heeft volstrekt geen strafbepalingen tegen ondeugden , waaronder de zwakkere leven des gezins in de hoogste mate lijden , zooals dronkenschap en losbandigheid. Zonder beslag te leggen op het loon van den arbeider en zonder als bewaakster van de eerbaarheid der jonge meisjes optetreden , zou de wet toch hare misdadige onverschilligheid ten opzichte van de uitspattingen der kroegloopers en der ontucht kunnen laten varen. Het nemen van sommige strenge maatregelen kan niet voortdurend uitgesteld worden. Er zijn ook zachtere en niet minder heilzaam werkende middelen , die den invloed van de kroeg tegenwerken en den werkman het huiselijk leven aangenaam maken kunnen. De quaestie der woningen komt hier in de eerste plaats in aanmerking. Be wet kan in dit opzicht niet veel doen maar de philantropisehe vereenigingen en de industrieelen moesten op dit punt hunne bijzondere aandacht richten. Zoo het huiselijk leven bij de arbeidersklasse bijna niet bestaat , dan is dat in vele gevallen te wijten aan de bekrompenheid en de smerigheid der woningen. De kroeg wordt dan de plaats waar men bijeenkomt en uitspanning zoekt : daar warden nijd , hebzucht, revolutiegeest, scepticisme en bo-
252 bovendien communisme gekweekt. Goede boeken , die voor den arbeider tegelijk onderhoudend en leerzaam zijn, moeten in Frankrijk nog geschreven worden ; in dit opzicht laat de literatuur alles te wenschen over. Ook de smaak voor muziek en andere schoone kunsten, vereenigingen voor volksvermaak en volksonderwijs , enz. verdienen alleszins bevorderd en aangemoedigd te worden. Dat alles biedt een zeer uitgebreid en bijna onbeperkt arbeidsveld aan hen , die het goede willen en kunnen doen. Maar om den oogst te verkrijgen , zijn ijver en toewijding zoowel als overleg, tact , geduld en tijd noodig. Het is zeker gemakkelijker met een of ander algemeen en onfeilbaar geneesmiddel , met het participatiestelsel of een andere even onbepaalde en holle leuze , te dweepen. Men wordt met een kwaad oog aangezien , zoo men de illusien der utopisten verstoort en tegelijk de argumenten van hen , die met den best aanden toestand tevreden zijn, wederlegt. Verzoening , wederzijdsche welwillendheid en voortdurende inspanning te prediken , op tai van gebreken in de onderdeelen der industrie te wijzen en op hervorming daarvan aantedringen , is eene ondankbare taak. Toch kan de Europeesche en vooral de Fransche maatschappij zich voor een snel en ongeneeslijk verval alleen door een strengen leefregel behoeden. Al de verschillende standen moeten hun zeden en denkbeelden hervormen. Terugkeer tot plichtbesef , tot geloof aan een levensdoel , tot een godsdienstige levensbeschouwing , is voor alien noodig. Onze materieele en kunstrnatige beschaving, ons leven dat in weelde, ijdelheid en zelfzucht opgaat , het het geheel der oppervlakkige en paradoxale begrippen , die het geestelijk voedsel zijn van de meesten , dat alles wat zoo nadeelig op de rust en zedelijkheid der maatschappij werkt, moet langzamerhand geheel worden ge-
253 wijzigd en hervormd. De zeden moeten eenvoudiger en oprechter,, de omgang tusschen de klassen opener en hartelijker worden er moet in waarheid een democratisch , dat wil zegget , een ernstig , streng-zedelijk en eerbiedwaardig y olk uit ons groeien.
wij
moeten komen tot
eene juiste opvatting van de taak, die de rijkdom in de moderne maatschappij te vervullen heeft , en diep leeren beseffen , dat het getal der verplichtingen , die hij ons oplegt , nog grooter is dan dat der genietingen , waartoe hij den weg baant. Laat ons naar hartelust sceptisch, ijdel en op revolutien verzot blijven : laat ons voortga'an , gelijk wij sedert dertig jaar hebben gedaan , met eene maatschappij te vormen van naar buit jagende gelukzoekers en van parvenus tuk op genot , maar laat ons dan ook niet met verbazing wijzen op het feit , dat de arbeidersklasse in onze voetstappen treedt en ons met geweld dat 'outer stoffelijk en zinnelijk genot betwist , waaraan wij toonen boven alles te hechten. Indien onze zwakheid en lichtzinnigheid ons nog verder brengen op den weg, lien wij nu reeds sedert vele jaren bewandelen , dan is het zeer mogelijk , dat onze beschaving nog verfijnder wordt maar wij zullen aan onophoudelijke schokken en telkens terugkeerende uitbarstingen bloot staan , en met anarchie en gruwelen eindigen. De glans van onzen schijnbaren voorspoed zal intusschen bezoedeld zijn met de schandelijkste sociale vlekken en geboet worden met inwendig lijden en voortdurende vrees. Doen wij integendeel eene groote en gezamenlijke poging om tot gezonder zeden terugtekeeren , om in de maatschappelijke betrekkingen wederzjdsche toegevendheid en welwillendheid te herstellen , dan zullen alle gevaren daarmede niet verdwenen zijn, maar wij zullen de kracht
254 hebben om het kwaad te weerstaan en het te bedwingen. Wij zullen zoodoende aan het socialisme het eerlijkste het beste en rechtschapenste , en misschien het grootste deel der arbeidersklasse ontrukken. Het zal voortaan den zoo machtigen steun missen der ontevredene en overwonnene politieke partijen : onze voorspoed zal waarachtig , onze veiligheid duurzaam zijn. Maar ter bereiking van dat Joel zijn twee dingen noodig , die in onze dagen schaarsch zijn geworden : gevoel van plicht , en geest van zelfverloochening. Met groote trekken hebben wij in dit hoofdstuk aangewezen hoe men in sommige opzichten aan de grieven der arbeidersklasse te gemoet komen kan. De natuurlijke loop der dingen zal dat werk van verzoening krachtig steunen. De vooruitgang der industrie , de uitvindingen van het menschelijke vernuft , de door spaarzaamheid bijeengebrachte kapitalen zullen den materieelen toestand des arbeiders meer en meer verbeteren hij zal hooger loon en meer vrijen tijd erlangen. Maar vooral moet op het zedelijke gehalte gewerkt worden. Een enkele zinsnede kan den geheelen inhoud van dit boek samenvatten: tegen den altijd klimmenden vloed van de eischen der volksklasse is maar e6n dam op den duur sterk genoeg : de rechtschapenheid en eensgezindheid der hoogere standen.
AANTEEKENINGEN.
I.
Ambachtsvereenigingen.
Weinige jaren geleden , toen de Engelsche couranten bericht gaven van een congres van trades-unions, dat te Londen zou plaats vinden , vertolkte een onzer beste dagbladen dit bericht door mede te deelen , dat er een congres zou bijeenkomen van „handelsgenootschappen". Ik vermeld deze vergissing alleen om te doen gevoelen , hoezeer het publiek in kennis der trades-unions is vooruitgegaan ; thans weet iedereen wat deze vereenigingen zijn en welk een belangrijke rol zij vervullen in het maatschappelijk leven der Engelsche arbeiders , want zij hebben in den laatsten tijd genoeg van zich doen spreken. Ook in Duitschland zijn soortgelijke vereenigingen ontstaan ; zij dragen daar den naam van „Gewerkvereine", in sommige gevallen van „Gewerkschaften." Hier te lande , waar zij insgelijks tot stand zijn gekomen , worden zij vak-vereenigingen genoemd , omdat zij genootschappen zijn van werklieden getot een vak behooren. Waarom echter de Engelsche benaming niet woordelijk vertolkt Ambachtsvereeniging is een goed hollandsch woord , dat duidelijk uitdrukt wat onder een trades-union verstaan moet worden, namelijk een vereeniging van ambachtslieden. 1k zal mij in dit opstel bij afwisseling van dezen term bedienen. Maar hoeveel licht oak over de trades-unions zij verspreid , het is nog onvoldoende en naar meer licht blijft men wenschen. Moeten wij in haar een middel zien tot 17
258 verbeffing der arbeidende klasse , of slechts een oorlogswerktuig in handen van volksmenners ? Is zij de openbaring van een gezonden geest van zelfstandigheid , die onder de werklieden is ontwaakt , of herleeft in bar de bekrompenheid , de monopoliegeest der oude gilden ? Soms zou men geneigd zijn om het een , soms om het ander te gelooven. Geen wonder dan ook , dat de gevoelens over de trades-unions sterk zijn verdeeld. Daar zijn er die ze hemelhoog verheffen , en daar zijn er die haar ontstaan diep betreuren. Sommigen meenen in haar algemeene verbreiding een middel te zien tot beslechting van den strijd tusschen arbeid en kapitaal , anderen daarentegen gelooven , dat die strijd door niets meet wordt aangevuurd dan door het ontstaan van ambachtsvereenigingen. Vooral in Duitschland wordt over dit punt zeer levendig getwist. De eerstgenoemde meening vindt haar verdedigers bij een aantal jonge economisten van groote geleerdheid, behoorende tot die zoogenaamde KathederSocialisten , waarover in de voorrede is gesproken. De andere meening , wordt voorgestaan door de aanhangers der oude economische richting, afstammend van Adam Smith; en zij heeft onlangs een bekwamen pleitredenaar gevonden in het bekende lid van den Duitschen Rijksdag , Ludwig Bamberger, die in een talentvol geschreven boek de katheder-socialisten aangevallen en het voorstel van Schulze-Delitsch , om aan de „Gewerkvereine" onder zekere voorwaarden rechtspersoonlijkheid te geven , met nadruk bestreden heeft. De aangevallen partij heeft den haar toegeworpen handschoen terstond opgenomen. Bij monde van Prof. Brentano heeft zij den. Heer Bamberger van oppervlakkigheid , onbillijkheid , onnauwkeurigheid en een aantal andere zonden beticht , en de juistheid van hare gevoelens opnieuw bepleit. Hier
259 te lande kunnen wij lien strijd voor alsnog rustig aanzien, want de ambachtsvereenigingen beteekenen hier nog niet zooveel als elders en de strijd tusschen arbeid en kapitaal heeft hier evenmin zulke evenredigheden aangenomen als bij vele onzer naburen. Maar deze toestand van betrekkelijke rust zou een einde kunnen nemen en dan zouden wij voor dezelfde moeilijkheden staan , die aan de staatslieden van andere volken zooveel te denken geven. De vraag , hoe men te oordeelen heeft over de trades-unions, is dus ook voor ons geen bloot theoretische vraag, zij kan althans een zeer practische vraag voor ons worden , die mogelijkheid moeten wij voorzien. Het oordeel van Leroy-Beaulieu heeft men in de voorgaande bladzijden leeren kunnen; de lezer , die zich van eenzijdigheid wil vrijwaren , zal dus waarschijnlijk nu willen kennis nemen van de gronden , waarop een geheel ander en veel gunstiger oordeel over de ambachtsvereenigingen wordt verdedigd. De straks genoemde schrijver, de jonge duitsche hoogleeraar Brentano , heeft zich in 1868 naar Engeland begeven — naar hij verzekert , met wantrouwen en weerzin jegens de trades-unions vervuld — om die vereenigingen aan een nauwgezette studie te onderwerpen. Doch naar gelang zijn studie vorderde , leerde hij zijn vroegere gevoelens als vooroordeelen beschouwen , en tom hij in Mei 1869 met een rijken voorraad bouwstoffen huiswaarts keerde , was dit zijne overtuiging geworden : Indien de trades-unions niet bestonden zou men ze moeten scheppen ! In 1871 en 1872 verschenen daarop twee boekdeelen van zijne hand, te zamen van sneer dan zeshonderd bladzijden , het een „Zur Geschichte" , het andere „Zur Kritik der Englischen Gewerkvereine". Zulk een belangrijke bijdrage tot de kennis der Ambachtsvereenigingen mag niet veronachtzaamd worden , al schuilt 17*
260 er misschien eenige waarheid in de bewering van Bamberger, die Brentano den „troubadour der trades-unions" noemt , en die volhoudt dat deze schrijver,, van het eene vooroordeel in het andere vervallende , op het voorwerp zijner studie met het vuur van een eersten hartstocht is verliefd geraakt. Brentano's werk verdient in elk geval onze aandacht , daar het de uitkomsten bevat van vlijtigen arbeid. Ik meen dus den lezer geen ondienst te doen door hier uit de twee genoemde boekdeelen het allervoornaamste te laten volgen. Terwijl wij den duitschen geleerde het woord laten , behouden wij ons een zelfstandig oordeel voor over hetgeen hij zegt. Opmerkelijk is in de eerste plaats, wat Brentano ons mededeelt over het ontstaan der trades-unions i ) om ons daarover intelichten klimt hij tot de vroegste tijden op , tot de middeneeuwsche gilden , die , naar hij aantoont, oorspronkelijk niets anders zijn geweest dan vereenigingen tot onderlingen bijstand len wederkeerige bescherming , tot handhaving van rust en orde , tot bestraffing van onrecht aan een der leden van het gild gepleegd , tot gezellig verkeer en gemeenschappelijke godsvereering , tot het bouwen van kerken , tot het herstel van bruggen en wegen kortom tot allerlei doeleinden , zoowel godsdienstig als maatschappelijk , zoowel van bijzonder als van algemeen belang. Er bestonden reeds gilden lang voor de opkomst der steden in de middeneeuwen , ja , wat meer is, de opkomst der steden is door de gilden — vooral door het besluit van Hendrik I van Duitschland , waarbij hun gelast werd om hunne vergaderingen in de steden te houden — krachtig bevorderd. Maar de gewoonte , die destijds algemeen was, om zich voor 1) 1k veroorloof mij , hier een gedeelte te laten volgen van een opstel , dat ik voor eenige jaren in Het Vaderland heb geplaatst,
261 gemeensehappelijke belangen met elkander te vereenigen , bracht van zelf teweeg , dat de inwoners van een stad weder spoedig een eigen gild hadden gevormd , waartoe dan al de gezeten burgers van die stad behoorden. Zulk een gild splitste zich dan later wel meestal in verschillende glide'', of liever,, men sloot dikwijls het gild, men nam er geen nieuwe laden in op , zoodat dan van zelf de nieuw aangekomenen een afzonderlijk gild moesten vormen ; maar deze vereenigingen hadden nog niets gemeen met de ambachtsgilden uit den lateren tijd. Voor zoover zij een economisch karakter droegen — en dit karakter verkregen zij hoe langer hoe meer, naarmate het verkeer toenail' — beoogden zij vooral de bescherming van hun commercieele belangen. De arbeid was destijds nog to weinig verdeeld , dan dat er sprake kon zlin van een strenge onderscheiding tusschen handel en industrie ; de ambachtslieden waren meestal tegelijk kooplieden. Nog onder Eduard III van Engeland waren de kleedermakers de grootste importeurs van wollen stoffen , en zelfs in de 16e eeuw stonden de brouwers van Hamburg als de voornaamste graanhandelaars van die plaats bekend. Uit deze voorbeelden kan men opmaken , hoe het vroeger moat geweest zijn. Maar allengs kwam hierin verandering. De verdeeling van arbeid nam toe; er ontstond verschil van belangen tusschen de kooplieden en de handwerkers , en daar de eersten , die de patriciers van de steden uitmaakten , hunne macht dikwijls misbruikten , waren de ambachtslieden wel gedwongen om zich nauw bij elkander aan to sluiten. Zoo ontstonden er hoe langer hoe meer handwerksgilden en de enkelen , die reeds vroeger hadden bestaan , begonnen zich krachtiger te ontwikkelen. En die gilden zaten niet stil ; meestal door het gild der wevers aangevoerd, wisten zij
262 hunne rechten wakker tegenover het oude patriciaat te verdedigen, zoodat gedurende het grootste gedeelte der 13 de en der 14de eeuw tusschen die beiden een hevige strijd werd gevoerd. Overal , zelfs in Engeland , waar alles zooveel vreedzamer was toegegaan , bleef de zegepraal aan de zijde der ambachtsgilden, hoewel op de eene plaats vroeger dan op de andere. 11Iaar de overwinnaars maakten van hun zege geen misbruik; zij hadden niets antlers verlangd dan gelijke rechten als de patriciers , een billijk aandeel in het gemeentebestuur,, en daarmede waren zij ook thans tevreden. Zoo zijn dan de ambachtsgilden ontstaan uit de noodzakelijkheid , waarin de handwerkslieden zich bevonden , nadat zij eonmaal eigene belangen hidden verkregen , om daze belangen te verdedigen tegenover den handel en het patriciaat. Een soortgelijke noodzakelijkheid deed weldra ook onder de handwerksgezellen vereenigingen tot stand komen. Evenmin als er vroeger eene strenge afscheiding had bestaan tusschen kooplieden en industrieelen , bestond er in de eerste tijden van de ambachtsgilden een strenge afscheiding tusschen patroons en werklieden. Maar eenerzijds door de krachtige ontwikkeling der nijverheid, anderzijds door de vermeerdering van de vrije bevolking der lagere klassen in de steden tengevolge van de steeds toenemende opheffing van het lijfeigenschap , kwam ook hierin verandering. In de tweede helft der 14de eeuw werd het bijna overal onvermijdelijk de betrekkingen tusschen meesters en gezellen to regelen , en bet is bekend hoezeer die regelingen dikwerf geheel in het belang van de meesters werden gemaakt. Van dien tijd — ik laat thans een oogenblik de hand van Brentano los om Levasseur, den schrijver der
res en France
Histoire des classes °wile,-
tot girls to kiezen -- van dien tijd , vooral
263 van het begin der 15 de eeuw , dagteekent ook de onderscheiding tusschen gezellen en leerlingen , die vroeger niet bestaan had. In de dertiende eeuw bestond er bijna geen verschil tusschen de maatschappelijke positie van den gezel en die van den patroon ; zoodra een gezel zijn ambacht verstond en voldoende middelen bezat, kon hij , althans in zeer veel bedrijven , meester worden. In de 15 de eeuw was dit -veranderd; men moest eerst leerling worden ; daarna , dat is na 2 tot 4 jaar , kon men tot gezel opklimmen , maar de verkrijging van het meesterschap was door allerlei moeilijkheden belemmerd. „Van nu of aan ," zegt Levasseur,, „vormde zich een diepe kloof tusschen meesters en gezellen. ; deze laatsten maakten een afzonderlijke klasse uit ; zij hadden hun eigen gewoonten , hun eigen reglementen , hun onafhankelijke vereenigingen." Doze vereenigingen (men denke aan het Fransch Compagnonnage) namen weldra in omvang en invloed toe. Reeds in 1350 klagen sommige patroons to London , dat hun arbeiders niet meer met de vroegere dagloonen tevreden zijn en zeer kort daarna hoort men al van herhaalde werkstakingen spreken , voornamelijk onder de metselaars. De Regeering moest dan ook spoedig tusschenbeide treden met wettelijke regeling van het loon. Het is in den laatsten tijd gewoonte geworden om die regelingen voor to stellen als uitsluitend tegen de worklieden gericht ; maar volgens Brentano is dit een dwaling. Het lag destijds in den geest van den tijd om van Regeeringswege to zorgen , dat iedereen ontving wat hem toekwam , maar ook niet meer dan dat; vandaar bijvoorbeeld ook de woekerwetten en zooveel andere bepalingen. Bovendien werden er evenzeer wetten gemaakt tegen de meesters der gilden om hunne misbruiken , die hoe langer hoe talrijker werden, to keeren ; alien werden dus naar den-
264 zelfden maatstaf behandeld. Na verloop van eenigen tijd hielden dan ook de werkstakingen wegens verschil over het loon nagenoeg geheel op. De gezellen waren tevreden , wanneer slechts de bestaande wetten eerlijk en trouw worden nageleefd ; vandaar dat destijds hunne vereenigingen , naar het gevoelen van Brentano , volstrekt niet altijd een karakter van vijandschap tegenover de meesters droegen en meer moeten beschouwd worden als een aanvulling der ambachtsgilden. Van verzet tegen de instelling van het gildewezen als zoodanig ontdekt men bij die vereenigingen nergens eenig spoor , en dit laat zich ook wel verklaren. De gilden waren wel hinderlijk voor het publiek ; naarmate de verdeeling van arbeid toenam en er dus meer verschillende gilden onstonden , gaven zij wel in toenemende mate aanleiding tot oneenigheden maar voor den werkman dienden zij tot op zekere hoogte als een bescherming. Terwijl het hem aan den eenen kant moeilijker was geworden om tot het meesterschap op to klimmen , was hij aan den anderen kant ook gevrijwaard tegen al to groote concurrentie van de zijde zijner standgenooten en tegen verkeerde bebandeling van de zijde zijner meesters. In Engeland b. v. werd door Koningin Elisabeth een wet uitgevaardigd , waarbij bepaald werd dat niemand, hetzij als meestpr,, hetzij als gezel , eenig bedry zou kunnen uitoefenen , tenzij hij eerst zeven jaar lang als leerling in dat bedrijf had gediend. Verder moest een patroon , die drie leerlingen had , een gezel houden , en voor elken leerling een gezel meer. Niemand mocht een gezel voor korter dan een vol jaar in dienst nemen of binnen drie maanden tads den dienst opzeggen. De werkuren mochten in den zomer niet meer bedragen dan twaalf, in den winter niet langer duren dan van zonsopgang tot zonsondergang. De loonen zouden door de vrederechters
265 of de stedelijke overheden in elke eerste zitting na Paschen worden vastgesteld , en hetzelfde gezag moest ook alle twisten tusschen meesters en gezellen beslechten. Deze bepalingen nu waren geenszins alien in het voordeel van hen , die nog niet tot gezellen waren opgeklommen , zij waren dus niet voordeelig voor de arbeidende klassen in het algemeen ; maar voor hen , die eenmaal hun zevenjarigen leerlingstijd hadden doorgemaakt , waren zij het wel. De werklieden van lateren tijd hebben het tenminste zoo begrepen , want juist het in onbruik geraken van deze bepalingen , de niet naleving der wet van Koningin Elisabeth , heeft in Engeland de eerste trades-unions doen ontstaan. Hier zijn wij aangekomen op het punt , waar Brentano ons brengen Wilde. Op hetgeen hij vooraf liet gaan heeft misschien deze of gene eenige bedenkingen : zijn bewering b. v. dat de ambachtsgilden op het einde der 14e eeuw er overal in geslaagd zijn het patriciaat in de steden voor zich to doen bukken , is niet zoo absoluut waar , als hij meent; op verschillende plaatsen toch zijn de oude patriciers nitsluitend aan het bewind gebleven. Evenmin is het volkomen juist, dat de gilden nergens misbruik hebben gemaakt van hun overwinning ; zij hebben er hier en daar wel degelijk misbruik van gemaakt. Maar deze bedenkingen oefenen geen invloed op de slotsom van Brentano's betoog, en het komt mij voor dat hij deze laatste met de meeste zorg en de grootste volledigheid heeft toegelicht. Uit tal van voorbeelden bewijst hij ons dat de veelvuldige twisten tusschen meesters en werklieden , die in de tweede heeft der 18e eeuw hebben plaats gevonden , uitsluitend daaruit zijn ontstaan, dat de bepalingen omtrent den gedwongen leerlingstijd en het loon niet meer werden nageleefd. Ten deele was de naleving dier bepalingen dan ook een onmogelijkheid geworden; de nieuwere industrie stelde geheel
266 nieuwe eischen ; zij kon zich niet meer voegen in het keurslijf van een verouderde wet. Maar de werklieden begrepen dit niet. Zij vonden het hard om naast de concurrentie van de nieuwere werktuigen ook nog de concurrenten te moeten verduren van personen , die volgens de wet volstrekt geen bevoegdheid hadden om het bedrijf uit te oefenen , waarin de meester hen had geplaatst. Het verdroot hen , dat de loonen niet meer zooals vroeger van overheidswege vastgesteld , maar aan het vrije verkeer overgelaten werden , en dat aan de bepaling , volgens welke niemand binnen korter tijd dan Brie maanden de dienst kon worden opgezegd , zoo slecht de hand werd gehouden. Daarom brachten zij vereenigingen tot stand om elke afwijking van de voorschriften der wet zoo krachtig mogelijk te keer te gaan en hunne gemeensehappelijke belangen te verdedigen. 'In het jaar 1800 werd echter een nieuwe wet uitgevaardigd, die alle samenspanningen van werklieden streng verbood. De arbeiders waren toen gedwongen , hunne vereenigingen voor den schijn in genootschappen tot wederkeerigen onderstand bij ziekte te veranderen ; hetgeen velen heeft doen gelooven dat de trades-unions uit liefdadige genootschappen van werklieden zijn ontstaan. Maar onder het aangenomen masker bleven deze vereenigingen even werkzaam als voorheen ; zj gingen voort met elke inbreuk op de wet van Elisabeth zoo sterk mogelijk tegen te gaan. Toen nu die wet in 1814, ondanks de protesten van 300,000 personen uit de arbeidende klasse , eindelijk was afgeschaft , toen werden , zooals men licht begrijpt , de eenmaal tot stand b ekomen vereenigingen niet weder opgeheven. Zij namen g integendeel met den dag in kracht en omvang toe en werden allengs wat zij thans zijn 1). 1) Tot this ver het citaat nit mijn opstel in Het Varlerla ild.
267 De trades-union is dus een herleving van de oude Gezellenvereeniging , die in de Middeneeuwen haar oorsprong vindt; missehien zelfs is zij daarvan wel een voortzetting en zijn de arbeidersvereenigingen , die in de 18e eeuw voor handhaving der gildereglementen hebben geijverd, geen nieuwe maar reeds lang bestaande vereenigingen geweest. Opmerkelijk althans is de overeenstemming tusschen de voorsehriften en gebruiken van vele trades-unions en die der meest bekende middeneeuwsche werkmansbonden. Maar , voortzetting of herleving van het oude , de Engelsche ambachtsvereeniging — en hierop moat van stonden aan de meeste nadruk vallen — is in leder geval van hare geboorte of een installing geweest, die niet de omverwerping , maar integendeel de handhaving van bestaande ordeningen ten doel had. Zij is van nature conservatief, niet revolutionair , en steeds is zij dit gebleven. Wie in de Engelsche trades-unions een socialistischdemocratisch genootschap ziet , verwant aan de beruchte Internationale, begrijpt volgens Brentano, niets van haar wezen. De Internationale telt onder de 860.000 werklieden , die laden zijn van trades-unions slechts hier en daar een aanhanger,, en Karl Marx is met daze vereenigingen even weinig bingenomen als de Chartisten het geweest zijn, of de volgelingen van Robert Owen. Geen van daze heeft den minsten steun van haar ontvangen. Alle trades-unions bevatten lieden van de meest verschillende staatkundige overtuigingen , want de politiek blijft ten eenemale vreemd aan hetgeen zij beoogen en de bestaande maatschappelijke inrichting heeft niets van haar to duchten. Met meer schijn van waarheid zou men haar kunnen verwijten , dat zij al to veal aan het oude gehecht en niet enkel eonservatief maar zelfs reaetionnair zijn. Maar ligt dan niet in het bestaan dozer vereenigingen
268 de oorzaak van die tallooze werkstakingen , die in Engeland zooveel beweging maken en er zoo schadelijk werken op de ontwikkeling der industrie P Brentano meent het recht te hebben om deze vraag ontkennend te beantwoorden. Volgens hem heeft iedere ambachtsvereeniging, die eenigen tijd bestaan heeft , een natuurlijken afkeer van werkstakingen en wel om de eenvoudige reden , dat zulk een vereeniging reeds een vrij aanzienlijk kapitaal zal hebben vergaderd , 'twelk zij niet onnoodig of roekeloos zal aanspreken. In den beginne is een trades-union altijd zeer oorlogszuchtig , maar hoe ouder zij wordt , hoe minder snel zij tot een werkstaking overgaat. Men raadplege de geschiedenis van de voornaamste, die der „Amalgamated Engineers." In 1852 heeft deze trades-union, die thans 34000 leden telt en een jaarlijksch inkomen bezit van £ 85 000 met een vermogen van meer dan 1, 100.000, een groote werkstaking bekostigd , die £ 40.000 van haar kapitaal verslonden heeft; maar in de achttien daarop volgende jaren heeft zij geen enkele strike van eenig belang ondernomen, hetgeen reeds daaruit blijkt dat in al die jaren slechts tien percent van hetgeen zij aan arbeiders zonder werk heeft uitbetaald , betaald is aan lieden , die het werk hadden gestaakt 1 ).
Tallooze malen heeft zij een strike
I) Brentano geeft ons (peel I, bl. 257) de volgende statistiek van hetgeen de Amalgamated Engineers van 1851-1868 hebben uitgegeven : £ 425.844 Yoor arbeiders zonder werk „ 161.388 zieken „ 45.272 1, oude werklieden verminkten 77 16.000 7/ begrafenissen 17 50.250 liefdadige doeleinden 77 11.526 77 ,/ ondersteuning van andere am10.375 baehtsvereenigingen -2 721.655
269 verhinderd; geen werkstaking kan op hare ondersteuning rekenen , die niet door het Hoofdbestuur is goedgekeurd. Want de geldmiddelen der trades-unions dienen niet uitsluitend of zelfs hoofdzakelijk om werkstakingen mogelijk te makers; zij dienen in de eerste plaats voor het geven van onderstand aan lieden , die , hetzij door een ongunstigen toestand der industrie , hetzij door ziekte , ongeval of ouderdom , van inkomsten zijn verstoken. Een lid der Amalgamated Engineers , wien een ongeluk getroffen heeft , waardoor hij buiten staat is om te werken , krijgt
£
100 ; een zieke 10 shillings gedurende de eer-
ste 26 weken en daarna 5 shil. iedere week ; voor de begrafeniskosten van een lid wordt een som van
£
12
aan de weduwe of naastbestaanden uitgekeerd. In 1867 £ 40,000 , be-
lag in de Postspaarbanken een som van
hoorende aan deze ambachtsvereeniging. In den rijkdom , lien de Engelsche trades-unions zich allengs beginnen te verwerven , ligt dus een waarborg tegen haar oorlogszuchtigheid; want bezit van geld maakt conservatief; maar die waarborg wordt nog daardoor versterkt , dat de geldmiddelen dezer vereenigingen in de eerste plaats voor liefdadige doeleinden bestemd zijn. Het ware dan ook volgens Brentano geheel verkeerd , uitvoering te geven aan een reeds meermalen geopperd denkbeeld , naar hetwelk men de trades-unions aanbevelen , misschien wel door wettelijke middelen nopen zou , om hare uitgaven voor werkstakingen alleen te bestrij den uit een bepaald gedeelte van hare inkomsten, dat daardoor uitdrukkelijk bestemd zou zijn. Dit zou de stichting van krijgskassen ten gevolge hebben. De ambachtsvereenigingen zullen zich vreedzamer gedragen , juist naarmate iedere werkstaking hen meer verhindert in het ondersteunen van hun armen , kranken , ouden en verminkten.
270 Staan wij bij dit laatste punt een oogenblik stil. In 1872 is bij den Duitschen Rijksdag een wetsontwerp in behandeling gekomen, dat hoofdzakelijk ten Joel had om aan ambachtsvereenigingen , welker statuten aan zekere voorwaarden voldeden , rechtspersoonlijkheid te geven. Nadat dit wetsontwerp (afkomstig van Schultze-Delitsch) door een Commissie van vijftien leden gewijzigd was, bevatte het een bepaling , paragraaf 3, aldus luidende : „De bijdragen , die tot onderstand van kranken en invalieden of van begrafeniskassen of voor andere ondersteuningen zijn geheven , moeten afzonderlijk gehouden , geboekt en beheerd worden , en mogen nimmer voor werkstakingen . . . of voor andere doeleinden , dan waarvoor zij geheven zijn, worden aangewend." Men ziet dat hier juist het tegendeel wordt voorgesteld van hetgeen Brentano wenschelijk acht en nu rest de vraag , welk plan het beste is. Op het Congres der kathedersocialisten , in October 1872 te Eisenach gehouden , is door Prof. Schmoller aanbevolen om deze derde paragraaf uit het ontwerp te verwijderen. De Commissie van den Rijksdag heeft echter een warmen verdediger gevonden in den schrijver,, lien ik reeds meermalen heb genoemd , Ludwig Bamberger,, die in zijn bock , „Die Arbeiterfrage unter dem Gesichtspunkte des Vereinsrechtes ," aan het onderwerp der „Kassentrennung" een geheel hoofdstuk heeft gewijd. Brentano, zoo beweert hij , maakt zich illusies , wanneer hij meent dat de leden der tradesunions afkeeriger zullen zijn van werkstakingen , zoodra iedere werkstaking ook dat deel hunner geldmiddelen , dat voor onderstand van kranken en invaliden moet dienen , aantast. Ziet eens welk een meegaand en jaknikkend wezen reeds de aandeelhouder van een naamlooze vennootschap gewoonlijk is, en meent gij nu dat het lid van een
271 trades-union in den regel beter zal zijn? Van haar standpunt redeneerende , hebben de leiders der ambachtsvereenigingen volkomen gelijk met op vermenging der kassen aan te dringen , want zij begrijpen zeer goed , dat een vereeniging , die al haar geldmiddelen voor een werkstaking gebruiken mag, vrij wat meer gewicht in de schaal legt tegenover de patroons , dan een vereeniging , die daarvoor slechts een gedeelte harer middelen mag aanwenden. Wij echter,, die werkstakingen nadeelig achten , moeten antlers redeneeren. De kas , die alleen voor strikes mag dienen , zal altijd schraal voorzien blijy en. Wil men een voorbeeld ? De ambachtsvereeniging der boekbinders heeft onlangs in het „deutsche Gewerkverein" scheiding van kassen voorgesteld; voorwaar niet uit afkeer van werkstakingen , maar alleen om voor dat doel altijd geld beschikbaar te hebben ; en hoeveel zou nu, volgens dat voorstel , voor strikes worden afgezonderd P Slechts tien percent der gezamentlijke inkomsten! Bij scheiding der kassen zouden dus de meeste werkstakingen in haar geboorte stikken en dit moet voor ons een reden zijn om haar met nadruk te verlangen. Brentano heeft hierop geantwoord , 1 ) maar zijn antwoord bevat een belangrijke concessie. Wel blijft hij volhouden , dat vermenging der klassen nuttig is en voor het publiek en voor den werkman ; maar waarom acht hij haar nuttig voor den werkman ? „Omdat eenheid van kas, in gevallen van plotselinge behoeften van iedere soort , grootere middelen ter beschikking geeft aan de ambachtsvereeniging." Dat wil zeggen : wanneer de werklieden den arbeid staken, zullen zij over meer geld kunnen beschikken , indien de kassen vereenigd , dan indien zij gescheiden zijn juist 1 ) Die „wissenschaftliche" Leistung des Herrn Ludwig Bamberger, Leipzig 1873 , bl. 35.
272 wat Bamberger beweert. Men moet de quaestie zuiver stellen. Het is hier ni€t de vraag of de staat billijk handelt door het recht van werkstaking , dat hij uitdrukkelijk heeft verleend , zijdelings weder te beperken ; evenmin is het nu de vraag , in hoever het al of niet de roeping kan zijn van den wetgever om een vaderlijke zorg uitteoefenen over de leden der ambachtsvereenigingen, door te verhinderen dat gelden , die hoofdzakelijk voor onderling hulpbetoon door hen zijn Neengebracht voor werkstakingen worden gebruikt. Wij hebben bier alleen te doen met deze quaestie : waardoor worden de werkstakingen meer bevorderd , door scheiding of door vermenging der kassen ; en over dit punt valt , dunkt mij , niet lang te twisten. Het moge waar zijn , dat een rijke vereeniging niet spoedig haar kapitaal voor een werkstaking ten offer brengt ; daar staat echter tegenover dat een kas , die bij uitsluiting van elk ander gedeelte der geldmiddelen voor het bekostigen van werkstakingen mag dienen , geruimen tijd moet aangroeien , eer zij genoeg gevuld is om een langdurige werkstaking mogelijk te makers. Nog eens : met de vraag of een wetgever billijk en oordeelkundig handelt door slechts aan die ambachtsvereenigingen rechtspersoonlijkheid te verleenen , die aan de voorwaarde in paragraaf 3 van het Duitsche wetsontwerp voldoen, laten wij ons hier niet in; ter ontkenning of bevestiging van deze vraag kan veel worden aangevoerd. Daarentegen meen ik in het geschil tusschen Brentano en Bamberger zeer stellig partij te moeten kiezen voor den laatstgenoemde. Ambachtsvereenigingen , die besloten hadden om geen werkstakingen te ondernemen, tenzij de kas , die voor dat doel ware bijeengebracht , het toeliet , zouden voor het „kapitaal" weinig te duchten zijn. Men vergelijke wat Leroy-Beaulieu hiervan zegt op bi. 118-120.
273 Het is duidelijk dat de Engelsche trades-unions geheel van hetzelfde gevoelen zijn. In 1871 is een wet tot stand gekomen , waarbij hun meerdere rechten zijn toegekend dan. zij vroeger bezaten. Toen Miter, tijdens de voorbereiding dezer wet , het denkbeeld werd geopperd om aan vereenigingen , die afzonderlijke kassen voor werkstaking zouden vormen , meer rechten te verleenen dan aan andere , toen verhief zich , zooals Brentano zelf ons mededeelt 1 ) , tegen de uitvoering van dit denkbeeld een hevige tegenstand bij de arbeiders. De trades-unions verklaarden , dat zij de wet liever verworpen dan met zulk een bepaling aangenomen zouden zien. Hieruit blijkt wel, hoezeer zij tegen scheiding der kassen waren gestemd. Moeten wij gelooven , dat zij er slechts daarom tegen gestemd waren, omdat zij niet gestoord wilden worden in de bevestiging hunne vredelievende gezindheid ? . . . Zij willen machtig zijn , en om dit te wezen moeten zij vrij kunnen beschikken over al de geldmiddelen , die hun ten dienste staan. Verdeeling der kas zou hun macht verlammen. Laat ons thans vernemen, voor welke doeleinden, volgens Brentano, de trades-unions hun macht en invloed het meest gebruiken. Naar de gewone voorstelling is het haar vooral te doen om loonsverhooging, maar Brentano noemt dit een dwaling. Loonsverhooging wordt door de trades-unions wel gewenscht , maar niet in de eerste plaats. Het is den werkman vooral te doen om een vast en een gelijkmatig loon; zijne uitgaven zijn niet aan sterke wisselingen onderhevig , zijne inkomsten moeten het dus evenmin zijn. Hij wil weten waarop hij rekenen kan. Heden zeer veel to 1) t. a. p. bl. 39. 18
274 verdienen en over drie maanden zoo goed als niets, behaagt hem zelden , al verkrijgt hij daardoor gemiddeld ook een hooger inkomen, dan een vast loon hem geven zou. Deze bewering van Brentano sluit volkomen met die van een deskundige bij uitnemendheid , Thomas Brassey,, den zoon van den bekenden grooten aannemer van lien naam die voor eenige jaren overleden is. In zijn belangrijk geschrift , Work and wages practically illustrated (London 1872 , biz. 236-7) , geeft hij ons loontabellen, waaruit onder anderen blijkt , dat op hetzelfde oogenblik , waarop de scheepstimmerlieden van de particuliere werven te Londen 6i tot 7 shillings daags verdienden , even bekwame werklieden der Rijkswerf, die anderhalf uur verder is gelegen , met 41 shillings tevreden waren. Maar in de Rijkswerf liep men minder gevaar van op eens te worden afgedankt , en dit verklaart het verschil. De trades-unions ijveren dus , nog meer dan voor verhooging , voor gelijkmatigheid van loon. Zij wenschen vooral dat hun leden altijd vast werk hebben, en opmerkelijk zijn soms de middelen , die zij daarvoor gebruiken. Het scheepsbouwen te Londen, bij voorbeeld, geschiedt in den regel aldus : een bepaald gedeelte van het werk wordt aangenomen door een arbeidsploeg. Geraken nu door een ongunstigen toestand dezer industrie sommige arbeiders buiten werk , dan dragen de anderen een deel van hun taak aan hen over, opdat ook zij iets verdienen. Om dezelfde reden zijn de trades-unions ook sterk gekant tegen het stelselmatig overwerken ; niet tegen het overwerken in buitengewone omstandigheden , maar tegen een overwerken dat regel is geworden : de groote strike der Amalgamated Engineers van 1852, waarvan hierboven is gesproken, heeft vooral ten Joel gehad om dit te beletten. De fabriekanten hebben bij voorkeur zoo weinig mogelijk machines, die
275 zij liefst zoovele uren daags , als maar mogelijk is , gebruiken want machines zijn vast kapitaal en een ondernemer wil gaarne van weinig kapitaal veel rente trekken. Daarbij komt dat die fabriekanten gewoonlijk de meeste bestellingen krijgen , die bun werk het spoedigst afleveren; een fabriekant, die weinig machines heeft, is dus in sommige tijden wel gedwongen om veel overwerk te vorderen. De trades-unions zeggen echter tot den ondernemer : „steek meer vast kapitaal in uw zaak en gebruik meer werklieden , ') dan zal niet de eene werkman 12 of 14 uur moeten arbeiden , terwijl voor den ander niets te verdienen valt. Of laten de bestelde goederen minder snel worden afgewerkt , dan zal er niet in het eene seizoen zeer veel verdiend worden , terwij1 in het andere de arbeid nagenoeg stilstaat." Door zoo te spreken meenen de werklieden ook in overeenstemming te handelen met het algemeen belang , dat voorwaar niet bevorderd wordt door die afwisseling van koortsachtige levendigheid en schier volslagen stilstand , welke in vele takken van nijverheid regel wordt. Naar gelijkmatigheid en vastheid van loon trachten de trades-unions nog door een ander middel. Het kan gebeuren dat op de eene plaats overvloed , op de andere gebrek van werklieden dreigt te ontstaan , zoodat het loon hier onmatig rijzen , ginds onmatig dalen zou; of wel hier een groote hoeveelheid overwork zou gevorderd worden , elders een aantal arbeiders geen werk zou hebben. De grootste vereenigingen , die der Amalgamated Engineers b. v., Welke vele vertakkingen heeft , zoeken dit kwaad te genezen door op haar eigen kosten arbeiders van de eene plaats naar de andere te zenden. „Als de maandberichten der afdeelings-se1) Alsof men het kapitaal slechts voor het vragen had en het bekostigen van een grooter aantal werkuigen niet van zelf de producten duurder maken , de vraag daarvoor dus verminderen zou ! 18*
276 cretarissen tot mij komen ," zoo verklaarde de algemeene secretaris der vereenigde timmerlieden en kastenmakers aan de Commissie van Enquete, „hetgeen gewoonlijk den zesden van iedere rnaand gebeurt, dan lees ik snel deze berichten door om te zien, waar werklieden gevraagd zijn , waar niet. Zoo spoedig mogelijk schrijf ik dan aan de secretarissen ter plaatse waar arbeiders zonder werk zijn, om hun op te geven waar vraag is , en wij zijn gewoon het spoorweg- of stoombootbillet voor degenen , die daarheen vertrekken willen , te betalen." Zelfs gebeurt het wel , dat fabriekanten, die werklieden noodig hebben , zich tot het bestuur eener trades-union wenden om ze te verkrijgen. Houdt men wel in het oog dat gelijkmatigheid en vastheid aan het loon te geven het hoofddoel is der Engelsche ambachtsvereenigingen , dan wordt , zoo leert Brentano verder,, ons oordeel gunstiger over sommige van hare practijken. Men neemt het b. v. aan de trades-unions zeer kwaljjk , dat zij zich steeds verzetten tegen een onmatige uitbreiding van het getal leerlingen, in verhouding tot het aantal volwassen arbeiders in elke fabriek. Maar is het billijk hun dit kwalijk te nemen P Vooreerst vergete men niet , dat leerlingen meestal slechts te 'gebruiken zijn , wanneer de geoefende werklieden hen voorthelpen en onderwijzen willen , en voor die hulp en dat onderwijs wordt niets betaald. Van daar dat eens eene Trades-Union heeft aangeboden om den eisch tot beperking van het aantal leerlingen te laten vallen , indien men voor het onderwijs , dat de leerlingen van de volwassen arbeiders ontvangen , een behoorlijk loon wilde geven het aanbod is echter geweigerd. Maar de ambachtsvereenigingen hebben tegen de onbepaalde toelating van leerlingen nog een ander bezwaar. Een varier, dus redeneeren ziti, die het bedrijf bepaalt, waarvoor zijn zoon zal worden opgeleid , raadpleegt daarbij
277 zelden de arbeidsmarkt; meestal wordt zijn keus bepaald door andere overwegingen. Het gevolg daarvan kan zijn , dat voor het eene bedrijf te veel , voor het andere te weinig arbeiders worden gevormd , zoodat in dezen tak van nijverheid de loonen onmatig zullen stijgen , terwijl zij in genen gevaar loopen van onmatig gedrukt te worden. Bepaalt men nu een vaste verhouding tusschen het getal van leerlingen en werklieden , dan zal (liar de meeste vraag naar leerlingen ontstaan , waar de nijverheid het bloeiendst is. Is deze gedragslijn of te keuren 9 Brentano trekt het in twijfel , zich beroepende op de leer van Malthus. Men predikt den werkman zelfbeheersching ; men zegt hem dat zijn loon gedrukt wordt door het onmatig toenemen der bevolking ; men verlangt dat hij de arbeidsmarkt zal raadplegen , alvorens in het huwelijk te treden. Maar de meeste arbeiders luisteren niet naar dit alles. Zij weten wel dat het grootbrengen van kinderen geld kost , maar rekenen er op , dat de hunne , zoodra die een zekeren leeftijd hebben bereikt , belangrijk tot de inkomsten der huishouding zullen bijdragen. Is het dan niet weldadig dat er trades-unions zijn, die hen dwingen om op den toestand der arbeidsmarkt te letten, door slechts leerlingen toe te laten in die bedrijven I die aan versterking van werkkracht behoefte hebben ? Men moet de beperking van het getal leerlingen in verband brengen met den vasten regel , die onder de trades-unions bestaat , om slechts geoefende werklieden , menschen die een behoorlijk loon kunnen verdienen , als leden toe te laten, en om de concurrentie der niet-leden in de fabrieken zooveel mogelijk te weren. In ieder land vindt men een groot aantal ongeoefende arbeiders , die zich vroegtijdig in het huwelijk begeven , daar zij hun levenseischen zeer laag stellen. Hoe zullen nu de geoefende werklieden hun maatschappelijken toestand handhaven en verbe-
278 teren , wat zal de zelfbeheersching , de „moral restraint", die zij betrachten , hun baten , indien zij de concurrentie van de lagere soort van arbeiders en hun kinderen niet weren , voor zooveel als noodig blijkt ? — Wanneer is men in de Middeneeuwsche gilden begonnen met het aantal leerlingen to beperken ? Eerst in het midden der veertiende eeuw,, toen de toenemende concurrentie in sommige ambachten tot beperking van het getal der meesters begon to leiden ; in die ambachten echter , die zich in een bijzonderen bloei mochten verheugen , zijn de leerlingen altijd tot een onbeperkt getal toegelaten , gelijk zij thans onbepaald worden toegelaten in het zoo sterk bloeiende bouwvak. Heeft echter de beperking der leerlingen in den gildentijd nadeelig gewerkt ? In geenen deele , volgens Brentano; zij heeft het onmatig toenemen der bevolking belet. Hiermede is natuurlijk niet gezegd , dat er geen vereenigingen zijn, Welker statuten een geest van bekrompenheid en monopoliezucht openbaren ; onder de 860,000 leden van Trades-Unions zijn menschen van allerlei slag , dus ook kleingeestige lieden. Zoo vindt men bij de metselaars , steenhouwers en stukadoorsvereenigingen reglementen , die aan de bepalingen der gilden in haar laatste tijdperk herinneren. De twee eerstgenoemden hebben zelfs de hoeveelheid werk voorgeschreven , die een arbeider in een zeker tijdsverloop verrichten mag , en daardoor de trades-unions in het algemeen blootgesteld aan het verwijt, van in stellingen to zijn tot bevordering der luiheid. Dit verwijt is echter onverdiend ; het bedoelde voorschrift vindt men alleen bij de metselaars- en steenhouwersvereenigingen ; metselaars en steenhouwers nu zijn in alle landen een lui slag van yolk : spot men niet in Duitschland met „lVlaurerfleiss" ? Zoo de trades-unions in het algemeen luiheid aankweekten ,
279 zouden de Engelsche werklieden hun eernaam , van de vlijtigste arbeiders der wereld te zijn , reeds lang verloren hebben ! Wel verre van luiheid aan te kweeken , wekken zij onder hare leden een geest van opgewektheid, en strekken zij tot verhooging van hun verstandelijk en zedelijk peil. In de vergaderingen leeren zij zich met orde gedragen ; gevoelens eerbiedigen , waarin zij niet deelen ; vertrouwen stellen in elkander en in hun leidslieden ; zich onderwerpen aan hetgeen door de meerderheid besloten is. Daar ook worden zij gemeenzaam met vraagstukken , waarvan zij vroeger geen begrip hadden , en leeren zij hun individueele belangen , wanneer het noodig is , ten offer brengen aan de belangen van hun stand. Gelijkmatigheid en vastheid te geven aan de inkomsten harer leden is echter niet het eenige doel der trades-unions zij trachten ook in het algemeen den werkman tegen misbruik van gezag en verkeerde practijken van de zijde der ondernemers te beschermen. Men achte dusdanige bescherming niet overtollig ; zoovaak zij ontbreekt, staan de arbeiders weerloos tegenover de gewetenlooze maatregelen van hebzuchtige patroons. Onder de vrije werking van vraag en aanbod is er nog veel meer plaats voor willekeur,, misbruik van gezag en rechtsverkorting dan gewoonlijk wordt ondersteld, en het is zeer nuttig , zoo leert ons Brentano, dat er trades-unions zijn , die tegen al deze verkeerdheden een dam opwerpen. In sommige industrien b. v. bestaat bij de ondernemers de gewoonte van met tusschenpersonen contracten te sluiten voor de levering van zekere goederen ; vooral in de kleederindustrie is dit zeer gebruikelijk. Deze tusschenpersonen , vaak een onzedelijk soort van lieden , zijn bij den workman , die ze „sweaters" noemt , zeer gehaat ; zij verlagen zich tot practijken , die een fatsoenlijk fabriekant ver beneden zich zou achten. Geen
280 wonder dat de trades-unions zich overal tegen het behouden of aanstellen van zulke personen verzetten , de Londensche vereeniging van scheepstimmerlieden is in 1824 met geen ander doel ontstaan dan om ze te weren. En hoe wordt er soms gehandeld door opzichters ! Daar zijn er, die kroegen houden en slechts daar het loon willen uitbetalen , liefst zoo laat mogelijk in den avond ! Hoeveel gelegenheid tot rechtsverkorting der arbeiders bestaat er bovendien bij de berekening van stukloonen en boeten , en wat vermag een alleenstaand werkman om zijn recht te handhaven P Klaagt hij bij den patroon , dan maakt hij zich den opzichter tot vijand ; klaagt hij bij den rechter, dan vervalt hij in proceskosten die hij onmogelijk betalen kan. De arbeider heeft daarom de bescherming en den steun eener trades-union noodig , en hoe uitmuntend hebben vele vereenigingen in dit opzicht gewerkt ! Op haar aandrang is in 1842 een wet tot stand gekomen , die het uitbetalen van loon in kroegen verbiedt ; maar wat beteekent een wet , die niet wordt nageleefd , en zoo er geen trades-unions waren om haar naleving gestadig te eischen , zou deze wet een doode letter zijn. Het bekende truckstelsel is ook (sedert 1831) wettelijk verboden en Loch bestaat het nog op vele plaatsen ! De fabriekanten ontduiken het verbod , door de termijnen van loonsbetaling zeer lang te maken en aan hun werklieden , v6Or het verstrijken van iederen termijn, bons te geven op rekening van het loon , Welke bons natuurlijk slechts in de winkels der fabriekanten als geld worden aangenomen. In Wales en in Schotland, waar de werklieden niet zoo aaneengesloten zijn als elders, vindt men het truckstelsel in dezen norm schier nog overal , want slechts trades-unions kunnen zulke wetsovertredingen verhinderen. Waar zij bestaan , gevoelt de ondernemer dat er een macht tegenover hem is; hij
281 noch zijn plaatsvervanger durft zich onbillijke maatregelen jegens den werkman veroorloven; hij is gedwongen dezen te ontzien. Wordt een arbeider in zijn loon verkort , dan is er een vereeniging, die zijn proceskosten betalen zal , indien hij de bescherming der wet wil inroepen ; wordt hij onheusch behandeld , dan is diezelfde vereeniging daar om met een werkstaking te dreigen , zoo den verongelijkte geen recht geschiedt. Hoe gaat het bij het wegen der kolen in de mijnen , waar de arbeiders naar het gewicht worden betaald ? Er zijn controleurs om toe te zien , dat er eerlijk gewogen wordt ; maar trots alle controleurs wordt er toch oneerlijk gewogen , als de trades-unions daartegen niet waken. En hoe is het gesteld met de naleving der plaatselijke gebruiken betreffende het afdanken van werklieden ? Wat waarborgt den arbeider , dat zijn patroon niet op eens , willekeurig , met alle bestaande regels breken en hem onverwachts gedaan geven zal ? Kortom , waar geen vereeniging bestaat , die den minderen man tegen zijn meerderen beschermt , daar is de eerstgenoemde veel te afhankelijk van zijn loongevers om zich met nadruk te kunnen verzetten tegen slechte behandeling of misbruik van gezag. Bij geniis van trades-unions had er ook nooit sprake kunnen zijn van die verkorting der dagelijksche werkuren, die thans in Engeland in vele bedrijven plaats vindt en uitnemende vruchten draagt. Men verbeelde zich niet , zegt Brentano, dat de arbeiders daarvoor geijverd hebben met eenig ander doel, dan om, des noods bij mindere verdiensten , meer vrijen tijd te hebben ; immers de beweging tot vermindering der werkuren is het sterkst in de katoenindustrie , waar stukloon wordt gegeven ; en toen de werktuigmakers in New-Castle hun groote strike van 1871 tot verkorting van den normalen arbeidsdag ondernamen , stemden zij er in toe, dat de vermindering van den werktijd
282 met loonsvermindering zou gepaard gaan i ). Daarboven dringen de trades-unions in Engeland thans algemeen aan op betaling bij het uur , en dit bewijst toch wel, dat de beweging ten gunste van den korteren werkdag geen financieel doel heeft 2). Zij geschiedt, als men Brentano gelooven mag, hoofdzakelijk om redenen van gezondheid en om den arbeider in de gelegenheid to stellen , meer te doen voor zijn verstandelijke ontwikkeling. De Londensche letterzetters hebben een boekerij , die in 1868 uit 6000 deelen bestond , en de Trades-Unions ijveren sedert eenige jaren krachtig voor de oprichting van technische scholen voor den werkman. Schier elk nommer van de maandberichten der Vereenigde Timmerlieden en Kastenmakers betoogt de wenschelijkheid daarvan. Doze laatste vereeniging heeft op verschillende plaatsen openbare vergaderingen doen houden om de oprichting van technische scholen to bevorderen , en reeds hier en daar met goed gevolg. I) Deze bewering van Brentano sluit niet met andere berichten. In een, uit het engelsch vertaalde , brochure : „Zur Geschichte der englischen Arbeiteibeweging im Jahr° 1871," leest men, dat de arbeiders aanvankelijk vermindering van werktijd, zonder vermindering van loon hebben geeischt en zich eerst later , toen de strike reeds 4 maanden had geduurd , bereid hebben verklaard om voor minder werk minder loon te ontvangen. Zie t. a. p. bl. 13, 27 en 30. 2) Dit laatste argument is zwak Brentano vergeet de hoogere betaling voor overwerken. Opmerking verdient oak het vergelijk , dat een einde heeft gemaakt aan de groote werkstaking van 1871 to Newcastle : de werktijd zou den I Januari 1872 worden verminderd van 60 tot 54 uren per week, maar het dagloon zou onveranderd blijven , en tot overwerken verklaarden de arbeiders zich naar gelang der behoefte op de oude voorwaarden bereid. (Zie de aangehaalde brochure , bl. 34, en The spectator van 1871, bl. 1226.) De arbeiders krijgen dus sedert 1 Januari 1872 voor 54 uur werk het loon van 60 uur; vroeger begon het hoogere loon voor overwerken eerst na 10 uur , nu begint het reeds na -9 uur dagwerk. Financieel zijn alzoo de arbeiders zeer gebaat.
283 Men zal moeten toegeven dat de Engelsche ambachtsvereenigingen in Brentano een uitmuntenden advocaat hebben gevonden , al hare lichtzijden weet hij ons to doen opmerken en zelfs aan hare leelijkste pracktijken geeft hij een betere kleur. Geen verwijt bijkans , waartegen hij zijn client niet verdedigt. Spreekt men van de schandelijke middelen, waardoor sommige besturen van trades-unions hun gezag doen eerbiedigen , dan verzekett hij ons , dat die middelen slechts door zeer enkele vereenigingen worden aangewend en door de meesten levendig zijn afgekeurd. Herinnert men aan den tegenstand, dien de invoering van het stukloon bij vele trades-unions ontmoet, dan zegt hij dat men zich nog nergens verzet heeft tegen handhaving van het stukloon, en zijn invoering, waar het nog niet bestaat, alleen heeft bestreden, omdat daarmede in den regel een vermomde loonsvermindering is beproefd ; de patroons nemen steeds het werkvermogen der allerbeste arbeiders tot maatstaf. Tegen de verandering van dagloon in stukloon hebben de trades-unions hoegenaamd geen bezwaar, , als zij plaats vindt bij overeenkomst tusschen hen en de patroons. Beweert men dat deze vereenigingen , door haar gedurigen aandrang op hooger loon , den bloei der Engelsche industrie in gevaar brengen en dat met name de Londensche vereeniging van scheepstimmerlieden den scheepsbouw aan de Theems reeds een gevoeligen slag heeft toegebracht , dan merkt Brentano op dat aan de Clyde, waar de scheepsbouw zeer bloeiend is, de trades-unions juist zeer machtig zijn en dat, blijkens de Engelsche handelsstatistiek , de invoer van vreemde nijverheidsproducten , die in Engeland plegen vervaardigd to worden , geenszins toeneemt. Het is waar , Creuzot leverde voor eenige jaren 18 locomotieven aan de Great Eastern Railway; maar na dien tijd worden in Engeland zelf voor dien spoorweg, trots loonsverhooging , 40 lo-
284 comotieven vervaardigd. Veel gerucht is ook gemaakt van een invoer van zweedsche deuren en vensterramen in Engeland ; maar in drie jaren tijds heeft die invoer slechts uit drie ladingen bestaan, waarvan twee geen koopers hebben gevonden. Verwijt men eindelijk aan de trades-unions dat zij onhandelbaar zijn en altijd door werkstakingen, die de maatschappij in verwaring brengen , hun wenschen doordrijven , dan wijst hij op de levendige sympathie , die deze vereenigingen steeds hebben betoond voor de vorming van Boards, waarin arbeiders en patroons vertegenwoordigd zijn en die tot vreedzame oplossing van geschillen moeten dienen. Tallooze malen hebben zij bij het Parlement aangedrongen op de vestiging van zulke Boards van regeeringswege ; maar het parlement heeft nooit aan lien wensch voldaan ; ten slotte is toch , en wel op uitdrukkelijk verlangen der trades-unions , den 6 Augustus 1872 een wet tot stand gekomen , waarbij aan de uitspraken van scheidsrechters in gedingen tusschen arbeiders en patroons, tegenover alien die zich vooraf daaraan hebben onderworpen , de waarde wordt gegeven van een gerechtelijk vonnis '). Opmerkelijk noemt Brentano de bereidwilligheid , waarmede de werklieden altijd iedere uitspraak van onpartijdige scheidsrechters hebben aangenomen en de populariteit , die bet Engelsche parlementslid Mundella zich bij lien verworven heeft , door zijn ijver voor de oprichting van Boards
of Conciliation in alle deelen van het Rik. Indien de trades-unions iets anders verlangen dan een goede regeling der betrekkingen tusschen arbeiders en patroons, een regeling, waarbij niet het belang van een van beiden , maar slechts de billijkheid in het oog wordt gehouden, van waar 1) Men vindt een vertaling dezer wet (The Masters and Workmen Arbitration Act, 1872) bij Brentano: „Die Wissenschaftliche Leistung des Herrn Ludwig Bamberger ," p. 99-102.
285 dan hun ingenomenheid met het werk van Mundella en hun ijver voor het tot standkomen der Arbitration Act van 1872 ? Op deze wijze tracht ons Brentano ten gunste der Engelsche ambachtsvereenigingen te stemmen, en hulde moet men brengen aan het talent , dat hij daarbij ten toon spreidt. Ook zou het onbillijk zijn te ontkennen, dat het hem dikwijls gelukt onze kritiek te ontwapenen , en de algemeene indruk , dien zijn werk achter laat , is stellig deze , dat de trades-unions zoo slecht niet zijn, als zij menigmaal worden afgeschilderd. Met dat al blijft Brentano's boek in ons oog een pleidooi , en van een wetenschappelijk geschrift verwacht men iets anders dan dat het een pleitrede zjj. Daarbij is zijn verdediging der trades-unions bijwijlen zoo nalef , dat zij ons verbaast. Bit laatste geldt inzonderheid van hetgeen hij zegt over de beperking van het getal der leerlingen. Geen verstandig fabriekant zal aan leerlingen of onervaren werklieden een taak toevertrouwen , die slechts door geoefende arbeiders verricht kan worden. Indien dus de reglementen van een trades-union den fabriekant noodzaken om geoefende werklieden te gebruiken , waar hij met ongeoefende arbeiders of leerlingen kan volstaan , dan heeft er een krachtsverspilling plaats , die in geen geval ten goede kan komen aan de maatschappij , daar zij de productiekosten verhoogt. Hierdoor kunnen de belangen van enkelen bevorderd worden, nooit die van het algemeen. Ik zou er evenmin voor durven instaan dat de meeste trades-unions altijd zoo verstandig en oordeelkundig zijn Os Brentano ons wil doen gelooven 1 ). ,,In vele dier ver1 ) Zeer aannemelijk is de onderscheiding van Leroy-Beaulieu tusschen de gebruiken van locale en nationale vereenigingen. Men bedenke dat Brentano inzonderheid van een deter laatsten een studie heeft gemaakt , namelijk van de Amalgamated Engineers.
286 eenigingen , zoo leert ons J. S. Mill , behoort het tot de regels , dat er geen taakwerk zal verricht worden , dat er geen verschil van loon zal zijn tusschen de bekwaamste en de minstgeoefende werklieden , dat geen lid meer zal verdienen dan een zekere som per week , ten einde des te meer werk overschiete voor de anderen ; ook was de afschaffing van het stukwerken , onder zekere bepalingen , een van de voornaamste eischen der Amalgamated Society" '). Bij andere schrijvers Cairnes en Thornton bijvoorbeeld , vindt men soortgelijke verklaringen , en zoolang een nailer onderzoek niet de waarheid bevestigd heeft van Brentano's bewering , volgens Welke deze afkeurenswaardige regels slechts bij zeer enkele vereenigingen gevonden worden , kunnen wij niet aannemen wat hij ons te dien opzichte verzekert. Na alles wat in den laatsten tijd over de Engelsche tradesunions geschreven is , geloof ik dat dit onze slotsom moet zijn. Het zijn vereenigingen van werklieden , die zich ten doel stellen om de belangen harer leden tegenover de ondernemers en tegenover alle werklieden, die niet tot haar behooren , te behartigen. Zij trachten naar een maximum van loon in een minimum van tad en inzonderheid naar ePin vast en gelijkmatig loon. Werkstaking , of bedreiging daarmede , en wering van concurrentie zijn de middelen , waarvan zij zich daartoe bedienen ; schoon niet gesloten gelijk de gilden , noch door wettelijke bepalingen gesteund , passen zij tegenover alien, die niet tot haar behooren , dezelfde beginselen van uitsluiting toe als deze. Zij zoeken haar eigenbelang , ook waar dit in strijd is met de belangen van het algemeen. Waar dit laatste niet het geval is , kan haar invloed zeer nuttig zijn, inzonderheid om paal 1)
Principles (People's Ed.) p. 566.
287 en perk te stellen aan sommige misbruiken van ondernemers de trades-unions verminderen ongetwijfeld de afhankelijkheid , waarin de arbeider tegenover zijn patroon pleegt te verkeeren ; dock is er strijd van belangen , dan letten zij alleen op die , waarvoor zij bestemd zijn te waken. Zoomin als de gilden zijn zij revolutionair ; de bestaancre maatschappelijke ordening heeft niets van haar te vreezen , en naarmate hare leden toenemen in ontwikkeling en kennis, is het te verwachten dat hare reglementen en gebruiken verbeterd zullen worden. Kortom , wij hebben hier te doen met vereenigingen van menschen , die meerendeels tot de klasse der fatsoenlijke werklieden behooren ; wier opleiding niet gestrekt heeft om hun een ruimen blik te geven en ze van monopoliezucht vrij te houden ; menschen die een rustigen gang van zaken boven onrust en beweging , zachte middelen boven geweld verkiezen , maar die vastberaden en tot iedere opoffering in staat zijn ter verdediging van hetgeen zij hun belang achten. Aangaande een punt zijn alle schrijvers over de Engelsche trades-unions nagenoeg eenstemmig , hierin namelijk , dat in haar gedrag reeds verbetering valt waar te nemen. Ik heb op dit oogenblik voor mij liggen het verslag van een Congres van 130 afgevaardigden uit deze Vereenigingen , in Januari 1873 te Leeds gehouden , en de inhoud van dit stuk is inderdaad bemoedigend. Daaruit blijkt, hoe krachtig de trades-unions hebben bijgedragen tot de aanneming der Arbitration Act van 1872 en der wet van hetzelfde jaar, tot regeling van den mijnarbeid, en hoe zij te vergeefs hebben geijverd voor nieuwe en strengere bepalingen aangaande den fabrieksarbeid van vrouwen en kinderen. Gunstig verschillen de bier gevoerde debatten van die der ,,Internationale" Congressen ; geen spoor van socia-
288 lisme of communisme is er zichtbaar i ). Alles te zamen genomen geloof ik dus , dat er geen reden bestaat om zich wegens de Engelsche trades-unions erg te verontrusten. Gelijk alle menschelijke instellingen stichten zij goed en kwaad maar de goede elementen schijnen veld te winnen in haar midden en bij de nieuwere inrichting van het fabriekswezen , die geen plaats meer laat voor een intieme betrekking tusschen arbeiders en patroons heeft de werkman vermoedelijk den steun noodig van een krachtige vereeniging , zal hij niet weerloos staan tegenover zijn meester.
Wij
keuren den parlementairen
regeeringsvorm niet af, al zien wij menig parlement dwaasheden begaan en achten zelfbestuur weldadig , al zouden wider het bestuur van een despoot vele zaken beter loopen; buiten twijfel is voor den werkman de trades-union een oefenschool, waar hij over de belangen van zijn stand leert oordeelen. Dwaalt soms een arbeidersvereeniging in de keus der middelen , die haar belangen moeten bevorderen , dan heeft zij dit met het overige menschdom gemeen : door vallen en struikelen moeten wij alien wijs worden , en indien wij wachtten met te water te gaan totdat wij de kunst van zwemmen verstonden , dan bleven we steeds aan den vasten wal. 1 ) Even gunstig is het oordeel der pers over het volgende Congres, dat in Januari 1874 te Sheffield is gehouden , waar 200 afgevaardigden tegenwoordig waren en dezelfde beginselen bijval hebben gevonden. Zie „Der Arbeiterfreund" , XII Jaargang , Heft 1, bl. 28.
Werkstakingen en Arbeidsloonen.
Het gaat ons met ingewikkelde vraagstukken als met beroemde landschappen : men is nooit te vreden met het licht , waaronder men ze beschouwd , noch met het standpunt dat men uitgekozen heeft om ze goed te overzien van daar dat men er gedurig toe wederkeert , telkens in de verwachting van nu gelukkiger te zijn. Zulk een vraagstuk is het verband tusschen werkstakingen en arbeidsloonen Been wonder dat het stof tot denken- geeft , daar het schier het halve veld der economische wetenschap omvat. Men kan dit onderwerp niet grondig behandelen , zonder door te dringen in de leer van de verdeeling der stoffelijke welvaart een leer , die wederom ten nauwste samenhangt met de leer der prijzen. Zooals men weet , is vOor eenige jaren door den Engelschen schrijver Thornton een boek uitgegeven , waarin over het verband tusschen werkstakingen en arbeidsloonen nieuwe denkbeelden werden voorgedragen. De meesterlijke vorm , waarin die denkbeelden waren gegoten , de bijval dien John Stuart Mill terstond daaraan schonk , zijn erkentenis van door Thornton op een belangrijk punt van hetgeen hij een oude dwaling noemde geheel te zijn bekeerd , het gebrekkige of onvolledige eindelijk, dat enkele der theorien , 19
290 bleek aan te kleven, waartegen de nieuwe schrijver zich had gekant, dit alles was wel geschikt om ons voor Thornton's werk gunstig te stemmen en ons te doen gelooven , dat het de economische wetenschap mijlen verder had gebracht. Maar het is met Thornton's boek gegaan als met de waardeleer van Frederic Bastiat: het heeft niet gewonnen bij nadere kritiek. In des schrijvers redeneeringen zijn leemten en misgrepen ontdekt , die aan de juistheid harer uitkomsten deden twijfelen ; ook onder de scherpe beoordeeling van dien vaak uitnemenden denker, prof. Cairnes, in zijn onlangs verschenen werk : Some leading principles of political Economy , is menig betoog van Thornton bezweken. Toch heeft het boek ongetwijfeld nut gesticht , daar het den stoot gegeven heeft tot nieuwe onderzoekingen; maar juist ten gevolge dier onderzoekingen kunnen wij bij Thornton's resultaten niet langer blijven staan. Ik wensch derhalve het oude vraagstuk weder op te vatten , in de hoop van ditmaal een beter standpunt gekozen te hebben en met een helderder licht te zijn begunstigd. Waarin bestaat het vraagstuk P Er is niemand die beweert , dat het arbeidsloon , bij een gegeven productie , tot elk bedrag kan stijgen : zij die aannemen , dat werkstakingen een gunstigen invloed op den stand der loonen kunnen uitoefenen , geven onmiddellijk toe, dat er een wisselend maximum is , waarboven het loon zich niet verheffen kan. Aldus bijvoorbeeld Brentano '). Volgens hem is de bepaling van het loon wel een „machtsquaestie" tusschen arbeiders en ondernemers , maar slechts in beperten zin, want het loon kan niet dalen beneden het bedrag dat de werkman noodig heeft om met vrouw en kinderen te leven , noch stijgen boven het bedrag dat de ondernemer 1 ) Zur Kritik der Engl. Gewerkvereine p. 210.
291 geven kan zonder zijn bedrijf onvoordeelig te maken. Van de andere zijde wordt even volmondig erkend , dat werkstakingen in een bepaald bedrijf , dat om locale of andere redenen slechts weinig aan concurrentie is blootgesteld , wel degelijk een gunstigen invloed kunnen hebben op het loon ; men beweert alleen , dat een aldus verkregen loonsverhooging steeds tot nadeel strekt van de arbeiders in hetzelfde land , Wier loon niet vermeerderd is. Het vraagstuk loopt dus hierover : of het loon van alle arbeiders , die in een land aanwezig zijn, duurzaam tot een zeker maximum kan stijgen , zoo die arbeiders achtereenvolgens , onder bedreiging van werkstaking , op loonsverhooging aandringen ? Is het gemiddelde peil der loonen altijd zoo hoog als het op dat oogenblik wezen 16,n , indien niet vele werklieden worden afgedankt; of wordt het maximum slechts daar bereikt waar de arbeiders weigeren om voor minder te werken ? Men kan de vraag zelfs nog korter stellen : Is bij een gegeven economischen toestand der maatschappij en een gegeven aantal arbeiders, dat werk zoekt , meer dan een stand der loonen denkbaar ? 1. Alvorens de vraag . zelve te beantwoorden wensch ik het volgende te herinneren. Indien de arbeiders door samenspanning hun loon kunnen verhoogen , dan moeten zij er in kunnen slagen om of de grondrente , Of den interest, of de ondernemerswinst een Baling te doen ondergaan. Deze stelling gelijkt veel op een axioma en zij is het ook inderdaad. Aan de voortbrenging nemen slechts grondeigenaren , kapitalisten, ondernemers van allerlei soort, en werklieden deel ; al de verkregen goederen dienen tot belooning van hetgeen door elk dezer klassen tot de productie is 19*
292 bijgedragen ; de werklieden kunnen dus Been grooter aandeel ontvangen dan te voren , tenzij door de drie andere klassen , of door een van dezen , minder wordt genoten. Bestond er nog allerwege ruilhandel , werden alle goederen en diensten met andere diensten en goederen betaald, dan zou het ook niet noodig zijn onze stelling nader toetelichten of te betoogen. De opbrengst van een stuk lands b. v. zou dan waarschijnlijk in natura worden verdeeld en iedereen zou dan terstond bespeuren, dat, bij gelijke productie , het loon der arbeiders niet verhoogd kan worden , zonder dat de grondeigenaar of de pachter of beiden zich met een kleiner aandeel tevreden stellen. Nu echter alle prijzen in geld worden uitgedrukt en alle diensten met geld worden beloond , nu is (maudit argent ! zou Bastiat zeggen) een iets omslachtiger betoog noodzakelijk. Er zijn thans bedenkingen te wederleggen , bezwaren op te lossen. In een der beste economische tbdschriften , in het 16. deel van Hildebrand's „Jahrbiicher fur National-Okonomie and Statistik ," las men onlangs de volgende redeneering van denzelfden schrijver,, die ons in de vorige aanteekening heeft bezig gehouden , Prof. Brentano. Loonen , zoo wordt daar gezegd , zijn voor den ondernemer productiekosten; stijgen nu de loonen in het geheele land , dan worden de productiekosten van alle ondernemers verhoogd. Maar juist het algemeene dier verhooging maakt het den ondernemers mogelijk om voor hunne goederen hoogere prijzen te vragen , zoodat de loonsverhooging ten laste der verbruikers komt. Nu zijn wel is waar die verbruikers voor een groot deel werklieden; maar zij zijn ook grondeigenaren, kapitalisten, ambtenaren en ondernemers ; de prijsverhooging van de levensbenoodigdheden der werklieden zal dus niet geheel opwegen tegen de vermeerdering van hun loon. De overige kiassen der maatschappij zullen voor hun
293 geld minder goederen kunnen koopen dan vroeger , er zullen dus meer goederen beschikbaar zijn voor de arbeiders. Ook vreeze men niet dat de vraag voor producten ten gevolge der prijsverhooging zal afnemen , wat de hoogere Standen minder vragen , zullen de arbeiders meer vragen. Slechts de acrd der vraag zal veranderen , niet haar omvang. Deze redeneering schijnt wellicht bij den eersten aanblik diepzinnig en ingewikkeld , brengen wij haar echter in een anderen vorm , dan zal zij hoogst eenvoudig blijken. Laat de prijs van een product — ziedaar wat Brentano moet bedoelen — f 100 zijn , en voor f 70 uit arbeidsloon , voor f 30 uit grondrente , interest en winst zijn samengesteld ; stijgt nu het loon 50 percent en wordt de prijs met het meerdere loon verhoogd, dan zal men voor het product , datf 100 kostte , 135 moeten geven. De arbeider zal dan wel voor dat
f
product en voor soortgelijke goederen 35 percent meer moeten betalen, doch nu zijn loon met 50 percent is gestegen, zal hij altijd nog gewonnen hebben. — De kunstgreep van Brentano bestaat dus hierin , dat hij, bij een algemeene loonsverhooging, de grondeigenaars , kapitalisten en ondernemers hetzelfde geldelijk inkomen laat behouden , dat zij vroeger bezaten. Maar indien alle klassen der maatschappij , behalve de werklieden , bij een algemeene prijsverhooging, slechts evenveel in geld ontvangen als voorheen , dan ontvangen zij inderdaad minder in goederen. De voet van verdeeling der maatschappelijke inkomsten zal dan inderdaad veranderd zijn. Gelooft Brentano dat zulk een verandering door samenspanning der arbeiders kan worden teweeg gebracht , dan verkiare hij dit ronduit ; doch hij make zich zelven en anderen niet diets , dat de voet van verdeeling onveranderd zou zijn gebleven , indien een algemeene prijsverhooging de grondeigenaars , kapitalisten en ondernemers in het genot der z6lfde geldelijke
294 ink omsten gelaten had, die zij vroeger bezaten. Zen b. v. de gemiddelde ondernemerswinsten 10 percent over het bestede kapitaal, dan zal iemands winst tot 9 percent verminderd zijn, indien hij , ondanks een algemeene prijsverhooging van 10 percent , slechts evenveel in geld blip ontvangen als voorheen. Is de rentestand 5 percent , dan zal de rente in het onderstelde geval tot 4i percent zijn gedaald. Brentano heeft dus onwillekeurig het bewijs geleverd voor de stelling die wij straks hebben voorgedragen ; hij heeft ons op nieuw aangetoond , dat de arbeiders alleen dan door samenspanning hun loon kunnen verhoogen , indien het hun gelukken kan om of de grondrente , of den interest of de ondernemerswinst te doen dalen. Het economisch proces , dat hij ons schildert , is daarbij nog al zonderling. De prijzen van alle goederen zouden stijgen , doch geen vermindering van vraag voor producten zou daaruit volgen. De buitenlandsche verbruikers van goederen die in het land , waar de loonen gestegen zijn, vervaardigd worden , zouden dus terstond bereid zijn om dezelfde hoeveelheden als vroeger tot verhoogde prijzen te koopen! Ook zou de prijsverhooging geen invoer van vreemde producten teweeg brengen , en die invoer , indien hij plaats greep , niet zoodanigen uitv oer van edel metaal veroorzaken , als weldra de waarde van het geld verhoogen , de prijzen van alle goederen en diensten tot het oude peil verlagen zou! Brentano denkt niet aan dit alles en het moet dus erkend warden, dat hij de quaestie weinig verder brengt. In plaats van het probleem flink aan te grijpen na het zoo scherp mogelijk te hebben geformuleerd , ontwijkt hij het en schildert hij ons een economisch proces, dat in werkelijkheid nooit kan plaats grit.jpen , daar het vol is van innerlijke tegenstrijdigheden.
295
2. Door het voorgaande heb ik duidelijk willen maken , in welke richting ons onderzoek zich moet bewegen. Is de verdeeling van het maatschappelijk inkomen tot op zekere hoogte een machtsquaestie tusschen de participanten P Kunnen de arbeiders door onderlinge-samenspanning hetzij de grondrente , hetzij de kapitaalrente of interest , hetzij de ondernemerswinst doen dalen ? Wij moeten dit achtereenvolgens van elk dezer drie soorten van inkomsten onderzoeken. Gaan wij telkens van de onderstelling uit dat de arbeidsloonen inderdaad kunstmatig verhoogd zijn en laat ons dan nagaan of die verhooging duurzaam kan wezen. 1. Grondrente. Onder grondrente verstaat men , zooals bekend is , de inkomsten van den grondeigenaar als zoodanig is de grond verhuurd , dan wordt haar bedrag vrij nauwkeurig uitgedrukt door de zuivere pachtwaarde en in dit betoog kunnen wij den term grondrente veilig door dien van
kunstmatige verhooging der arbeidsloonen duurzaam de paeht-
pachtsont vervangen. Is het nu denkbaar dat een waarde der landerijen vermindert P Om deze vraag to beantwoorden moet men
w awn , waar,
van de pachtwaarde afhankeliA lis en-lrieromtrent behoeven lid I li-Osti61'-Wfi lid lthiike9 "M wij ni et lanq de voorttiefigiik nthii4S4sTili'st'1516061idii), -WiMbV 1464clitilf)difd d&Al V61 tar 'gronicibi t.' iiAlitatiVY . il We* #' "'de 11(61' ere e Ihirt0fib, lh,StIL46 Ofvoi0 hider'' 256' ; ' 12 id 611 &MO '29'6 k gith'i' { 111.6111 1 +Ole ibsithii fb'iy en nadat de kapitalist ziffi l f6AWA fighVr
296 lijke winst heeft genoten , voor den bezitter van het eerie land nog f 100 , voor dien van het tweede f 50 , voor dien van het derde f 10 overblijven. Dat overblijfsel nu is de grondrente ; met het voile bedrag daarvan wordt de pachtsom voldaan. Het bedrag dezer laatste hangt dus of van het verschil tusschen de productiekosten en de waarde der bruto-opbrengst van elken grond. Een verhooging van arbeidsloonen , een daling van de prjzen der landbouwproducten , vermindert de grondrente ; het omgekeerde doet haar stijgen. Nu bedenke men wel , dat er in ieder land zekere gronden zijn, die nauwelijks eenige grondrente opbrengen. Soms liggen die gronden onder andere verspreid en zijn zij met deze gezamenlijk verpacht ; in dat geval heeft echter de pachter bij het sluiten van zijn contract hun slechte hoedanigheid in aanmerking genomen , en hoewel de pachtsom zO6veel per bunder bedraagt , wordt voor die slechte stukken zoo goed als nets betaald ; waren zij er niet , de pachtsom per bunder zou hooger zijn. Soms worden ook zeer slechte gronden afzonderlijk verhuurd en dan blijkt hun geringe waarde zeer duidelijk : het onlangs verschenen Domesdayboole van Schotland vermeldt gronden , die slechts een shilling per acre, f 1,50 per bunder opbrengen. Stijgen nu de productiekosten zonder gepaard to gaan met een evenredige stijging der prijzen , dan kan de bebouwing dezer gronden voor niemand rekening geven en zij worden dus verlaten. Maar wanneer een aantal gronden verlaten wordt, vermindert de behoefte aan werkkrachten terstond , en gebeurt dit , dan is een daling der loonen onvermijdelijk. Indien dus de loonen der landbouwarbeiders kunstmatig zijn opgedreven , dan kan de opdrijving geen stand houden ; zij zullen weldra tot het oude peil moeten terugkeeren.
297 Men kan deze redeneering graphisch voorstellen en dan wordt zij , geloof ik , nself-evident."
H'
A
---..0
- --T1
E
H
F
G' ---- --. ,-'‘ G
Het hier geteekende vierkant vertegenwoordigt de brutoopbrengst van een geheele streek , verdeeld in zes gelijke deelen , die door A—F worden aangegeven. Het
grond , die weinig productiekosten vereischt ; de grootste helft van A gaat dus als pachtsom aan den eigenaar. Het gedeelte B vereischt meer kosten ; een kleiner stuk daarvan
gedeelte A wordt voortgebraeht op zeer goeden
komt dus den eigenaar ten goede. Het gedeelte F eindelijk wordt schier geheel door productiekosten verslonden ; de huurders der gronden , waarop dat gedeelte wordt voortgebracht , kunnen dus slechts een zeer geringe pacht voldoen. Door de lijn Gil wordt dit alles uitgedrukt. Zij doorsnijdt ieder stuk in twee helften : de laagste geeft te kunnen, wat voor vergoeding van productiekosten, alles inbegrepen , dienen moet , de hoogste wat voor pacht of grondrente overblijft. Hoeveel arbeiders zal nu de landbouw in die streek vereischen ? Immers juist zooveel , als er noodig zijn om het geheele vierkant voorttebrengen , geen enkelen meer of minder. Maar onderstellen wij thans dat de arbeiders er door samenspanning in slagen om hun loon te verhoogen ; zal dan de behoefte aan werkkrachten dezelfde
298 blijven ? De loop der hulplijn G' hooger doorsnijdt
, die het vlak iets
't geen een vermeerdering van pro-
ductiekosten aanduidt leert ons die vraag ontkennend beantwoorden. Het gedeelte F kan nu geen rekening meer geven; niet alleen laat het geen voordeel aan den grondeigenaar,, maar zelfs niet aan den pachter. Er zullen dus op den duur juist zooveel arbeiders worden afgedankt , als noodig waren om F voorttebrengen , en eerst dan kunnen al deze lieden weder geplaatst -worden , wanneer het loon tot het oude peil wordt verlaagd. Wanneer men dus zegt : „de loonen der veldarbeiders kunnen zeer wel stijgen ; de boeren zullen dan alleen wat minder pacht betalen ," zoo zegt men een ongerijmdheid men vergeet dan dat er gronden zijn , die te nauwernood eenige pacht opbrengen , en welker bebouwing , bij een algemeene rijzing der loonen , terstond verlies zou geven. De behoefte aan werkkracht voor den landbouw wordt bepaald door den arbeid , welke noodig is om alle gronden te bebouwen die maar eenigermate rekening kunnen geven. Stijgt het loon , dan vermindert het aantal dier gronden onmiddelljk. Een bepaald getal veldarbeiders kan dus op elk gegeven tijdstip slechts Wei k vinden tot een bepaald loon. Onze graphische voorstelling stelt ons ook in staat om aan te toonen, welke oorzaken een duurzame loonsverhooging kunnen teweegbrengen. Laat er b. v. een vermindering plaats vinden in het aantal werklieden , dan zal een verhooging der lijn Gil mogelijk zijn ; het gedeelte F zal dan wel niet met voordeel geproduceerd kunnen worden, maar men zal dit gedeelte dan ook riiet noodig hebben. Of laat er een vermindefingTlaatswinden in de kosten van vervoer daaltidWitiffiCiffini§(§4i6d aanmerkelijk; cztiji zal/ zieh initde riehting van 1i vender
299 kunnen uitstrekken ; er zullen meer arbeiders gevraagd worden , zoodat het loon zal stijgen. Hetzelfde zal geschieden , indien door betere productie elk der parallellogrammen A—F wordt verlengd. Door al deze omstandigheden kan de toestand der veldarbeiders verbeteren. Zoodanige verbetering kan echter niet worden verwacht van kunstmiddelen, die en het aantal arbeiders , en de zuivere opbrengst van den grond onveranderd laten. 1) 2. Kapitaalrente 2). Maar kunnen de werklieden door samenspanning er niet in slagen om hun loon te verhoogen ten koste van het inkomen der kapitalisten? Kunnen zij geen vermindering teweeg brengen in den rentestand ? Ook dit zal na eenig onderzoek onmogelijk blijken. Om onze tack to vereenvoudigen willen wij ten eerste onderstellen dat alle arbeid en alle kapitalen slechts gebruikt worden tot voortbrenging , verplaatsing of verwerking van goederen ; een onderstelling die geen schade kan doen aan ons betoog , daar verre de meeste kapitalen en de meeste arbeid voor dat Joel worden aangewend. Ten tweede willen wij de ondernemerswinst .als een soort van arbeidsloon beschouwen ; de vraag , inhoever to Karen koste het loon kan stijgen , zal straks ■•■••••■I
1) Men houde nog twee dingen in het oog. 1° Bouwland vereischt veel meer arbeiders dan weiland ; door loonsverhooging wordt echter de omzetting van bouwland in weiland bevorderd. 2° De gestadige vermeerdering der bevolking vereischt een gestadige uitbreiding der kultuur,, hetzij intensief hetzij extentief. Nu zijn er altijd landontginningen of landverbeteringen , die juist genoeg voordeel kunnen geven , maar ook niet meer dan genoeg , om te worden ondernomen, maar door iedere loonsverhooging, hoe gering ook , onmogelijk worden gemaakt. Ook dit rechtvaardigt het besluit , waartoe wij gekomen zijn. 2) Hetgeen hier sub II volgt , is slechts verkorte reproductie en toepassing van hetgeen Mr. W. C. Moos heeft betoogd in zijn werk „Eenige Hoofdstukken der Staathuishoudkun.de" , bl. 108 —143,
300 afzonderlijk worden behandeld. Wij staan dus voor dit probleem : kapitalisten en werklieden gezamenlijk genieten door productieven arbeid een zeker inkomen; kan nu door onderlinge samenspanning de arbeidersklasse haar aandeel van dat inkomen, ten koste van het aandeel der kapitalisten, vergrooten Dat er een gestadig aanbod is , zoo wel van kapitaaldienst als van arbeid, behoeft niet betoogd te worden; maar het kan nuttig zijn nog eens te herinneren , hoe de vraag naar beiden zich ten slotte openbaart. Zij openbaart zich in vraag naar producten. Men kan geen voorwerp , hoe onbeduidend ook , koopen , of men betaalt op dat oogenblik eenigen arbeid en eenige kapitaaldienst. Want waaruit bestaan de kostprijzen van alle goederen , afgezien van het bestanddeel grondrente Immers uit niets antlers dan kapitaalrente en arbeidsloon. Men kieze tot voorbeeld een houten tafel. De grondstof, het hout , is verkregen door arbeid , arbeiders hebben haar vervoerd , verscheept en ter markt gebracht, arbeiders hebben er een tafel van gemaakt. Maar al die arbeid is bijgestaan door kapitaal. Kapitaal moest de werklieden onderhouden , zoolang hun voortbrengsel niet was verkocht. De spoorwagens , de schepen , de karren, die bij het vervoer zijn gebruikt , waren kapitaal. Kapitaal waren ook de werktuigen en toestellen , met behulp waarvan een gedeelte van een boom van lieverlede in een tafel is herschapen. Van analyse tot analyse voortgaande en de ondernemers als werklieden beschouwende , zal men dus vinden , dat de kostprijzen van alle goederen, voor zoover zij geen grondrente bevatten , uit louter arbeidsloon en kapitaalrente zijn samengesteld. Tegenover het aanbod van kapitaaldienst en arbeid staat dus een regelmatige vraag naar die beiden , een vraag die zich ten slotte openbaart in vraag naar producten.
301 Maar niet alle goederen-prijzen bevatten een gelijke evenredigheid van kapitaalrente en arbeidsloon; de prijs van het eene artikel bevat meer van het eerste , die van het andere meer van het tweede bestanddeel. Een artikel dat uit verre streken is aangevoerd , of geruimen tijd bewaard moest worden eer het geschikt was voor verbruik , of dat zelf, zoomin als de grondstof waaruit het vervaardigd is , kan worden voortgebracht zonder kostbare werktuigen , welker samenstelling misschien evenzeer een langdurigen arbeid heeft gekost , zulk een artikel vordert meer kapitaaldienst dan een ander , dat door handenarbeid verkregen en terstond , na geproduceerd to zijn op de plaats van verbruik ter markt gekomen is. Ook is er nog iets, dat wij wel in het oog moeten houden , namelijk dat er zeer vele goederen zijn , die men , technisch gesproken , op tweederlei wijze kan voortbrengen : met behulp van veel kapitaal en van weinig arbeid , of van veel arbeid en weinig kapitaal. Heeft men zich dat alles duidelijk voor den geest geroepen, zoo begrijpt men terstond , dat de kostprijs van een artikel , welks voortbrenging veel kapitaaldienst en weinig arbeid vordert , door een verlaging van den rentestand en een rijzing der loonen geheel anders zal worden aangedaan dan de kostprijs van een ander artikel, dat veel arbeid en weinig kapitaaldienst vordert. Dit verschil is echter nog grooter dan het oppervlakkig schijnt en wel ten gevolge der omstandigheid , dat de gezamenlijke kapitaalinkomsten in ieder land uit den aard der zaak een kleiner bedrag uitmaken dan de gezamenlijke arbeidsloonen. Dientengevolge kan de rentestand misschien tot de helft dalen, terwijl het dagloon slechts met 5 vermeerdert , gelijk de volgende hypothetische cijfers zullen aantoonen.
302 Men noeme de gezamenlijke inkomsten van alle arbeiders en kapitalisten 100, waarvan de arbeiders 70, de kapitalisten 30 genieten. Verminderen nu de kapitaalinkomsten tot 15 , dan zullen de arbeiders 85 ontvangen. De rentestand zal dan 50 percent gedaald, het loon zal ongeveer 20 percent gestegen zijn. De kostprijzen van verschillende soorten van goederen , afgezien van de grondrente , zullen dan aldus worden gewijzigd : Art. X, kostende f 140, waarvan f 40 arbeidsl. en (100 kapitaalrente „. „ 50 „, „ 48 „ zal dalen tot • • „ 98, 17
Art. IJ, kostende „ 140, zal blijven op .. „ 140, Art. Z, kostende „ 140, zal stijgen tot. . , 161,
77
71
11
11
„ 100 120 „
„130 156 „
71
71
17
17 77
/7
77 71
11
17
77
40 20 10
17
77
/7
5
Elke verandering in de prijsverhouding tusschen kapitaaldienst en arbeidsloon spiegelt zich dus of in eene verandering van de kostprijzen der goederen. Maar waardoor wordt die prijsverhouding zelve geregeld ? Met deze vraag zijn wij genaderd tot in het hart der quaestie die ons bezig houdt. Hare beantwoording kan echter thans niet moeielijk meer vallen. Wij hebben gezien dat er een gestadig aanbod is van kapitaaldienst en van arbeid. Wij hebben tevens gezien dat er een gestadige vraag is naar die beiden , zich ten slotte openbarende in vraag naar producten. Dat aanbod en die vraag nu moeten elkander volkomen dekken. De prijs van kapitaaldienst moet zoodanig wezen , dat hij een vraag naar kapitaaldienst uitlokt , die met het aanbod daarvan geheel overeenstemt, en hetzelfde is waar van den prijs van arbeid; want anders zou op den dour een aantal kapitalen onbelegd , een aantal arbeiders zonder werk blijven.
303 Hoe die overeenstemming verkregen kan worden , blijkt uit het voorgaande. Vermeerdering van vraag naar kapitaaldienst, bij voorbeeld , gepaard gaande met vermindering van vraag naar arbeid, goschiedt ten eerste door verplaatsing van de vraag naar producten. Men lette slechts op het straks gekozen voorbeeld : wordt van X meer gevraagd en van Z minder, dan is de vraag naar kapitaaldienst toegenomen ten koste van de vraag naar arbeid. Maar hetzelfde kan nog op een andere wijze gebeuren ; immers wij hebben gezien dat zeer vele goederen , technisch gesproken , zoowel met behulp van veel kapitaal en van weinig arbeid , als van veel arbeid en weinig kapitaal voortgebracht kunnen worden. Artikel Z kan zulk een artikel zijn ; het kan misschien ook verkregen worden voorf 30 arbeidsloon en
f
120 kapitaalrente.
Stijgt nu het loon en daalt de rente in de onderstelde evenredigheden , dan zal men het kunnen verkregen voor f 36 arbeidsloon en 60 kapitaalrente, dus voor 96. Ter-
f
f
wijl het dus vroeger geen voordeel gaf om dat artikel met veel kapitaaldienst en weinig arbeid voorttebrengen , kan dit nu zeer voordeelig zijn geworden. De vraag naar kapitaaldienst is dus evenmin absoluut als de vraag naar arbeid. De betrekkelijke hoeveelheid , die er van gevraagd wordt , hangt of van den prijs , dien men er voor betalen moet. Is kapitaaldienst duur geworden in verhouding tot arbeid, dan vermindert de vraag voor genen in verhouding tot die voor laatstgenoemden ; is arbeid duur geworden in verhouding tot kapitaaldienst, dan geschiedt het omgekeerde. Aldus worden vraag en aanbod met elkander in overeenstemming gebracht. Tijdelijk kan hun evenwicht worden verbroken , doch telkens moet het zich weder herstellen. Herstelde het zich niet , dan zouden , gelijk ik reeds opmerkte , een aantal arbeiders zonder loon of een aantal kapitalen onbelegd
304 blijven , lets dat wij wel tijdelijk , maar niet op den duur zien gebeuren. Ook herstelt zich het evenwicht niet enkel door een verandering in de vraag , het herstelt zich ook — en dit versterkt het proces -- door een verandering in het aanbod. Daalt het loon beneden een zeker peil, dan vermindert de arbeidersbevolking , stijgt het aanmerkelijk , dan klimt zij na eenigen tad. Zoo kan ook door uit- of invoer van kapitaal en door meerdere of mindere kapitaalvorming in het aanbod van kapitaaldienst verandering komen. De quaestie , die ons bezig hield , is nu , naar ik meen , voor oplossing vatbaar. In het straks gekozen voorbeeld onderstelden wij een daling in de rente van 50 , een rijzing in het loon van ruim 20 percent , hetgeen voor goederen als artikel een prijsverlaging van 30, voor goederen als artikel Z een prijsverhooging van 15 percent insloot. Gesteld dat zulk een verandering werkelijk plaats grijpt , kan zij dan stand houden P Men gevoelt terstond dat dit uitsluitend hiervan afhangt , of de hoeveelheid kapitaal in verhouding tot het getal arbeiders een vermeerdering heeft ondergaan. Na zulk een vermeerdering kunnen vraag en aanbod van kapitaaldienst niet langer op den ouden prijs met elkander in evenwicht blijven , want tot dien prijs werd een hoeveelheid kapitaaldienst gevraagd , die door de thans aangebodene wordt overtroffen , en de daling van X in verband met de rijzing van Z zal dan een der middelen zijn om het verbroken evenwicht to herstellen. Daalt echter de rente zonder gelijktijdige verhooging van arbeidsloonen, dan worden alle goederen zonder onderscheid beter koop; dan vermeerdert dus de vraag naar goederen, en daarmede de vraag naar arbeid. Bijgevolg kunnen vraag en aanbod van arbeid evenrnin op den ouden prijs met elkander in evenwicht komen; een verhooging van dien prijs is derhalve noodzakelijk. Gelijk de daling
305 van Z in verband met de rijzing van X het evenwicht herstelde tusschen vraag en aanbod van kapitaal, zoo zal de rijzing van X in verband met de Baling van Z het evenwicht tusschen vraag en aanbod van arbeid herstellen. Indien dus de renteverlaging en loonsverhooging door vermeerdering van kapitaal of vermindering van arbeiders zijn te weeg gebracht , zullen zij ongetwijfeld stand houden , zij het ook misschien niet in die mate , waarin zij aanyankelijk hebben plaats gegrepen. Maar zullen zij ook stand houden , indien zij het gevolg zijn van samenspanning tusschen de werklieden ? Immers neen. De vraag naar goederen, die tot de klasse X behooreri, zal dan aanzienlijk toenemen ; er zal in het algemeen tot den verlaagden prijs meer kapitaaldienst worden geyraagd ; doch er zal geen grooter kapitaal aanwezig zijn om die vermeerderde vraag te bevredigen , zoodat de rente spoedig tot het oude peil zal stijgen. De vraag naar goederen , Welker kostprijzen hoofdzakelijk uit arbeidsloon bestaan , zal afnemen; doch er zal geen vermindering hebben plaats gegrepen in het aantal arbeiders ; zeer vele van deze zullen geen werk meer vinden : het loon zal dus spoedig tot het oude peil moeten dalen. Waarom in beide gevallen juist het oude peil weder bereikt moet worden, zal geen toelichting noodig hebben ; zoolang dit niet is geschied kunnen vraag en aanbod, noch van kapitaaldienst noch van arbeid, met elkander in evenwicht zijn. 1k geloof dat hiermede ook een redeneering wederlegd is van Thornton , die , ik elken het gaarne, weleer ook op mij veel indruk heeft gemaakt. De werklieden , zegt hij , verkeeren gewoonlijk in zulk een toestand , dat zij elken dag loon moeten verdienen om te kunnen leven. Alle handelswaren kan men onverkocht laten , totdat een betere gesteldheid der markt zal zijn ingetreden , maar 20
306 arbeid niet ; deze moet dadelijk verkocht worden voor den besten pros die er op een gegeven oogenblik voor te bedingen is. De toestand der werklieden is dus steeds gelijk aan dien van een koopman , die gedwongen is om zijn goederen te gelde te maken ; bijgevolg zal hun loon, zoolang zij niet door krachtige trades-unions worden gesteund , zeer laag blijven. — Thornton vergeet hier geheel , dat laag arbeidsloon slechts een andere term is voor hooge kapitaalrente, wanneer althans loon en rente beiden niet gering zijn ten gevolge van onvoldoende productie. Lage arbeidsloonen en hooge kapitaalrente maken echter alle goederen , die veel kapitaaldienst vereischen, duur,, en alle goederen die veel arbeid vereischen goedkoop ; zij temperen dus de vraag naar kapitaal , terwiji zij de vraag naar arbeid vermeerderen. Een van beiden moet nu waar zijn. Of bij de hooge rente en de lage arbeidsloonen zijn vraag en aanbod, zoowel van arbeid als van kapitaaldienst, met elkander in evenwicht ; maar dan is het loon niet onnatuurlijk gedrukt , dan zou het niet hooger kunnen zijn dan het is. Of er is geen evenwicht, maar dan moet na eenigen tijd het loon ook stijgen , de rente dalen. Wat Thornton onderstelt, blijkt dus een volslagen onmogelijkheld te zijn ; hij onderstelt namelijk een steeds verbroken evenwicht tusschen vraag en az,nbod en van kapitaal en van arbeid. Men zal mij echter herinneren , dat de geheele equatieleer waarop dit betoog rust, door Thornton wordt verworpen. Vraag en aanbod, zegt hij , dekken elkander volstrekt niet altijd volkomen. Iemand heeft een paard te verkoopen voor f 600; laten er nu twee, drie , ja laten er twintig personen zijn, die voor dat paard f 600 willen geven ; zoolang geen van hen iets meer geeft dan den genoemden prijs , zal het paard slechts f 600 opbrengen ; de vraag van velen
307 zal dan eenvoudig onbevredigd blijven. Verschillende voorbeelden van gelijke strekking worden door hem aangevoerd. Hij wil daarmede betoogen , dat de gevraagde en aangeboden hoeveelheden in vele gevallen niet met elkander in evenwicht zijn gebra'cht , wanneer zekere voorwerpen tot den hoogsten marktprijs verkocht zijn. Maar wat heeft Thornton hiermede bewezen P Hij heeft bewezen dat de vraag, in weerwil van prijsverhooging, soms grooter kan blijven dan het aanbod, ten opzichte van bepaalde voortverpen op een zeer beperkte markt. 1VIaar als twintig personen ieder een paard noodig hebben en de vraag van negentien dezer lieden onbevredigd is gebleven , zullen deze negentien lieden zich waarschijnlijk elders van paarden voorzien , en zoo geen hunner meer dan f 600 kan besteden , zullen zij des noods zich tevreden stellen met paarden van een mindere hoedanigheid dan die van het beest , dat zij aanvankelijk wilden koopen. Hoe uitgebreider een markt is , hoe minder zulke gevallen , als door Thornton zijn gesteld , zich zullen voordoen , want hoe meer verscheidenheid er zijn zal van behoefte , koopvermogen en aanbod. Nu hebben wij echter in het betoog , dat voorafging , niet gesproken van een markt van een enkele soort van voorwerpen wij dachten ons de uitgebreidste markt die men zich kan voorstellen , wij spraken van arbeid en kapitaaldienst. Er bestaat dus weinig gevaar,, dat het verwaarloozen van Thornton's bedenking ons op een dwaalspoor heeft gebracht , en wat ooze gerustheid to lien opzichte vermeerdert , is de overweging , dat die bedenking al de stellingen onaangetast laat , waarop wij ons bij voorkeur hebben beroepen. Thornton heeft niet bewezen dat prijsverlaging geen vermeerdering , prijsverhooging geen vermindering van vraag veroorzaakt , en juist hierop kwam het aan. Zijn bezwaren zijn wel niet onge20*
308 grond en verdienen behartigd te worden, zoodra het ons te doen is om een zeer nauwkeurige uitdrukking der equatieleer. Hun gewicht evenwel heeft hij sterk overdreven , en bij de behandeling van het vraagstuk , of de werklieden zich door samenspanning een grooter aandeel kunnen verschaffen in bet maatschappelijk inkomen , kunnen zij geheel veronachtzaamd warden. Nog eene bedenking , die misschien . bij dezen of genen rijzen zal , wensch ik op te lossen. Wij hebben steeds gesproken van kapitaal en arbeid in het algemeen kunnen nu de resultaten , waartoe wij zijn gekomen , ook ophouden waar te zijn , zoodra wij ze willen toepassen op een bepaald land ? 1k geloof eerder het tegendeel. Kunstmatige loonsverhooging en verlaging van rente , aangenomen reeds dat die in een enkel land mogelijk waren , zouden nog veel eerder voor een herstel van den voormaligen toestand moeten wijken, indien zij zich tot dat eene land bepaalden. De verandering toch, die daardoor zou ontstaan in de kostprijzen van alle goederen, zou de buitenlandsche vraag doen toenemen voor alles wat veel kapitaaldienst , afnemen voor alles wat veel arbeidsloon vordert. Daarentegen zou de invoer der eerstgenoemde soort van goederen even sterk verminderen als die der laatstgenoemde vermeerderen zou. Hoe levendiger het verkeer met het buitenland vroeger ware, hoe meer de veranderde prijsverhouding tusschen kapitaaldienst en arbeid zich zou doen gevoelen dat verkeer zou niet behoeven te verminderen , maar het zou andere voorwerpen kiezen. Men zou in sommige goederen beter,, in andere minder goed met naburige volken kunnen concurreeren. Door ons niet to bepalen tot een enkel land, maar de onmogelijkheid aan te toonen van een algemeene loonsverhooging ten koste der kapitaalrente door samenspanning tusschen de werklieden , hebben wij onze taak dus niet ver-
309 eenvoudigd. Blijven loon en rente elders onveranderd , dan kunnen zij nog minder kunstmatig worden gewijzigd in een bepaald land ; want bij de versterking der binnenlandsche vraag voor kapitaaldienst voegt zich dan de buitenlandsche , en bij de verzwakking der binnenlandsche vraag voor arbeid voegt zich het vermeerderd aanbod uit den vreemde van goederen , welker kostprijs arbeidsloon tot hoofdbestanddeel heeft. 3. Ondernemerswinst. Wij hebben nu ten slotte te onderzoeken of kunstmatige loonsverhooging ook mogelijk is ten koste der ondernemerswinst. Om het tegendeel te ,bewijzen , geeft Cairnes een practisch argument , dat mij reeds zeer afdoende voorkomt. Hoe meer de arbeiders zich ophouden met werkstakingen , zegt hij , hoe meer gevaren elke onderneming zal opleveren. Ten slotte zullen alle ondernemers bij de berekening hunner prijzen een vasten post op hun budget van uitgaven brengen : mogelijke schade wegens werkstaking; met het bedrag daarvan zal hun bruto winst worden verhoogd. — 1k geloof dat Cairnes volkomen gelijk heeft. Een aannemer heeft een werk aanvaard en zich onder boete verplicht om het binnen een bepaalden tijd of te leveren. Kort daarop staakt zijn yolk den arbeid; hij verliest veel geld en het bedrag der boete daarenboven. Een tweede maal gebeurt hem dat weder,, misschien wel een derde en een vierde maal. Nu zal onze aannemer in het vervolg een hoogere winst verlangen om daaruit het verlies te bestrijden , dat een werkstaking hem kan veroorzaken. De onderlinge concurrentie der aannemers zal verminderen , totdat zulk een winst mogelijk is. Werkstakingen verlagen dus niet de ondernemerswinst , zij verhoogen haar veeleer. Om de kracht van dit argument wel to beseffen en
310 daarenboven in het vraagstuk nog eenigszins dieper door te dringen , behoort men (met Mangoldt 1 ) te onderscheiden tusschen ondernemerswinst en ondernemersrente ; het laatste is eenbijzonder voordeel, in meerdere of mindere mate ten deel vallende aan alien, die meer verdienen dan het minimum, waarmede somigen zich nog tevredenstellen.Deze onderscheiding is zeer noodzakelijk. De ondernemersrente , het bijzonder voordeel namelijk van hen die beter geplaatst zijn dan anderen , kan soms aanzienlijk dalen , zonder dat daarom een onderneming wordt opgegeven ; maar met de eigenlijke ondernemerswinst , dat is, met het minimum van verdiensten dergenen , die onder de ongunstigste voorwaarden werken , is het anders gesteld gewoonlijk is het door concurrentie reeds tot zulk een laag peil gedaald , dat het geen nieuwe vermindering kan verdragen. De noodzakelijke kosten nu, waarin deze lieden vervallen , bepalen , zoolang de maatschappij hun ondernemingen niet missen kan , de pitsverschillen tusschen grondstof en fabrikaten. De ondernemersrente , zoo ik mij niet bedrieg , staat onder een soortgelijke wet als de grondrente of pacht. Gelijk er goede en slechte landerijen zijn en de eene grond beter geplaatst is dan de andere , zoo zijn oak sommige ondernemingen meer dan andere in de gelegenheid om winst of to werpen. Waarom worden die ondernemingen dan niet prijs gegeven ? Om dezelfde reden , waarom zooveel slechte gronden niet verlaten worden : de maatsehappij kan ze niet missen. Niet alle ondernemers bezitten groote kapitalen en buitengewone kundigheden ; wanneer in een tak van nijverheid honderd kapitalen werkzaam zijn , dan zal daaronder de grootste verscheidenheid heerschen ; men zal er groote en kleine , met veel en met 1 ) Die Lehre vom Unternehmergewinn, Leipzig, 1855.
311 middelmatig talent bestuurde, gunstig en minder gunstig geplaatste onder vinden. Heeft nu de maatschappij die honderd kapitalen alien zonder onderscheid noodig, dan zal in dezen tak van nijverheid het prijsverschil tusschen grondstof en fabrikaat groot genoeg moeten zijn om ook aan die ondernemers , die onder de ongunstigste voorwaarden werken , een minimum van inkomen to verzekeren. Dat minimum zal dan voor ieder de eigenlijke ondernemerswinst uitmaken ; al wat sommigen meer verdienen , zal voor deze ondernemers-
rente zijn. Om dit toe to lichten , zouden wij dezelfde graphische voorstelling kunnen gebruiken , die ons bij de grondrente heeft gediend. De vakken A tot F zouden de gezamenlijke producten , die jaarlijks in een tak van nijverheid verkregen worden , in zes gelijke parten kunnen verdeelen; A zou het gedeelte zijn, dat onder de gunstigste voorwaarden is vervaardigd. De lijn G H zou de onkosten aanwijzen , die de productie van elk der zes parten heeft veroorzaakt. Vermeerderen nu die onkosten door kunstmatige loonsverhooging , zoodat de bedoelde lijn tot G' klimt , dan kan F niet meer geproduceerd worden ; een aantal arbeiders zal dan geen werk meer vinden , en weldra zal het loon weder gedaald zijn tot het oude peil. Want de prijzen van het fabrikaat kunnen in het onderstelde geval niet stijgen. Op de bestaande prijzen toch waren vraag en aanbod met elkander in evenwicht , en de gansche hoeveelheid A — F kan bijgevolg tot hoogere prijzen geen afnemers vinden; vond zij al afnemers tot hoogere prijzen , dan zou het zijn ten koste van de vraag naar andere goederen , hetgeen evenzeer een aantal arbeiders overbodig zou maken. Hieruit blijkt , dunkt
zeer duidelijk dat loonsverhooging ten koste
der ondernemerswinst onmogelijk is to achten.
312 Men houde daarbij wel in het oog , dat een algemeene loonsverhooging vele ondernemers zonder onderscheid in een onhoudbaren toestand zou brengen. De klasse der ondernemers is echter van die der werklieden niet door een breede kloof gescheiden ; zij vloeit met haar op sommige punten ineen. Een kleine schoen- of kleerenmaker , een kleine smid of schilder , een kleine timmermansbaas , die met een of twee arbeiders werkt — in sommige tijden van het jaar misschien wel geheel alleen — is stellig een ondernemer; maar van een gewoon werkman is hij hierin weinig onderscheiden , dat zijn verdiensten vaak minder bedragen dan die van een meesterknecht. Stijgt nu het loon ten koste der ondernemerswinst , dan wordt de toestand dezer lieden zeer ongunstig. Velen van hen , gedreven door een soort van eergevoel , zullen dan misschien door middel van buitengewone inspanning hun taken nog voortzetten , maar geen enkele ledige plaats zal worden aangevuld. Zoo zal het aantal arbeiders vermeerderen , dat der ondernemers verminderen , hetgeen tot herstel van den vroegeren toestand leiden moet. Men zal waarschijnlijk de bedenking opperen , dat de vergelijking , die hier tusschen grondrente en ondernemersrente is gemaakt, in ea belangrijk opzicht niet juist is. Slechte grond kan niet zoo gemakkelijk in goeden grond worden herschapen , als kleine ondernemingen in groote. Daalt nu de ondernemerswinst , dan zal de kleine industrie zich in de groote oplossen , en weldra zal tot den ouden prijs een gelijke hoeveelheid fabrikaten als voorheen geleverd kunnen worden. Het loon zal dan wel degelijk gestegen zijn ten koste van de gezamenlijke inkomsten der ondernemers. 1k geloof echter dat deze bedenking gemakkelijk kan wederlegd worden. Kleine ondernemingen in groote to veranderen levert geen minder kosten en zwarig-
313 heden op , dan slechten grond tot goeden te maken. Er zijn psychologische moeilijkheden : iedereen wil de nieuwe zaak besturen. Er zijn technische moeilijkheden : wegens beperktheid van terrein is niet elke zaak voor uitbreiding vatbaar. Er zijn vooral economische moeilijkheden : als alle bakkers van Amsterdam hun nering prijs gaven en groote broodfabrieken oprichtten , zouden zij waarschijnlijk door waardeverlies van vast kapitaal meer derven , dan door voordeeliger productie winnen. De vervanging van kleine industrie door groote geschiedt dan ook zelden door samensmelting van bestaande ondernemingen ; in den regel ontstaan er nieuwe , die allengs de oude verdrijven. Maar dit is een langzaam proces ; en het moet dit zijn, want indien men in zeer korten tijd de geheele industrie van een land die hervorming wilde doen ondergaan , zou er een vraag ontstaan naar kapitaal, die weldra den rentestand aanmerkelijk zou doen stijgen ; en een crisis zooals die van 1847 in Engeland , veroorzaakt door het onmatig vastleggen van spoorwegen , ware dan onvermijdelijk. Intusschen , wanneer men beweert dat loonsverhooging de strekking heeft om de kleine industrie het veld te doen ruimen voor de groote , dan spreekt men waarheid ; doch men vergete niet, dat hierin joist een correctief is gelegen , waardoor loonsverhooging binnen zekere grenzen wordt gehouden. De groote industrie gebruikt naar evenredigheid meer vast kapitaal en minder handenarbeid dan de kleine , en daarom wordt zij ook voordeeliger, naarmate het loon in verhouding tot de kapitaalrente stijgt. Vervanging van kleine industrie door groote staat derhalve in nauw verband met vermeerderde vraag voor kapitaaldienst in plaats van arbeid , een verschijnsel , waarover wij reeds uitvoerig hebben gesproken.
314
3. De slotsom van ons onderzoek bevat dus een ontkenning van de gestelde vraag. Bij een gegeven economischen toestand der maatschappij is slechts een stand der loonen denkbaar,, namelijk een zoodanige , die vraag en aanbod van arbeidskracht met elkander in evenwicht houdt. Iedere kunstmatige loonsverhooging moet de vraag verminderen , gelijk iedere kunstmatige loonsverlaging haar versterken moet. Aan die zoogenaamde algemeene „Ausbeuting" der werklieden door het kapitaal — een woord dat men in het Hollandsch door „uitbuiting" heeft vertolkt ! — mag dus niet geloofd warden. Wie beweert , dat zij op groote schaal bestaat , ziet ook voorbij dat de koopers van goederen geen maanbewoners zijn , maar voor het meerendeel arbeiders , zoodat de vraag naar arbeidskracht , evenzeer als het aanbod , van de arbeiders zelve uitgaat , en elke vermindering der productie-kosten hun in den regel direct ten goede komt. De werklieden maken in ieder land zulk een groat deel der bevolking uit, dat zij incest voor elkander produceeren , en de kapitalisten en ondernemers tot op zekere hoogte slechts de rol vervullen van tusschenpersonen , die de onderlinge ruilingen der werklieden mogelijk maken. Voor deze werkzaamheid ontvangen zij in den vorm van kapitaalrente en oridernemerswinst een belooning , die, naar wij gezien hebben , geenszins van willekeur,, maar van vaste economische wetten afhankelijk is , en kleiner wordt, naar gelang het kapitaal in verhouding tot het eijfer der bevolking aangroeit. Van werkstakingen kan men dus geen algemeene loonsverbetering der arbeiders verwachten. Maar hiermede is niet gezegd , dat werkstakingen in bijzondere gevallen geen
315 nut kunnen stichten , wanneer zij met oordeel worden ondernomen. Ook de beste algemeene schets van de samenstelling der maatschappij is bij een landkaart op beperkte schaal te vergelijken : de grenslijnen , de wegen , de loop der rivieren, alles is zoo nauwkeurig mogelijk aangegeven en in hoofdzaak volkomen just ; loch er zijn kleine krommingen der lijnen en verheffingen van den grond , die zulk een kaart niet aanwijst. Zoo zijn er in het maatschappelijk leven onregelmatigheden , anomalien , afwijkingen van een algemeenen regel. De economist heeft derhalve een dubbele taak te verrichten. Hij moet beginnen met de kaart der maatschappij te teekenen , met haar , als het ware , a vol d'oiseau te overzien. Grenslijnen en wegen , diepten en hoogten , met groote lijnen moet hij ze aangeven. Uit zijn schets moet blij ken , waar iedere weg henenvoert , waar de oorsprong en waar de mond is van iedere rivier. Maar daarna zal hij een deel van zijn werk door detailkaarten moeten aanvullen. Hij zal ons moeten toonen , welke stroom door hooge rotsen ingesloten en welke door vlak land omzoomd is ; waar een inbraak der zee door duinen , waar slechts door kunstwerken verhinderd wordt ; kortom , hij zal uit het gebied , dat hij ons heeft afgeteekend , een keuze moeten doen , en ons daarvan de bijzonderheden doen kennen. De algemeene schets is niet minder noodig dan de detailkaarten, want zoolang de eerstgenoemde ontbreekt, staat men bloot aan allerlei zinsbedrog. Een weg verheft zich : men waant dat hij over gindschen berg zal voeren. Een rivier start zich in een meer men bespeurt niet dat zij straks haar loop zal voortzetten. Een grenslijn kromt zich : een nieuwe kromming, waardoor zij haar oude richting hernemen zal, ontgaat ons oog. 1k wensch inzonderheid te herinneren aan een kracht die in de maatschappij werkzaam is en er veel goeds
316 stand, maar ook tegenhoudt : de kracht der gewoonte. Van haar schadelijken kant bezien , wordt zij de sleur genoemd ; wetenschappelijk sprekende kunnen wij haar bij de traagheid vergelijken , die vaste eigenschap van al het bestaande. Wie hiermede niet rekent , vervalt ook op economisch gebied in groote dwalingen. Bij voorbeeld : in een streek wordt het loon der veldarbeiders verhoogd , en men besluit dat de productiekosten van den landbouw daardoor zullen stijgen. Na eenigen tad bespeurt men dat zij volstrekt niet gestegen zijn , ja veel eer gedaald ; de landbouw werd in die streek op zeer primitieve wijs gedreven , en na de loonsverhooging is hierin verbetering gebracht. Of wel: een tak van nijverheid dreigt door een algemeene loonsverhooging , die plaats gevonden heeft , te gronde te gaan; zij gaat echter volstrekt niet te gronde , maar verheft zich integendeel tot hoogeren bloei. Door den nood gedrongen hebben de fabrikanten eenvoudig zekere verbeteringen ingevoerd , die reeds veel te lang waren uitgesteld. Van verbeteringen in de nijverheid, die door een rijzing der loonen zijn uitgelokt , geeft Thomas Brassey in zijn „Work and wages" talrijke voorbeelden. Een beschermde indus• trie is zelfs in een groot land, waar dus de concurrentie niet ontbreekt , schier altijd een achterlijke industrie ; opheffing der bescherming breekt in den regel de macht van den sleur. Zoo heeft ook razing der loonen vaak een betere productie ten gevolge. Het kan gebeuren , dat een algemeene loonsverhooging in een land mogelijk is geworden en ook in vele takken van nijverheid , in verscheidene deelen van het land, plaats vindt. In sommige takken van nijverheid echter of in sommige gewesten blijft zij uit. Nu, meent ge , zal het kapitaal (Mar heenvloeien , waar het loon nog laag is gebleven eh vele arbeiders zullen die industrie of die streek verlaten.
317 Op den duur zal dit ook ongetwijfeld gebeuren, maar de macht der traagheid kan het lang verhinderen. „Man is the heaviest luggage ," zeide reeds Adam Smith; er kunnen groote verschillen bestaan tusschen de arbeidsloonen van twee gewesten die aan elkander grenzen , eer vele werklieden van het eene gewest naar het andere verhuizen. Het vlottende kapitaal verplaatst zich speller , maar om een industrie uittebreiden heeft men ook vast kapitaal noodig , en nieuw vast kapitaal verkrijgt een tali van nijverheid veel minder spoedig dan vlottend. Dit heeft ten gevolge, dat allerlei ongelijkheden van winsten en loonen tijdelijk kunnen ontstaan ; en het tijdelijke kan van langen duur zijn. Neemt men dit in aanmerking , dan zal men zich over de veelvuldige werkstakingen , waarvan de negentiende eeuw getuige is , minder verontrusten dan men anders doen zou. Dat zij schadelijk zijn , wie zal het ontkennen ? Maar het kwaad dat zij stichten geneest menigmalen zich zelven. Zij prikkelen soms den ondernemer en maken hem bedacht op het invoeren van verbeteringen , die anders nog lang waren uitgebleven. Maar tevens blijkt ons nu, dat werkstakingen soms ongelijkheden in het loon kunnen wegnemen , waarvan de traagheid alleen schuld had , en van daar dat zij zoo dikwijls met een gunstigen uitslag worden bekroond. Toen in 1871 de werklieden der machine-fabrieken te Newcastle den arbeid staakten , verklaarden de fabrikanten zich terstond bereid om in plaats van de gevraagde verkorting van werktijd verhooging van loon te geven; zij erkenden dat de toestand hunner industrie zoodanige verhooging toeliet. Had er geen werkstaking plaats gevonden , dan zouden de fabrikanten waarschijnlijk nog langen tijd in het genot van buitengewone winsten gebleven zijn , schoon natuurlijk niet op den duur.
318 In welke mate de sleur soms verbeteringen tegenhoudt blijkt ook uit de ondervinding van menigen ondernemer,, die uit eigen beweging of op aandrang van zijn arbeiders den werktijd heeft ingekort. Hoewel op verre na niet altijd , zoo heeft toch dikwijls vermindering van werkuren vermeerdering van productie ten gevolge gehad. De firma Ransome en Sims te Ipswich , in Engeland , moest in Januari 1872 hare werkuren van 58i tot 54 wekelijks, dus met 7 a 8 percent verminderen; loch weldra bleek het dat de productie in sommige gedeelten der productie 12 a 15 percent was toegenomen , terwij1 zij in de andere op de vroegere hoogte gebleven en dus per uur berekend 7 a 8 percent vermeerderd was. ') Eene soortgelijke ervaring is kort geleden door de bekende firma Dollfus te 1VIulhausen gemaakt ; een vermindering der dagelijksche werkuren van 12 op 11 heeft de productie met 5 percent doen klimmen. In het Zuiden van Wales arbeiden de mijnwerkers twaalf uren , in het Noorden van Engeland slechts zeven uren daags ; en toch komen de steenkolen in Wales 25 percent duurder te staan dan in Northumberland. 2 ) Michel Chevalier verhaalt ons , van een f abrikant te Wesserling , die zijn dagelijksche werkuren om philanthropische redenen met een half uur daags verminderd had en daarna , tegen zijn verwachting, ongeveer 4 percent meer producten verkreeg. Men kan natuurlijk niet als algemeenen regel stellen , dat verkorting van werktijd onder alle omstandigheden deze gunstige gevolgen heeft, maar dat zij die in zeer vele gevallen moet hebben , dat menig fabrikant zijn belang sterk zou bevorderen door minder arbeid van zijn werkvolk te eischen, zal wel aan
1) Brassey,, t. a. p. bl. 147-8. 2) t. a. p. 143-4.
319 geen twijfel onderhevig zijn. Het eigenbelang ziet scherp , maar de gewoonte is een sterke macht , en in den regel kost het moeite zich aan Naar invloed te onttrekken. Wie dus van werkstakingen
ziedaar ooze slot-
som een algemeene verhooging van het peil der loonen verwacht, verkeert ongetwijfeld in dwaling: noch de grondrente, noch de kapitaalrente , noch de ondernemerswinst kan door werkstakingen duurzaam worden verminderd. Door het verlies, dat zij berokkenen aan de maatschappij en inzonderheid aan de arbeidersklasse zelve , blijven zij dus een kwaad. Maar van den anderen kant moet men toegeven , dat dit kwaad soms aanmerkelijk wordt getemperd , daar werkstakingen wel Bens het middel zijn om ongelijkheden in het loon van gelijksoortige arbeiders weg te nemen , een mogelijke loonsverhooging te verhaasten en de producenten tot het invoeren van verbeteringen aan te sporen , die tot voordeel strekken van de geheele maatschappij.
Co-operatie.
Van alles wat het boek van Leroy-Beaulieu bevat zou ik niets zoo ongaarne missen als het tweede hoofdstuk van het e lle gedeelte , dat over de Cooperatieve vereenigingen handelt. De rol der bourgeoisie in de voortbrenging is , voor zoo ver ik weet , nog nooit zoo duidelijk aangewezen. Die talrijke middenklasse der maatschappij heeft in den laatsten tijd veel smaadheid to verduren gehad: Stahl , de anti-revolutionnair , en Lassalle , de sociaal-democraat , hebben met elkander gewedijverd om haar aan de kaak to stollen; „bourgeois" is ten slotte eensluidend geworden met kleingeestig , bekrompen , zelfzuchtig. Het word tad, dat hiertegen reactie ontstond en eons duidelijk word aangetoond, hoezeer de maatschappij, althans met het oog op haar economische behoeften , de bourgeoisie noodig heeft. Leroy-Beaulieu heeft dit , naar het mij voorkomt, op uitstekende wijze gedaan , en wie door hem overtuigd is , zal verlost zijn van eon zeer schadelijke eenzijdigheid. Een volledige ontwikkeling der maatschappij is eon zoodanige , die aan eon krachtige middenklasse het aanzijn heeft gegeven. Die middenklasse zal uit den aard der zaak altijd behebt zijn met eon zeker soort van conservatisme en andere weinig aantrekkelijke eigenschap-
321 pen. Maar iedere klasse der maatschappij heeft hare deugden en gebreken en toch kunnen wij in geenerlei opzicht een enkele missen. Vergeten wij echter,, als wij de in het oog vallende gebreken der bourgeoisie opsommen , hare voortreffelijke eigenschappen evenmin en vereenigen wij ons met Leroy-Beaulieu in den wensch , dat de arbeiders de "voornaamste dier eigenschappen mogen aanleeren. Wordt deze wensch vervuld , dan zal haar toestand aanmerkelijk verbeterd zijn , want hetgeen hun nog ontbreekt , is juist die geest van orde , van spaarzaamheid en overleg, waardoor de bourgeoisie zich onderscheidt. Hoe veel ellende zou niet voorkomen worden , indien de werklieden op den leeftijd , waarop zij in den regel meer verdienen dan zij noodig hebben , in het vier of vijftal jaren dat aan hun huwelijk voorafgaat , minder verkwistend waren; hoeveel meer nog , zoo niemand van hen zich in den echt begaf zonder een zekere geldsom te hebben opgelegd ! Wie over het sociale vraagstuk nadenkt , bedroeft zich er telkens over dat de arbeidersklasse zelve zooveel bijdraagt tot vermeerdering van hare armoede. De som die jaarlijks verloren gaat door dagdieverij , verkwisting en. zorgeloosheid , vertegenwoordigt een kapitaal , dat duizenden werklieden zou kunnen onderhouden ! Het bedoelde hoofdstuk kan wij echter niet in alle opzichten bevredigen; het belangrijke onderwerp der coOperatie is er niet met zooveel zorg behandeld als het overige. Onze schrijver zegt zeer veel waars , maar zijn beschouwingen zijn onvolledig. Ook verlangt het onderwerp een statistische toelichting , die meer moet bevatten dan hij ons daarvan geeft. Dit alles geeft mij aanleiding om over coOperatie nog het een en ander in het midden te brengen. Men kan de coOperatieve vereenigingen in vele soorten verdeelen ; de vier volgende, te weten : de voorschot-, de grond21
322 stof- , de productie- en de winkelvereenigingen , zijn de voornaamste. De voorschotvereenigingen vindt men hoofdzakelijk inDuitschland, waar zij haar bestaan vooral te danken hebben aan het krachtig initiatief van Schulze-Delitzsch. De laatste opgave, loopende over 1873, vermeldt er 2409, waarvan echter slechts 834 een statistiek hadden ingezonden. Deze 834 vereenigingen telden op het einde van 1873 niet minder dan 399741 leden. Haar eigen kapitaal bedroeg 25,531,815 Thalers of bijna 45 millioen , gemiddeld
f
110 per lid;
haar geleend kapitaal 93,420,123 Thalers of ruim
f
163
millioen. Zij hadden in het verloopen jaar voorschotten gegeven of verlengd ten bedrage van 446,733,015 Thalers of ruim
f
781 millioen , gemiddeld ruim
f
1950
per lid. Indien deze voorschotten gemiddeld drie maanden geloopen hebben , heeft elk lid in 1873 gemiddeld bijna
f
500 in leen gehad. Deze cijfers toonen reeds aan , tot welken
stand der maatschappij de leden der voorschotvereenigingen voor het meerendeel behooren ; het zijn klaarblijkelijk diezelfde personen , waarvan wij in de vorige aanteekening gesproken hebben en die den overgang vormen tusschen de arbeidende klasse en de klasse der ondernemers. Het zijn kramers en kleine winkeliers , die eenig geld noodig hebben om hunne inkoopen contant te betalen ; ambachtslieden , die geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening werken ; pachters en kleine grondbezitters , een klasse, die in Duitschland zeer talrijk is; karrevoerders , schippers , herbergiers , ja zelfs spoorweg-, telegraaf- en postbeambten, schoolmeesters en dienstboden. De zelfstandige handwerkslieden zijn het sterkst vertegenwoordigd ; zij maken , voor zoover bekend is, 34 percent uit van het geheele ledental. De boeren tellen ruim 22 , de loontrekkende arbeiders bijna 11, de kooplieden tien percent. Deze vier klassen te zamen leveren dus reeds meer dan drie vierden van
323 alien te zamen ; de overige 24 percent zijn zeer verdeeld. Het nut van deze vereenigingen — en hetzelfde kan men van alle bloeiende coOperatieve vereenigingen getuigen wordt reeds bewezen door haar bestaan. Binnen zeer weinige jaren hebben zij de hoogte bereikt , waarop zij zich nu bevinden , en die snelle ontwikkeling zou onmogelijk zijn geweest , indien zij niet een diep gevoelde behoefte bevredigden 1 ). Fen ambachtsman , die crediet noodig heeft, kan zelden , of het moet door philanthropie geschieden , een persoon vinden die hem crediet verleenen wil ; want wordt hij ziek of door andere rampen getroffen , zoo heeft de geldschieter zijn geld verloren. Maar vier of vijfhonderd ambachtslieden , die wederkeerig voor elkander instaan , zijn naar evenredigheid veel meer eredietwaardig ; doers enkele onder hen slechte zaken , zoolang de groote meerderheid goed blijft , loopt de geldschieter geen gevaar. Het beginsel , waarop de voorschotvereeniging rust, schijnt mij dus volkomen gezond , en dat vele duitsche kapitalisten er ook zoo over denken wordt bewezen door het toenemend vertrouwen dat zij haar geven. In zijn Jaarverslag van 1872 wijst Schulze Delitzsch zelfs op het gevaar, waaraan een al te groote toevloed van deposito's de vereenigingen blootstelt en op de aanzienlijke vermeerdering van Effecten in haar bezit ; in 1868 was het bedrag daarvan 8 ,5 ; in 1869 : 9 ,4 ; in 1870: 10 ,2; in 1871: 16 ,5 Thaler per lid, of ruim 5 millioen Thalers. Hij geeft aan de bestuurders van Voorschotvereenigingen 1) Zie hier eenige Cijfers. In 1859 was het getal der Vereenigingen, die opgaven hadden ingezonden, nog slechts 80, met 18676 leden en 276846 Thalers eigen vermogen. Hoe belangrijk is vooral dit laatste cijfer in verhouding tot het ledental aangegroeid; in 1859 was het eigen vermogen nog geen 15, in 1873 circa 64 thalers per lid, 21*
324 die meer geld ontvangen dan zij noodig hebben , den practischen raad om de rente , die zij vergoeden te verminderen , hun termijnen van opvraging te verlengen , en alzoo , in plaats van het overvloedige kapitaal in effecten te beleggen , het aanbod in overeenstemming te brengen met de behoefte. 1 ) Men kan dus niet ontkennen dat deze soort van coOperatie is geslaagd. Zip heeft zich een bescheiden werkkring gekozen , en binnen de grenzen van lien werkkring blijkt zij nuttig. Men kan haar veilig een toekomst voorspellen. Wel breidt de groote industrie zich gestadig uit, maar de kleine industrie is nog geenszins door haar vernietigd , en ik geloof ook niet dat zij het worden zal. Wanneer zich ergens een groote fabriek vestigt , moeten wel de kleine industrieelen in hetzelfde bedrijf het veld ruimen maar schier elke groote fabriek geeft weder op onderscheidene wijze aan vele kleine industrieen het aanzijn. Inrichtingen , die den ambachtsman tot zelfstandige ondernemingen in staat stellen , zullen dus nooit overtollig worden. Daarbij heeft menige tak van nijverheid zij n „morte saison" , en voor arbeiders , • die buiten werk zijn of wier werkuren zij n verminderd , is het niet onverschillig, eenig kapitaal ter leen te ontvangen, waarmede zij een kleine industrie kunnen uitoefenen. Om het nut der voorschotvereenigingen te verkleinen, heeft men wel Bens gewezen op de ,,hooge rente" : 8 of 10 percent 's jaars , die zij gewoon zijn te vorderen. Wie deze cijfers hoog noemt , is weinig bekend met de voorwaarden waarop ambachtslieden en kleine neringdoenden meestal geld moeten leenen. Acht of tien percent is een zeer hooge rente voor groote kapitalen maar voor kleine 1 ) Het bezit van effecten heeft in 1873 aan de Voorschotvereenigingen veel geld gekost!
325 voorschotten uitermate gering , en de voorschotten der calperatieve vereenigingen zijn, blijkens hare verslagen , gemiddeld niet grooter dan f 300 per post. In enkele bedrijven gebeurt het , dat men voor opgenomen geld een percent 's weeks , ja daags, moet betalen en wanneer een ambachtsman contant zijn grondstoffen koopt , wint hij daarbij in den regel veel meer dan hetgeen de voorschotvereenigingen gewoon zijn te belasten. Het aantal personen dat geld wil leenen aan kleine neringdoenden is zeer beperkt. Afgezien van het gevaar , dat zulk een geldbelegging veroorzaakt , kost zij zooveel last en moeite , dat geen groot kapitalist , geen bankiershuis , er zich mede wil inlaten , zoodat de kleine man in den regel is overgeleverd aan lieden , die er een vast bedrijf van maken , maar dan ook een woekerrente eischen. De interest , lien de voorschotbanken laten betalen , is dus , alles in aanmerking genomen , niet hoog maar laag. Ware dit anders , dan zou het ledental dezer banken niet zoo snel zijn vermeerderd. De kring van personen , waarvoor de Grondstofvereenigingen werken , valt grootendeels samen met den straks genoemden. Deze vereenigingen hebben ten doel, den kleinen ambachtsman gelegenheid te openen tot aankoop van materialen op dezelfde gunstige voorwaarden , als waarop de groote industrieel ze verkrijgen kan. Onder solidaire verantwoordelijkheid van al de leden wordt kapitaal geleend tot gemeenschappelijken aankoop in het groot, of wel , men koopt onder gelijke verantwoordelijkheid op crediet. Aan de leden wordt de kostprijs berekend , verhoogd met 4 of 8 percent voor onkosten , administratieloon en intresten wat daarvan overblijft wordt onder hen in evenredigheid van het bedrag hunner aankoopen als winst verdeeld , na aftrek evenwel voor hetgeen noodig is tot vorming van
326 een Reservefonds. Dit laatste wordt daarenboven in de meeste gevallen nog maandelijks door bijdragen van de leden versterkt. Nauw verwant aan de grondstofvereenigingen zijn de dusgenaamde Werkgenossenschaften, die tot gemeenschappelijken aankoop van werktuigen dienen 1 ) , terwijl beide worden aangevuld door de Magazingenossenschaften , die den verkoop van goederen , door hare leden vervaardigd , in een gemeenschappelijken winkel bezorgen. Van deze drie soorten vermeldt Schulze-Delitzsch een kleine drie honderd Vereenigingen , waarvan echter slechts enkele verslagen hebben ingezonden. Al deze soorten van cooperatie behooren wel niet uitsluitend , maar toch hoofdzakelijk , te huis aan gene zijde van den Rijn; het vaderland der Winkel-Vereenigingen daarentegen is Engeland. Wij behoeven de geschiedenis dezer vereenigingen hier niet te herhalen ; zij is zoo dikwijls verteld dat schier iedereen haar van buiten kent. De schitterende uitslag , waarmede de onderneming der Rochdaler pioniers is bekroond , heeft aan hun co-operative store een vermaardheid gegeven , waardoor velen tot navolging zijn aangespoord , en daarenboven een zeer gunstig
1 ) Deze vereenigingen schijnen , vooral in de Rijnprovinci6n , ook onder de landbouwers te bestaan. In Part I van de belangrijke „Reports respecting the tenure of land in the several countries of Europe" , vOor eenige jaren door de Britsche Regeering uitgegeven , leest men daarover het volgende : „There appear to be whole villages or districts formed into such associations for procuring improved implements, machines, pure breeding cattle, and other articles of necessity for the cultivator. The opinion is universal that by such means of self-help the small prop rietors can surmount the disadvantages of small properties and can farm as well as the large farmer. A slight extension of the principle, whenever steam-ploughing shall by its saving of labour and its deeper ploughing become a necessity, will enable the small proprietor to obtain its advantages" t. a. p. bl 416.
327 licht geworpen op de coOperatie in het algemeen. Ook in ons land zijn winkelvereenigingen tot stand gekomen , sommigen met een goed, anderen met een zeer slecht resultaat, en nog steeds worden pogingen aangewend om zulke instellingen hier te doen wortel schieten. Die pogingen zijn ongetwijfeld lofwaardig , daar zij door menschlievendheid zijn ingegeven. De vraag , wat men van de winkelvereeniging te denken heeft , en welke toekomst haar voorspeld kan worden , verdient daarom des te weer ernstige overweging. De Britsche regeering , die onder Gladstone's bestuur zooveel belangstelling heeft getoond voor het lot der arbeidersklasse en aan wier zorgen wij een reeks van belangrijke studien over haar toestand in de verschillende deelen der wereld te danken hebben , 1 ) heeft in 1872 een Verslag uitgegeven over alle coOperatieve vereenigingen in GrootBrittannie. De financieele toestand van elke vereeniging , waarvan opgaven verkregen zijn , is daar vermeld. Blijkens dat verslag waren er op ult. december 1871 alleen in Engeland en Wales 986 coOperatieve Vereenigingen , waarvan 746 verslagen hadden ingezonden. Doze 746 Vereenigingen telden 267,964 leden. Haar eigen vermogen bedroeg 2 2,288,772, haar geleend kapitaal
2
189,685. De ont-
vangsten voor verkochte goederen hadden in 1871 een som van
2
f
8,687,562 bereikt, terwijl de zuivere winst
720,121 had bedragen. Doze cijfers klinken zeer bemoedigend voor de Winkel-
Vereenigingen , waaruit de overgroote meederheid der Engelsche coOperatieve vennootschappen bestaat. Maar 1 ) Behalve den straks genoemden bundel schonk zij ons in 1870 en 1871 twee lijvige boekdeelen getiteld : Reports en Further Reports on the Condition, of the industrial Classes in foreign Countries. Al deze werken zijn een hoogst belangrijke bron van kennis.
328 ook de keerzijde der medaille verdient opmerking. Al dadelijk rijst de vraag , hoe het gesteld is met die 240 Vereenigingen , waarvan de opgaven ontbreken ; is het alleen onverschilligheid geweest , of was het misschien een zeer treurige reden , die hen het stilzwijgen heeft doen bewares P ') Doch er is meer. Achter de lijst , die wij vermeld hebben , staat een andere , de namen behelzende van niet minder dan 415 vereenigingen , die van 6 September 1862 tot 31 December 1871 zijn te gronde gegaan. Telt men deze 415 bij de nog bestaande , dan verkrijgt men een totaal van ongeveer 1400 vereenigingen , die sedert het begin der coOperatieve beweging in Engeland en Wales zijn gesticht ; waarbij dan nog gevoegd moeten worden de vereenigingen , die reeds vOOr 1862 schipbreuk hebben geleden. En zoo blijkt het dan , dat bona 30 percent der CoOperatieve vennootschappen , die in Engeland en Wales zijn tot stand gekomen , een plaats innemen op het doodenregister,, terwijl het van 17 percent geheel onzeker is, of zij in een bloeienden toestand verkeeren2). 1k geloof niet dat er reden bestaat om rich over het mislukken van zoovele winkelvereenigingen te verwonderen. Wie op dit gebied eenige ondervinding heeft opgedaan zal weten , Welke zwarigheden overwonnen moeten worden, eer zulk een onderneming slagen kan. Een winkel te besturen gelijkt, oppervlakkig beschouwd, zeer gemakkelijk , maar de ervaring leert dat het ieders zaak niet
') Hetzelfde denkt men onwillekeurig als men ziet , welk een betrekkelijk klein gedeelte van al de in Duitschland bestaande Voorschotbanken opgaven aan Schultze-Delitzsch hebben ingezonden. 2) Nog ongunstiger zou de verhouding worden, indien wij de cijfers van 1872, sedert openbaar gemaakt , er bij voegden. In dat jaar zijn 124 -Vereenigingen gesticht en niet minder dan 218 ontbonden. Zie Econ. francais ,1874 p. 426.
329 is en dat juist de moeilijkheid , waarmede iedere winkelvereeniging te kampen heeft , gelegen is in de keus van een directeur. Wien zal men nemen ? Iemand , die een bloeiende Hering voor eigen rekening bestuurt, zou de geschikste persoon zijn , maar zulk een is er niet licht toe over te halen om bezoldigd ambtenaar te worden , afhankelijk van een raad van werklieden. Men vervalt dus of tot personen , die nog nooit voor eigen rekening een zaak gedieven en dus evenmin het bewijs geleverd hebben van zelfstandig te kunnen handelen , of tot winkeliers , Wien het slecht is gegaan en die daarom gaarne een bezoldigde betrekking willen aannemen. 1 ). Twaalf jaren geleden is te Amsterdam een winkelvereeniging tot stand gekomen en hare geschiedenis is zeer treurig geweest. Niet alleen is al het kapitaal , dat de arbeiders er voor bijeengebracht hadden , verloren gegaan , maar nog een belangrijke som daarenboven , die haar door eenige vrienden van coOperatie was geleend. De leden van den Raad van beheer lagen steeds met elkander overhoop. Van den eenen onbekwamen directeur verviel men tot den anderen. — Naar het schijnt heeft men op sommige plaatsen betere uitkomsten verkregen , en ik wil ook geenszins betoogen , dat een winkelvereeniging volstrekt geen kans van slagen heeft , ik trachtte alleen het feit te verklaren , dat in Engeland zulk een groot aantal Bier vereenigingen is te gronde gegaan. Laat ons thans onderzoeken , waarin het voordeel van deze soort van coOperatie voor den werkman kan gelegen 1 ) „Ce qui a fait echouer eh France la plupart des societes cooperatives ," zegt ook Leroy-Beaulieu in den Economiste Francais van 1874, bl. 455 , ,,c'est qu'elles -Wont pas su trouver ou garder de directeurs capables". En hi} voegt er bij : „elles leur ant presque toujours refuse les pouvoirs suffisants et la remuneration convenable,"
330 zijn. Door twee oorzaken maken vele winkelvereenigingen aanzienlijke winsten : door slechts voor contant geld te verkoopen en door een zeer uitgebreide clientele te bezitten. Door het een zoowel als door het ander kan de winkelvereeniging zich een deel verschaffen van hetgeen wij in de vorige aanteekening ondernemersrente hebben genoemd, in onderscheiding van eigenlijk gezegde onderne, bestaat ook in het merswinst. De ondernemersrente, toch winkelbedrijf. De maatschappij heeft een aantal tusschenpergonen noodig , die goederen van den groothandelaar koopen en ter beschikking stellen van den verbruiker,, en daar nu deze tusschenpersonen niet alien onder even gunstige omstandigheden werken , moet het verschil tusschen de in- en verkoopsprijzen der goederen van dien aard zijn, dat ook degenen , die onder de ongunstigste omstandigheden verkeeren — aangenomen dat de maatschappij geen van hen missen kan — een belooning vindt voor zijn arbeid. Deze belooning is de ondernemerswinst in engeren zin. Zal echter de winkelvereeniging voordeel afwerpen , dan moet zij meer verdienen dan dit minimum , want een bedrag , dat ongeveer daarmede gelijk staat, moet zij uitkeeren aan haren directeur , indien zij zich althans een bekwamen directeur wil verzekeren. Zij moet dus ondernemersrente trekken. Door een uitgebreide clientele to verwerven , waaraan zij slechts a contant verkoopt , moet zij zich in een gunstiger toestand weten to plaatsen dan die , waarin de. kleine winkeliers verkeeren. Te meer is dit noodzakelijk , omdat een directeur, hoe bekwaam ook, toch in den regel niet zOOveel zorg besteedt aan de s zaak eener vennootschap als hij besteden zou aan zijn eigen taken. De zuivere ondernemerswinst wordt dus niet alleen verslonden door directeursloon , maar ook door hetgeen ten gevolge van
331 mindere oplettendheid bij den bestuurder verloren gaat of gederfd wordt. Het stoffelijk voordeel van het lid eener welgeslaagde caperatieve winkelvereeniging bestaat dus uitsluitend hierin , dat hij eon deel ondernemersrente geniet. Tot op zekere hoogte wordt dit voordeel echter daardoor opgewogen dat hij contant moet betalen ; hoe nuttig de verplichting daartoe uit een zedelijk oogpunt voor hem wezen moge , indien wij de voordeelen der coOperatieve winkelvereeniging willen becijferen, moeten wij toch nagaan hoeveel de gewone winkeliers van hun prijzen zouden aftrekken , indien ook zij door iedereen a contant werden betaald , en dat bedrag in mindering brengen van de becijferde winsten. Laten wij echter , ter vereenvoudiging , dit punt ter zijde, maar houden wij daarentegen de slotsom , waartoe wij gekomen zijn , wel in het oog: de voordeelen der winkelvereeniging bestaan niet uit eigenlijke ondernemenswinst , maar uit ondernemersrente. Dit toch stelt ons in staat om een blik to slaan in de toekomst van dozen tak van coOperatie. 1k kan mij die toekomst niet zeer glansrijk denken. Hoe meer in het winkelbedrijf de groote kapitalen de overhand zullen krijgen over de kleine , hoe meer de ondernemersrente er verminderen moot. Want de groote kapitalen staan tegenover de kleine , als goede gronden tegenovor slechte zij genieten slechts bijzondere voordelen , zoolang zij hun zwakkere concurrenten niet verdreven hebben. Daalde het cijfer der bevolking dermate , dat vele slechte gronden overbodig werden, of word een zeer groot aantal slechte gronden in goede herschapen , zoodat de maatschappij met veel minder grond kon volstaan , dan zou de grondrente belangrijk dalen. Zoo moot ook in het winkelbedrijf de ondernemersrente dalen, naar
332 gelang het groote kapitaal er het kleine verjaagt. Met andere woorden : naarmate alle winkelneringen meer in het groot zullen gedreven worden, zullen de winkeliers minder voordeel behalen op elk artikel dat zij verkoopen. Dientengevolge zal de coOperatieve winkelvereeniging steeds meer moeite hebben om met de gewone winkels te concurreerenj zij zal hoe langer hoe meer overtollig worden. Datgene wat zij thans beoogt : een gedeelte der ondernemersrente ten bate der verbruikers te doen komen, zal door vermeerdering van het aantal groote kapitalen in het winkelbedrjjf hoe langer hoe meer van z elf geschieden. Uok het bijzondere voordeel , dat de coOperatieve winkelvereeniging geniet door slechts voor contant geld te verkoopen , zal door dezelfde oorzaak verdwijnen , want het crediet geven aan lieden uit de arbeidersklasse zal ongetwijfeld verminderen, naarmate de winkelnering meer in het groot wordt gedreven. Kleine winkeliers kunnen en moeten meer crediet geven dan groote. Zij kunnen het, omdat hun clientele zich gewoonlijk beperkt tot een buurt , waar zij sedert jaren gewoond hebben. Zij moeten het menigmaal, omdat zij anders niet genoeg aftrek zouden vinden. De groote winkelier is minder of hankelijk van bepaalde personen en zijn clientele is zoo uitgebreid , dat hij niet met de levensomstandigheden van alle koopers kan belpnd zijn. Het resultaat , waartoe deze beschouwing ons moet voeren , ligt, dunkt mij , voor de hand. Zoolang in menig winkelbedrijf het kleine kapitaal niet geheel verdrongen is door bet groote , zoolang er dus een vaak aanzienlijke ondernemersrente genoten wordt, heeft de winkelvereeniging kans van slagen en kan zij het middel zijn om een deel dier ondernemersrente ten bate te doen komen van de arbeidersklasse. Er bestaat dus geen reden om
333 de oprichting van winkelvereenigingen te ontraden ; want de statistiek , zoowel der Engelsche als der Duitsche caperatie , leert ons , dat honderden cooperative stores en Consumvereine in een bloeienden toestand verkeeren. Maar wel bestaat er reden om hen , die zulk een vereeniging willen tot stand brengen , de bezwaren te doen kennen , waarmede zij te kampen zullen hebben en hen te wijzen op het groot aantal vereenigingen, die jammerlijk zijn omgekomen. Men zou met deze soort van coOperatie meer kunnen ophebben, indien zij hoogst aanzienlijke voordeelen beloofde ; maar zijn de voordeelen zeer groot in verhouding tot den risico P De gezamenlijke winsten , die de 746 vereenigingen van Engeland en Wales in 1871 aan hun 267964 leden hebben uitgekeerd , bedragen E 637290 , of in Hollandsch geld ruim f 28 per lid. Ik ontken niet , dat f 28 een aardige som is voor eel). arbeidersgezin ; naar den maatstaf van Engelsche werkloonen berekend , vertegenwoordigt zij een paar weken arbeids. Maar om die som te verdienen , heeft ieder lid ook een kapitaal gewaagd van gemiddeld ruim f 100 , en voor menschen uit de arbeidersklasse is dit nog al veel , nu de kansen van verlies zoo groot zijn als ons straks gebleken is. 1k gevoel daarorn meer sympathie voor een ander denkbeeld , dat der zoogenaamde „consumptieve cooperatie door middel van contracten met winkeliers." In een onlangs te Leeuwarden verschenen brochure van Jhr. Mr. D. 0. van Engelen wordt ons de inrichting van een vereeniging, die zich daarmede bezig houdt , aldus beschreven. „In plaats van eigen winkels „te hebben , sluit de vereeniging verbintenissen met „winkeliers , die als soliede bekend staan. Het con„tract eischt: verkoop (aan de leden) van goede waar
334 „tegen den dagprijs en goede bediening; het verzekert „contante betaling , maar bepaalt tevens , dat de verkooper „rabat zal geven van de opbrengst der in zijnen winkel „gekochte waren '); niet aan de leden afzonderlijk , maar „aan de vereeniging , welk rabat , dus de winst , die de „vereeniging maakt , na eenigen tad verdeeld wordt onder „de leden , naar gelang de statuten het voorschrijven. De „winkelier heeft dan , tegenover het geven van rabat, 1/ het voordeel van een ruimen afzet tegen contante , maar r ook zekere , betaling 2). Die betaling aan den winkelier „ geschiedt niet door de gewone betaalmiddelen, maar door „middel van penningen of stukjes carton met een in- of „opgedrukt waardecijfer,, by . 5 cent, 10 cent enz. , en „van een bijzonder teeken voorzien. De leden koopen met „het gewone geld een zeker getal van die penningen, „verkrijgbaar bij een der bestuursleden , of nog beter bij „onderscheidene leden , opdat de koopers minder ver be„hoeven to loopen. Op een daartoe in het contract be„paalden dag (by. eens per week) levert de winkelier de „bons of penningen of aan den kassier en ontvangt daar„voor het overeenstemmend bedrag aan gewoon geld , na „aftrek van het bepaalde rabat.” 3 ) Het spreekt van zelf , dat zulk een regeling nooit zooveel winsten kan afwerpen als een coOperatie y e winkelvereeniging , maar — tenzij de kassier met het geld gaat strijken , — kan zij ook nooit verlies geven , en ziedaar een groot voordeel. Wanneer men van de winsten , die de geslaagde winkelvereenigingen
1) Natuurlijk worden hier slechts de waren bedoeld die aan de leden zijn verkocht 2) Met andere woorden: men verzekert hem een zekere ondernemersrente, op voorwaarde dat hij een deel daarvan uitkeert. 3) t. a. p. bl. 5.
335 hebben opgeleverd, de verliezen aftrekt die de nietgeslaagde hebben veroorzaakt , dan zal men misschien niet meer overhouden dan verkregen zou zijn geweest , indien alle leden van winkelvereenigingen zich bepaald hadden tot „consumtieve coOperatie door middel van contracten met winkeliers." Het zedelijk voordeel der winkelvereeniging , de verplichting waaronder zij den werkman stelt om contant te betalen , bezit de hierboven beschreven inrichting evenzeer als de andere. Over productievereenigingen behoeft hier niet veel gezegd te worden. Gaarne erken ik dat nadenken en ondervinding de volstrekt gunstige meening, die ik vroeger aangaande de winkelvereeniging was toegedaan , getemperd hebben ; maar aan de toekomst der productievereeniging heb ik nooit geloofd, en ik geloof er thans minder aan dan ooit. Enkele bedrijven , die weinig kapitaal vorderen en hoegenaamd geen gevaar opleveren , zijn misschien wel vatbaar om coOperatief te worden uitgeoefend : zoo heeft men by . te Amsterdam de van ouds bekende Waagdragersveemen , die zich met opslag , bewaring en aflevering van goederen belasten en waarvan sommigen cedullen uitgeven van door hen bewaarde goederen , die hier ter stede schier even gemakkelijk beleend kunnen worden als de soliedste staatspapieren ; daar zijn er onder die yeemen , wier cedullen een waarde vertegenwoordigen van eenige millioenen. Ook een sehilders- , metselaars- , behangers- of timmermansaffaire zou misschien zeer vatbaar zijn om cooperatief te worden gedreven. Maar als men van coOperatieve productie spreekt , denkt men in den regel aan iets meer, namelijk aan de fabriekmatige industrie , en men voorspelt ons het aanbreken van een tijd , waarin , naar men het uitdrukt, de „kapitalistische" methode van voortbrenging door een „federalistische" zal worden vervan-
336 gen; hetgeen beteekent , dat het kapitaal niet meer al de winsten alleen genieten en aan de arbeiders slechts een vast loon uitkeeren zal , maar met de arbeiders zal geassocieerd zijn, zoodat beiden naar een zekere evenredigheid in de winsten zullen deelen. Ili hoop van harte , met het oog op de belangen der werklieden , dat wij van dit „federalisme" nog lang verschoond zullen blijven. Wat de werkman noodig heeft en , blijkens Brentano's mededeelingen , ook zoozeer op prijs stelt , is vastheid van inkomen, en dat zou de „federalistische" methode van productie hem juist doen verliezen, zonder in het minst het peil zijner gemiddelde inkomsten te verhoogen. Want dat kapitaalrente en ondernemerswinst tot het minimum worden teruggebracht, daarvoor zorgt wel de concurrentie. Daar zijn er nog die verder gaan en die gelooven , dat de arbeiders hoe langer hoe meer de productie geheel in handen zullen nemen , gedeeltelijk met kapitaal dat zij zelf hebben gevormd , gedeeltelijk met kapitaal dat zij van anderen hebben geleend. Waarom zoo vraagt men ons , zou dit niet kunnen geschieden P Het is waar,, bekwame leiding is noodig voor het welslagen voor elke fabriek , maar voor goede bezoldiging kan men zich een bekwamen directeur verschaffen. De bezwaren hiertegen zijn schier te veel om op te noemen. Wat zou de arbeider er bij winnen , indien alle productie op deze -wijze gedreven werd ? De opbrengst van zijn arbeid zou even goed als nu verminderd worden met kapitaalrente, het directeursloon zou de eigenlijke ondernemerswinst bijna geheel verslinden , en het overige bestanddeel dezer laatste , de assurantiepremie tegen verliezen, zou door de arbeiders, men geloove het vrij , in een anderen vorm even goed betaald worden, want verliezen blijven nooit nit. Behalve hun loon zou dus
337 niets voor hen overblijven dan ondernemersrente , en deze zou nog maar alleen overblijven voor degenen , wier industrie onder gunstige omstandigheden werd gedreven , Diet voor alien. Maar zou zelfs de ondernemersrente niet verdwijnen P Als men ziet , hoeveel winkelvereenigingen zijn te gronde gegaan , mag dan een goede uitslag voorspeld worden aan coOperatieve fabrieken , die zoo oneindig veel meer kennis en ervaring vereischen om voordeel of te werpen P Het papier is geduldig ; men kan gemakkelijk neerschrijven , dat bekwame leiding voor geld te koop is ; maar de ondervinding heeft het wel anders geleerd en honderd maal bewezen dat men zijn eigen zaken gewoonlijk beter behartigt dan die van een ander. 1VIisschien wordt hiertegen aangevoerd , dat de arbeiders door minder werkzaamheid en grooter zorg veel zouden vergoeden ; er zou minder tijd verloren gaan , minder materiaal worden verspild , dan nu dikwijls het geval is. Maar door taakwerk en bezuinigingspremien wordt nu reeds in vele fabrieken hetzelfde doel bereikt , en ik twijfel er aan , of de coOperatie alle arbeiders tot het hooge peil zou opvoeren , waarop wij hen zoo gaarne zouden brengen. Luiaards en verkwisters zullen wel altijd overblijven. Er bestaat echter tot dusver weinig kans op een hervorming der industrie naar het aangewezen model. Nergens is de cooperative productie anders dan bij uitzondering geslaagd ; waar zij beproefd is , heeft zij in de meeste gevallen groote teleurstellingen aan de arbeiders berokkend. Mag dan het herhalen of navolgen van zulke pogingen wordenaanb evolen? Zij keeren de gewenschte orde van taken om. Want het is zeer wenschelijk dat de kansen van winst en verlies geloopen worden door hen, die niet tot den bedelstaf worden gebracht , zoo twee of drie jaren achtereen hun 22
338 ondernemingen geen voordeel geven. De niet-bezitter , de werkman, heeft een vast inkomen noodig , een regelmatige , aan geen al te sterke wisselingen onderhevige bezolding van zijn arbeid. En nu zou men juist het omgekeerde willen invoeren. Men zou dengene , die iets te verliezen heeft , een fixum willen verzekeren en de goede en slechte kansen doen loopen door het werkvolk. En dat zou vooruitgang moeten heeten! Het is een treurig verschijnsel dat door velen , zelfs door oprechte volksvrienden , de bestaande productievormen als verouderd en versleten worden voorgesteld. Men wekt zoodoende bij de arbeidende klassen verwachtingen op , die voor geen bevrediging vatbaar zijn , en kweekt in de gemoederen eene ontevredenheid , die niemands geluk kan bevorderen. Dweepen wij daarom met het bestaande ? Is de inrichting der maatschappij in ons oog, wat zij voor Frederic Bastiat is geweest , een toonbeeld van harmonie ? Neen , zij is menschenwerk en dus zeer onvolkomen. Maar zoolang men ons in de plaats der tegenwoordige orde van zaken niets beters weet te geven, begrijp ik niet we& nut het kan hebben , de harten onzer werklieden -van Naar te vervreemden.
I N II 0 TT D.
EERSTE BOEK, HOOFDSTUK I. Het socialisme en de werkstakingen . . . ..... . . . . . .
Blz. 1
HOOFDSTUK II. De inrichting der arbeidersvereenigingen. ..
De trades-unions
49
HOOFDSTUK III. Oorlogstoebereidselen der werklieden. 93
De Internationale Arbeidersvereeniging
TWEEDE BOEK. HOOFDSTUK I. De voorgestelde geneesmiddelen. Het participatie-stelsel ... ... . . . . .
. . .
. . 123
HOOFDST UK II. Blz. De cooperatieve vereenigingen. Het aandeel der middenklasse in de voortbrenging
. . . 175
HOOFDSTUK III. Doeltreffende geneesmiddelen. Leefregelen voor de hedendaagsche maatschappij
.. 221
AANTEEKENINGEN van N. G. PIERSON. Ambachtsvereenigingen
257
Werkstakingen en arbeidsloonen
289
Co-operatie
, . 320