Persoonlijk
R eal Life Sp ecial
Die zette mijn leven totaal op z’n kop Soms gebeuren er dingen die je de rest van je leven bijblijven. De ontmoeting met je eerste vakantieliefde, een wereldreis, een beroving of een natuurramp. Petri, Jolanda, Bianca en Mireille over de zomer die voorgoed in hun geheugen staat gegrift.
31 | 14
55
er De zom 0: 1 van 20 p uurr am De nat Leh in (india)
Petri
Petri Dobbenberg (51) vloog in de zomer van 2010 samen met haar man Jacob voor een lange vakantie naar India. In Leh, aan de voet van de Himalaya, ontsnapten ze ternauwernood aan een gigantische modderstroom die honderden mensen het leven kostte. “Jaarlijks zie ik op het journaal beelden van modderstromen in landen ver van hier. Elke keer ben ik geschokt over de puinhoop die dat veroorzaakt. Maar hoe erg het écht is, zie je alleen met eigen ogen. Na een slopend ivf- en adoptietraject werd eind 2008 duidelijk dat onze kinderwens nooit zou worden vervuld. Jacob en ik waren beiden 46, volgens de wet te oud om een kind te adopteren. Alsof dat niet erg genoeg was werd Jacobs vader ernstig ziek en vervolgens mijn moeder. Kanker. 2009 stond in het teken van mantelzorg en afscheid nemen: in september overleed mijn schoonvader, vier maanden later mijn moeder. Het was klap, op klap, op klap. Om weer grip op ons leven te krijgen moesten we weg. Op reis. Liefst naar een land van uitersten, in de hoop onszelf te herpakken. We kozen voor India. Geen georganiseerde trip, gewoon zes weken op de bonnefooi. De confrontatie aangaan.”
Catastrofe
“We hadden geen vastomlijnd plan. Jacob had een paar plaatsen op zijn verlanglijstje staan, ik wilde graag de Himalaya zien. Vanuit Delhi trokken we met een primitieve bus naar het noorden. We waren drie weken onderweg toen we uitstapten in Leh, ooit de hoofdstad van het oude koninkrijk 56
31 | 14
Ladakh en op 3.500 meter een van de hoogstgelegen steden ter wereld. Vanuit dit dorp, want dat is het voor Nederlandse begrippen, wilden we enkele trektochten doen. Maar doordat ik last kreeg van hoogteziekte kwam dat er niet van. Via de eigenaar van ons guesthouse kwamen we bij een huisarts terecht. Ik kreeg medicijnen en knapte snel op. Ontzettend jammer van de verloren tijd, maar gelukkig zijn in Leh zelf ook bezienswaardigheden en mooie tempels. ’s Middags voelde ik me goed genoeg om een paleis aan de rand van de stad te bezoeken. Op de terugweg zagen we in de verte de lucht pikzwart worden. Donkere wolken zien we in Nederland ook vaak, dus geen reden voor paniek, dacht ik. Eerst hadden we een kleine regenbui tijdens een folkloristisch dansoptreden. Daarna leek het weg te trekken. Pas toen we vroeg in bed lagen met het raam wagenwijd open – het was drukkend warm – begon het te flitsen. Het duurde lang voor ik de slaap vatte, ook binnenshuis leek het of iemand met het lichtknopje speelde. Twee keer schrok ik wakker. Eerst van geroezemoes op het dak van het guesthouse. Ik herkende de stem van de hoteleigenaar, maar hij sprak Indiaas, dus ik verstond hem niet. Toch zakte ik weer weg, om een paar uur later wakker te schrikken van Jacobs stem: ‘Petri, opstaan. Het is kwart voor zes. Ik weet niet wat er aan de hand is, de huisbaas is vergeten ons te wekken.’ Gehaast schoot ik in mijn kleren, ze voelden klam. De straaltjes water die langs de muur liepen, waren voor ons het enige teken van dat het ernstig geregend kon hebben. Met onze koffers liepen we naar de kamer van onze gastheer. Omdat op het terrein van het guesthouse het water direct de grond in was getrokken, konden we slechts aan de zandstroompjes zien dat er water had gestroomd, verder was het droog. Op dat moment hadden we dus geen enkele reden om aan iets ernstigs te denken. De hoteleigenaar keek verward toen hij de deur opendeed.
‘Tussen de plek waar wij lagen te slapen en de allesverwoestende modderstroom lag nog geen v ijfhonderd meter’ ‘Het was vannacht heel heftig,’ excuseerde hij zich. ‘Ik lag er laat in en heb me verslapen.’ Het viel ons meteen op dat zijn kamer blank stond, maar Jacob en ik zaten op hete kolen, want over anderhalf uur ging onze vlucht. Haastig als we waren, vroegen we niet door. We betaalden de rekening, bedankten voor zijn gastvrijheid en renden naar de grote weg, om daar te wachten op de taxi die de huisbaas beloofde te bellen. Ons geduld werd behoorlijk op de proef gesteld, de taxi liet bijna een half uur op zich wachten. Met handen en voeten vertelde de taxichauffeur dat hij moest omrijden, omdat de wegen door de stad naar het vliegveld slecht begaanbaar waren. Door de rust die hij uitstraalde, vroegen we niet door naar de slecht begaanbare wegen. De rit naar het vliegveld bleek voor niets, want na enkele uren wachten vanwege een vertraging werd omgeroepen dat onze vlucht was geannuleerd. Waarom werd niet verteld. We moesten weer terug naar Leh, er zat weinig anders op. Deze keer troffen we een chauffeur die iets beter Engels sprak. Opgewonden vertelde hij over de catastrofe die zich ’s nachts had afgespeeld. Door de hevige regenval was een immense modderstroom ontstaan die het halve dorp had verwoest. Huilend vertelde de man dat hij sinds middernacht op
zoek was geweest naar overlevenden, maar ook vele doden had geborgen. Dat er inmiddels 125 doden waren geteld en nog honderden mensen werden vermist. Dat hij liever wilde zoeken naar familieleden, maar dat hem was gevraagd om bij het vliegveld mensen op te halen, omdat er veel toeristen waren gestrand.”
Spookstad
“Door de brandende zon op 3.500 meter hoogte was de asfaltweg aan de oostkant van de stad in enkele uren veranderd van onbegaanbaar modderig in taupekleurig keramiek. Terwijl onze taxichauffeur zijn auto stapvoets langs hobbels en kuilen manoeuvreerde, staarden Jacob en ik apathisch naar de stad, of wat daarvan over was. Een oorlogsgebied was er niets bij. Complete straten waren weggeslagen door een metershoge muur van zand en water. Het busstation met aan weerskanten toeristenwinkeltjes – 24 uur eerder hadden we hier nog geslenterd – was weggevaagd. We zagen een vrachtwagen ondersteboven op een zendstation liggen, keken zo in de woonkamers en keukens van huizen die als een velletje papier doormidden waren gescheurd. Metershoge blubberbergen, maar ook karkassen van huizen, brokstukken, huisraad en kadavers van koeien en kalveren.
er De zom 0: 1 van 20 r-
Te midden van deze enorme puinhoop scharrelden mensen, op zoek naar dierbaren en nog bruikbare spullen. Onze taxichauffeur vertelde dat de doden en gewonden die op straat lagen, afgelopen nacht waren geborgen of naar een militair veldhospitaal waren overgebracht. Maar het gros van de bewoners en gasten van de verwoeste huizen en hotelletjes – hij wees naar de graafwagens – lag nog onder het puin. Dat wij op het nippertje aan de dood waren ontsnapt, realiseerden we ons toen we de straat van ‘ons’ guesthouse in reden. Tussen de plek waar wij lagen te slapen en de rand van de modderstroom lag hemelsbreed nog geen vijfhonderd meter. Het was puur geluk dat wij aan de andere kant van de heuvel sliepen, op de top van de berg, een punt dat sterk genoeg was om de moddermassa tegen te houden. De hele middag zochten we samen met dorpelingen, militairen en andere gestrande toeristen naar overlevenden. In rijen gaven we stenen aan elkaar door. Ook sjouwden we kilo’s zand weg met behulp van dekens die we op straat vonden. Tegen beter weten in. Op aanwijzing van drie Tibetaanse vrouwen vonden we met behulp van hulphonden en een bulldozer enkele doden. De vrouwen reageerden niet hysterisch toen hun
dierbaren werden gevonden, integendeel. Ze leken eerder opgelucht. Tot mijn grote verrassing ervoer ook ik geen verdriet of angst, ik nam het zoals het was. Het was heftig, maar tegelijkertijd klopte het. Er had zich een ramp voltrokken en wij hadden het overleefd. Ik wil niet zeggen dat het me weinig deed, ik werd juist geraakt door de manier waarop Tibetanen omgaan met verlies. Op de een of andere manier besefte ik dat ik – anders dan voor mijn schoonvader en moeder, voor wie ik praktisch gezien zo weinig had kunnen doen – deze keer echt iets voor anderen kon betekenen in de lijn van doodgaan.”
Overleven
“Ons guesthouse lag op vijftig meter van een rivier, die tegen het vallen van de avond buiten zijn oevers trad. Een kabaal dat het kolkende water maakte, alleen schreeuwend konden we elkaar verstaan. Uit angst voor een nieuwe ramp werd uit voorzorg de hele straat geëvacueerd. Ook de elektriciteitscentrale was verwoest. In het pikkedonker volgden we de huisbaas, die een zaklampje bij zich had, bepakt en bezakt naar een hoger gelegen hotel. Bij kaarslicht kregen we een kommetje rijst geserveerd. Daarna vonden we met dezelfde kaars onze hotelkamer en vielen uitgeput in bed. De volgende ochtend stonden we opnieuw vroeg op om een taxi te pakken naar het vliegveld. Weer hoorden we dat alle vluchten waren gecanceld. Nadat we een nieuw, nóg hoger gelegen hotel hadden gevonden, trok Jacob zich terug met een boek op de binnenplaats. Ik wilde helpen, had behoefte om mijn handen uit de mouwen te steken. En voelde een enorme wilskracht om nu eens praktisch iets te kunnen betekenen in een ziekenhuis, waar ik dat jaar in Nederland alleen maar had staan toekijken. Ik liep het dorp in en trof in de polikliniek twee Duitsers. Met grote scheppen probeerden ze de ruimte blubbervrij te maken. Die middag schepte ik of mijn leven ervan afhing,
31 | 14
57
terwijl in de garage naast ons alle doden werden geïdentificeerd. De derde ochtend dat we het rampgebied wilden verlaten, hadden we geluk. Het was de dag waarop de startbaan werd vrijgegeven en we vlogen terug naar Delhi. We hadden langer willen helpen, maar de pinautomaten raakten leeg en het voedsel raakte op. We hadden sterk het gevoel: wegwezen, anders hebben de dorpelingen straks niets meer. En we konden ook de herberg niet meer betalen. Gek, maar de laatste drie weken van onze vakantie hebben Jacob en ik nauwelijks over de ramp gesproken. We zijn gewoon verdergegaan waar we waren gebleven. Het was goed zo. In al zijn heftigheid hadden we een ramp meegemaakt. We hadden overleefd en geholpen. Niet oneerbiedig bedoeld, maar die bizarre dagen waren slechts een episode uit een reis van uitersten. Niet alleen in Leh vielen we van de ene verbazing in de andere. Zes weken lang stond ons leven op z’n kop. Eenmaal terug in Nederland viel op dat weinig mensen doorvroegen als wij over onze vakantie vertelden en over de ramp die we overleefden. Zelfs bij dierbare vrienden kwam de boodschap niet echt binnen. Het heeft ertoe geleid dat ik nóg sterker ben gaan relativeren. Nederlanders zoeken snel hulp. Te snel, denk ik weleens. Hoor ik mensen klagen, dan denk ik: joh, ga eens de bergen in. Ga naar Ladakh, daar ontdek je wat overleven is. Het klinkt zweverig, maar wat er is gebeurd, heeft me in een andere dimensie gezet, ik ben spiritueler. Wel moet ik eerlijk gezegd nog mijn richting zien te vinden in werk en maatschappij. Terugkijkend was 2010 een jaar dat over leven ging. Overleven en over leven. Het is hoe je het bekijkt. Het lijkt alsof we op de proef werden gesteld om nog een keer met de dood te dealen. Ook leerde ik dat er meer mogelijk is dan ik ooit had gedacht. Je moet die kansen alleen wel durven grijpen. En zo werd onze mooiste vakantie een ervaring voor het leven.” 58
31 | 14
er De Zom 3: 1 0 van 2 chapsvriendsek van v er zo exeen e vriendj
Jolanda Jolanda Heere (39) was zestien toen ze in de zomervakantie verliefd werd op Bjurn. De romance hield geen stand en ze verloren elkaar uit het oog. Totdat haar jeugdliefde vorig jaar contact zocht via Facebook. “Ik zag Bjurn voor het eerst in de disco van het bungalowpark in de Belgische Ardennen waar ik met mijn ouders en een vriendinnetje op vakantie was. We stonden op de dansvloer. Onze blikken kruisten elkaar. Bam, liefde op het eerste gezicht. Van twee kanten. Alles klopte aan Bjurn; zijn mooie, lieve ogen, zijn leuke lach, maar hij was ook ontzettend stoer. Zestien was ik, hij een jaartje jonger. Die avond zoende hij me voor het eerst. De hele week waren we onafscheidelijk. Gek genoeg kan ik me ons afscheid aan het einde van de vakantie niet voor de geest halen. Als ik Bjurn moet geloven, was hij het meest van de rel. Hij woonde (en woont nog steeds) in Delft, ik in Uithoorn. Zeventig kilometer is een flinke afstand voor pubers, maar we hielden contact. We schreven elkaar romantische brieven en afhankelijk van onze ouders – die moesten rijden – gingen we eens in de twee, drie weken bij elkaar langs. Drie maanden duurde onze zomerromance, totdat Bjurn het per brief keihard uitmaakte. ‘Aan Jolanda,’ schreef hij. Zo kil begon hij nooit. ‘Ik vind je nog steeds leuk, maar je woont te ver bij me vandaan en ik zie je te weinig. Zo werkt het niet voor mij. Groetjes Bjurn.’ Ontroostbaar was ik, maar zoals dat vaak gaat op die leeftijd, was ik snel over mijn verdriet heen. Van sommige ex-vriendjes heb ik nog een foto, van anderen niet. Des
te bijzonderder vind ik het dat ik de brieven, kaarten, foto’s en zelfs het kettinkje dat ik van hem had gekregen, altijd heb bewaard. Ik was het vergeten, tot ik vorig jaar juli – enkele dagen nadat hij me via Facebook benaderde – op zolder mijn ‘bewaarmandje’ doorzocht. Heel soms dacht ik nog aan Bjurn, maar alleen als iemand toevallig iets zei over Delft. Ik zat thuis achter mijn computer toen zijn vriendschapsverzoek kwam. Zijn profielfoto was waarschijnlijk een van zijn kinderen, maar toch maakte mijn hart een sprongetje. Ik accepteerde zijn verzoek en nog diezelfde avond sprak ik hem via de chat. De dagen erna chatten we vaak. Ik was benieuwd hoe hij er na 24 jaar uitzag. Hij mailde een foto. Iets ouder, iets zwaarder, maar nog steeds een lekkere man.”
niet goed. Vlak voor ik incheckte, appte ik: ‘Mijn telefoon doet raar. Als je niets van me hoort, weet je waarom. Over een week ben ik terug, dan spreken we af.’ Ook al ging mijn hart bij het horen van zijn naam sneller kloppen, ik was niet van plan iets met Bjurn te beginnen. Overtuigd dat ik zoals gewoonlijk snel verveeld zou raken. En daarvoor vond ik hem te speciaal. Mijn telefoon begaf het, maar gelukkig was daar de computer van mijn beste vriend. Op Bonaire hadden Bjurn en ik dagelijks contact. We spraken af elkaar zodra ik thuis was te ontmoeten. Zo gezegd, zo gedaan. ‘Ik ga wat drinken met een vroegere vakantieliefde,’ zei ik zo nonchalant mogelijk tegen mijn man. Vanzelfsprekend reageerde hij niet enthousiast, maar hij wilde me niets verbieden. Ik dacht echt dat Bjurn zou tegenvallen, dat we elkaar zouden ontmoe-
gesprekken werden steeds intiemer. Een week later was de spanning niet meer te houden. We spraken opnieuw af. Deze keer bij het pannenkoekenrestaurant langs de snelweg in Leiden, precies halverwege onze woonplaatsen. Op de parkeerplaats zoenden we. Zijn lippen. Die kus. De chemie. Precies zo voelde het 24 jaar eerder. Ik voelde me meteen weer dat meisje van zestien in het bungalowpark. In totale verwarring stapte ik in mijn auto. Ik was niet bezig met de vraag: hoe gedraag ik me thuis? Maar alleen maar bezig met mijn gevoel. Ik ben verliefd, en nu? ‘Ik wacht op je, zolang het moet,’ zei Bjurn vaak. Hoe langer onze affaire duurde, hoe ingewikkelder mijn dubbelleven werd. Ik werk fulltime. We zagen elkaar onder werktijd, ik verzon cursussen en overwerk en sprak zogenaamd af met mijn beste
Vertrouwd
“Tijdens onze chatsessies vertelden we elkaar in grote lijnen hoe ons leven was verlopen. Bjurn schreef dat hij was gescheiden. Dat hij vader is van twee kinderen (nu 11 en 7). Dat het zijn vrienden waren die hem aanspoorden op Facebook te gaan. ‘Wie weet doe je nog wat leuke contacten op,’ grapte een van hen. Zo kwam Bjurn bij mij terecht, want – zo bekende hij – hij was me nooit vergeten. Sterker: als echte Ajax-fan had hij een seizoenkaart en meer dan eens reed hij voor een thuiswedstrijd bewust via Uithoorn naar de ArenA, in de hoop mij tegen te komen. Ik voelde me gevleid, maar in eerste instantie niet meer dan dat. Ik had vaker een fling met een ex en in de praktijk viel zo’n vent altijd tegen. We waren een week aan het mailen, appen en bellen, toen ik merkte dat Bjurn meer met me deed dan ik in eerste instantie wilde toegeven. Ik stond op het punt om naar Bonaire te vertrekken, waar ik een week zou logeren bij mijn beste vriend, die net was geëmigreerd. Op Schiphol viel de batterij van mijn telefoon steeds uit. Ik schoot in de stress, want een kapotte mobiel betekende geen ‘lijntje’ met Bjurn en dat voelde
‘We waren al een week aan het mailen, appen en bellen, toen ik merkte dat hij me meer deed dan ik wilde t oegeven’ ten en daarna weer overgingen tot de orde van de dag. Niet dus. De borrel werd een etentje en ik was pas om tien uur ’s avonds thuis. Urenlang hadden we zitten praten, over vroeger en nu. Heel braaf namen we afscheid met drie zoenen. Thuis vond ik mijn man wat stil. ‘Het was supergezellig, maar schat, je hoeft je nergens zorgen om te maken,’ suste ik. ‘Bjurn is allesbehalve een rokkenjager. Ik ken weinig mannen die zo respectvol omgaan met een vrouw.”
Onweerstaanbaar
“Sinds die eerste ontmoeting werd het contact intensiever. De hele dag door belden en mailden Bjurn en ik, en onze
vriendinnen, die vanaf het begin op de hoogte waren. Ik voelde me verscheurd. Ik herinner me een stralende zomerdag. Bjurn wilde me opnieuw voorstellen aan zijn ouders. We spraken af op een terras. Zat ik daar met mijn grote liefde verliefd te wezen in het bijzijn van zijn ouders, die wisten: zij heeft nog een man thuis. Bizar. Gelukkig veroordeelden zij me nooit, omdat ze zagen hoeveel we van elkaar hielden. Was ik bij Bjurn, dan voelde ik me fantastisch, maar na elke date reed ik jankend naar huis. Na zes weken vol stiekeme afspraakjes wilde ik niet langer in een leugen leven. Dus zette ik op een avond de televisie uit en zei tegen mijn man: ‘Ik wil met je praten.’”
Jawoord
“Toen ging het snel. Vijf maanden nadat Bjurn mij een vriendschapsverzoek stuurde, vroeg hij me afgelopen januari ten huwelijk op ons ‘geheime’ plekje in het Belgische bungalowpark waar we elkaar 24 jaar geleden ontmoetten. Van de zenuwen vergat hij door zijn knieën te gaan. Ik wil niets liever dan met Bjurn trouwen, maar eerst maar eens rust in de tent. Zoals verwacht kwam het nieuws dat ik bij hem weg wilde, voor mijn man als een donderslag bij heldere hemel. ‘Is er een ander in het spel, dan verloopt een scheiding vaak heel anders,’ zei een vriendin en dus repte ik aanvankelijk met geen woord over Bjurn. Van de emotie sloeg mijn man volledig dicht. Ook de maanden erna hebben we nooit echt gepraat. Typerend voor onze relatie. Net als het feit dat we de ochtend na het gesprek naast elkaar langs de lijn onze jongste stonden aan te moedigen alsof er niets was gebeurd. Onze oudste zoon was net begonnen op de middelbare. Het leek ons verstandig om tot de herfstvakantie te wachten en het dan pas te vertellen. Het scheelt dat we al jaren apart sliepen, omdat mijn man snurkte. Dat er iets tussen ons was veranderd, viel dus niet op. Maar de paniek in de betraande ogen van onze kinderen… Het was het ergste gesprek dat ik ooit heb moeten voeren. Ze snapten er niets van. We maakten toch nooit ruzie? Even werd ik verteerd door schuldgevoel. Ik dacht: heb je nu je zin? Is jouw geluk nou zó belangrijk? Ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat leven in een leugen ook niet ideaal was. De kinderen zijn veerkrachtiger dan ik dacht. Na een moeilijke periode zijn ze inmiddels gewend aan de situatie. In december stelde ik ze voor aan Bjurn, met wie ze het goed kunnen vinden. Mijn ex reageerde minder begripvol op mijn nieuwe liefde, helemaal toen duidelijk werd om wie het ging. In eerste instantie verliep ons contact stroever, maar inmiddels heeft ook hij zich erbij neergelegd en Bjurn zelfs ontmoet. Ik ga in dezelfde straat wonen als mijn ex, met wie ik inmiddels het co-ouderschap deel. Samenwonen zit er voor mij en Bjurn voorlopig niet in. Latten is niet ideaal, maar het is even niet anders. Bovendien: we hebben de tijd. Want met deze man word ik heel oud.”
31 | 14
59
Bianca Bianca Suijs (37) en Jean Paul (41) reden in de zomer van 2009 samen met hun kinderen Bart en Eva in een nieuwe camper de zon tegemoet. Een droomreis die op een parkeerplaats in Spanje veranderde in een horrorvakantie. “Ik ben niet van het wildkamperen. Zeker niet met kleine kinderen, want je hoort de raarste verhalen over berovingen en zo. Veiligheid voor alles. Dus lieten we naast een startonderbreker en een alarm ook een extra stevig slot plaatsen op de deur naar het woongedeelte van onze nieuwe tweedehands camper. Ook sloten we op advies van een verzekeringsagent een uitgebreide kampeerverzekering af. Nu kan ons niets meer gebeuren, dachten we vlak voor vertrek. We hadden een rotjaar achter de rug. Mijn dochter raakte ernstig gewond na een val van de trap, Jean Paul verloor een vinger tijdens een bedrijfsongeval en ikzelf werd geopereerd aan een dubbele hernia. De zomer van 2009 zag ik als een keerpunt. Na jarenlang sparen hadden we genoeg geld bij elkaar om een langgekoesterde droom in vervulling te laten gaan: een eigen camper. Na ons koophuis de grootste aanschaf. Zelfs tweedehands is zo’n huis op wielen duurder dan een gemiddelde middenklasser. Samen met onze kinderen Bart en Eva (toen 6 en 3) haalden we de zespersoons camper met een lengte van 7,5 meter op bij de dealer. Om vervolgens trots als een pauw langs familie te toeren. In de weken voor vertrek ging ik helemaal los op de inrichting. Borden, bestek, pannen, potten, kussentjes, gezellige frutsels, kampeerstoelen en een tafel, alles kocht ik nieuw. We stippelden de reis niet van tevoren uit, maar namen een ANWB-boekje mee met adressen van campings in heel Europa. Begin juli vertrokken we, het avontuur tegemoet. In België regende het pijpestelen. Ook in Frankrijk kwam het met bakken uit de lucht en de veertiendaagse weersvoorspelling was niet al 60
31 | 14
te best. Dan maar door de Pyreneeën naar Spanje, want daar scheen volgens mijn zus – die ik kort ervoor aan de telefoon had – wel de zon. Op dag vijf draaide Jean Paul tien kilometer voor Barcelona de snelweg af voor een korte pauze. Het was zondagmiddag, op één auto na was de grote parkeerplaats naast de McDonald’s leeg. Jean Paul parkeerde achter de hamburgerketen, in de buurt van een picknicktafel. Na de lunch zei Eva dat ze moest plassen. Normaal zette ik haar op de wc in de camper, maar nu konden we net zo goed even bij het restaurant. Kregen ze daarna een ijsje. Voordat Jean Paul de camper afsloot, draaide hij de watertank aan de achterkant van de wagen open, omdat hij voordat we weer zouden gaan rijden het water wilde verversen. Hooguit vijf minuten zijn we binnen geweest. Vijf minuten en de camper was weg. Foetsie. Jean Paul staarde apathisch naar het plasje water waar zojuist de camper nog had gestaan, de kinderen zetten het op een brullen en ik zakte door mijn knieën en riep: ‘Dit kan toch niet waar zijn!’ Tegen beter weten in rende Jean Paul een rondje om de McDonald’s. Alsof onze camper ergens anders zou staan.”
Alles kwijt
“De paspoorten, mijn tas met daarin mijn portemonnee, foto’s van mijn overleden vader, onze telefoons, de sleutelbos met alle huis- maar ook de autosleutels, de fotocamera, de camcorder, mijn agenda, kleding – zomer- en wintergoed, want je weet nooit wat voor weer het wordt – schoenen, dekbedden, beddengoed, kussens, handdoeken, theedoeken, vier fietsen, een zaklamp, spelletjes, de knuffels van de kinderen, hun DS en favoriete speelgoed. Verzin het maar, alles was mee. Dit alles ratelde door mijn hoofd toen we de McDonald’s binnen renden in de hoop iemand zover te krijgen ons te helpen. Ik spreek geen Spaans, de manager van de fastfoodketen geen Engels. Met handen en voeten legde ik uit wat er
d e zom van 20 er 09: d e dro vakant omie alleso en d e tend e mvatdiefsta l
was gebeurd. Dat zelfs onze telefoons waren gestolen. Of we alsjeblieft even mochten bellen? De man was niet erg hulpvaardig. Ik mocht bellen, maar niet intercontinentaal, want dat vond hij te duur. Ik stond perplex. Het is dat een klant tussenbeide kwam, spontaan de politie belde en daarna zijn mobiel aanbood, anders was ik vast gaan gillen. Ik belde mijn zus met het verzoek onmiddellijk de ANWBalarmcentrale te bellen en onze en/ofrekening te blokkeren. Ik legde uit op welke parkeerplaats we ongeveer stonden en nam afscheid met de woorden dat ze me na dit telefoontje voorlopig niet zou kunnen bereiken. Pas na een half uur verschenen twee agenten. Ook zij spraken alleen Spaans. Het woord ‘camper’ begrepen ze niet, hetzelfde gold voor ‘mobile home’. Pas nadat Jean Paul op een papiertje had uitgetekend wat de dieven hadden meegenomen, kwamen ze in
‘Hooguit vijf minuten waren we weg en de camper was verdwenen. Mét al onze spullen erin’ actie. De enige meevaller was Jean Pauls portemonnee. Die bleek in zijn broekzak te zitten, omdat we een ijsje voor de kinderen hadden gekocht. ‘Is dat een boef? Is dat ook een boef? Is dat ook een boef?’ Gebiologeerd wees Bart naar de foto’s van gezochte ETAterroristen. De poster hing aan de muur in een benauwd verhoorkamertje in het politiebureau, waar we drie uur eerder waren binnengebracht. Ik had mijn zus inmiddels al twee keer
gesproken en ook iemand van de ANWB-alarmcentrale, die doodleuk meldde dat hij zijn collega in Barcelona niet te pakken kreeg, omdat zij op het strand lag. Van binnen schreeuwde ik het uit van frustratie, maar voor mijn kinderen hield ik me in, zij hadden al genoeg te verduren. Eva liep al uren op blote voetjes. Ze sliep toen we de parkeerplaats op reden. Ik kon haar slippers niet zo snel vinden, dus had ik haar naar de
McDonald’s gedragen. Ze was nog niet helemaal zindelijk. Eenmaal op het bureau had ze van de stress per ongeluk in haar broek geplast. Ik had haar korte broek en onderbroek uitgespoeld in het fonteintje in de wc. Ze lagen te drogen, dus mijn dochter liep al een tijdje in haar blote kont. Tweeënhalf uur later hadden we nog steeds niets van de ANWB gehoord. Er was mij verteld dat één overnachting wordt vergoed, maar liever stapten we meteen op het vliegtuig. De Nederlandse ambassade kon niets voor ons betekenen. ‘Maandagochtend zijn jullie de eersten,’ vertelde een medewerker door de telefoon. Op het politiebureau konden we niet blijven. Ik belde nogmaals met de ANWB. Toen ik eindelijk iemand aan de lijn kreeg, werd ik even heel erg boos. Vanuit Nederland werd een hotelkamer voor ons geboekt, zonder ontbijt. Daarna belde een van de agenten een taxi. Voordat de chauffeur ons bij een hotel dropte, reed hij langs een pinautomaat. Onze en/of-rekening had mijn zus inmiddels geblokkeerd, dus pinde Jean Paul het maximale bedrag van duizend euro met zijn creditcard. Het hotel waar we waren afgezet, keek uit op de parkeerplaats waar onze camper werd gestolen. Dit is een geintje, dacht ik nog. Helaas. Niemand in het hotel had een luier voor Eva. Volgens de manager was drie kwartier verderop een winkelcentrum dat op zondag open was. Opnieuw namen we een taxi. Behalve luiers kochten we broodjes, schoenen voor Eva en een klokje, want wat er ook gebeurde, we wilden op tijd bij de ambassade zijn. Ook lieten we alvast pasfoto’s maken voor de noodpaspoorten. Met de taxichauffeur hadden we afgesproken dat hij ons een uur later weer zou oppikken. Gelukkig hield hij zich aan zijn afspraak, want we wisten natuurlijk niet waar we waren. Jean Paul en de kinderen vielen die avond uitgeput in slaap, maar ik deed geen oog dicht. Urenlang stond ik voor het raam te staren naar de plek waar onze camper had gestaan. Wat als… dacht ik steeds.
31 | 14
61
Zo veel mensen die hun kinderen laten slapen gedurende een korte pitstop. Gelukkig had ik Eva die middag wakker gemaakt.”
Lange nasleep
“De taxiritjes, boodschappen, pasfoto’s die we moesten laten maken, de hotelrekening, we hadden nog zevenhonderd euro toen we ons in hartje Barcelona voor de deur van de Nederlandse ambassade lieten afzetten. Al die tijd had ik geen traan gelaten, maar toen we vriendelijk werden begroet in onze eigen taal, gingen bij mij de sluizen open. Het laten maken van noodpaspoorten kwam op zeshonderd euro. Eerder die ochtend had ik in het hotel nog gesproken met een dame van de ANWB-alarmcentrale. Ze zei: ‘Vragen jullie de noodpaspoorten aan, dan regelen wij de tickets.’ Mooi niet dus. Met de benodigde papieren in mijn hand belde ik ’s middags de luchthaven. De laatste vlucht richting Amsterdam vertrok over anderhalf uur. Er waren nog lastminutetickets beschikbaar, maar dan moesten we ze meteen boeken en betalen en ons binnen het uur op de luchthaven melden. Ik hing op en draaide meteen het nummer van de ANWB. Ik kreeg een collega van de dame die ik eerder die morgen had gesproken aan de lijn. ‘U moet nu actie ondernemen,’ hijgde ik. ‘Over anderhalf uur vertrekt onze vlucht.’ Haar antwoord? ‘Het spijt me, mevrouw Suijs, maar degene die het dossier behandelt, is met lunchpauze. Probeert u het later nog eens.’ Dat we aan het begin van de avond toch voet op Nederlandse bodem zetten, danken we aan mijn vorige werkgever, die zo lief was wél meteen tickets voor ons te boeken en te betalen. En aan de taxichauffeur die vervolgens als een bezetene door het centrum van Barcelona scheurde. Thuis waren we er nog niet. Allereerst hadden we geen huissleutels, maar ook geen kleding, geen dekbedden, geen fietsen, geen handdoeken of ondergoed. Zelfs de elektrische tandenborstels moesten we opnieuw aanschaffen. Totale schade: 62
31 | 14
tienduizend euro. Toen ik de verzekering belde, kreeg ik te horen dat ze niet veel voor ons konden betekenen, mede omdat we een gewone reisverzekering hadden afgesloten in plaats van een recreatie-inboedelverzekering. Met andere woorden: alleen de spullen die in een koffer passen, werden vergoed. De verzekeringsagent die ons voor vertrek de polis aansmeerde, was in geen velden of wegen meer te bekennen. Van de spelcomputers, maar ook van veel kledingstukken konden we geen bonnen overleggen, ook dat drukte de hoogte van de uitkering. En als klap op de vuurpijl moesten we drie maanden wachten voordat werd overgegaan tot uitkering van de dagwaarde van de camper. Het bedrag dat op onze rekening werd bijgeschreven, lag veel lager dan de aankoopwaarde. Maar de meeste pijn deed de knauw die mijn zoon opliep. Zijn zusje was nog te jong, maar Bart maakte het hele gebeuren bewust mee. Bovendien was hij bang, want hij wist: ze hebben onze huissleutels. Omdat we onze kinderen ondanks alles wilden meegeven dat kamperen ook leuk kan zijn, kochten we van de uitgekeerde dagwaarde en ons laatste spaargeld de zomer erop een andere camper. Via Marktplaats kochten we de inboedel bij elkaar. Spanje had wat mij betreft voorgoed afgedaan, dus reden we naar Oostenrijk, Slovenië en Kroatië. En dat was behoorlijk confronterend, want ook bij ons zat de angst er nog goed in. We deden ons best, maar de vakantie was allesbehalve ontspannen. Als de kinderen wilden zwemmen in een meertje of de voorraad moest worden aangevuld, bleef een van ons achter bij de camper. Na die vakantie hebben wij de camper daarom meteen doorverkocht. Van onze camperdroom waren we voorgoed genezen. Wel hadden we nog één andere grote wens: een rondreis door Amerika. In een huurauto reden we in de zomer van 2011 van hotel naar hotel. Twee jaar na dato maakten we dan eindelijk de reis van ons leven.”
De Zom van 20 er 09: De w er en het eldr eis nieu lev en w e
Mireille
Een droom gaat in vervulling als Mireille Steenkamer (43), haar vriend Marcel en zoontje Teun (toen 2) in de zomer van 2009 een jaar op wereldreis gaan. De reis krijgt een andere wending als Mireille na de eerste maand zwanger blijkt te zijn. “We startten onze wereldreis in de zomer van 2009 in Londen. Vanuit Engeland zouden we doorvliegen naar Hongkong, Indonesië, Singapore, Maleisië, Thailand, Laos, Cambodja, Vietnam, Australië, Nieuw-Zeeland, Chili, Argentinië en Brazilië. We waren een maand onderweg toen ik in Bali niet ongesteld werd. Ik hoopte tegen het einde van onze reis zwanger te zijn, maar dat het zó snel zou gaan, had ik nooit verwacht. Voor de zekerheid wachtten we een paar dagen voor we een zwangerschapstest kochten. Eerst riep ik: ‘Wauw, wat gaaf.’ Vervolgens dacht ik: oké, hoe gaan we dit doen? Elk land heeft ziekenhuizen, dus die zorg was snel weg. Ik heb echt geen moment gedacht: we gaan terug naar Nederland. Een maand later lieten we in Kuala Lumpur de eerste echo maken. Via Google hadden we een gynaecoloog gevonden en een afspraak gemaakt. Ik was negen weken zwanger. De echo liet geen afwijkin-
‘We lieten echo’s maken in Kuala Lumpur, Hanoi, Bangkok, Thailand en Chili. Geen moment dacht ik: we gaan terug naar Nederland’ gen zien, de nekplooimeting was goed en ik voelde me prima. Moe was ik wel. Maar we reisden met een peuter, dus we deden sowieso rustig aan. We hadden de tijd aan onszelf, om de twee à drie dagen trokken we verder. Was het nodig, dan bleven we een week op dezelfde plek. En elke middag ging ik samen met Teun een paar uurtjes naar bed. We lieten ook echo’s maken in Hanoi, Bangkok, in Rayong in het zuiden van Thailand en in Chili. Overal waar ik kwam, had ik te maken met kundige, vriendelijke en dienstverlenende artsen.”
Ontspannen zwanger
“Wat ik zo fijn vond aan zwanger reizen, is dat ik me volledig aan mijn zwangerschap kon overgeven. Anders dan thuis het geval zou zijn geweest, hoefde ik niet te denken: o, straks nog die vergadering en dat werk moet ook nog af. Ik was 100% relaxed. Naarmate de zwangerschap vorderde en mijn buik groeide, ging mijn conditie achteruit. Op het eind woog ik vijftien kilo zwaarder en door de hitte waren mijn enkels gezwollen. Lopen ging steeds moeizamer, laat staan sjouwen. Met z’n drieën leefden we uit twee rolkoffers en twee rugzakjes met handbagage, die Marcel de laatste maanden van mijn zwangerschap
tilde. Het enige wat ik hoefde te doen, was Teun voortduwen in zijn buggy. Toch liet ik me niet weerhouden door dat extra gewicht. In Nieuw-Zeeland huurden we een campertje waarmee we een week rondtrokken. Het was krap, we hadden geen wc en geen warm water. Elke nacht moest ik een paar keer naar buiten, waar ik onder de sterrenhemel plaste. Gedoe, maar zelfs dat vond ik eigenlijk alleen maar leuk, gezellig en knus. De mensen die we ontmoetten tijdens onze reis vonden het allemaal bijzonder dat wij op deze manier reisden. Anders dan tijdens mijn zwangerschap van Teun - of misschien was ik me er toen gewoon niet van bewust - zeiden voorbijgangers op straat heel vaak: ‘Wat ben je mooi.’ Vooral in Azië en Chili, waar ze gek zijn op kinderen, staken mensen hun bewondering niet onder stoelen of banken. Waar ik ook kwam, overal stonden mensen voor me op of lieten me voor in de rij. Dat is in Nederland tegenwoordig echt anders. Ik was zwanger en voelde me gezien.”
Nieuwe plannen
“Ze zeiden het niet met zoveel woorden, maar familie en vrienden hadden toch wel hun bedenkingen. Iedereen die we het goede nieuws vertelden of mailden, reageerde hetzelfde: ‘O, wat
geweldig. Wanneer komen jullie terug?’ Als ik dan antwoordde: ‘Dat zijn we niet van plan’, hoorde ik hen denken: die zijn niet goed bij hun hoofd. De enige die zich echt zorgen maakte, was mijn moeder. Elke keer als we skypeten, vroeg ze: ‘Je blijft hopelijk toch wel in Australië om te bevallen?’ Volgens ons schema zouden we rond de drieëndertigste week in Nieuw-Zeeland aankomen. Ook westers. Bovendien woont in Auckland een oud studiegenootje dat had toegezegd ons wegwijs te maken. Maar voordat we voet hadden gezet in Nieuw-Zeeland kwamen we tot de ontdekking dat het verboden is voor buitenlanders om daar te bevallen. Vóór het verbod vlogen veel zwangere Aziaten naar het land om daar te bevallen, zodat hun baby een NieuwZeelands paspoort zou krijgen en daarmee ook recht op sociale voorzieningen. Terug naar Australië – wat mijn moeder graag had gezien – wilden we niet, want dat zou betekenen dat we daar vijf maanden moesten blijven. Je koopt namelijk een ticket rond de wereld en kan dan één kant op vliegen en niet terug. De volgende stop op het ticket was Chili. Niet bepaald mijn eerste keus, dus mailde ik de ambassade met de vraag: ‘Hoe is jullie gezondheidszorg?’ Een medewerker schreef terug dat in Chili veel in Amerika afgestudeerde artsen werken. Ook een vriendin – die een tijdje in Santiago woonde en werkte – bevestigde dat van alle Zuid-Amerikaanse landen Chili de beste optie was. En onze wereldreis was nou eenmaal een droom die we per se wilden volbrengen, dus gooide ik mijn vooroordelen overboord en boekten we een appartement in Santiago en drie vliegtickets. Ik was 35 weken zwanger toen we met LAN Airlines – een van de weinige maatschappijen waarmee je tot 36 weken mag vliegen – van Nieuw-Zeeland naar Chili vlogen. Eenmaal geïnstalleerd in Santiago bouwden we snel een sociaal netwerk op. We kwamen bijvoorbeeld op een
31 | 14
63
speelplein in contact met een Nederlandse vrouw die samen met haar Chileense man, een jongetje van Teuns leeftijd en een baby een paar straten achter ons bleek te wonen. We spraken af en werden vriendinnen. Annick bracht ons in contact met haar vroedvrouw en bood meteen aan op Teun te passen als het zover was. Zo fijn, want dat was, voordat mijn ouders lieten weten over te willen komen, mijn grootste zorg.”
Paniek
interviews: petra schouten, fotografie: istockphoto, Taverne agency
“De enige keer dat ik tijdens mijn zwangerschap dacht: heb ik wel de juiste beslissing genomen?, was twee dagen voor de geboorte van Bram. Ik was 41 weken zwanger. We sliepen toen Santiago in de nacht van 26 op 27 februari werd getroffen door een aardbeving. De grond onder ons ging zó tekeer, dat ik letterlijk uit bed werd geschud. De muren kraakten oorverdovend. Zo hard dat we moesten schreeuwen om elkaar te kunnen verstaan. Als een oermoeder boog ik me beschermend over mijn zoon, die heel hard huilde. ‘Geef mij Teun,’ riep mijn moeder, want hij zat half op mijn dikke buik. Enkele dagen eerder waren mijn ouders uit Nederland overgekomen om ons te ondersteunen voor en na de bevalling. Ik wilde mijn kind beschermen en weigerde hem los te laten. Tegelijkertijd duwde Marcel ons in de richting van de gang. ‘We moeten naar buiten.’ In de hal – gelegen in het midden van het appartementencomplex, waar het geluid niet weg kon – klonk het kabaal nog angstaanjagender dan in de slaap- en woonkamer. Ik dacht: ik ga die gang niet op. Als het gebouw instort, liggen we in het midden van het midden. Dan spring ik liever uit het raam, want ons appartement lag op de eerste verdieping. Zover kwam het gelukkig niet. Drie minuten schudde de stad hevig op zijn grondvesten. En drie minuten dacht ik alleen nog maar aan mijn kinderen. Aan het leven in me en mijn zoon in mijn armen. Zij mochten niet dood. Dat kón gewoon 64
31 | 14
niet. Mijn ouders schreeuwden, Marcel schreeuwde. ‘Mireille, we moeten weg!’ Als versteend bleef ik staan en drukte Teun nóg steviger tegen me aan, terwijl ik als een mantra herhaalde: ‘Dit gaat over, dit gaat over, dit gaat over.’ Dwars door Chili loopt een breuklijn. Omdat het land vaak wordt geteisterd door aardbevingen, zijn aannemers verplicht zo te bouwen dat gebouwen 9.0 op de Schaal van Richter kunnen doorstaan. Bewonderenswaardig dat iedereen zich aan de voorschriften houdt. Behalve gaten in het wegdek, scheuren in de muren en hier en daar een balkon dat naar beneden kwam,
voor je elkaar weer spreekt, zijn de gesprekken intenser als je op reis bent. Ook kreeg ik vaak uitgebreide reacties op mijn blog en website, waar ik over onze avonturen schreef en foto’s plaatste van ons gezin en mijn groeiende buik. Zonder dat we het wisten waren familie en vrienden, wel dertig man, naar Schiphol gekomen om ons met spandoeken en ballonnen te verwelkomen en Bram te bewonderen. Ook thuis wachtte een verrassing: onze buren hadden een groot laken in de straat gespannen met daarop de tekst: ‘Welkom terug in Amsterdam, Teun en Bram.’ Bram is inmiddels vier jaar. Hij weet
‘Terwijl ik de weeën wegpufte, voelden we de naschokken’ was de stad nauwelijks beschadigd. Toch nam het de angst voor de naschokken niet weg. Wekenlang voelden we ze, vaak wel tien keer op een dag. Ook toen ik twee dagen later in het ziekenhuis met acht centimeter ontsluiting mijn weeën lag weg te puffen. ‘Nee, niet nog één,’ jammerde ik toen de grond onder ons weer begon te schudden. De vroedvrouw pakte mijn hand en stelde me gerust. ‘Maak je niet druk, dit gebouw blijft wel staan.’ Nu kan ik erom lachen, maar toen….”
Dubbele achternaam
“Dat we een maand eerder dan gepland naar Nederland kwamen, was vooral een geldkwestie. We wilden niet terug, maar onze bankrekening was nagenoeg leeg. Bram was zes weken toen we vanuit Rio de Janeiro terugvlogen. Dat bijna niemand van onze familie en vrienden me zwanger heeft gezien, is aan de ene kant wel jammer, maar daartegenover staat het echte contact dat ik met hen had. Omdat je niet weet hoelang het duurt
dat hij in Zuid-Amerika is geboren, maar dat zegt hem nog niet zo veel. De voorkant van zijn geboortekaartje, dat we verstuurden vanuit Santiago, is een fotocollage van de dertien landen die we gedurende mijn zwangerschap bezochten. Aan de binnenkant de tekst: ‘Ola, na negen maanden meegereisd te hebben, ben ik er. Bram Schouten-Steenkamer, geboren op 1 maart 2010 in Santiago, Chili. Als enige van ons gezin heeft hij een dubbele achternaam. Marcel en ik zijn niet getrouwd, maar in Spaans sprekende landen krijgen kinderen altijd de achternaam van de vader én de moeder. Toen wij hem gingen aangeven, zei ik dat dat in Nederland niet gebruikelijk is. Daar had de ambtenaar geen boodschap aan. Hilarisch. En als Bram later volwassen is, heeft hij een goed verhaal in de kroeg.”
Mireille Steenkamer schreef een boek over haar bijzondere wereldreis. Zwanger in 13 landen is te bestellen via haar website www.zwangerin13landen.nl.