1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Onze referentie 392601 Uw referentie 2012Z04752, 2012Z04753 Bijlagen 1
Datum Betreft
2 april 2012 Beantwoording Kamervragen over het tekort aan stageplaatsen
Hierbij zend ik u allereerst de beantwoording van de Kamervragen van het lid Çelik (PvdA) d.d. 9 maart 2012 over het tekort aan stageplaatsen in het mbo (kenmerk 2012Z04752). Tevens zend ik u – mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – hierbij de beantwoording van de Kamervragen van de leden Biskop en Joldersma (beiden CDA) d.d. 9 maart 2012 over een tekort aan stageplaatsen in het mbo (kenmerk 2012Z04753). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
a
Pagina 1 van 8
Onze referentie 392601
2012Z04752 Vragen van het lid Çelik (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het tekort aan stageplaatsen in het mbo (ingezonden 9 maart 2012) Vraag 1. Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het tekort aan stageplaatsen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)?1 Antwoord: Ja. Vraag 2. Hoe beoordeelt u het signaal van onder andere de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) dat er een groot tekort aan stageplaatsen voor mbo’ers bestaat en dat dit nog verder gaat toenemen? Antwoord: Op dit moment is er volgens de SBB nog geen sprake van een groot tekort aan stageplaatsen en leerbanen. In de Basiscijfers Jeugd van februari 2012 heeft de SBB bericht dat het aantal vacatures voor mbo-gediplomeerden is afgenomen in vergelijking met de vier maanden daarvoor. Vervolgens heeft de SBB slechts aangegeven dat door deze vacatureafname het aanbod aan stageplaatsen en leerbanen onder druk zal komen te staan. Of en de mate waarin als gevolg hiervan tekorten aan stageplaatsen en leerbanen zullen ontstaan, zal naar inschatting van de SBB verschillen per sector en per regio. Wel geven de (af)bouw-, transport-, hout- en meubelsector volgens de SBB al aan dat zij nog niet hersteld zijn van de economische recessie. Als gevolg van de economische krimp zouden bedrijven in deze sectoren doorgaans minder nieuwe medewerkers nodig hebben en vooral inzetten op het in dienst houden van eigen personeel. Daarnaast hebben de overheidsgerelateerde sectoren (met name kinderopvang, kunst- en cultuursector) volgens de SBB laten weten dat de kabinetsbezuinigingen gevolgen zullen hebben voor het aantal stageplaatsen en leerbanen dat ze kunnen realiseren. Vraag 3. Beschikt u over accurate en recentere cijfers betreffende de huidige en voorziene tekorten aan stageplaatsen, ook specifiek per sector? Zo ja, kunt u deze beschikbaar stellen?
1
Het Financieele Dagblad, 7 maart 2012. Pagina 2 van 8
Antwoord: Ja.
Onze referentie 392601
Als bijlage bij deze brief treft u de SBB Barometer van maart 2012 aan, met daarin een actueel overzicht van vraag naar en aanbod aan stageplaatsen en leerbanen per branche en per regio2. Op basis van deze meting concludeert de SBB dat met name voor de opleidingsrichtingen welzijn, (af)bouw, kinderopvang, mode, transport en logistiek tekorten aan stageplaatsen en leerbanen dreigen. Vraag 4. Dreigt door het tekort aan stageplaatsen een conjunctureel probleem te resulteren in een structureel arbeidsmarktprobleem? Antwoord: Zoals ik reeds aangaf in mijn antwoord op vraag 2 is op dit moment nog geen sprake van een groot tekort aan stageplaatsen en/of leerbanen. Ik voorzie thans dan ook geen structureel arbeidsmarktprobleem als gevolg van de ontwikkelingen op dit terrein. Wel acht ik het van belang dat de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven – in samenwerking met mbo-instellingen en branches – het bedrijfsleven blijven stimuleren om voldoende stageplaatsen en leerbanen beschikbaar te (blijven) stellen. Temeer omdat weliswaar de meest recente SBB Barometer laat zien dat het landelijke aanbod aan leerbedrijven met ca. 223.000 nog goed op peil is, maar tegelijkertijd uitwijst dat het aantal leerbedrijven dat vervolgens actief (dat wil zeggen doorlopend) jongeren opleidt afneemt. Bij hun wervingsactiviteiten kunnen de kenniscentra gebruik maken van het door Colo geïnitieerde onderzoek “Motieven en meerwaarde van opleiden onder leerbedrijven” van 14 november 2011, met daarin actuele informatie over de voordelen die werkgevers zien in het opleiden van stagiaires. Ten slotte is voor het op peil houden van het aanbod van leerbedrijven in de conjunctuurgevoelige sectoren van belang dat sociale partners, zoals ten tijde van het Actieplan Jeugdwerkloosheid, bereid blijven om te investeren in anticyclische, sectorale opleidingsplannen om de aanwas aan jonge vakmensen zoveel mogelijk op peil te houden. Vraag 5. Welke inzet pleegt u op dit moment om samen met werkgevers- en werknemersorganisaties, bedrijfsleven en onderwijs tot een verhoging van het aantal landelijk beschikbare stageplaatsen voor mbo’ers te komen? Antwoord: Naast hetgeen ik reeds heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 acht ik het van wezenlijk belang dat we de opbrengsten van het Actieplan Jeugdwerkloosheid blijven benutten. Het voormalige Actieplan Jeugdwerkloosheid heeft de regionale infrastructuur rondom de keten zorg-onderwijs-arbeidsmarkt versterkt waardoor
2
Vanaf 1 januari 2012 – het moment dat de vereniging van de zeventien kenniscentra (Colo) is opgegaan in de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) – is de naam van de Colo Barometer gewijzigd in de SBB Barometer. Pagina 3 van 8
het regionaal organiserend vermogen is versterkt. Bovendien zijn er tal van instrumenten opgeleverd waarmee door de kenniscentra in samenwerking met regionale partijen dreigende tekorten aan leerbanen en stageplaatsen effectief kunnen worden bestreden. Zo zijn er de Basiscijfers Jeugd die elk tertaal per arbeidsmarktregio verschijnen en op basis waarvan de regionale partijen tijdig kunnen anticiperen op knelpunten rondom stages en leerbanen.
Onze referentie 392601
Vraag 6. Hoe beoordeelt u de opmerking in bovengenoemd artikel dat in een specifieke sector na een jaar slechts 60% van de leerlingen resteerde en een groot deel dus uitviel vanwege het feit dat het geen vervangend leerbedrijf kon vinden na een faillissement van het eerste leerbedrijf? Antwoord: Volgens het kenniscentrum Savantis is de hier bedoelde weergave in het Financieel Dagblad van 7 maart jl. niet volledig. Het gaat hier om een ontwikkeling die slechts een klein segment van de werkgebieden van Savantis betreft, namelijk de bbl-opleidingen op niveau 2 in de afbouwsector. Daarnaast zou de weergave op onderdelen onjuist zijn. Niet 60 procent, maar 73% van de studenten zou de betrokken opleidingen volgens Savantis nog steeds volgen. Anders dan het krantenartikel doet vermoeden, heeft niet 40% maar slechts 6% van de betrokken studenten zijn of haar leerbedrijf moeten verlaten vanwege de economische recessie. Bovendien heeft, volgens Savantis, daarvan ongeveer de helft de opleiding als bol-opleiding vervolgd dan wel is een andere, aanverwante bol-opleiding gaan volgen. Verder bericht Savantis dat de afbouwsector tezamen met de desbetreffende mbo-instellingen alles eraan doet om jongeren hun stageplaats of leerbaan te doen behouden dan wel om alternatieven te creëren om de werk- en leermogelijkheden voor jongeren in de afbouw te behouden. Zo hebben de sociale partners in de afbouwsector in 2010 en 2011 aanzienlijke bedragen ingezet (ca. 1,7 miljoen euro) ten behoeve van crisismaatregelen waarmee de leerwerkplaatsen voor jongeren zoveel mogelijk konden worden behouden. Vraag 7. Deelt u de mening dat er, gelet op de signalen over forse tekorten, extra inzet nodig is om te voorkomen dat jongeren onnodig hun opleiding moeten staken of belangrijke praktijkervaring ontberen na hun opleiding? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om deze extra inzet te concretiseren? Antwoord: Vooralsnog acht ik extra inzet niet nodig. Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 doen zich op dit moment nog geen substantiële tekorten voor. Bovendien volstaat, volgens de SBB, op dit moment het bestaande instrumentarium van de kenniscentra om het landelijke aanbod van stageplaatsen en leerbanen op peil te houden. Substantiële knelpunten worden veelal opgelost door een werving van extra stageplaatsen en leerbanen in de desbetreffende regio of het beter benutten van het beschikbare potentieel aan stageplaatsen en leerbanen (zoals een slimmere inroostering van de stageperiode door de mboinstelling). Wel heb ik de SBB gevraagd de vinger aan de pols te houden en mij te
Pagina 4 van 8
informeren op het moment dat het bestaande instrumentarium niet meer toereikend is om het aanbod op peil te houden.
Onze referentie 392601
Vraag 8. Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over mbo dat begin april is gepland? Antwoord: Ja.
Pagina 5 van 8
Onze referentie 392601
2012Z04753 Vragen van de leden Biskop en Joldersma (beiden CDA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een tekort aan stageplekken in het mbo (ingezonden 9 maart 2012) Vraag 1. Bent u op de hoogte van het artikel “Tekort aan stageplekken dreigt in het mbo”?3 Antwoord: Ja. Vraag 2. Deelt u de mening dat het tekort aan stageplaatsen in de sector zorg en welzijn opvallend is, mede omdat men daar in de zeer nabije toekomst duizenden extra mensen nodig heeft? Antwoord: De SBB Barometer van maart 2012 laat zien dat er in het algemeen meer dan voldoende leerbanen en stageplaatsen zijn in de zorg- en welzijnssector. Wel doen zich in sommige regio’s knelpunten voor rondom het aanbod van stageplaatsen en leerbanen voor opleidingen in de welzijnssector, met name op het terrein van de jeugdzorg en de kinderopvang. Daarnaast signaleert het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven Calibris in zijn BPV-barometer Zorg van najaar 2011 dat het aanbod van stageplaatsen en leerbanen voor de opleiding helpende zorg en welzijn (niveau 2) steeds meer onder druk komt te staan. Dit zou zich onder andere laten verklaren door een lichte stijging van het aantal ingeschreven studenten voor deze opleiding. Aangezien het voor zorginstellingen steeds moeilijker wordt voldoende personeel op mbo-niveaus 3 en 4 te werven, biedt deze stijging zorginstellingen de mogelijkheid om toch aan de benodigde extra instroom aan personeel te komen. Vraag 3. Hoe staat het dalende stageaanbod in relatie tot het dalende aantal leerlingen bij o.a. opleidingen tot verpleegkundige en verzorgende? Op welke wijze denkt u de situatie te kunnen keren? Vraag 4. Hoe verklaart u het geringe aantal stageplaatsen? Antwoord op vraag 3 en 4: Graag benadruk ik dat de leerlingtelling van DUO juist laat zien dat het aantal ingeschreven studenten voor de opleidingen in de zorg- en welzijnssector de afgelopen vier jaren licht is gestegen. Daarnaast laat de BPV-barometer van
3
Het Financieele Dagblad, 7 maart 2012 Pagina 6 van 8
Calibris specifiek per opleidingsrichting de ontwikkeling zien in het aantal ingeschreven studenten voor het schooljaar 2010-2011 (in vergelijking tot het schooljaar daarvoor): het aantal verpleegkundigen stijgt met 3%, het aantal helpenden met 1% en het aantal medewerkers maatschappelijke zorg met 4%. Alleen bij de opleiding voor verzorgende zou sprake zijn van een daling in het aantal ingeschreven studenten (-2%). Hoewel het aantal instromers voor deze opleiding voor schooljaar 2010-2011 weliswaar met 1% is gestegen, zijn er onvoldoende ingeschreven studenten in verhouding tot de vraag naar personeel op dit niveau. Betrokken partijen, zoals zorginstellingen en onderwijsinstellingen zijn zich hiervan bewust en stimuleren waar mogelijk extra instroom.
Onze referentie 392601
Ook het aanbod van stageplaatsen en leerbanen in de zorg- en welzijnssector is de afgelopen vier jaren sterk gestegen. Uit een in 2011 verrichte evaluatie van Anderson Ellfers Felix4 blijkt dat de doelstelling van 20% meer aangeboden leerbanen voor bbl-studenten en 10% meer voor bol-studenten in 2012 t.o.v. 2007, reeds in 2010 is behaald. Deze positieve ontwikkeling heeft zich, blijkens de BPV-barometer van Calibris, doorgezet in de periode 2010-2011 (o.a. een stijging van 4% voor de opleiding verpleegkundige en voor die voor medewerker maatschappelijke zorg niveaus 3 en 4). Bovendien blijkt uit de aanvragen voor de Subsidieregeling stageplaatsen zorg (hierna: Stagefonds) dat het aantal gerealiseerde stages voor de bol-opleiding helpende zorg en welzijn de afgelopen jaren sterk is toegenomen, van 1.713 gerealiseerde voltijdsplaatsen in 2008 naar 2.346 in 2011 (een stijging van 37%). Uitgaande van 3 stagiaires per voltijdsplaats worden hierdoor inmiddels bijna 2.000 studenten van niveau 2 extra in de zorg opgeleid. Het kabinet zet het Stagefonds dan ook voort met een jaarlijks budget van € 99 miljoen. Verder zal het efficiënter inzetten van leerling-werknemers op niveau 2 door zorginstellingen ook eraan bijdragen dat zorginstellingen in de toekomst kunnen blijven voorzien in de benodigde aanwas aan personeel in de zorgsector. Vraag 5. Bent u ervan op de hoogte dat de kenniscentra Savantis en Calibris aangeven dat er voldoende leerbedrijven zijn, maar dat zij óf niet allemaal als zodanig actief zijn óf te weinig armslag hebben om studenten te begeleiden? Hoe denkt u bedrijven en instellingen te stimuleren om meer stageplekken te bieden? Antwoord: Het kabinet heeft al een aantal financiële voorzieningen in het leven geroepen ter bevordering van het aanbod van stageplaatsen en leerbanen, inclusief bijbehorende begeleiding. Om de belemmerende werking van arbeidskosten bij het aanbieden van stageplaatsen en leerbanen tegen te gaan, kunnen leerbedrijven aanspraak maken op een fiscale tegemoetkoming (de zgn. afdrachtvermindering onderwijs). Deze is bedoeld als fiscale tegemoetkoming voor de werkgever in de verletkosten van leerling-werknemers én als tegemoetkoming in de verletkosten van de
4
Waarvan de minister van VWS uw Kamer het kernrapport ‘Evaluatie Stagefonds Zorg’ bij
brief van 4 maart 2011 heeft doen toekomen (TK 2010-2011, 29 282, nr. 111). Pagina 7 van 8
praktijkopleider. Daarnaast is er specifiek voor de zorgsector het Stagefonds, dat zorginstellingen de financiële armslag geeft studenten tijdens hun stage goed te begeleiden. Uit de evaluatie van Anderson Ellfers Felix (2011) blijkt dat mede door de financiële bijdrage uit het Stagefonds de kwaliteit van stageplaatsen en de begeleiding van stagiaires de afgelopen jaren aanzienlijk is verbeterd. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 3 en 4 al heb aangegeven, wordt het Stagefonds structureel voortgezet.
Onze referentie 392601
Desondanks blijft het in deze tijd van economische recessie van belang dat de betrokken brancheorganisaties, kenniscentra en mbo-instellingen de leerbedrijven blijven stimuleren om doorlopend voldoende stageplaatsen en leerbanen voor mbo-studenten beschikbaar te blijven stellen. Van de SBB heb ik vernomen dat de kenniscentra de afgelopen twee jaren juist zeer actief zijn met het bevorderen dat leerbedrijven actief stageplaatsen en leerbanen blijven aanbieden, onder meer door het voorzien in passende ondersteuning van de leerbedrijven bij hun opleidingstaak. De kenniscentra Calabris en Savantis zijn het dan ook oneens met de berichtgeving in het Financieel Dagblad. Vraag 6. Ziet u net als in 2009 mogelijkheden om tot een Actieplan Jeugdwerkloosheid te komen waarbij werkgevers en werknemers geld beschikbaar stelden uit de opleidingsfondsen van de verschillende sectoren om het aantal stageplaatsen op peil te houden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom ziet u geen mogelijkheden? Antwoord: Het voormalige Actieplan Jeugdwerkloosheid heeft de regionale infrastructuur rondom de keten zorg-onderwijs-arbeidsmarkt versterkt waardoor het regionaal organiserend vermogen is versterkt. Bovendien zijn er tal van instrumenten opgeleverd waarmee door de kenniscentra in samenwerking met regionale partijen dreigende tekorten aan leerbanen en stageplaatsen effectief kunnen worden bestreden. Zo zijn er de Basiscijfers Jeugd die elk tertaal per arbeidsmarktregio blijven verschijnen en op basis waarvan de regionale partijen tijdig kunnen anticiperen op knelpunten rondom stages. Op dit moment volstaat volgens de SBB het bestaande instrumentarium van de kenniscentra om het landelijke aanbod van stageplaatsen en leerbanen op peil te houden. Substantiële knelpunten worden veelal opgelost door een werving van extra stageplaatsen en leerbanen in de desbetreffende regio of het beter benutten van het beschikbare potentieel aan stageplaatsen en leerbanen (zoals een slimmere inroostering van de stageperiode door de mbo-instelling).
Pagina 8 van 8