3.
2.
1.
5.
4.
6.
7.
8.
10.
2014 - 2015
9.
11.
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 14
Partijen ontstaan uit conflicten Historici onderscheiden in de Belgische naoorlogse geschiedenis drie breuklijnen of conflictzones waardoor er verschillende onenigheden gegroeid zijn. Die drie breuklijnen liggen ook aan de basis van het ontstaan van de traditionele partijen. We bekijken de breuklijnen en de link met het ontstaan van de partijen.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 15
Standpunten van partijen Bekijk het interview met prof. Deschouwer over de standpunten van de verschillende Vlaamse politieke partijen. Maak een schema op een apart blad waarbij je de belangrijkste standpunten noteert. Elke partij heeft een ideologie: een ideologie is een visie op de mens en op de samenleving. Het is een analyse van hoe de wereld eruit ziet, wat goed is en wat niet en wat moet veranderen. Het is een samenhangende visie met ideeën van hoe de samenleving eruit zou moeten zien. Je hebt dus een liberale ideologie, een socialistische ideologie, een christendemocratische ideologie, een nationalistische ideologie, een groene ideologie….. Soms hoor je spreken van linkse en rechtse partijen, maar wat houden deze termen precies in? De onderverdeling tussen rechts en links kan betrekking hebben op twee gebieden, waarbij het mogelijk is dat een politieke partij op het ene gebied links is en op het andere gebied rechts. Die twee gebieden hebben te maken met twee scheidingslijnen: de sociaal-economische en de culturele. De sociaal-economische scheidingslijn heeft betrekking op de houding van een politieke partij ten opzichte van de rol van de overheid in de economie. Wie voorstander is van een grote overheidsinterventie in de economie, is links (bijv. socialisten). Wie daartegen is, is rechts (bijv. liberalen). De culturele scheidingslijn heeft te maken met de rol van het individu ten aanzien van de gemeenschap. Wie tradities belangrijk vindt, wie de samenleving niet al te bruusk wil veranderen en wie beperkingen ziet aan de individuele keuzevrijheid, is rechts (bijv. CD&V). Wie de eigen waarden verkiest boven ‘vreemde’ waarden en de gelijkheid van mensen in twijfel trekt, is extreem rechts (bijv. Vlaams Belang). Partijen die dan weer de vrijheid van het individu op alle domeinen van de maatschappij beklemtonen, staan aan de linkerkant (bij. liberalen en socialisten).
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 16
____________________________________________________________________
PROGRESSIEF
ARBEID ____________________________________________________________________ KAPITAAL
CONSERVATIEF
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 17
3. België is een democratische rechtstaat
Dit hoofdstuk is gebaseerd op de website www.dekrachtvanjestem.be
Stel je voor hoe het is in een land zonder democratie en rechtsstaat. Je kunt zomaar in de gevangenis terecht komen zonder te weten waarom. Je kunt niet vrijuit en hardop je mening geven. Je mag niet zomaar een vereniging vormen... Maar wat is dan een democratische rechtsstaat? Een pasklaar antwoord is er niet! Wereldwijd bestaan er veel verschillende bestuursvormen die democratisch genoemd worden en toch sterk van elkaar verschillen. Maar ze hebben wel enkele dingen gemeen: - de macht is verdeeld over verschillende instellingen (‘scheiding der machten’) - er zijn vrije en eerlijke verkiezingen - er moet een meerderheid zijn om te kunnen regeren (coalitie en oppositie) - de fundamentele rechten van de burgers worden beschermd (bijv. vrijheid van me ningsuiting) en staan in een grondwet. Het woord ‘democratie’ is afgeleid van de Griekse woorden ‘dèmos’ (= volk) en ‘kratein’ (= heersen, regeren). Letterlijk betekent democratie dus dat de macht om te besturen bij het volk ligt. Toch zijn er enkele bedenkingen… We bekijken achtereenvolgens de vier kenmerken van een democratische rechtsstaat en passen dit toe op de situatie in België.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 18
3.1 Eerste kenmerk van een democratische rechtstaat: scheiding der machten Wanneer alle macht in een staat uitgeoefend wordt door één instelling of een kleine groep machthebbers, dan leidt dat tot dictatuur. In een democratisch systeem moet de macht verdeeld worden over verschillende instellingen. Dat is ook bij ons zo. Daarom hebben we drie machten:
TAAK
UITVOERENDE MACHT Wetten uitvoeren
WIE?
Regering (ministers)
WETGEVENDE MACHT Wetten maken, begroting goedkeuren, controle Parlement (volksvertegenwoordigers)
RECHTERLIJKE MACHT Wetten naleven controleren Onafhankelijke rechtbanken
De wetgevende macht: het parlement Het parlement keurt de wetten of decreten goed. Dat betekent niet dat het parlement alle wetten of decreten ook schrijft, in het merendeel van de gevallen doet de regering dat. Maar het parlement bespreekt wel alle voorstellen en ontwerpen, voert het debat erover en stemt uiteindelijk over de voorstellen en ontwerpen. Een wet wordt goedgekeurd door de meerderheid (de helft +1). Het parlement keurt elk jaar de begroting goed De begroting is de raming van de uitgaven en het innen van de belastingen. De begrotingsbesprekingen zijn een moment van debat en politieke controle op het beleid van de regering. Het parlement controleert de regering Het parlement controleert de regering doordat volksvertegenwoordigers vragen stellen aan de regering en de individuele ministers. Dat noemt men een interpellatie.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 19
De uitvoerende macht: de regering
Een regering voert volgens de theorie van de scheiding der machten wetten uit. In de praktijk betekent “uitvoeren” eigenlijk het dagelijks besturen van het land. Het hoofd van onze federale regering is de eerste minister of de premier. De regering bestaat uit alle ministers, die elk een eigen bevoegdheid hebben. Een bevoegdheid is het domein waarover een minister beslist: zo heb je bijvoorbeeld de minister van Buitenlandse Zaken of defensie of justitie….. De bevoegdheden zijn in België verdeeld over het federale niveau en de gemeenschappen en gewesten (zie verder). De belangrijkste persoon binnen de Vlaamse regering is de minister-president. Op het gemeentelijk niveau is de uitvoerende macht het schepencollege en neemt de burgemeester de leiding. De verschillende ministers in de regering kunnen binnen hun bevoegdheid eigen beslissingen nemen en budgetten vastleggen. De meeste beslissingen worden echter collegiaal genomen. Dat wil zeggen dat de hele regeringsploeg er op de ministerraad over gepraat heeft en het ermee eens is. Hieruit vloeit meteen voort dat regeringsbeslissingen het resultaat zijn van overleg en compromis. Scherpe kantjes zijn er afgevijld, en elke beslissing moet altijd passen binnen het regeerakkoord dat afgesloten werd tussen de regeringspartijen bij de aanvang van een regeerperiode.
Regering Di Rupo I (Federaal, 2011-2014)
Regering Bourgeois I (Vlaams, 2014-2019)
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 20
De rechterlijke macht In de rechtsstaat moeten de regels afgedwongen kunnen worden. Niemand staat boven de wet, de burgers niet en de overheid niet. Daarom wordt de derde staatsmacht gevormd door hoven en rechtbanken die onafhankelijk moeten werken van de regering en het parlement. Onafhankelijk wil zeggen dat de regering of het parlement nooit tussenbeide mogen komen bij het spreken van recht.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 21
3.2 Tweede kenmerk van een democratische rechtstaat: vrije verkiezingen
Invuloefening: van verkiezingen tot regeringsvorming De _________________________ is een kaart waarmee mensen in België worden opgeroepen om te gaan stemmen. Iedere Belg van ____ jaar of ouder krijgt enkele weken voor de verkiezingen die kaart thuis opgestuurd. Alleen als je die kaart inlevert en toont samen met je identiteitskaart mag je gaan stemmen. Op die manier kan je geen twee keer gaan stemmen. In België is er _______________________, dat betekent dat iedere Belg zich moet aanmelden voor de verkiezingen. Wanneer je ziek bent of om een andere reden niet kan gaan stemmen, mag je een _______________ geven. Iemand anders gaat dan in jouw plaats stemmen. In het _________________ breng je je stem uit. Ongeveer de helft van de Vlamingen doet dat met de computer. Je kan op verschillende manieren stemmen. Je kan je stem aan één partij geven, dan geef je een ____________________ . Als je voor één of meerdere personen wil stemmen, dan geef je een ____________________________ . Wie bovenaan de lijst staat, is de ____________________ Wie onderaan de lijst staat, is de ________________. Op een stembiljet kan je dus kiezen voor kandidaten en ___________________. Het gebeurt dat een kandidaat minister of staatssecretaris wordt. Dan neemt die kandidaat ontslag als parlementslid en wordt hij/zij vervangen door zijn/haar (zelfde woord)________________. De kieswet verplicht de politieke partijen de plaatsen evenwichtig te verdelen tussen man2014 - 2015 Cursus geschiedenis 6TSO Pagina 22
nen en vrouwen. Dat heet de _______________________________________________ . Op basis van het aantal stemmen, wordt een aantal _______________ aan een partij toegekend. Om een ____________________ te vormen in een parlement of raad, moeten verschillende partijen samen een ____________ vormen. Dat betekent dat partijen moeten onderhandelen om tot die (zelfde woord)________________ te komen. Dat gaat soms heel moeizaam. Meestal wordt er door de koning een ________________________ aangesteld: dat is een ervaren politicus die rondvraag doet bij de politieke partijen en kijkt of er een mogelijkheid bestaat op een politiek akkoord. Hij leidt dus een soort van verkenningsronde. Hij rapporteert aan de _____________ en geeft advies over de aanstelling van een ____________________. Die persoon is meestal de latere __________________ of leider van de regering. Hij heeft als taak een _______________________ uit te werken. Dat zijn de voornaamste doelstellingen die een regering wenst te realiseren tijdens een regeringsperiode of ____________________ . Nadien wordt er onderhandeld over de mogelijke concrete samenstelling van de regering. De regeringspartijen schuiven kandidaten naar voren om __________________ of __________________________ te worden. Als die onderhandelingen slagen, legt de nieuwe regering de eed af bij de koning.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 23
3.3 Derde kenmerk van een democratische rechtstaat: coalitie en oppositie Coalitie zijn die partijen die samen de meerderheid vormen in het parlement. Als je hun zetels optelt hebben zij samen minimum ‘de helft +1’ van de zetels. De partijen van de meerderheid vormen samen de regering. Zij moeten een compromis sluiten en overeen komen. Op het federale niveau zijn de volgende partijen nu lid van de coalitie: __________________________________________________________________ Op het Vlaamse niveau zijn de volgende partijen nu lid van de coalitie: ___________________________________________________________________ Op het gemeentelijke niveau (Duffel) zijn de volgende partijen nu lid van de coalitie: __________________________________________________________________ Oppositie zijn die partijen die geen deel uitmaken van de meerderheid. Zij zetelen natuurlijk wel in het parlement, maar zijn geen deel van de regering. Zij leveren kritiek op het beleid van de regering. Op het federale niveau zijn de volgende partijen nu lid van de oppositie: ____________________________________________________________________ Op het Vlaamse niveau zijn de volgende partijen nu lid van de oppositie: ____________________________________________________________________ Op het gemeentelijke niveau (Duffel) zijn de volgende partijen nu lid van de oppositie: ____________________________________________________________________ Bijlage: Verkiezingsuitslagen Kamer van Volksvertegenwoordigers, 25/5/2014.
Bijlage: Verkiezingsuitslagen Vlaamse Raad, 25/5/2014.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 24
3.4 Vierde kenmerk van een democratische rechtstaat: grondwet De rechten van de Belgische burgers staan in onze grondwet. De grondwet is de basistekst voor alle wetten en decreten in ons land. De grondwet legt ook vast hoe onze instellingen werken en hoe de macht verdeeld is en tot slot bepaalt de grondwet de indeling van onze staat. Onze grondwet kan veranderd worden, maar daarvoor is een tweederdemeerderheid nodig in het parlement. Opdracht: Duid in de uittreksels van de Belgische grondwet hieronder: -twee artikels aan die gaan over de rechten van Belgische burgers -twee artikels aan die gaan over de werking van instellingen -twee artikels aan die gaan over de indeling van onze staat DE BELGISCHE GRONDWET Artikel 1 België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten. Art. 2 België omvat drie gemeenschappen : de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Art. 3 België omvat drie gewesten : het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse gewest. Art. 10 Er is in de Staat geen onderscheid van standen. De Belgen zijn gelijk voor de wet(…) De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd. Art. 14 Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet. Art. 14bis De doodstraf is afgeschaft. Art. 22bis Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen. Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen. Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat. Art. 36 De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. Art. 42 De leden van beide Kamers vertegenwoordigen de Natie en niet enkel degenen die hen hebben verkozen. Art. 91 De Koning is meerderjarig op de volle leeftijd van achttien jaar. De Koning neemt eerst bezit van de troon nadat hij, in een vergadering der verenigde Kamers, de volgende eed plechtig heeft afgelegd :“ Ik zweer dat ik de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, ‘s Lands onafhankelijkheid handhaven en het grondgebied ongeschonden bewaren. 2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 25
Iedere mens heeft ook een aantal rechten. Deze rechten gelden voor alle mensen in de wereld, ze zijn universeel en ze zijn onvoorwaardelijk. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) werd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties goedgekeurd op 10 december 1948 en elke VN-lidstaat heeft die Verklaring ondertekend. De UVRM vormt een soort van morele code, maar ze is op zich niet bindend. De grondwet van elk democratisch land houdt rekening met deze Verklaring. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (verkorte versie) Art. 1 Alle mensen worden vrij geboren en moeten op dezelfde manier worden behandeld. Art. 2 Iedereen heeft recht op alle rechten: man en vrouw, ongeacht leeftijd, huidskleur, godsdienst of taal. Art. 3 Iedereen heeft recht op leven in vrijheid en in veiligheid. Art. 5 Niemand mag gemarteld of op een vernederende manier behandeld worden. Art. 7 Alle mensen moeten volgens de wet op dezelfde manier behandeld worden. Art. 9 Niemand kan zonder goede reden gevangen gezet worden of het land uitgestuurd. Art. 10 Een rechtszaak moet in het openbaar gebeuren. De rechters en juryleden moeten onafhankelijk en onpartijdig zijn. Art. 13 Iedereen heeft het recht om te gaan en te staan waar hij/zij wil, in eigen land en in het buitenland. Art. 16 Iedereen heeft het recht om te trouwen en een gezin te stichten. Art. 17 Niemand mag persoonlijke bezittingen zonder goede redenen afgenomen worden. Art. 18 Iedereen heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Art. 19 Iedereen is vrij om een eigen mening te hebben en deze te uiten. Art. 20 Iedereen heeft het recht om bij een vereniging aan te sluiten en te vergaderen. Art. 21 Iedereen heeft het recht om deel te nemen aan de regering en aan vrije verkiezingen. Art. 23 Iedereen is vrij in de keuze van een beroep, en heeft recht op een rechtvaardig loon. Mannen en vrouwen moeten voor hetzelfde werk evenveel betaald krijgen. Art. 24 Iedereen heeft het recht op vrije tijd en vakantie. Art. 26 Iedereen heeft recht op onderwijs. Art. 29 Iedereen heeft ook plichten tegenover de andere mensen. De overheid mag de uitoefeningen van rechten slechts beperken om de rechten van anderen te garanderen en omwille van openbare orde en goede zeden. De wetten in het land mogen niet ingaan tegen de mensenrechten.
2014 - 2015
Cursus geschiedenis 6TSO
Pagina 26