Herhalen hoofdstuk 4 Luchtwegen:
Fysiologie Les 8
Cavitas nasi tot weefselcel = weg zuurstof Weefselcel tot cavitas nasi = weg kooldioxide In/uitademing, longen volgen beweging borstkas Longvolumina: Teugvolume, residu, IRC, ERC Totale long capaciteit (TLC), vitale capaciteit Waarde van Tiffenau: 1 sec waarde AMV=AF x Ademteug, alveolaire ventilatie Regulatie; P CO₂ art bloed, rekreceptoren long Snorkelen; vergroot anatomisch dode ruimte, invloed van waterdruk. Bergsport: AMV Trainingseffecten? Nauwelijks….
Bekkengordel, SI gewricht, Symphysis Pubica Bekkengordel: 2x art coxae 1x os sacrum Art Coxae: Os Ilium Os Pubis Os Ischium
8
1: Tijdens looppas neemt de O₂ opname toe, welke factor(en) kunnen verantwoordelijk zijn? A) De ademfrequentie neemt toe B) De ademdiepte neemt toe C) Het verschil tussen O₂ gehalte van in- en uitademingslucht wordt groter D) Alle bovengenoemde 2: In welke situatie wordt de weerstand die de bloedstroom in een bloedvat ondervindt groter? A) Als de diameter van het vat groter wordt B) Als de lengte van het vat afneemt C) Als de wanddikte van het vat afneemt D) Als het gehalte aan erytrocyten hoger wordt 3: Het HBO₂(hemoglobinezuurstof) staat eerder zijn zuurstof af bij: A) Een lage PH van het bloed B) Een hoge PCO₂ in het bloed C) Een hoge temperatuur van het bloed D) Alle bovengenoemde 4: In welk orgaan neemt tijdens lichamelijke inspanning de bloedvoorziening het meest toe? A) De darmen B) Dehartspier C) De hersenen D) De lever
8
5: Hoe groot is in rust de hoeveelheid lucht die een gezonde volwassene van 70 kg in- of uitademt? A) 300 ml B) 500 ml C) 700 ml D) 900 ml 6: Welk volume neemt af tijdens arbeid in vergelijking met rust? A) Het ademminuutvolume B) Het ademteugvolume C) Het inspiratievolume D) Het restvolume (residu) 7: Welke receptoren zijn in rust verantwoordelijk voor op gang brengen uitademing A) De chemoreceptoren die gevoelig zijn voor de O₂ spanning van het bloed B) De chemoreceptoren die gevoelig zijn voor de CO₂ spanning van het bloed C) De thermoreceptoren in het bloedvatstelsel D) De rekreceptoren in het longweefsel 8: *Om een lagere ademweerstand te verkrijgen is ademen door neus beter dan door mond #Bij eenzelfde ademminuutvolume (AMV) is vaak en oppervlakkig ademen beter dan langzaam en diep omdat daardoor de invloed van de anatomisch dode ruimte minder is A) * en # zijn waar C) Alleen * is waar B) * en # zijn niet waar D) Alleen # is waar
8
Spijsvertering Een proces waarbij op mechanische (bv kauwen) en/of chemische (bv enzymen) wijze het voedsel zodanig wordt verkleind dat het in het lichaam opgenomen kan worden zonder dat daarbij de essentiële eigenschappen van de bouw of brandstoffen verloren gaan Energiebalans= energie verbruik gelijk aan energie inhoud voeding Kwantiteit = hoeveelheid voeding Obesitas/Adipositas - Anorexia Kwaliteit zegt iets over de samenstelling van de voeding Tabel blz 94 Brandstoffen: 1 Koolhydraten 2 Vetten 3 Eiwitten 4 Alcohol Bouwstoffen: 1 Eiwitten 2 Vetten 3 Vitaminen 4 Mineralen en Sporen-elementen 5 Water Reservestoffen: 1 Vetten 2 Koolhydraten 3 gering opslag in lever van eiwit vitaminen mineralen Beschermende stoffen: 1 Vitaminen + Mineralen en Sporen-elementen
Brandstoffen 1: Koolhydraten zijn voornaamste energie bron In voedsel zitten KH als: zetmeel (aardappelen rijst meel) en suikers (Polysachariden, disachariden in riet-bietsuiker, melksuiker=lactose en monosacharide glucose dextrose fructose honing) In spieren en lever is er een hoeveelheid opgeslagen “vaste”glucose als reserve: GLYCOGEEN = dierlijk zetmeel 1 gr KH: 4 kcal
2: Vetten functies in lichaam: 1 Bron van energie, vetten leveren per 1 gr 9 kcal 2 Reserve vet in onderhuids BW, tussen spieren, gele beenmerg 3 Steunvet oogkas nieren (corpus adiposum) smeerstof pees in schede 4 Bouwstof onderdeel celmembraan 5 Oplosmiddel vitamines, Isolatie lichaam en rond zenuwen
Energie behoefte: • Inspanningsgebonden factoren: -Duur –Intensiteit -Frequentie van de inspanning dit heeft invloed op omvang van het energieverbruik maar ook op type brandstof: maximaal KH, sub-maximaal vet
• Persoonsgebonden factoren: -Sekse –Leeftijd -Lichaamssamenstelling en -Lichaamsgrootte (zie ook wat beïnvloedt BM in H2) Grens duurprestatie (max) wordt bereikt als de glycogeen voorraad uitgeput raakt (glycogeen depletie): normaal na anderhalf uur, vele koolhydraat diëten Vet reserve enorm voor sub-maximale duur prestatie
Glycogeen loading zie tabel blz 96 - Lijn 1 met normale gemengde voeding - Lijn 2 met koolhydraat rijke voeding - Lijn 3 na het supercompensatie dieet Supercompensatie dieet houdt in dat 1 week voor de wedstrijd een zware inspanning wordt geleverd. Langer dan anderhalf uur zodat de KH reserves leeg zijn(glycogeen depletie). Hierna volgen 3 dagen met vet en eiwit rijke voeding. Dan 3 dagen met KH rijke voeding. Na dit dieet is de glycogeenvoorraad enorm toegenomen. Toch ook nadelen, niet goed week voor wedstrijd zo’n zware inspanning, vetrijke dagen kans op blessures en minder motivatie, snel irritatie. Bij KH rijke dagen maaltijden niet echt lekker, moeilijk veel van te eten Voordeel van gebruik glycogeen voorraad spieren is dat gelijk met vrijkomen glucose ook water (wat als “cement” diende) vrijkomt. Re-absorbtie water, meer vocht in omloop voor vervoer warmte en om zweten te compenseren
Zenuwstelsel heeft als enige voedingsbron koolhydraten Bij glucose tekort kans op slechtere coördinatie en gevoel van vermoeidheid Goed getrainde kan glycogeen besparen door -verbeterde doorbloeding -meer zuurstof naar cellen -in cellen meer mitochondria en aerobe enzymen. Daardoor meer hulp vetverbranding en later bijspringen anaeroob Zie tabel blz 98 Beginnende sporter Overheersen KH Eerder anaeroob Meer sympaticus Glycogeen eerder op
Getrainde sporter Langer aeroob, vet doet meer mee Uitstellen anaerobe drempel Parasympatisch systeem doet mee Glycogeen besparing
Bouwstoffen: Eiwitten Voeding: vlees vis wild zuivel (oa melk yoghurt kwark kaas) eieren aardappelen bonen erwten graanvruchten kiemgroenten noten zeewier soja tempeh paddenstoelen zaden (pijnboompitten chica) Menselijk eiwit bevat 22 aminozuren, 12 kan het lichaam zelf samen stellen, 10 moeten uit voeding komen: essentiële aminozuren Dierlijk eiwit bevat al deze essentiële aminozuren, plantaardig eiwit is onvolwaardig, netto eiwit opbrengst dierlijk groter dan plantaardig Vegetariërs moeten relatief meer gram eiwit eten dan omnivoor 1 gram eiwit = 4 kcal Geen reserve stof Gemiddelde volwassene 0,6-0,8 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht Kinderen 2-2,5 gr eiwit/kilo, Duur/kracht sporters 2-3 gr eiwit/kilo Tekort geeft problemen, teveel gaat verbrand worden maar kost meer energie om geschikt te maken
Functie eiwitten in lichaam -plasmaeiwitten in het bloed (COD transport stolling) -onderdeel enzymen hormonen -hemoglobine uit rode bloedcel is een eiwit -spiercel bestaat uit de eiwitten actine en myosine Vetten primair brandstof, ook bouwstof -onderdeel membranen om en in cel -belangrijk voor opname vetoplosbare vitaminen -onderdeel hormonen -bescherming, opslag, isolatie Lever kan uit KH meeste vetten maken, sommige zijn essentiële vetzuren (bv linolzuur) en moeten uit voeding komen
Vitamines Beschermende stof, organische stof, vervullen rol in stofwisselingsprocessen in zeer kleine hoeveelheden Bij tekort ontstaan gebrekziekten: avitaminosen. Vet-oplosbaar ADEK, Water-oplosbaar BC Lichaam kan zelf maken: Vit D in huid met UV stralen van zon Vit K, enkele B in dikke darm door bacteriën daar aanwezig
*Het gebruik van vitaminepreparaten in de sport leidt alleen dan tot betere prestaties als er sprake was van een vitamine gebrek*
Vitamine A Van belang voor groei beendergestel, zien in schemer donker Bij gebrek nachtblindheid, afwijkingen in groei. Teveel geeft huidschilferingen, uitpuilende ogen, leververgroting, gebrek eetlust, andere stolling bloed Vitamine B complex Spelen rol in energiestofwisseling, aanmaak rode bloedcellen Tekort kan leiden tot spierzwakte minder energie vrijmaken en bloedarmoede Bij het slikken van maar 1 vit B kan verstoring van evenwicht in B groep optreden Vitamine C Opname ijzer uit voeding, mobiliseren ijzer uitvoeding, vorming bloed kraakbeen bot en sommige hormonen. Gebrek leidt tot slechtere functie. Teveel geeft maagdarm stoornissen en vergroot kans op nierstenen Vitamine D Nodig voor opname calcium uit voeding, resorptie aminozuren nieren Gebrek leidt tot afwijkingen in skelet Vitamine E kan indirect rol spelen bij zuurstofverbruik weefsels. Tekort geeft degeneratie spierweefsel. Grote inname vit E vermindert opname vit K en D Vitamine K Speelt rol bij bloedstolling. Bij tekort treedt bloeding op en is stolling vertraagd. Men veronderstelt dat grote hoeveelheden niet giftig zijn maar raadt ook niet aan om grote hoeveelheden te nuttigen
Mineralen en spore elementen
Anorganische stoffen, essentiële voedingsstoffen nodig als bouwstof skelet, groei en herstel weefsels, onderdeel hemoglobine enzymen en hormonen. Bekendste mineralen: Kalium Natrium Calcium Fosfor Magnesium Zwavel Bekendste sporen-elementen: IJzer Fluor Koper Broom Calcium magnesium fosfaat voor vorming beenderen IJzer voor bloed, Jodium voor schildklier, Natriumchloride in bloed, verschillende mineralen zorgen voor PH bloed Gebruik van extra mineralen leidt alleen dan tot betere resultaten als er eerst sprake was van een gebrek Na zweten verlies van vit+min. Aanvullen water heeft echter prioriteit! ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
KOD: Kristalloïd Osm Druk: ook zouten aantrekkende kracht in bloed
Water is een onmisbare bouwstof voor lichaam (60%) nodig voor: -Vertering, vloeibaar maken van voeding -Opslorping door darmwand heen transport opname voedingsstoffen bloed -Uitscheiding, 50% door nieren, 30% huid, 15% longen, 5% faeces -Handhaving van constante lichaamstemperatuur Spijsverteringsproces omvat: -opname van voedsel -vloeibaar maken van voedsel -verteren, oplosbaar maken van voedsel (digestie) -opname van voeding in bloed, opslorping (resorptie) -verwijderen van onverteerbare voedselresten uit lichaam Enzymen zorgen voor chemische veranderingen voedsel om zo opgenomen te kunnen worden door bloed. Zeer specifieke werking, gevoelig voor temperatuur en zuurgraad. Vaak pas werkzaam als enzym wordt aangezet door activator Koolhydraten: Carbohydrasen, Amylasen, (Ptyaline) Vetten: Lipasen Eiwitten: Proteasen (pepsine)
Spijsverteringsproces
Spijsvertering Mond speeksel ptyaline: KH Pharynx: keelholte Larynx: strottehoofd Slokdarm: Oesophagus Maag: Gaster Dunne darm:12 vingerige darm: Duodenum nuchtere darm: Jejunum kronkeldarm: Ileum Dikke darm: bij overgang dun-dik: blinde darm: Coecum Colon ascendens Colon transversum Colon descendens Colon sigmoïdeum Rectum: endeldarm Anus
Mond De 3 (oor, onderkaak, ondertong) speekselklieren maken 1½liter speeksel elk etmaal. Speeksel maakt voeding vloeibaar In speeksel zit een KH splitsend enzym: Ptyaline Vertering Koolhydraten en zetmeel start in de mond Glucose Slikken: Huig sluit neusholte af, epiglottis trachea, tong mondholte