Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
■■■■ tekst 1
Opgave 1 Justitie in de buurt
Justitie in de buurt Tijdens mijn ambtsperiode als minister heb ik het concept van Justitie in de buurt ingevoerd. De bedoeling daarvan is dat Justitie een aantal wijkkantoren 5 inricht, een soort satellieten van het arrondissementsparket, bij voorkeur in wijken met een sociale problematiek en een veiligheidsproblematiek. In die wijkkantoren kunnen strafzaken worden 10 gedaan en werkzaamheden worden verricht die daarmee te maken hebben. Als er een goede computerverbinding is met het parket, kan dat snel en efficiënt gebeuren. Vooral als het gaat om jongeren 15 is dat belangrijk. Taakstraffen, HALTprojecten en andere maatregelen kunnen snel worden geregeld. Dit zijn taken van de officier van justitie.
20
25
30
35
Ik zou me kunnen voorstellen dat in bepaalde gevallen ook de kantonrechter zitting doet in een dergelijk kantoor. Dat is iets voor de toekomst, want ik heb gemerkt dat het enthousiasme daarvoor binnen de rechtbanken zeer gering is. (
) Belangrijker, en misschien meer voor de hand liggend, is dat binnen de wijkkantoren een netwerk ontstaat van gemeentelijke instellingen die met Justitie te maken hebben. Dat zijn naast het Openbaar Ministerie ook de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Slachtofferhulp. Verder moet vanuit het bureau contact worden gelegd met scholen en welzijnsinstellingen als dat nodig is.
bron: Sorgdrager, W., Een verantwoordelijke minister, opstellen over justitie en politie, Breda, 1999, pagina 215 – 216
tekst 2
Evaluatie van het Preventieproject Recidive Eindhoven
Een lichtend voorbeeld In Eindhoven loopt sinds 1997 het Preventieproject Recidive Eindhoven (= PRE). Dit project is opgezet om de criminaliteit, in het bijzonder de recidive, 5 onder jongeren te beperken. Doel van het project is via samenwerking tussen diverse instanties (politie, Openbaar Ministerie, reclassering, Leger des Heils, Kinderbescherming en de gemeente) snel 10 een samenhangend hulpaanbod aan te bieden aan jongeren tussen de 12 en 25 jaar tegen wie proces-verbaal is opgemaakt vanwege het plegen van een misdrijf. 15 Een evaluatie van de werkzaamheden laat
20
25
30
onder meer zien, dat er een nieuwe groep jongeren wordt bereikt. Jongeren die lichte vergrijpen plegen, maar die door de politie nog niet als criminelen worden beschouwd. Bij hen is er een grote kans op recidive, vanwege het missen van veelal (sociale) vaardigheden om weerstand te bieden aan situaties die geleid hebben tot het misdrijf. Bovendien zijn ze nog gevoelig voor corrigerende hulpverlening. Dat wil zeggen, dat er een grotere kans op effect is bij deze groep jongeren. Opmerkelijk is de ervaring bij de jongeren, dat ze het PRE niet als straf ervaren, maar als hulp en steun.
ontleend aan het artikel ’Evaluatie van het Preventieproject Recidive Eindhoven. Een lichtend voorbeeld’ uit: SEC. Tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie, oktober 1999, pagina 9 – 11
www.havovwo.nl
-1-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
■■■■
Opgave 2 Gasboringen in de Waddenzee
Kamer zegt nee tegen waddengas
tekst 3
Paarse coalitie onder grote druk Door onze Haagse redactie
5
DEN HAAG Een ruime Kamermeerderheid wil onder geen beding nieuwe gasboringen onder de Waddenzee toestaan. Vandaag beraadt het kabinet zich op de ontstane politieke situatie, die volgens minister Pronk van Milieu (PvdA) de ernstigste is sinds het aantreden van Paars-II. Premier Kok riep de partijen op om niet al te opgewonden te doen.
De Tweede Kamer schaarde zich gisteren achter een PvdA-motie waarin het kabinet wordt opgeroepen om geen nieuwe boringen toe te staan. Daarmee komt de 10 Kamer niet alleen tegenover het kabinet te staan, maar de PvdA en D66 ook tegenover hun coalitiegenoot VVD. Een door premier Kok bedacht compromis om nieuwe gasboringen toe te staan onder de 15 voorwaarde dat er geen blijvende milieuschade is, kreeg gisteren alleen steun van de VVD. Over de PvdA-motie is gisteren nog niet gestemd omdat de Kamer eerst de reactie 20 van het kabinet wilde horen. Minister Jorritsma van Economische Zaken (VVD) wil pas reageren na nieuw overleg in de ministerraad, dat vandaag plaatsvindt. Waarschijnlijk wordt de motie volgende 25 week dinsdag in stemming gebracht. De VVD vreest een schadeclaim van miljarden guldens als de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) geen boorvergunning krijgt. Onder Paars-I is 30 de NAM een nieuwe vergunning beloofd, mits de oliemaatschappij vanaf het vasteland schuin boort. Inmiddels is echter een Kamermeerderheid tegen
nieuwe boringen. In totaal heeft de maatschappij al zon 700 miljoen gulden geïnvesteerd in onderzoek en apparatuur voor nieuwe boringen, aldus Jorritsma. PvdA, D66 en de oppositiepartijen achten het onontkoombaar dat boringen leiden 40 tot een bodemdaling, waardoor het wad niet meer droogvalt. Dat zou het grootste natuurgebied van Nederland ernstige schade toebrengen. Binnen het kabinet bestaat verdeeldheid over die vraag. 45 Minister Pronk, tegenstander van boringen, ziet weinig mogelijkheden om schade te voorkomen. Jorritsma is echter optimistisch. Milieu-organisatie Greenpeace noemde 50 het na afloop van het debat laf dat het kabinet opnieuw in beraad gaat. De NAM verwijt de Kamer selectief te winkelen uit de onderzoeken. Volgens de oliemaatschappij zijn er bij boringen op 55 het wad nog nooit negatieve gevolgen voor het milieu geweest. De NAM heeft de afgelopen 11 jaar al zon twintig miljard kuub gas opgeboord. Op mogelijke schadeclaims wil de 60 woordvoerder van de NAM niet vooruitlopen. 35
bron: De Gelderlander van 12 november 1999
www.havovwo.nl
-2-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
■■■■
Opgave 3 De multiculturele stad
Er dreigen Amerikaanse toestanden
tekst 4
Allochtonen en autochtonen zijn in Rotterdam en andere grote steden nog lang niet geïntegreerd, meent prof. dr. J.Veenman, die er een boekje over schreef. Het is eerder: soort zoekt soort. Ook allochtonen beperken hun eigen kansen. De kleur van kleurrijk Rotterdam is lichtgrijs met donkere tinten. Niet gitzwart. Maar zeker niet kleurrijk. Met een beetje goede wil krijgt multi-etnisch Rotterdam van prof. dr. J. Veenman een 5,5 als rapportcijfer. De problemen van de 10 multiculturele stadssamenleving zijn niet onoplosbaar, maar dan moet er wel snel iets gebeuren, waarschuwt de hoogleraar arbeidsmarkt en maatschappelijke ongelijkheid aan de Erasmus Universiteit. 15 De multiculturele problemen gelden niet alleen voor Rotterdam, haast de geboren en getogen Rotterdammer Veenman eraan toe te voegen, maar ook voor Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Vast staat wel dat 20 sommige wijken in Rotterdam onleefbaar dreigen te worden en dat Amerikaanse toestanden dreigen als er niet wordt ingegrepen. Veenman staat aan het hoofd van een 25 universitair instituut dat sinds jaar en dag onderzoek doet naar de maatschappelijke positie van allochtonen. Op verzoek van de gemeente Rotterdam schreef hij het boekje Rotterdam in kleur. Daarin schetst 30 de onderzoeker in drie scenarios hoe de groei van Rotterdam tot een werkelijk multiculturele stad zou kunnen leiden. Ruim 40 procent van de bevolking is allochtoon, en sommige wijken bestaan 35 voor 70 procent uit allochtonen. In een multiculturele stad worden alle burgers op voet van gelijkheid behandeld en kunnen instellingen en burgers met cultuurverschillen uit de voeten. Zover is 40 het nog lang niet. Veenman constateert dat er eerder sprake is van separatie dan van integratie: soort zoekt soort. Op zichzelf is dat geen probleem, maar het kan wel problemen in stand houden of zelfs 45 versterken. Ik wil een genuanceerde visie geven. Allochtonen zijn in de beeldvorming óf boeven óf wonderboys. Ze veroorzaken problemen of zijn een verrijking. Onderzoekers op dit terrein zijn 50 doorgaans gecharmeerd van politiek correcte uitspraken. Maar je moet problemen onder ogen durven te zien. Integratie betekent ook dat je je aan een nieuwe situatie moet aanpassen.
55
5
www.havovwo.nl
-3-
60
65
70
75
80
85
90
95
100
105
Autochtonen én allochtonen. Voordat hij van het laatste voorbeelden geeft, wil hij onderstrepen dat er van autochtone kant ook nog wel wat kan gebeuren. Bewuste en onbewuste discriminatie tiert nog welig. Van de werkgevers geeft 10 procent onomwonden toe geen allochtoon personeel te willen. Veenman: Er is sprake van separatie. Daardoor komen allochtonen in beperkte netwerken terecht. Ik weet dat allochtonen zich afvragen wat er tegen groepsvorming is. Ze zien niet altijd de nadelen ervan; het beperkt hun kansen. Volgens sommigen kun je alleen via het zuilenmodel emanciperen. Is dat zo? (
). De sterke binding met het herkomstland die ouders doorgeven aan de tweede generatie, versterkt de separatie. Dat noemt hij heel bedreigend. Zowel voor de Nederlandse samenleving als de betrokkenen. We hebben onderzoek gedaan in Rotterdam en Amsterdam. Het viel ons op dat er vrijwel altijd een tv keihard aanstaat met Turkse of Marokkaanse zenders. Dat symboliseert de gerichtheid op het land van herkomst. Allochtone jongeren Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen blijven zich sterk richten op het land van hun ouders. Ook de elite aan de Erasmus Universiteit. Als ik studenten hier spreek, willen ze bijna allemaal iets in Marokko of Turkije. Een eigen zaak bijvoorbeeld. Allochtonen moeten autochtone poortwachters passeren voordat ze een rol kunnen spelen in de samenleving: de school, het arbeidsbureau en de personeelsfunctionaris. Zij bepalen de kansen. Veenman: Maar ook allochtonen beperken hun eigen kansen. Zolang Turken vinden dat je volwassenheid toont door jong een gezin te vormen, lopen ze ook daardoor een opleidingstekort op. Je moet ze duidelijk maken dat onze samenleving ook andere vormen van volwassenheid kent. De zwartste kant van Rotterdam vindt hij de reële mogelijkheid dat er Amerikaanse toestanden ontstaan. In
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
wijken als het Oude Westen of het Oude Noorden is de drugshandel diep geworteld in de Marokkaanse gemeenschap. Er doet zich intimidatie voor en grof geweld, en 110 het valt op dat het netwerk steeds meer heel jonge leden telt: de koeriertjes tussen de acht en twaalf jaar. Veenman pleit in zijn boekje, dat onlangs is aangeboden aan wethouder H. Meijer 115 (minderheden), voor veel meer (politie)actie omdat zulke wijken anders verworden tot no go-areas, buurten waarin burgers en politie zich liever niet meer wagen. 120 Daarbij moeten ook scholen worden ingeschakeld. Het spijbelen moet streng worden tegengegaan. Als ouders er niet op toezien, zouden ze een boete moeten krijgen. Zoals ze ook gekort zouden
125
130
135
140
moeten worden op de kinderbijslag als ze hun kinderen voor een paar jaar naar Turkije of Marokko sturen om ze te behoeden voor slechte dingen. Dat gebeurt vaker dan je denkt. Veenman heeft een pessimistisch, een optimistisch en een realistisch scenario uitgewerkt voor de gemeente. In het laatste staat dat duurzame maatschappelijke achterstand sommige allochtone jongeren drijft naar nationalisme en religieus fundamentalisme. Hij constateert ook dat voor sommige allochtone jongeren de deur naar normaal werk bijna op slot zit en de deur naar drugshandel wagenwijd openstaat. Dan is de keus niet zo moeilijk.
bron: de Volkskrant van 7 maart 1998
■■■■ tekst 5
Opgave 4 Functies van politieke partijen
Het functieverlies van partijen Politieke partijen ondervinden concurrentie van belangengroepen bij hun (
)-functie. The party is over wordt wel spottend gezegd. 5 Ten eerste zouden partijen zich als belangengroepen gedragen. Volgens veel mensen behartigt bijvoorbeeld de VVD de belangen van de grote ondernemers, de PvdA de belangen van de werknemers en 10 GroenLinks de belangen van het milieu. Een aantal partijen wordt zelfs een belangenpartij genoemd, zoals de ouderenpartijen AOV en Unie 55+. Ten tweede zouden de partijen geen 15 fatsoenlijke brug meer slaan tussen burger en overheid. Volgens sommigen zouden de partijen op elkaar zijn gaan lijken. Beleidswijzigingen vinden met kleine
20
25
30
35
stapjes plaats. Kiezers bepalen de grootte van de partijen in het parlement, maar ze hebben geen grip op de coalitievorming voor de regering. Na de verkiezingen is het afwachten welke partijen een coalitie gaan vormen. Ten slotte zijn de ledentallen van partijen drastisch teruggelopen. Tegenover dit beeld van de uitgebluste partij staat het beeld van de actieve pressiegroep. Diverse belangengroepen zien hun ledenaantallen stijgen. Belangengroepen wekken een duidelijke en herkenbare indruk. Toch hebben de partijen hun monopolie op het rekruteren en selecteren van kandidaten voor publieke functies niet verloren.
bron: Woerdman, E., ’Het functieverlies van partijen’, in: Politiek en politicologie, Groningen, 1999, pagina 202 – 203
www.havovwo.nl
-4-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
tekst 6
De stilte van het midden In 1960 waren 730.000 Nederlanders lid van een politieke partij. In 1970 was dat aantal gedaald tot onder de 400.000 maar in 1980 waren het er weer meer dan 5 430.000. Kan dat iets te maken hebben gehad met partijen die toen intern met elkaar van mening durfden te verschillen? Het grootste ledenverlies heeft zich voorgedaan bij partijen die het vermeend 10 veilige en lucratieve politieke midden hebben opgezocht. Is dat toeval? Het is een raadsel dat in de kring van CDA, VVD, D66 en PvdA mag worden opgelost. 15 De ledenaantallen van partijen die zich een scherper politiek profiel hebben
aangemeten, ontwikkelen zich in relatief gunstiger richting. Te noemen vallen de Socialistische Partij, GroenLinks en de 20 afgelopen weekeinde gevormde ChristenUnie (als holding van GPV en RPF). Ledenaantallen zeggen niet alles over de bestuurskracht en -kwaliteit van politieke 25 partijen. Maar gecombineerd met de dalende opkomstcijfers bij verkiezingen mogen ze te denken geven. Nu al klinkt de vraag naar de legitimiteit van provinciale bestuurders, die vorig jaar 30 zijn verkozen door slechts 45% van de kiezers.
ontleend aan: Politieke partijen, themabijlage, NRC Handelsblad van 27 januari 2000
tabel 1
Totaal aantal leden van politieke partijen in Nederland: 1950 1960 1970 1980 1990 2000
634.656 731.468 392.880 430.432 343.267 294.469
bron: Politieke partijen, themabijlage, NRC Handelsblad van 27 januari 2000
■■■■
Opgave 5 Statistieken over criminaliteit Het aantal jongeren per leeftijdsgroep dat volgens het jeugdstrafrecht en volwassenenstrafrecht is veroordeeld.
tabel 2
Jeugdstrafrecht per leeftijdsgroep Leeftijd Jeugdstrafrecht Volwassenenstrafrecht % Jeugdstrafrecht 12-15 j
2951
31
99
16-17 j
3099
1123
73
18-20 j
21
10534
0,2
21-24 j
2
17000
0,0
bron: Website van Justitie, versie van 7 oktober 1998, rubriek Achtergronden & statistieken, jeugdcriminaliteit
www.havovwo.nl
-5-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
tabel 3
bron: Statistisch Jaarboek 1999, Centraal Bureau voor de Statistiek, pagina 408
tabel 4
bron: Statistisch Jaarboek 1999, Centraal Bureau voor de Statistiek, pagina 409
www.havovwo.nl
-6-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
tabel 5
ontleeend aan: Statistisch Jaarboek 1999, Centraal Bureau voor de Statistiek, pagina 409
www.havovwo.nl
-7-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
■■■■
Opgave 1 Justitie in de buurt In het najaar van 1999 publiceerde de voormalige minister van Justitie Winnie Sorgdrager het boek Een verantwoordelijke minister. In dit boek analyseert zij de veranderende rol van het ministerie van Justitie in de Nederlandse samenleving. Tekst 1 uit het bronnenboekje is een fragment uit haar boek. De vragen 1 tot en met 8 hebben betrekking op deze tekst.
2p
1 ■
2p
2 ■
Bij het bestrijden van de verschillende vormen van criminaliteit voert de overheid een repressief en een preventief beleid. Leg uit dat het voorstel van ’Justitie in de buurt’ zowel een voorbeeld is van repressief als van preventief beleid. Leg met behulp van de tekst uit welk soort criminaliteit de minister wil bestrijden met het voorstel ’Justitie in de buurt’.
2p
3 ■
Er zou binnen de wijkkantoren van Justitie een netwerk van instellingen kunnen ontstaan, bestaande uit onder meer het Openbaar Ministerie, de reclassering en Bureau Slachtofferhulp (regel 26 – 32). Welke twee taken heeft het Openbaar Ministerie vooral in de wijkkantoren van Justitie?
2p
4 ■
De reclassering speelt een rol in de wijkkantoren van Justitie. Noem twee taken van de reclassering.
2p
5 ■
Ook het Bureau Slachtofferhulp heeft een plaats in de wijkkantoren van Justitie. Noem twee taken van het Bureau Slachtofferhulp.
2p
6 ■
Volgens de tekst is het wijkkantoor een bijkantoor van het arrondissementsparket en maakt het kantongerecht nog geen deel uit van dit kantoor. Welke verdachten worden berecht door de arrondissementsrechtbank en welke verdachten door het kantongerecht? In de tekst staat dat taakstraffen, HALT-projecten en andere maatregelen snel kunnen worden geregeld. Welke doelstellingen staan voorop bij het opleggen van taakstraffen? Noem er twee en licht elke doelstelling toe.
2p
7 ■
2p
8 ■
Wat is het doel van HALT-projecten?
9 ■
Zie tekst 2 uit het bronnenboekje. Er zijn verschillende theorieën die een verklaring geven voor crimineel gedrag. Welke theorie sluit met name aan bij de aanpak van het Preventieproject Recidive Eindhoven? Licht het antwoord toe.
2p
■■■■
Opgave 2 Gasboringen in de Waddenzee In het najaar van 1999 beheerste het kabinetsplan om gasboringen in de Waddenzee toe te staan, het politieke nieuws. De partijen van het tweede paarse kabinet (PvdA, VVD, D66) verschilden onderling van mening over de toelaatbaarheid van het boren naar gas in de Waddenzee. De centrale vraag was of boringen zouden leiden tot bodemdaling van de Waddenzee. De vragen 10 tot en met 16 behandelen dit politiek meningsverschil naar aanleiding van tekst 3 uit het bronnenboekje.
2p
10 ■
Geef twee redenen waarom het toestaan van boren naar gas in de Waddenzee een politiek probleem is.
www.havovwo.nl
-8-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
2p
11 ■
3p
12 ■
2p
13 ■
2p
2p
4p
14 ■
15 ■
16 ■
■■■■
De omzetting van eisen in overheidsbeleid verloopt in een aantal fasen. Van welke fase in het totstandkomen van beleid is sprake in de tekst? Geef ter ondersteuning van je antwoord een verwijzing naar de tekst. Noem uit de tekst drie omgevingsfactoren die van invloed zijn op de besluitvorming over gasboringen in de Waddenzee. De Tweede Kamer heeft twee taken. Welke taak van de Tweede Kamer herken je in de tekst? Licht je antwoord toe. De Tweede Kamer beschikt over staatsrechtelijke en informele middelen om haar taken uit te oefenen. Van welke informele middelen kunnen kamerleden gebruik maken? Noem er twee en licht ze toe. De PvdA en de VVD taxeren de schadelijke gevolgen van gasboringen in de Waddenzee verschillend. Deze verschillende taxaties zullen mogelijk corresponderen met de politieke uitgangspunten van PvdA en VVD en de belangen waarvoor ze zeggen te staan. Leg uit waarom de VVD het risico dat aan de gasboringen vastzit, lager taxeert dan de PvdA. Ga in je antwoord uit van de politieke uitgangspunten van beide partijen of van de belangen waarvoor ze opkomen. In de tekst is sprake van twee actoren die elk vanuit verschillende belangen proberen de politieke besluitvorming te beïnvloeden: Greenpeace en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). A Noem twee machtsbronnen van Greenpeace en twee van de NAM. B Geef van beide actoren een voorbeeld hoe ze elk de politiek kunnen beïnvloeden.
Opgave 3 De multiculturele stad Gebruik voor deze opgave tekst 4 uit het bronnenboekje. In de Volkskrant van 7 maart 1998 komt professor Veenman aan het woord. Hij heeft in opdracht van de gemeente een analyse gemaakt van de problemen van Rotterdam als multi-etnische stad en hij komt met een aantal beleidsaanbevelingen.
4p
17 ■
4p
18 ■
2p
19 ■
De aanwezigheid van migranten in Rotterdam confronteert deze stad met verschillende maatschappelijke vraagstukken. Naar welke algemene maatschappelijke vraagstukken van de multi-etnische samenleving verwijst professor Veenman? Noem er twee en licht elk toe door te verwijzen naar de tekst. Vaak wordt het begrip multiculturele samenleving in twee betekenissen gebruikt. Geef aan dat professor Veenman beide betekenissen van het begrip multiculturele samenleving hanteert. Ondersteun elke betekenis met een gegeven uit de tekst. Om de problematiek van de multi-etnische samenleving zoals deze staat beschreven in de tekst in kaart te brengen, kun je gebruik maken van de benaderingswijzen van maatschappijleer. A Geef een citaat of een gegeven uit de tekst dat past bij de politiek-juridische benaderingswijze. B Geef een citaat of een gegeven uit de tekst dat past bij de sociaal-culturele benaderingswijze.
www.havovwo.nl
-9-
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
4p
2p
4p
4p
De achterstandssituatie van veel allochtonen in Rotterdam kun je verklaren met factoren die te maken hebben met positieverwerving en positietoewijzing. Noem uit de tekst twee factoren die te maken hebben met positieverwerving en twee factoren die betrekking hebben op positietoewijzing.
20 ■
In regel 69 –70 staat de opvatting dat allochtone groeperingen alleen via het zuilenmodel kunnen emanciperen. Ben je het eens of oneens met deze opvatting? Motiveer je antwoord door uit te gaan van de mogelijkheden die het zuilenmodel al of niet biedt voor de emancipatie van allochtone groeperingen.
21 ■
Zie regel 72 – 89 van tekst 4. In de uitspraken van professor Veenman kun je voorbeelden herkennen van de rol die socialisatoren spelen bij het scheppen van maatschappelijke kansen van allochtone jongeren. Leg uit aan de hand van twee socialisatoren die Veenman noemt dat deze socialisatoren de maatschappelijke kansen van allochtone jongeren verkleinen.
22 ■
Volgens professor Veenman worden de kansen van de allochtone groepen ook bepaald door de autochtone ’poortwachters’ zoals ’de school, het arbeidsbureau en de personeelsfunctionaris’ (regel 90 – 94). Leg uit hoe deze autochtone poortwachters de maatschappelijke kansen van allochtonen mede kunnen bepalen. Maak daarbij gebruik van het begrip dominante cultuur.
23 ■
4p
24 ■
2p
25 ■
Professor Veenman typeert Rotterdam als een multi-etnische stad. Wat voor Rotterdam geldt, geldt ook voor veel andere steden in Nederland. Het ontstaan van Nederland als een multi-etnische samenleving is het gevolg van de komst van migranten. A Noem twee groepen migranten die vanwege de dekolonisatie in de jaren vijftig naar Nederland kwamen. B Leg uit wat het overheidsbeleid was ten aanzien van deze groepen migranten. A Wat was het beleid of de rol van de overheid in de jaren zestig en begin jaren zeventig jegens migranten in Nederland? B Geef een reden voor dit beleid of deze rol van de overheid.
■■■■
Opgave 4 Functies van politieke partijen De vragen 26 tot en met 30 hebben betrekking op tekst 5 en 6 en tabel 1 uit het bronnenboekje. In de winter van 1999/2000 werd er in diverse publicaties aandacht besteed aan de positie van de politieke partijen in de Nederlandse parlementaire democratie. In deze opgave staan de functies van politieke partijen in het proces van politieke besluitvorming centraal.
4p
Om te laten zien hoe burgers kunnen deelnemen aan het politieke besluitvormingsproces, onderscheidt men vaak verschillende vormen van participatie. Welke twee vormen van participatie herken je in beide teksten? Ondersteun je antwoord met een verwijzing naar de teksten.
26 ■
• • •
2p
27 ■
Politieke partijen hebben onder meer de volgende functies: communicatiefunctie participatiefunctie selectiefunctie In tekst 5 wordt gesteld, dat politieke partijen verschillende functies minder goed vervullen. Welke twee functies vervullen politieke partijen minder goed volgens deze tekst? Licht het antwoord toe.
www.havovwo.nl
- 10 -
Eindexamen maatschappijleer havo 2001-II havovwo.nl
2p
2p
2p
28 ■
29 ■
30 ■
■■■■
In het algemeen vervullen politieke partijen een andere rol in het politieke besluitvormingsproces dan belangengroepen. Volgens tekst 5 ondervinden politieke partijen in toenemende mate concurrentie van belangengroepen. Daardoor lijkt één verschil tussen politieke partijen en belangengroepen minder goed zichtbaar te worden. Welk verschil tussen politieke partijen en belangengroepen lijkt volgens tekst 5 minder zichtbaar te worden? De schrijver van tekst 6 maakt een onderscheid in de aantrekkingskracht van politieke partijen. Politieke partijen met een duidelijk politiek profiel zoals de SP, GroenLinks en de ChristenUnie hebben naar verhouding meer leden dan de grote politieke partijen. Leg uit waarom deze partijen zich politiek duidelijker kunnen profileren dan partijen als CDA, D66, PvdA en VVD. Zie tabel 1. De daling van het ledenaantal van politieke partijen vanaf de jaren zestig is mede te verklaren vanuit ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Noem een maatschappelijke ontwikkeling in de Nederlandse samenleving die de daling van het ledenaantal van politieke partijen vanaf de jaren zestig mede kan verklaren. Licht je antwoord toe.
Opgave 5 Statistieken over criminaliteit Deze opgave heeft betrekking op de tabellen 2 tot en met 5 uit het bronnenboekje.
2p
31 ■
2p
32 ■
4p
33 ■
3p
34 ■
2p
35 ■
Tabel 2 laat zien dat in totaal zo’n 1150 jongeren onder de achttien jaar volgens het volwassenenstrafrecht zijn veroordeeld. Geef daarvoor een reden. Hoewel tabel 2 geen informatie geeft over de verschillen tussen jongens en meisjes, maken vooral jongens zich schuldig aan crimineel gedrag. Het aandeel dat meisjes hebben in de criminaliteit is gering. Noem twee mogelijke verklaringen voor het feit dat jongens zich meer schuldig maken aan crimineel gedrag dan meisjes. Vergelijk de gegevens van tabel 3 met die van tabel 4. Worden de gegevens over onveiligheidsgevoelens bij vrouwen uit tabel 3 gesteund door de onderzoeksgegevens uit tabel 4? Geef twee redeneringen. Zie tabel 4. A Van welke onderzoeksmethode heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruik gemaakt? B Noem een voordeel van deze onderzoeksmethode. C Welke kanttekening kun je plaatsen bij deze onderzoeksmethode? Volgens tabel 5 hebben inwoners van stedelijke gebieden een grotere kans om slachtoffer van een delict te worden dan inwoners van minder verstedelijkte gebieden. Dit zou komen doordat in stedelijke gebieden meer criminaliteit voorkomt dan in minder verstedelijkte gebieden. Geef twee redenen waarom in stedelijke gebieden naar verhouding meer criminaliteit voorkomt dan in minder verstedelijkte gebieden.
www.havovwo.nl
- 11 -