Blikopener | Drs. J.A. Schippers, Bron van zegen, bron van zorgen
1
In zijn Tischreden doet de reformator Maarten Luther (1483-1546) een treffende en ware uitspraak: het gezin is bron van zegen en vloek voor de volken. Gaat het goed met de gezinnen, dan gaat het goed met de samenleving. En wanneer er in veel gezinnen weinig of niets terechtkomt van respect en zorg voor elkaar, als de opvoeding faalt en ouders en kinderen hun verantwoordelijkheden vacant laten, dan verkeert de samenleving binnen de kortste keren in staat van ontbinding. Het gezin is in Nederland de meest populaire samenlevingsvorm, al moet gelijk worden opgemerkt dat de variatie in gezinsvormen de laatste decennia is toegenomen. Zo nam het aantal eenoudergezinnen sterk toe en is het aandeel gezinnen dat bestaat uit vader, moeder en thuiswonende kinderen afgenomen, van 44% in 1981 naar 28% in 2010 (bron: CBS). Als oorzaken hiervoor worden genoemd het toegenomen aantal (echt)scheidingen en het feit dat jongvolwassenen vaker dan vroeger alleen gaan wonen. De jeugd is een bron van vreugd en een bron van zorg. Sinds de Wet op de jeugdzorg in werking is getreden, zien we een toename van het beroep op de gespecialiseerde jeugdzorg. Ook de zorg aan jeugdigen via het persoonsgebonden budget is explosief gestegen. Het stelsel van Jeugdzorg is zeer complex en versnipperd. Daar wil de regering wat aan doen. Om de zorg te stroomlijnen en goedkoper te maken, is een decentralisatie naar de gemeenten in gang gezet. Het ambitieuze doel is om deze in 2016 te realiseren. Genoeg reden om in deze editie van Zicht verschillende aspecten van (overheids)beleid met het oog op jongeren en gezinnen eens onder de loep te nemen. Van fiscaliteit tot pleegzorg. Verder komen onderwerpen aan de orde zoals opvoeding, geestelijke toerusting, de verbindingen in de driehoek gezin, kerk en school. De redactie beoogt politici in ons land hiermee te inspireren, opvoeders en jongerenwerkers te stimuleren. Want: vanuit goede bronnen stroomt zuiver water. Jan Schippers
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
blikopener
Bron van zegen, bron van zorgen
Jongeren en gezin | Ds. A.A. Egas, Twee en veertig kinderen en twee beren
2
bijbelstudie
“Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op” (II Koningen 2 vers 23b)
Ds. A.A. Egas, predikant van de Christelijke Gereformeerde kerk te Nieuwkoop
Twee en veertig kinderen en twee beren Elisa is op weg naar het stadje Bethel, zo’n twintig kilometer ten noorden van Jeruzalem. Hij is diep in gedachten. Veel is er in de afgelopen dagen gebeurd. Zijn geliefde meester is met een vurige wagen met vurige paarden ten hemel gevaren en hij heeft de profetenmantel van hem ontvangen. De Heere heeft zijn roeping bevestigd: het water van de Jordaan week uiteen en hij kon er droogvoets doorgaan. Zo even nog heeft hij in Jericho giftig water mogen veranderen in levend water. Nu wil hij een bezoek gaan ZICHT 2011-3 | oktober 2011
brengen aan Bethel, een goddeloze stad. Want heeft Jerobeam hier niet een gouden kalf laten neer zetten om zo op zijn eigen wijze de Heere te willen dienen? In Bethel tiert de afgodendienst welig. In onze gedachten zien we de profeet de berghelling opklimmen, waartegen het stadje is gelegen.
Minachting Vlakbij de stad gekomen wordt hij door een groep ‘kleine jongens’ bespot. Uit het Hebreeuwse grondwoord weten we dat het hier
Jongeren en gezin | Ds. A.A. Egas, Twee en veertig kinderen en twee beren
3 gaat om opgeschoten pubers. Spottend en honend komen ze achter deze man aan. Ze weten heel goed wie het is. Ze herkennen hem maar al te zeer aan de bekende profetenmantel van Elia. Kaalkop, ga op! En nog een keer roepen ze het; ze krijgen er geen genoeg van. `Kaalkop, kaalkop!', zo galmt het door het bergland. Nu zal Elisa niet kaal zijn geweest, want hij was nog een jonge man. Maar het gaat hier om een scheldwoord, waarin diepe minachting wordt uitgedrukt.
ten diepste niet om hem, het gaat om zijn God. De eer van zijn God. Elisa vervloekt hen dan ook in de naam des Heeren, maar in hen tevens de hele stad. Want in de hoon van deze jongelui is de gloed van Bethels haat tegen God voelbaar. Deze stad, die zich al zolang verzet tegen het Woord van de Heere, waar de kinderen van het verbond niet worden opgevoed in de vreze des Heeren, zal nu een zeer ernstige roepstem ontvangen.
`Kaalkop, ga op!' roepen ze lachend en spottend uit. Kom maar op, ga maar naar de stad toe, als je durft met je boeteprediking. We trekken ons er toch lekker niets van aan. Zo lijken die woorden bij een eerste lezing te willen zeggen. Maar achter die woorden gaat nog iets heel anders schuil. Het Hebreeuwse woord dat deze jongens gebruiken wordt namelijk ook in vers 11 van dit hoofdstuk gebruikt als Elia ten hemel vaart. Het gerucht van Elia’s hemelvaart heeft Bethel natuurlijk al bereikt. En nu wensen ze Elia’s opvolger hetzelfde toe: Vaar op, man! Kaalkop, vaar op! We willen dat je net zoals je meester hier niet meer komt. Eigenlijk wensen ze hem dood.
De oorzaak ligt bij de verachtelijke wijze waarop bij hen thuis al lang over de profeten des Heeren wordt gesproken. Aan de keukentafel, wordt smalend over God en Zijn dienst gesproken.
Oorzaak Waar halen die jongelui het vandaan? Zo'n diepe minachting, voor die profeet en vooral voor de God van die profeet. Ze bespotten het wonder van de hemelvaart van Elia. Waar ze het vandaan hebben? Dat is wel duidelijk. De oorzaak ligt bij de verachtelijke wijze waarop bij hen thuis al lang over de profeten des Heeren wordt gesproken. Aan de keukentafel, onder het eten, wordt smalend over God en Zijn dienst gesproken. En Elisa doorziet het maar al te zeer. Het gaat ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Twee beren komen uit het woud en verscheuren tweeënveertig van die jongeren. Wat een ontzagwekkende straf. De volgende dag staan daar twee en veertig kisten. In welk huis zal geen droefheid en smart zijn? Het laat ons zien hoe ernstig God de zonden neemt. Het gaat hier over jongeren die besneden waren, die behoorden tot Gods verbondsvolk. Hij had Zich in liefde tot dat volk gewend en het uit Egypte verlost. Ze kunnen deze liefdevolle Heere niet ongestraft voortdurend op het hart blijven trappen. De straf over de jongeren is een diep ernstige waarschuwing voor alle ouders en de verdere inwoners van Bethel. Er zijn grenzen aan de lankmoedigheid Gods.
Jongeren en gezin | Ds. A.A. Egas, Twee en veertig kinderen en twee beren
4
Waarschuwing In deze ontzagwekkende geschiedenis wordt iets zichtbaar van Gods ernstige waarschuwing die we elke zondag horen lezen. De woorden uit het tweede gebod: ‘Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten.’
Wanneer de dienst des Heeren in onze gezinnen tot een vorm, tot een uitwendige zaak is geworden, heeft dat direct gevolgen voor het leven van onze jongeren. De Heere waarschuwt ons op een zeer indringende wijze wat de consequenties zullen zijn wanneer wij in onze gezinnen menen de Heere wel op onze eigen wijze te kunnen dienen. Wanneer de dienst des Heeren in onze
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
gezinnen tot een vorm, tot een uitwendige zaak is geworden, heeft dat direct gevolgen voor het leven van onze jongeren. Ik moet daarbij nog denken aan wat ik las uit een toespraak van premier Cameron, die hij gehouden heeft naar aanleiding van de rellen in Londen: ‘Dit geweld getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheid. Egoïsme. Kinderen zonder vader, scholen zonder discipline, beloning zonder inspanning, misdaad zonder straf.’ Dat ene zinnetje blijft dan haken: ‘kinderen zonder vader.’ Hoeveel kinderen in onze gezindte hebben geen vader? Geen vader die leiding geeft, die aandacht heeft. Geen vader die liefde geeft, maar die ook corrigeert? Geen vader die met eerbied en gunning spreekt over de dienst des Heeren, die leeft in de vreze Gods? Geen vader die zijn kinderen leidt tot Christus? Hoe lang gaan wij, met de ouders in Bethel, nog door met het verachten van Gods ernstige roepstemmen en lieflijke nodigingen in het bijzijn van onze kinderen? Blijven we nog steeds de afwezige vaders, die onze jongeren niet bij de hand willen nemen? Moet God eerst ook bij ons ‘twee beren’ zenden voordat we tot inkeer komen?
Jongeren en gezin | Ds. A.A. Egas, Twee en veertig kinderen en twee beren
5
Kinderen willen leren en lezen
$G\QGMQP\GYGDUKVG
YYYXCPTGGCEEPN
Kinderbijb els spreken ee n heldere ta al. Uw gift helpt hier bij.
#.2*'0##0&'04+,0 $#40'8'.& &1140 )'.&'4/#.5'0
3473. 76. 029 t.n.v. Hudson Taylor/SBHC te Rhenen Voor info: 06-200 13 173 of www.hudsontaylor.nl
Geef weeskinderen in Malawi toekomst! In Malawi wonen meer dan een miljoen weeskinderen. Door ziektes als HIV/aids en malaria zijn veel kinderen hun ouders kwijtgeraakt. Hun toekomst is zeer onzeker.
Over Stéphanos Stichting Stéphanos is een interkerkelijke stichting. Het doel van de stichting is het helpen lenigen van de diaconale nood in Malawi. In het bijzonder door hulp aan weeskinderen en diaconale projecten.
Stéphanos helpt weeskinderen met voedsel, kleding, (Bijbel)onderwijs, medische zorg en opvoeding.
Wilt u ons helpen? Uw bijdrage is meer dan welkom op banknr. 33 53 07 450 t.n.v. Stéphanos, Uddel Wij bevelen het werk van Stéphanos van harte aan! Ds. A.A. Brugge Ds. D.J. Budding Ds. L. Groenenberg Ds. A. den Hartog
Ds. L.M. Jongejan Ds. J. Joppe Ds. M. Klaassen Ds. A. Kort
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Ds. L.W. van der Meij Ds. J. van Rossem Mr. C.G. van der Staaij Ds. K. Visser
Ds. W. van Vlastuin Ds. H. Zweistra
Stichting Stéphanos Postbus 1136 3860 BC Nijkerk tel. 033 - 245 62 22 www.stephanos.nl
Jongeren en gezin | J.M. ten Hove, In gesprek met prof. dr. Wim ter Horst
Foto: Reformatorisch Dagblad
6
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | J.M. ten Hove, In gesprek met prof. dr. Wim ter Horst
7
interview
Boeken vol schreef emeritus hoogleraar pedagogiek Wim ter Horst (1929) over het gezin en over opvoedingsvraagstukken. ‘De belangrijkste functie van een gezin is dat kinderen liefde kunnen ontvangen en geven. Aan die hoofdgedachte hangt de ganse wet en de profeten.’
J.M. ten Hove MA
“Dit kabinet heeft geen gezinsbeleid” In gesprek met prof. dr. Wim ter Horst
Wat is uw definitie van een gezin? ‘Een gezin bestaat uit ouders en kinderen die tot datzelfde huishouden behoren. Er kunnen echter ook anderen tot dat huishouden horen. Door omstandigheden kan er één ouder zijn en er kunnen adoptieve kinderen zijn. Ook een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht zie ik als een gezinsvorm.’ Bestaat er een klassiek gezin? ‘Ik kan niet zo goed uit de voeten met die term. Zelf bezig ik liever het begrip kerngezin. Een kerngezin, bestaande uit vader, moeZICHT 2011-3 | oktober 2011
der en kinderen, is nog relatief nieuw. Het kerngezin, wat wij nu kennen, is een product van de Industriële Revolutie in de negentiende eeuw. Vaders, moeders en kinderen werkten met elkaar in de fabriek. Vóór die tijd was een gezin een soort grote familie van opa, oma, ooms en tantes, nichten en neven aangevuld met het kerngezin.’ Welke waarden en normen horen bij een kerngezin? ‘De belangrijkste functie van een gezin is dat kinderen liefde kunnen ontvangen en geven.
Jongeren en gezin | J.M. ten Hove, In gesprek met prof. dr. Wim ter Horst
8
Wim ter Horst Wim ter Horst (Borne, 11 september 1929) is een christenpedagoog die diverse boeken over opvoeden, troosten en liefde op zijn naam heeft staan. Ter Horst was in de jaren vijftig en zestig leraar opvoedkunde aan de Hervormde Kweekschool in Amsterdam. Vanaf 1965 werkte hij enkele jaren als orthopedagoog bij de Heldring-Stichting te Zetten, een instelling voor jeugdhulpverlening. Kort na zijn promotie aan de Radboud Universiteit Nijmegen in 1970 werd hij hoogleraar pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Leiden. In 1983 ging hij met emeritaat. Enkele boeken van zijn hand zijn ”Eerherstel van de liefde” (1993), ”Wijs me de weg!” (1999) en ”Over troosten en verdriet” (2004).
In die volgorde. Aan die hoofdgedachte hangt de ganse wet en de profeten. Als er liefde is dan ontstaat er een klimaat waarbij waarden en normen overgedragen kunnen worden aan een volgende generatie.’ Het gezin als hoeksteen van de samenleving? ‘Ik vind dat een verouderd beeld. Het is een metafoor die klopte toen de maatschappij bestond uit een stad en we woonden in een huis.
De belangrijkste functie van een gezin is dat kinderen liefde kunnen ontvangen en geven. In die volgorde. Aan die hoofdgedachte hangt de ganse wet en de profeten. En een enkele keer gingen we verhuizen. Een vrij statisch wereldbeeld. We leven nu echter in een tijd dat we nomaden zijn, altijd onderZICHT 2011-3 | oktober 2011
weg. Het gezin als reisgezelschap, wat ook de oude betekenis van het woord gezin is.’ Wat bedreigt het gezin? ‘De hypotheek. Ouders moeten veel uit huis om financiële redenen. Gevolg: er is weinig tijd om in het gezin door te brengen. Ook zijn veel mensen druk met van alles en nog wat. Als je je werk mee naar huis neemt, dan heb je je hart niet bij je gezin. Dat kan niet. Je kunt je tijd en je energie maar een keer weggeven. Ik hoorde eens iemand klagen dat zijn kinderen zo uithuizig waren. Toen zei ik: Hebt u ze wel eens paard laten rijden? Natuurlijk, zei mijn gesprekspartner. Op de manege. Maar ik bedoelde: Heb je ze weleens paard laten rijden op je rug? Daar gaat het om. Tijd en aandacht.’ Is het gezin bij dit kabinet in goede handen? ‘Dit kabinet heeft geen gezinsbeleid. De heren politici laten de markt hun werk doen. Dat betekent dat nog meer functies van het gezin, zoals nabijheid, toewijding en geborgenheid, buiten het gezin plaatsvinden. Want jonge mensen zijn nodig op de arbeidsmarkt.
Jongeren en gezin | J.M. ten Hove, In gesprek met prof. dr. Wim ter Horst
9 Ik moet denken aan Plato, die het gezin wilde opheffen. Of aan de Spartanen, die hun gezin wilden opsluiten in een kazerne, zodat de ouders meer tijd hadden voor hun werk. Een gruwel, want het gezin is de plaats waar het moet gebeuren.’ Hoe beoordeelt u het pleidooi van het CDA voor het bouwen van kangoeroewoningen? ‘Het is een mooi prachtig ideaal, een grote familie die bij elkaar onderdak vindt. Toch
De politiek zou meer oog moeten hebben voor het toekomstperspectief. De toekomst is een schaars artikel geworden. De christelijke politiek heeft wat dat betreft goud in handen. denk ik dat het pedagogisch gezien niet haalbaar is. Grootouders en ouders leven in een heel andere belevings- en cultuurwereld dan hun kinderen. Maar de gedachte erachter, eert uw vader en moeder, geldt onverkort.’ Moet Nederland weer een minister van Gezin hebben? ‘Ik zou dat heel mooi vinden. En het liefst een
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
christelijke bewindsman. Maar eerlijk gezegd zie ik dat niet zo snel meer gebeuren.’ Welk gezinsbeleid zou de politiek moeten voeren? ‘De politiek zou meer oog moeten hebben voor het toekomstperspectief. De toekomst is een schaars artikel geworden. De christelijke politiek heeft wat dat betreft goud in handen. Onze tijd als christenen ligt helemaal niet achter ons. De gouden tijd ligt in de toekomst. Ik geloof helemaal niet in een christelijk Avondland. De toekomst voor christenen ligt na dit leven. Dat is een rijker perspectief dan de maakbaarheidgedachte van de sociaaldemocraten, het geloof in de markt van de liberalen en de communistische heilstaat.’ Hoe ziet het gezin eruit in 2020? ‘Als de ontwikkelingen zich doorzetten dan zal de opvoedende functie van het gezin nog wel meer uitgehold worden. Dan wordt het een soort van verblijfplaats, waar we nog even samen moeten komen. Opvoeden zal dan een taak worden van het publieke domein. Maar in het publieke domein is veiligheid, geborgenheid en liefde anders dan in een gezin. Het is niet intiem genoeg. De mensen ruiken anders. Het is je thuis niet. Thuis is waar je bed staat, waar je spullen liggen, waar het op een bepaalde manier ruikt, ook geestelijk.’
Jongeren en gezin | Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, Column Focus
Fundamentele gezinspolitiek Je hebt van die aparte mensen. Die denken continu dat mensen in hun eentje floreren. Lekker in de spiegel kijken. In bepaalde kringen in de Kamer zie je ze continu in de ruiten loeren. Heerlijk samen. Ze zijn zelfs niet zo ver als die dichter die zei: “Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen”. Nee, eenzaam en alleen is het beste. Althans, dat zou je denken als je naar het beleid kijkt dat men voorstaat. Iedervoor-zich beleid. Individualisme voorop. Kinderbijslag en kindgebonden budget afschaffen, iedereen betaald werken, als je dat niet doet fiscale boetes opleggen van duizenden euro’s en denigrerend doen over onbetaald werk. Diezelfde politici weten heus wel dat een mens een sociaal wezen is. Teamwork wordt overal bepleit. Ze maken zich ook zorgen over het cement van de samenleving. Streven naar een maatschappij die elkaar helpt. Maar zonder fundament wordt dat niks. Waar leer je sociaal zijn? Waar worden de spelregels overgedragen van de ene generatie op de andere? Is dat uit te besteden aan professionele opvang voor de hele week? De komende jaren worden flinke wissels getrokken op het sociale gezicht van Nederland. Wie nu al ziet wat er bezuinigd moet worden, vraagt zich af wat de effecten zullen zijn als er nog eens een schep bovenop moet. En dat zal, zoals het er nu uitziet, wel moeten. Een maatschappij die samenhangend is opgebouwd, hebben we hard nodig. Maar dan wel op het juiste fundament. Goede gezinspolitiek is dan beslist geboden. Op gereformeerde grondslag. Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, Tweede Kamerlid SGP
Foto: Cees van der Wal
focus
10
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Prof. dr. Elbert Dijkgraaf, Column Focus
11
De V.V.I. stelt zich al meer dan 30 jaar ten doel:
www.verplegingvoorisrael.nl
Autobedrijf Valkenburg Planckstraat 2 3902 HS Veenendaal Tel. 0318-522964 Fax 0318-514277
[email protected] www.autobedrijf-valkenburg.nl
De administratieve dienstverlener voor kerken en instellingen • Het geheel of gedeeltelijk verzorgen van de financiële administratie • Salaris- en / of traktementsberekeningen • Debiteuren- en crediteurenadministratie • Ledenadministratie en geldverwerving
• Opmaken en controleren van jaarverslagen • Opstellen accountantsverklaringen • Financiële advisering • Administratieve ondersteuning op locatie • Zorg- en verzuimverzekeringen • Internetboekhouden
Een hele zorg minder... Hoofdkantoor Kon. Wilhelminalaan 23 Postbus 675 • 3800 AR Amersfoort • Telefoon (033) 467 10 10 www.kkgkka.nl
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Burgemeester Uilkensstraat 24 2861 AE Bergambacht Telefoon: 0182 64 54 54 Fax: 0182 35 76 55
UW BEDRIJF IS ONZE ZORG!
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
12
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
13
interview
Prof. dr. Paul Frissen is een autoriteit op het gebied van de bestuurskunde. Hij schreef diverse spraakmakende boeken over zijn visie op de staat. Daarnaast heeft hij uitgesproken opvattingen over de organisatie en het beleid van de overheid op het domein van Jeugd en Gezin. Hij spreekt over de staat als een gevaarlijke instantie en signaleert een zorgelijke toename van de interventiebehoefte van de staat.
Drs. P.J. Verheij RA, redactielid
‘Nederland heeft een tamelijk hysterische relatie met zijn jeugd’ In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
U bent een autoriteit op het terrein van de bestuurskunde. Wat heeft u met het specifieke domein van Jeugd en Gezin? Je loopt in de bestuurskunde een zeker risico dat je alles als een vorm van bestuur ziet. Een van mijn promotoren gaf me daarom mee dat je een paar beleidsterreinen ook inhouZICHT 2011-3 | oktober 2011
delijk moet bijhouden. Daardoor krijg je besef van de specificiteit van het beleidsterrein. Ik heb van daaruit een zekere belangstelling ontwikkeld voor onderwijs, politie en justitie, en de zorg. Een andere verklaring voor mijn interesse
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
14
Paul Frissen Prof. dr. Paul Frissen (1955) is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in Den Haag, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Zijn laatste boeken zijn: De staat van verschil. Een kritiek van de gelijkheid (Van Gennep, Amsterdam 2007) en Gevaar verplicht. Over de noodzaak van aristocratische politiek (Van Gennep, Amsterdam 2009). Hij schrijft momenteel een boek over politiek als symbolische orde van de tragiek.
voor jeugd en gezin is dat je samenlevingen kunt karakteriseren door te kijken naar hoe ze met gevangenen omgaan, maar ook hoe ze met hun jeugd omgaan. Dan vind ik dat Nederland een tamelijk hysterische relatie met zijn jeugd aan het ontwikkelen is. De jeugd wordt in toenemende mate als probleem gezien. U schreef eerder een boek met de titel ‘De lege staat’. Dat kenmerkt hoe u als bestuurskundige tegen de rol van de overheid aankijkt. Kunt u in het kort uw visie op de staat en uw visie op de rol van de overheid samenvatten? Het woord ‘staat’ geeft goed weer hoe ik de rol van de overheid opvat. De staat is een tamelijk gevaarlijke instantie die we met goede redenen met een paar monopolies hebben toegerust. Dit gebeurt in een democratische context met een rechtsstatelijke constitutie. Omdat de staat met monopolies is uitgerust, vind ik dat de staat ver moet worden gehouden van kwesties van moraal, individuele vrijheid en waarheid. In de samenleving moet het verschil worden beschermd. Dat gebeurt alleen met gezag als de staat uiterst terughoudend is ten aanzien van die verschillen. ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Ik vind dat de staat in kwesties van geloof, opvoeding en onderwijs, cultuur, moraal maar ook waarheid en wetenschap een onbetrouwbare partij wordt als zij zelf partij kiest.
Ik vind dat de staat in kwesties van geloof, opvoeding en onderwijs, cultuur, moraal maar ook waarheid en wetenschap een onbetrouwbare partij wordt als zij zelf partij kiest. Heeft in uw visie de staat dan nog wel ruimte om beleid te maken? In beperkte mate. Het systeem van de verzuiling was gebaseerd op de gedachte dat pluraliteit een plek moest krijgen. De staat was er niet om die pluraliteit te richten, maar om die te beschermen. Veel van wat wij nu beleid noemen, vond eigenlijk plaats in de zuilen. De vraag is of we nu minder pluraliteit hebben. Hebben we minder behoefte aan plura-
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
15 liteit? Is er in de huidige samenleving minder behoefte aan zingeving en identiteit? Minstens zoveel, zo niet veel meer, is mijn stelling. We moeten de samenleving weer een veel royaler rol geven in de organisatie van de pluraliteit. U spreekt, als bestuurskundige, in uw bijdragen over een ‘recht op ongelijkheid’ en een ’waarderen van verschil’. Wat is, vanuit die visie uw mening over de bejegening van opvattingen van de SGP in het maatschappelijk debat? Toen ik ‘De lege staat’ publiceerde kreeg ik veel belangstelling uit SGP-kringen. Terwijl ik toen toch ook al bekend stond als een postmodernistisch mens. Mijn pleidooi voor een lege staat kan op een dubbelzinnig onthaal rekenen in uw kringen. Enerzijds moeten principieel gereformeerden niets hebben van mijn postmodernistisch gedachtegoed. Anderzijds, gegeven het feit dat de SGP niet de meerderheid heeft, is het maar beter dat de staat leeg blijft, zodat ieder zijn vrijheid kan behouden. Als je democratie serieus neemt, hoort erbij dat je moet aanvaarden dat je tolerant bent voor andere opvattingen. Tolerantie voor opvattingen die jou bevallen is gemakkelijk. Tolerantie geldt in de kern altijd het onverdragelijke. Ik vind dus dat de staat zich verre moet houden van ingrijpen in de politieke vrijheden van een partij zolang er geen geweld of dwang aan te pas komt en er dus sprake is van door mensen vrijwillig ingenomen standpunten. Terug naar het domein van Jeugd en Gezin. U haalt in uw lezingen en artikelen over het thema jeugd en gezin meer dan eens uw ‘middelbare-school-carriere’ aan waarbij u van school werd verwijderd. Wat zegt dat over uw visie op het domein van jeugd en gezin? ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Mijn jeugd heeft een enorme vormende invloed gehad. In mijn jeugd gebeurde op universiteiten alles wat verboden was. Wij deden
Tolerantie voor opvattingen die jou bevallen is gemakkelijk. Tolerantie geldt in de kern altijd het onverdragelijke. dat een beetje na en werden met z’n drieën van school gestuurd. Als je mijn ouders vergelijkt met de ouders van nu, valt mij op dat zij vele malen toleranter, permissiever en begripvoller waren. U stelde onlangs in Binnenlands Bestuur (28 januari 2011, red.) cynisch vast: ‘De ouders van tegenwoordig deugen niet meer’. Wat is er veranderd? Als je hoort op grond van wat voor gedrag jongeren tegenwoordig in aanraking komen met bureau Halt denk ik altijd maar: ‘fijn dat in mijn jeugd bureau Halt niet bestond’. Het gaat veel om wat wij vroeger ‘kattenkwaad’ noemden. Bureau Halt is ontworpen om jongeren uit het justitiële systeem te houden met als paradoxaal effect dat ze er veel vroeger in zitten. Mensen zijn veel minder tolerant. Daarbij komt een verdere professionalisering van de hulpverlening, verdere verwetenschappelijking van het denken over de jeugd, aangescherpte diagnosemethoden, het denken in risico’s en op basis daarvan interventies plegen. Dat zijn aanmerkelijke veranderingen. Is die paradox bij bureau Halt ook waar u voor vreest bij de invoering van bijv. de risicoverwijsindex
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
16 en de meldcode huiselijk geweld in het domein van jeugd en gezin? ‘Voorkomen is beter dan genezen’ klinkt heel sympathiek, maar het veronderstelt een paar dingen. Als je preventie pleegt, weet je wat je wilt voorkomen. Dat kan alleen maar als je een zeker beeld hebt van wat gezondheid is, wat fatsoenlijk gedrag is, wat het goede leven is. Via de preventie krijg je een enorm systeem waardoor de mens gedwongen wordt op een bepaalde manier te leven. Steeds meer ouders voelen zich bij het consultatiebureau in de verdachtenbank zitten. Dat is een gevolg van het risico-denken. Dat heeft als kafkaësk verschijnsel dat als je een vragenlijst niet invult, je risicofactor stijgt en er een aantekening komt in het kinddossier.
Als je hoort op grond van wat voor gedrag jongeren tegenwoordig in aanraking komen met bureau Halt denk ik altijd maar: ‘fijn dat in mijn jeugd bureau Halt niet bestond’. U noemde de Risicoverwijsindex eens een ‘totalitaire verleiding’. De totalitaire verleiding ligt altijd op de loer in een democratie, omdat je bij meerderheid zou kunnen beslissen om jouw opvatting over wat ‘het goede leven’ is op te leggen aan anderen. Met de verwijsindex risicojongeren krijg je de situatie dat men veel indicatoren gaat bijhouden. Wanneer de indicatoren optellen tot een bepaald niveau, krijgt de staat de bevoegdZICHT 2011-3 | oktober 2011
heid om een interventie te bevorderen. En daarmee ontstaat dus de merkwaardige situatie dat hulpverleners van politieke opdrachtgevers opdracht krijgen om een interventie te plegen. Dat vind ik tamelijk enge kantjes hebben. Het besef moet er weer komen dat er nu eenmaal slachtoffers vallen. We moeten tragiek weer leren aanvaarden. Dat neemt niet weg dat als ergens sprake is van mishandeling of misbruik, de Nederlandse wetgeving prima is voorzien van mogelijkheden om de staat te laten interveniëren. Wat ik zie is, dat het intelligence-denken op het terrein van veiligheid en justitie (we willen een terroristische aanslag voorkomen voordat die aanslag daadwerkelijk plaatsvindt) een verbinding is aangegaan met het preventiedenken dat je in de zorg en het domein van de jeugd ziet. De overheid is vanuit een interventiebehoefte zich veel meer gaan bemoeien met de privésfeer. Dat is zorgelijk. Hoe kijkt u aan tegen verplichte Meldcodes? De principiële discussie is of de afweging of daadwerkelijk een melding plaatsvindt een uitkomst mag zijn van een professionele afweging tussen het belang van het kind, het belang van het gezin, het belang van de toekomstige hulpverleningsrelatie etc. Ik vind van wel. Er moet een principiële veiligheid zitten in de relatie hulpverlener-cliënt. Verplichte Meldcodes sluiten die professionaliteit uit. Waar moet de staat zich volgens u nog wél mee bemoeien als het om Jeugd en Gezin gaat? De staat moet erop toezien ‘dat’ er voldoende onderwijs is, niet welk onderwijs. De staat dient er voor te zorgen ‘dat’ er jeugdzorg is,
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
17 niet welke. Het is een soort abstracte verantwoordelijkheid van de staat. Cees Veerman noemde dat ooit: we moeten niet ‘zorgen voor’ maar ‘zorgen dat’. En dan is er nog genoeg te doen. Daarnaast blijft de staat verantwoordelijk voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten. En het beschermen van zwakke belangen. En het kind is inherent een zwak belang. Maar het kind is niet van de staat. Dat is een heel principieel punt. Is er in uw ogen gemiddeld genomen op het gebied van jeugd en gezin wel sprake van een probleem dat de staat moet oplossen? Eén van mijn grote voorbeelden zei: ’Je kunt pas een probleem zien als je de oplossing hebt’. Het definiëren van problemen door politici vindt vaak plaats op grond van een interventiebehoefte. Er is leed, er is tragiek, er is geweld. En voor zover er slachtoffers vallen of dreigen te vallen, is de staat aan zet om in te grijpen. Als uit alle internationale surveys blijkt dat de Nederlandse jeugd tamelijk gelukkig is en we weten dat er altijd 3% tot 5% van de jeugd problemen heeft, moeten we geen systeem opbouwen waarmee we de totale jeugd in de gaten gaan houden. Minister Donner zei toen hij aftrad naar aanleiding van de Schipholbrand: ‘Als wij denken dat de staat verantwoordelijk is voor de totale veiligheid, is de democratie in gevaar’. U typeerde de methodologie van de Onderzoeksraad van de Veiligheid met betrekking tot het onderzoek naar kindveiligheid als een typisch geval van ‘topje van de ijsbergtheorie’. Wetenschappers volgen een bekende retorische strategie. Er is een incident en we zeggen meteen dat dat een aanwijzing is voor iets groters. We gaan kijken of er meer incidenten zijn en komen er dan achter dat het ZICHT 2011-3 | oktober 2011
systeem niet heeft gefunctioneerd. Want er heeft zich immers een incident voorgedaan. Dat is een redenering die altijd klopt. En vervolgens gaan die wetenschappers voorstellen doen om het systeem te verbeteren. Vaak komt dat neer op meer monitoren, meer registreren om een betere garantie te hebben dat die incidenten zich niet meer voordoen. In dit geval moet er van elk kind een risicoprofiel komen. De grote fout is dat statistiek in dit type onderzoek met causaliteit wordt verward. In het strafrecht kun je niet op statistische gronden verdacht zijn, in de zorg blijkbaar wel.
De overheid is vanuit een interventiebehoefte zich veel meer gaan bemoeien met de privésfeer. Dat is zorgelijk. Waar is volgens u de decentralisatie Jeugdzorg naar gemeenten een oplossing voor? In decentralisaties zie je de emancipatie van het lokaal bestuur weerspiegeld. Het lokaal bestuur laat zich voorstaan op het kennen van de lokale omstandigheden, dichter bij de burger staan en een vriendelijker soort bestuur te zijn dan het Rijk. Ook hier zie je weer een paradox. Het Rijk blijft zich altijd indringend bemoeien via toezicht en controle. Per saldo zie je dus dat juist een uitbreiding van de overheidsbemoeienis optreedt bij een decentralisatie. Decentralisatie is volgens mij een oplossing voor het vermeende interventietekort van de lokale overheid. Het is een toevoeging aan het lokale repertoire van de afgelopen decennia
Jongeren en gezin | Drs. P.J. Verheij RA, In gesprek met prof. dr. Paul Frissen
18 om te kunnen interveniëren. Het voegt zich bij de veiligheidsobsessies waar veel burgemeesters door gegrepen zijn.
daarmee ontneem je vrijheid van mensen. Laat cliënten van de zorg in ieder geval nog de keus hun eigen zorgverlener te kiezen.
Wat adviseert u gemeentebestuurders bij deze decentralisatie? Probeer het maatschappelijk veld een veel belangrijker rol te geven. Probeer als gemeentebestuurder van de zorg zelf af te blijven. Juist door het dichterbij te halen loop je het risico veel meer verantwoordelijk worden gesteld voor individuele situaties.
Hoe kijkt u naar de opvattingen van de SGP op het domein van jeugd en gezin? Ik ben in alles heel anders. Dat vind ik tegelijk wel de schoonheid van het verschil in de samenleving. Wij delen met elkaar de visie dat de staat verschil moet beschermen. De kern is: kunnen we het erover eens worden dat we onderling verschillend mogen zijn? Wij moeten met elkaar afspreken dat we geen dingen dwingend aan elkaar gaan opleggen, ook niet als de ene of de andere beweging de meerderheid krijgt. Minderheden moeten worden beschermd, ook door uw partij als deze de meerderheid zou hebben. Dat is de reciproque van de vrijheid die uzelf gegund wordt. Daar moet uw partij zich op bezinnen.
Wat vindt u ervan als de lokale overheid zich zou beperken tot een poortwachtersfunctie? Dat lijkt op het huisartsmodel. Je moet je er daarbij wel van vergewissen dat er voldoende gevarieerd verwezen wordt. Er mag geen dwingende ordening vanuit gaan. Je ziet dit risico bij centrale verwijzing. Dat wordt bedacht om shopgedrag van cliënten tegen te gaan, maar
Groeien doe je samen Steeds meer ondernemers, managers en medewerkers betrekken Bunt Groep, bestaande uit Bunt Management en Bunt Persoonlijke ontwikkeling, bij hun uitdaging om te groeien. Bunt Management is vooral gericht op de ontwikkeling van organisaties. Van trainingen en interim-management tot organisatieadvies en coaching. Bunt Persoonlijke Ontwikkeling legt zich toe op persoonlijke ontwikkeling. Van personal coaching en loopbaanbegeleiding tot teamontwikkeling en assessments. Wordt het ook voor u tijd om te groeien? Neem dan contact met ons op of schrijf u geheel vrijblijvend in voor een gratis informatieavond bij u in de regio. Kijk voor meer informatie op www.buntgroep.nl of bel 0318-830226.
Bunt Groep - Galileilaan 23d - 6716 BP Ede - T 0318-830226 - E
[email protected]
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Gert-Jan van Panhuis en Johan van de Worp, De morele crisis van de consumptiemaatschappij
19
thema
De beelden van plunderende en rellende bevolkingsgroepen in de straten van Londen, Birmingham en andere steden van Engeland, deden Europa even op haar fundamenten schudden. Hoe is het mogelijk dat het in een welvaartsstaat als Engeland zo uit de hand kan lopen? Eén ding is glashelder: de westerse wereld is, ondanks haar verworvenheden zoals gelijkheid en vrijheid, verwikkeld in een morele crisis. In dit artikel wordt nader ingegaan op de oorzaken hiervan. Tevens doen wij een moreel appel op de overheid én de burger.
Gert-Jan van Panhuis MA, lid Commissie Internationaal SGP-jongeren Johan van de Worp BA, lid Commissie Onderwijs SGP-jongeren
De morele crisis van de consumptiemaatschappij De vlam sloeg in de pan toen een agent de 29jarige Mark Duggan, vader van vier kinderen, doodschoot. Een vreedzaam protest in de Londense wijk Tottenham tegen het politiegeweld escaleerde in een geweldsuitbarsting, waarbij honderden jongeren hun frustratie botvierden op de politie. Al snel verspreidden de rellen zich naar andere wijken van LonZICHT 2011-3 | oktober 2011
den; spoedig daarna ook naar de grote steden Birmingham en Manchester. Het eindresultaat bestond uit vijf dodelijke slachtoffers en een schadepost van miljoenen euro’s. De vraag hoe het zo uit de hand heeft kunnen lopen in Engeland wordt verschillend beantwoord. Uit de meeste reacties die volgden op de gebeurtenissen in Engeland blijkt dui-
Jongeren en gezin | Gert-Jan van Panhuis en Johan van de Worp, De morele crisis van de consumptiemaatschappijWetenschap en politiek | J. M. ten Hove MA, ‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’
20 delijk dat de rellen dit keer niet afgedaan kunnen worden als protest van een gewelddadige minderheid of kansloze onderklasse. In de straten van Londen stonden geen protesterende immigranten die opkwamen voor hun politieke rechten, of werklozen die maatschappelijk gezien in een uitzichtloze situatie verkeerden. Er was dan ook geen sprake van vernielingen aan overheidsgebouwen of politieke bolwerken. De relschoppers, of beter gezegd plunderaars, in Londen hadden het gemunt op winkels en commerciële instellingen. Met grof geweld werden winkels opengebroken en de nieuwste elektronische gadgets gestolen.
Premier Cameron typeerde de Engelse samenleving als een ‘broken society’, die gekenmerkt wordt door ‘onverantwoordelijkheid, egoïsme, kinderen zonder vaders, scholen zonder discipline, beloning zonder inspanning en rechten zonder verantwoordelijkheden’. ‘A broken society’ Vrij breed is men er van overtuigd dat we hier niet te maken hebben met een plotselinge uitbarsting van geweld, maar dat er een dieperliggend probleem ten grondslag ligt aan de rellen van afgelopen zomer. Dat de schrik er goed in zat, blijkt wel uit de reactie van ZICHT 2011-3 | oktober 2011
premier Cameron, die voortijdig terugkwam van vakantie en sprak over een diep moreel verval van de samenleving. De conservatieve premier legde de schuld voor de rellen vooral bij de burgers en hun gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid. Hij typeerde de Engelse samenleving als een ‘broken society’, die gekenmerkt wordt door ‘onverantwoordelijkheid, egoïsme, kinderen zonder vaders, scholen zonder discipline, beloning zonder inspanning en rechten zonder verantwoordelijkheden’.1 De sociaal democratische voorman Ed Miliband legde de vinger juist bij de grote kloof tussen arm en rijk. Volgens hem speelt die ‘zere plek’ de Engelse samenleving geducht parten. Voorop moet gesteld worden dat er geen eenduidige verklaringen te geven zijn voor de rellen en de sociale onrust in Engeland. De groepen burgers die betrokken waren bij de rellen zijn te divers om enkel te spreken van een sociaal conflict, zoals de socialisten menen. Tegelijkertijd moeten we constateren dat het al langer broeide in de buitenwijken van Londen. Bij een relatief klein gedeelte van de Engelse bevolking heerst grote armoede. De Britse psychiater Theodore Dalrymple, die veel met deze groep in aanraking komt, spreekt zelfs over een onderklasse.2 Het probleem is dat deze onderklasse slechte huisvesting heeft en dikwijls werkloos thuiszit. Bovendien leeft deze groep samen in sterk verstedelijkte gebieden. Zo telt alleen de stad Londen al de helft van het aantal inwoners in Nederland.3
Discrepantie Het is de vraag of dergelijke rellen ook kunnen ontstaan in Nederland. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) meent dat het zo’n vaart
Jongeren en gezin | Gert-Jan van Panhuis en Johan van de Worp, De morele crisis van de consumptiemaatschappij
21 niet zal lopen, hoewel hij het ook weer niet uitsluit. Zijns inziens heeft het Verenigd Koninkrijk te maken met een aantal structurele sociale problemen, die niet of in geringe mate van toepassing zijn op Nederland. Andere deskundigen wijzen erop dat de verzorgingsstaat in Nederland een factor van betekenis is in het voorkomen van dergelijke rellen. Het Nederlandse stelsel heeft namelijk een nivellerende werking. Met andere woorden, de kloof tussen rijk en arm is relatief klein.4 Iemand als Dalrymple meent echter dat het geen vrucht is van de verzorgingsstaat dat dergelijke problemen in Nederland tot nu voorkomen zijn. De Britse psychiater wijst als verklaring op het calvinisme, met haar lange geschiedenis van hard werken.5 Hoewel Nederland dus niet te maken heeft met ernstige, structurele sociale problemen, heerst er wel degelijk onrust. In een opiniërende bijdrage in het Reformatorisch Dagblad wijzen twee onderzoekers op de discrepantie in het beleid van het huidige kabinet. Enerzijds wordt de bal vooral gekaatst naar de bevolking; dikwijls spreekt de overheid haar afschuw uit over morele misstanden die vooral het gevolg zouden zijn van een te grote overheid. Anderzijds worden, in het kader van een kleine overheid, de handen van de samenleving afgehouden en komt de nadruk te liggen op eigen verantwoordelijkheid van burgers. Tegelijk geeft het kabinet een statement door repressief op te treden. In de woorden van de auteurs: ‘De democratische bewijslast wordt omgekeerd: niet de overheid ziet zichzelf genoodzaakt haar beleid te verantwoorden, maar legt de burger langs de morele meetlat.’6 Deze politieke houding heeft consequenties. Als het in de praktijk immers bij gesproken woorden blijft en de daadwerkelijke misstanden uiteindelijk niet ZICHT 2011-3 | oktober 2011
worden aangepakt, veroorzaakt dat onbegrip bij de burger. De les die hieruit te leren valt, is dat burgerschap tweerichtingsverkeer is. Van elke burger mag tenminste verwacht worden dat hij anderen niet tot last is. Nog mooier is het als burgers zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun medemens die, op welke manier dan ook, buiten de boot dreigt te vallen. Tegelijk heeft de overheid de taak daartoe de juiste kaders te bieden. Dit kan eenvoudig door te wijzen op de rechten en plichten van haar onderdanen.7
Deskundigen wijzen erop dat de verzorgingsstaat in Nederland een factor van betekenis is in het voorkomen van dergelijke rellen. De waarde van het gezin Laten we terugkeren naar de casus-Engeland. Het probleem van Engeland, en impliciet ook van Nederland, gaat namelijk veel dieper. De hebzucht die tijdens de Engelse rellen duidelijk zichtbaar was, gaat de midden- en bovenklasse niet voorbij. Hebben we hier eigenlijk niet te maken met een zieke moraal? In de huidige consumptiemaatschappij staan individualisme en zelfontplooiing hoog in het vaandel. De wrange vruchten zijn egoïsme en nihilisme. Veel burgers zien alleen hun rechten en verzaken hun plichten. Oplossingen om (mogelijke) misstanden te voorkomen mogen daarom niet alleen gezocht worden in ‘meer banen, meer ontmoetingsplaatsen voor jongeren en meer jongerenwerkers’. De eerste hobbel die genomen moet worden, is
Jongeren en gezin | Gert-Jan van Panhuis en Johan van de Worp, De morele crisis van de consumptiemaatschappij
22
van morele aard. Het onderscheid tussen goed en kwaad kan niet gedegradeerd worden tot een persoonlijke keuze, maar is ons door God Zelf aangereikt. Het morele tekort op de maatschappelijke balans moet daarom omgeslagen worden.8 Concreet dient de politiek daarom de geborgenheid van het gezin te benadrukken en actief burgerschap te stimuleren. Er wordt weleens lacherig over gedaan, maar
Na de economische crisis zijn het nu de rellen in Engeland die onze moderne maatschappij een spiegel voorhouden. het gezin is nog altijd de hoeksteen van de samenleving. In het gezin wordt het individu zowel moreel als sociaal gevormd. Het blijkt dat, waar liefde en geborgenheid in een gezin ZICHT 2011-3 | oktober 2011
centraal staan, de leden voor zichzelf en tot elkaar beter tot hun recht komen.9 In het natuurlijke gezin ligt de verantwoordelijkheid echter niet alleen bij de moeder, maar heeft de vader eveneens een taak. Ten onrechte wordt de positie van de vader vaak ondergewaardeerd. Man en vrouw vullen elkaar namelijk aan in een gezin; beiden zijn nodig. Een kind is gebaat bij het geduld van moeder, maar ook bij de duidelijkheid van vader.10 Het toenemend aantal scheidingen en ontwrichte gezinnen verdient daarom de aandacht van de politiek. Een gezinsvriendelijk beleid is één van de nuttige kaders die de overheid kan bieden om kinderen in een veilige, vertrouwde omgeving te doen opgroeien. Een minister van Jeugd en Gezin, die oog heeft voor het belang van het gezin, is daarom geen overbodige luxe.
Een morele crisis Na de economische crisis zijn het nu de rellen in Engeland die onze moderne maatschappij een spiegel voorhouden. Wat beide
Jongeren en gezin | Gert-Jan van Panhuis en Johan van de Worp, De morele crisis van de consumptiemaatschappij
23 crises met elkaar gemeen hebben, is de hang naar materialisme, zonder morele verplichtingen en verantwoordelijkheden. Ze zijn tekenend voor de morele crisis waarin onze consumptiemaatschappij zich bevindt. In de moderne westerse cultuur ligt de nadruk op wat iemand bezit en niet op hoe iemand leeft. Geluk wordt meestal in verband gebracht met materieel gewin en genot. Het is de consumptiemaatschappij die de jongeren steeds meer ‘must haves’ opdringt. Het roept ons dagelijks toe: ‘koop en geniet! Het goede leven kun je op aarde bereiken’. Morele waarden en normen lijken hieraan ondergeschikt te zijn gemaakt. Het probleem van onze liberale samenleving is het uitgangspunt dat ieder vrij is om zijn of haar eigen geluk na te streven. Niettemin moeten al die individuen samen een samenleving vormen.11 Wat als er geen hogere moraal is die de samenleving bindt? Waarschijnlijk staat ons dan het ergste nog te wachten. Terecht noemt Theodore Dalrymple de rellen ‘symptoma-
tisch voor een maatschappij die snel uiteenvalt, voor een volk dat geen leiders en geen volgelingen telt, maar enkel nog egoïsten.’12 Het volstaat daarom niet om de relschoppers weg te zetten als criminelen. Wij maken zelf eveneens onderdeel uit van een cultuur van hebzucht en afgunst, die in beweging blijft door een onverzadigbare hang naar materialisme. De Engelse theoloog en apologeet C.S. Lewis laat in een van zijn belangrijkste werken zien waar de rotte plek zit in onze samenleving, namelijk in de hoogmoed en de afgunst. Een competitiesamenleving, waarin we het altijd beter moeten doen dan de ander. Lewis merkt dan ook scherp op: ‘De Hoogmoed beleeft geen plezier aan het hebben van iets, maar aan het hebben van meer dan een ander’.13 Helaas wordt ons dat ook nu nog steeds met de paplepel in gegoten. Zolang dat het geval is, blijven we voortdurend tot dweilen veroordeeld, omdat de kraan open staat.
Noten 1 G. Drosterij en R. Peeters, ‘Burger in de beklaagdenbank’, Reformatorisch Dagblad, 24 september 2011. 2 Voor een uitgebreide analyse over de Engelse onderklasse, zie Theodore Dalrymple, Leven aan de onderkant. Het systeem dat de onderklasse in stand houdt. Zijn stelling luidt in het kort dat het bestaan van de onderklasse eerder een keuze is dan een vorm van determinisme. 3 ‘Britse rellen zullen niet snel overslaan naar Nederland’, De Volkskrant, 10 augustus 2011. 4 Ibidem. 5 Dalrymple in W. de Rek, ‘Engelse toestanden zijn echt niet zo ver weg’, De Volkskrant, 28 september 2011. 6 G. Drosterij en R. Peeters, ‘Burger in de beklaagdenbank’, Reformatorisch Dagblad, 24 september 2011. 7 Kernideeën, Politiek-filosofische uitgangspunten voor de SGP-jongeren (z.p., z. j.), p. 25. 8 Jan Schippers, ‘Morele moed gevraagd’, in De Banier, jrg 90 (2011) nr 14, p. 19. 9 Daad bij het Woord, verkiezingsprogramma SGP 2010-2014, p. 11. 10 Gertjan de Jong, ‘Vaderschap heeft geen status’. Interview met Rob Hondsmerk, De Oogst, september 2011. 11 A.Th.van Deursen, De geest is meer dan het lichaam. Opstellen over geschiedenis en cultuur (Amsterdam 2010), p. 230. 12 Theodore Dalrymple: 'Rellen Engeland zijn het loon van laf leiderschap’, De Volkskrant, 12 augustus 2011 13 C.S. Lewis, Onversneden christendom, Kampen 2002, p. 125.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
24
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
25
thema
Hoe dragen we het christelijk geloof over aan de jeugd? In een samenleving die grotendeels seculier is geworden, wordt het geven van onderricht in de christelijke geloofsleer en bijbelse ethiek er niet makkelijker op. Jongeren komen volop in aanraking met ethiek en moraal die haaks staan op wat hen van huis uit, op school en in de kerk wordt voorgehouden. Dit artikel is een samenvatting van een lezing over hoopvolle catechese in deze tijd.
Ds. W. Markus, emerituspredikant te Bergschenhoek1
“Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd” Pleidooi voor hoopvolle doopcatechese in deze tijd
Als eerste refereer ik aan een betoog van ds. W. Visscher uit Amersfoort, waarin hij schrijft over de toenemende zorg in seculiere kring over kinderen die geen liberale, vrije opvoeding ontvangen: ‘Denk aan de discussie over het besnijden van jongetjes. Dat is volgens seculiere mensen toch wel erg, dat zo’n lichamelijke ingreep plaatsvindt terwijl die kleine kinderen daar niet eens zelf over beslissen. (…) In het Verenigd Koninkrijk heeft ieZICHT 2011-3 | oktober 2011
mand als Richard Dawkins al een comité opgericht dat stevig aan de weg timmert en dat alle godsdienstige opvoeding wil verbieden. In Nederland bepleit Herman Philipse al jaren afschaffing van religieus onderwijs. Kinderen moeten, volgens deze mensen, een liberale en vrije opvoeding ontvangen. Daarna kunnen ze zelf een keuze maken om al dan niet godsdienstig te leven. Het gevecht om het kind komt eraan. ”Don’t label me”, is de strijdkreet
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
Foto: Reformatorisch Dagblad
26
waarmee de Engelse atheïsten de boer op gaan. Daarmee willen zij zeggen dat onze kinderen geen christelijke opvoeding mogen ontvangen, want dat is tegen het seculiere denken (…),’ aldus ds. W. Visscher.2
Gedoopte tieners zijn ‘gelabeld’ De bemoeizuchtige acties van seculiere zijde met de christelijke opvoeding van kinderen, klinken volgens mij als gerommel dat een naderende onweersbui aankondigt. Als je vreest voor onweer zoek je beschutting. De beste schuilplek die ik weet te bedenken wordt gevormd door Gods beloften, die ook bij onze tieners betekend en verzegeld zijn in hun doop. Gelabelde tieners zijn het. De groeiende seculiere weerstand daartegen zal voor ons een aansporing zijn om des te meer op Gods toezeggingen in de doop te vertrouwen. We willen alle moeite doen om dichtbij de tieners en jongeren te komen en hun tijd - en ZICHT 2011-3 | oktober 2011
strijd (!) te kennen. Dat brengt me bij zes uitdagingen voor hoopvolle catechese in deze tijd.
We zijn niet geschapen om zelf ons leven te ontwerpen, maar we zijn bedoeld als van God afhankelijke mensen. 1. De onmisbare nadruk op Gods doopbeloften in een tijd van zelfmanagement We leven in een maatschappij waarin het principe van zelfmanagement alom wordt aangeprezen. Maar is dit wel zo’n goed uitgangspunt? Want het ideaal van zelfontplooiing gaat ervan uit dat het leven (grotendeels)
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
27 maakbaar is. Wij mensen zijn zelf verantwoordelijk om van ons leven iets te maken. Elk individu wordt gezien als auteur van zijn eigen levensverhaal en als manager van de eigen levensloop. Het idee van zelfmanagement is niet alleen onrealistisch. Het is ook erg onbarmhartig en in veel gevallen onrechtvaardig. Als je je levensloop zelf kunt managen, dan ben je er ook zelf verantwoordelijk voor als het fout gaat. Het is je eigen schuld. Is je relatie stuk gelopen? Dan had je een betere partner moeten kiezen. Ben je werkloos? Dan had je beter moeten presteren op je werk of een andere opleiding moeten kiezen. Alsof er niet veel in het leven is wat buiten onze controle valt. Natuurlijk is er in elk leven sprake van eigen schuld, maar niet alleen, er is ook tragiek en gebrokenheid waar je niets aan kunt doen.3 In zo’n onrealistische, onrechtvaardige en onbarmhartige samenleving groeien tieners op tot volwassen mensen. Geen wonder dat velen vóór het bereiken van de volwassenheid de strijd al opgeven. Niet elke tiener is mooi, slim, snel en assertief. En als ze het wel zijn, kunnen de omstandigheden tegenzitten. En als die niet tegenzitten, raken ze evengoed misvormd. Want we zijn niet geschapen om zelf ons leven te ontwerpen, maar we zijn bedoeld als van God afhankelijke mensen. Op grond van Gods onvoorwaardelijke beloften – in de doop aan ons en onze tieners betekend en verzegeld (we zijn gelabeld!)– mogen we weten dat onze Verlosser zich eindverantwoordelijk gesteld heeft voor het management van ons leven. Die barmhartigheid van het Evangelie vind je door de hele Bijbel heen. Vier voorbeelden: • Want al zouden bergen wijken en heuvels wankelen, Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond van Mijn vrede zal niet wankelen, ZICHT 2011-3 | oktober 2011
zegt de HEERE, uw Ontfermer (Jesaja 54:10); • Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn (Romeinen 8:1a); • Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? (…) Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding (Romeinen 6:3,5); • Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd (1 Johannes 3:1a).
In een visioen openbaart de Heere zich aan Samuël en geeft hem een verantwoordelijkheid, waarvan wij zouden zeggen: dat kan zo’n jongen toch nooit aan? God rekent blijkbaar anders. Allemaal ‘levensloopbeloften’ die ons leven managen. Vanwege de onbarmhartige idee van zelfmanagement die onze tijd stempelt, zullen wij naar onze tieners kijken als jongeren die door God zijn gestempeld (gelabeld!). De catechese in onze tijd zal daarom – misschien wel meer dan ooit - doopcatechese zijn: catechese die gedragen wordt door Gods onvoorwaardelijke, want levenwekkende, beloften.
2. Van tieners nu wordt veel meer ‘gevraagd’ dan toen hun (groot)ouders jong waren. Mede als gevolg van de grote nadruk op zelfmanagement en het ontwerpen van je eigen
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
28 leven, wordt van tieners nu veel meer ‘gevraagd’ dan toen hun (groot)ouders jong waren. Denk bijvoorbeeld aan: • Schoolkeuze: in veel gezinnen mogen 12-jarigen meebeslissen over het antwoord op de vraag naar welke middelbare school zij zullen gaan; • Ze moeten zichzelf profileren. Het fenomeen ‘personal branding’ (jezelf in de ‘markt’ zetten als een goed merk) begint al heel jong: de mooiste foto’s komen op Hyves en niet alleen het aantal vrienden wordt trots vermeld...; • Ze moeten hun weg zoeken in het open (!) medialandschap. Waar kijken en luisteren we naar en waarheen surfen we op internet (en waarheen niet…)?; • Op veel scholen en sportclubs is het niet vreemd om als 13-jarige seks te hebben met je vriend(inne)tje. Wil je dat (al) of wil je dat niet?
Het is bekend dat bepaalde leeftijdsfasen in de tienertijd extra gevoelig zijn om kerk en geloof los te laten: de zogeheten overgangsmomenten van 12, 16 en 18 jaar. Als ouders en ouderen houd je daarbij je hart vast. Kunnen tieners dat allemaal aan? Dat is een spannende vraag. Maar belangrijker is de uitdaging om onze tieners zo jong als ze zijn, geestelijke bagage te geven die hen de goede wegen wijst. Zeg niet te snel dat ze te jong zijn voor deze bagage. We kennen immers de ZICHT 2011-3 | oktober 2011
geschiedenis van Samuël. Toen hij een jaar of vijf, zes was, bracht moeder Hanna hem naar het heiligdom, om hem daar aan de dienst van God te wijden. Denk niet dat het daar toen geestelijk een veilige omgeving was. De zonen van de oude priester Eli misbruikten in de tabernakel niet alleen hun priesterambt, maar ook de vrouwen die bij toerbeurt daar de buitenboel kwamen doen. Maar de jonge Samuël diende de Heere en toen hij een jaar of 12 was, maakte God bij hem een nieuw begin in Israël. In een visioen openbaart de Heere zich aan Samuël en geeft hem een verantwoordelijkheid, waarvan wij zouden zeggen: dat kan zo’n jongen toch nooit aan? God rekent blijkbaar anders. In een geestelijk en moreel verworden tijd begint God iets nieuws bij een jonge tiener. Het boek Apostel van de Hoge Alpen beschrijft het werk van de predikant-evangelist Felix Neff (1797-1829) in een geestelijk dorre tijd. Ik citeer een kostelijk getuigenis over tieners uit één van zijn brieven die in dit boek staan: ‘De zielen die hier het meest zijn gevorderd zijn de kleine meisjes van elf tot dertien jaar en meestal nog jonger. (….) Deze jonge meisjes stichten en onderwijzen zelfs herhaaldelijk volwassen personen die tot bekering zijn gekomen, of die althans van de noodzaak hiervan overtuigd zijn! Neem nu Alexandrine, een zusje van Emilie, dat dertien jaar oud is. Onlangs sprak zij zo overtuigend tot twee oudere meisjes van achttien tot twintig jaar, dat deze beide tot tranen toe bewogen waren. Elke dag helpt ze mij, zonder dat ik me dat zelfs bewust ben, het werk des Heeren te bevorderen.’ (100,101). Laten er in de catechese duidelijke oefenplekken zijn voor het dragen van verantwoorde-
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
29 lijkheid. Maak tieners verantwoordelijk voor bepaalde onderdelen in de catechese en via de catechese in het gemeenteleven. Zo kunnen de tieners oefenen in verantwoordelijkheid en toewijding. Een vorm van geestelijke wapenrusting die hard nodig is.
meente ook ruimte scheppen om tieners en jongeren juist rond die overgangsmomenten de gelegenheid te bieden een toewijdingsmoment te beleven.4 Als ouderen beseffen we vaak onvoldoende dat voor een tiener elke
3. Zoek heel bewust naar mogelijkheden om van lekmomenten toewijdingsmomenten te maken.
Christelijk leren is altijd met hoofd en hart verbonden. Modern gezegd: het wil tegelijk rationeel en relationeel zijn. Klassiek gezegd: leren wil bevindelijk kennen zijn.
Met ‘lekmomenten’ bedoel ik die situaties waarin een tiener zich afvraagt of hij/zij wel verder wil met ‘het geloof’ of ‘de kerk’. Volgens onderzoekers is deze hele periode (12-16 jaar) te zien als één groot lekmoment. In deze tienerjaren groeit de eventuele beslissing om ‘afscheid te nemen’. Twee of drie jaar later maken ze die negatieve keuze definitief. Er is onder ons veel zorg over geloofsafval en kerkverlating. In Johannes 6 was dat ook gaande. Velen volgden Jezus niet langer. In die situatie kijkt de Heere de kring van twaalf rond en vraagt: Willen ook jullie soms weggaan? Bij alle mogelijke bedoelingen hiervan is in elk geval ook dit bijzondere, dat Jezus in zo’n trieste tijd van afval ruimte schept voor een hernieuwde toewijding! Mogelijk was er bij één of meerdere van de discipelen ook aarzeling gegroeid. Ongetwijfeld waren onder de afhakers vrienden en bekenden, misschien wel een broer of zus. Maar als Jezus dan vraagt: Willen jullie soms ook weggaan?, dan verandert het mogelijke lekmoment in nieuwe toewijding! Het is bekend dat bepaalde leeftijdsfasen in de tienertijd extra gevoelig zijn om kerk en geloof los te laten: de zogeheten overgangsmomenten van 12, 16 en 18 jaar. Bij die constatering kun je het laten en klagen dat we in zo’n moeilijke tijd leven enz. Denkend aan Johannes 6, kun je in de christelijke geZICHT 2011-3 | oktober 2011
dag op school vol valkuilen kan zijn. Zo’n jongere moet soms volharden te midden van agressief ongeloof in de klas of vóór de klas. Spottende leraren hebben grote impact! Daarom is het van groot belang dat catechese in onze tijd echt ruimte biedt voor geestelijke en praktische toewijding. In hoopvolle verwachting, omdat God Zijn belofte van wedergeboorte en bekering vaak juist in jonge tieners waarmaakt. Eigenlijk hopen we van de catechese hetzelfde als van elke eredienst: dat er niet alleen ruimte is voor het rationele, maar ook – als een geschenk – ruimte voor het relationele. Bevindelijke catechese dus, om het eens klassiek te zeggen.
4. Laat ook de catechese de bijbelse eenheid van leren en vieren, van begrijpen en beleven, van verstand en gevoel, royaal weerspiegelen. Het heil dat door onze Heere Jezus Christus verworven is, wil gekend en beleefd worden. Christelijk leren is altijd met hoofd en hart
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
30 verbonden. Modern gezegd: het wil tegelijk rationeel en relationeel zijn. Klassiek gezegd: leren wil bevindelijk kennen zijn. Wat je leert uit de Schrift, daarvan wil je ook met hart en ziel ‘bevinden’ (‘gewaarworden’, ‘ervaren als innerlijke overtuiging’) dat het niet alleen voor anderen, maar ook voor jou ware waarheid is die vermaant, troost, bemoedigt en je uiteindelijk het eeuwige leven binnenleidt.
Hiermee bedoel ik dat wij ons zullen oefenen in het zoeken naar goede antwoorden op (moeilijke) vragen. In onze multireligieuze en multiculturele tijd is niets van het christelijk geloof vanzelfsprekend.
Dat dubbele van leren en vieren klinkt ook door in het Hebreeuwse woord voor ‘kennen’ (jadah – hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor de huwelijksgemeenschap van man en vrouw: Adam bekende zijn vrouw Eva…). Jongeren en ouderen willen de waarheid niet alleen weten maar ook beleven. Dat is een bijbels verlangen. Denk ook aan de waarschuwing van Paulus in 1 Korintiërs 13: al was het dat ik alles van het evangelie wist wat te weten is – maar ik had de liefde niet, ik ware niets. Met ‘liefde’ bedoelt Paulus hier de hartsrelatie met God door Jezus Christus. Die kunnen we niet organiseren. Maar het is wel onze verantwoordelijkheid om begrijpen (het rationele) en beleven (het ‘bevinden’ van Gods waarZICHT 2011-3 | oktober 2011
heid) dicht bij elkaar te houden. In onze op hoge prestaties gerichte tijd is daar een extra reden voor. Vanwege het moeten presteren in de hectiek van het leven (ook al als tiener!) is er een diepe hunkering naar het existentiële, het echte, de passie, de eigen beleving, de innerlijke rust. Laat het hele catechese-uur iets – of liever iets meer dan iets – van deze eenheid van leren en vieren, van hoofd en hart weerspiegelen. Dit is om meer dan een reden belangrijk. Want de kerk heeft veel problemen om jongeren die meer ‘doeners’ zijn en niet zoveel denken en praten over geloofszaken te bereiken en vast te houden. Voor hen is een relationele, ‘harte-lijke’ catechese zonder meer nodig.5
5. De noodzaak van missionairapologetisch leren. Hiermee bedoel ik dat wij ons zullen oefenen in het zoeken naar goede antwoorden op (moeilijke) vragen. In onze multireligieuze en multiculturele tijd is niets van het christelijk geloof vanzelfsprekend. Dat is het nooit geweest. Toen onze dorpen nog duidelijk christelijk waren, leek het daar wel op. Een moslim in Bergschenhoek was een uitzondering en voor boeddhisten moest je echt naar Rotterdam. Dat is nu echt anders. Als uw dochter naar een niet-reformatorische VMBO gaat, dan kan ze zo maar – ook op een christelijke VMBO school – naast een paar sympathieke moslima’s met hoofddoekjes terecht komen die haar vragen waarom Jezus eigenlijk zo belangrijk is. En of God dan echt een zoon heeft gekregen? Met wie had Hij dan seks? (Ze bedoelen dat niet spottend – waarschijnlijk wel verwijtend). Dan is het toch verdrietig als onze jongeren alleen maar zeggen dat ze dat
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
31 nu eenmaal zo geleerd is. Daar zijn sympathieke moslimmeisjes niet mee geholpen en het christenmeisje in de klas heeft wekenlang last van akelige twijfelvragen. Want ja, die meisjes met hoofddoekjes zijn toch echt aardig en waarom eigenlijk Jezus? En dat God een Zoon gekregen heeft – ja, dat is toch eigenlijk ook wel vreemd. Daar tobt ze misschien wel maandenlang mee – of langer. Het zoeken naar antwoorden op zulke vragen is wat ik noem apologetisch-missionair leren (letterlijk: geloofsverdediging met het oog op het winnen van anderen voor Christus – die anderen kunnen overigens je eigen kinderen zijn…). Als bijbelse motivering voor dit apologetisch-missionair leren verwijs ik naar de ‘methode Paulus’: voortdurend probeerde hij Joden en Grieken met argumenten te overtuigen en hun twijfels weg te nemen. En de aanbeveling van Petrus is ook maar voor één uitleg vatbaar: heiligt de Christus in uw harten als Heere, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u is (1 Petr.3:15). Met ‘hoop’ bedoelt Petrus niet ons subjectieve gevoel, want dat is er niet altijd, maar de objectieve waarheid van het evangelie. ‘Hoop’ is een samenvattend woord daarvoor. In de catechesemethode zal ruimte moeten zijn om de argumenten voor het christelijke geloof te wikken en te wegen en het gesprek met de niet-gelovige of anders-gelovige te oefenen. Maar deze belangrijke oefening baart weinig kunst als de sfeer bij de catechese die van een rechtszaal is: afstandelijk en koel. Ook al gaat het in beide situaties om waarheidsvinding.
6. Het grote belang van persoonlijke aandacht in onze ‘digitale tijd’. Op grond van het Tijdsbestedingsonderzoek 2010 ZICHT 2011-3 | oktober 2011
concludeert Paul van Niekerk (hoofd kenniscentrum): ‘De 13-16 jarigen vertonen uitzonderlijk extreem gedrag’.6 Een paar cijfers: de groep besteedt dagelijks bijna 6,5 uur aan media. Ze zijn 63 minuten per dag bezig met social media, 21 minuten met fimpjes op internet en 33 minuten met gamen. Waar het me nu vooral om gaat is dat tieners een uur per dag met elkaar communiceren via MSN, SMS, Hyves; enz. Hoe belangrijk het mobieltje voor hen is, blijkt uit de uitspraak ‘Als ik een dag niet gebeld word voel ik me ongewenst’, die onderschreven wordt door 42% van de 15-17 jarigen. Maar al dit digitale is nog iets anders dan echte persoonlijke aandacht. Een uur per dag bezig zijn met social media zegt nog weinig over echte ontmoetingen. De eenzaamheid onder tieners is groot – ondanks alle media; misschien wel door al die media! Over het onmisbare van echte aandacht is de Bijbel duidelijk. Denk aan het gebod van naastenliefde. En ook aan de belijdenis van Paulus dat we alleen samen met alle heiligen in staat zijn iets te begrijpen van de lengte en breedte en hoogte en diepte die er is in de liefde van Christus. (Efeze 3). In verband met catechese denk ik vooral aan Lukas 1:17, waar met het oog op de eindtijd geschreven staat dat het nodig is, dat de harten van de vaderen (ouderen…) zich in liefde overbuigen naar de kinderen, ten einde voor de Heere een weltoegerust volk te bereiden op de dag van Zijn komst. Een uitspraak van Els van Dijk (directeur EH), sluit hier bij aan en is er ook een toepassing van: ‘Jongeren kunnen niet de architect van hun eigen leven zijn. Zij hebben volwassenen nodig die levenswijsheid overdragen. Er zijn maar weinig plekken meer waar daarvoor gelegenheid is. Te vaak wordt
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
32 overdragen van wijsheid versmald tot via Google informatie zoeken op internet. In onze maatschappij is de kerk nagenoeg de enige plek waar verschillende generaties elkaar ontmoeten. (…) Wij moeten verhalen vertellen van ons leven met God. We moeten vertellen wat God doet in onze ziel, of is onze eigen verbinding met God niet groter dan de zondagse pepermunt? Wij moeten jongeren weer leren verlangen, inspirerende mensen voor hen zijn. (…) opvoeden is geen emmer vullen, maar een vuur ontsteken.’ Met een variatie op Els van Dijk: Catechese is geen emmer vullen, maar een vuur ontsteken.
Uitleiding Dan denk ik ook aan het vuur van Handelingen 2:16-18 over visioenen zien en dromen dromen. Dan zie ik groepen tieners in allerlei gemeenten naar een bijzondere kerkenraadsvergadering komen, om te vertellen hoe zij de Heere hebben lief gekregen. En hoe zij Hem nu willen dienen. Hoe zij door de Heilige Geest durven geloven dat al hun zonden vergeven zijn en blijven. En tussendoor af en toe zachtjes: Prijst de HEER’! Maar niemand van de broeders heeft daar moeite mee. Want het is echt gemeend. En dan vertellen zij verder hoe de Heere hun in de toekomst liet kij-
ken. En met verwondering horen de ouderlingen en diakenen wat Jesaja al profeteerde.
Ook in het maatschappelijke leven is het van belang om hoofd en hart bij elkaar te houden. Laat niet alleen het (economisch) rationele beslissend zijn voor beleidskeuzen in de zorg voor jongeren.
Maar met hun jonge enthousiasme klinkt het nog tien keer aanstekelijker. ‘Ja’, zegt Anneloes terwijl haar ogen schitteren, ‘dan hoeven jullie niet meer na te denken over catechisatie en jeugdwerk. Want daar zal iedereen door God geleerd zijn. En op vervuilde vliegvelden zullen wijnstokken bloeien. En waar de HSL liep, lopen dan kinderen te knikkeren. En er zal geen haat meer zijn. En geen ruzie. Geen milieuproblemen. Zwaarden worden ploegscharen en handgranaten tuinverlichting.’ Daarna zongen de broeders samen met de tieners één van hart en ziel een loflied tot Gods eer.
Noten 1 De auteur is verder oud-voorzitter van de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond en thans betrokken bij het HGJB-Centrum voor Catechese. Eventuele reacties op deze bijdrage kunt u e-mailen naar: w.markus@filternet.nl. 2 W. Visscher, ‘De slag om onze kinderen komt er aan’, in: Reformatorisch Dagblad, 2 juli 2010. 3 Ontleend aan: Arjan Markus, Adieu God, over het afscheid van de persoonlijke God, p. 63 e.v. 4 In de tweede druk van mijn boekje Catechese Nu heb ik daar meer over geschreven. 5 Zie hiervoor ook de column van Stefan Paas in CV-Koers, mei 2010. 6 Een onderzoek in opdracht van SPOT, Nederlands centrum voor tv-reclame.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Ds. W. Markus, Ken de jongeren, hun tijd en hun strijd
33
Naschrift van de redactie Het artikel hierboven is niet geschreven met het oog op allerlei politiek-maatschappelijke vragen. Evengoed hebben de door ds. W. Markus genoemde zes uitdagingen voor hoopvolle catechese in deze tijd wel allerlei politiek-maatschappelijke consequenties. Het zou een goede zaak zijn als vanwege de zorg voor de jonge generatie, ook in het publieke domein wordt gesproken over de gevolgen van de verschillende trends die in dit artikel worden gesignaleerd. Daarbij denken we mate name aan: • Het groeiende gevaar dat christenouders van overheidswege beknot worden in hun keuze om hun kinderen op te voeden luisterend naar wat de Bijbel hen aanreikt; • De ontmaskering van deze overheidsdwang om christelijke opvoeding weg te zetten als indoctrinatie; • Het gevaar van het maakbaarheidsdenken en van de nadruk op zelfmanagement voor een evenwichtige groei naar volwassenheid. Een belangrijk gegeven voor goed jeugdbeleid! • De keuzestress die vanuit de samenleving al als een last op jonge tieners rust. Het is van groot belang dat de jeugdzorg dit beseft en jongeren daarin bijstaat. • Samenhangend met het vorige punt: de verwarring van het open medialandschap voor tieners en jongeren. Hoe gaan we op een goede manier om met die openheid in onderwijs en jeugdbeleid? • Het grote gevaar van een consumptieve levenshouding voor jongeren (en ouderen!). • Samenhangend met het vorige: het toenemend gemis aan mogelijkheden om jongeren echte verantwoordelijkheid te laten dragen in de samenleving. Ook dit is een belangrijk punt voor effectief jeugdbeleid. • Ook in het maatschappelijke leven is het van belang om hoofd en hart bij elkaar te houden. Laat niet alleen het (economisch-)rationele beslissend zijn voor beleidskeuzen in de zorg voor jongeren. • Het verdient aanbeveling dat kerkenraden die op uitnodiging een gesprek voeren met het College van Burgemeesters en Wethouders in hun burgerlijke gemeente, voorgaande punten inbrengen in dat gesprek, het liefst toegelicht met voorbeelden uit de lokale praktijk. Bedenk dat gemeentebesturen door de ingezette decentralisatie in grotere mate verantwoordelijk worden voor jeugdzorg en jongerenbeleid.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | K.J.G. Kats, Column Brandpunt
brandpunt
34
Wie de jeugd heeft... Vooropgesteld, het gaat met de Nederlandse jeugd, in overgrote meerderheid, goed. Het kleine deel waarmee het niet goed gaat, krijgt als beloning (te) veel aandacht. Hebben we daarmee de jeugd? Elk dorp en elke wijk in de stad kent zijn plekken waar jongeren verzamelen. Op de ene plek is er overlast, op de andere wordt overlast ervaren en op de volgende plek gaan ze echt over de schreef. In ons ik - tijdperk wordt dan als eerste naar de overheid gekeken; ik ervaar overlast - overheid doe er wat aan. Als burgemeester wordt mij soms verweten niet op te treden als ik de overlastervarende vraag stel of hij zelf al met die jeugd gesproken heeft. De jeugd vindt het leuk als ze aandacht krijgt van de overheid, een kat en muis spelletje volgt vaak. Hier worden weggestuurd om daar voor meer overlast te zorgen, wat weer wordt beloond met aandacht. Media erbij, naampje op een groep geplakt en binnen de kortste keren zijn ze crimineel. De jongeren ‘groeien’, gaan zelf die groepsnaam gebruiken. Schrijven het op muren en gaan met alcohol en drugs experimenteren. Vermeende overlast wordt echte overlast en de grenzen van het strafrecht komen in zicht. Gezag voor gezagsdragers verdwijnt steeds meer, als groep heb je namelijk macht. Nog meer aandacht, nog meer aanzien (binnen de groep), nog meer lol. En dan vliegt het echt uit de bocht: vechtpartij met knuppels, bedreigen van agenten en hakenkruizen en davidsterren op de muren en deuren. Ouders, waar zijn de ouders? De ouders worden aangesproken. ‘Mijn kind doet dat niet, zeker weten…’ Zelfs harde bewijzen worden in twijfel getrokken. ’Mijn zoon, dochter hoort niet bij die groep, toevallig langsgelopen toen het uit de hand liep’.
... geeft de juiste jeugd de aandacht. Gert Jan Kats, Burgemeester Zuidplas
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Dr. K. van der Zwaag, Hoe orthodoxer jongeren, hoe meer weerstand
35
thema
Christelijke jongeren blijken in de Nederlandse samenleving niet of nauwelijks problemen te ondervinden om hun geloof en leven inhoud te geven. De meeste religieuze jongeren constateren wel een afnemende tolerantie voor geloven en steeds minder erkenning van het belang van het religieuze middenveld voor sociale samenhang. Ze zien in het debat over scheiding tussen kerk en staat steeds meer stemmen opgaan die voor het geloof alleen een plaats zien in het privé-domein.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Hoe orthodoxer jongeren, hoe meer weerstand Dat is één van de conclusies van de publicatie Jongeren en hun geloof. Geloofsbeleving van religieuze jongeren in de Nederlandse samenleving, verricht door Forum. Instituut voor multireligieuze vraagstukken (2011). Dat in Nederland de christelijke traditie de boventoon voert, zorgt ervoor dat christelijke jongeren voldoende ruimte krijgen om hun geloof te beleven, aldus het rapport. Veel jonZICHT 2011-3 | oktober 2011
geren waarderen de vrijheid van godsdienst in Nederland, die in vergelijking met vele landen, zeker buiten Europa, groot is. Toch is het zo dat hoe orthodoxer religieuze jongeren zijn (of ze nu christelijk, joods of islamitisch zijn), hoe minder ruimte is voor religie in de samenleving. Jongeren constateren een voortschrijdende secularisering van de maatschappij en negatieve berichtgeving over vooral het
Jongeren en gezin | Dr. K. van der Zwaag, Hoe orthodoxer jongeren, hoe meer weerstand
36 islamitische geloof. Zij ervaren soms minder ruimte dan voorheen voor ‘afwijkende’ standpunten of afwijkend gedrag. Zo rapporteren protestantse orthodoxe jongeren een toenemende intolerantie tegenover het niet vaccineren tegen infectieziekten en krijgen moslim- en joodse jongeren te maken met sterk afkeurende reacties op hun uiterlijke manifestaties van het geloof. Vooral
Religieuze jongeren van alle gezindten wensen dat hun geloof en hun religieuze organisaties in Nederland meer (h)erkend en gewaardeerd worden. de laatste twee groepen hebben het meest last van negatieve beeldvorming. Religieuze jongeren van alle gezindten wensen dat hun geloof en hun religieuze organisaties in Nederland meer (h)erkend en gewaardeerd worden vanwege hun sociale functie in de maatschappij. Zij vinden het een kwalijke ontwikkeling dat er steeds minder mogelijkheden zijn voor het aanvragen van subsidie voor het maatschappelijk werk van religieuze organisaties. Het maatschappelijk middenveld in Nederland bestaat nog steeds voor een groot deel uit verbanden van burgers die elkaar op religieuze of ideologische gronden vinden. Die moet volgens jongeren gekoesterd worden, aldus het rapport.
Citaten uit Jongeren en hun geloof De samenstellers van het rapport hebben een aantal gesprekken gevoerd met groepen religieuze jongeren van drie religies: christenZICHT 2011-3 | oktober 2011
dom, hindoeïsme en jodendom De opinies onder moslimjongeren zijn onderzocht en gepubliceerd in 2008.1 Onderstaand volgen enkele citaten uit de samenvatting en uit het hoofdstuk over christelijke jongeren. De cijfers tussen haken verwijzen naar de paginanummers van het rapport van Forum. Behoefte aan steun door ouders en de kerk: Zowel protestants-christelijke jongeren als katholieke jongeren blijken het moeizaam te vinden om ‘alleen’ te geloven en zijn daarom op zoek naar aansluiting bij een groep. Ons onderzoek heeft plaatsgevonden bij groepen religieuze jongeren die elkaar in het geloof hebben gevonden. Hun ‘eigen’ groep is een grote bron van steun. (…) Voor de hindoejongeren geldt dat zij weinig ondersteuning krijgen van priesters bij het vormgeven van hun geloof. Weinig religieuze jongeren bezoeken de tempel voor ondersteuning van hun geloof; zij ervaren overwegend steun via lidmaatschap van hindoeïstische (studie)jongerenorganisaties. (…) De joodse jongeren in het onderzoek hebben aangegeven weinig behoefte te hebben aan meer ondersteuning bij het geloven in Nederland. Alle joodse jongeren, in hun geloofsovertuiging variërend van orthodox tot liberaal, noemen de ongenuanceerde publieke beeldvorming over joden in Nederland; zij worden vaak negatief geassocieerd met het conflict in het Midden-Oosten. Zij wijten dit aan een onvolledige en onjuiste berichtgeving van verschillende media in Nederland. Een expliciete ondersteunings- behoefte is bij beide groepen jongeren ook minder aanwezig, omdat beide aanhaken bij een vereniging waarin zij met ‘gelijkgestemden’ kunnen zijn. (…) [14]
Jongeren en gezin | Dr. K. van der Zwaag, Hoe orthodoxer jongeren, hoe meer weerstand
37 Verschillen en overeenkomsten: Over het algemeen leggen de meer orthodox georiënteerde jongeren de meeste nadruk op het naleven van voorschriften en geboden. De mate van orthodoxie dan wel rekkelijkheid bepaalt ook deels de behoefte aan ondersteuning bij het geloven: hoe orthodoxer hoe meer behoeften, bijvoorbeeld aan betrouwbare informatie van religieuze autoriteiten en uitwisseling met geloofsgenoten over de vraag hoe je als gelovige in een seculiere samenleving dient te leven. (…) (Gelovige) jongeren geven vaak aan niet veel te weten van jongeren die (anders) geloven. Ook in ons onderzoek troffen we jongeren die – ondanks hun naar eigen zeggen beperkte kennis over andere geloven – vooral de verschillen tussen jongeren benadrukten. (…) Aan religieuze leiders en organisaties laat deze publicatie zien dat religieuze jongeren behoefte hebben aan een religieus aanbod dat aansluit bij hun leefwereld en antwoord geeft op hun praktische vragen over ‘hoe te leven’ als gelovige in Nederland. (…) Religieuze organisaties en leiders kunnen hieruit afleiden dat jongeren – ondanks dat er andere bronnen van steun en informatie zijn, zoals jongerengroepen en internet – graag een beroep doen op de oudere generatie en hen zien als een belangrijk onderdeel van de geloofsgemeenschap. [15/16] Geloof doortrekt het hele leven: De jongeren die vertellen dat zij nu heel bewust met het geloof bezig zijn, zijn meestal van mening dat het geloof een plaats heeft in alle zaken van het dagelijks leven. ‘Ik denk wel dat het geloof het meest belangrijk is in mijn leven. Ik ben nu ongeveer vier jaar serieus met het geloof bezig. Je probeert gewoon wel te laten merken dat je christelijk bent. In je dagelijks leven praat je erover met vrienden, of gewoon met mensen, of je bent alZICHT 2011-3 | oktober 2011
leen en je luistert naar muziek of je leest uit de bijbel. Je bent er dan steeds mee bezig. En waar je je mee vult, dat uit je ook. Dus als je je vult met God, dan draag je dat op een gegeven moment ook uit. Je kunt daarin steeds leren, maar dat is een proces waarin je groeit. Dat wil ik tenminste. Ik vind het belangrijk om aan mensen te laten zien dat ik christen ben. Ik vind het ook heel gaaf om christen te zijn. Voor mij is het het belangrijkste in mijn leven.’ (Groepsgesprek Nederlands Gereformeerde Kerk Houten). [46]
Alle joodse jongeren, in hun geloofsovertuiging variërend van orthodox tot liberaal, noemen de ongenuanceerde publieke beeldvorming over joden in Nederland. (…) ‘Je hebt een andere levensvisie. Zij denken ‘dood is dood’ en wij geloven in een leven na de dood. Afhankelijk van die levensvisie passen zij ook hun leven aan. Ze halen er gewoon uit wat er in zit en dat uit zich in hoe ze omgaan met relaties, hoe ze het weekend invullen en hoe ze hun vrije tijd invullen en vakanties en dergelijke. Er wordt niet in een leven na dit leven geloofd. Ze hebben dan misschien ook minder verantwoordelijkheidsbesef. Minder grenzen ook. Wij geloven dat we verantwoording moeten afleggen. Zij geloven dat niet, dus als zij iets verkeerd doen, geloven ze niet dat ze dit voor God moeten verantwoorden. Dus zolang ze er een ander geen kwaad mee doen, hebben zij daar waarschijnlijk geen slecht gevoel over. Dat zou voor ons heel anders zijn, tenminste, als het goed is wel.’ (Groepsgesprek Hervormde Gemeente Nieuw-Lekkerland). [48/49]
Jongeren en gezin | Dr. K. van der Zwaag, Hoe orthodoxer jongeren, hoe meer weerstand
38 Vooroordelen over christenen: ‘Ik was in de klas de enige die er op een praktische manier mee bezig was, naar de kerk ging. Ik deed verschillende dingen. Als dat onderwerp dan ter sprake kwam, werd er altijd wel naar mij gekeken, alsof ik woordvoerder was van de christelijke kerk. En je moet je verantwoorden, dat je niet bij een sekte zit of zo.’ (Groepsgesprek Oecumenische Studentengemeente Utrecht). [50]
Een ander verbeterpunt dat de jongeren noemen is dat voor afwijkende meningen in Nederland weliswaar ruimte is, maar dat het dominante discours vaak wordt gepresenteerd als ‘de enige waarheid’. Hoe dan ook, er leven volgens de jongeren wel heel veel (voor)oordelen over christenen, die soms leiden tot vragen van niet-gelovigen. Als deze vragen voortkomen uit oprechte interesse vinden de jongeren het fijn om op de vragen in te gaan. Soms hebben zij echter de indruk dat de vragen bedoeld zijn om hen in een hoek te zetten. ‘Dan vragen ze ‘waarom is er leed op de wereld?’ Ja dat zijn best wel vragen…. Ik weet daar wel een antwoord op, maar zelf vind ik het ook erg natuurlijk. Het is erg afhankelijk van hoe
de vraag wordt gesteld. Er zijn mensen die het puur doen om jou te testen. Tegelijkertijd zijn er ook mensen die echt geïnteresseerd zijn.’ (Groepsgesprek Hervormde gemeente Nieuw-Lekkerland). [52] Over waardering vanuit de samenleving: ‘Ik denk dat het voor de maatschappij van belang is dat er zulke groepen zijn. Een christelijke jongerengroep bijvoorbeeld. Je vindt daar heel veel geloof, maar daarnaast worden er ook een hoop waarden en normen bijgebracht. En ik denk dat dat jongeren ook sterker maakt en voorbereidt op de maatschappij. Dit is een behoefte die anders niet vervuld wordt. Het gebeurt ook wel op scholen, maar in veel mindere mate.’ (Groepsgesprek rooms-katholieke kerk Uden). (…) Een ander verbeterpunt dat de jongeren noemen is dat voor afwijkende meningen in Nederland weliswaar ruimte is, maar dat het dominante discours vaak wordt gepresenteerd als ‘de enige waarheid’. Vaakgenoemd voorbeeld is de evolutieleer. De jongeren zouden willen dat het meer vanzelfsprekend wordt dat verschillende (minderheids)perspectieven aan bod komen. De meeste jongeren zijn niet pessimistisch over de mogelijkheden hieromtrent. De jongeren van de Hervormde Gemeente in Nieuw-Lekkerland vrezen echter dat in de toekomst tolerantie van niet-gelovigen ten opzichte van gelovigen zal afnemen. Als voorbeeld noemen zij een toenemende intolerantie voor het om geloofsredenen niet willen vaccineren. ‘Vroeger moest je dat zelf weten, maar nu moet je je vrije dagen inleveren als je je niet laat vaccineren en je ziek wordt.’[53]
Noten 1 T. Pels, M. de Gruijter en F. Lahri, Jongeren en hun islam, Jongeren over hun ondersteuning als moslim in Nederland, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2008
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
39
thema
Pleegzorg is in Nederland bij relatief veel mensen een onbekend fenomeen. Toch worden elk jaar zo’n 25.000 kinderen voor korte of lange tijd verzorgd in 15.000 pleeggezinnen. Een opvang die om allerlei redenen de voorkeur heeft boven plaatsing van een pleegkind in een instelling. In dit artikel treft u informatie aan over pleegzorg, de positie van (christelijke) pleegouders en punten van zorg. Want het pleegouderschap wordt door de (gemeentelijke) overheid niet altijd op waarde geschat.
mr. C.P.W. (Peter) van den Berg en E.W. (Eveline) van den Berg-van Maanen1
Stijgende vraag naar pleegzorg: meer overheidssteun nodig Maandagochtend ging bij ons de telefoon. “U spreekt met Janneke2 van Pleegzorg. Mag ik u een plaatsing voorleggen?” Bij dat soort telefoontjes houden wij altijd even onze adem in: “Ja, vertel het maar”. Janneke vervolgt het gesprek met “Het gaat om een meisje, dat afgelopen zaterdag is geboren, kan zij vanmiddag in verband met een crisisplaatsing bij jullie geplaatst worden?” Vervolgens wordt ZICHT 2011-3 | oktober 2011
een beperkt aantal gegevens uitgewisseld en zo’n drie uur later sluiten wij voor een dan nog onbekende periode een meisje van twee dagen oud in onze armen (en ons hart…!). Ze heeft alleen de kleren aan die ze van haar ouders heeft gekregen en de knuffel bij haar die ze uit het ziekenhuis mocht meenemen. Wanneer u dit leest dan denkt u wellicht ‘zo, heftig!’ of ‘gebeurt dat echt?’. Maar laat het
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
40 even tot u doordringen… Naast deze kant van de medaille, namelijk het verlenen van noodhulp, is er ook een heel verdrietige situatie. Een moeder die na negen maanden zwangerschap haar kind moet afstaan, ouders die wellicht heel graag de verzorging op zich hadden willen nemen maar die om allerlei redenen dit (tijdelijk) niet kunnen. Een heel verhaal achter een verhaal dus.
1. Wat is pleegzorg? Wat is pleegzorg? Pleegzorg betekent dat een kind van een ander voor een korte of langere periode in bijvoorbeeld uw gezin komt wonen. Als er zorgen in een gezin zijn, wordt in principe eerst gekeken of deze in het gezin of de familie opgelost kunnen worden. Soms is de situatie echter zodanig zorgelijk of acuut dat een kind (of de kinderen) in een pleeggezin worden ondergebracht. Denk bijvoorbeeld wanneer één of beide ouders ernstig ziek zijn, er een (vermoeden van een) misdrijf is etc. Pleegkinderen zijn meisjes en jongens van 0 tot 18 jaar. Het zijn ook kinderen die – hoe jong ze ook zijn– vaak al veel hebben meegemaakt en mogelijk ook tekort zijn gekomen.
dan twee jaar in een pleeggezin. Eind 2010 waren ruim 15.000 pleeggezinnen actief. Zij verleenden opvang aan circa 24.000 kinderen. De afgelopen jaren (vanaf 2006) is het aantal nieuwe pleegouders jaarlijks toegenomen met zo’n 3.000.4 Helaas stoppen jaarlijks ook zo’n 2500 tot 3000 pleegouders. Hoewel er ‘netto’ sprake is van een lichte groei is dit toch een zorgelijke ontwikkeling. De ‘nieuwe‘ pleegouders zijn nog niet zomaar ‘ervaren’ pleegouders. Er zou best eens onderzoek gedaan mogen worden naar de reden waarom er jaarlijks zoveel pleegouders stoppen.
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat het aantal pleegzorgplaatsingen de afgelopen 10 jaar minimaal is verdubbeld. Eind 2010 waren ruim 15.000 pleeggezinnen actief. Zij verleenden opvang aan circa 24.000 kinderen.
2. Pleegzorg: waar hebben we het over? In 2010 waren er zo’n 24.000 kinderen (tijdelijk) opgenomen in een pleeggezin waarbij er in dat jaar sprake was van bijna 9.000 nieuwe plaatsingen. Uit de beschikbare cijfers blijkt dat het aantal pleegzorgplaatsingen de afgelopen 10 jaar minimaal is verdubbeld3. Bijna 50% van de plaatsingen wordt binnen zes maanden beëindigd omdat de thuissituatie zodanig is dat de zorg voor het kind (de kinderen), al dan niet met extra ondersteuning van de ouders, weer kan worden opgepakt. Ongeveer 20% van de kinderen blijft langer ZICHT 2011-3 | oktober 2011
3. Welke vormen van pleegzorg zijn er? Pleegzorg is in principe tijdelijk. Het doel is om kinderen terug te plaatsen bij de ouders zodat zij zelf weer de opvoeding op zich kunnen nemen. Hoe lang een pleegkind in een pleeggezin blijft, verschilt van enkele dagen tot jaren. De ouders kunnen in deze tijd proberen hun ‘problemen’ op te lossen. Er zijn diverse vormen van pleegzorg te onderscheiden. Die worden hieronder kort genoemd en omschreven. • Netwerkpleegzorg of bestandspleegzorg. Bij net-
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
41 werkpleegzorg worden kinderen geplaatst in een (pleeg)gezin uit de familie, kerk of kennissenkring. Bestandspleegouders zijn die pleegouders die, na een selectie en opleidingstraject, beschikbaar zijn via één van de vijfentwintig pleegzorginstellingen in Nederland. • Crisispleegzorg. Bij crisispleegzorg bieden pleegouders op heel korte termijn (doorgaans binnen 24 uur) een tijdelijk verblijf voor een jeugdige in hun gezin. In een dergelijke crisissituatie moet er door hulpverleners snel worden geschakeld.
Uit eigen ervaring weten wij dat je soms alleen een naam en geboortedatum krijgt te horen, omdat de instelling voor pleegzorg ook weinig meer weet.
• Dagpleegzorg. Wanneer ouders hun kind tijdelijk niet volledig kunnen verzorgen, kan hun kind een deel van de week in een pleeggezin worden opgevangen. • Kortdurende of tijdelijke pleegzorg. Als er meer tijd voor nodig is (dan bij een crisisplaatsing) voordat een kind weer thuis kan wonen, gaat de crisisopvang ‘over’ naar kortdurende of tijdelijke pleegzorg. Vaak blijft het kind in hetzelfde pleeggezin. In deze situatie zal een pleegkind in een periode van bijvoorbeeld enkele maanden tot zo’n twee jaar weer terug kunnen naar huis omdat de situatie daar voldoende stabiel is. • Langdurige pleegzorg. Hierbij staat vast dat ZICHT 2011-3 | oktober 2011
een kind langere tijd niet meer thuis kan wonen, soms tot aan de meerderjarigheid. De kinderen/jeugdigen kunnen vooralsnog niet weer bij hun ouder(s) gaan wonen. Langdurig hoeft niet voor altijd te zijn. In de loop der jaren kan de situatie zodanig veranderen dat het kind (wellicht inmiddels puber) met ondersteuning weer thuis kan wonen. • Weekendpleegzorg. Een pleegkind is één of meerdere weekenden per maand in een pleeggezin, maar woont voor de overige periode (nog) bij zijn ouders. • Vakantiepleegzorg. Pleegouders bieden een kind de mogelijkheid één of meerdere vakanties in hun gezin door te brengen. Het gaat om kinderen die bij hun ouders zijn of bijvoorbeeld al in een pleeggezin wonen.
4. Hoe word je pleegouder? Pleegouder word je niet zomaar. Het is namelijk erg belangrijk dat je erop wordt voorbereid om –vaak onverwachts– een kind van ander op te vangen. Een kind dat je niet kent, niet weet wat hij wel of niet lust, niet weet welke dingen hij in zijn (jonge) leven al heeft meegemaakt etc. Uit eigen ervaring weten wij dat je soms alleen een naam en geboortedatum krijgt te horen, omdat de instelling voor pleegzorg ook weinig meer weet. Pas met de plaatsing zie je dat het bijvoorbeeld geen blank kind is (overigens even welkom, geen misverstand) of hoor je na een dag dat het niet de bedoeling is dat het kind varkensvlees krijgt te eten…
Motivatie van pleegouders Is pleegzorg moeilijk? Bij een crisisplaatsing krijg je bijvoorbeeld binnen nog géén twee uur twee peuters thuis. De ene is verdrietig,
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
42 de ander boos. Weinig tot geen kleding bij zich, een paar niet al te schone knuffels…een ‘beschrijving’ van karakter, gedrag, eetgewoontes krijg je er niet bij. Twee weken later zit je dan met één van de ouders om tafel om wat men noemt ‘ouderschap te delen’. Hoe doen de kinderen het? Wat vindt de ouder belangrijk? Wat voor gewoontes, waarden en normen wil die ouder overdragen. En, wanneer de kinderen weer naar huis kunnen -dat hebben we inmiddels vier keer meegemaakt - dan kijk je gezamenlijk hoe je dat vorm gaat geven. Komt de ouder wel bij jou in huis en gaat hij/zij gezellig met de kinderen eten terwijl jezelf boven op zolder achter je pc zit of de strijk doet…? Daarnaast komt de pleegzorgwerker regelmatig langs en geeft zij gevraagd of ongevraagd tips, vraagt hoe het gaat, etc. Kortom, je raakt soms best wat privacy kwijt en je wordt soms geleefd door bezoekregelingen etc. Erg negatief allemaal? Waarom word je pleegouder, waarom ben je pleegouder? Wij hebben het zelf ervaren dat het op onze weg is geplaatst. Is het daarmee gemakkelijk? Nee, zeker niet. Maar het heeft ook heel mooie kanten. Dat je zomaar binnen twee uur mag inspringen in een noodsituatie is enerzijds heel triest, anderzijds ook ontzettend mooi! Je kunt met elkaar een kind een nieuwe kans geven. Je kunt kinderen voorlezen en proberen voor te leven uit Gods Woord. De meeste pleegkinderen bij ons hebben geen christelijke achtergrond, toch wisten ze vaak binnen twee tot drie dagen dat wij na het eten uit de Bijbel lezen of gaven ze zelf al aan dat we de Bijbel moeten pakken.
Eisen aan pleegouders Een pleegouder dient aan verschillende eisen te voldoen. Zo moeten pleegouders minimaal ZICHT 2011-3 | oktober 2011
21 jaar zijn. Bij de aanmelding vraagt de pleegzorginstelling een verklaring van geen bezwaar aan bij de Raad voor de Kinderbescherming. Verschillende instellingen voor pleegzorg vragen ook een medische verklaring voordat de aanmeldingsprocedure wordt gevolgd. Het spreekt redelijk voor zich dat de leefsituatie in het (aspirant)pleeggezin stabiel moet zijn. Als aspirant pleegouder kun je je aanmelden bij de pleegzorginstelling in de provincie of bij één van de twee landelijke pleegzorginstellingen5. Tijdens het voorbereidingstraject komen belangrijke pleegzorgthema’s aan bod, zowel in theorie als aan de hand van praktijkvoorbeelden en oefeningen. Het voorbereidings- en screeningstraject bestaat bijvoorbeeld uit het bijwonen van een voorlichtingsbijeenkomst, de deelname aan het voorbereidingsprogramma voor pleegzorg (zo’n vier tot zeven avonden), één of twee huisbezoeken door een medewerker van de pleegzorgorganisatie en de (eind)rapportage van het voorbereidingsprogramma. Uiteindelijk volgt dan een definitieve inschrijving. Het hele voorbereidingstraject om pleegouder te worden duurt zo’n 6 tot 9 maanden. De website6 van Pleegzorg Nederland bevat veel informatie over pleegzorg, hoe je pleegouder wordt en geeft ook aan welke pleegzorginstellingen er zijn.
5. Is een pleeggezin aantrekkelijk voor de overheid? In principe is een pleeggezin is het beste alternatief voor kinderen die niet bij hun eigen ouders kunnen opgroeien. Zoals eerder opgemerkt wonen er jaarlijks zo’n 25.000 kinderen voor kortere of langere tijd bij pleegouders. Een pleeggezin kan met betrokkenheid en geborgenheid het pleegkind laten
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
43 voelen dat hij of zij ertoe doet en er mag zijn. Daarom heeft het de voorkeur dat een kind, als het (tijdelijk) niet bij de ouders kan wonen, in een pleeggezin kan opgroeien. Zijn er onvoldoende pleegouders, dan heeft de overheid een probleem. Kinderen moeten dan naar een instelling of gezinshuis en dat is veel kostbaarder dan een pleeggezin.7 Het is daarom terecht dat de SGP pleegouders van groot belang acht om kinderen zo goed mogelijk te kunnen helpen en dat de ondersteuning van pleegouders goed wordt geregeld. Ook verdienen zij een belangrijke positie in het proces van hulpverlening. Aansprekende punten uit het SGP-verkiezingsprogramma zijn: • Er moet nadrukkelijk gekeken worden naar een goede financiële tegemoetkoming voor pleegouders; • Bij werving en selectie van pleegouders mogen pleegouders niet bij voorbaat vanwege godsdienst of levensovertuiging worden uitgesloten; • Bij een afnemend aantal adoptiekinderen uit het buitenland, verdient het aanbeveling om meer aandacht te vragen voor vormen van langdurige pleegzorg. Juist voor ouders die meer ruimte in hart en huis hebben, of bij wie de kinderzegen is onthouden, zou pleegzorg wellicht een mooie en dankbare levensinvulling kunnen zijn.
6. Zijn er beperkingen voor christelijke pleegouders? Bij de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing houdt de rechter rekening met de godsdienstige gezindheid en de levensovertuiging van de minderjarige en het gezin waartoe hij behoort. Ook Bureau Jeugdzorg ‘gaat bij de uitoefening van haar taken uit van de godsdienstige gezindheid, de levensZICHT 2011-3 | oktober 2011
overtuiging en culturele achtergrond van de cliënt’.8 Het is de vraag wat de praktische invulling hiervan is. Er zijn echter, in de volle breedte genomen, niet veel gezinsvoogdij-instellingen die gebaseerd zijn op een godsdienstige gezindheid of levensovertuiging. Daarbij komt dat bij plaatsingen in een pleeggezin, waar mogelijk, rekening wordt gehouden met het geloof of de levensbeschouwing van het kind en het gezin waar het in op is gegroeid, maar plaatsing in een gezin met een andere godsdienst of levensbeschouwing behoeft niet te worden afgewezen. Soms is het met een crisisplaatsing ook niet geheel duidelijk of, en zo ja welke (geloofs)overtuiging de ouders van het kind hadden. Al eerder noemden wij het voorbeeld dat wij pas een dag na plaatsing vernamen dat het niet de bedoeling is dat het pleegkind varkensvlees te eten zou krijgen. Dit laatste had tot gevolg dat wij bijna twee jaar lang zelf ook vrijwel geen varkensvlees hebben gegeten. Het komt echter voor dat regionale pleegzorginstellingen christelijke aspirant pleegouders doorverwijzen naar bijvoorbeeld SGJ, zodat zij niet het toelatingsprogramma kunnen volgen bij de regionale instelling. In de periode dat ik bestuurslid was van de Vereniging LOPOR9 heb ik daar een notitie over geschreven. De conclusie daarvan is dat een geloof of levensovertuiging niet van invloed mag zijn op het toelatingsbeleid van een pleegzorginstelling en de beschikbaarheid voor één van de vormen van pleegzorg. Het is overigens wel logisch dat in concrete situaties nadrukkelijk gekeken wordt of er sprake is van een match.10 Om bij het eerder genoemde voorbeeld te blijven: het niet eten van varkensvlees vonden wij geen probleem, het kopen van halal of het voorlezen uit bij-
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
44 voorbeeld de Koran was voor ons persoonlijk een stap die wij niet konden meemaken.
Identiteit en pleegzorg Pleegzorg betekent dat je de kinderen van een ander kortdurend of langdurig bij je in huis neemt. Kinderen die anders zijn opgevoed dan dat u en wij dat zouden doen. Kinderen met andere waarden en normen, mogelijk ook geen of een heel ander geloof. Wij eten bijvoorbeeld nu al een poosje geen varkensvlees meer…. Het verschil in opvoeding, waarden en normen, geloofsovertuiging kan je als pleegouders best wel eens voor vragen stellen. Bijvoorbeeld ‘Wanneer zeg ik tegen de ouders dat wij naar de kerk gaan?’, of ‘Als de meisjes in ons of uw gezin een rok dragen, wanneer vraag ik het pleegkind (meisje) een rok aan te trekken of anderszins gepaste kleding te dragen?’ Vragen waar we hier nu niet uitgebreid bij stil kunnen staan, maar die wel wezenlijk zijn.
tijd om een fles, een badje, droogdoek en noem maar op aan te schaffen. Wat je doet, is heel gericht bellen naar wie je denkt dat jou zou kunnen helpen. Maar ook voor ambtsdragers heeft het gevolgen. Denk aan pastoraal bezoek, zonder op de stoel van de hulpverlening of jeugdzorg te gaan zitten. Maar ook, als kinderen tot hun volwassenheid blijven in een gezin, mag een pleegkind dan gedoopt worden en belijdenis doen?11
Dat je zomaar binnen twee uur mag inspringen in een noodsituatie is enerzijds heel triest, anderzijds ook ontzettend mooi! Je kunt met elkaar een kind een nieuwe kans geven.
Kerk en pleegzorg
7. Wachtlijstproblematiek
Pleegzorg, of het nu gaat om een uithuisplaatsing uit een gezin in uw kerkelijke gemeente of om een plaatsing in een pleeggezin in uw kerk, ook voor ambtsdragers of kerkleden heeft dat gevolgen. Zowel een uithuisplaatsing als een plaatsing in een pleeggezin heeft voor beide gezinnen grote consequenties. Verdriet, zorg en dergelijke. Een pleeggezin moet in korte tijd soms van alles regelen. Bij de eerste plaatsingen zijn we vanuit familie bijgestaan. Maar omdat die vaker wat verder weg woont, hadden we zeker vanuit de kerkelijke gemeente hulp nodig. Gelukkig was die er ook. Ineens heb je bijvoorbeeld een babybadje nodig, want ja, als een baby binnen drie uur komt, heb je geen
De laatste jaren is er vanuit Rijk en provincies veel geïnvesteerd in het terugdringen van wachtlijsten. Een andere ontwikkeling is de stijging van het aantal kinderen dat in aanraking komt met Bureau Jeugdzorg en vervolgens in een pleeggezin is geplaatst. Het komt regelmatig voor dat kinderen (en hun ouders) moeten wachten op professionele hulp of op plaatsing in een pleeggezin. In de afgelopen jaren zijn de wachtlijsten niet weggewerkt maar wel teruggedrongen. Er is vaak verwarring over de zogenaamde ‘bruto wachtlijsten’ en ‘netto wachtlijsten’. Een voorbeeld: de ouders van Jenny (6 jaar) kunnen het niet meer aan en hebben acuut hulp nodig. Jenny wordt via een crisisplaat-
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
45 sing opgenomen in pleeggezin. Dit gezin stelt zich in principe alleen beschikbaar voor crisisopvang. Na gezinsonderzoek en gesprekken blijkt dat Jenny voorlopig niet thuis kan worden opgevoed. Dat betekent dat zij langdurig in een pleeggezin wordt geplaatst. Omdat er even geen langdurig pleeggezin beschikbaar is, blijft Jenny vooralsnog in het huidige pleeggezin. Is hier sprake van een wachtlijst? Nee, Jenny wordt geholpen! Ja, Jenny wacht op een juiste pleegzorgplaats. Van groot belang is in ieder geval dat de eerste signalering en hulpverlening goed verlopen en dat de ‘doorlooptijd’ tussen een eerste melding en vervolgstappen of rapportage zo kort mogelijk blijft.
2.
3.
4.
8. Persoonlijke aanbevelingen voor de politiek Pleegzorg, wachtlijsten, en ook enkele situaties waarbij helaas slachtoffers zijn gevallen, halen tegenwoordig snel het nieuws. Het is goed dat daar, ook vanuit de politiek, aandacht voor is. Pleegouders zien vooral de laatste jaren diverse goede wijzigingen. Met de komst van het vierde Kabinet Balkenende, met een christelijke minister voor Jeugd en Gezin, stond het eerst allemaal even stil maar vanaf eind 2009 kwam er lieverlee wat los aan geld en ontwikkelingen. Denk daarbij onder andere aan de versterking van de financiële positie van pleegouders (hogere vergoeding), de rechtspositie van pleegouders (blokkaderecht, pleegoudervoogdij, instelling pleegouderraden etc.). Allemaal zeer wezenlijk. Maar er zijn nog steeds diverse knelpunten waar pleegouders regelmatig mee worden geconfronteerd. We noemen hier zeven punten: 1. Een kind, het meest kwetsbare op deze aarde, verdient een thuis. Maar dan moZICHT 2011-3 | oktober 2011
5.
gen pleegouders toch ook wel op stevige steun rekenen?! Veranker daarom wettelijk de kennisondersteuning van pleegouders. Denk daarbij aan kennisverwerving en kennisdeling. Er is een te groot verschil tussen professionele ondersteuning van een gezinshuis en het ‘gewone’ pleeggezin. Dit verdient correctie. Pleegouders mogen niet op grond van hun godsdienst of levensovertuiging worden afgewezen. Bij uithuisplaatsing moet ook rekening worden gehouden met geloofsen levensovertuiging. De decentralisatie van de Jeugdzorg is één van de speerpunten van dit kabinet. Vanuit de Tweede Kamer en vanuit de gemeenteraadsfracties is het goed om te kijken of keuzes niet alleen financieel transparanter zijn, maar of deze ook in het belang van het kind zijn. Zorg dat het nieuwe systeem eenduidig is voor alle partijen, daarmee bedoelen we zorgvragers (ouders), hulpverlening en pleegouders. Dit betekent onder andere dat bureaucratie en systeemverschillen tussen de ene en de andere regio of gemeente vermeden moeten worden. Wanneer een (pleeg)kind naar de peuterspeelzaal gaat, moet door pleegouders een ouderbijdrage worden betaald. Een dergelijke bijdrage wordt niet bepaald op basis van de inkomsten van de ouders, de hoogte van de pleegzorgvergoeding maar op basis van het inkomen van de pleegouders. Wanneer op advies van Jeugd- of pleegzorg het pleegkind meerdere dagdelen naar de peuterspeelzaal gaat, kan zo’n bijdrage ineens fors oplopen. De pleegzorgvergoeding voorziet daarin niet en ouders zijn doorgaans niet in staat of bereid
Jongeren en gezin | mr. C.P.W. van den Berg en E.W. van den Berg-van Maanen, Stijgende vraag naar pleegzorg
46 hier zelf een bijdrage aan te verlenen. Er zijn gemeenten die op basis van de hardheidsclausule bereid zijn een aantrekkelijker regeling te treffen. Dit verdient navolging. 6. Een zelfde soort knelpunt doet zich voor bij gemeentelijke heffingen. Er zijn gemeenten die bijvoorbeeld rioolheffingen etc. per persoon doorberekenen. Er zijn pleeggezinnen bekend die een ruim huis en hart hebben die daardoor zo’n 100 tot 150 euro meer aan heffingen betalen dan in de buurgemeente, waar ze een andere systematiek hebben. Door middel van een specifieke beleidsregel zou in die specifieke situatie daar vanaf kunnen worden geweken. Een pleegzorgvergoeding ziet wel op verzorging (eten, kleding, uitjes etc.) maar niet om te voorzien in hogere gemeentelijke- of waterschapsheffingen.12 7. Het Advies- en Meldpunt Kindermishande-
ling (AMK) geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kinder- mishandeling. Het AMK doet aangifte bij de politie als het AMK vermoedt dat een ernstig strafbaar feit is gepleegd en dat onderzoek van de politie noodzakelijk is voor de veiligheid van het kind. Een dergelijke ‘aangifteplicht’ is terecht in de wetgeving opgenomen. Waar politie en justitie in de praktijk tegenaan lopen is dat (hulpverlenende) instanties rondom de ouders vaak een beroep doen hun beroepsgeheim waardoor, in het belang van het kind (?!) het voor politie en justitie erg lastig wordt om een dergelijk vermoeden verder uit te zoeken en tot een procedure te laten komen. In situaties waarin het redelijke vermoeden bestaat dat er sprake is van (ernstige) kindermishandeling, dient er een wettelijke mogelijkheid te zijn om afstand te doen van het beroepsgeheim.
Noten 1 Peter en Eveline van den Berg zijn sinds begin 2007 pleegouders (crisisopvang, kortdurende opvang). Peter schreef met onder andere W. Visser en drs. P.O.G. Hegeman-Mekking het boek ‘Samen (sterk) voor kinderen. Bijbels licht op pleegzorg’ (uitgeverij De Banier, 2010). Voor vragen of reacties:
[email protected]. 2 Uit privacyoverwegingen zijn namen van personen gefingeerd. 3 Factsheet pleegzorg 2010, Pleegzorg Nederland, juni 2011. 4 Zie ook de Factsheets pleegzorg die jaarlijks door Pleegzorg Nederland worden uitgegeven. 5 SGJ Christelijke Jeugdzorg of de William Schrikker Groep. 6 www.pleegzorg.nl. 7 Ongeveer vijf keer zo duur, aldus prof. dr. Jaap E. Doek in een artikel in Mobiel, augustus/september 2001. 8 Artikel 15 Wet op de Jeugdzorg. 9 Vereniging Landelijk Overleg Pleegouderraden (Vereniging LOPOR). 10 Voor een uitgebreidere beschrijving zie hoofdstuk 3 van het boek Samen (sterk) voor kinderen. Bijbels licht op pleegzorg, Utrecht, 2010 11 Voor een uitgebreidere beschrijving zie de hoofdstukken 5 en 6 van het boek Samen (sterk) voor kinderen. Bijbels licht op pleegzorg, Utrecht 2010. 12 Rapport Nationale Ombudsman: Komt een kind bij de buurvrouw. Onderzoek naar de knelpunten en oplossingen in de keten van pleegzorgvergoeding bij netwerkpleegzorg (2010/030, 23 februari 2010).
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
47
thema
Minister-president Rutte opent de universiteit van Leiden: ‘Ik heb mij allereerst voor ogen gesteld, dat haar voornaamste en hoogste bestaansreden zou zijn in de theologische studie.’ Met als doel: ‘aan de kerk een kweekschool van kundige en waardige leraars te bezorgen’.1 Helaas. Het is niet onze staatsman Rutte die deze woorden spreekt, maar Willem van Oranje in 1575.
Ir. J. Maljaars, redactielid
Op de knieën voor een vruchtbare delta Over spanningen in de driehoek gezin-kerk-school
De tijden zijn veranderd. Kerk en christelijk onderwijs worden steeds meer naar de randen van de samenleving gedrukt. De wind van vrijheid en individualisme heeft vat op gezag en verantwoordelijkheidsbesef in onze gezinnen. Wat betekent dat voor de driehoek gezin – kerk – school? Om zicht te krijgen op een antwoord op deze vraag, zijn de volgende vragen voorgelegd aan verschillende, op het thema betrokken, personen: • Wat is voor u de meerwaarde van een hechte driehoek gezin-kerk-school? ZICHT 2011-3 | oktober 2011
• Wat is de grootste bedreiging voor het functioneren van deze driehoek? • Vraagt onze tijd en samenleving om nieuwe rollen, dan wel om nieuwe verbanden? • Hoe zou gezin, kerk of school (gevarieerd tussen scribenten) de andere twee punten van de driehoek kunnen en moeten versterken? Eerst passeren acht reacties de revue. Daarna wordt een korte analyse van de bijdragen gegeven en volgt als afsluiting een aanbeveling.
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
48
Dr. W. Fieret, lector identiteit op het Hoornbeeck College: “Kinderen groeien op in een gemeenschap. Gemeenschap betekent verbonden zijn met anderen. Het is daarbij van belang dat er, in ieder geval op hoofdlijnen, eenheid is tussen gezin, kerk en school. Dat geeft houvast en de mogelijkheid voor kinderen om vertrouwd te raken met de belangrijke Bijbelse noties. Het gegeven dat christelijke kinderen zijn gedoopt, is als het ware het verbindingspunt tussen de driehoek gezin, kerk en school. De ouders - het gezin houden het kind ten doop in de kerk, ze beloven het op te voeden en te doen opvoeden door onder meer de school - volgens het Woord van God. De driehoek gezin, kerk en school staat in deze tijd onder druk. Eén van de belangrijkste oorzaken is dat jongeren mede door de digitale wereld een eigen vriendenclub hebben waarmee ze alles delen. De mening van deze vrienden is vaak veel belangrijker dan die van de ouders, van docenten of van ambtsdragers. Door de intensieve contacten via MSN, Hyves, Facebook, die een groot deel van het leven van veel jongeren in beslag nemen, ontstaat er een jongerencircuit, dat zich grotendeels onttrekt aan de invloed en de waarneming van opvoeders en mede-opvoeders. Vraagt deze ontwikkeling om nieuwe rollen? Ik denk het wel. Ouders moeten in de eerste plaats op de hoogte zijn van de leefwereld van hun kinderen. Het kan niet zo zijn dat jongeren helemaal in die zelfwereld opgaan zonder dat ouders daar weet van hebben. HetZICHT 2011-3 | oktober 2011
zelfde geldt voor ambtsdragers. Het gesprek met jongeren over hun zelfwereld is onmisbaar in de opvoeding. Alle drie, gezin, kerk en school, moeten zich realiseren dat ook de huidige generatie jongeren richting nodig heeft. In deze turbulente tijd wellicht meer dan vroeger, toen nog veel vanzelfsprekend was. Veel jongeren vragen duidelijkheid, zijn op zoek naar zingeving en kijken naar (mede-) opvoeders. Wat leren ze dan van hen? Voorbeeldpersonen die vanuit een innerlijke overtuiging met de Bijbel als basis leven, zijn ook voor onze jongeren van groot belang. Die voorbeelden inspireren. Opvoeders in gezin, kerk en school die zo mogen voorleven, versterken de opvoeding in de hele driehoek.”
Ds. P. van Ruitenburg, predikant van de Gereformeerde Gemeente in Chilliwack (Canada): Aan hem is gevraagd een korte schets te geven van het functioneren van de driehoek gezin-kerk-school in de context van particulier bekostigde christelijke scholen. “In Canada en de Verenigde Staten hebben ouders financieel veel voor een reformatorisch christelijke school over. Per maand betalen ouders een vermogen. Het gevolg is dat de reformatorische school sterk als ‘onze school’ wordt beleefd. Ook al begint het enthousiasme ook in Noord-Amerikaanse scholen minder te worden, toch is de band tussen school en ouders, maar ook met de kerk, daarom over het alge-
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
49 meen sterker dan in Nederland. Uiteraard wil ook de school een goede verhouding met de ouders en grootouders, niet alleen omdat ze financieel van de ouders afhankelijk zijn, maar ook omdat de school zich sterk een verlengstuk van het gezin voelt. Een nadeel van de nauwe band zou kunnen zijn dat ouders de school zo vertrouwen dat ze te veel verantwoordelijkheden naar de school overhevelen. School en gezin hebben vaak erg veel overlapping. Op school wordt uit de Bijbel verteld en wordt zelfs geloofsleer bijgebracht, dus wat moeten ouders nog doen? Ook de kerk voelt zich (financieel) erg betrokken en er kan zelfs wat gaan wringen met de catechese. Als ouderlingen op school godsdienst geven, vraagt men zich bijvoorbeeld af waar het volgen van de catechisatie nog voor nodig is. Het is dus denk ik hier in Noord-Amerika extra nodig de verantwoordelijkheid van ouders te benadrukken. Ze moeten de opvoeding niet te veel aan de school overlaten. Omdat de school zo dicht bij het gezin staat, is het natuurlijk ook zaak dat de leerkrachten vertrouwd worden. Als je duizenden dollars voor een school overhebt moet het ook de moeite waard zijn en moet je de leerkrachten, zeker wat de leer betreft, kunnen vertrouwen. Bedenk daarbij, dat in Noord-Amerika nauwelijks docentenopleidingen zijn waar toekomstige leerkrachten leren hoe je uit de Bijbel moet vertellen. Ouders zouden in Nederland meer bij de school betrokken moeten worden. Ouders moeten zich in Noord Amerika meer persoonlijk verantwoordelijk voelen.”
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Dr. L.D. van Klinken, orthopedagoog en onderwijsadviseur bij het ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum: “Voor de opvoeding en vorming van onze jonge kinderen is het van groot belang dat ze onderwijs ontvangen in een klimaat dat aansluit bij de sfeer van gezin en kerk. De ouders zijn krachtens de doopbelofte ook geroepen om de eigen school als een van God gegeven middel waar te nemen. Zeker in onze geseculariseerde tijd kan de driehoek gezin-kerkschool fungeren als een veilige haven, waarin toerusting voor de volwassenheid plaatsvindt. Elk onderdeel van de driehoek heeft zijn eigen waarde. De bedreiging voor het gezin is het feit, dat men de toerustende functie overlaat aan de school, waardoor het gezin verwordt tot recreatie- en ontspanningsverblijf. De zo noodzakelijke vorming van het geweten wordt dan schromelijk verwaarloosd. De kerk heeft in de driehoek allereerst een toezichthoudende rol op de school. Deze is door de van overheidswege verplichte scheiding tussen bestuur en toezicht onder spanning komen te staan. Nauw daarmee samenhangend dreigt voor de school het gevaar dat door de sterke resultaatgerichtheid en het efficiency-denken de identiteit onder druk komt te staan. Hier en daar zijn er signalen dat de kerk zich bezint op zijn nieuwe positie en probeert om de reeds door de Nationale Synode van 16181619 opgedragen toezichthoudende taak onder gewijzigde omstandigheden vorm te
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
50 geven. Dit lijkt me overigens niet eenvoudig. Gezien de om zich heen grijpende gezagsnivellering als gevolg van de horizontalisering van onze samenleving, zou het gezin al een grote bijdrage aan de driehoek leveren als ze in woord en daad het gezag van kerk en school hooghoudt en eerbiedigt.”
Dhr. S. Middelkoop, jeugdwerkadviseur Hersteld Hervormde Jongerenorganisatie: “De drie hoeken zijn verbonden, maar worden met uitholling bedreigt. Wat mij betreft, is de driehoek gezin-kerk-school hoogst actueel. Waarbij de lijn tussen gezin en kerk de basis vormt. Mijn vrouw groeide op in Zaandam en stond op vierjarige leeftijd in het spanningsveld van een reformatorisch thuismilieu en een postchristelijke basisschool. Voor haar was de zondagschool en later het kerkelijk jeugdwerk een onmisbare schakel in haar geloofsopvoeding. Voorwaarde is wat mij betreft dat gezin en kerk een eenheid vormen. Hier leggen ouders de basis voor de geloofsen gewetensontwikkeling van kinderen, die ze vervolgens bevestigd zien binnen jeugdwerk en catechese vanuit de kerkelijke gemeente. Uit onderzoek onder jongeren binnen de Hersteld Hervormde Kerk blijkt dat als ouders over de preek praten en kinderen stimuleren voor het jeugdwerk, de betrokkenheid op de kerk bij die jongeren 68% is tegenover slechts 29% als de ouders dit niet doen. (Verduin, 2008). Zolang we reformatorisch onderwijs kunnen waarborgen, hebben we goud in handen. Een zegen voor het kind. ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Het waarborgt veiligheid en een brede Bijbelse ontwikkeling. De zwaarste bedreiging voor de toekomst van de driehoek gezin-kerk-school zijn wat mij betreft niet de gezinnen, verbanden of instituten. Die kunnen we (in het geval van de scholen) desnoods met eigen geld toekomst geven. Wat mij betreft is geestelijke uitholling van binnenuit het grootste gevaar. Als binnen gezin, school en kerk de levende omgang met Christus gemist wordt, dan blijven slechts de muren over. Een ruïne. Het is bloedrode trouw dat we de zegen van een eenheid tussen gezin-kerk-school kennen in Nederland. Dat schept verantwoordelijkheid. Dat begint niet in een beleidssessie, maar op de knieën. “Want we hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.” (Hebreeën 13 vers 14)
Dr. A. de Muynck, lector Onderwijs & Identiteit bij Hogeschool Driestar educatief: “Ik hecht zeer aan een goede verhouding tussen deze drie instituties. Daarbij spreek ik liever over een organisch gegroeide grondfiguur dan over een model. In de eerste plaats omdat deze verwijst naar de directe band tussen gezin en kerk, zoals we die in de Bijbel zien. Een belijdend christen maakt niet individueel deel uit van de kerk, maar met zijn gezin (vgl. Handelingen 16 vers 33-34). In de tweede plaats ligt christelijk onderwijs idealiter in het verlengde van de gezinsopvoeding en van de kerkelijke toerusting.
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
51 Wat is de grootste bedreiging? In grote delen van de huidige samenleving is de driehoek nog nauwelijks zichtbaar. Je ziet bij Protestantse en Rooms-Katholieke scholen met een brede populatie wel hernieuwde pogingen om de relatie met de kerk opnieuw aan te halen. Bij de uitbouw van de reformatorische zuil zijn er twee tegenstrijdige bewegingen. Enerzijds is de driehoek sterker geworden. Zondag en door de week verkeer je van 0 tot 18 jaar in een omgeving met ongeveer dezelfde levensstijl. Het nadeel is een naar binnen gerichte houding en zich koesteren in de veiligheid van de kring, zonder zelfkritisch te zijn. In de Bijbel roepen profeten en apostelen voortdurend op tot zelfkritiek. Aan de andere kant is in de reformatorische kring de verhouding in de driehoek van meet af aan uitgehold door de minizuilen binnen de zuil. Door geringe eenstemmigheid (denk bijvoorbeeld aan de verdeeldheid over de Herziene Statenvertaling) kun je niet spreken van een eenstemmige vormingsgemeenschap. Er is meer respect nodig tussen de verschillende sub-denominaties. Eigen verworvenheden worden meer gekoesterd dan dat ze los worden gelaten. Dit brengt jongeren in onnodige loyaliteitsconflicten tussen gezin, school en kerk. Verder moet er rekening worden gehouden met de indringende aanwezigheid van sociale netwerken. Ze hangen als een soort onzichtbare 'vierde institutie' ergens in de driehoek. Leraren kunnen er terughoudend gebruik van maken, ouders ruimhartig en voor ambtsdragers biedt het nieuwe mogelijkheden om meer rechtstreeks in contact te komen met jongeren. Hoe zou de kerk de andere twee hoeken kunnen en moeten versterken? De kerk moet naar gezin en kerk doen wat ze naar het gezin altijd al ZICHT 2011-3 | oktober 2011
heeft gedaan: pastorale zorg, huisbezoek en catechese. Voor de school heeft ze vooral de taak toe te rusten in de prediking, voorbede te doen voor leraren. Afstemming met het godsdienstonderwijs op school zou een stevige impuls kunnen krijgen. Men zou wat minder huiverig moeten zijn om dit concreet in te vullen (zoals bij Calvijn gebeurde): het geleerde psalmvers in de kerkdienst zingen, verbinding maken naar vertelde Bijbelverhalen, kinderen iets op laten zeggen in de kerk.”
Ds. P. de Vries, predikant van de Hersteld Hervormde gemeente in BovenHardinxveld: “Naar mijn vaste overtuiging is deze driehoek nog altijd van groot belang. Het gezin is - of je kan ook zeggen: behoort – de hoeksteen van de samenleving te zijn. In ieder geval behoort het gezin een kleine kerk te zijn. Als de kerk stand houdt, is dat mede toe te schrijven aan het feit dat het gezin metterdaad als een kleine kerk functioneert. Een opleving in de kerk zal altijd mede aanleiding zijn dat de praktijk van de godzaligheid weer gaat functioneren in gezinnen. Niet in elke samenleving is het mogelijk dat kinderen onderwijs ontvangen gestempeld door de Bijbel. Dat is – zeker als het gaat om basisonderwijs – een ernstig gebrek. Er moet ons alles aan gelegen zijn dat zeker de eerste fase van het onderwijs in het verlengde ligt van de opvoeding thuis gegeven en de boodschap in de kerk gebracht. De grootste bedreiging acht ik het materialisme dat gezinnen en kerken in de greep krijgt. Geldt dit voor gezinnen en kerken, dan
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
52 werkt dat uiteraard door naar de scholen. Vraagt onze tijd en samenleving om nieuwe rollen en/of nieuwe verbanden? Zo ja, welke? Ik zou die vraag met ja willen beantwoorden daar waar er geen mogelijkheid is een school te vinden die ligt in het verlengde van de opvoeding thuis gegeven en de boodschap binnen gebracht. Het meest urgent is het dan weer als het basisonderwijs betreft. In Nederland is dit tot dusver een weinig voorkomende situatie, maar dat kan snel veranderen. In bepaalde landen kiest men – soms behoorlijk massaal – voor thuisonderwijs. Soms doet men dit gezamenlijk. Het lijkt mij niet verkeerd je te bezinnen op een situatie die ook hier kan aanbreken. De kerk heeft in een situatie waar de school de boodschap van de kerk niet ondersteunt, extra verantwoordelijkheden. Naast catechisatie moet dan nog meer het belang van vormen van verenigingswerk worden onderstreept. Je zou ook kunnen denken aan zondagsscholen voor jongelui en zelfs voor volwassenen zoals dat in de Angelsaksische wereld voorkomt. Van het grootste belang is dat in het gezin ernst gemaakt wordt met huisgodsdienstoefening en met het beklemtonen van matigheid of zo je wilt ascese. Zo komt er onder Gods zegen ruimte voor godsvrucht.”
Drs. C.J. Meeuse, predikant van de Gereformeerde Gemeente in Goes en voorzitter van het deputaatschap voor Kerk, Gezin, Jeugd en Onderwijs “Als we voor het schoolonderwijs de kwaliteit ZICHT 2011-3 | oktober 2011
van het onderwijs met het oog op de eisen van de maatschappij hoger aanslaan dan het geestelijk gehalte, geven we daarbij het tijdelijke leven voorrang boven het eeuwige leven. We kunnen zeggen dat de catechisaties moeten aanvullen wat ontbreekt aan het godsdienstige aspect bij het leerproces – en dat moet in de praktijk helaas inderdaad nogal eens gebeuren. Toch moeten we bij de schoolkeuze voor onze kinderen beseffen dat de geestelijke waarden van het onderwijs niet minder belangrijk zijn dan de wetenschappelijke. Ouders die geen hoger doel voor ogen hebben dan een hoge maatschappelijke positie voor hun kind, dreigen dit uit het oog te verliezen. Ze lopen daardoor soms ons reformatorisch onderwijs voorbij, of tonen in de begeleiding van hun kind op onze scholen alleen maar aandacht voor het niveau van het onderwijs te hebben, maar beseffen niet hoe belangrijk de geestelijke toerusting is. Ook is een rechtzinnige godsdienstleraar op een algemene school niet genoeg om de zaken op orde te houden. Niet alleen zij die de Bijbelles geven of het godsdienstonderwijs verzorgen, beïnvloeden de godsdienstige overtuiging, maar dit gebeurt ook bij alle andere lessen. Ieder die op enige wijze is betrokken bij de kennisoverdracht, het aanleren van vaardigheden, of anderszins les geeft, kan hiervoor veel betekenen, in positieve of negatieve zin. Hier liggen verantwoordelijkheden van zowel de ouders als van de kerk. Vanuit de kerk zou er idealiter toezicht moeten zijn op het geestelijk gehalte van de docenten, zoals in vroeger eeuwen door de Dordtse vaderen ons al werd voorgehouden.”
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
53
Dr. S.D. Post, zelfstandig coach, mediator en adviseur, daarvoor werkzaam in onderwijs en bij Eleos “Als u niet van sprookjes houdt of van hersenspinsels: warning! Lees niet verder. Het is kwelling des geestes. Hier komt namelijk eerst een gedachtenexperiment en daarna volgen wat sombere bespiegelingen. Stel je voor dat er geen reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs waren. De kinderen bij ons uit de kerk gingen als groep op 12-jarige leeftijd naar een openbare of een algemeen christelijke school. Ze zouden elkaar hebben en meteen ervaren anders te zijn. Ze mochten niet meedoen met een klassenfeestje. Ze zouden er voor uit moeten komen christen te zijn. Dingen uit de Bijbel uitleggen. Hun beeld over niet-christenen en allochtonen zou veranderen, het beeld van niet-christenen over christenen zou beïnvloed worden. Ouders zouden alerter zijn. Er zouden honderden reformatorische docenten werken op niet-reformatorische scholen... [einde sprookje] Ik mijmer hier wel eens over. De reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs hebben niet echt gebracht wat we er van verwacht hebben. De bescherming is maar beperkt. De hele wereld van popmuziek en dvd komt via iPods, smartphones en usbsticks dag in dag uit moeiteloos de refobastions binnen. Niet zelden is de meest ‘wereldse’ klasgenoot het meest populair. Een tiener die de Heere vreest, kan het nog moeiZICHT 2011-3 | oktober 2011
lijk krijgen op een reformatorische school voor VO. Misschien hebt u als ouder trouwens kritiek op reformatorische scholen. ‘Het gaat altijd maar over de buitenkant: kledingregels en wetjes!’ @*!!Boemeranggg! Als alle ouders er nu gewoon eens voor zorgden dat hun kinderen zich qua kleding hielden aan de regels van de school, was er niets aan de hand. Dan gingen onze discussies niet altijd over ‘die regeltjes’. Dit is toch het minste, werkelijk het allerminste, waarmee u het reformatorisch onderwijs kunt steunen. Als u dat niet wilt, bent u geen knip voor de neus, laat staan een reformatorische school waard. Laat die vrijwillige ouderbijdrage dan ook maar zitten. Toch een beetje verdrietig verhaaltje. U had het beter niet kunnen lezen.”
Analyse van acht bijdragen In de meeste bijdragen wordt de waarde van een stevige band tussen gezin, kerk en school onderstreept. Waarom is deze verbinding waardevol? In de bijdragen komen drie elementen naar voren: • door deze ‘aderen’ vloeit geestelijk leven, het functioneren van deze driehoek beïnvloedt de praktijk van de godzaligheid; • zij ondersteunt de geestelijke opvoeding van kinderen en jongeren; • zij versterkt de maatschappelijke toerusting van kinderen en jongeren. Het hoofdaccent ligt op de relatie tussen gezin en kerk. Dat wil ik onderstrepen. Als hier het geestelijk leven wegvloeit, kan de school het proces van uitholling niet tegenhouden. Ze zou dat zelfs kunnen versnellen. Zie de bijdrage van de heer Post. Maar als het geestelijk
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
54 leven in gezin en kerk floreert, is dat op de scholen merkbaar. De betrokken scribenten noemen als belangrijkste bedreigingen de volgende zaken of ontwikkelingen: • Het digitale jongerencircuit (sociale media, zoals Hyves), met het gevaar dat ouders en ambtsdragers geen weet hebben van deze zelfwereld van kinderen en jongeren; • Ouders schuiven hun persoonlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen (denk aan de doopbelofte) steeds meer af op school en kerk. Gezinnen dreigen te verworden tot recreatie- en ontspanningsverblijf; • Er is sprake van een geestelijke uitholling van binnenuit, mede door het groeiende materialisme in reformatorische kring; • Er treedt een nivellering van gezagsverhoudingen op, mede als gevolg van de toegenomen individualisering. Voorgaande schets van vier bedreigingen roept bij mij twee vragen op. Vraag 1: Is ‘geestelijk individualisme’ (ik doe wat ik wil, ik maak zelf uit wat ik denk) niet een onderliggende bedreiging, een rode draad die een gezond en vruchtbaar geestelijk leven binnen de driehoek van gezin, kerk en school afknijpt? En dat breed ingevuld. Ik denk aan: individu en (tijd voor) God, individu en Gods Woord, individu en andere mensen (gezinsleden, leerlingen, gemeenteleden), individu en gezag(sdragers), individu en verantwoordelijkheid nemen, individu en levenswandel. En vraag 2: Vanuit Noord-Amerika klinkt de waarschuwing voor te weinig betrokkenheid van ouders op de school (in Nederland). Vanuit Nederland wordt in verschillende reacties ZICHT 2011-3 | oktober 2011
op het risico gewezen dat ouders de geestelijke opvoeding van hun kinderen op de school afschuiven. Dat roept een dringende vraag op: is het zo dat Nederlandse ouders én de geestelijke opvoeding graag aan de school overlaten én ook steeds meer de schouders ophalen over de wijze waarop de school functioneert, binnen en buiten de godsdienstlessen? Deze twee vragen zouden op de agenda van een kerkenraadsvergadering of een bijeenkomst van het schoolbestuur niet misstaan. Ook zouden ouders met opgroeiende kinderen er goed aan doen deze vragen met elkaar en met andere ouders - bijvoorbeeld op de Bijbelkring - te bespreken.
Is ‘geestelijk individualisme’ niet een onderliggende bedreiging, een rode draad die een gezond en vruchtbaar geestelijk leven binnen de driehoek van gezin, kerk en school afknijpt? Acht aanbevelingen Uit voorgaande bijdragen komt ook naar voren wat de driehoek gezin – kerk – school nodig heeft om waardevol en relevant te blijven. Ik noem zeven punten: • Ouders moeten zich geroepen weten om hun kinderen zelf geestelijk op te voeden; • Kinderen en jongeren hebben ouders en ambtsdragers nodig die zich verdiepen in hun zelfwereld, waaronder het digitale circuit; • Ouders moeten het gezag van kerk (ambtsdragers) en school (leerkrachten, docenten) hooghouden;
Jongeren en gezin | Ir. J. Maljaars, Op de knieën voor een vruchtbare delta
55 • Meer en concretere afstemming tussen school en kerk over het godsdienstig onderwijs, over de catechese en over vormgeving van betrokkenheid van (jonge) kinderen bij de eredienst; • Meer betrokkenheid bij, steun voor en beter toezicht van de kerk op school en gezin; • Voorbeeldpersonen die voor jongeren identificatiefiguren kunnen zijn; • Het beklemtonen van matigheid en ascese in een ‘snelle’ consumptiemaatschappij. Maar, eerst en vooral: op de knieën. De tijd nemen voor gebed. In dit verband wil ik u tot slot de reactie van de heer B.S. van Groningen (directeur De Vluchtheuvel) op de vraag of hij aan dit artikel mee zou willen werken, niet
onthouden: “Het belangrijkste van het gezin is dat er ouders zijn die tijd en (innerlijke) rust hebben om er voor elkaar en voor de kinderen te zijn. In mijn werk heb ik talloze keren gezien dat alle mooie theorieën en de beste voornemens op niets uitlopen als deze basisvoorwaarde ontbreekt. Een drukke baan, kerkenraadslid en nog een paar ‘mooie’ verplichtingen, roepingen en/of liefhebberijen vormen een gevaar voor het gezin. Ik houd anderen voor om wat minder vaak te vragen om kracht voor alles wat we moeten doen en daarvoor in de plaats wat vaker te vragen om inzicht wat we moeten doen (en dus ook niet moeten doen). Deze les pas ik op mezelf toe. Dat is de reden dat ik op dit moment hier niet aan mee doe.”
Noot 1 Ds. C.J. Meeuse, Kinderen voor God opvoeden, 2009, Barneveld: Uitgeverij Gebr. Koster
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
56
thema
Groot was de verbazing toen de SGP Tweede Kamerfractie de regering opriep een leefvormneutraal belastingstelsel te ontwikkelen. De SGP en leefvormneutraal belasten? Inderdaad! En eigenlijk is er niets nieuws onder de zon, behalve het naampje. Waar het de SGP in het pleidooi voor een leefvormneutraler belastingstelsel om gaat, is samen te vatten met twee kernbegrippen: rechtvaardigheid en keuzevrijheid. En op beide punten gaat het op dit moment mis.
Ing. G.J. de Jong MSC, beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie SGP
Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten? Wie denkt dat Nederland nog een belasting naar draagkracht kent, komt bij een iets preciezere blik al snel bedrogen uit. Zoals uit Tabel 1 op pagina 62 blijkt, kan de netto belastingdruk tussen en binnen de verschillende leefvormen enorm verschillen, zéker als daarbij ook het effect van enkele toeslagen wordt betrokken. Is het nog belasten naar draagkracht als een alleenstaande of een eenverdiener met een bruto inkomen van € 40.000 zo’n € 12.000 euro belasting moet beZICHT 2011-3 | oktober 2011
talen, terwijl een huishouden met twee verdieners met kinderen slechts € 5500 belasting betaalt (54 procent minder)? Het verschil in effectieve belastingdruk loopt zelfs nog verder op als gebruik gemaakt wordt van de kinderopvang of als ook andere (fiscale) instrumenten worden meegenomen, zoals de hypotheekrenteaftrek en de huurtoeslag. Tabel 1 toont wat de SGP betreft aan dat de effecten van de Wet Inkomstenbelasting 2001 als een tombola zijn geworden, waarbij het
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
57 maatschappelijk niet meer uit te leggen valt waarom wie welk fiscaal voordeel krijgt. Waar wordt de ongelijke behandeling door veroorzaakt? Wat is de ratio erachter? En, wat moet er veranderen?
Het draagkrachtbegrip Tot de jaren ’80 van de vorige eeuw kende Nederland een belastingheffing op het niveau van een huishouden. Sindsdien is het Nederlandse belastingstelsel steeds verder geïndividualiseerd. Dat houdt in dat mensen in de inkomstenbelasting individueel belasting betalen over het inkomen wat zij persoonlijk verdienen. Met het samenlevingsverband waarin zij leven, wordt bij een individuele benadering geen rekening gehouden.
De effecten van de Wet Inkomstenbelasting 2001 zijn als een tombola zijn geworden, waarbij het maatschappelijk niet meer uit te leggen valt waarom wie welk fiscaal voordeel krijgt. In de discussie over de vraag of bij de inkomstenbelasting het individuele of het huishoudinkomen als uitgangspunt genomen moet worden, is een recent verschenen promotieonderzoek van dr. mr. N.C.G. Gubbels1 interessant. Op basis van een literatuuronderzoek en een representatieve enquête onder partners komt zij tot de conclusie dat partners in (een ruime) meerderheid gezamenlijk over het inkomen beschikken, dit gezamenlijk ZICHT 2011-3 | oktober 2011
consumeren en dat het voor mensen in een samenlevingsverband niet uitmaakt of zij zelf meer gaan verdienen of hun partner. Deze bevindingen sluiten goed aan bij de stelling van prof. dr. L.G.M. Stevens dat in een solidaire gemeenschap geen individuele inkomensbeleving past, tenzij ook binnen het gezin het solidariteitsprincipe zou verdwijnen2. Daarmee valt de basis weg achter de redenering om te kiezen voor een individuele behandeling van partners in een samenlevingsverband. Daar komt bij dat de overheid nogal selectief winkelt in de keuze voor het ene of het andere draagkrachtbegrip. Niet alleen worden gemaakte keuzes van de wetgever binnen de inkomstenbelasting inconsistent uitgewerkt, ook in relatie met andere wet- en regelgeving valt geen consistente lijn te ontdekken. Zo wordt bijvoorbeeld in Box 3 (inkomsten uit sparen en beleggen) uitgegaan van het draagkrachtbegrip op het niveau van een huishouden, terwijl in Box 1 (inkomsten uit arbeid) het individuele draagkrachtbegrip gehanteerd wordt. In het civiele recht bepaalt het Burgerlijk Wetboek bij de wederzijdse onderhoudsplichten dat een huwelijksgemeenschap in beginsel alle baten en lasten der echtgenoten omvat (art. 1:94) met aansprakelijkheid voor het geheel der schulden voor ieder der echtgenoten na huwelijksontbinding (art. 1:102). Ook bij de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen, waarin de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag geregeld zijn, wordt gekeken naar de draagkracht van een huishouden. En om nog een laatste voorbeeld te geven: de regering is van plan in de bijstand niet alleen het inkomen van beide partners mee nemen bij het berekenen van een uitkering, maar
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
58 ook het inkomen van andere inwonende leden. Een groot deel van de ongelijkheid zou opgeheven kunnen worden als het draagkrachtbegrip in de inkomstenbelasting op consistente wijze aansluit bij deze regelgeving. Naast het hanteren van verschillende draagkrachtbegrippen, worden de verschillen in belastingdruk vergroot door diverse heffingskortingen, die in mindering worden gebracht op de betalen belasting. In de tabel is te zien dat tweeverdieners van meer dan het dubbele aantal heffingskortingen gebruik kunnen maken dan alleenstaanden of eenverdieners. Door het tijdens de vorige kabinetsperiode genomen besluit om de overdraagbare algemene heffingskorting in vijftien jaar af te bouwen, wordt het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners de komende jaren helaas nog groter.
Effectiviteit fiscale instrumenten De inzet van heffingskortingen wordt vaak verdedigd met het argument dat de fiscale prikkels nodig zijn om de arbeidsparticipatie te bevorderen. De SGP is daar niet van overtuigd. Sterker: nog los van de meer de principiële vraag of de overheid de keuzevrijheid van mensen met fiscale prikkels moet willen beperken, zijn er overtuigende wetenschappelijke bewijzen dat de fiscale prikkels het gedrag van mensen slechts beperkt beïnvloeden. In de eerste plaats zijn fiscale prikkels natuurlijk alleen maar effectief op het moment dat mensen weten welke fiscale stimulansen er zijn en wanneer en hoe ze daarvan gebruik kunnen maken. Uit tal van onderzoeken komt echter naar voren dat het overgrote deel van de Nederlandse beroepsbevolking ZICHT 2011-3 | oktober 2011
helemaal niet weet hoeveel zij netto onder de streep overhouden op het moment dat ze meer of minder bruto inkomen verwerven. Ook weten zij niet welke fiscale prikkels er zijn om hen te stimuleren (meer) te gaan werken. Daarmee zorgen de instrumenten die beogen de arbeidsparticipatie te bevorderen bij deze grote groep mensen niet voor gedragsverandering en is het weggegooid geld. In de tweede plaats is het maar zeer de vraag of mensen die wél kennis en inzicht hebben in de fiscale prikkels, gemotiveerd worden tot een hogere arbeidsparticipatie. In de tabel wordt inzichtelijk dat het erg aantrekkelijk is voor twee fiscale partners om een gelijk deel van het bruto inkomen te verwerven. Iedere afwijking van de 50/50-verhouding wordt immers fiscaal afgestraft? Een derde argument tegen de instrumentalisering van de inkomstenbelasting, ligt in het feit dat mensen zich vaak niet door fiscale prikkels willen of kunnen laten sturen. Anno 2011 is het dominante huishoudtype een anderhalfverdienerssituatie. Stimulerende maatregelen gaan daardoor voor een steeds groter deel naar degenen die toch al werken. Zij zijn niet van plan daarmee te stoppen, maar laten zich ook niet sturen tot een hogere participatie. Zij kiezen bewust voor een balans tussen arbeid en zorg. Aan de andere kant zullen mensen die wel kunnen, maar niet willen werken nog forsere prikkels nodig hebben om hun gedrag te veranderen3. De huidige financiële prikkels die al gegeven worden (die nu al duizenden euro’s per jaar bedragen!), zijn immers kennelijk niet groot genoeg om deze groep mensen te bewegen tot (meer) arbeidsparticipatie. Tenslotte is er volgens prof. dr. L. Borghans ook een groep mensen die wel zouden willen werken, maar die dat niet kunnen. Denk bijvoorbeeld aan
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
59 chronisch zieken en (arbeids)gehandicapten. Al zouden zij dat willen, dan nog kunnen zij geen gebruik maken van de fiscale prikkels. Het laatste argument tegen het inzetten van allerlei heffingskortingen om de arbeidsparticipatie te stimuleren, is dat de groep die het hardst gestimuleerd zou moeten worden mensen met een laag inkomen en een laag opleidingsniveau - daarmee niet bereikt wordt. Doordat ongeveer 780.000 mensen de stapeling van heffingskortingen niet meer kunnen verzilveren4, zijn allerlei nieuwe inkomensondersteunende toeslagen nodig. Die zijn vaak moeilijker te richten op de doelgroep en brengen grote administratieve lasten met zich mee voor burger en overheid.
Niet alleen betaalde arbeid zou moeten meetellen, maar ook onbetaalde arbeid, zoals de zorg voor kinderen, mantelzorg en vrijwilligerswerk. Het is toch niet rechtvaardig dat
De SGP sluit zich aan bij de conclusie van Borghans: als meer werken per saldo betekent dat er nauwelijks tot geen extra belastinggeld bij de overheid binnenkomt, is het beleid zijn doel voorbijgeschoten.
Financiering sociale voorzieningen Naast de vraag over de wenselijkheid om mensen via de inkomstenbelasting te sturen tot allerlei gedrag, moeten we het belangrijkste doel van het heffen van belastingen niet uit het oog verliezen. Dat is natuurlijk nog steeds het verwerven van inkomsten voor de staatskas om daarmee publieke voorzieningen te realiseren en sociale voorzieningen betaalbaar te houden. In dat licht zijn de bijgevoegde grafieken (1 t/m 4) van prof. dr. L. Borghans (2009) interessant3. De SGP sluit zich aan bij de conclusie van Borghans: als meer werken per saldo betekent dat er nauwelijks tot geen extra belastinggeld bij de overheid binnenkomt, is het beleid zijn doel voorbijgeschoten. Externe kosten In het verlengde van de discussie over de budgettaire functie van belastingen, vindt de SGP dat bij beleidsafwegingen rond het stimuleren van arbeidsparticipatie alle welvaartseffecten afgewogen zouden moeten worden. ZICHT 2011-3 | oktober 2011
mensen die veel informele zorg leveren en er daarom voor kiezen minder te participeren op de arbeidsmarkt, elk jaar geconfronteerd worden met een hogere belastingaanslag? Daarom heeft de SGP in diverse debatten voor deze mensen een lans gebroken. Bovendien zet de SGP in op bewustwording dat mantelzorgers en vrijwilligers ook zorgen voor grote maatschappelijke besparingen. Zij verminderen of vertragen de substitutie van informele zorg naar een formele en duurdere zorgvraag. Zonder mantelzorgers en vrijwilligers, die samen ongeveer 80% van de zorg aan mensen thuis verzorgen, zou Nederland krakend en piepend tot stilstand zou komen.
Conclusies en aanbevelingen In dit artikel is aangetoond dat er op dit moment grote verschillen in belastingdruk zijn tussen en binnen de verschillende leefvormen. Dat roept de fundamentele vraag op of
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
60 we op de juiste weg zitten met ons belastingstelsel. De SGP meent van niet en kiest daarom bewust voor een betere balans tussen draagkracht en instrumentalisme. Zeker nu blijkt dat de instrumentele inzet van alle heffingskortingen en toeslagen het systeem zo ingewikkeld heeft gemaakt dat weinigen nog doorzien wat de consequenties van hun handelen zijn, zou de wetgever veel terughoudender moeten zijn met het inzetten van allerlei instrumenten om de arbeidsparticipatie te stimuleren. Prof. dr. A.L. Bovenberg en prof. dr. L.G.M. Stevens constateren in hun position paper voor de studiecommissie Belastingstelsel dat een deugdelijk belastingstelsel rechtvaardig, effectief en eenvoudig behoort zijn. Binnen deze randvoorwaarden moet de budgettaire en instrumentele functie van de belastingheffing worden vormgegeven.5 De SGP zet zich er de komende jaren voor in dat binnen die randvoorwaarden een leefvormneutraler
belastingstelsel gerealiseerd wordt. Dat kan bijvoorbeeld door het inrichten van een sociale vlaktaks. Dat betekent dat de huidige progressieve tarieven worden vervangen door één laag belastingtarief. Voor de hoge inkomens wordt een toptarief ingevoerd. In ruil voor het lage tarief kunnen diverse aftrekposten, zoals de inkomensafhankelijke combinatiekorting, worden geschrapt. Om met name mensen met lagere inkomens te ontzien, kan een leefvormafhankelijke draagkrachtkorting ingevoerd worden, zodat kosten voor primair levensonderhoud niet worden belast. Wat is de kern? 1. Waarborgen dat over de noodzakelijke kosten geen belasting wordt geheven. 2. Zoveel mogelijk gelijke belastingheffing tussen en binnen leefvormen. 3. De effectiviteit ten aanzien van arbeidsparticipatie en economische groei komt uit zo laag mogelijke belastingtarieven, en niet uit allerlei ineffectief gebleken detailregelingen. Liberaler èn socialer kan haast niet…
Noten 1 Gubbels, N.C.G. (2011) Samenlevingsverbanden in de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting 2 Stevens, L.G.M. (2006), Fiscaal gezinsbeleid (afscheidscollege) Erasmus Universiteit, http://publishing.eur.nl/ir/repub/asset/8171/afscheidscollege1.pdf 3 Borghans, L. (2009), TPE, Grenzen aan fiscaal stimuleren van arbeidsparticipatie, http://www.tpedigitaal.nl/assets/static/9_-2-2009.pdf 4 Zie onder andere Caminada, C.L.J. (2007), Tijdschrift voor Openbare Financien, Inkomensbeleid, http://wimdreesstichting.nl/page/downloads/TvOF_2007_-_n1_-_art8.pdf en position paper bij rapport Studiecommissie Belastingstelsel, C.A. de Kam en C.L.J. Caminada: Belastingen als instrument voor inkomenspolitiek 5 Bovenberg, A.L., Stevens, L.G.M., Het fiscale stelsel van de toekomst: eenvoud, neutraliteit en draagkracht, In: Advies Studiecommissie Belastingstelsel
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
61 Tabel 1: vergelijking bruto loonmodel van eenverdieners, anderhalfverdieners en tweeverdieners Belastingjaar
2010
Bruto inkomen huishouden
ΦϰϬ͘ϬϬϬĞƵƌŽ;ŶĚĞƌŚĂůĨǀĞƌĚŝĞŶĞƌƐ͗ϭΎΦϯϬ͘ϬϬϬĞŶϭΎΦϭϬ͘ϬϬϬ͖dǁĞĞǀĞƌĚŝĞŶĞƌƐ͗ϮΎΦϮϬ͘ϬϬϬͿ
In geval van kinderen
1 meisje van 6 jaar, 1 jongen van 3 jaar
In geval van kinderopvang
Meisje 30 uur p/m buitenschoolse opvang en jongen 80 uur p/m dagopvang
Uurprijs kinderopvang
Φϲ͕ϭϯ
Verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen Inkomstenbelasting (Eventuele inkomstenbelasting partner) Totaal inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Alleen staande
Anderhalfver dieners geen kinderen
Tweever dieners geen kinderen
Alleen staande ouder kinderen
Alleen staande ouder kinderen kinder opvang
Eenver dieners kinder en
Eenver dieners kinderen kinderop vang
Anderhalf verdieners kinderen
Anderhalfver dieners kinderen kinder opvang
Tweever dieners kinderen
Tweever dieners kinderen kinder opvang
15235
11036
6841
15235
15235
15235
15235
11036
11036
6841
6841
3345
6841
3345
3345
6841
6841
15235
14381
13683
15235
15235
15235
15235
14381
14381
13683
13683
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1987
1489
1460
1489
1489
1489
1489
1460
1460
272
1460
272
272
1460
1460
Heffingskortingen Algemene heffingskorting (Evt. algemene heffingskorting partner 2) Arbeidskorting
1489
(Evt. arbeidskorting partner) (Evt. alleenstaande ouderkorting) (Evt. aanv. alleenstaande ouderkorting) Inkomensafhankelijke combinatiekorting Totaal heffingskortingen
Totaal verschuldigd na aftrek heffingskortingen Totaal verschuldigd na afbouw overdr. algemene heffingskorting
1489
1489
945
945
1513
1513
1859
1859
977
977
1356
1356
3476
5735
6894
7793
7793
5463
5463
6712
6712
8250
8250
11759
8646
6789
7442
7442
9772
9772
7669
7669
5433
5433
11759
11759
-1987
-1987
-4090
-4090
-6326
-6326
0
0
1727
Verschil belastingdruk vergeleken met alleenstaande Verschil belastingdruk na afbouw overdr. algemene heffingskorting
-3113
-4970
-4317
-4317
Toeslagen Kinderbijslag Kindgebonden budget
1727
1727
1727
1727
1727
1727
1727
441
441
441
441
478
478
441
Kinderopvangtoeslag
7008
Zorgtoeslag
441 7008
524
524
524
524
524
524
524
524
0
524
524
2168
9176
2692
2692
2729
9737
2692
9700
11759
8122
6265
5274
-1734
7080
7080
4940
-2068
2741
-4267
9067
9067
-4679
-4679
-6819
-13827
-9018
-16026
-2692
-2692
Totaal toeslagen
Totaal verschuldigde belasting ʹ toeslagen Na afbouw overdraagbare algemene heffingskorting
7008
Verschil belastingen en toeslagen vergeleken met alleenstaande Na afbouw overdraagbare algemene heffingskorting
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
-3637
-5494
-6485
-13493
Jongeren en gezin | Ing. G.J. de Jong MSC, Belasten naar draagkracht of keuzes beboeten?
62
Grafiek 1: Bruto inkomen, netto inkomen en belasting voor een gezin gerelateerd aan de werktijd van de vrouw, waarbij de man een halve dag per week minder werkt voor iedere dag dat zijn vrouw werkt.
Grafiek 2: Bruto inkomen, netto inkomen en belasting voor een gezin gerelateerd aan de werktijd van de vrouw, waarbij de man een dag per week minder werkt voor iedere dag dat zijn vrouw werkt.
Grafiek 3: Bruto inkomen, netto inkomen en belasting, inclusief kinderopvangtoeslag voor een gezin gerelateerd aan de werktijd van de vrouw waarbij de man 40 uur per week werkt.
Grafiek 4: Bruto-inkomen, netto-inkomen en belasting, inclusief kinderopvangtoeslag, voor een gezin gerelateerd aan de werktijd van de vrouw waarbij de man een halve dag per week minder werkt voor iedere dag dat zijn vrouw werkt.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Drs. J.A. Schippers, Pleidooi voor een leven in liefde en geloof
63
thema
Kort voor de zomer werd Het rode paard gepubliceerd. Dit boeiende boek heb ik in vier weken tijd uitgelezen. Wat ontzettend jammer dat er zo’n drie decennia voorbij zijn gegaan, alvorens er een Nederlandse vertaling van deze historische roman verscheen. En wat geweldig goed dat die er nu is.
Drs. J.A. Schippers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP
Pleidooi voor een leven in liefde en geloof Over Eugenio Corti’s meesterwerk
De vuistdikke band bevat eigenlijk drie boeken, achtereenvolgens getiteld: Het rode paard, Het vale paard en De Levensboom. Titels die zijn ontleend aan het laatste Bijbelboek, de Openbaring aan Johannes, hoofdstukken 6 en 22. Het boek is door Corti met zeer kundige hand gecomponeerd en tegelijk zo soepel geschreven dat je als lezer na afloop echt niet het idee hebt dat je een respectabel aantal bladzijden hebt omgeslagen. Beelden, situaties en personen waarin voorin het boek over wordt ZICHT 2011-3 | oktober 2011
verteld, komen later weer terug. Regelmatig licht de schrijver een subtiel tipje van de sluier op over wat er in het vervolg komen gaat, waardoor je als lezer in het verhaal wordt meegezogen.
Twee waarschuwingen Wie nog nooit een roman over de Tweede Wereldoorlog heeft gelezen, kan ik dit boek zondermeer aanraden. Maar ik voeg er meteen twee waarschuwingen bij. De eerste: als je
Jongeren en gezin | Drs. J.A. Schippers, Pleidooi voor een leven in liefde en geloof
64 eenmaal in Het rode paard begint te lezen, kun je bijna niet meer stoppen. Waarschuwing twee: de oorlog wordt uiterst realistisch in al zijn verbijsterende verschrikkingen beschreven. Als een apocalyptisch gebeuren. En tegelijk heel menselijk. De schrijver vertelt zijn relaas vanuit het perspectief van een aantal gewone jongens uit een dorpje Nomana (in werkelijkheid Besana) in het noorden van Ita-
Corti schrijft heel onderhoudend, afwisselend, spannend, vol blijde humor, bittere ernst, vurige liefde en een rotsvast geloof. Het is vooral dit laatste aspect waarom Corti’s meesterwerk aanbeveling verdient. lië. Bij het uitbreken van de oorlog zijn ze studenten van rond de achttien of negentien jaar oud. En zonder dat het Italiaanse leger deugdelijk op de strijd is voorbereid, storten Mussolini en z’n kliek het land in een oorlog. Een beslissing die alle Italianen lelijk zal opbreken. Heel duidelijk komt dat tot uitdrukking in het trieste leed dat de families van de jongelui allemaal moeten meemaken. Er is vrijwel geen gezin in het dorp dat geen dode te betreuren heeft. De ontredderde staat van het land in 1945 spreekt boekdelen.
Autobiografisch Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden veel Italiaanse jongens opgeroeZICHT 2011-3 | oktober 2011
pen voor de dienstplicht. Eugenio Corti, geboren in 1921, was één van hen. Tegen de zomer van 1941 doet het Italiaanse leger mee aan de veldtocht in Rusland die op een grote mislukking uitloopt. De auteur verwerkt zijn persoonlijke ervaringen bij de zware, moeizaam verlopen terugtocht in het barre Russische winterweer in dit boek, met name in de belevenissen van Ambrogio en Michele. Daarnaast heeft hij de belevenissen van andere familieleden en vrienden in de roman verweven. Sommigen vochten in NoordAfrika, anderen in Albanië en later, vanaf 1943, weer anderen – aan de zijde van de geallieerden – in Italië. Het boek gaat beslist niet alleen over gevechtshandelingen, gewaagde ontsnappingspogingen, partizanenstrijd en ontberingen in Russische kampementen waar de krijgsgevangenen in opgesloten werden. Het ‘gewone leven’ van studeren, verliefd worden, werken enzovoorts komt ook ruimschoots aan bod. Corti schrijft heel onderhoudend, afwisselend, spannend, vol blijde humor, bittere ernst, vurige liefde en een rotsvast geloof.
Een christelijke apologie Het is vooral dit laatste aspect waarom Corti’s meesterwerk aanbeveling verdient. Je kunt deze roman namelijk lezen als één grondig en groots protest tegen de theologen c.s. die beweren dat je na Auschwitz niet meer in het bestaan van de God van de Bijbel kunt geloven. Corti draait de loze prietpraatredenering van deze studeerkamergeleerden om. Na de verschrikkingen die de ideologieën van het fascisme en communisme aanrichtten met eigen ogen te hebben gezien, wat allemaal in schril contrast stond met wat de katholieke Italiaanse jongens van huis uit hadden meegekregen, was de keuze niet moeilijk meer.
Jongeren en gezin | Drs. J.A. Schippers, Pleidooi voor een leven in liefde en geloof
65 “Wij kozen, ja wij allen, voor het christelijke geloof dat wij meekregen. Want twee dingen voor ons stonden vast, het één zo vast als het ander: onze moeders houden van ons, en vooral: God bestaat.”
Zeg ‘nee’ tegen de leugen Wat mij bij het lezen opviel, is hoe bijzonder kritisch Corti staat tegenover het communisme. Dat het nazisme slecht en verkeerd is, moge duidelijk zijn. Corti schildert de wreed-
Met zijn boek protesteert Corti op felle wijze tegen de gotspe van de naoorlogse culturele en politieke elite in Italië dat het fascisme ‘fout’ is en het communisme ‘goed’. heid en de verblinding van de Duitsers bij de aanval op Rusland. Maar de pointe van zijn vertoog is toch wel dat Corti de communistische en andere linksige schrijvers en politici van leugenachtigheid beticht, wanneer zij telkens maar benadrukken hoe in en in slecht en gevaarlijk het fascisme is – om daarmee de wandaden van het communisme uit de schijnwerpers te houden. In Het rode paard komt duidelijk naar voren dat voor de communistische leiders een mensenleven eveneens niet of nauwelijks in tel was. Dat blijkt onder andere uit de wijze waarop manschappen door het rode leger worden ingezet. Strategie en tactiek zijn duidelijk niet gericht op het zoveel mogelijk sparen van kostbare soldatenlevens. Ook met krijgsgevangenen ZICHT 2011-3 | oktober 2011
wordt gesold. Zo krijgen ze een maand lang nauwelijks te eten. De honger is zo schrijnend dat er kannibalisme wordt gepleegd op overledenen. Dat het beleid van Stalin er onder andere op gericht was om miljoenen Oekraïners uit te moorden, verzwijgt Corti niet. Ook schrijft hij op dat bij de deportatie van een deel van de Roemeense, en later ook de Poolse, bevolking naar Rusland de gesloten treinen in de brandende zon of de felle kou zo langzaam rijden dat het merendeel bezwijkt door uitdroging en honger. ‘Jullie hadden de kinderen die om drinken vroegen eens moeten horen’, zo zegt een romanfiguur tegen z’n maten die sympathie koesteren voor het communisme. Verder blijkt een leidinggevende bij de fascistische Italiaanse geheime politie tegen het eind van de oorlog zonder problemen te kunnen overstappen naar de staf van de communistische partizanen. En dat terwijl bekend was dat hij vele van zijn slachtoffers martelde. Tenslotte brengt de auteur de willekeur onder de aandacht waarmee de communistische partizanen in Italië de door hen gehate fascisten ‘berechtten’ en executeerden. Met zijn boek protesteert Corti op felle wijze tegen de gotspe van de naoorlogse culturele en politieke elite in Italië dat het fascisme ‘fout’ is en het communisme ‘goed’. Dat is een grote leugen waartegen je – met Alexander Solzjenitsyn (1918-2008) – beslist ‘nee’ moet zeggen. Al lezende moest ik hierbij terugdenken aan het vertoog dat Floris Bakels (1915-2000), auteur van Nacht und Nebel, in het voorjaar van 1985 op mijn middelbare school hield. Over de vergelijking tussen communisme en fascisme zei hij toen: ‘Of je nou door de kat of door de hond gebeten wordt, dat maakt geen verschil.’ Het punt waar het communisme vooral faalt, is de premisse van de goedheid van de
Jongeren en gezin | Drs. J.A. Schippers, Pleidooi voor een leven in liefde en geloof
66 mens. Daar tegenover stelt Corti de realiteit van het kwaad en de neiging van de mens om aan de verleiding ervan toe te geven. “Zonder de erfzonde kan de geschiedenis in het algemeen en ook de geschiedenis van elke mens afzonderlijk niet begrepen worden.” (p. 1242)
Kritiek Het wordt tijd voor een paar kritische opmerkingen. Als rechtgeaarde rooms-katholiek is Corti naar mijn smaak ongenuanceerd en bevooroordeeld over het protestantisme. Vanaf Luther en Calvijn loopt er geen (directe) lijn via de Verlichting en het Duitse idealisme naar de moderne ideologieën. Corti is zeer eenzijdig wanneer hij suggereert dat Hegel en Feuerbach, Marx en Lenin, Nietzsche en Hitler, zij het indirect, resultaten van de protestantse ketterij zouden zijn (p. 988-989). Ook laat hij onvermeld dat het optreden van belangrijke rooms-katholieke kerkelijke leiders ten tijde van de Reformatie – en daarna - meer uit was op het veiligstellen van de eigen positie dan op waarheidsvinding op basis van de Schrift. Een tweede punt van kritiek. Terecht schetst Corti de ideologieën van het nazisme en communisme als antichristelijk. Ze hebben een uitzonderlijk hoog aantal gemeenschappelijke voorouders (p. 986). Maar het gaat naar mijn bescheiden inzicht wat al te ver om een van de hoofdpersonen al redenerend de gedachte te laten opperen dat het nazisme in haar pretentie veel minder universeel was dan het marxisme en daardoor tenslotte minder gevaarlijk voor de mensheid. Het kan natuurlijk ook zijn dat de auteur zijn Italiaanse lezerspubliek hiermee bewust wilde provoceren. Welnu, dan lijkt mij die poging zeker geslaagd. Een derde kanttekening betreft de mate van detail waarin dit boek geschreven ZICHT 2011-3 | oktober 2011
is. Persoonlijk stoorde dit mij bij het lezen niet bijzonder, maar ik kan mij goed voorstellen dat een lezer die minder in oorlogshandelingen geïnteresseerd is en bij wie de indringend beschreven verschrikkingen buikpijn oproepen, bij het lezen van dit dikke boek afhaakt. Dat kan ertoe leiden dat de ernstige en waardevolle boodschap van de auteur minder mensen bereikt.
Als rechtgeaarde roomskatholiek is Corti naar mijn smaak ongenuanceerd en bevooroordeeld over het protestantisme. Vanaf Luther en Calvijn loopt er geen (directe) lijn via de Verlichting en het Duitse idealisme naar de moderne ideologieën.
Gegronde en gezonde moraal Ten slotte. Het boek onderstreept het belang van de overdracht van christelijke waarden, normen en tradities aan de jeugdige generatie. Naast de ouders en de leraren van de Noord-Italiaanse jongeren, vervult ook de pastoor van het dorp, Don Mario, hierin een centrale rol. Al voor het uitbreken van de oorlog laat de pastoor zijn grondige afkeer van het fascisme en van Mussolini blijken. De dorpsbewoners delen zijn visie. Dat doen ze ook na de oorlog, wanneer de ideologie van het communisme in Italië veel aanhang krijgt en de pastoor tegen deze antichristelijke stroom in
Jongeren en gezin | Drs. J.A. Schippers, Pleidooi voor een leven in liefde en geloof
67 roeit. Zijn catechisatielessen worden bepaald niet negatief weggezet, integendeel. Ze blijken juist zegenrijk te zijn voor de manier waarop de dorpsjongens tijdens en na de oorlog in de samenleving staan. Corti laat dat in het bijzonder uitkomen in de manier waarop (verliefde) jongens en meisjes met elkaar omgaan, de warme interesse en gezonde eerbied die ze – met respect voor ieders integriteit voor elkaar aan de dag leggen en de wijze waarop ze het huwelijk op waarde schatten en in ere houden. De christelijke moraal, die geënt is op de Levensboom, heeft geen belemmerende of vernietigende uitwerking, maar vormt een bescherming en een dragende grond voor het leven en samenleven van mensen. Hierin weerklinkt de echo van het
slot van de Bergrede: bouw je levenshuis niet op het zand, maar op de rots Christus. Wat dit betreft, is Corti’s Il cavallo rosso onverminderd actueel. Naar aanleiding van: Eugenio Corti, Het rode paard, Franeker: uitgeverij Van Wijnen, 2011, 1373 blz.; uit het Italiaans vertaald door Mik Hamers en Cora Leek; [oorspronkelijke editie: Il cavallo rosso, Milaan: Edizioni Ares, 1983]. ISBN 97890 5194 381 8 gebonden editie, prijs 75,00; ISBN 97890 5194 389 4 paperback editie, prijs 49,50. Zie ook: www.hetrodepaard.nl
Broekdijk 40e 4041 CW Kesteren T (0488) 48 32 33 F (0488) 48 22 68
Gezondernemerschap? ROZA! Ondernemen is keuzes maken, iedere dag. Gaat u investeren, groeien of zelfs overnemen? Of kiest u voor consolideren? ROZA ondersteunt u bij het beantwoorden van deze vragen. Met heldere cijfers én de vertaling daarvan naar concreet bedrijfsbeleid. Wij noemen dat gezond ondernemen. Wilt u eens proeven hoe zo’n samenwerking smaakt? Bel (0318) 559 559 voor een kennismaking of kijk op www.roza.nl.
gezond ondernemen
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
I www.rhdruk.nl E
[email protected]
Mailings Huisstijlen Brochures Magazines Notitiebloks Bureauleggers Ansichtkaarten Familiedrukwerk Verenigingsbladen Programmaboekjes En nog veel meer!
Wij drukken zelfs uw kosten . . .
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
68
thema
Het homohuwelijk is het Nederlandse exportartikel bij uitstek. Missionarissen van rechts- of links-liberalen huize hebben het er maar druk mee. Zij doen krampachtige pogingen om in Nederland en ver daarbuiten hun ‘seculiere evangelie’ van homoemancipatie en homohuwelijk te verbreiden. Uit naam van de individuele vrijheid snoeren zij daarbij - niet vies van enige indoctrinatie – mensen met andere visies de mond.
Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Beleidsmedewerker van de SGP-fractie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Het homohuwelijk als heilige missie
Nog niet eens zo lang geleden was het huwelijk als een ‘ouderwets’ instituut op zijn retour. Anno 2011 is het huwelijk één van de samenlevingsopties, maar het homohuwelijk is toch wel het summum van moderniteit. In tien jaar tijd zijn de ruim 1300 homohuwelijken per jaar samen met de jaarlijkse Amsterdamse Gaypride, de meest zichtbare uitingen van de krachtige lobby van het COC.1 Die lobby gaat echter verder. Zo kennen we speciaal beleid voor ‘roze ouderen’, werft de overZICHT 2011-3 | oktober 2011
heid meer pleegouders onder de slogan ‘Jan, Jan en de kinderen’ en wordt lesbisch ouderschap eenvoudiger gemaakt. Eerder is het personeelsbeleid van bijzondere scholen al voor een belangrijk deel ingeperkt.
Veranderend onderbewustzijn De visie op het homohuwelijk als ‘normaal verschijnsel’ wordt gelogenstraft wanneer we buiten de grenzen van Nederland kijken. In het licht van de geschiedenis is het homohu-
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
69 welijk een vreemd fenomeen. Ook vrijwel alle andere landen2 kennen geen homohuwelijk. Nog in juni dit jaar wijst het parlement van Frankrijk – een land met een zeer strikte scheiding van kerk en staat - het homohuwelijk af. Een parlementslid van regeringspartij UMP: ‘We zijn tegen homofobie, maar we willen het beeld en de functie van het huwelijk in het collectieve onderbewustzijn niet veranderen.’3
We zijn tegen homofobie, maar we willen het beeld en de functie van het huwelijk in het collectieve onderbewustzijn niet veranderen.
Ook in het licht van de geschiedenis is het homohuwelijk een buitenissig fenomeen. Zelfs in 1995 kiest staatssecretaris Schmitz (D66) nog bewust voor het geregistreerd partnerschap en niet voor het homohuwelijk: ‘Ik heb verder de suggestie van het COC bezien om eenvoudig het huwelijk open te stellen voor twee personen van dezelfde kunne. (…) Registratie staat naast het huwelijk en is in vrijwel alle opzichten gelijkwaardig aan het huwelijk. Gelet op de juridische problemen die zeker in het internationale verkeer zouden optreden als (alleen) in Nederland het huwelijk zou worden opengesteld voor twee personen van dezelfde kunne, ben ik hiervan geen voorstander.’4 Zes jaar later verlaat Nederland de traditionele, christelijke visie op het huwelijk wel. ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Het staat als eerste land ter wereld homohuwelijken toe. Tweede Kamerlid Boris Dittrich: ‘Voor D66 is het wezenskenmerk van het huwelijk: een door de wet erkende verbintenis tussen twee mensen die jegens elkaar verantwoordelijkheid willen dragen. Wat D66 betreft is het geslacht of de seksuele geaardheid van die twee mensen niet relevant.’5
Leeruitspraken De liberale visie op homoseksualiteit keert overal terug. Vooral het onderwijs is nu een belangrijk missieterrein. Een Kamermeerderheid wil via de kerndoelen van het onderwijs ‘tolerantie en acceptatie van homoseksualiteit’ bevorderen. Er zou sprake zijn van ‘geen en/of gebrekkige voorlichting, een voedingsbodem voor onbegrip, discriminatie, sociale uitsluiting en geweld’.6 Het geweten van iedere scholier moet zo gevormd worden dat hij of zij homoseksualiteit net zo normaal vindt als seksualiteit tussen man en vrouw. De steun voor zulke ‘leeruitspraken’ komt vooral van partijen die de vrijheid van onderwijs niet zo’n warm hart toedragen. Zij hollen die vrijheid uit voor scholen die graag docenten willen die passen bij de grondslag en identiteit van de school. In een initiatiefwetsvoorstel om de ‘enkele-feit-constructie’ uit de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) te halen, schrijven de indieners: ‘Feit is wel dat er in orthodox religieuze kringen uitdrukkelijk en expliciet wordt gediscussieerd over onderwerpen, zoals homoseksualiteit. (…) Er bestaat niet langer een eenduidige opvatting over hoe om te gaan met deze kwestie. Dat maakt de claim op religieuze vrijheid lastiger, omdat de diversiteit binnen zelfs de orthodoxe stromingen geen eenduidig beeld oplevert.’7
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
70 De initiatiefnemers vinden de verhouding tussen de grondrechten ‘niet in tevreden stemmende mate in balans’. Een andere visie op huwelijk en seksualiteit mag in hun ogen helemaal geen ontslaggrond zijn op bijzondere scholen. Zij vragen balanceerkunst voor de betrokken docenten. De docenten dienen de grondslag ‘te respecteren en uit te dragen, maar tegelijk is er plaats voor docenten die hier een andere persoonlijke visie over kunnen hebben.’ Dat deze houding hypocrisie bevordert, is blijkbaar niet zo erg. De initiatiefnemers gaan hiermee verder dan de Europese Commissie die Nederland op het matje heeft geroepen vanwege de enkele-feitconstructie in de Awgb. Op verzoek van de regering heeft de Raad van State al gezorgd voor een alternatieve formulering die de bestaande balans intact laat.8
Weigergemeenten Tijdens het debat over het homohuwelijk stelde staatssecretaris Cohen – nu PvdA-fractievoorzitter - dat het gelijkheidsbeginsel ambtenaren niet verplicht tot het sluiten van een homohuwelijk: ‘Het gaat om gelijkberechtiging, waartoe evenwel de Grondwet of verdragen niet dwingen. (…) Ik kan het niet korter brengen dan door te zeggen dat artikel 1 er niet toe noopt, maar wel een stimulans is. Het artikel is echter een startpunt voor een redenering.’9 Intussen lijkt die rechtstreekse band er voor velen wel te zijn. Zo zegt de Heerenveense burgemeester Van der Zwan: ‘Ik vind dat de overheid pal moet staan voor het gelijkheidsbeginsel en scherp stelling moet nemen tegen elke vorm van discriminatie of vooroordeel. Weigerambtenaren geven het verkeerde signaal en passen dus niet bij HeeZICHT 2011-3 | oktober 2011
renveen.’10 Hij verwoordt hiermee de opinie die door het COC in de achterliggende jaren sterk is gepromoot: wie homohuwelijken weigert, is intolerant. Eerder dit jaar bleken twee van de 487 Amsterdamse ambtenarenvan de burgerlijke stand tegen het homohuwelijk te zijn. De schrik in en rond de grachtengordel was groot. 11 Wethouder Van der Burg verloste de hoofdstad van ‘deze schandvlek’. Sindsdien is Amsterdam weer een ‘weigerambtenaarvrije gemeente’.12 De jacht op trouwambtenaren lijkt in 2000 nog lang niet aan de orde. Er is veeleer begrip voor gewetensbezwaren. Staatssecretaris Cohen zegt in het debat: ‘Heeft de een gewetensbezwaren, dan kan de ander inspringen. Dat kan onderling besproken worden. (…) Het gaat erom dat op een praktische manier tegemoetgekomen kan worden aan ernstige gewetensbezwaren.’13 Hij ondervindt op dit punt geen echte weerstand. Integendeel. GroenLinks-Kamerlid Halsema is er juist blij mee: ‘Ook GroenLinks vindt dat ruimhartig moet worden omgegaan met ambtenaren die principiële of religieuze bezwaren hebben tegen het huwelijk van homoseksuelen. Bovendien wordt hiermee een werknemersrecht waaraan mijn fractie altijd zeer heeft gehecht nog eens gehonoreerd.’14
Strijd om de vrijheid van geweten Intussen is ook de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) overstag: gewetensbezwaarden moeten volgens deze Commissie alle huwelijken sluiten en niet meewerken is discriminatie. Het nondiscriminatiebeginsel wint het hier van godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid. Benoeming is alleen mogelijk voor zover deze ambtenaren ‘niet inzetbaar zijn voor het sluiten van huwelijken en alleen andere werkzaamheden verrichten’.15
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
71 Deze gedachte sijpelt ook door in christelijke kring. Volgens advocaat Jan Willem van Dommelen moeten trouwambtenaren hun religieuze opvattingen opzij zetten.16 Het uitgangspunt van de wet is echter niet dat iedere ambtenaar homohuwelijken moet sluiten, maar dat in elke gemeente een homohuwelijk gesloten moet kunnen worden. Er is dus geen individuele plicht voor de ambtenaar om elk huwelijk te sluiten. Gewetensvol handelen is ook binnen de huidige wet mogelijk. Daarbij geldt dat het huwelijk niet een contract is tussen twee personen17, maar een publieke aangelegenheid waarbij een openbare ceremonie passend is. Het komt de feestvreugde niet ten goede als je een ambtenaar met een bezwaard geweten toch dwingt om een homohuwelijk te sluiten. De strijd voor het handelen naar geweten is dan ook niet ondoordacht, maar juist noodzakelijk. Het is een logische consequentie van de democratische rechtsstaat die rekening houdt met minderheden. Dat aspect mag in de discussie niet uit het oog worden verloren.18
Culturele diversiteit Via de achterdeur van de administratieve lastenverlichting wil ook Europa het familierecht van de lidstaten beïnvloeden. De Europese Commissie onderzoekt de mogelijkheid van wederzijdse erkenning van akten van de burgerlijke stand.19 Tot nu toe geldt zo’n akte alleen in het land waar zij is opgesteld. De consequentie van wederzijdse erkenning is dat ook bijvoorbeeld Polen en Malta – twee landen waar het homohuwelijk op felle tegenstand stuit – een in Nederland gesloten homohuwelijk zouden moeten erkennen. Ook als dat een huwelijk tussen hun ZICHT 2011-3 | oktober 2011
eigen burgers betreft. De Nederlandse regering stelt zich gelukkig terughoudend op. Ze heeft oog voor de ‘grote culturele diversiteit en het verschil in maatschappelijke opvattingen tussen lidstaten.‘20 Het voorstel van de Europese Commissie toont onschuldig, maar is niets minder dan een breekijzer om de liberale huwelijksmoraal aan heel de Europese Unie op te leggen. De felle toon van D66-Kamerlid Pia Dijkstra spreekt boekdelen: ‘Het is ontoelaatbaar dat EU-burgers zich niet vrij kunnen bewegen binnen de EU zonder hun rechten te verliezen. De Nederlandse regering moet zich er in Europa sterk voor maken dat EU-lidstaten op zijn minst elkaars wetten erkennen.’21 Ook de Antilliaanse eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die sinds 10 oktober 2010 de status van Nederlandse gemeente hebben, weten mee te praten over opgedrongen ethiek. De Staten-Generaal drukte, op voorstel van GroenLinks en VVD, het homohuwelijk voor deze eilanden erdoor. Nogmaals Pia Dijkstra: ‘Voor een soepele invoering is het van belang dat het kabinet inzet op het bevorderen van maatschappelijk draagvlak.’22 Deze eilanden krijgen zo ethische opvattingen opgedrongen die totaal niet bij hen passen. Een merkwaardige handelwijze van democratische partijen!
Onheilige ijver Gewetensbezwaarde trouwambtenaren en ruime onderwijsvrijheid kunnen anno 2011 niet op een warm onthaal rekenen. Er is duidelijk meer aan de hand dan een meningsverschil. De gewetensvrijheid vormt de kern van de in onze Grondwet verankerde vrijheid van godsdienst. Scholen hebben een grondwettelijk recht om een eigen personeelsbeleid te voeren: de ‘aanstelling der onderwijzers’ van
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
72 bijzondere scholen wordt geëerbiedigd.23 En wringt het categorisch weigeren van trouwambtenaren met een traditionele visie op het huwelijk niet met artikel 3 van de Grondwet?24 Waar liberale partijen individuele vrijheid hoog roemen, proclameren zij tegelijkertijd een staatsideologie die deze vrijheid volledig uitholt. De vrijheid geldt in feite alleen wanneer je je conformeert aan de gangbare, liberale opvattingen. De vraag dringt zich op: wat is er nog liberaal aan deze ingesnoerde vrijheidsopvatting? Want zij vervangt de vrijheid
Deze ijver voor afbraak van heilige huisjes gaat samen met de bouw van een nieuwe tempel met een nieuw credo: ‘Ik geloof in de gelijkheid van alle mensen.’ van geweten door gelijkheidsdrang en gewetensdwang. Wat begonnen is als emancipatiestrijd van homoseksuelen, is verworden tot een westers en seculier exportartikel van de Nederlandse cultuur. Zo stelt de directeur van het Wetenschappelijk Bureau ‘de Helling’ van GroenLinks, Dick Pels: ‘De staat is normatief, de vraag is alleen welke waarden overheden, en ook burgers onderling, moeten verdedigen. En wat mij betreft, zijn dat vrijzinnige waarden als tolerantie, zelfrelativering, matiging, zelfbeheersing. De kern van deze beschavingswaarden is dat mensen bereid moeten zijn het democratische debat te voeren, dat ze zich niet kunnen verschuilen achter heilige huisZICHT 2011-3 | oktober 2011
jes, heilige boeken, vaste fundamentalistische waarheden, meningen die onwrikbaar vast staan.’25 Deze ijver voor afbraak van heilige huisjes gaat samen met de bouw van een nieuwe tempel met een nieuw credo: ‘Ik geloof in de gelijkheid van alle mensen. Ik geloof in de vrijheid van alle mensen. Ik geloof in de plicht om net zo te denken als de meerderheid. Ik geloof in de overheid die dat afdwingt.’ Het gelijkheidsbeginsel is één van de grondrechten uit de Nederlandse Grondwet. Niet het centrale kristallisatiepunt. Wat de regering in 2004 over grondrechten stelde, geldt nog steeds voluit: ‘In verband met de mogelijkheid van botsing van grondrechten is het belangrijk te constateren dat de Grondwet geen voorgegeven rangorde tussen de grondrechten kent. (…) Geconcludeerd moet worden dat hiërarchisering onwenselijk is omdat het geen bevredigende oplossing biedt voor conflictsituaties en bovendien onuitvoerbaar is.’26 Grondrechten kunnen botsen. Juist als de toepassing van afzonderlijke grondrechten niet tot hetzelfde antwoord leidt, is zorgvuldigheid en terughoudendheid gewenst. Vrijheid en gelijkheid kunnen nooit tot in het absolute worden doorgetrokken. Het zou van grote wijsheid getuigen als zich progressief en liberaal noemende Nederlanders tot dit inzicht kwamen.
Bijbelse basis De verschuivingen rond homohuwelijk en homo-emancipatie laten zien dat neutraliteit niet mogelijk is. Het is zaak voor de christelijke politiek om te blijven vasthouden aan het unieke karakter van het huwelijk als een
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
73 verbintenis tussen één man en één vrouw voor heel het leven. Juist nu. Zonder die bijbelse basis verandert de visie op huwelijk en gezin fundamenteel. Er zijn gelukkig veel wijze en beschaafde landen die beseffen dat het homo-
huwelijk niet gewenst is. Het wachten is alleen op (buitenlandse) missionarissen die hiervoor in Nederland (weer) maatschappelijk draagvlak creëren. Dat is dan meteen een lakmoesproef voor de tolerantiegraad in ons land.
Lokale impressie over de ‘weigerambtenaren’-discussie Wat overkomt me in 2002 als Haags gemeenteraadslid voor ChristenUnie-SGP, tevens Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand? Op een gegeven moment verschijnt er een advertentie van de afdeling Huwelijken waarin buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand worden gevraagd voor het voltrekken van huwelijken. De advertentie vermeldt dat alleen diegenen voor benoeming in aanmerking komen, die ook bereid zijn het zogeheten homohuwelijk te voltrekken. Kort daarvoor heeft het homohuwelijk wettelijke status verkregen. En heeft (toenmalig) staatssecretaris Cohen bij die gelegenheid de positie van zogeheten ‘weigerambtenaren’ veilig gesteld door te bepalen dat zij, bij aanwezigheid van ambtenaren van de burgerlijke stand die geen bezwaar hebben tegen het voltrekken van het homohuwelijk, een dergelijk huwelijk niet behoeven te voltrekken. De advertentie van de afdeling Huwelijken is voor mij aanleiding schriftelijke vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders te stellen. Het daarop ontvangen antwoord stemt tot (enige) tevredenheid. Onomwonden maakt het College duidelijk de richtlijn van bewindsman Cohen ten aanzien van ‘weigerambtenaren’ te volgen. Naar mijn waarneming is dit tot nu toe altijd het geval geweest. Met een onderbreking van een jaar – maart 2010 tot april 2011 – ben ik vanaf december 2000 tot heden Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand. In deze periode heb ik als ‘weigerambtenaar’ geen huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht voltrokken. Anno 2011 staat de positie van de ‘weigerambtenaar’ weer ter discussie. Na raadsleden van GroenLinks en D66 te Amsterdam, is het in Den Haag de wethouder met emancipatiezaken in de portefeuille, de CDA’er Karsten Klein, die van zich laat horen. In tegenstelling tot zijn partijgenote, staatssecretaris mevrouw Bijsterveld, die met betrekking tot ‘weigerambtenaren’ eenzelfde gedragslijn voorstaat als haar ambtsvoorganger Cohen, tapt de Haagse CDA-wethouder uit een heel ander vaatje. ‘Vanuit emancipatorisch oogpunt is er in Den Haag geen plaats voor ‘weigerambtenaren’. Door wel huwelijken te voltrekken tussen mensen van verschillend geslacht, maar niet tussen mensen van hetzelfde geslacht discrimineren zij.’ Daarom wil hij met hen, evenals met conservatieve liberalen en conservatieve Christenen, niets te maken hebben.27 De ‘weigerambtenaar’ die zijn weigering baseert op Gods Woord is er en moet er blijven.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Jongeren en gezin | Mr. drs. W.M.J. de Wildt, Het homohuwelijk als heilige missie
74
Laten we ons als SGP’ers daar hard voor maken! Ik eindig met een citaat van dr. Bart Jan Spruyt, van wie ik recent las, dat als het over ‘weigerambtenaren gaat, naast de Christelijke politiek ook de Kerken van zich moeten laten horen.’ Dat is me uit het hart gegrepen. Ik hoop dat alle Kerken in ons land duidelijke taal gaan spreken over de Bijbelse visie op het huwelijk en zo christelijke trouwambtenaren een steun in de rug geven. Wim Pijl, oud-raadslid en Bijzonder Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Den Haag.
Noten 1 Voluit: Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC, opgericht als Cultuur- en Ontspanningscentrum. 2 Naast Nederland kennen België, Spanje, Canada, Zuid-Afrika, Noorwegen, Zweden, Portugal, Ijsland en Argentinië en sommige staten van Mexico en de Verenigde Staten het homohuwelijk. Dat is nog geen vijf procent van het aantal lidstaten van de Verenigde Naties. 3 www.spitsnieuws.nl, 14 juni 2011. 4 Notitie leefvormen in het familierecht, Kamerstukken II, 1994-1995, 22 700, nr. 5. 5 Handelingen II, 1999-2000, 99-6421, 7 september 2000. 6 Kamerstukken II, 27017, nrs. 59 en 78. 7 Kamerstukken II, 32476, nr. 3, blz. 6: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Van der Ham c.s. (D66, VVD, PvdA, SP en GroenLinks) om de ‘enkele-feit-constructie’ te schrappen. 8 Kamerstukken II, 2009-2010, 28 481, nr. 7. 9 Handelingen II, 1999-2000, 98-6383 en 98-6384, 6 september 2000. 10 ‘Weg met weigeraars’, in: Binnenlands Bestuur, 2 september 2011. 11 De ophef doet anders vermoeden, maar het gaat hier over nog geen half procent van de hoofdstedelijke trouwambtenaren. Overigens bedraagt het aandeel homohuwelijken van het totaal aantal burgerlijke huwelijken in Nederland minder dan twee procent; bron: CBS, gegevens 2008 (1,89%) en 2009 (1,85%). 12 ‘Amsterdam zonder ‘weigerambtenaren’, in: www.binnenlandsbestuur.nl, 1 september 2011. 13 Handelingen II, 1999-2000, 6 september 2000, 98-6393. In een brief aan de Kamer noemt staatssecretaris Cohen als voorbeelden vervanging of inroostering als een ambtenaar bezwaar heeft tegen het opmaken van een akte van aangifte of het voltrekken van een huwelijk tussen twee personen van gelijk geslacht. (Kamerstukken II, 26672, nr. 12). 14 Handelingen II, 1999-2000, 7 september 2000, 99-6431. 15 Zie: Trouwen? Geen bezwaar!, Advies Commissie Gelijke Behandeling inzake gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand, CGB- advies/2008/04. De regering heeft geen officiële reactie op dit advies gegeven. 16 Jan Willem van Dommelen, ‘Staak ondoordachte strijd voor weigerambtenaar’, in: Nederlands Dagblad, 29 augustus 2011. 17 In de bijbelse visie is een huwelijk een levensverbond tussen één man en één vrouw; het huwelijk raakt de basisstructuur van de maatschappij en is dienstbaar aan de voortgang van de samenleving. Zie H.J. Hooglander e.a., Goedgezinde politiek. Nederlands gezinsbeleid in Europees perspectief, Gouda: Guido de Bres-Stichting, 2006, m.n. hoofdstuk 5. 18 Cohen hierover: ‘Dat ceremonieel maakt dat er sprake is van een echte plechtigheid. Als daar iemand staat die het echt tegen heug en meug doet, ga je aan heel veel voorbij.’, Handelingen II, 1999-2000, 7 september 2000, 99-6442. 19 Groenboek ‘Minder administratieve formaliteiten voor burgers’, COM(2010) 747 def. d.d. 14 december 2010. 20 Kamerstukken II, 22112, nr. 1161. 21 ‘Homohuwelijk moet echt gelijk’, in: De Volkskrant, 4 april 2011. 22 Idem. 23 Artikel 23, zesde lid, Grondwet. 24 Dit artikel stelt dat iedere Nederlander op gelijke voet in overheidsdienst benoembaar is. 25 Pieter Jan Dijkman en Herman Oevermans, ‘Hoeveel verschil kan Nederland verdragen?’, in: Wapenveld, 61e jaargang, nr. 3. 26 ‘Grondrechten in een pluriforme samenleving’, Kamerstukken II, 29614, nr. 2, blz. 10. 27 Wat dit betreft een interessante bijkomstigheid. Want wie was van 2008 tot 2010 in de Haagse raadszaal de linker buurman van toen raadslid Karsten Klein? Een conservatieve Christen in de persoon van toenmalig raadslid Wim Pijl.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Boekenschap | Drs. J. Hoekman
75
boekenschap-1
Of het een deceptie voor hem was, vertelt het verhaal niet. Maar zeker is dat de jonge, getalenteerde Europese student die aan een hooggewaardeerde Amerikaanse universiteit studeerde, een ander antwoord had verwacht. Het gesprek tussen hem en een hoogleraar ging over hoe de student zich dienstbaar kon maken voor zijn land, zijn continent. Daarop zei de prof: “Wil je écht iets voor Europa betekenen? Stop met je studie, ga direct terug naar huis, trouw en sticht een gezin.”
Drs. J. Hoekman, Verslaggever Reformatorisch Dagblad
De “Duitse Wilders” haalt de genen erbij Moslims kunnen niet integreren, constateert sociaal-democraat Sarrazin
Een meer down-to-earthbenadering van één van de grootste problemen voor Europa in de komende decennia is nauwelijks denkbaar. De woorden van de Amerikaanse hoogleraar kunnen ongetwijfeld op warme instemming rekenen van Thilo Sarrazin, de Duitse SPD-politicus die vorig jaar een hele forse steen gooide in de vijver van het integratiedebat in zijn land. Hij deed dat met het veelbesproken en omstreden boek “Deutschland schafft zich ab” ZICHT 2011-3 | oktober 2011
(“Duitsland schaft zichzelf af”), dat helaas niet in vertaling te krijgen is. In dat boek zegt de sociaal-democraat en exbankier, meer onderbouwd, hetzelfde als de Amerikaanse hoogleraar in zijn oneliner: het gaat niet goed met Europa, met Duitsland, en de enige remedie daartegen is meer kindertjes krijgen. Autochtone kindertjes, wel te verstaan. Want allochtone kindertjes komen er ge-
Boekenschap | Drs. J. Hoekman
76 noeg, maar juist zij zijn het die Duitsland naar de rand van de afgrond helpen. Dat is forse taal, zeker voor Duitse begrippen. Zijn boek heeft Sarrazin dan ook bakken met kritiek opgeleverd. Hij is wel “de Duitse Wilders” genoemd, al heeft de ex-bankier lang niet het politieke charisma van de PVV-leider. Bovendien lijkt het meer voor de hand liggend een vergelijking te trekken met Paul Scheffer, net als Sarrazin een sociaal-democraat die de knuppel in het hoenderhok van de integratie gooide. Scheffer deed dat al in 2000 met zijn essay over de mislukking van de multiculturele samenleving; in Duitsland gebeurt dat nu pas met het boek van Sarrazin.
Het gaat niet goed met Europa, met Duitsland, en de enige remedie daartegen is meer kindertjes krijgen. Autochtone kindertjes, wel te verstaan.
Is de vele kritiek op de SPD’er gerechtvaardigd? Over veel zaken hoeft, op de keper beschouwd, niet eens lang gediscussieerd te worden omdat het vooral om het vaststellen van feiten gaat. De Turkse en Arabische migranten in Duitsland –net als in Nederland en in veel andere West-Europese landen overigens– hébben simpelweg te maken met achterstand in de taalontwikkeling, zoals Sarrazin zegt. Ook hebben ze te kampen met een lagere opleiding, een hogere werkloosheid, een hoger vruchtbaarheidscijfer en dito criminaliteitscijfers in vergelijking met de ZICHT 2011-3 | oktober 2011
meeste andere immigrantengroepen – en zéker in vergelijking met de meeste autochtone groepen. Tot zover dus weinig meer dan naakte feiten. Iets spannender wordt het als het over de oorzaak van die feiten gaat. Dat dit alles te maken heeft met de specifieke cultureelreligieuze achtergrond van deze immigranten (lees: moslims die vaak uit de onderklasse komen) is weliswaar meer omstreden, maar kan heel goed aannemelijk gemaakt worden, zoals Sarrazin doet. Hier zou het vaker over moeten gaan. Te vaak klinkt nog de opvatting, in Nederland net zo goed als in Duitsland, dat cultureel-religieuze aspecten niets met de gebrekkige integratie te maken hebben. Je zou Marokkaantjes (en in Duitsland allereerst jonge Turken, die daar de grootste groep islamitische allochtonen vormen) er maar mee stigmatiseren, is de achterliggende gedachte. Die gedachte gaat echter mank. Hoezo stigmatiseren? Zitten allochtonen dan voorgoed opgesloten in die culturele rol? Natuurlijk niet. Maar eruit komen zal niet gebeuren als de zaken niet worden benoemd. Het is de grote verdienste van Sarrazin dat hij die lastige punten wél benoemt. In het Duitse integratiedebat is dat al te lang niet gebeurd. Maar dan gaat het mis. Sarrazin trekt geen lijn bij de cultureel-religieuze afkomst van de allochtonen, maar gaat nog een stap verder: hij haalt de genen erbij. Joodse genen zijn volgens hem sterk en aangelegd op intelligentie, maar heel anders ligt dat bij die van Turkse en Arabische immigranten. Zij zijn niet alleen onwillig, maar ook “niet in staat” om te integreren, stelde Sarrazin eerder al. En in zijn boek betoogt hij uitgebreid dat Duitsland dommer wordt doordat “mensen met
Boekenschap | Drs. J. Hoekman
77 een islamitische migratieachtergrond” terecht worden geassocieerd met “een geringere openheid jegens kennisverwerving, evenals een geringer vermogen die kennis te
Maar dan gaat het mis. Sarrazin trekt geen lijn bij de cultureel-religieuze afkomst van de allochtonen, maar gaat nog een stap verder: hij haalt de genen erbij. verwerven.” Sarrazin dwingt met die uitspraken alle immigranten in één en hetzelfde harnas: dat van domheid en onvermogen die rechtstreeks op hun afkomst terug te voeren zijn.
Uiteindelijk lijken de genen ook niet het grootste probleem; veel eerder is hier de cultuur, en voor een deel de islam zelf, in het geding. Waarom geen stevig debat over de vraag waarom juist in de islamitische wereld de ontwikkeling van de economie en de wetenschap zo is gestagneerd? Waarom geen discussie over de kwestie wat de lethargie van zoveel mannen in het Midden-Oosten, die doelloos op straat rondhangen, te maken heeft met dictators die ieder greintje eigen initiatief er altijd met liefde hebben uitgeslagen? De genenkwestie vertroebelt deze vragen alleen maar. En dat is jammer, omdat het Duitse integratiedebat, dat op veel punten minder uitgesproken is dan het Nederlandse, heel erg gebaat kan zijn met een discussie op het scherp van de snede. Naar aanleiding van: Thilo Sarrazin, Deutschland schafft sich ab. Wie wir unser Land aufs
De vraag is hoe verstandig dat is. Zeker in het na-oorlogse Duitsland is er haast geen thema te bedenken dat gevoeliger ligt. Maar wat nog belangrijker is dan dat het onverstandig is: door de genen in de discussie te betrekken, wordt het probleem dat Sarrazin schetst wél onveranderlijk en verdwijnt een oplossing feitelijk uit het zicht.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Spiel setzen, Deutsche Verlags-Anstalt, München, 2010
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
78
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
boekenschap - 2
In de rubriek boekenschap is ditmaal ruimte gegeven aan publicaties over democratie, de westerse cultuur en beschaving, grondrechten, liberalisme en de ruimte voor religie in het publieke domein.
Over beschaving, macht en meer… Paulus van Bortel (red.), Wat
hield, waarin hij de innerlijke uitholling van de
heet beschaving? Roger Scrutons
cultuur in het hoger onderwijs hekelt, mede door
cultuur- en onderwijskritiek; uitg.
internet dat het onderscheid tussen kennis en in-
Pelckmans, Kapellen, 2011;
formatie heeft uitgewist. “Alle universiteitsdocenten
239 blz.; € 22,50.
weten dat hun studenten veel te veel tijd door-
De naam van de Britse conser-
brengen met surfen op internet.” Er is ook de
vatieve cultuurcriticus Roger
nodige kritiek op Scruton, zoals zijn visie op hoge
Scruton behoeft amper toelich-
cultuur als een tijdloos ideaal, zonder interactie
ting. Deze bundel biedt een dwarsdoorsnede van
met andere culturen (Hilde van Belle). Met zijn
zijn belangrijkste denkbeelden op het gebied van
nostalgische verhaal lijkt Scruton zich vooral te
onderwijs en (hogere) cultuur. Door de studenten-
richten tot mensen van zijn generatie en laat de
revolte in 1968 bekeerd tot het conservatisme is
auteur zich verleiden door zijn eigen antithetische
hij onder invloed gekomen van Edmund Burke en
constructies. Het conservatisme van Scruton is vol-
diens verdediging van autorititeit en gehoorzaam-
gens Dirk Godecharle vooral een “diepgeworteld
heid, van traditie, vooroordeel en gewoonte. In de
traditionalisme”. Het getuigt van een “aristocratisch
bundel is opgenomen de lezing van Scruton “Cul-
agnosticisme” waarbij hij nergens de indruk geeft
tuur overdragen” die hij in 2009 in Antwerpen
echt te geloven in een nieuwe en eigentijdse gestalte
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
79 van het christelijk geloof. Als Scruton over religie
zijn die hij bekritiseert. “Het in hoge mate estheti-
spreekt, geeft hij steeds de indruk dat te doen als
sche karakter van zijn onderwijs- en cultuurideaal
een welwillende en waarderende buitenstaander.
is naar mijn inzicht juist een uiting van een
Het gaat hem vooral om de cultuur die met religie
algehele ‘esthetisering’ die in de jaren zestig door-
samenhangt.
breekt.” Scrutons esthetisch conservatisme verdedigt
Henri Bloemen en Winibert Segers stellen dat Scru-
de hoge cultuur tegenover de wansmaak van ande-
ton moeilijk te kritiseren is omdat analyse en ar-
ren en doet hem op grote afstand leven van de vul-
gumenten geen vat op hem hebben. “Het oproepen
gaire massa. Hij richt met anderen een eigen net-
van kritiek is kennelijk het enige doel van zijn
werk van mensen op van goede smaak en gewoonte.
standpunten.” Zijn cultuurbegrip is te statisch, te
Scrutons hogere cultuur verliest daarmee echter
vererend, te lofzangerig. Scrutons opvatting van
de bezieling in de band met het gewone volk en
religie als een fundamenteel-cultureel maatschap-
verliest ook de politieke en religieuze dimensie
pelijk fenomeen is een typisch moderne, verlichte
die de hoge cultuur vanouds heeft getypeerd. Hoog-
vorm van nadenken over religie die wel erg ver af-
hartigheid over de eigen positie en laatdunkendheid
staat van een meer ‘profetische’ vorm van chris-
over wat leeft bij de massa is wel het slechtste
tendom: een religie die staat of valt met een
begin om contact te bewaren.
intieme, persoonlijke verhouding tot een Verlosser
Ook heeft het geen enkele zin zich te beklagen
die dé Weg is naar het ware heil dat niet van deze
over de mediademocratie en de (post)moderne me-
wereld is. “Verder rijst ook nog de vraag of Scrutons
dia. “Dat alles is valse romantiek en getuigt slechts
verlichte opvatting van het christendom niet zelf
van een gebrek aan tactiek én techniek.” Met alle
bijdraagt tot het verdwijnen van die profetische
waardering voor het werk van Scruton, brengt
vorm van christendom en dus van het christendom
deze bundel toch ook pijnlijke punten aan het
tout court.”
licht, alsmede de beperktheid van het conservatisme
Ad Verbrugge is bijzonder kritisch. Hij heeft regel-
als cultuurbeschouwing. Kritiek op de geest van
matig het gevoel dat Scruton in zijn soms hautaine
de tijd mag vanuit christelijk opzicht nooit elitair
afwijzing van de populaire cultuur (popmuziek
zijn, maar moet juist gemotiveerd worden door
etc.) niet werkelijk raakt aan de aard van de huidige
bewogenheid voor de naaste die immers de ‘gewone’
culturele dynamiek. Hij loopt het risico zich aan
mens is. Zelfverheffing getuigt van hoogmoed die
een abstract ideaal vast te klampen waarin hij
niet weet te leven van genade en daarom ook geen
geen begrip heeft van de dynamiek van deze tijd.
wezenlijk antwoord heeft op de geestelijke nood
Ja, nog meer: hij lijkt een kind van dezelfde tijd te
van deze tijd.
Edwin van de Haar, Bemind
kan in dit boekje uitstekend terecht. Het beschrijft
maar onbekend. De politieke filo-
de verschillende vormen van klassiek-liberalisme,
sofie van het liberalisme; uitgeve-
sociaal-liberalisme, het libertarisme en de relatie
rij Aspekt, Soesterberg, 2011;
tussen liberalisme en conservatisme. De kernvraag
168 blz.; € 17,95.
van het liberalisme is: Wat is de juiste verhouding
Voor wie in het kort de begin-
tussen staat en het individu? Binnen het libera-
selen van het liberalisme als
lisme zijn hierop drie antwoorden gegeven: de
politieke stroming wil kennen,
staat moet helemaal niet bestaan of slechts mini-
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
80 maal aanwezig zijn (libertarisme), de staat heeft
bijvoorbeeld moeilijk pleiten voor het homohuwe-
belangrijke taken maar dit pakket moet zo klein
lijk.
mogelijk zijn (klassiek-liberalisme) en de staat
De schrijver keert zich fel tegen de term neolibera-
moet een actieve rol vervullen om de individuele
lisme, volgens hem een favoriet scheldwoord van
vrijheid waardevolle invulling en kwaliteit te ge-
tegenstanders van het liberalisme. De stelling van
ven (sociaal-liberalisme). Deze driedeling vormt de
deze groep is dat onderdrukking, armoede, kapita-
basis van het boek.
lisme en uitbuiting rechtstreeks gevolg zijn van
Het liberalisme is bemind, maar onbekend, zegt de
marktdenken, privatisering en mondialisering. Het
schrijver. De meest uiteenlopende politieke par-
boek De utopie van de vrije markt van Hans Ach-
tijen omarmen liberale ideeën, maar er heerst een
terhuis noemt hij een actueel en “dieptreurig voor-
algehele spraakverwarring en onduidelijkheid over
beeld”. Het doet geen serieuze poging om de kern
de betekenis van het liberalisme. Nederlandse libe-
van het liberale denken te begrijpen. Door een
ralen hebben zich nauwelijks bekommerd om hun
lange reeks van “onjuistheden, halve waarheden
filosofische erfenis. Volgens de schrijver is het libe-
en dubieuze interpretaties” wil Achterhuis volgens
ralisme de maatgevende theorie van de afgelopen
Van de Haar ten onrechte aantonen dat het neoli-
driehonderd jaar en ook veruit de meest domi-
beralisme de recente kapitaalcrisis heeft veroor-
nante ideologie. Ondanks allerlei liberale varian-
zaakt.
ten zijn volgens de Britse filosoof John Gray alle
De schrijver laat zien dat liberalen weinig op heb-
liberalen individualistisch (nadruk op het vrije in-
ben met religie, zijns inziens hét grote verschil-
dividu), egalitair (individuen hebben gelijke mo-
punt ook met de conservatieven. Sociaal-liberalen
rele waarde), universalistisch (de gehele menselijke
vinden dat religie een zaak is van de privé-sfeer,
soort heeft dezelfde morele waarde) en melioris-
neutraliteit moet desnoods worden opgelegd (!).
tisch (liberalen geloven in de corrigeerbaarheid en
Klassiek-liberalen zijn vanouds krachtige voorstan-
verbeterbaarheid van sociale instituties).
ders van de scheiding van kerk en staat, maar er-
Individuele vrijheid staat in het liberalisme voorop.
kennen ook de joods-christelijke wortels van de
Dat is een fundamenteel verschil met andere poli-
westerse cultuur.
tieke ideologieën, zoals het socialisme (accent op
Een zo groot mogelijke individuele vrijheid is ken-
de sociaal-economische klasse), en de christen-de-
merkend voor het liberalisme, concludeert Van de
mocratie (nadruk op onder meer het gezin). De po-
Haar. Maar vrijheid is nooit absoluut, vandaar dat
litieke idealen van de liberalen zijn gericht op de
de overheid ook een taak heeft om haar weg te vin-
vergroting van de vrijheid van het individu. Ken-
den tussen negatieve en positieve vrijheid. Demo-
merkend voor liberalen is voorts tolerantie, indivi-
cratie is het beste systeem om vreedzaam
dueel zelfbeschikkingsrecht, vertrouwen in de
machthebbers te wisselen en recht te doen aan
wetenschappelijke vooruitgang.
wensen van het individu. Maar een democratisch
De schrijver keert zich tegen de karikatuur dat het
correct genomen besluit of wet kan altijd onrecht-
liberale mensbeeld asociaal, egoïstisch en atomis-
vaardig zijn. Democratie is wellicht een noodzake-
tisch is. Najagen van het welbegrepen eigenbelang
lijk, maar zeker geen voldoende voorwaarde voor
en een goede samenleving gaan samen. Klassieke
een goed leven. Een informatief boekje over het li-
vrijheden gaan ook prima samen met progressieve
beralisme waar de liberale beginselen wel erg hoog
waarden. Zonder vrijheid van meningsuiting is het
geprezen worden.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
81 Hansko Broeksteeg, Ahsley Ter-
Wetboek van Strafrecht “behoorlijk geloofsovertui-
louw (red.), Overheid, recht en re-
gingneutraal” is, maar noemt het onwenselijk dat
ligie; uitg. Kluwer, Deventer,
op religie gebaseerde uitingen sneller strafbaar
2011; 374 blz.; € 33,50.
zijn in vergelijking met uitingen die geen religi-
Een doorwrochte bundel over
euze achtergrond hebben. De handhaving van de
een aantal actuele items op het
godslasteringsverboden is weliswaar wenselijk om
snijvlak van staat, godsdienst,
religieuze gevoelens van burgers te beschermen,
kerk en recht.
maar is in strijd met de bedoeling (geen religiebe-
Thema’s zijn de scheiding van kerk en staat (in Ne-
scherming), de primaire rechtsgrondslag ervan
derland, Duitsland en België), de verhouding van
(openbare orde) en vooral met de scheiding tussen
religie tot strafrecht c.q. onderwijs, de positie van
kerk en staat. Evengoed dient volgens hem te ver-
(weiger)ambtenaren en de problematiek van de
vallen art. 449 inzake het verbod een religieus hu-
sharia. Joost Sillen stelt dat uitdrukkingen als “bij
welijk te sluiten zonder vast te stellen dat er al een
de gratie Gods”, “God zij met ons” en ambtsgebe-
burgerlijk huwelijk is aangegaan.
den door hun verwijzing naar een opperwezen in
Alfons Dölle gaat in op de vrijheid van onderwijs
het licht van de scheiding van kerk en staat welis-
en het huidige “stormlopen” op artikel 23 als “een
waar problematisch zijn, maar vanwege hun lange
hinderlijk residu uit vervlogen tijden”. Vrijheid
historie het behouden waard zijn. In het algemeen
van onderwijs heeft een fors maatschappelijk
wordt in Nederland pragmatisch met deze uitdruk-
draagvlak blijkens de schoolkeuze door ouders en
kingen omgegaan. Hansko Broeksteeg waardeert
de opstelling van de grondwetgever. De school is
de “ontspannen” omgang met scheiding van kerk
niet een instelling van algemeen nut maar een
en staat als het gaat om gemeentelijke subsidiëring
unieke plaats waar de overheid de eigen verant-
van instellingen op religieuze grondslag. De schei-
woordelijkheid van de samenleving, de ouders,
ding van kerk en staat verzet zich niet tegen over-
leerlingen en de schoolgemeenschap moet respec-
heidssteun aan maatschappelijk werk door
teren. De resultaten van het Nederlandse duale be-
religieuze organisaties (Leger des Heils, Youth for
stel worden ook internationaal erkend.
Christ, het Scharlaken Koord). Het is volgens hem
Miek Laemers stelt vast dat de overheid zich thans
zelfs wenselijk deze organisaties te steunen omdat
minder terughoudend opstelt ten aanzien van on-
zij jongeren bereiken die niet door seculiere orga-
derwijsinhoud en beoordeling van prestaties. Er is
nisaties worden bereikt.
sprake van inperking van de inrichtingsvrijheid
Teunis van Kooten vindt dat een aantal ANBI-voor-
van het bijzonder onderwijs met het oog op sprei-
waarden onvoldoende rekening houdt met de bij-
ding van leerlingen en het feit dat van (ook het bij-
zondere positie van kerkgenootschappen en zelfs
zonder) onderwijs gevergd mag worden dat het
op gespannen voet staat met het verbod op institu-
actief aandacht besteedt aan burgerschapsvorming
tionele zeggenschap van de staat binnen de kerk.
en integratie. Instandhouding van de huidige plu-
Kerken die de ANBI-status begeren, zijn genood-
riforme samenleving vereist niet alleen de nood-
zaakt om hun organisatie en bestuur aan de ANBI-
zaak van een basispakket aan onderwijsinhoud,
voorwaarden
het
maar ook dat de overheid zich onthoudt van be-
grondrecht op godsdienstvrijheid, dat ook vrijheid
aan
te
moeienis die de scheiding van kerk en staat aan-
van organisatie en bestuur omvat, illusoir maakt.
tast.
Piet Hein van Kempen laat zien dat het Nederlands
Remco Nehmelman concludeert in zijn artikel over
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
passen,
hetgeen
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
82 het spanningsveld tussen de bijzondere school en
haar noch het geloof, noch de politiek voor be-
de homoseksuele docent, dat het schrappen van de
doeld. Ashley Terlouw merkt op dat ambtenaren
enkele-feit-constructie in de AWGB verstrekkende
die in functies omgaan met anderen, er alert op
gevolgen heeft voor artikel 23. De Nederlandse wet-
moeten zijn of ze aan deze functie-eis voldoen. Wil-
gever kan zich echter met succes op dit artikel be-
len ze bijvoorbeeld geen mensen van gelijk ge-
roepen als een constitutionele bepaling in de zin
slacht huwen, dan kunnen ze beter geen
van artikel 4 van het Verdrag betreffende EU en
trouwambtenaar worden.
daarmee een uitzondering veroorloven op de Euro-
De wetenschappers in de bundel staan volgens de
pese Richtlijn inzake gelijke behandeling.
redacteuren ver af van het Franse idee van laïcité.
Marlies Galenkamp bepleit in haar artikel over de
Een dergelijke separatistische opvatting van de
weigerambtenaar voor eerherstel van de gematigd-
scheiding van kerk en staat past niet in de Neder-
heid. Waarom als homoseksueel een proefproces
landse traditie. De meeste auteurs pleiten voor een
aanspannen voor je ‘huwelijk’ en als orthodox
ontspannen verhouding tussen kerk en staat en la-
christen solliciteren op een functie waar je reeds
ten zien dat overheid en religie geen onverenigbare
op functionele gronden niet op je plaats bent? Er
grootheden zijn. Dat laatste maakt de bundel al tot
is volgens haar ruimte voor religieuze instituties
een ongelooflijke aanwinst. Het biedt verkenning
in de publieke sfeer, maar er moet rekening wor-
van tal van actuele kwesties, zet deze in een omvat-
den gehouden met het veranderde religieuze land-
tend juridisch en maatschappelijk perspectief en
schap. Geen maximalisering van het geloof, laat
erkent onbekommerd de positieve waarde van re-
staan politisering van de religie. Daar is volgens
ligie voor een werkelijk plurale samenleving.
Jan Pieter Dijkman e.a. (red.),
genomen. De oplossing van religieuze verschillen
De last van gelijkheid [zomernum-
is niet de ontkenning, maar de erkenning ervan en
mer 2011 van Christen Democrati-
een open dialoog erover, betoogt Henk Vroom. Het
sche Verkenningen], Amsterdam,
gelijkheidsbeginsel is volgens Jan Willem Sap on-
2011; 232 blz.; € 22,50.
misbaar ter voorkoming van willekeur in de Euro-
De neiging om gelijkheid op te
pese Unie. Henk Post waardeert de traditie die het
leggen als gemeenschapsregel
CDA en zijn voorlopers hebben opgebouwd in het
is een zorgelijke tendens, stel-
zoeken naar evenwicht tussen het gelijkheidsbe-
len de redacteuren in dit themanummer. In de
ginsel en klassieke vrijheidsrechten. De vraag is of
christelijke traditie is niet zozeer gelijkheid, maar
de ambtseed voor moslims niet past binnen het
gelijkwaardigheid het uitgangspunt geweest. De
door Kuyper geproclameerde recht van iedereen
ideologisering van gelijkheid en tolerantie gaat er-
om zijn levensovertuiging tot uiting te brengen.
van uit dat de democratie en de rechtsstaat de
Het CDA worstelt volgens hem duidelijk met de
waarheid niet openbaren. Maar dat betekent niet
aanvaarding van de islam in het publieke domein.
dat waarheid als vooronderstelling van de demo-
Antoine Bodar constateert een merkwaardige pa-
cratische rechtsstaat er niet toe doet. Wanneer to-
radox: vrijheid van meningsuiting is een heilige
lerantie een “openbare ideologie” (Kennedy) wordt,
koe, maar die omtrent godsdienst zou beperkt
zullen in naam van de vrijheid rechten worden af-
moeten worden tot privé-gebruik. De grootste en
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
83 dus heiligste koe van Nederland is gelijkheid, “na-
uitleggen als “gelijkheidstotalitarisme”, zoals te-
tionale eigenschap die immer met lompheid om de
genwoordig zozeer de mode is. Bart Jan Spruyt
eerste plaats knokt.” Hij voert een pleidooi voor ge-
waarschuwt vanuit zijn conservatieve levensbe-
lijkwaardigheid die ongelijkheid gunt. “Gelijkheid
schouwing tegen de schaduwzijden van het gelijk-
legt op, verscheidenheid maakt vrij.” Sophie van
heidsideaal en pleit voor hiërarchie, traditie en
Bijsterveld constateert dat de samenleving als ge-
eerbied voor sacrale vormen als levensvoorwaar-
volg van de herontdekking van religie het zicht op
den voor de democratie. Gelijkheidsdrijvers hande-
het onuitputtelijk veelzijdige fenomeen religie
len ongrondwettig omdat de Grondwet er is niet
moet bijstellen. Een van de dominante clichés over
om gelijkheid op te leggen, maar om diversiteit
religie was dat deze louter een persoonlijke zaak
binnen zekere grenzen te waarborgen. Om vrijheid
is. Ook veel gelovigen zijn dat zo gaan ervaren.
in stand te houden, moeten we weer leren discri-
Maar religie heeft ook een maatschappelijke en pu-
mineren!
blieke kant, waarbij ook de differentiatie van de
Paul Cliteur en Mirjam Sterk voeren een openbare
verschillende religies iets is waarmee de overheid
briefwisseling over de noodzaak van godsdienst-
in de toekomst meer rekening moet houden (bij-
vrijheid en het nut van godsdienstkritiek. Frits Bol-
voorbeeld als het gaat om het in ere houden van de
kestein constateert dat ook de VVD lijkt te lijden
religieuze rust- en feestdagen).
aan het gelijkheidssyndroom. De kernwaarde van
Gerard Versluis argumenteert dat de horizontale
liberalisme is echter vrijheid. Discriminatie is het
werking van het gelijkheidsbeginsel dreigt door te
maken
schieten als een soort ‘supergrondrecht’. Matthijs
Waarom zou men niet mogen zeggen dat de an-
de Blois poneert de stelling dat in naam van de ge-
tichrist in Rome zit of dat Wilders zegt dat hij de
lijkheid discriminatie van godsdienst en maat-
pest heeft aan de islam? En om hoeveel mensen
schappelijke uitsluiting worden bevorderd. Dat
gaat het nu in de rechtskwestie van de SGP? Hoe-
raakt niet alleen de SGP, maar ook de kern van ons
veel Joden doen de koosjere slacht en hoeveel ho-
parlementaire stelsel.
moseksuelen worden er nu eigenlijk geweigerd
Marjolein Februari beziet de discussie vanuit een
door reformatorische scholen? In Nederland zijn
ander perspectief: het gelijkheidsbeginsel is een
we erg goed in Prinzipienreiterei, stelt Bolkestein
ongelijkheidsbeginsel, want artikel 1 beschermt
vast. Nederland en West-Europa zijn een door en
juist de verschillen. Juist om verschillen te bescher-
door christelijke cultuur, maar het Westen, met
men, de ouderwetse diversiteit te waarborgen, zal
name Europa, lijdt aan een gebrek aan vertrouwen
men iedereen toegang tot de grondrechten moeten
in de eigen cultuur.
laten.
Conclusie: de redactie van CDV is er zondermeer in
Beroep van vrouwen op een grondrecht (zij ver-
geslaagd om een interessante en veelzijdige bundel
wijst naar de rechtszaak tegen de SGP) kun je niet
te publiceren.
ZICHT 2011-3 | oktober 2011
van
ongerechtvaardigd
onderscheid.
Jongeren en gezin | ing. J.J. van Burg MSc, Column Perspectief
perspectief
84
Oud of de box 65+. Oud? Niet meer. Volop werken en meedoen in de samenleving. Dankzij de goede gezondheidszorg. Meer, steeds meer jongeren zijn nodig om ouderen zorg te geven. Dat begint direct na de box, moeder was immers 62 toen ze nog zwanger werd. Papa? Als ik 18 ben, mag ik weten wie dat is. Ik kan altijd nog geadopteerd worden door twee buurvrouwen. Verwarrend? Nee, modern. En als ik het even niet meer weet, is er altijd nog Jeugdzorg. Eerst wel even indicaties halen voordat er iemand helpt. Als je niet oppast, word je voor zes problemen geholpen, maar niets werkt en niemand weet waarom. Dan word ik opgenomen in een open instelling. Is plots het geld op, iets met optimalisatie en wachtlijsten. Sta ik weer op straat. En mama zit in een verzorgingshuis. Lastig. En... Het kabinet heeft het er ook moeilijk mee. Alle bestuurslagen hebben diverse verantwoordelijkheden in de jeugdzorg. Dat moet simpeler. De plannen zouden er al zijn, maar het blijkt ‘wat lastiger’. Over de vorige Wet op de Jeugdzorg is 10 jaar gedaan, nu kan dat wel even in 1½ jaar. Snapt u? En de vastgelopen jongeren zelf? Geen idee, dat zullen de gemeenten wel goed oppakken. Mogelijk kunnen kleine gemeenten samenwerken met de provincie, om voorzieningen te behouden in de regio. Dan kan er nog eens iemand langskomen. Van de kerk bijvoorbeeld. O ja, de kerk. Volgt die het nog? En is jeugdzorg met een eigen identiteit nog mogelijk? De tijd gaat door, de kabinetsplannen ook. Wakker worden! Joan van Burg, Lid Provinciale Staten Zeeland
ZICHT 2011-3 | oktober 2011