“BIJ GOED GEDRAG……” Jeugdige delinquenten leren en werken op cultureel erfgoed in Suriname
kruithuis, fort Nieuw Amsterdam
Een samenwerkingsproject van Stichting Herstelling Amsterdam, Ministerie van Justitie en Politie Suriname en de Stichting Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling Suriname (SAO) Paramaribo-Amsterdam, november 2007 1
Voorwoord Het is keer op keer weer prettig als contacten verder uitgebouwd worden. Als er voor je ogen iets groeit. Dergelijke ideeën komen op als je het rapport “BIJ GOED GEDRAG…Jeugdige delinquenten leren en werken op cultureel erfgoed in Suriname” leest. Het contact van de Amsterdamse Stichting Herstelling met de Surinaamse Stichting Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling (SAO) groeit gestadig en talrijke andere Surinaamse instanties hebben er hun voordeel bij. Het voorbeeld van de restauratie van het Nola Hatterman Instituut, een oude officierswoning op het Fort Zeelandia terrein, werkt aanstekelijk. In de omgeving van Amsterdam vindt Herstelling zijn werk in het weer naar het arbeidsproces begeleiden van – vaak – jongeren naar de reguliere arbeidsmarkt. Het gaat dan vaak om jongeren die door drugsgebruik of juridische straffen buitenspel zijn geraakt. Binnen de groep die door Herstelling wordt begeleid, zitten ook ‘taakgestraften’, mensen die een taakstraf opgelegd hebben gekregen en binnen Herstelling die opgelegde taak vervullen. Het is dit aspect dat mevrouw Georgina Acton, commissaris bij de politie Utrecht, in het werk van Herstelling is opgevallen. In haar contacten met het Surinaamse ministerie van Justitie heeft zij hier de aandacht op gericht. Aan Herstelling heeft zij gevraagd of de bereidheid aanwezig is om – indien dat in Suriname wenselijk wordt geacht – behulpzaam te zijn bij de ontwikkeling van een alternatieve aanpak in het sanctiebeleid en de reclassering. Die bereidheid is er en heeft ertoe geleid dat een kleine delegatie van Herstelling eind oktober / begin november naar Paramaribo is gereisd om de mogelijkheden te verkennen. Die delegatie bestond uit de bestuursleden Ruud Elshoff (met een achtergrond in de rechterlijke macht) en Russell Bromet (achtergrond in de reclassering) en medewerker Jelte Zondervan (achtergrond in de politie). Samen hebben zij de mogelijkheden onderzocht met vertegenwoordigers van justitie en politie; de introductie van mevrouw Acton opende vele deuren. Maar ook met de vrienden van SAO, om te bekijken in hoeverre zij daar hun aandeel in kunnen hebben. En tegelijkertijd is ook gekeken in hoeverre bijvoorbeeld in eerste aanleg het onderhoud van Fort Nieuw Amsterdam het object zou kunnen zijn van het alternatieve sanctiebeleid. Opnieuw zou dan het mes weer van verschillende kanten snijden. Mensen die buitenspel zijn geraakt leren de weg naar de arbeidsmarkt – en daarmee naar een eigen plaats in de samenleving – en tegelijkertijd wordt cultureel erfgoed enorm opgeknapt. De verkenning die in dit rapport is weergegeven maakt duidelijk dat er goede mogelijkheden zijn om een nieuwe impuls te geven aan de samenwerking tussen Amsterdam en Suriname. In dit geval toegespitst op de ontwikkeling van een alternatief (straf)sanctiebeleid en een verbreding van de reclasseringsinstrumenten. Met daarin een duidelijke rol voor SAO. En met als uitkomst een wezenlijk aandeel in de noodzakelijke opknapbeurt van Fort Nieuw Amsterdam. De samenwerking tussen Amsterdam en Suriname is er een van daadkracht. De noodzakelijke beslissingen worden snel genomen. Tegen die achtergrond staan we aan de vooravond van een perspectiefrijke ontwikkeling. Jeroen Sprenger Voorzitter Stichting Herstelling
2
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen In relatief korte tijd is door een kleine delegatie van Herstelling in Amsterdam met een veelheid van partijen in Suriname gesproken over de wenselijkheid en haalbaarheid om een werkproject op te zetten voor jeugdige delinquenten. Gelet op de belangrijke ontwikkelingen in Suriname op het terrein van politie en justitie heeft een dergelijk project een breed draagvlak. Het oude, in slechte staat verkerende jeugdcellenhuis is recent vervangen door een modern doorgangscentrum “Opa Doeli”, er loopt een pilot “Alternatieve aanpak” waarbij geëxperimenteerd wordt met alternatieve straffen voor jeugdigen en er loopt een onderzoek gaande naar regiemdifferentiatie, alternatieve straffen en een effectieve reclassering. Wetgeving op die terreinen is in voorbereiding. De stichting Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling (SAO) ontwikkelt zich in hoog tempo met de steun van Herstelling tot een modern scholingsinstituut dat ervaring heeft opgedaan met projecten als het Nola Hattermanhuis en het gebouw van het Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB). Het Fort Nieuw Amsterdam krijgt een nieuwe private beheersorganisatie die het herstel en de opzet van het openluchtmuseum te hand zal nemen. Bij alle partijen is draagvlak gevonden voor een op te zetten project dat in de vorm van een pilot van een jaar zou moten worden opgezet en tot doel heeft jeugdige delinquenten die de laatste fase van de hun opgelegde maatregel doorbrengen in het Jeugd Opvoedingsgesticht (JOG) op het gevangeniscomplex Santa Boma, voor te bereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Er zijn mogelijke andere groepen die voor deelname in aanmerking komen, maar dat zou vooralsnog de andere ontwikkelingen bij justitie kunnen doorkruisen. De delegatie heeft kunnen zien in welke omstandigheden de jongeren leven in het JOG en ondersteunt die keuze van harte. Juist zij hebben dringend een steuntje in de rug nodig om hun kans op een veilige terugkeer in de maatschappij te vergroten en de terugval in criminaliteit te verkleinen. Justitie is zich bewust dat deelname aan zo’n project betekent dat justitie zelf verantwoordelijk is voor de deelnemers als het gaat om selectie, begeleiding en voorzieningen voor de deelnemers, de afstemming met SAO als uitvoerende partij en de veiligheid op het project. Voor de coördinatie en aansturing van het project vanuit justitie dient een projectcoördinator te worden aangesteld die bij voorkeur ook zo veel mogelijk op het project aanwezig is. Justitie beschikt evenwel niet over de middelen voor zo’n functionaris. De SAO is bereid en in staat om de uitvoering van zo’n project te trekken en wordt daarbij gesteund door het ministerie van Arbeid, Techniek en Milieu (ATM). Wanneer het project de inzet van één werkmeester vergt kan SAO die uit de eigen formatie leveren. Wanneer in de praktijk de coördinator van justitie toch meer een bureaufunctie zal blijken te zijn, dan dient er een tweede werkmeester te worden ingezet. Daarvoor ontbreken bij SAO de middelen. De delegatie ondersteunt de redenering van Justitie en SAO maar ziet wel de dreiging van een papieren functionaris. Daarom is aangedrongen op een helder functieprofiel voor deze functie waarbij de nadruk ligt op begeleiding, rapportages en aanwezigheid op het project.
3
Partijen zien geen noodzaak om de delinquenten te selecteren op basis van het begane delict. Motivatie, kans op welslagen en ontwikkeling van de deelnemers tijdens hun verblijf in het JOG zijn belangrijker voor een succesvolle integratie. Ook willen partijen geen exclusief project voor de delinquenten. Het komt de integratie ten goede wanneer de jeugdigen vanaf het begin deelnemen in groepen met andere leerlingen van SAO. De SAO stelt zich daarom voor om niet te werken met één groep van 6 deelnemers, maar twee groepen van 3 deelnemers van justitie met 3 SAO-leerlingen te vormen die elkaar afwisselen, de ene week op het project, de andere week lessen volgen bij SAO. Van groot belang is dat Justitie de deelnemers degelijk selecteert, de afweging ook vastlegt en SAO informeert over de achtergronden van de deelnemer en de reden van zijn selectie. SAO wil bij de start van het traject een voortraject van één of twee weken op SAO om de bekwaamheden en vaardigheden van de deelnemers te testen. De delegatie ondersteunt deze benadering. SAO ziet kans om de deelnemers van justitie na aflopen van hun maatregel een vervolgtraject te bieden waardoor zij in staat zijn een vak te leren op het terrein waar zij bekwaam in zijn gebleken. De directie van SAO is bereid op basis van een individuele beoordeling af te zien van de eigen bijdrage voor de opleiding die van andere deelnemers wel gevraagd wordt. Praktische zaken die eenvoudig lijken blijken soms lastig te regelen. Daarmee kan het project vallen of staan. Zo is transport van het JOG naar het project en terug lastiger dan het lijkt en niet te regelen binnen de bestaande mogelijkheden. Dat geldt ook voor de maaltijden tijdens het project. Andere zaken als werkkleding en materiaal vragen nog de nodige aandacht. Het is nu al duidelijk dat voor het transport een voorziening getroffen zal moeten worden. Voor elk project is een beheersorganisatie nodig die opdracht geeft voor de uit te voeren werkzaamheden en daarvoor ook de noodzakelijke financiering heeft geregeld. Voor het fort Nieuw Amsterdam zal dat de nieuwe private beheersorganisatie moeten zijn. Deze is evenwel nog niet gestart i.v.m. de afwikkeling van de oude organisatie. De verwachting is dat een en ander rond komt vóór 1 januari 2008, maar de delegatie maakt zich wel zorgen over deze mogelijke vertragende factor. Voor alle partijen is een samenwerkingsproject als dit nieuw. De delegatie stelt daarom voor de werkmeester van SAO en mogelijk ook de projectcoördinator van Justitie enkele weken mee te laten lopen op een vergelijkbaar project van Herstelling in Nederland. Daarnaast is het van belang vanuit Herstelling gedurende de loop van het project een vinger aan de pols te houden. Financieel wordt ondersteuning gevraagd voor de kosten van de door justitie aan te stellen projectcoördinator en indien nodig voor een tweede werkmeester van SAO. Ook voor de kosten van transport wordt ondersteuning gevraagd. Een uitvoerende werkgroep is eind oktober gestart met inventarisatie van praktische zaken. Deze werkgroep zal gevaagd worden een begroting in te dienen.
4
De delegatie heeft gesproken met een enthousiaste en deskundige groep mensen die in staat en bereid zijn een project als dit te trekken. Naast principiële zaken zijn ook praktische kanten besproken. Er is grote bereidheid dit project de starten en tot een goed einde te brengen. De delegatie heeft met veel plezier en genoegen dit werkbezoek verricht en beveelt het op te zetten project van harte bij u aan. Amsterdam, 7 november 2007 Ruud Elshoff, delegatieleider Russell Bromet Jelte Zondervan
5
Inleiding
De Stichting Herstelling is sinds 2002 betrokken bij verschillende projecten in Suriname, zoals de restauratie van het Nola Hattermanhuis, het verbeteren van het gebouw van het Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB) en de samenwerking met en versterking van de Stichting Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling (SAO). Ook de Nederlandse politie werkt nauw samen met Justitie in Suriname ter verbetering van het politie en justitieapparaat. Op dit moment doet professor Anton van Kalmthout een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van het sanctiebeleid en de reclassering in Suriname. In dat kader vindt een pilot alternatieve aanpak plaats waarbij voor lichtere vergrijpen alternatieve sancties worden onderzocht. In het kader van de privatisering van het beheer van Fort Nieuw Amsterdam heeft de samenwerking tussen de Surinaamse overheid, het Zuiderzeemuseum en de gemeente Amsterdam (NV Stadsherstel) geleid tot een plan voor een nieuwe opzet van het openluchtmuseum op het fort. Het fort dient te worden opgeknapt en het museum dient te worden opgezet in de komende jaren. De voorbereiding van dit project is in een vergevorderd stadium. De gemeente Amsterdam heeft de Stichting Herstelling verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om in samenwerking met de SAO voor het werk op het fort aansluiting te zoeken bij de ontwikkelingen bij Justitie. De gemeente is bereid in een dergelijk project te investeren wanneer daar in Suriname voldoende draagvlak voor is. Een delegatie van Herstelling, bestaande uit twee bestuursleden, Russell Bromet (achtergrond reclassering) en Ruud Elshoff (achtergrond rechterlijke macht, delegatieleider) en de medewerker veiligheid, Jelte Zondervan (achtergrond politie), heeft in dat kader een werkbezoek gebracht aan Suriname van 18 oktober 2007 tot 1 november 2007. In die periode zijn een reeks gesprekken gevoerd om genoemde mogelijkheden te verkennen en een opzet te maken van een mogelijk project. Voorafgaand aan het werkbezoek hebben voorbesprekingen plaats gevonden met mevrouw Georgine Acton, commissaris van politie te Utrecht en adviseur van de Minister van Justitie en Politie in Suriname. In september 2007 heeft een delegatie van justitie in Suriname een werkbezoek gebracht aan de Stichting Herstelling om zich een beeld te vormen van de werkwijze en methodiek van Herstelling. Hieronder treft u een verslag aan van de gevoerde gesprekken en de contouren van een op te zetten project. Een samenvatting met conclusies en aanbeveling is voor in het rapport opgenomen.
6
Opdracht Onderzoek de mogelijkheden voor samenwerking tussen justitie en de SAO om jeugdige delinquenten door goede resocialisatie betere kansen te geven in de maatschappij tijdens en na hun detentie. Gebruik daarbij de basiservaring van de Stichting Herstelling op het terrein van werken en leren op cultureel erfgoed met o.a. jeugdige gedetineerden en maak daarbij ook gebruik van de mogelijkheden die zich voordoen op Fort Nieuw Amsterdam en benut daarbij de mogelijkheden van de versterkte SAO. Sluit aan bij de ontwikkeling bij justitie in Suriname in het kader van de verbetering van systematiek sanctiebeleid, reclassering en alternatieve straffen.
Besprekingen met Justitie 19 oktober 2007 Ministerie van Justitie 22 oktober 2007 dienst Justitiële Kinderbescherming (JKB) 24 oktober 2007 Programma Implementatie Unit (PIU) 31 oktober 2007 uitvoerende werkgroep JKB 19 oktober 2007 toelichting onderzoek prof. Van Kalmthout (hr Tigges en mevr Stam) 22 oktober 2007 bezoek nieuw doorgangshuis Opa Doeli en Jeugd Opvoedingsgesticht (JOG) op gevangeniscomplex Santa Boma 30 oktober 2007 informatieve bespreking met jeugdrechter, nieuwbouw Hof van Justitie In een eerste bijeenkomst op het ministerie van Justitie heeft de delegatie van Herstelling een presentatie gegeven over de Stichting Herstelling, haar activiteiten in Nederland, de projecten in Suriname en de samenwerking met SAO. In deze bijeenkomst die onder leiding stond van de waarnemend directeur van het ministerie, mevr Huizen, waren vertegenwoordigers van de dienst Justitiële Kinderbescherming (JKB, mevr Auguste), het Openbaar Ministerie (OM, mevr van Bommel namens de jeugdofficier mevr Niamad), de heer Simpson, hoofd jeugd- en zedenpolitie, mevr Baldeorai, manager jeugdbeleid, bijzondere aanpak en de heer Tjin Liep Shie, mevr Smits en mevr Manohar van de Programma Implementatie Unit (PIU) van het ministerie. De minister die het plan een warm hart toedraagt was onverwacht verhinderd de bijeenkomst bij te wonen. Er is een toelichting gegeven op het voornemen om op het fort Nieuw Amsterdam een project te starten met jongeren die op enigerlei wijze in aanraking zijn of zijn geweest met justitie. Door te werken en te leren op cultureel erfgoed kunnen zij de nodige werkervaring
7
opdoen, leren wat werken is en zo mogelijk zich bekwamen op een vakgebied waar hun talenten liggen. Zo worden hun kansen op een goede (her)start in de maatschappij verbeterd en wordt de kans op terugval in criminaliteit verminderd. Van de zijde van justitie is toegelicht dat er al veel ontwikkelingen gaande zijn in Suriname, zoals de vervanging van het oude cellenhuis door het nieuwe doorgangscentrum Opa Doeli, waar jongeren in een modern gebouw hun voorarrest doorbrengen en waar alle betrokken disciplines in een volledige ketenbenadering samenwerken. Een groot onderzoek wordt gedaan door prof. Van Kalmthout naar alternatieve straffen, regiemdifferentiatie en effectieve reclassering. Gesproken is met de onderzoekers Leo Tigges (reclassering Nederland) en Marieke Stam (Ministerie van Justitie Nederland). Het project van Herstelling zou goed aansluiten bij de voorstellen in het onderzoeksrapport. Er wordt geëxperimenteerd met een zgn. alternatieve aanpak, waarbij voor met name lichtere vergrijpen in plaats van een straf of maatregel een alternatief wordt opgelegd. Opa Doeli wordt nog dezelfde week geopend en zal per 1 november 2007 in gebruik worden genomen. Het rapport van prof. Van Kalmthout wordt in de loop van november verwacht. In het kader van de alternatieve aanpak loopt een pilot die in oktober afloopt en in november geëvalueerd zal worden. In zijn algemeenheid is er enthousiasme over een op te zetten project. Een aantal deelnemers aan de bijeenkomst heeft kennis gemaakt met Herstelling tijdens het werkbezoek in september en er zijn positieve ervaringen met SAO waar met name de JKB in het verleden mee heeft samengewerkt. Er zijn evenwel zorgen over het mogelijk doorkruisen van met name de pilot alternatieve aanpak die juist de komende maanden geëvalueerd gaat worden. Van de zijde van justitie wordt toegelicht welke categorieën jongeren in aanmerking zouden kunnen komen om deel te nemen aan het project. Schematisch ziet dat er als volgt uit: lichte vergijpen alternatieve aanpak voorarrest Opa Doeli Maatregel Maatregel na 2/3 tijd Jeugd met toep. volwassenenrecht Voorwaardelijke invrijheidsstelling
JOG-intern JOG-extern Voorwaardelijke veroordeling (deels)
OM Schorsing onder voorwaarde Bijzondere voorwaarde Bijzondere voorwaarde
rechter rechter rechter OM rechter rechter
Na discussie heeft het de voorkeur van alle deelnemers om de pilot alternatieve aanpak niet te doorkruisen en ook geen voorschot te nemen op de voorstellen van prof. Van Kalmthout ten aanzien van sanctiebeleid en reclassering. Bij het ontbreken van een wettelijke grondslag kan de rechter in deze fase niet belast worden met het opleggen van dit type (bijzondere) voorwaarden. Een belangrijke groep jeugdigen komt wel in aanmerking om deel te nemen aan het project en deze groep heeft een dergelijke kans ook hard nodig. Het gaat om de groep jeugdigen tussen de 10 en 21 jaar, die voor een delict veroordeeld zijn en een maatregel (TBS) opgelegd hebben gekregen (aan jeugdigen wordt bij veroordeling 8
geen straf, maar een maatregel opgelegd die duurt tot 21 jaar en doorgebracht wordt in het Jeugd Opvoedingsgesticht JOG). Deze jongeren mogen nadat zij 2/3 van hun maatregel hebben doorgebracht in het JOG en wanneer er een positief advies is van het JOG en JKB het resterende deel van de maatregel extern leren en/of werken. Overdag werken/leren zij dan buiten het JOG, de nacht brengen zij door in het JOG. De officier van justitie beslist over “het extern gaan” op voordracht van het JKB. In een vervolgbespreking op 24 oktober is nader ingegaan op deze optie. Tijdens deze bespreking is nog eens benadrukt dat het project de pilot alternatieve aanpak niet mag doorkruisen en dat derhalve uitsluitend de groep jeugdige delinquenten in aanmerking komt die verblijft in het JOG en 2/3 van de opgelegde maatregel er op heeft zitten. Betrokkenen zijn het er over eens dat met deze groep een project kan worden uitgevoerd in de vorm van een pilot voor een jaar. Afhankelijk van de resultaten van de pilot en de voortgang van de pilot alternatieve aanpak en mogelijke wetgeving op het terrein van sancties en reclassering, kan bezien worden of de doelgroep daarna wordt verbreed. Voorafgaand aan deze bespreking had de delegatie bij het JKB een toelichting gehad over de groep jeugdigen die het betreft, de gang van zaken rond het opleggen van een maatregel en de methodiek van het JOG. Werkbezoeken waren gebracht aan het nieuwe doorgangshuis Opa Doeli en aan het JOG in het Santa Boma-complex. Het contrast tussen Opa Doeli, waar de jongeren hun voorarrest in een moderne omgeving doorbrengen in afwachting van hun voorgeleiding, en het JOG is groot. In het JOG kunnen de jongeren weliswaar hun school in- of extern volgen en zijn er voorzieningen om een vak te leren, de cellen waar zij verblijven zien er zeer slecht uit en het regiem van de volwassenengevangenis op hetzelfde complex straalt uit naar het opvoedingsgesticht. Het is voor deze jongeren dan ook van groot belang dat zij een serieuze kans krijgen om zich voor te bereiden op de terugkeer in de maatschappij. Een aandachtspunt is de vraag of deelnemers aan het project uit het JOG exclusief dienen deel te nemen, dus zonder andere participanten, of dat het juist wijs is de JOG-deelnemers te integreren in een bredere groep. Een lichte voorkeur gaat uit naar een geïntegreerde benadering vanwege het resocialisatiedoel, maar met belangstelling wordt uitgezien naar de visie van SAO daarop die zo’n groep in de praktijk dient aan te sturen. Alle partijen zijn het er over eens dat justitie verantwoordelijk blijft voor de jongeren als zij deelnemen aan het project. Deze verantwoordelijkheid dient effectief te zijn in die zin dat justitie permanent aanspreekbaar is bij incidenten op het werk en een actieve rol speelt in de begeleiding van de jongeren. Het is dan ook noodzakelijk dat er een coördinatiepunt wordt gecreëerd bij het JKB, waar de afstemming met SAO, de individuele begeleiding van de deelnemers, de rapportages over de voortgang en het ingrijpen bij incidenten wordt neergelegd. Dit coördinatiepunt dient geen bureaufunctie te worden, maar een duidelijk herkenbare en op de werklocatie aanwezige functionaris. De begroting van justitie voor het jaar 2008 heeft evenwel geen ruimte voor het aanstellen van een dergelijk functionaris. Voor het jaar 2009 zal in de begroting een voorziening worden opgenomen. Binnen de huidige formatie van het JKB is geen ruimte om een dergelijke functie vrij te maken. Justitie verzoekt daarom de delegatie om bij de gemeente Amsterdam de financiering van deze functionaris voor de duur van de pilot te bepleiten.
9
De minister van Justitie zal zijn ambtsgenote van het ministerie van Arbeid, Techniek en Milieu (ATM) voorstellen gezamenlijk een formele werkgroep te formeren ter begeleiding van dit project. Ook het ministerie van Defensie zal benaderd worden om aan deze werkgroep deel te nemen. Voor een aantal praktische zaken wordt een kleine uitvoerende werkgroep geformeerd waaraan ook de SAO zal deelnemen. Op 30 oktober 2007 is de jeugdrechter mevr Valstein geïnformeerd over het project. Zij was nog maar recent belast met de portefeuille jeugdzaken en was zich nog aan het inlezen. Uitvoerig is stilgestaan bij de werkwijze van Herstelling en de projecten die samen met SAO in Suriname gedaan worden. Zij was uiteraard op de hoogte van de pilot alternatieve aanpak en meende dat het door Herstelling voorgestelde project goed aansluit bij de vernieuwingen bij justitie. Mevr Valstein is blij geïnformeerd te zijn over het project en zal het met belangstelling volgen. Omdat in het project de verantwoordelijkheid bij de officier van justitie ligt, is goedkeuring door de rechterlijke macht niet nodig.
Besprekingen met SAO en ministerie van ATM 23 oktober 2007 SAO 24 oktober 2007 ministerie ATM 31 oktober 2007 SAO In een eerste bespreking met directie en staf van SAO is het project toegelicht en is uitgebreid stil gestaan bij de discussies die bij justitie gevoerd zijn. Er is in de volle breedte steun en enthousiasme voor het project. In het verleden heeft SAO gewerkt met jongeren uit het JOG en er is ervaring met de dienst JKB. Van groot belang is de voorselectie door JOG en JKB waarbij duidelijk moet zijn dat de betreffende jongeren ook daadwerkelijk aan een dergelijke stap toe zijn en gemotiveerd zijn om mee te doen. SAO pleit voor een eigen – kortlopend – voortraject van een of twee weken waarin de talenten en bekwaamheden van de deelnemers kunnen worden beoordeeld. Voorts bepleit SAO een deelname van tenminste drie maanden. Werken met geïntegreerde groepen heeft de voorkeur, waarbij gedacht wordt aan twee groepen van drie JOG-deelnemers en drie SAO-deelnemers, die elkaar afwisselen in die zin dat de ene week gewerkt wordt op het project en de andere week lessen worden gevolgd bij SAO. SAO pleit ervoor aansluitend aan het aflopen van de maatregel de jongeren een vervolgopleiding te geven bij SAO zodat zij daarna met een vakopleiding kunnen terugkeren in de maatschappij. SAO werkt samen met Herstelling aan een netwerk van werkgevers die bereid zijn de SAO-leerlingen aan het werk te helpen. Dat zou dan ook gelden voor de (voormalige) JOG-deelnemers. Voor de uitvoering van het project kan SAO binnen de bestaande formatie een werkmeester vrijmaken voor de duur van de pilot in 2008. Voor 2009 zal een voorziening moeten worden getroffen in de begroting. Ook in de opvatting van SAO is en blijft justitie verantwoordelijk voor de JOG-deelnemers en zal er een voorziening getroffen dienen te worden voor begeleiding, rapportage, aanspreekpunt, coördinatie en ingrijpen bij incidenten.
10
SAO vraagt aandacht voor praktische zaken als transport van JOG naar het project en vice versa en maaltijdvoorziening tijdens het project. Voorts gaat SAO er vanuit dat het JOG werkkleding etc. verschaft aan de deelnemers. Op het ministerie van ATM is gesproken met de directeur van dat ministerie. Het project is uiteengezet. Het ministerie is bekend met de samenwerking van SAO met Herstelling en is enthousiast over de ontwikkelingen bij SAO. Er is al afstemming geweest met het ministerie van justitie en ATM zal het project ondersteunen. In de begroting voor 2008 is evenwel geen voorziening getroffen voor dit project en er zijn geen andere middelen om steun te bieden. Voor 2009 zal in overleg met SAO een voorziening worden getroffen in de begroting. Aan de orde komt ook de eigen bijdrage van 35 Surinaamse dollars (SRD) per maand die SAO sinds kort aan zijn deelnemers dient te vragen. Het ligt niet voor de hand deze ook aan JOG-deelnemers te vragen tijdens het project. De vraag is of dit wel dient te gebeuren als deze jongeren na het JOG-traject een vervolgopleiding bij SAO volgen, zoals voor andere deelnemers geldt. De directie is bereid van deze eigen bijdrage voor deze jongeren af te zien als de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven. ATM zal de ontwikkelingen via de door justitie te formeren werkgroep en de SAO volgen. In een vervolgbespreking bij SAO is nader ingegaan op de vraag of SAO aan de inzet van één werkmeester voldoende heeft voor dit project. SAO meent dat dit inderdaad voldoende is wanneer tenminste vanuit justitie de veiligheid en begeleiding worden gewaarborgd. Dat hangt dus volledig af van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het coördinatiepunt. Als dat in de praktijk een bureaufunctie gaat worden, dan zal SAO een extra werkmeester moeten inzetten en daarvoor ook financiële ondersteuning dienen te vragen. Wanneer de begeleiding van justitie op het project plaats vindt, dan is één werkmeester voldoende. Van de zijde van Herstelling wordt toegezegd dat de betreffende werkmeester tezijnertijd om ervaring op te doen een periode kan meelopen bij Herstelling in Nederland waar gewerkt wordt met jeugdige delinquenten. Voor de deelname aan de uitvoerende werkgroep van justitie wordt mevr Haijnes aangewezen, die als cursistenbegeleidster en maatschappelijk werkster verbonden is aan SAO en ervaring heeft met JKB.
11
Uitvoerende werkgroep Justitie en SAO 31 oktober 2007 In de uitvoerende werkgroep, bestaande uit mevr Baldeorai, manager jeugdbeleid ministerie van justitie en politie, mevr Auguste, JKB, mevr van Bommel, OM mevr Haijnes, SAO mevr Acton, adviseur zijn een aantal praktische zaken op rij gezet en afgesproken: 1. mevr Acton maakt concept brief van de minister van Justitie en Politie aan de minister van ATM waarin voorgesteld wordt een formele werkgroep te formeren in het kader van dit project. SAO zal ook opgenomen worden in de formele werkgroep, die vooralsnog onder voorzitterschap komt van mevr Huizen, wnd directeur van het ministerie van Justitie en Politie De brief zal nog in de week van 1 november verstuurd worden. 2. mevr Auguste en mevr Baldeorai maken een profiel van de projectcoördinator, waarbij het accent op coördinatie tussen justitie en SAO en begeleiding en rapportage van de deelnemers wordt gelegd. Aanwezigheid op het project wordt opgenomen. Indien zich een kandidaat voor de functie voordoet, wordt dat meegenomen. Er wordt een voorstel gedaan in de week van 5 november. Vanuit de delegatie van Herstelling zal gedurende de looptijd van het project begeleiding plaats vinden. 3. het transport van de deelnemers van en naar het project is een zorgpunt. Het JOG heeft slechts een bus en een chauffeur beschikbaar, waarmee er te veel onzekerheid ontstaat of ook daadwerkelijk elke dag vervoer kan plaats vinden. Mevr Auguste en mevr Baldeorai onderzoeken alternatieven en kijken vooral ook naar het prijskaartje. 4. de deelnemers krijgen uiteraard ’s ochtends hun ontbijt op het JOG. Omdat zij doorwerken tot in de middag zullen zij de lunch daar missen. Mogelijk kan aansluiting gezocht worden bij de maaltijden die in het nabij gelegen Meerzorg worden gebracht op het politiebureau, wanneer daar gedetineerden zitten. Eenvoudiger lijkt het een lunchpakket voor de deelnemers te verzorgen vanuit het JOG. Mevr Auguste em mevr Baldeorai onderzoeken de mogelijkheden. Punten 3 en 4 worden in de eerste weken van november uitgewerkt. 5. Veiligheid tijdens het project. Wanneer de coördinator ook daadwerkelijk op het project is zal dat voldoende zijn. Wanneer dat niet zo is, dient er een voorziening te zijn. Deze kan evenwel niet te zwaar zijn omdat de deelnemers nu eenmaal het vertrouwen hebben gekregen extern te gaan werken in een project. Ook dit punt wordt uitgewerkt door mevr Auguste en mevr Baldeorai. 6. De resultaten van de diverse afspraken worden gemaild naar de delegatieleider, die op zijn beurt het rapport aan de leden van de werkgroep en de delegatie zal mailen.
12
Fort Nieuw Amsterdam
kruithuis, fort Nieuw Amsterdam
19 oktober 2007 ontvangst Nederlandse ambassade 20 oktober 2007 bezoek delegatie aan het fort 26 oktober 2007 werkbespreking op fort, Albert van der Lugt, Gerard Lutteken en Ruud Elshoff 31 oktober 2007 dienst Cultuur, directeur de heer Sidoel Het fort Nieuw Amsterdam verkeert in een matige staat van onderhoud. Hoewel het groen rond het fort bijgehouden wordt door de technische dienst van de dienst Cultuur verkeren de gebouwen van het fort in slechte staat. Het kruithuis dient nodig opgeknapt te worden. Door scheuren in de voorgevel, de slechte staat van het voegwerk, planten die uit en door de muren heen groeien wordt het met instorten bedreigd. De gracht rondom het kruithuis is niet meer als gracht te herkennen, de brug staat op instorten en de waterloop van het reservoir naar de gracht functioneert niet meer. De toiletpartij bij het hoofdgebouw is in zeer slechte staat en kan nauwelijks benut worden als publieksvoorziening.
13
De overige gebouwen zijn lang niet onderhouden, dakwerk en schilderwerk zijn slecht. De brug naar het sluisje is levensgevaarlijk. Zowel bij de Surinaamse bevolking als bij de toeristen is het fort erg in trek als historisch erfgoed en als uitspanning voor de weekends. De oorspronkelijke stichting die het fort beheerde functioneert niet meer. Men is het erover eens dat het beheer van het fort in private handen dient te komen. Plannen daarvoor zijn in een vergevorderd stadium. Partijen als het Zuiderzeemuseum en NV Stadsherstel Amsterdam zullen participeren in een nieuw bestuur van een reeds opgerichte stichting. Ook Surinaamse partijen zullen daarin deelnemen. Er wordt thans gezocht naar een beheerder die feitelijk leiding zal geven aan het verbeteringsproces van het fort voor de komende drie jaar. De wens om het beheer van het fort te privatiseren is zo groot dat al bij de ontvangst op de ambassade bleek dat privatisering een keiharde eis is alvorens te investeren in het fort. In een nader gesprek met de heer Sidoel, directeur van de dienst Cultuur en nu verantwoordelijk voor het fort, bleek dat de ontbinding van de oude stichting in gang is gezet. Deze ontbinding is nodig om de verantwoordelijkheid aan de nieuwe stichting over te kunnen dragen. De oproep aan de leden van het oude bestuur is onlangs via de media gedaan en de termijn waarbinnen gereageerd moest worden is eind oktober zonder enige reactie verstreken. Het verzoek tot ontbinding zal binnenkort bij de procureur generaal worden ingediend. Er wordt vanuit gegaan dat de nieuwe beheersorganisatie rond 1 januari 2008 van start kan gaan. Voor het uitvoeren van het project is een actieve beheersorganisatie op het fort noodzakelijk. Deze zal immers de opdrachtgever voor de concrete onderhouds- en herstelprojecten moeten zijn en deze zal ook de nodige fondsen voor de restauratie dienen te verwerven. Zonder actieve beheersorganisatie kan er geen project zijn.
14
Het project “Bij goed gedrag…..”
terrein rond fort Nieuw Amsterdam
Na alle besprekingen zijn de contouren van het project duidelijk geworden. Het fort Nieuw Amsterdam leent zich qua conditie en qua ligging op afstand van de stad goed voor een leer- en werkproject voor jeugdige gedetineerden die in de laatste fase van hun maatregel in het JOG zitten en naar het oordeel van JKB en OM klaar zijn om zich op terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Het is duidelijk dat Justitie de verantwoordelijkheid draagt voor de jongeren en voor de veiligheid. SAO wil de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project nemen. Herstelling zal het project (op afstand) begeleiden en de werkmeester van SAO coachen en trainen. Zonodig kan dit ook gelden voor de coördinator/begeleider van justitie.
15
Het project krijgt de vorm van een pilot voor de duur van een jaar en kan starten op 1 januari 2008. Mocht de beheersorganisatie van het fort dan nog niet zover zijn, dan kunnen de deelnemers in afwachting daarvan een vakopleiding volgen bij SAO. Met de afbakening van de groep deelnemers uit het JOG is voldoende gewaarborgd dat de pilot “Alternatieve aanpak” en het onderzoek van prof Van Kalmthout niet doorkruist worden. Bij slagen van de pilot kan de doelgroep uitgebreid worden naar jeugdigen in voorarrest, jeugdigen met een voorwaardelijke maatregel of jeugdigen met een voorwaardelijk sepot. Er is geen behoefte aan onderscheid naar soorten delict bij de selectie van de deelnemers. Voorwaarde is wel dat een serieuze selectie door Justitie plaats vindt naar ontwikkeling en motivatie van de deelnemers. Voor de start van de pilot selecteert Justitie 6 deelnemers die tenminste drie maanden en maximaal zes maanden op het project worden ingezet. In beginsel worden zij in twee groepen ingezet tezamen met zes andere SAO-leerlingen. Zo kunnen zij de ene week werken op het fort en de andere week lessen volgen bij SAO. Zo wordt er vanaf het begin aan integratie gewerkt en worden de deelnemers voorbereid op een vakopleiding die zij aansluitend aan het project bij SAO kunnen volgen. SAO zal in beginsel afzien van de eigen bijdrage voor de JOG-deelnemers. De verantwoordelijkheid voor begeleiding van de deelnemers, de rapportages over hun voortgang, de afstemming met SAO en andere partijen en de veiligheid op het project liggen bij Justitie. Justitie zal daarvoor een projectcoördinator aanstellen. Voor de financiering daarvan voor de pilot in 2008 doet Justitie een beroep op de gemeente Amsterdam. Voor 2009 zal een voorziening worden opgenomen in de begroting van Justitie. SAO kan het project uitvoeren uit de bestaande formatie, althans als de beoogde projectcoördinator van Justitie ook feitelijk op het project aanwezig is. Als dat niet het geval is zal SAO ook een beroep op de gemeente Amsterdam moeten doen voor een extra werkmeester. Voor 2009 zal SAO in afstemming met het ministerie van ATM een voorziening treffen op de begroting.
De ministeries van Justitie en Politie en ATM zullen een werkgroep formeren onder leiding van Justitie om het project te begeleiden. Ook SAO zal deelnemen aan deze werkgroep. Het ministerie van Defensie zal ook uitgenodigd worden voor deze werkgroep. Een uitvoerende werkgroep van Justitie, jeugdbeleid, JKB, OM en SAO is reeds van start gegaan om praktische knelpunten te inventariseren en zo mogelijk ook op te lossen. Duidelijk is nu al dat voor het transport van de deelnemers een externe voorziening zal moeten worden getroffen en dat er duidelijke afspraken komen over de maaltijdvoorziening voor de deelnemers.
16
Methodiek Herstelling werkt over het algemeen op projecten met een methodiek die opgebouwd is uit drie fases, de gewenningsfase, de disciplineringsfase en de vakgerichte fase. Elke fase kent eigen leerdoelen. In elke fase wordt een rapportage gemaakt over de voortgang van de deelnemer. De gewenningsfase. Leerdoelen: - op tijd komen - leiding accepteren - samen werken - eenvoudig plichtsbesef aansturing: - opdrachten zijn enkelvoudig en gestructureerd - minimaal beroep op eigen inzicht - minimaal beroep op eigen verantwoordelijkheid - groot beroep op samenwerken beoordelingscriteria - inzet/motivatie - samenwerken met collega’s - omgang met de leiding - opvolgen van instructies - aanwezigheid Deze fase vraagt intensieve begeleiding. Wanneer uit de rapportage blijkt dat deze fase succesvol is doorlopen, volgt overgang naar de volgende fase. De disciplineringsfase. Leerdoelen: - op tijd komen - samen werken - leiding accepteren - plichtsbesef - verantwoordelijkheid voor taak en werkzaamheden - eigen initiatief t.a.v. taak en werkzaamheden - inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen - bewust worden van veiligheidseisen en regels (Arbo) - zelfstandig werken - begrip/inzicht/vindingrijkheid aansturing - complexere opdrachten met meerdere taakcomponenten - beroep op eigen verantwoordelijkheid - beroep op eigen inzicht - groot beroep op samenwerken binnen de werkzaamheden beoordelingscriteria 17
- inzet/motivatie - samenwerken met collega’s - omgang met leiding - opvolgen van instructies - aanwezigheid Wanneer uit de rapportage blijkt dat deze fase succesvol is doorlopen, volgt overgang naar de volgende fase. De vakgerichte fase. Leerdoelen: - inzicht in bedrijfstak - gereedschap kennis - materiaal kennis - vakgerichte basistechnieken - veiligheid aansturing - opdrachten moeten samengesteld zijn - groot beroep op eigen verantwoordelijkheid - groot beroep op eigen inzicht - groot beroep op zelfstandig uitvoeren van de taak - groot beroep op samenwerking - aandacht wordt besteed aan werktempo - vaktechnische kwaliteiten worden ontwikkeld - deelnemers worden gestimuleerd om met elkaar te overleggen over gezamenlijk uit te voeren taken beoordelingscriteria - inzet/motivatie - opvolgen instructies - zelfstandig werken - begrip/inzicht/vindingrijkheid - veiligheid - vaktechnische kwaliteiten Het nu voorgestelde project heeft natuurlijk zijn eigen karakter en dynamiek. Het is van belang dat een als bovenomschreven methodiek wordt vastgesteld en dient als basis voor de op te stellen rapportages. Op basis van deze rapportages kan een goed inzicht gevormd worden over mogelijk te volgen vervolgtrajecten door de deelnemers. Het is van belang dat de methodiek wordt toegeschreven naar dit specifieke project, zeker wanneer er een combinatie gemaakt wordt van werken op het fort en leren bij SAO. Naast een individueel ontwikkelingsplan per deelnemer dienen leerdoelen omschreven te zijn, de voortgang bijgehouden te worden en de resultaten per fase vastgelegd te worden. Dit vraagt een belangrijke inzet en discipline van zowel de coördinator/begeleider van justitie als van de werkmeester van SAO.
18
Veiligheid op het project Herstelling heeft ruime ervaring met werken en reïntegreren van (jeugdige) delinquenten. Ruim 70% van de deelnemers is in aanraking geweest met politie of justitie of werkt in het kade van een justitiële maatregel zoals schorsing, voorwaardelijke invrijheidsstelling en begeleiding via elektronisch toezicht. Dit betekent dat een werkmeester altijd op de een of andere manier met de achtergrond van de deelnemer geconfronteerd wordt. Het is daarom van belang – uit oogpunt van veiligheid van de werkmeester – dat hij volledig op de hoogte is van de achtergrond van de deelnemer, ook van de aard van het delict waarvoor hij veroordeeld is en op grond van welke maatregel hij deelneemt aan het project. De deelnemer dient op zijn beurt te weten dat de werkmeester op de hoogte is. In de praktijk wordt die informatie verstrekt door instantie die de deelnemer toeleidt naar het project. Het is van belang dat deze overdracht van informatie goed verloopt en dat die wordt vastgelegd in een document. Daarbij dient duidelijk te zijn dat de werkmeester verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project en zich bezig houdt met werk en scholing van de deelnemers. In geval van incidenten of sancties die de maatregel betreffen dient de werkmeester direct een beroep te kunnen doen op de begeleider van de deelnemer. De werkmeester is dan informant en kan niet de begeleider vervangen. Bejegening en rapportage naar OM of rechter is de verantwoordelijkheid van justitie, werk en scholing is de verantwoordelijkheid van de werkmeester. Het is dan ook van groot belang dat de betrokken partijen regelmatig overleggen en met elkaar afstemmen. Informatieoverdracht, goede afspraken en een sluitende keten zijn sleutelwoorden als het gaat om de veiligheid voor werkmeesters en deelnemers op de werkplek.
19
Aandachtspunten Planning en plan van aanpak Calculatie van de werkzaamheden, handhaven van de werkdiscipline. Werkoverleg met de deelnemers. EHBO-kist, goed gevuld en aangevuld indien gebruikt Logboek van de verrichte werkzaamheden, aanwezigheidsregistratie. Verzekering indien nodig. Kleed- en schaftruimte. Bord met deelnemende partijen en financierende partijen, herkenbaar voor publiek. Gereedschap, afspreken wie voor wat zorgt. Materiaal, afspreken wie voor wat zorgt. Werkkleding, afspreken wat nodig is en wie dat verzorgt. Kennismaken met beheersorganisatie zodat men weet voor wie men werkt. Werktijden Maaltijden Transport Individuele rapportage deelnemers Afstemming SAO en Justitie, wie doet wat, telefoonnummers Werkafspraken met beheersorganisatie.
20
Delegatie Herstelling Russell Bromet is ruim 31 jaar werkzaam bij de Stichting Reclassering Nederland. Daar begon hij in 1976 als uitvoerend reclasserings werker . Tien jaar later t.w. in 1986 werd hem gevraagd om in de functie van coördinator dienstverlening aan de uitvoering van wat toen heette: “Alternatieve Sancties” voor de regio Amsterdam vorm te geven. Het Bureau Alternatieve Sancties werd opgezet. Dit is de voorloper van wat nu heet de werkstraf unit van de regio Amsterdam. Sindsdien heeft Bromet verschillende functies bekleed binnen de reclassering namelijk die van Stafmedewerker Projectwerving en in 1996 werd hij Beleidsmedewerker verbonden aan de toenmalige Ressortbureau Amsterdam onderdeel van de Reclassering Nederland. In al deze functies was zijn belangrijkste portefeuille namelijk die van de werkstraf en zijn opdracht was om de verdere ontwikkeling en uitbouw van de werkstraffen in het Ressort Amsterdam vorm te geven. Sinds 2004 is hij belast met de taak van Projectmanager Acquisitie voor de werkstraf unit in de regio Amsterdam. Daarnaast is Bromet sinds 2002 als medebestuurslid verbonden aan de Stichting Herstelling. In deze hoedanigheid en vanwege zijn ruime kennis op het terrein van alternatieven voor sancties werd op hem een beroep gedaan om deel te nemen aan de onderhavige delegatie. Jelte Zondervan Inspecteur van Politie. Sedert 1974 in dienst van regiopolitie Amsterdam/Amstelland. Werkzaam geweest in de functies van o.a.: • Wijkagent/buurtregisseur • Recherche Jeugd en Zedenpolitie • Projectleider integrale recherche onderzoeken • Projectleider aanpak veelplegers en harde kern jeugd ( Amazoneteam) Huidige functies: Projectleider bij de regiopolitie Amsterdam/Amstelland binnen Programma Coördinatie Jeugd. In het bijzonder belast met de ketenbenadering/aanpak Harde Kern Jeugd en Nazorgprogramma’s. Projectmanager Ketenbenadering en Veiligheid Dienst Werk en Inkomen te Amsterdam. In het bijzonder belast met de veiligheid bij Herstelling en de instroom van jeugdigen met een criminele achtergrond en of justitiële maatregel bij Herstelling. Ruud Elshoff Jurist en werkzaam geweest in rechtshulp, advocatuur en diverse organisaties op het terrein van sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Is gespecialiseerd in bestuursrecht, arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht. Sinds 2000 zelfstandig adviseur en consultant op het terrein van bestuursrecht en sociale zekerheid. Hij was ad interim directeur bij Start uitzendorganisatie en ad interim hoofd juridische zaken bij de Sociale Dienst Amsterdam in de overgang naar de Dienst Werk en Inkomen.Daarnaast is hij sedert 1989 raadsheer plv. bij de Centrale Raad van Beroep, het hoogste rechtscollege op het terrein van sociale zekerheid en ambtenaren- en pensioenrecht. Bij een aantal gemeenten is hij voorzitter/lid van bezwaar- en beroepscommissies. Bij Herstelling is hij vanaf de oprichting in 1997 betrokken als bestuurslid.
21