Bijlage D
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Andrews et. al., Data zijn afkomstig uit een 1992. grote studie naar Doel: onderzoek de prevalentie van mentale naar 1. stoornissen in prevalentie suïcidepogingen oudere en gedachten, adolescenten (circa 2. het samen 10,200 optreden van deelnemers, negen suïcidepogingen middelbare en scholen). psychiatrische stoornissen.
Populatie
Aantal
Uit de 3 cohort 1.710 jaren (1987-1989) is random een groep jongeren gevraagd om mee te doen.
Follow-up Uitkomst(en)
Beoordeling
Na 12 maanden tweede assessment (1,505).
B
Lifetime prevalentie: suïcidepogingen 7,1% en suïcidegedachten 21,1%. 90% van de adolescenten die een suïcidepoging had ondernomen had ook suïcidegedachten. Suïcidepogingen kwamen voor in conjunctie met depressie, middelengebruik, disruptieve stoornissen, maar niet met paniekstoornissen. Risicofactoren voor een suïcidepoging: vrouwelijk geslacht, uit een huishouden zonder vader, slecht onderwijs vader, eerdere pogingen, suïcidegedachten en mentale stoornissen.
263
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Angst e.a., 2002
Aantal: 403
Telefonische follow-ups in 1963, 65, 70, 75,80 en interview in 85
Mortaliteit volgens ICD-8
76% was overleden
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Doel studie: Vaststellen mortaliteit bij stemmingsstoornissen: follow-up over 34-38 jaar Studieopzet: Prospectief Setting: Universiteitsziekenhuis Locatie: Psychiatric Hospital University of Zürich, Zwitserland Training onderzoekers: Niet vermeld
Leeftijd: nvt Sekseratio: 114 m en 189 v Inclusie: Patiënten opgenomen wegens stemmingsstoornis tussen 1959 en 1963 Exclusie: Geen Ziekteprevalentie: nvt
In 1991 en 1997 mortaliteit volgens ICD-8 codes op basis van informatie van Federal Office of Statistics of Switserland
Standard Mortality Rate for suïcide
SMR suïcide 18.04 (mannen 13.49; vrouwen 21.87) SMR unipolaire depressie significant hoger dan bij bipolaire: 26.7 vs 12.3
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+/-/?): opeenvolgende patiënten Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+//?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+/-/?): + Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): + Uitslagen testen onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): ? Financiering: geen Bewijskracht studie: A2.
264
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Appleby (1991) Retrospectieve studie om mortaliteitsratios te berekenen (aangepast voor lft) bij vrouwen tijdens de zwangerschap en het eerste jaar na geboorte.
Algemene bevolking; vrouwen lfd 5-44 die suïcide pleegden periode 1973-1984
?
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Arensman, 1995
Prospectieve cohort studie in een catchement area
Inwoners van 793 4 jaar Leiden als suïcidepogingen populatie van de bij 690 personen catchment area Suïcidepogingen die weren gerapporteerd door de drie ziekenhuizen in de catchment area
De SMR voor postnatale suïcide was 0.17 – het actuele totaal was slechts 1/6 van wat was te verwachten. Deze lage ratio gold niet voor een doodgeboren vrucht, welke was geassocieerd met een ratio 6x verhoogd bij alle vrouwen die een kind kregen. De lage ratio was minder duidelijk, maar ook aanwezig bij tienerzwangerschappen en ongetrouwde moeders. Vrouwen die suïcide pleegden na geboorte deden dit meestal in de 1e maand, met een trend voor geweldadige methoden. De SMR voor suïcide tijdens de zwangerschap was 0.05 van alle zwangeren. Tieners hadden een substantieel hoger risico.
Follow-up
Beoordeling -C
Uitkomst(en)
Beoordeling
De incidentie van suïcidepogingen was respectievelijk 95 en 155 per 100.000 persoonsjaren voor mannen en vrouwen Risicogroepen waren jongere leeftijd (<40 jaar), vrouwen, lage opleiding, werkloosheid, echtscheiding en gehandicapt
A2 De studie was beperkt tot suïcidepogingen waarvoor behandeling werd gezocht in een algemeen ziekenhuis. Er is veel inspanning verricht om selectieve onderrapportage uit te sluiten.
265
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Arie e.a. 2005.
Beschrijvend (gebaseerd op werk auteurs met adolescenten in 3 verschillende settings).
Settings: 1. Psychologische studies na de dood (18-21 jarigen), 2. Suïcide gedurende militaire dienst (the Israel Defense Force), 3. Klinisch werk met suïcidale jongeren gedurende hun psychiatrische opname.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
ArsenaultLapieree, 2004
Review 27 studies
Doel: persoonlijke factoren die te maken hebben met suïcidaliteit.
3275
Aantal
Aantal suïcides
Follow Uitkomst(en) -up
Beoordeling
Het lijkt erop dat er sprake is van twee typen suïcidaal gedrag: 1. gerelateerd aan defecten in de impulscontrole en kan gerelateerd zijn aan defecten in de serotonine metabolisme, 2. gekarakteriseerd door narcistic injury of vernedering, gecombineerd met sociaal georiënteerd perfectionisme (wanneer gecombineerd met schizoïde trekken is de persoon niet langer in staat om hulp te vragen en verkeert in een ondragelijke situatie).
Follow-up
Uitkomst(en)
C
Beoordeling
79-90% van de suïcides heeft tenminste 1 A2 psychiatrische diagnose; Mannen vaker middelenmisbruik, pers. Stoornis en ontwikkelingsstoornis; Vrouwen vaker affectieve stoornissen
266
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Baldesserini, Hennen J. (2004)
Review/metaanalyse om de genetische component voor suïcidaliteit te bepalen
Controlled family studies 20
uteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Beautrais e.a., 1996.
Case-control design.
Jongeren (13-24 jaar) die een serieuze suïcidepoging hadden ondernomen en een random geselecteerde controlegroep.
282
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Beautrais e.a., 2003.
Beschrijvend review.
Adolescenten (15-19 jaar) en jongvolwassen en (20-24).
Doel: relatie tussen risico op een serieuze suïcidepopging en 1. aantal sociaal-demografische factoren, 2. ervaringen kindertijd, 3. mentale stoornissen.
Doel: review van de belangrijke levensloop factoren en processen die geassocieerd worden met de ontwikkeling van suïcidale gedragingen in jongeren.
Aantal
Follow-up
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Bijna 5x groter RR voor suïcidale gedragingen onder naasten van index cases met suïcidaal gedrag vergeleken met naasten van niet-suïcidalen. RR was groter voor suïcide dan voor pogingen.
- A1
Uitkomst(en)
Beoordeling
B Toename kan serieuze suïcidepoging bij jongeren: met een sociale achterstand (minder goed opgeleid, meer residentieel mobiel en lager jaarinkomen in vergelijking controlegroep), die in hun kindertijd te maken hadden gehad met tegenslagen (seksueel misbruik, lage ouderlijke zorg en slechte ouderlijke relatie) en bij wie sprake was van psychiatrische morbiditeit (affectieve stoornis, middelenmisbruik en antisociale stoornis).
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Ontwikkeling van suïcidale gedragingen in jongeren C heeft betrekking op een complexe wisselwerking tussen: genetische factoren, sociale ervaringen, familieomstandigheden, persoonlijkheidstrekken, blootstelling aan stress en mentale gezondheidsproblemen.
267
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Beck e.a 1985
Auteur, jaar
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Prospectieve studie Opgenomen patiënten met suïcide-ideatie
207
5-10 jaar
Patiënten met een hoge score op de BHS, hebben een grotere kans op suïcide dan degenen die laag scoren.
B
Studietype
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Beck e.a. 1989a Prospectieve studie Opgenomen patiënten met suïcide-ideatie
141
5-10 jaar
Replicatie van Beck e.a. 1985 dat patiënten met suïcide- B ideatie en een hoge score op de BHS een grotere kans op suïcide hebben.
Auteur, jaar
Studietype
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beck e.a (1989b)
Prospectieve studie Opgenomen patiënten die 413 een suïcidepoging gedaan hebben
7-12 jaar
Niet hopeloosheid maar alcoholisme blijkt een suïcide te B voorspellen bij deze populatie
Auteur, jaar
Studietype
Beck e.a 1990
Populatie
Populatie
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Beoordeling
Prospectieve studie Ambulante psychiatrische patienten
1958
ja
B
Auteur, jaar
Studietype
Aantal
Uitkomst(en)
Bonnewijn, et al. 2009
Review artikel Lit 2000-2009
Suicidality and suicide in older people
Populatie
Beoordeling
Populatie
Inclusie artikelen N=29 die onderzoek beschrijven naar Riks en protective Suicide related ideations, Factors suicide-related communication, Potential Suicide related prevention strategies reviewd behaviour Statische metaanalyse.
Leeftijd boven 50 jaar en ouder.
Patiënten met een hoge score op de Beck Hopeloosheid Schaal (BHS) hebben in vergelijking met de groep die laag op de BHS score een elf maal hogere kans op suïcide
Beoordeling
Risico factoren correlatie tussen B Geslaagde suïcides; Proximale factoren: MDD, psychiatrische ziekten, toename van risico bij meerdere somatische ziekten, middelen misbruik, financiële problemen, slecht slapen, verweduwd of gescheiden, sociale interactie, functionele beperkingen, werkwijziging, onenigheid in de familie, cerebrovasculaire risicofactoren, en eerder suïcidepogingen. Suïcidepogingen MDD, Sociale isolatie, eerdere suïcidepogingen, slechte ADL. Meer vrouwen dan mannen, Traumatische ervaringen, geschiedenis van misbruik. Suïcide-ideatie
268
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Uitkomst(en)
Beoordeling
Is onafhankelijk significant geassocieerd met MDD; hoge leeftijd; ontbreken sociale steun; beperkingen in ADL; lagere opleiding: beperkte sociale participatie en slechte lichamelijke gezondheid. Doodswens Depressie en angst symptomen worden gerapporteerd. Na correctie voor depressie blijkt fysiek welbevinden en huwelijksproblemen significant te correleren. Suïcide intentie Suïcide intentie is gecorreleerd met letaliteit van de suïcidepoging. Bij ouderen wordt een hogere suïcide intentie gemeld vergeleken met jongere personen. Vooral een hogere letaliteit bij mannen, overall een grotere mate van planning van een suïcide. (B) niveau. Beschermende factoren Sense of belonging is een beschermende factor, zowel als antecedent factor en als psychologische dimensie. In psychologische zin is deze factor zelfs bij een depressie beschermend. Positieve toekomst oriëntatie bij een depressie verlaagt de suïcideideatie. De persoonlijkheidstrait Positief affect is beschermend tegen het ontstaan van suïcide-ideaties. Hogere sociale status is bij mannen beschermend. Morele bezwaren en zorgen om kinderen zijn beschermend. Positieve emoties zijn beschermend bij chronische somatische problemen. Psychologische factoren Persoonlijkheidskenmerken, met name narcistische Hopeloosheid, risicofactor Coping gevoel van inadequate coping, geeft verhoogd risico. Attitude met betrekking tot suïcide, geloof kan beschermend werken en relatie/ zorgen om kinderen. Dementie Personen die stierven aan een suïcide met dementie, hadden minder pogingen gedaan dan suïcidanten zonder dementie. Opgenomen dementiepatiënten hebben een lager suïcide risico. Bij dementerende wordt mogelijk een verhoogd risico gemeld vóór een ver gevorderd stadium, waar men nog inzicht heeft in het eigen functioneren en cognitieve achteruitgang. Neuropsychologisch functioneren
269
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Uitkomst(en)
Beoordeling
Slecht cognitief kunnen functioneren is significant geassocieerd met suïcidale ideaties en doodswensen, waarschijnlijk is dit geassocieerd met depressie en hopeloosheid.
Auteur, jaar
Studietype
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
31159 Bostwick, 2000 Review 59 studies Psychiatrische patienten, kliniek, polikliniek
Life-time
Suicidale patienten die opgenomen zijn: lif time suïcide risico 8,6% Opgenomen patienten met affectieve stoornis: 4%
A1
Auteur, jaar
Follow-up Uitkomst(en)
Studietype
Populatie
Populatie
Aantal
Aantal
Adoptie en tweelingstudies maken duidelijk dat familiaire transmisssie van suicidal gedrag kan worden toegewezen aan genetische factoren. Er is enig bewijs dat de transmissie van suicidaal gedarg gemediëerd wordt door de transmissie van impulsieve agressie. Andere, minder goed onderzochte, mediators zijn neuroticisme, neurocognitieve beperkingen. Toch, omdat op zijn hoogst 50% van de variantie kan worden toegeschreven aan de gene, blijft er een significante rol voor omgevingsfactoren.
Brent D.A. & Review naar Melhem (2008) familiaire transmissie van suicidaliteit
Tweelingstudies, adoptiestudies en familiestudies
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Brezo, 2006
Review 90 studies Persoonlijkheidske Ca. 20.000 nmerken voor - suicidanten -Pogers -Suicide- ideators
Aantal
Beoordeling - A2; - hoe aan de besproken artikelen gekomen is, blijft onduidelijk. Het precieze aantal studies eveneens.
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Divers
Hopeloosheid, neuroticisme en extraversie zijn A1 voorspellers voor pogers en mindere mate ideators en suicidanten Meer onderzoek is nodig voor:agressie, impulsiviteit, boosheid, irritatie, vijandigheid en angst
270
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Bridge e.a., 2006. Beschrijvend review. Doel: 1. beschrijvende epidemiologie, 2. onderzoek naar de risico- en beschermfactoren jongerensuïcide.
Auteur, jaar
Populatie
Follow Uitkomst(en) -up
Suïcidaliteit (gedachten tot gedragingen) onder adolescenten.
Studiety Populatie pe
Brown e.a., 2000 Cohort
Aantal
Psychiatrische polklinische patiënten
Beoordeling
C Epidemiologie: suïcidaliteit neemt toe van kindertijd naar adolescentie, suïcidecijfers zijn hoger bij mannen, vlugge culturele transities kan suïcidaliteit doen toenemen, afgelopen decennium is sprake geweest van afname van suïcidecijfers in aantal landen (mogelijk wapenbeleid of SSRIs). De drie meest voorkomende suïcidemethoden zijn: wapens, ophangen en vergiftiging. Risicofactoren suïcide(poging): suïcidegedachten, eerder suïcidaal gedrag, letaliteit poging, voornemen/motivatie, interpersoonlijke conflict of verlies (in het bijzonder middelenmisbruik), mentale stoornis, fysieke gezondheid, gezondheidsrisicogedrag, persoonlijkheid- en psychologische factoren, familiaire (incl. omgeving) factoren, biologische factoren, blootstelling suïcide en toegankelijkheid dodelijke middelen.
Aantal
Follow Uitkomst(en) -up
Beoordeling
N= 6891
20 jaar Helft van suïcides sprake van een persoonlijkheidsstoornis
C
Aantal
Follow Uitkomst(en) -up
Beoordeling
Geen
D studie
Auteur, jaar
Studiety Populatie pe
Brown e.a. 2004
Inventaris Psychologen die met 681 ouderen werken. atie meningen psycholog en over risicofacto ren bij ouderen.
De volgende items werden door psychologen als belangrijke signalen beschouwd. Eerdere suïcidepogingen en ernst Hopeloosheid Acute suïcidale ideatie Drinken van toxische vloeistof Major Depressie, Familie historie van suïcide Medicatie (?), Eten weigeren Verlies en eenzaamheid, Pijn
271
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Burger e.a., 2005
Prospectieve cohort studie in een catchement area
Inwoners van Den 964 Haag als populatie suïcidevan de catchment pogingen area
Auteur, jaar
Studietype
Burger e.a., 2009
Prospectieve cohort Inwoners van studie in een Den Haag als catchement area populatie van de catchment area
Populatie
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Beoordeling
2 jaar
B De studie was beperkt tot suïcidepogingen waarvoor behandeling werd gezocht in een algemeen ziekenhuis. Routine registratiestudie. Een zekere mate van selectieve onderrapportage valt niet uit te sluiten
Met uitzondering van de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder is het aantal suïcidepogingen bij vrouwen hoger dan bij mannen, tot een factor 5 voor jonge vrouwen De incidentie van suïcidepogingen is verhoogd bij Turkse (RR 2,5) en Surinaamse (RR 1,7) vrouwen van 15-24 jaar
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Beoordeling
1.458 suïcidepogingen 128 suïcides
3 jaar
B De studie was beperkt tot suïcidepogingen waarvoor behandeling werd gezocht in een algemeen ziekenhuis. Routine registratiestudie. Een zekere mate van selectieve onderrapportage valt niet uit te sluiten
De incidentie van suïcidepogingen was respectievelijk 72 en 134 per 100.000 persoonsjaren voor mannen en vrouwen In vergelijking met autochtone Nederlanders was de incidentie van suïcidepogingen significant lager voor Marokkaanse mannen (RR 0,32) en vrouwen (RR 0,57). De incidentie was significant hoger voor Turkse vrouwen (RR 1,50). Het risico was het meest verhoogd voor jonge Turkse vrouwen van 15-24 jaar (RR 2,2) en voor jonge Surinaamse vrouwen (RR 1,7). Het risico was significant lager bij Surinaamse vrouwen van 35-44 (RR 0,48) en 45-54 jaar (RR 0,38) Met uitzondering van Surinaamse mannen was het aantal suïcides bij immigranten niet hoger dan bij autochtone Nederlanders. Bij jong Turkse en Surinaamse vrouwen werden 100 suïcidepogingen, maar geen suïcides geregistreerd.
272
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Followup
Burger e.a., 2010
Prospec-tieve cohort studie in een catchement area
Inwoners van Den Haag als populatie van de catchment area
1.034 2 jaar suïcidepogingen
Uitkomst(en)
Beoordeling
De verdeling van suïcidepogingen naar leeftijd en geslacht is vergelijkbaar met onderzoek in eerdere jaren. In vergelijking met autochtone Nederlanders was de incidentie van suïcidepogingen significant hoger voor Turkse vrouwen Turkse vrouwen van 15-24 jaar en van 25-34 jaar. De incidentie van suïcidepogingen was nu ook verhoogd voor Surinaamse mannen van 2534 jaar. Voor Surinaamse vrouwen was de incidentie niet meer significant verhoogd.
B De studie was beperkt tot suïcidepogingen waarvoor behandeling werd gezocht in een algemeen ziekenhuis. Ondanks intensievere controle op de volledigheid van de registratie valt een zekere mate van selectieve onderrapportage niet uit te sluiten
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkom stmate n
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Cavanagh e.a., 2003 Doel studie: Relatie psychiatrische stoornis en suïcide
Aantal: 76 van 154 psychologische autopsie onderzoeken; 54 caseseries en 22 case-control studies verkregen via medische databases
DSM III, II-R of IV
% psychiatrische stoornis
Ongeveer 90% had psychiatrische stoornis met name depressie.
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Studieopzet: Systematic review van psychologische autopsie onderzoeken Setting: nvt Locatie: nvt Training onderzoekers: Niet vermeld; twee onafhankelijke onderzoekers deden data extractie en analyse volgens protocol search strategie
Leeftijd: nvt Sekseratio: 114 m en 189 v Inclusie: Onderzoeken die aan search strategie voldeden Exclusie: Onderzoeken die niet voldeden aan de search strategie Ziekteprevalentie: nvt
Andere variabel en (sociale)
Andere variabelen minder hoge pervcentages
Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+//?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+/-/?): + Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): + Uitslagen onderzoeken onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): + Bewijskracht studie: A2.
273
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Case-control Cheng e.a., 1997
3 etnische Chinese groepen
N=116
Auteur, jaar
Populatie
Aantal
Studietype
Literature Cherpitel review e.a. 2004 This article reviews and summarizes associations between acute alcohol consumption (with and without intoxication) and suicidal behavior (both completed suicide and suicide attempts) among adults. Although there is a substantial literature of published studies on
Follow-up Uitkomst(en)
Follow-up
Patienten: in the table Jaren with information of the Not rrelevant. 19 years and 53 articles, the N is older. Acute described). alcohol use Articles: searched and between 1991 and 2001. completed suicide or 37 studies with data on acute alcohol acute alcohol use and use and completed suicide. 16 suicide studies with data on attempts. acute alcohol use and suicide attempt.
Kenmerken:
Published research on suicide and acute alcohol use includes two primary data sources: Coroner’s Case-Series Studies. usually include toxicology screening and blood-alcoholconcentration measurements Psychological Autopsy
Beoordeling
46-76% van de suïcides sprake van een persoonlijkheidsstoornis
C
Uitkomst(en)
Beoordeling
Evidentie-niveau 37 studies on acute alcohol use and Search strategies described completed suicide: average acute well. alcohol use was 37%, median 36%, and Common methodologic the range was 10 to 69%. limitations included the lack of control groups (for 16 studies with data on acute alcohol evaluating risk conferred by use and suicide attempt, the mean alcohol use), selection and percentage of alcohol use was 40%, ascertainment bias, and median 41%, and the range was 10 to small sample sizes. 73%. Enough information of original studies These highly variable results make it difficult to draw conclusions about the relationship between acute alcohol use Opmerkingen The majority of articles and suicidal behaviors. reviewed were descriptive The case-crossover method may be an studies that evaluated the prevalence of alcohol-positive ideal epidemiological strategy for the study of acute alcohol use and suicidal tests among samples of completed or attempted behavior. suïcides. Current alcohol and drug use predicted subsequent suicide attempts after The purposes of the studies also controlling for sociodemographic factors differed. Some focused on the and comorbid mental disorders demographic/social (including alcohol abuse/dependence), characteristics and clinical
274
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Studietype
Chioqueta Cross-sectie e.a., 2004
Follow-up
Studies. Data from coroner reports or other public records and interviews with the suicide victim’s family members and close friends are analyzed to create a psychiatric profile of the person before death.
acute alcohol use and suicidal behavior, the majority of studies focus on completed suicide and report prevalence estimates.
Auteur, jaar
Aantal
Uitkomst(en)
Beoordeling
suggesting that the effects of substance use disorders on suicide attempts were not entirely due to the effects of comorbid mental disorders but to the intoxicating effects of substance use itself.
diagnosis of cases, whereas others focused on attempt trends over time or timing of attempt (day, night, weekly, weekend). -
Kwaliteitsniveau: A2
Two basic data sources for current research on suicide attempt and acute alcohol use are hospital-based emergency department (ED) and much less frequently, population based studies.
Populatie
Aantal
Poliklinische patiënten, as N=142 I en AS II vergeleken
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
T. suïcide vooral bij cluster A en B persoonlijkheidsstoornissen
C
275
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Conner, e.a. (2001)
Review van 9 case-control en 37 cohort studies (23 psychiatrisch en 14 nietpsychiatrisch)
Diverse populaties patiënten die zich suïcideerden en case controls uit zelfde populatie
Ca 2500
divers
A2 Van de vijf psychologische constructen (impulsiviteit/agressie; depressie, hopeloosheid, angst en zelfbewustzijn/ sociale isolatie. 14/20 (=70%) van de studies vond een significant verschil in mate van impulsiviteit/agressie tussen beide populaties. Van de vijf constructen is in deze studie impulsiviteit/agressie een betere voorspeller dan depressie, angst en hopeloosheid
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Informatie-bronnen bestaand uit naasten, vrienden, collegae, hulpverleners.
141 Geen suïcidanten werden onderzocht. van alle leeftijden
Retrospectief Conwell e.a. 1998 studie Post mortum psychologische autopsie volgens interview methode
Beoordeling
Beoordeling
C studie Ouderen vertoonden een significant verschil met betrekking tot een hoger suïcide intentie, meer planning en minder signalen geven. Het aantal pogingen ten opzichte van geslaagde suïcides bij ouderen bedraagt 4:1 en i.t. jongeren 200:1 en adults 10:1. Mannen deden beduidend minder pogingen voor hun geslaagde suïcide. Vrouwen hadden vaak een poging gedaan voor hun geslaagde poging. De aanwezigheid van een affectieve stoornis was significant.
276
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Cooper e.a. 2006
Ontwikkeling van een model waarmee herhaling van suïcidaal gedrag binnen zes maanden werd voorspeld.
Populatie
Aantal data afkomstig van 6.933 cases die werden behandeld in drie van de vijf ziekenhuizen (n=9089)
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Uit het onderzoek bleek dat 94% (BI 92B studie 95%) van alle patiënten die binnen zes maanden een herhaalde poging deden (n=1.583, 17%, waarvan 22 suïcides) bij de indexpoging voldeden aan de volgende vier criteria: eerder een suïcidepoging gedaan, in psychiatrische behandeling, ooit een psychiatrische behandeling ondergaan, indexpoging gedaan met benzodiazipines
277
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Corbitt e.a., 1996 Doel studie: Vaststellen verband tussen depressie, persoonlijkheidsstoornis en suïcidaal gedrag
Aantal: 102 met depressie
DSM IIIR as I met SCID
% As II stoornis
HDRS gem. 29
Aantal en lethaliteit van suïcidepogingen
Bij groep borderline patiënten meer suïcidepogingen en hoger aantal. Dit kon niet verklaard worden door ernst van depressie.
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Studieopzet: Prospectief Setting: Western Psychiatric Institute and Clinic Locatie: Pittsburg,VS Training onderzoekers: Niet vermeld
4 groepen persoonlijkheidsstoorn is: geen, borderline, andere cluster B, andere cluster. Leeftijd: gem. 34,9 (18-64 jaar) leeftijd van BP lager Sekseratio: 46 m en 56 v; meer vrouwen bij BP Inclusie: Patiënten opgenomen met depressie
Persoonlij kheidstes ts PDE en IPDE HDRS Beck Hopeless ness Scale Scale for Suicidal Ideation Lethality Rating Scale
comorbiditeit
Geen verschil in mate van lethaliteit van de poging
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+/-/?): nvt; groepen niet even groot. Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+/-/?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+/-/?): +
Exclusie: organische stoornis
Valide testen (+//?): +
Ziekteprevalentie: nvt
Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): + Uitslagen onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): + Financiering: geen Bewijskracht studie: B.
278
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Cukrowicz e.a. (2010).
Patïenten met een depressieve stoornis
21 patiënten (68% van de oorspronkelijke studie)
1 en 3 maanden na afloop van de oorspronkelijke studie
- BSSI >4 -B - SASII Respondenten geven geen verandering of vermindering aan van suïcidale gedachten. Geen van de respondenten heeft in de periode van deze followup suïcidaal gedrag vertoont.
Populatie
Aantal Follow- Uitkomst(en) up
Follow-up studie na oorspronkelijke studie om te onderzoeken of meedoen aan een studie naar suïcidaal gedrag, suïcidaal gedrag verergert.
Auteur, jaar Studietype Deluty 1998 Wanneer is een suïcide acceptabel?
RCT onder studenten 455 naar de acceptatie studenten van suïcide, door middel van cases en vragenlijsten over acceptatie en perceptie van suïcide
Auteur, jaar Studietype Erlangsen e.a. 2008
Populatie
Retrospectief 50+ populatie onderzoek
Terminale lichamelijke ziekte wordt gezien als een acceptabele oorzaak voor een suïcide.
Beoordeling
Beoordeling B studie
Depressies worden niet gezien als een acceptabele reden voor een suïcide. Ook niet als de persoon al 20 jaar aan depressies lijdt.
Aantal Follow- Uitkomst(en) up 2500.0 199000 2000
Beoordeling
Na het stellen van de diagnose dementie tijdens B studie een opname was het suïcide risico voor ouderen 3 maal zo hoog.
Diagnose dementie en suïcide
279
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Ernst, 2009
Selectieve literatuur review
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Followup
290 referenties
Populatie
Aantal
n= Evans e.a. 2005 Systematische review van studies 513.188 naar de prevalentie van suïcidaal gedrag bij adolescenten
128 studies
Auteur, jaar
Studietype
Aantal
Fawcett e.a. (1990)
954 Wordt niet vermeld Patiënten met depressieve stoornis
Populatie
Followup
Uitkomst(en)
Beoordeling
Resultaten van onderzoeken naar de rol bij suicidaal gedrag van familiebanden, serotonine, dopamine, adrenaline, noradrenaline, glutamaat, GABA, opioiden, acetylcholine, cal signaal systemen, lipiden, HPA-as, polyaminen en astrocyten en oligodendriten
B Overwegend inhoudelijke bespreking van beschikbare literatuur; geen systematische literatuur searches; geen meta-analyses; zeer heterogene studiepopulaties
Uitkomst(en)
Beoordeling
The mean proportion of adolescents reporting they had A1 attempted suicide at some point in their lives was 9.7% (95% CI, 8.5-10.9), and 29.9% (95% CI, 26.133.8) of adolescents said they had thought about suicide at some point. Females were significantly more likely than males to report most suicidal phenomena.
Followup
Uitkomst(en)
Beoordeling
n.v.t.
9 klinische kenmerken zijn geassocieerd met suïcide. Waarvan 6 (paniekaanvallen, ernstige psychische angst, verminderde concentratie, slapeloosheid, gematigd alcohol misbruik en anhedonie) met suïcide binnen 1 jaar. 3 andere (ernstige hopeloosheid, suïcide-ideatie en voorgaande poging) met suïcide die plaatsvond na 1 jaar.
-C
280
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, Studie Pop Aantal jaar type ulati e Fazel e.a. 2008
Metaanalysis
Follo Uitkomst(en) w-up
Priso - 34 studies of Not report ners 4,780 prison ed suïcides - Publications were from 12 countries: US, England, Wales, Canada, Austria, Australia, The Netherlands, Scotland, France, Italy, New Zealand, Germany - 8 studies used a randomly selected or matched control group; 26 studies used the total or average prison population from a matched time period
Risk factors prison suicide - Demographic factors: white ethnicity (OR=1.9; 95% CI 1.7-2.2), being male (OR=1.9; 95% CI 1.4-2.5), being married (OR=1.5; 95% CI 1.3-1.7) - Criminological factors: occupation of single cell (OR=9.1; 95% CI 6.1-13.5), detainee/remand status (OR=4.1; 95% CI 3.5-4.8), serving a life sentence (OR=3.9; 95% CI=1.1-13.3) - Clinical factors: recent suicidal ideation (OR=15.2; 95% CI 8.527.2), history of attempted suicide (OR=8.4; 95% CI 6.2 -11.4), having a current psychiatric diagnosis (OR=5.9; 95% CI 2.315.4), receiving psychotropic medication (OR=4.2; 95% CI 2.96.0), and having a history of alcohol use problems (OR=3.0; 95% CI 1.9-4.6) - Black race/ethnicity was inversely associated with suicide (OR=0.4; 95% CI 0.3-0.4) - Few differences were found in risk estimates when compared by study design or publication type
Beoordeling -C Study strengths - Also includes 9 gray papers (thesis and internally and externally published reports from correctional services) - For some associated factors, gray literature appears to report lower effect sizes, and this finding underlines the importance of including gray literature in reviews of observational or intervention studies in the field of forensic psychiatry
Study limitations - Problems of suicide registration and classification - All included studies were retrospective in design, usually indicating they were subject to incomplete recording of previous events Conclusion - Studies varied with regard to control Several demographic, criminological, and clinical factors were group associated with suicide in prisoners, the most important being populations, with randomly selected or occupation of a single cell, recent suicidal ideation, a history of attempted suicide, and having a psychiatric diagnosis or history of matched control groups, annual average prison population, average daily prison alcohol use problems. As some of these associations included potentially modifiable environmental and clinical factors, there is population, and total prison population being variously used scope for targeting these factors in suicide prevention strategies for individuals in custody
281
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Fergusson e.a., 2000. Doel: relatie tussen ontwikkeling suïcidaal gedrag en 1. omstandigheden in de jeugd, 2. mentale stoornissen, 3. levensgebeurtenissen.
Auteur, jaar
Populatie
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Data uit een Jongeren longitudinale (15-21 studie (geboorte jaar). cohort, 21 jaar).
1,265
Geboorte, 4 maanden, 1 jaar, jaarlijkse intervallen tot 16 jaar, 18 jaar en 21 jaar.
Studietype
Aantal
Populatie
Systematische review van Suïcide en chronische pijn onderzoeksartik elen over pijn en suïcide
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Fowler e.a., 1986.
Data uit ‘the San Diego Suicide Study’.
133 10-29 jarigen die tussen 1981 en 1983 suïcide hebben gepleegd.
Doel: relatie tussen jongerensuïcide en alcohol- drugsmisbruik
Aantal
B
Risicofactoren en levensprocessen geassocieerd met de ontwikkeling van suïcidaal gedrag: sociale achtergrond (lage SES), familiefactoren (veranderingen ouderschap, seksueel misbruik, alcoholmisbruik ouders en minder goed gehecht aan ouders), persoonlijkheidsfactoren (neuroticisme en hoge score op impulsiviteit/risicovol gedrag), mentale stoornissen in adolescentie (depressie, angststoornissen, middelenmisbruik en gedragsstoornissen) en blootstelling aan nadelige levensgebeurtenissen.
Follow-up Uitkomst(en)
18 1966artikelen 1999
Fishbain 1999
Tot 21 jaar rapporteerde 28,8% suïcidegedachten en 7,5% een suïcidepoging te hebben ondernomen.
Beoordeling
Hoge prevalente van suïcide-ideaties onder patiënten met chronische pijn. Tevens is er een correlatie tussen de duur van de pijn, de intensiteit van de pijn, centrale pijn en bijkomende depressie.
Follow-up Uitkomst(en)
Beoordeling A1
Beoordeling
B 70 jongeren (53%) had als belangrijkste diagnose middelenmisbruik, 32 hiervan (24%) had ook een aanvullende belangrijkste diagnose (atypische depressie, atypische psychose, aanpassingsstoornis met depressie). De relatie tussen middelenmisbruik en de aanvullende diagnose was onbekend.
282
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, Studietype jaar
Populatie
Retrospectief dossier 60-90 studie Na Van psychiatrische suïcidepoging consultatie na TS Suïcide attempts Leeftijd, ras, seks, burgerlijke staat, by the somatische en Old en the Very psychiatrische diagnoses, alcohol, medicatie, ernst Old van de poging, en eerdere TS en werden onderzocht. Frierson 1991
Aantal
Follow-up
95 overlevers van een TS
Uitkomst(en)
Beoordeling
58% waren mannen, 39% vrouwen. Toegenomen ernst van de TS bij toename leeftijd. Aanwezigheid psychiatrische stoornis vnl. major depressie Alcohol gebruik bij TS nam af bij hogere leeftijd.
B studie
Redenen: Slechte gezondheid Eenzaamheid Rouw Onderbehandeling van alcoholmisbruik werd geconstateerd.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow Uitkomst(en) -up
Garssen e.a. 2006
Retrospectieve cohort studie in een catchment area
Bevolking van Nederland als populatie van de catchment area
13.737 9 jaar Het gestandaardiseerde sterftequotiënt (SMR) was suïcides significant verhoogd ten opzichte van autochtone Nederlanders voor manlijke immigranten uit België, Zuid Europa, Oost Europa, Noord Amerika, Midden Amerika, Suriname, Sri Lanka, Oceanië en voor jongvolwassen Turkse mannen. Voor vrouwelijke immigranten was de SMR voor geen van de herkomstlanden significant verhoogd. Met uitzondering van jongvolwassen Turkse mannen was de SMR significant verlaagd ten opzichte van autochtone Nederlanders voor mannelijke en vrouwelijke immigranten uit Turkije en Marokko en voor vrouwen uit Irak, Iran en Kaapverdië.
Beoordeling B De studie was beperkt tot suïcides die routinematige werden geregistreerd door het CBS. Variatie in de rapportage kan niet worden uitgesloten.
283
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Garssen e.a. 2007
Retrospectieve cohort studie in een catchment area
Bevolking van Nederland als populatie van de catchment area
10 jaar 339 eerste of tweede generatie Surinamers die door suïcide zijn overleden
Uitkomst(en)
Beoordeling
De incidentie van suïcide is significant hoger bij Hindoestaanse en Creoolse mannen die die bij autochtone Nederlandse mannen. De incidentie van suïcide bij Surinaamse vrouwen wijkt in de meeste gevallen niet af van die van autochtone Nederlandse vrouwen.
B De studie was beperkt tot suïcides die routinematige werden geregistreerd door het CBS. Variatie in de rapportage kan niet worden uitgesloten. Etniciteit werd vastgesteld aan de hand van de achternaam
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal Follow- Uitkomst(en) up
Beoordeling
Gearing e.a. 2009
Systematische review van epidemiologisch onderzoek
?
?
B
Populatie
Mensen die verbonden zijn met een religie vertonen minder vaak suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Aantal
Goldstein e.a. (1991)
Cohort studie naar Patiënten met een 1906 het voorspellen affectieve stoornis van suïcide
Follow-up
Uitkomst(en)
periode ’70- Op basis van een multipele regressie ‘81 model was het risico op suïcide niet te voorspellen bij deze hoog-risico populatie klinische patiënten.
Beoordeling -B
284
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Gould e.a. (2005 )
RCT om te onderzoeken of het vragen naar suicidaal gedrag tijdens een screening stress of suïcidaal gedrag verergert
high school studenten van 6 scholen. Periode 20022004.
2342; 1172 experimentele en 1170 controle groep
2 dagen
- A2 BDI (zonder suïcide vraag in controle groep), suïcidale ideatie, suïcidale pogingen (in eerste survey alleen bij experimentele groep). Er werd geen verschil gevonden in distress, depressieve gevoelens en suïcidale ideatie tussen de twee groepen. Conclusie; geen iatrogene schade bij het vragen naar suïcidaal gedrag onder jongeren.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Meta-analyse naar Harris, E.C., Barraclough, B. het suïcide risico bij common mental (1997) disorders
Auteur, jaar
Studietype
Hasley e.a. (2008)
Systematische review naar eenduidigheid van de operationalisatie van suïcide intentie
Follow-up
249 studies in de periode 1966-1993
Populatie
Aantal 44 studies; 17 bestudeerde de relaties tussen verschillende suïcide risicofactoren en suïcide intentie en 25 de relatie tussen suicide intent en verschillende suicide uitkomstmaten
Follow-up
Beoordeling
Uitkomst(en)
Beoordeling
Standardized Mortality Ratios (SMR) en 95%CI zijn berekend van 44 stoornissen, 36 hebben een significant verhoogde SMR voor suïcide, 5 een verhoogde SMR, 1 SMR is niet verhoogd en 2 konden niet worden berekend.
-A1
Uitkomst(en)
Beoordeling
-suïcide intentie is niet eenduidig geoperationaliseerd, wordt soms als onafhankelijke, soms als afhankelijke variabele gebruikt in studies.
-B
285
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Haukka e.a. 2008
Prospectieve cohort studie naar terugkerend suïcidaal gedrag
Alle personen die 18.199 personen Gemiddelde tussen 1996 en follow-up 3.6 2003 in Finland jaar opgenomen zijn geweest vanwege een suïcidepoging
-B Risico op terugkerende suïcidepoging was 30%, risico op suïcide was 10%. Risico’s waren het grootst direct na ontslag.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Uitkomst(en)
Hawton e.a. 2005a
Review 29 studie
Schizofrenen > 16 10.000 jaar
Aantal
Follow-up
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Beoordeling
A1 Verhoogd suïciderisico: eerdere depressie; eerdere poging, drugsgebruik, agitatie en motorische onrust, angst voor desintegratie, slechte betrokkenheid bij behandeling, recent verlies. Conclusie: andere factoren dan schizofrenie alleen verhogen suïciderisico
286
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Hawton e.a. 2005b
Review van 36 studies
Patienten met een bi-polaire stoornis en realtie tot pogers en suicidanten
Case controles: Grote range 3672 cases en 136-14714 controls
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
A1 Voor suïcide de belangrijkste risicofactoren: eerdere poging en hopeloosheid. Voor suicidaal gedrag: suïcide in de familie, vroege start bi-polaire stoornis, omvang depressieve symptomen, ernst van affectieve episodes, aanwezigheid van gemengde affectieve toestanden, rapid cycling, co-morbide as 1 stoornis en druggebruik.
287
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, Studietype jaar Heisel & Flett 2006 The development of an initial validation of the Geriatric suicide ideation scale
Populatie
Aantal
Studie 1 Een 66 item schaal werd voorgelegd aan een heterogene groep ouderen MMSE SSI voor suïcide risico
172 65 + gemiddelde leeftijd 81,2 76% vrouw
Studie 2 GDS, Social Hopelessness Questionnaire werd afgenomen, fysieke gezondheid werd gescoord door de deelnemers. Satisfaction with life scale werd afgenomen. Daarna werden de geselecteerde vragen uit de GSIS voorgelegd.
10718 psychiatrische 65+ gemid- patiënten delde 89 niet leeftijd psychia81,5 trische 76 % patiënten vrouw
Follow- Uitkomst(en) up
Beoordeling
et onderscheidend vermogen werd geëvalueerd en de 66 vragen werden in vier domeinen ingedeeld. B studie Vier subschalen GSIS SI suicide ideatie GSIS DI doodsideatie GSIS LOSS: verlies van persoonlijke en sociale waarde GSIS MIL: Meaning in Life Na de eerste studie werden het aantal vragen gereduceerd. Psychiatrische patiënten hadden een significant hogere score op het totaal van de GSIS. DE SI en LOSS subschalen. Er werd een grote interne consistentie gevonden binnen de subschalen en de GSIS totaal werd betrouwbaar gevonden voor scores boven de 54 en beneden de 52. Ook werd een stabiele betrouwbaarheid gevonden in een test en retest situatie met een 1-2 maanden interval. De betrouwbaarheid is geslacht en leeftijd onafhankelijk. Het is niet volledig duidelijk of er een verschil is in scores voor dood ideatie tussen jongere en oudere ouderen. Hogere opgeleiden scoorden hoger op de suïcide-ideatie subschaal. Een positieve correlatie werd gezien tussen hoge scores op de GSIS en depressie, sociale hopeloosheid, en slecht fysiek welbevinden, en een negatieve correlatie met psychisch welbevinden, en de mate van tevredenheid met het leven.
288
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietyp Populatie e
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Heisel e.a. 2007 Narcistische persoonlijkheid en kwetsbaar heid voor suïcide
Retrospecti eve data analyse van patiënten van een dagbehand eling. Met controles
538 patiënten
1985-1999
Patiënten met narcistische persoonlijkheidsstoornis of kenmerken scoorde significant hoger op de HAM-D suïcide items, na correctie voor leeftijd, geslacht, depressie en cognitief functioneren.
B studie
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Henriksson e.a., 1993 Doel studie: Vaststellen prevalentie en comorbiditeit van psychiatrische stoornis bij suïcide
Aantal: 229
DSM as I-III diagnose
% psychiatrische stoornis
90% had 1 of meer diagnose op As I
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Prevalentie en comorbiditeit
Hoogste prevalentie depressie (59%) en alcoholmisbruik of – afhankelijkheid (43%).
Studieopzet: psychologische autopsie onderzoek van alle suïcides van 1 jaar Setting: nvt Locatie: Finland Training onderzoekers: Niet vermeld;
Leeftijd: nvt Sekseratio: 172 m en 57 v Inclusie: Patiënten overleden aan suïcide Exclusie: nvt Ziekteprevalentie: nvt
31% had As II diagnose Slechts 12% had geen comorbiditeit
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+/-/?): nvt Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+/-/?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+/-/?): + Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+//?): + Uitslagen onderzoeken onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): + Financiering: geen Bewijskracht studie: B
289
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Hoyer & Lund (1993)
Vrouwen Prospectieve cohort studie naar de negatieve associatie tussen aantal kinderen en suïcide
Auteur, jaar
Studiety Populatie pe
Isometsa e.a. 1996
Cohort studie
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
989 949 vrouwen follow up 15 met 1190 doden jaar (1970 door suïcide. 1985)
-B Ongetrouwde vrouwen hadden een hoger RR voor suïcide dan getrouwde vrouwen met en zonder kinderen voor alle leeftijden (< 65jr ) bij de start van de follow-up. Bij de getrouwden hadden de vrouwen met kinderen lager RR dan vrouwen zonder kinderen voor alle lft. Voor zowel premenopauze en postmenopauze vrouwen werd een sterke lineaire daling in RR voor suïcide met stijgend aantal kinderen in een huwelijk gevonden. Het effect van aantal kinderen was onafhankelijk van sociale klasse, gemeten met afgeronde schooljaren.
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
1 jaar
95% van de suïcides bij persoonlijkheidsstoornis was C er tevens sprake van depressie of middelenmisbruik
Suïcides in Finland in algemene N=229 populatie
Beoordeling
290
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Longitudinale studie (2-4 Doel: 1. meten prevalentie depressieve jaar). symptomen, suïcidegedachten en suïcidepogingen, 2. onderzoeken verloop en incidentie van deze symptomen bij followup en 3. onderzoek voorspellers van followup uitkomst. Ivarsson e.a., 1998.
Populatie
Aantal
Follow-up
Jongeren die 191 Gemiddeld 2 jaar na eerder waren (follow- opname. opgenomen op up 111). spoedeisende hulp van twee psychiatrische klinieken.
Uitkomst(en)
Beoordeling
B Bij meerderheid was sprake van afname van de depressieve symptomen. 13% (94% meisjes) bleef hoge niveaus van depressieve symptomen rapporteren bij follow-up. Een op de vijf adolescenten had matige tot ernstige niveaus van suïcidegedachten. 58% had vlak voor opname en tijdens follow-up een suïcidepoging ondernomen en 1% pleegde suïcide. Voorspellers depressieve symptomen: depressieve symptomen (follow-up) en V-diagnose (gedrags-, emotionele-, persoonlijkheids-, aanpassings- en psychotische stoornissen) bij opname assessment. Voorspellers suïcidepogingen (follow-up); eerdere suïcidepogingen voor opname, hoge niveaus zelfgerapporteerde depressieve symptomen en niet intacte familiestatus bij opname assessment.
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: James e.a., 2004
Onderzoeken tussen 1966 en 2003 via Medline, Psych LIT. 6 longitudinale followup en 16 psychologische autopsie onderzoeken
DSM as I of ICD diagnose ADHD, ADD of hyperactiviteit
% psychiatrische stoornis
Voor mannelijke jongeren wel enig verband tussen ADHD en suïcide, maar uit lange termijn onderzoek bleek de relatie bescheiden en onduidelijk of het een direct of indirect verband betrof. Waarschijnlijk houdt het verband met comorbide gedargsstoornis of depressie.
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Doel studie: Vaststellen verband tussen ADHD en suïcide Studieopzet: Review van epidemiologische en psychologische autopsie onderzoeken Setting: nvt
Leeftijd: nvt Sekseratio: 172 m en 57 v Inclusie: Patiënten overleden aan suïcide
Prevalentie en comorbiditeit
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+//?): nvt Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+//?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+//?): +
291
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Exclusie:
Locatie: verschillende landen
Resultaten Risico op suïcide is 3 keer hoger dan bij mannelijke jongeren tussen 5 en 24 jaar in USA.
Ziekteprevalentie: nvt
Training onderzoekers: Niet vermeld
Beoordeling Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): + Uitslagen onderzoeken onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): ? Financiering: geen Bewijskracht studie: B.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Kessler e.a. 1999
normale bevolking 5877 (15-54 Survey after prevalentie van en jaar) risico factoren voor respondenten in de periode lifetime suïcide 1990-92
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
-C Van de respondenten 13.5% rapporteerden lifetime ideation, 3.9% een plan, en 4.6% een poging. Opgetelde kansen zijn 34% voor de overgang van ideation naar plan en 72% van een plan naar een poging, en 26% van ideation naar een ongeplande poging. Ongeveer 90% van de ongeplande en 60% van de geplande eerste pogingen gebeurde binnen een jaar na ‘onset’ van de ideatie. Alle significante risico factoren waren sterker geassocieerd met ideation dan met de voortgang van ideatie naar plan of poging.
292
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Kim e.a. 2005
Matched control design
Auteur, jaar
Studietype
King & Meta-analysis Merchant, 2008
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
418 247 nabestaanden171 matched controle groep zonder suïcide in de familie
nee
Nabestaanden hebben een tien maal grotere C kans dan de contolegroep op suïcide en suïcidepoging, ook na het controleren op psychopathologie
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
- 11,971 gay, lesbian and bisexual; 214,344 hetero-sexual people aged 1274 years - 4 studies involved people aged under 18 years; 18 involved people under 25 years - 4 studies included only women, 3 only men, 18 both sexes - 8 studies concerned high school and college students
28 Not reported - Two fold excess in suicide attempts in epidemiological lesbian, gay and bisexual people in the papers, 25 preceding year; pooled RR for lifetime risk studies: 2.47 (95% CI 1.87-3.28) - 4 longitudinal - Lifetime suicide attempt in gay and (1 with nonbisexual men RR 4.28 (95% CI 2.32-7.88) extractable data) - Lifetime suicide attempt in lesbian and bisexual women RR 1.82 (95% CI 1.59- 21 cross2.09) sectional - Comparable RR for suicide ideation - 5 with nonextractable data Conclusion - No case-control Lesbian, gay and bisexual people are at higher risk of mental disorder, suicidal ideation, substance misuse, and deliberate self harm than heterosexual people
Beoordeling C
293
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Beschrijvend review artikel Doel: review empirische (1998-2008). literatuur aangaande sociale en interpersoonlijke variabelen die een risicofactor vormen voor adolescentensuïcide. King e.a., 2008.
Auteur, jaar
Studietype
Kposowa 2001 Naturalistische studie
Auteur, Studie Populatie jaar type Kraut & Walld, 2003
Cross Relatie werk section suïcidepogers eel
Populatie
Aantal Follow-up
Uitkomst(en)
Factoren gerelateerd aan ouder-, familie- en C leeftijdsgenootrelatie vormen significante voorspellers van suïcidaal gedrag. Mishandeling, seksueel misbruik en/of verwaarlozing vormen risicofactoren voor suïcidaliteit onder adolescenten. Gepest worden door leeftijdsgenoten voorspeld suïcidaliteit (andere interne factoren die als mediator kunnen dienen spelen hierbij wel een belangrijke rol).
12-17 jaar, inclusief aantal studies waarin jonge adolescenten (18 – midden 20) en kinderen (jonger dan 12 jaar) zijn onderzocht.
Populatie
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Volwassen Amerikanen
471.922
10 jaar
Aantal 43188
Beoordeling
Beoordeling
Ontslagen mannen hadden de eerste drie jaar een twee C tot drie maal hogere kans op suïcide vergeleken met werkende mannen. Na vier jaar waren de verschillen verdwenen. Het verschil tussen werkende en ontslagen vrouwen in suïciderisico nam in de loop van de jaren juist toe. De auteur wijst op de hoge correlaties tussen ontslag, blijvende werkloosheid en psychiatrische problemen. Als gecontroleerd wordt voor psychiatrische problemen, lagere sociaal economische status en alleen levend bleek ontslag geen onderscheidende factor te zijn
Follow- Uitkomst(en) up Stabiele woonomstandigheden en huwelijk zijn beschermende factoren tegen suicidaal gedrag. Onvrijwillige werkloosheid is een risicofactor
Beoor deling B
294
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Krysinska & Martin, 2009
review
Studies naar populatie attibutie risico (PAR) en preventive fraction (PF)
Aantal
Uitkomst(en)
Beoordeling
-A2 - zowel PAR als PF zijn waardevolle concepten om -zoekstrategie en beoordeelde studies ontbreekt de ontwikkeling en effecten van suïcidepreventieprogramm a’s te beoordelen
Auteur, jaar
Studietype
Lesage e.a., 1994.
Psychologische 18-35 jarige 150 autopsie methode en mannen. case-control design.
Doel: relatie tussen specifieke mentale stoornissen en comorbiditeit met suïcide.
Populatie
Follow-up
Aantal Follow- Uitkomst(en) up
Beoordeling
Er bestaat een relatie tussen suïcide en specifieke mentale B stoornissen (in het bijzonder ernstige depressie, borderline persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik).
295
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studiet Populatie ype
Aantal
Follow- Uitkomst(en) up
Lewis, 2009
MetaGay/bisexual - 12 Not national analysis men and/or reported adult women betweenversus heterosexual group studies men and/or 1987-2003 women in US, UK, Austria, the Netherlands - 16 state/region al youth betweengroup studies1987 -2006 in US
National adult studies Prevalence of suicide ideation - With the exception of the US Latino and Asian study (lowest prevalence rates) results for suicide ideation are similar across the studies. Most studies show lifetime prevalence of 18-30% in heterosexual men (the Netherlands is an exception: 8%) and 40-55% in gay men - Although adjusted ORs are missing in many studies, available data suggest that gay men are ≥2 times likely to ideate suicide than their heterosexual counterparts - Dutch study shows the greatest disparity between both groups: lifetime prevalence of suicide ideation 8% in heterosexual vs. 41% in gay/bisexual Prevalence of suicide attempts - Although having any history of a suicide attempt was about twice as common in gay men (vs. heterosexual men) in the British study, all other studies show prevalence rates that are ≥3 times higher for gay men. Prevalence ranges from 8-25% in gay men and 1-13% in heterosexual men - No immediately discernible clustering among the studies - Dutch study shows the highest disparities between gay men and heterosexual men: lifetime prevalence of suicide attempts 1.5% in heterosexual vs. 14.5% in gay/bisexual - US studies show a longitudinal reduction in prevalence, with suicide attempts in both groups decreasing according to recentness of the study
Beoordeling C Study limits - Gay population is still inadequately captured in many of the studies (e.g. youth studies do not capture street youth or dropouts) - In- or exclusion of bisexual respondents - Problems with determining a respondent’s sexuality - Varied reporting methods and inherent geographic differences make comparisons difficult - Study locations at youth level also tend to be places with limited racial and ethnic diversity, such studies cannot be generalized to represent other students, particularly non-white students who may face ‘‘informal prejudice’’ within their ethnic or racial group
Regional youth studies - While the prevalence of suicide ideation or attempt is higher in the youth studies (despite use of 12-month prevalence data rather than lifetime prevalence), gaps between LGB and heterosexual respondents are less pronounced, particularly for suicide ideation - Where gender data were disaggregated, the 12-month prevalence of suicide ideation and attempts among gay and bisexual adolescent males was even higher than the lifetime
296
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studiet Populatie ype
Aantal
Follow- Uitkomst(en) up
Beoordeling
prevalence among adult men Prevalence suicide ideation - LGB youth were no more than 2 times as likely as their heterosexual counterparts to ideate suicide Prevalence suicide attempts - Prevalence of suicide attempts ranged from 3-13% among heterosexual vs. about 9-44% in LGB respondents - Although adjusted ORs are not provided in enough of the studies to directly compare LGB and heterosexual students, LGB students in every case appear at least 3 times more likely to have attempted suicide in the past year - Although the prevalence of suicide attempts generally declines overtime, some states (Massachusetts and Minnesota in particular) maintain relatively constant rates - LGB adolescents are more likely to experience risk factors, including substance abuse and poor safety at school, that may contribute to these outcomes
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Lindeman e.a. 1996
Review 14 studies Artsen die zich suïcideerden
Aantal 1000
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Vergeleken met andere professionals A1 hebben mannelijke dokters een hoger risco van 1.5-3.8 en vrouwelijke 3.7 tot 4.5; vergelijk met een algemene populatie mannelijke dokters 1.1-3.4 en vrouwelijke 2.5-5.7.
297
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, Studietype jaar Linehan e.a. 2000
?
Auteur, Studietype jaar Llorente e.a. 2003
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
?
?
?
Bij borderline , antisociale PS en mogelijk schizoïde PS kans suïcide verhoogd
?
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
B studie Het suïcide risico bij mannen met prostaat kanker was 4,24 maal zo groot dan bij de controle groep. 70% had een depressie en 60% had een arts bezocht in de maand voor de suïcide.
Mannen 65 jaar en Population ouder met prostaat based, kanker. retrospectief cohort controle studie.
Auteur, jaar
Studiet Populatie ype
Lorant, 2005
Cross sectioneel
Aantal
Is gehuwd zijn een 25476 beschermende factor in het verhoogde risico van lage soc. Econ. status
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Bufferende effecten van gehuwd zijn bij lage SES is in B de Europese landen gevonden bij volwassenen tot 65 jaar, niet voor ouderen
298
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Madge e.a. 2008
community-based 15- en 16-jarigen uit zes Europese landen en onderzoek onder (CASE-study) naar Australië het risico van herhaling van een suïcidepoging en/of zelfbeschadigend gedrag.
N=> 30.000
Auteur, jaar
Studietype Populatie
Aantal
Mann e.a. 1999
Matched control design
374
Auteur, jaar
Studietype Populatie
Marquet e a 2005 Epidemiologie van suïcide en TS in de huisarts praktijk
Retrospectie 1% van de Nederlandse populatie ve cohort studie
Opgenomen psychiatriche patiënten: 184 met een suïcidepoging; 163 zonder
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Het risico van herhaling was hoger na indexpogingen door snijden (59%) of een combinatie van methoden (63%), dan door een overdosis medicatie (45%)
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Geen verschillen in depressie en psychose, wel C meer life-time agressie en impulsiviteit bij pogers
Follow- Uitkomst(en) up
Beoor-deling
19832003
B studie
Verschillen tussen mannen en vrouwen Leeftijdfluctuaties: Piek rond 40 ste jaar Bij ouderen minder TS en relatief meer suïcides. Aanwezigheid van depressie: 30-35% Slaapstoornis 20%
299
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Marttunen e.a., 1993. Doel: belangrijke stressfactoren in jongerensuïcide.
Psychologische autopsie studie (systematische interview studie).
Interview ouders 13- 53 19 jarigen, interviews hulpverleners en informatie uit de overlijdensakte.
Follow- Uitkomst(en) up
Beoordeling
B Bij 70% was sprake van een belangrijke stressfactor in de maand voorafgaande aan de suïcide. Bij 10% was sprake van twee belangrijke stressfactoren. Conflicten, scheiding en interpersoonlijke gebeurtenissen deden zich het meest voor (62%). De overige meest voorkomende stressfactor bij jongens was disciplinair of juridisch van aard. De helft van deze factoren had zich 24 uur voorafgaande aan de suïcide voorgedaan en tweederde gedurende de laatste week. Degenen met weinig ouderlijke steun hadden vaker een interpersoonlijke scheiding, hogere aantal stressoren tijdens de laatste maand en vaker ernstige stress gedurende het jaar voorafgaande aan de suïcide.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Marzuk e.a. (1997)
Autopsie studie om risico op suïcide tijdens zwangerschap te berekenen
Alle vrouwen uit NY, USA in periode ’90-’93 die suïcide pleegden werden beoordeeld op zwangerschap (10-44 jaar)
315 suïcides, waarvan er 6 zwanger waren
Auteur, jaar
Studietype
Maser e.a. 2002 Naturalis-tische studie
Populatie
Aantal
Psychiatrische patiënten: 529 36 suïcide 120 pogers 373 geen suïcidaal gedrag
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
De SMR voor suïcide tijdens zwangerschap was - B 0.33; dat betekent dat het aantal suïcides onder zwangere vrouwen slechts een derde is van de verwachting.
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
14 jaar
C Onderzoek naar verschillende persoonskenmerken,pogers en suicidanten hadden meer impulsiviteit, middelengebruik en disbalans door bi-polaire stemmingswisseling
300
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Morrison & O’Connor 2008
Review van 5 prospectieve studies
Diverse populaties
1986
ja
Vier van de vijf studies tonen een verband aan B tussen toegenomen ruminatie en toegenomen suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Case studie Suïcide-ideatie werd gemeten met de GSIS. GSIS, Impulsivity geriatric suïcide ideation scale, is and Hopelessne een multidimentioneel ss as predictors meetinstrument voor suïcide-ideatie of suicide relates bij ouderen. ideation among Baratt older adults Impulsiviteits schaal en Beck Hopeloosheidsscha al Neufeld & O’Rourke 2009
Aantal Follow- Uitkomst(en) up
49+
117
Met suïcideideatie, Depressieve symptomen Eerdere TS, Affectieve stoornis met lichamelijke problemen
F 76 M 41
Auteur, jaar
Studietype Populatie
O'Çonner, 2007
Systema=tis 29 studies che review
Beoordeling
Aantal
Impulsiviteit, al of niet gecombineerd met depressie, is duidelijk significant gecorreleerd met suïcide-ideatie, vooral indien er geen zingeving meer is.
Beoord eling C studie
Deze correlatie is sterker dan bij hopeloosheid alleen. De GSIS onderzoekt 4 gebieden: 1 Suïcide-ideatie 2 Zingeving 3 Verlies van persoonlijke en sociale waarde 4 Doodwens En daarnaast eerdere pogingen.
Follow- Uitkomst(en) up Ondanks de verschillende operationalisaties van het begrip perfectionisme, wordt geconstateerd dat een hoge mate van perfectionisme samenhangt met suïcidaal gedrag
Beoor deling A1
301
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Otsama & Cohort studie naar Lönnqvist 2001 de doodsoorzaak van mensen die een suïcidepoging gedaan hebben
Populatie
Aantal
Follow-up
2782 (> 15 jaar) Gemiddeld mensen die een in de periode 5.3 jaar suïcidepoging ’89-‘ 96 gedaan hebben (geweldadig en niet-geweldadig) en behandeld zijn op een SEH
Auteur, jaar
Studietype Populatie
Aantal
Oquendo e.a. 2003
Cross studie Klinische patiënten opgenomen vanwege depressie
N=156
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
-C Mortaliteit door alle oorzaken was 15 x hoger dan verwacht bij mannen en 9x hoger bij vrouwen. SMRs bij mannen waren 5402 (95% CI 4339-6412) voor suïcide, 2480 (95% CI 9254835) voor moord , en 11,139 (95% CI 688416,680) voor niet-vastgestelde oorzaak; voor vrouwen achtereenvolgens 7682 (95% CI 54239585), 3763 (95% CI 52-5880) en 15,681 (95% CI 6894-22,294. 15% van alle suïcidepogers overleed binnen de gemiddelde follow-up periode van 5.3 jaar. Dood door suïcide gold in 37% van alle gevallen voor mannen en in 44% voor vrouwen. De mortaliteit was het hoogst het eerste jaar van de followup. Het totaal aantal verloren levensjaren onder de 413 pogers die overleed was 13,883. Risico factoren voor alle doodsoorzaken waren mannelijke sekse, alleenstaand, pensionering, drugsoverdosis, een eerste poging zonder alcoholgebruik en een herhaalde poging.
Uitkomst(en)
Beoor deling
Bij t. suïcide bij PS vaak ook een depressie of middelenmisbruik
C
302
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype Populatie
Aantal
Oude Voshaar e.a. 2011 Vergelijking patiënten met early onset depressie (EOD) met late onset depressie (LOD)
Retrospectief cohort onderzoek
549 LOD 290 EOD
Auteur, jaar
Studietype
Owens & Horrocks 2002
Systematisch review
Populatie
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordelin g
Het aantal life events was significant hoger in de groep met LOD OR=1.4
B studie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
90 gepubliceerde onderzoeken naar dodelijke en niet dodelijke zelfbeschadiging in de follow-up periode na niet dodelijk zelfbeschadiging
Minimaal 1 jaar; oplopend tot meer dan 9 jaar
80% van de onderzoeken waren afkomstig uit Europa en meer dan een derde uit het verenigd koninkrijk. Het mediane herhalingspercentage na 1 jaar was 16% voor niet dodelijke en 2% voor dodelijke zelfbeschadiging. Na 9 jaar of meer was 7% overleden door dodelijke zelfbeschadiging
A1 De review is zeer volledig. Er wordt expliciet onderscheid gemaakt naar de lengte van de follow-up periode 80% van de onderzoeken was afkomstig uit Europa en meer dan een derde uit het verenigd koninkrijk.
303
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Oyama e.al. Cohort studie 2005 Multilevel Community Self assessment mbt depressive, mental based interventie health workshops, Groeps activiteiten studie
Populatie
Aantal
65 +
5.254 M 8 jaar 7.556 F
Suicide rate Incident rate
Beoordeling B studie
Mannen niet significant Vrouwen 0.2
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Pfeffer, 2001.
Beschrijvend.
Kinderen en adolescenten.
Doel: strategieën voor het diagnosticeren van risicofactoren suïcidaal gedrag.
Follow-up Uitkomst(en)
Aantal
Follow-up Uitkomst(en)
Beoordeling
C Risico assessment dient te bestaan uit een taxatie van: psychopathologische risicofactoren, aanwezigheid van psychiatrische stoornissen, sociale context van de support en psychopathologie in de familie. De volgende sociaalculturele factoren dienen verder geëvalueerd te worden: toegang dodelijke suïcide methoden en de invloeden die imitatie van suïcidaal gedrag kan vergroten (media of op de hoogte zijn van de suïcide vriend).
304
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Verhoogd risico op suïcide B en zelf beschadigend gedrag bij werklozen Hoe lager de sociale klasse, hoe hoger het suïciderisico. Anderzijds is suïcide een doodsoorzaak die relatief vaker voorkomt in de twee hoogste klassen. Dit wordt toegeschreven aan het relatief lager aantal andere doodsoorzaken in deze klassen
Platt & Hawton, Review 165 studies Diverse populaties Aantal niet genoemd 2000 in Europa, Asie, Amerika en Australie
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Pokorny, 1983
Prospectieve cohort studie
Opeenvolgende opnames op de psychiatrische afdeling van het Veterans Administration Hospital
4.691 mannen en 109 vrouwen 67 suïcides 179 suïcidepogingen
5 jaar
Een groot aantal variabelen hadden een substantiële correlatie met suïcide of suïcidepogingen. De voorspellende waarde was echter gering
A2 Systematisch en prospectief verzamelde baseline gegevens Follow-up was waarschijnlijk onvolledig, omdat alleen gebruik werd gemaakt van systemen; de patiënten werden niet actief benaderd
305
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Pokorny, 1993
Zie Pokorny 1983
Zie Pokorny 1983 Zie Pokorny 1983
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Pompili e.a., 2004.
Meta-analyse (9 studies).
14-25 jarige 1,538 vrouwen met anorexia nervosa.
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Pompili, 2005
Review 8 studies
Borderline stoornis
1179
Doel: relatie tussen anorexia nervosa en suïcide.
Aantal
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Zie Pokorny 1983
Met logistische regressie analyse werden geen betere resultaten gevonden.
Zie Pokorny 1983
Uitkomst(en)
Beoordeling
Follow-up
Follow-up observatie Suïcide komt vaker voor bij deze groep varieerde van 5 tot 23 patiënten in vergelijking met de algemene jaar. populatie.
Follow-up
B
Uitkomst(en)
Beoordeling
Patienten met de borderline persoonlijkheidsstoornis diagnose hebben een hoger suïciderisico dan de algemene populatie
A1
306
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Pompili, 2005
Review 29 cross sectional studies
Epilepsie patienten en algemene populatie vergeleken op suicidant en
50814
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Powell e.a. 2000
Case control studie klinisch 112 vs 112 opgenomen patiënten die suïcide gepleegd hebben zijn vergeleken met gerandomiseerde controle patiënten
Follow-up
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Ondanks grote variatie tussen studies hebben epilepsie patienten groter suïciderisico dan algemene populatie
A1
Uitkomst(en)
Beoordeling
-B Het aantal suïcides onder klinische patiënten was 13.7 (95% CI 11.7-16.1) per 10 000 opnames. Er waren 5 voorspellende factoren met likelihood ratios > 2, na aanpassing: geplande suïcidepoging, 4.1; suïcidepoging, 4.9; recent verlies, 4.0; wanen, 2.3; chronische psychiatrische ziekte, 2.2; familiegeschiedenis met suïcide, 4.6. Op basis hiervan, slechts 2 patiënten die suïcide pleegden hadden een voorspellend risico > 5%.
307
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Qin, e.a. 2003
Registeronderzoek Deense burgers case control design
211169
Auteur, jaar
Studietype
Aantal
4
Review 68 studies Relatie tussen suicidaliteit en sociaal economische klasse
?
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Rew & Barrow 2007
Review
Studies naar intuïtie in verpleging
45
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
De risicofactor: eerdere psychiatrische opname A1 is de factor met de hoogste odds ratio, daarnaast zijn vrijgezel, werkloos, lager inkomen, pensioenering, ziekteverzuim en een suïcide of opname in een psychiatrisch ziekenhuis van een familielid eveneens risicofactoren. Er zijn geslachtsverschillen gevonden, mannelijk suïcidaal gedra is eerdre geassocieerd met werkloosheid en lager inkomen.
Follow-up
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Relatie tussen lage SES en hoge suïcide aantallen, studies in 4 werelddelen (excl. Zuid amerika)
A1
Uitkomst(en)
Beoordeling
De resultaten laten zien dat de meeste studies beschrijvend, explorerend van karakter zijn. Verpleegkundigen bevestigen dat intuïtie is belangrijk voor de klinische praktijk en zou zorgvuldig geleerd moeten worden aan studenten en beginnende verpleegkundigen.
-C
308
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, Studietype jaar Rurup e.a.. 2005
Interview studie naar omgaan van professionals met euthanasie bij klaar met leven.
Populatie
Aantal
125 Huisartsen, verpleeghuisartsen en huisartsen 77 verpl. klinisch specialisten Artsen 208 specialisten
Follow Uitkomst(en) -up
Beoordeling
Geen
C studie
Bij euthanasie verzoeken, waarbij de arts geen ondraaglijk en uitzichtloos lijden constateert wordt meestal geen andere behandeling aangeboden en er niet meer op terug gekomen.
Auteur, jaar
Studietype Populatie
Aantal
Follow Uitkomst(en) -up
Beoordeling
Schudel e.a., 1998
Prospectiev Inwoners van Den Haag als populatie van e cohort studie in de catchment area een catchement area
7 jaar De incidentie van suïcidepogingen is het meest verhoogd bij B 4.458 De studie was beperkt suïcidejonge Surinaamse vrouwen van 15-24 jaar oud. De tot suïcidepogingen pogingen incidentie is in mindere mate verhoogd voor Surinaamse waarvoor behandeling 424 suïcides mannen van 15-24 jaar en voor Turkse en Marokkaanse werd gezocht in een vrouwen van 15-19 jaar. algemeen ziekenhuis. Het aantal suïcides onder immigranten is gering. Voor Routine Surinaamse mannen is het aantal suïcides vergelijkbaar registratiestudie. Een met Nederlandse mannen zekere mate van selectieve onderrapportage valt niet uit te sluiten.
309
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Simon e.a. 2002
Naturalistische studie
Volwassen Amerikanen
5238
nee
In de studie werd gecontroleerd voor sociaal C demografische kenmerken en alcohol, het blijkt dat huiselijk geweld, zowel voor de plegers als de slachtoffers, een risicofactor was voor suïcide gedachten, maar niet voor suïcide (OR = 3.6). Degenen die mishandeld werden door hun partner hadden een hogere samenhang (OR = 7.7) met suïcidaal gedrag dan zij die mishandeld werden door een familielid (OR = 3.4)
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Speckens & Hawton, 2005
Review 22 studies Relatie tussen problem solving en suicidaal gedrag bij adolescenten
Auteur, jaar
Studietype
Stack & Kposowa 2011
Systematische review
Populatie
Aantal 50,547 individuen uit 56 landen
Follow-up 750
Follow-up
Beoordeling
Uitkomst(en)
Beoordeling
Suïcidepogers hebben slechtere problem solving skills dan controls
A1
Uitkomst(en)
Beoordeling
133 van de 162 studies (82.1%) suggereren A1 dat religie een beschermende factor tegen suïcide is. In 29 studies (17.9%) is er geen bewijs voor beschermende factoren van religie.
310
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Suominen e.a., Case-serie 2004
Populatie
Aantal
Beoordeling op eerste hulp
N=53
Auteur, Studietype Populatie jaar Szanto 1998
Case control studie
Oudere patiënten met depressieve stoornis Gemiddelde leeftijd 67
Auteur, jaar
Studietype
Taylor e.a., 2009
Literatuur review
Auteur, jaar
Aantal
Populatie
Studietype
Uncapher & RCT naar behandelbereidheid van Arean 2000 professionals
Follow-up
Uitkomst(en)
Follow- Uitkomst(en) up
107
Beoordeling
Beoordeling
Patiënten met (recidiverende) depressies en een B studie TS in de voorgeschiedenis hebben ook na herstel van de depressie een hogere mate van hopeloosheid ten opzichte van de controle groep Niet TS patiënten. (P=.0005).
Aantal
Follow-up
31 artikelen
Populatie 215 professionals
100 kregen het oudere Twee identieke vignetten behalve voor vignet de leeftijd (38 of 78) werden naar 115 het vignet van de professionals gestuurd. De jonge pt behandelbereidheid op en 21 suicidal patient treatment scale werd behandelbereidheid gescoord.
Uitkomst(en)
Beoordeling
Vaak slechte communicatie B door professionals
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Suicidaliteit werd in beide leeftijdsgroepen even goed herkend.
A2 studie
Een significant verschil bestond in de bereidheid om te behandelen bij de verschillende leeftijden. P kleiner dan 0.001
311
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Van Bergen e.a., 2010
Schoolgaande Cross-sectionele meisjes van 14-16 analyse van bestaande jaar oud registergegevens van de Jeugdgezondheids monitor Rotterdam voor de jaren 2003-2006
Geen 4.527 respondenten, waarvan 3.090 Nederlands, 266 Surinaams, 557 Marokkaans en 614 Turks, rapporteerden 448 suïcidepogingen
Suïcidepogingen werden significant vaker gerapporteerd door Surinaamse en Turkse meisjes en significant minder vaak door Marokkaanse meisjes Risicofactoren voor suïcidepogingen waren lichamelijk en seksueel misbruik, familieomstandigheden, ouderlijke psychopathologie en ouderlijk middelenmisbruik.
B
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow- Uitkomst(en) up
Beoordeling
Van Hemert & De Kruif, 2009
Retrospectieve cohort studie in een catchment area
Bevolking van Nederland als populatie van de catchment area
58.437 suïcides
38 jaar
B De studie was beperkt tot suïcides die routinematige werden geregistreerd door het CBS. Variatie in de rapportage kan niet worden uitgesloten.
De detectie van suïcidepogingen was beperkt tot rapportage op een een zelfinvulvragenlijst die routinematig wordt afgenomen in het kader van de Jeugdgezondheidsmonitor Rotterdam. De betrouwbaarheid van de vragenlijst is niet bekend. Selectieve onder of overrapportage kan niet worden uitgesloten. Ongeveer 85% van de scholen participeerde en het responsepercentage was rond 90%
Vergelijking van de incidentie van suïcide voor mannen en vrouwen in opeenvolgende leeftijdsgroepen over de periode van 1970 t/m 2007. De gestandaardiseerde incidentie van suïcide daalde in Nederland met 38% van 14,8 per 100.000 in 1983 tot 8,3 per 100.000 in 2007. De daling was aanzienlijk groter voor vrouwen (47%) dan voor mannen (18%). De grootste daling vond plaats in de leeftijdsgroep boven de 60 jaar (58%). In 2007 gingen in Nederland 43.000 levensjaren verloren door suïcide, waarvan 82% in de leeftijdsgroep van 20-59 jaar.
312
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Verwey, 2000 Doel studie: Aantonen of anterograde amnesie bij suïcidepogers die een overdosering benzodiazepinen hebben geslikt voorkomt
Aantal: 43 Leeftijd: gem. 39 jaar, SD 12,4
Verbal recall (15 woorden) test en visual recognition (foto herkenning) tests
Immediate en delayed recall op dag 1 en 2
Immediate en delayed recall op dag 1 waren significant lager dan op dag 2
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Tijdsinterval en behandeling tussen beide tests: 24 uur
Mate van sedatie met VAS
Studieopzet: prospectief Setting: Ziekenhuis, SEH en acute opname afdeling voor suïcidepogers Locatie: Ziekenhuis Rijnstate Arnhem, Nederland Training onderzoekers: Research assistent (consultatief-psychiatrisch verpleegkundige getraind in afnemen tetsts
Sekseratio: 9m en 34 v Inclusie: Patiënten op SEH of opgenomen na suïcidepoging Exclusie: Niet in staat tot coöperatie Ziekteprevalentie: nvt
Herkenning van assistent op dag 2
Minder dan de helft van de patiënten konden assistent herkennen Vrijwel geen verband met sedatie
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+/-/?): opeenvolgende patiënten Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+//?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+/-/?): + Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): + Uitslagen testen onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): + Financiering: geen instellingen Bewijskracht studie: A2.
313
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Verwey e.a. 2005
Aantal: 43 Leeftijd: gem. 39 jaar, SD 12,4
Verbal recall (15 woorden) test en visual recognition (foto herkenning) tests
Immediate en delayed recall op dag 1 en 2
Immediate en delayed recall op dag 1 waren significant lager dan op dag 2
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Tijdsinterval en behandeling tussen beide tests: 24 uur
Mate van sedatie met VAS
Doel studie: Aantonen of er verband bestaat tussen anterograde amnesie bij suïcidepogers die een overdosering benzodiazepinen hebben geslikt en de hoeveelheid in bloed aantoonbare benzodiazepinen Studieopzet: prospectief Setting: Ziekenhuis, SEH en acute opname afdeling voor suïcidepogers Locatie: Ziekenhuis Rijnstate Arnhem, Nederland Training onderzoekers: Research assistent (consultatief-psychiatrisch verpleegkundige getraind in afnemen tetsts
Sekseratio: 9m en 34 v Inclusie: Blood samples van 24 patiënten op SEH of opgenomen na suïcidepoging Exclusie: Indien maar 1 sample voorhanden was Ziekteprevalentie: nvt
Mate van sedatie (VAS) Alcoholconcentratie in bloed Benzodiazepinen gemeten met radio receptor assay
Herkenning van assistent op dag 2
Cumulatieve hoeveelheid diazepam equivalenten
Minder dan de helft van de patiënten konden assistent herkennen Mate van sedatie had weinig relatie met recall en recognition Significant verband tussen vermindering diazepam equivalenten en verbetering recall.
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+//?): opeenvolgende patiënten Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+//?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+//?): + Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): +
Vrijwel geen relatie met sedatie
Uitslagen testen onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): +
Geen relatie met fotoherkenning
Financiering: geen instellingen Bewijskracht studie: A2.
314
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Voaklander e.a. 2008
Population based, 66 + case sex matched control studie
Medical illness, medication use Post mortum and suicides in onderzoek van 602 personen na seniors. suïcide Geslacht; Medicatie historie; Diagnose; Sociale status
Popul Aantal atie 602 (C 2999) sexmatched Controls ratio 1:5
Follow- Uitkomst(en) up geen
Man vrouw verhouding: 72: 28 Depressie verhoogd risico Neurotische problematiek verhoogd risico Dementie geen verhoogd risico Diabetes geen verhoogd risico Kanker verhoogd risico Incontinentie verhoogd risico Leverziekten verhoogd risico
Beoordeling B studie
Lineair verhoogd risico bij benzodiazepine gebruik en narcotische pijnstillers Verhoogd antidepressivum gebruik werd geconstateerd bij de suïcidanten. De correlatie tussen suïcides en gebruik van pijnstillers en benzodiazepines was in gelijke mate gecorreleerd met vergiftigingssuïcides en nietvergiftigingssuïcides. Tevens werd een tendens gesignaleerd van een groter risico bij gehospitaliseerde patiënten en na hospitalisatie.
Auteur, jaar
Studietype
Popul Aantal atie
Waern e.a. 2002
Case control studie
65 + 85 (C 153) na suïcide
Mental disorder in elderly suicides
Psychologische autopsie Interviews
Follow- Uitkomst(en) up 95% van de suïcidanten had een of meer As diagnoses tegen 18 % van de controles. Recidiverende Major Depressie en middelengebruik waren de sterkste risicofactoren. Verhoogd risico werd gevonden bij minor depressie, dysthyme, psychotische, angststoornis en eenmalige major depressie. Bij de suïcidanten met een recidiverende major depressie had 38% een comorbide As 1 stoornis.
Beoordeli ng B studie
315
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Wilcox e.a. 2004
-
Populatie
Empirical Kenmerken: review. (an -Males and update since females with 1997). specific alcohol or -retrospective and drug use disorders prospective cohort with a suicide risk. investigations that have provided 22 studies estimates of the identified suicide risk by the review in (standardized 1997 based on mortality ratios, mixed sex SMRs) associated samples yielded with specific 457 suicides and alcohol and drug 49.92 expected use disorders. suicides; 11 studies with data on men yielded 282 suicides and 72.4 expected suicides; 5 studies with data on women yielded 36 suicides and 1.95 expected suicides.
Aantal
Follow-up
- One of the criteria of the included Artikelen: studies was: 42 papers (20 2-plus years studies had been follow-up. published since the review in 1997 and 22 papers were identified that were published prior to 1997). Patienten: Not described.
Uitkomst(en)
Beoordeling
- Valid search strategy - The findings indicate that individuals with opioid use disorders and mixed intravenous drug use bear an elevated risk for suicide and suggest that the risk is somewhat greater than that associated with alcoholism. Studies of alcohol use disorders (for both sexes and males only), as well as studies of IV drug users and mixed drug users showed substantial between study heterogeneity. An interrater reliability analysis was conducted in which one of the authors independently estimated the observed and expected suicides for the -opioid use disorder: 1351 articles reviewed in 1997, concerning (95% CI 1047–1715; p < alcohol use disorders 0.001), Suicides observed:67; Opmerkingen: The findings indicate that expected:4.96 individuals with opioid use disorders and Males only: 756 mixed intravenous drug use bear an Suicides observed: 17; elevated risk for suicide and suggest that expected: 2.25 the risk is somewhat greater than that Females only: 357. associated with alcoholism. Suicide is a Suicides observed: 1; Multi-determined outcome. It will be expected: 0.28 important to discern what role opiates, and other drugs of abuse,play in the -intravenous drug use generation of suicidal states. males and females: 1373 (95% CI 1029–1796; p< Kwaliteitsniveau: A2 (review of cohort 0.001), Suicides studies). Alcohol use disorders and suicide. The overall SMR1 for: - alcohol use disorders was 979 (95% CI 898– 1065; p < 0.001) Suicides observed:537; expected:54.86 Males only: 485 Suicides observed:564;expected: 116.89 Females only: 1690 Suicides observed: 48; expected: 2.84.
1
The standardized mortality ratio (SMR) is a relative index of mortality, expressing the mortality experience of a given study population relative to that of a comparison (“standard”) population. In this study, the SMRs were used to estimate whether risk for suicide among those with specific alcohol or drug use disorders were at greater risk than expected in the general population. SMRs were calculated by dividing the observed number of suicides by the expected number of suicides and multiplying by 100, in order to yield results without decimals (Gordis, 1996). For example, a SMR of 100 indicates that the observed number of suicides is the same as the expected number of suicides whereas an SMR of 500 indicates a five‐fold greater number of observed compared to expected suicides.
316
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
observed:53; expected: 3.86 -mixed drug use males and females: (1685; 95% CI 1473–1920; p < 0.001), Suicides observed: 226;expected:13.41 Males only: 329, Suicides observed: 27; expected: 8.20 females only: 1000. Suicides observed: 1; expected: 0.10 -heavy drinking: 351 (95% CI 251–478; p < 0.001). Suicides observed: 40; expected: 11.40 Males only: 39. Suicides observed: 2; expected: 5.17 There was not adequate data on women to discuss potential sex differences in the association of other drug use disorders and suicide.
317
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Populatie
Williams e.a. 2006
Patiënten die ooit Prospectieve een depressieve cohort studie om de consistentie van stoornis hadden verschillende depressieve symptomen (w.o suicidaliteit) te onderzoeken in opeenvolgende depressies
Aantal
Follow-up
69, waarvan 38 12 maanden gedurdende de followup een nieuwe depressie kregen
Uitkomst(en)
Beoordeling
-C Spearman's rank order correlaties tussen ernstscores van elk symptoom van MDD tijdens een eerdere episode en ernstscores bij terugval toonde alleen significante relaties aan voor suicidaliteit, schuld of gevoelens van waardeloosheid en denkproblemen. Gewogen kappa coëfficiënten wezen op een relatief laag niveau van overeenkomst voor de meeste diagnostische symptomen, waarbij suicidaliteit de sterkste relatie aangaf. Wanneer een brede definitie van suicidaliteit werd gebruikt, werd een veel hogere kappa gevonden (κ = .64) waarmee 83% van de individuen in dezelfde categorie viel bij beide episodes (suicidaal/nietsuicidaal).
318
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Methoden
Patiënten
Testen
Uitkomstmaten
Resultaten
Beoordeling
Referentie: Yen e.a., 2003
Aantal: 621
Aantal suïcidepogingen
Doel studie: Voorspellende waarde van As ! en As II bij suïcidepogingen
Leeftijd: tussen 18 en 45; gem. 33 jaar
DSM-IV as II diagnose middels gestructureerd interview
15,5% (96 van de 621) rapporteerde suïcidaal gedrag, waarvan 9,3% (n=58) suïcidepoging
Ziektespectrum in studie representatief voor praktijksituatie (+/-/?): +
Studieopzet: Prospectief onderzoek in het kader van Collaborative Longitudinal Personality Disorders Study Studieduur: follow-up van 2 jaar Setting: 4 participerende instellingen in VS Locatie: VS
Sekseratio: niet vermeld Inclusie: Patiënten gediagnosticeerd met DSM-IV As II diagnose middels gestructureerd interview Exclusie: IQ < 80, voorgeschiedenis van schizofrenie, schizofreniforme strn of schizoaffectieve strn. Ziekteprevalentie: nvt
Training onderzoekers: Interviewers met ‘ ‘masters of doctoral level training in a mental health related discipline’
Follow-up interviews betreffende psychiatrische diagnose en suïcidaal gedrag Aantal suïcidepogingen
77,6% was vrouw BPS was voorspellende factor voor suïcidepoging Ook verergering van depressie en stoornis van gebruik van middelen
Opeenvolgende patiënten of aselecte steekproef (+//?): ? Testen voldoende beschreven voor reproduceerbaarheid (+//?): + Testen onafhankelijk van klinische informatie (+//?): + Valide testen (+/-/?): + Alle patiënten testen ondergaan (+/-/?): + Uitslagen testen onafhankelijk van elkaar beoordeeld (+/-/?): ? Financiering: NIMH Bewijskracht studie: A2.
319
Bewijstabellen Diagnostiek van suïcidaal gedrag
Auteur, jaar
Studietype
Zahl & Hawton, Prospective cohort 2004 study om het lifetime risico op suïcide te onderzoeken bij mensen die zichzelf herhaaldelijk beschadigen
Populatie
Aantal
Follow-up
Uitkomst(en)
Beoordeling
Mensen die zich op SEH presenteerden vanwege zelfbeschadiging
11 583 in de periode 19781997
Tot 2000
-C 39% van de patiënten beschadigden zichzelf herhaaldelijk. Zij hadden een groter RR voor suïcide dan diegene die zichzelf eenmalig beschadigden (2.24; 95% CI 1.77-2.84). Voor vrouwen was dit risico hoger (3.5; 95% CI 1.3-2.4) dan voor mannen (1.8; 95% CI 2.3-5.3) en was omgekeerd evenredig aan leeftijd (tot 54 jaar). Het suïcide risico werd nog groter bij meerdere herhaalde periodes van zelfbeschadiging bij vrouwen.
320