BESTEMMINGSPLAN SINT ROCHUSSTRAAT 17 BUDSCHOP
GEMEENTE NEDERWEERT TOELICHTING
™ ˜ ™
concept-ontwerp ontwerp vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert d.d.
24 november 2009 B01032/ZC9/1K7/002064 B01032.002064
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
Inhoud 1 Inleiding _____________________________________________________________ 3 1.1 Aanleiding ________________________________________________________ 3 1.2 Ligging plangebied __________________________________________________ 3 1.3 Planopzet _________________________________________________________ 4 1.4 Leeswijzer_________________________________________________________ 4 2 Planologisch kader_____________________________________________________ 5 2.1 Rijksbeleid_________________________________________________________ 5 2.1.1 Nota Ruimte _________________________________________________ 5 2.2 Provinciaal Beleid ___________________________________________________ 6 2.2.1 POL 2006 (actualisatie 2009)_____________________________________ 6 2.3 Gemeentelijk beleid _________________________________________________ 6 3 Uitgangspunten en randvoorwaarden_____________________________________ 8 3.1 Analyse plangebied__________________________________________________ 8 3.2 Milieuaspecten _____________________________________________________ 9 3.2.1 Bodem _____________________________________________________ 9 3.2.2 Geluid______________________________________________________ 9 3.2.3 Luchtkwaliteit ________________________________________________ 9 3.2.4 Externe veiligheid ____________________________________________ 11 3.3 Ecologie _________________________________________________________ 12 3.4 Archeologie ______________________________________________________ 12 3.5 Watertoets _______________________________________________________ 12 3.6 Verkeer en Parkeren ________________________________________________ 13 3.7 Civieltechnische aspecten ____________________________________________ 13 4 Planbeschrijving ______________________________________________________ 14 4.1 Beschrijving bouwplan ______________________________________________ 14 4.2 Juridische regeling _________________________________________________ 15 4.2.1 Systematiek juridische regeling __________________________________ 15 4.2.2 Leeswijzer bij de regels ________________________________________ 15 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid _________________________ 17 5.1 Economische uitvoerbaarheid _________________________________________ 17 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid______________________________________ 17 5.2.1 Zienswijzen _________________________________________________ 17 5.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro_____________________________________ 17
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
2
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
AANLEIDING Arléne Uitvaart is voornemens het woonhuis aan de Sint Rochusstraat 17 te Nederweert uit te breiden ten behoeve van de vestiging van een uitvaartonderneming. De uitbreiding zal worden ingericht met een rouwkamer en kantoorruimte. Tevens zal een gedeelte van de uitbreiding worden ingericht als opslagruimte. Dit voornemen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan “Kern Budschop 2004”, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Nederweert op 30 januari 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 8 mei 2007. Daarom is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2
LIGGING PLANGEBIED Het plangebied is gelegen aan de Sint Rochusstraat 17 te Budschop, Nederweert. Budschop, dat gescheiden wordt van Nederweert door de Zuid-Willemsvaart. Het plangebied is middels een rode cirkel op de onderstaande topografische uitsnede weergegeven.
Overzichtskaart plangebied
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
3
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
1.3
PLANOPZET Het bestemmingsplan “Sint Rochusstraat 17 Budschop” is opgesteld conform de in de gemeente Nederweert gebruikelijke juridische regeling en is zodanig van opzet dat het duidelijke kaders biedt in het gebruik van het plan. Deze kaders worden bepaald door artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en de artikelen 1.2.1, 3.1.2 en 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) genoemde onderdelen waarin een bestemmingsplan tenminste dient te voorzien: -
Verbeelding:
Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen in het plangebied aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
-
Planregels:
Hierin is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, bouwwerken en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld. Per bestemming zijn doelen of doeleinden aangegeven.
-
Toelichting:
In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de uitkomsten van het in artikel 3.1.6 Bro genoemde onderzoek (bestaande toestand en mogelijke en gewenste ontwikkeling) opgenomen. Daarnaast dienen de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deel uit te maken van de toelichting.
1.4
LEESWIJZER De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het bestaand beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau belicht. De aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden worden besproken in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van de stedenbouwkundige opzet van het plan gegeven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet aangegeven. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
4
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
HOOFDSTUK
2.1
RIJKSBELEID
2.1.1
NOTA RUIMTE
2
Planologisch kader
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte in werking getreden. Hiermee is nu de weg vrij voor de uitvoering van het nieuwe nationaal ruimtelijk beleid. De Nota Ruimte bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De Nota richt zich op inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Meer dan voorheen focust het Rijk zich hierbij op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland. De Nota Ruimte biedt decentrale overheden een kader voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Daarbij verschuift het accent van ‘ordening’ naar ‘ontwikkeling’. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek richt het kabinet zich daartoe op vier algemene doelen: §
Versterking van de internationale concurrentiepositie.
§
Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland.
§
Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden.
§
Borging van de veiligheid.
De Nota Ruimte bevat regels voor de algemene basiskwaliteit van ruimtelijke plannen. Hieraan zijn alle betrokken partijen gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingsbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groene/blauwe functies (natuur en water), milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad. Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. En daarbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets). Voor het bouwplan aan de Sint Rochusstraat 17 worden in de Nota Ruimte geen specifieke uitgangspunten genoemd. Wel kan gesteld worden dat aangesloten wordt bij het zogenaamde bundelingsbeleid, aangezien er sprake is van een functie uitbreiding in een bestaande situatie.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
5
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
2.2
PROVINCIAAL BELEID
2.2.1
POL 2006 (ACTUALISATIE 2009) Op 22 september 2006 is het POL2006 vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Het POL2006 moet tevens worden aangemerkt als een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Het POL 2006 is in 2008 en 2009 op onderdelen geactualiseerd. Net als het eerste POL is het POL2006 een integraal plan dat bestaande, verschillende plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft voor onderwerpen waar de Provincie een rol heeft de ambities, de context (ontwikkelingen, Europees en nationaal beleid en regelgeving) en de hoofdlijnen van de aanpak. POL2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg tot een kwaliteitsregio.
Kaart Perspectieven (actualisatie 2009) In het POL 2006 is het onderhavige plangebied gelegen binnen de grens stedelijke dynamiek en wordt het aangeduid als Perspectief P9, Stedelijke bebouwing. De stedelijke bebouwing omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld met inachtneming van met name de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets).
“Blauwe Waarden”, “Groene Waarden” en “Kristallen Waarden” De overige kaarten “Blauwe Waarden”, “Groene Waarden” en “Kristallen Waarden” zijn niet van toepassing op het onderhavige plangebied. Gelet op de aard van het bouwplan, een uitbreiding van een bestaande woning met een aanvullende functie, kan gesteld worden dat het voornemen aansluit bij het provinciale beleid.
2.3
GEMEENTELIJK BELEID
Structuurvisie Nederweert De gemeente Nederweert heeft een “over-all” visie voor de kern Nederweert inclusief Budschop opgesteld. Er was en is namelijk behoefte aan een integrale visie inzake de wensen/behoeften en eisen op economisch, ruimtelijk, volkshuisvestelijk, stedenbouwkundig en architectonisch gebied. Een en ander is vervat in de “Structuurvisie 2004 Nederweert kern e.o.” met een meer op uitvoering gerichte beleidsambitie. Het betreft een ‘raamplan’, een strategische visie op hoofdlijnen. In de structuurvisie wordt ingegaan op de volgende thema’s: infrastructuur, centrum/ detailhandel, horeca, voorzieningen, wonen en bedrijven/kantoren.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
6
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
Ten aanzien van het onderhavige voornemen tot uitbreiding van een woonhuis ten behoeve van de vestiging van een uitvaartcentrum kan worden geconcludeerd dat gelet op de lokale “functie” van het uitvaartcentrum aangesloten wordt op de reeds in Budschop aanwezige maatschappelijke voorzieningen met een lokale dan wel regionale functie.
Vigerende bestemmingsplan “Kern Budschop 2004” In het vigerende bestemmingsplan “Kern Budschop 2004” dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Nederweert op 30 januari 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg op 8 mei 2007, is aan de betreffende gronden de bestemming “Woondoeleinden” toegekend. Aangezien er buiten het bouwvlak gebouwd gaat worden en er tevens een uitvaartcentrum in de uitbreiding gevestigd zal worden, past de uitbreiding niet binnen de vigerende juridische regeling. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet wel in de gewenste realisatiemogelijkheden.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
7
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
HOOFDSTUK
3
Uitgangspunten en randvoorwaarden 3.1
ANALYSE PLANGEBIED De kern van Budschop wordt nog steeds gevormd door een aantal oorspronkelijke routes met gevarieerde bebouwing, welke op bijzondere wijze samenkomen op de knoop St. Rochusstraat, Julianastraat, Ospelseweg en Hulsenweg. Het bovengenoemde basispatroon van Budschop is later verdicht en uitgebreid met tamelijk eenvormige woningbouw en aantrekkelijker gemaakt door veel groen. Voor het grootste deel gaat het om structuren die voortborduren op het basispatroon. Al deze latere toevoegingen hebben de ruimtelijke structuur van Budschop versterkt: het oorspronkelijke patroon is nog wel aanwezig maar minder herkenbaar, ondermeer omdat de visuele relatie met het buitengebied verminderde en er geen krachtige nieuwe elementen bijkwamen.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
8
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
3.2
MILIEUASPECTEN Ruimtelijke ordening en milieu zijn twee beleidsvelden die met elkaar verweven zijn. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor het bestemmingsplan dat toetsing dient plaats te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem, hinder van bedrijven en externe veiligheid. Deze milieuaspecten komen in het vervolg van deze subparagrafen aan bod.
3.2.1
BODEM
Verkennend bodemonderzoek PM Het verkennend onderzoek is als separate bijlage bijgevoegd.
3.2.2
GELUID Een uitvaartcentrum wordt op basis van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als een geluidgevoelig object. Aangezien een uitvaartcentrum niet wordt aangemerkt als een geluidgevoelig object vormt de ligging langs een zoneplichtige weg geen belemmeringen voor het onderhavige bouwplan. Op basis van de VNG brochure dient een uitvaartcentrum te worden aangemerkt als een categorie 1 bedrijf waarbij een afstand van 10 meter tot geluidgevoelige objecten moet worden aangehouden. Ondanks dat het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object (woning Sint Rochusstraat 15) binnen een afstand van 10 meter is gelegen kan gesteld worden dat aangezien het uitvaartcentrum een lokale functie heeft het aantal verkeersbewegingen niet significant toeneemt en er ’s nachts slechts incidenteel bezoekers komen, de afstand géén belemmering vormt voor het onderhavige bouwplan.
3.2.3
LUCHTKWALITEIT
Nieuwe Wet luchtkwaliteit In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met de inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
9
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
Het NSL is nog niet in werking getreden, dat kan pas gebeuren nadat de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend en dit is ingebed in de Nederlandse wetgeving. Naar verwachting zal het NSL het eerste kwartaal van 2009 in werking treden. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM 10 ). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.
Uitvoeringsregels Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer: §
Algemene Maatregel van Bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440).
§
Ministeriële regeling: “Niet in betekenende mate” (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218).
§
Ministeriële regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 220).
§
ministeriële regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 218).
In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien voldaan wordt aan deze regels dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor de periode tussen het in werking treden van de “Wet luchtkwaliteit” en het inwerking treden van het NSL is het begrip “niet in betekenende mate” gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM 10 (Besluit nibm, artikel 2). Nadat het NSL in werking is getreden wordt de definitie van nibm verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling nibm is in artikel 4 invulling gegeven aan artikel 4 van het Besluit nibm en een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project nibm bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Plangebied Binnen het plan is een uitbreiding en functieverandering van wonen naar maatschappelijk (uitvaartcentrum) voorzien. Hierdoor kan geen gebruik gemaakt worden van de "Regeling niet in betekenende mate". Arléne Uitvaart wil een lokale functie als uitvaartcentrum vervullen. De uitbreiding voorziet dan ook slechts in een rouwkamer, aangezien ook steeds meer overledenen thuis worden opgebaard. Als gevolg hiervan zal er gemiddeld 2 tot 3 keer per week tussen 17.00-19.00 uur gebruik gemaakt worden van de rouwkamer. Het rouwbezoek gaat gemiddeld gepaard met 10 voertuigen, wat 20 verkeersbewegingen per keer oplevert. Per etmaal zal het aantal verkeersbewegingen derhalve met (3 x 20/7=) 9 toenemen. Dit aantal leidt niet tot een significante uitbreiding van het aantal verkeersbewegingen.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
10
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
Daarnaast blijkt uit de paragraaf verkeer en parkeren (paragraaf 3.6) dat er géén extra parkeerplaatsen worden aangelegd. Derhalve kan de uitbreiding als nibm worden aangemerkt waardoor nader onderzoek niet noodzakelijk is.
Conclusie In artikel 5.16 van de Wm is onder b sub 1° aangegeven dat, indien aannemelijk is dat de concentratie in de buitenlucht per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, bestuursorganen hun bevoegdheden mogen blijven uitoefenen. Dat wil zeggen dat in die gevallen planontwikkelingen zonder belemmeringen doorgang mogen vinden. Voor onderhavige ontwikkeling vormt het aspect luchtkwaliteit derhalve géén belemmering.
3.2.4
EXTERNE VEILIGHEID Voor het opstellen van het bestemmingsplan “Kern Budschop 2004” is door ARCADIS in 2005 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid in en rond het plangebied van bestemmingsplan Kern Budschop 2004, waar de onderhavige locatie deel vanuit maakt. In het kader van het aspect externe veiligheid zijn voor de kern Budschop de N275, de N266 en de Zuid–Willemsvaart van belang. Over deze transportassen is vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk. Daarom moet volgens de ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ worden getoetst aan de hoogte van het Plaatsgebonden- en het Groepsrisico als gevolg van het transport via deze assen. Het onderzoek heeft als doel weer te geven in hoeverre de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen (over de weg en door de leidingen) van invloed zijn op het bestemmingsplan. De rapportage is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Conclusie N275 -6
Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer over de N275 is lager dan 10 per jaar. Het plaatsgebonden risico legt dus geen beperkingen op aan de ruimtelijke invulling van het bestemmingsplan. Het Groepsrisico ligt meer dan een factor 10 onder de oriënterende waarde. De hoogte van het legt daarom ook geen beperkingen op aan het bestemmingsplan, te meer omdat er slechts sporadisch inbreiding wordt voorzien in het centrum en omdat er bij de berekeningen al rekening wordt gehouden met dichtbevolkt gebied.
Conclusie N266 -6
Het Plaatsgebonden Risico als gevolg van het vervoer over de N266 is lager dan 10 per jaar. Het plaatsgebonden risico legt dus geen beperkingen op aan de ruimtelijke invulling van het bestemmingsplan. Het Groepsrisico ligt meer dan een factor 10 onder de oriënterende waarde. De hoogte van het legt daarom ook geen beperkingen op aan het bestemmingsplan, te meer omdat er slechts sporadisch inbreiding wordt voorzien in het centrum en omdat er bij de berekeningen al rekening wordt gehouden met dichtbevolkt gebied.
Conclusie Zuid-Willemsvaart Uit de ‘Risico-atlas vervoer van gevaarlijke stoffen over vaarwegen’ blijkt dat er geen passages van gevaarlijke stoffen, die relevant zijn voor de risicoberekening, geregistreerd zijn over de Zuid-Willemsvaart bij Nederweert. Een nadere risicoanalyse is dus niet nodig.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
11
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
3.3
ECOLOGIE De Flora- en faunawet, die sinds april 2002 in werking is getreden, beschermt een groot aantal plant- en diersoorten (waaronder vrijwel alle gewervelde dieren en een aantal planten). Deze mogen (o.a.) niet gedood, verjaagd, gevangen en verontrust worden. De locatie is door een ecoloog van ARCADIS beoordeeld Gezien de aard, ligging en inrichting van het plangebied kan er van worden uitgegaan dat er geen beschermde flora en fauna in het plangebied aanwezig is. Een verder ecologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde.
3.4
ARCHEOLOGIE Om de archeologische waarde van de grond aan de St. Rochusstraat te kunnen beoordelen is het plan getoetst aan de archeologische beleidsadvieskaart (2009) van de gemeenten Weert en Nederweert. Deze beleidsadvieskaart is thans door de Colleges van beide gemeenten vastgesteld. Het plangebied heeft op de beleidsadvieskaart een hoge archeologische verwachtingswaarde (aanduiding terrein van hoge archeologisch waarde; overige historische kernen). In het op korte termijn vast te stellen archeologiebeleid is in dit kader voor terreinen met een hoge archeologische verwachtingswaarde een ondergrens van 250 m² verstoringsoppervlak voorzien voor het verplicht stellen van archeologisch onderzoek. Het plan voorziet in een uitbreiding van circa 40 m². Het te verstoren oppervlak zal dan ook gering zijn. Ofschoon het archeologiebeleid van Nederweert nog niet door de raad is vastgesteld en daarmee de ondergrens van 250 m² nog niet formeel is vastgelegd, wenst de gemeente hier al wel op te anticiperen. Wordt uitgegaan van het wettelijke kader (monumentenwet) dan geldt een ondergrens voor onderzoeksplicht vanaf 100 m² verstoringszone. Aangezien de bodemingreep kleiner is dan deze wettelijke ondergrens van 100 m², stelt de gemeente in dit kader geen nader archeologisch onderzoek verplicht.
3.5
WATERTOETS De watertoets is het procesinstrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin zij rekening houden met het beleid om water in Nederland meer ruimte te geven. De watertoets is wettelijk verplicht sinds november 2003. In de notitie “Toepassingsbereik ruimtelijke plannen en ondergrens watertoets” van de waterbeheerders van 1 maart 2005 wordt een aantal regels gegeven, waaruit opgemaakt kan worden welke plannen in aanmerking komen voor de watertoets. Daarbij wordt gesteld dat postzegelplannen in aanmerking komen als er sprake is van nieuwe (uitbreiding van) gebouwen en bouwwerken en/of van nieuwe (ondergrondse) infrastructuur en/of een aanmerkelijke toename van verharde oppervlakten: -
Nabij primaire waterkeringen en oppervlaktewateren (in of grenzend aan beschermingszones, meanderzones, inundatiegebieden en herinrichtingszones) of in stroombanen/ dalbodems van droogdalen.
-
Nabij rioolwaterzuiveringsinstallaties (inclusief milieuhindercirkels) en rioolwatertransportleidingen plus beschermingszones.
-
Met centrale of gemeenschappelijke voorzieningen voor infiltratie van regenwater of nieuwe aansluitingen en/of overstorten op primaire oppervlaktewateren.
-
Met een (toename van) bebouwd en/of verhard oppervlak groter dan 1.000 m².
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
12
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
Indien het bouwplan voldoet aan een van bovenstaande criteria dient het plan via het watertoetsloket beoordeeld te worden. Het voorliggende plan voldoet echter aan geen van deze criteria. Het doorlopen van het proces van de watertoets is daarom voor dit project niet noodzakelijk.
3.6
VERKEER EN PARKEREN
Verkeer De locatie is direct aan de Sint Rochusstraat gelegen. De ontsluiting van het uitvaartcentrum vindt plaats via de Hulsenweg en de Randweg-Zuid (N275), die in directe verbinding staat met de A2, de snelweg van Maastricht richting Eindhoven. Daarnaast zorgt de Sint Rochusstraat via de Brugstraat voor een van de twee rechtstreekse verbindingen met Nederweert. Op korte termijn wordt de Sint Rochusstraat net als de overige straten in Budschop ingericht als 30 km/u-zone. Arléne Uitvaart wil een lokale functie als uitvaartcentrum vervullen. De uitbreiding voorziet dan ook slechts in één rouwkamer, aangezien ook steeds meer overledenen thuis worden opgebaard. Als gevolg hiervan zal er gemiddeld 2 tot 3 keer per week tussen 17.00-19.00 uur gebruik gemaakt worden van de rouwkamer. Het rouwbezoek gaat gemiddeld gepaard met 10 voertuigen, wat 20 verkeersbewegingen per keer oplevert. Per etmaal zal het aantal verkeersbewegingen derhalve met (3 x 20/7=) 9 toenemen. Aangezien het uitvaartcentrum nu reeds aan de Sint Rochusstraat 26, aan de overzijde, van de nieuwe locatie is gelegen zal het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de vestiging van het uitvaartcentrum, behoudens hetgeen bovenstaand is weergegeven, niet toenemen. Toename van het aantal verkeersbewegingen per etmaal bedraagt derhalve slechts 9. Er kan derhalve gesteld worden dat er géén sprake is van een significante toename van het aantal verkeersbewegingen dat aanpassingen aan de bestaande wegenstructuur noodzakelijk worden geacht.
Parkeren Het parkeren voor het personeel vindt plaats op de oprit van het pand aan de Sint Rochusstraat. Deze oprit biedt plaats aan drie auto’s. Het parkeren van de bezoekers dient plaats te vinden langs de Sint Rochusstraat en op het parkeerterrein dat aan de achterzijde van het plangebied aan het Rochusplein is gelegen. Aangezien er gemiddeld genomen parkeerruimte voor 10 auto’s aanwezig dient te zijn. Kan gesteld worden dat er in het openbare gebied voldoende parkeerruimte aanwezig is.
3.7
CIVIELTECHNISCHE ASPECTEN Binnen het plangebied zijn géén leidingen aanwezig die een beschermingszone hebben, waarmee rekening dient te worden gehouden of die een planologische bescherming noodzakelijk maken.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
13
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
HOOFDSTUK
4.1
4
Planbeschrijving
BESCHRIJVING BOUWPLAN Het bouwplan heeft betrekking op de uitbreiding van de bestaande woning aan de Sint Rochusstraat 17 ten behoeve van de vestiging van een uitvaartcentrum. De uitbreiding voorziet in hoofdzaak in een gang die gesitueerd zal worden naast de reeds aanwezige bijgebouwen op het perceel. Naast de gang zal het geheel ook van een nieuwe entree inclusief overkapping worden voorzien. Na de uitbreiding komt de situatie ter plaatse als onderstaand weergegeven uit te zien. Het gebouw zal worden ingericht met een 3-tal kantoorruimtes, een 24-uursruimte (ontvangstruimte), een verzorgingsruimte en rouwkamer, voor het opbaren van overledenen. Daarnaast zijn er nog ruimtes gereserveerd ten behoeve van opslag, als kleeden bergruimte.
PLATTEGROND
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
14
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
Het uitvaartcentrum heeft een maximale bouwhoogte van 3 meter en zal plat worden afgedekt. Aangezien een gedeelte van de bebouwing reeds aanwezig is en een muur voor de verdere erfafscheiding zorgt zal het aanzicht voor de buren aan de Sint Rochusstraat 15 niet wijzigen, zoals uit onderstaande tekening van de zijgevel blijkt. AANZICHT ZIJGEVEL SINT ROCHUSSTRAAT 15
Dit geldt overigens ook voor het aanzicht vanuit de Sint Rochusstraat, aangezien de huidige bebouwing ook reeds is voorzien van een overkapping aan de voorzijde. Het straatbeeld zal dan ook niet wijzigen als gevolg van de uitbreiding. STRAATBEELD SINT ROCHUSSTRAAT
4.2
JURIDISCHE REGELING Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de eerste plaats in het juridisch kader waarbinnen de uitbreiding en functieverandering mogelijk gemaakt dient te worden. Daarnaast dient het plan ook om op termijn, wanneer men over gaat tot realisatie, te kunnen handhaven.
4.2.1
SYSTEMATIEK JURIDISCHE REGELING Het op te stellen bestemmingsplan zal voorzien in een juridische regeling die in het gebruik door burgers en door de gemeente voldoende flexibiliteit biedt, maar binnen duidelijke juridische kaders, waardoor de aan het plan te verbinden rechtszekerheid niet in het geding komt. Het bestemmingsplan bestaat uit planregels, verbeelding en toelichting.
4.2.2
LEESWIJZER BIJ DE REGELS In de regels wordt het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bebouwing binnen het plangebied geregeld.
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
15
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen (artikel 1 en 2), hoofdstuk 2 omvat de regels omtrent de afzonderlijke bestemmingen (artikel 3), hoofdstuk 3 bevat de algemene regels (artikel 4 en 5) en hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregels (artikel 6 en 7).
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1:
begripsomschrijvingen; de in de planregels gebezigde begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.
Artikel 2:
wijze van meten; een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3:
de bestemming. Het onderhavige bestemmingsplan bestaat uit één bestemming: Woondoeleinden -W- (artikel 3). Deze bestemming is opgebouwd uit: -
doeleinden, om het toegelaten gebruik te verduidelijken;
-
bouwregels, onderscheiden naar bouwvlak, bouwaanduiding bijgebouwen en overige zaken;
-
nadere eisen, voor zover aan de orde;
-
ontheffing van de bouwregels, voor zover aan de orde;
-
bijzondere ontheffing van de bouwregels;
-
gebruiksregels ter voorkoming van strijdig gebruik van de bebouwing en de onbebouwde grond;
-
bijzondere gebruiksregels;
-
procedure.
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 4:
anti-dubbeltelregel. Deze bepaling is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, niet dubbel te kunnen laten tellen, waardoor er onbedoeld meer woningen gerealiseerd kunnen worden.
Artikel 5:
andere regels; hier wordt verwezen naar de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan geldende wettelijke regelingen.
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 6:
overgangsrecht; overgangsbepalingen met betrekking tot bebouwing resp. het gebruik van gronden en opstallen.
Artikel 7:
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
slotregel: dit artikel geeft de titel van de planregels aan.
ARCADIS
16
B E S T E M M I N G S P L A N S I N T R O C H U S S T R A A T 17 B U D S C H O P
HOOFDSTUK
5
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 5.1
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht. Onderhavig project betreft een initiatief van Arléne Uitvaart dat ook door de initiatiefnemer zal worden gefinancierd, waardoor de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is. Het project zal voor de gemeente Nederweert geen financiële consequenties hebben.
5.2
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
5.2.1
ZIENSWIJZEN Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanpassingen is zoals opgenomen in artikel 3.8 Wro de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage ligt, waarbinnen eenieder schriftelijk zijn zienswijze kenbaar kan maken. PM
5.2.2
OVERLEG EX ARTIKEL 3.1.1 BRO In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro zal het ontwerpbestemmingsplan naar de volgende instanties worden gestuurd: PM
B01032/ZC9/1K7/ 0 0 2 0 6 4
ARCADIS
17