Bestemmingsplan Beekbergen - Klein Canada Betreft
het recreatieterrein aan de Ruitersmolenweg 13-15
Status
vastgesteld
Datum
september 2009
Inhoudsopgave
TOELICHTING 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging en begrenzing 1.3 Geldend bestemmingsplan 1.4 Werkwijze en opzet van de toelichting
7 7 7 7 7
2 BELEIDSKADER 2.1 Streekplan Gelderland 2005 2.2 Structuurplan Stedelijk Gebied 2.3 De Groene Mal 2.4 Woonvisie 2.5 Verkeersbeleid 2.6 Waterbeleid 2.7 Duurzaamheidsbeleid 2.8 Dorpsvisie Beekbergen-Lieren
9 9 10 10 11 12 12 14 14
3 BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED EN OMGEVING 3.1 Historie 3.2 Ruimtelijke en functionele structuur 3.3 Groenstructuur 3.4 Natuurwaarden 3.5 Verkeer en vervoer 3.6 Archeologie 3.7 Cultuurhistorie 3.8 Kabels en leidingen
15 15 16 16 16 17 17 18 18
4 RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE OPZET 4.1 Bebouwing en groen 4.2 Infrastructuur 4.3 Verkeer en parkeren 4.4 Duurzaam bouwen 4.5 Ruimtelijke opzet
19 19 20 20 22 22
5 UITVOERBAARHEID 5.1 Milieuaspecten 5.2 Waterhuishouding 5.3 Natuurwaarden 5.4 Cultuurhistorie 5.5 Financieel-economische uitvoerbaarheid
25 25 31 32 34 35
6 JURIDISCHE PLANOPZET 6.1 Inleiding 6.2 De regels 6.3 De plankaart
37 37 37 39
7 INSPRAAK EN OVERLEG 7.1 Vooroverleg 7.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
41 41 43
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
2
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Uittreksel geldend bestemmingsplan Bijlage 2 Bodemonderzoek Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Bijlage 4 Natuurwaardenonderzoek Bijlage 5 Archeologisch onderzoek Bijlage 6 Exploitatieopzet
45 47 49 51 53 55 57
REGELS HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
60 60 64
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Groen Artikel 4 Recreatie - Recreatiewoning Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied Artikel 6 Wonen Artikel 7 Waarde - Archeologie Hoog
66 66 67 68 69 73
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 8 Antidubbeltelregel Artikel 9 Algemene bouwregels Artikel 10 Algemene gebruiksregels Artikel 11 Algemene ontheffingsregels Artikel 12 Algemene wijzigingsregels Artikel 13 Algemene procedureregels bij ontheffing en nadere eisen Artikel 14 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
76 76 76 77 78 79 79 79
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 15 Overgangsrecht bouwwerken Artikel 16 Overgangsrecht gebruik Artikel 17 Slotregel
80 80 80 80
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis
83
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
3
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
4
TOELICHTING behorende bij het bestemmingsplan Beekbergen - Klein Canada
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
5
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
6
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding Aanleiding voor dit bestemmingsplan wordt gevormd door het voornemen om het recreatieterrein "Klein Canada" een woonfunctie te geven. Ten behoeve van de nieuwe invulling is een plan opgesteld dat voorziet in de realisatie van 38 woningen, inclusief de te behouden oude villa Ruitersmolenweg 13. Vier zelfstandige recreatiebungalows worden als zodanig gehandhaafd. De locatie behoort tot de kern van het dorp Beekbergen. Een herinrichting van de locatie met een woonfunctie ligt daarom voor de hand. Een woningbouwproject op deze plek past ook goed binnen het provinciale, regionale en gemeentelijke beleid, dat in hoofdstuk 2 staat beschreven.
1.2
Ligging en begrenzing Het bestemmingsplangebied is gelegen aan de Ruitersmolenweg 13-15 (kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie K, nummers 4099, 4191, 4277, 4279, 4280, 4487, 4490, 4534, 4535, 4650, 4651, 4671, 4672, 4673 en 4674), waar het recreatiebedrijf "Klein Canada" is gevestigd. Dit bedrijf omvat een hotel, bungalows en bijbehorende voorzieningen, zoals tennisbanen. Daarnaast bevinden zich op de locatie vijf zelfstandige recreatiebungalows. De in het oostelijke deel van het dorp Beekbergen gesitueerde locatie wordt aan drie zijden begrensd door aan de Keizersmantel, Koningspage, H. Minnekenweg en Dokter Ponthof gelegen woonpercelen. De oostelijke grens wordt gevormd door de Ruitersmolenweg. Deze weg vormt de "natuurlijke" grens tussen het dorp Beekbergen en het buitengebied. Aan de overzijde van de weg ligt agrarisch gebied. Het oppervlak van de totale locatie bedraagt ruim twee hectare. De locatie Klein Canada ligt dus op de overgang van het bebouwde gebied naar het open landschap, daarbij gescheiden door de Ruitersmolenweg. De totale rand heeft een duidelijk dorps karakter, met een gevarieerd beeld van groen, bouwvolumes en architectuur. De locatie presenteert zich nu vooral als een groen accent en legt hiermee een verbinding naar het landschap.
1.3
Geldend bestemmingsplan De te ontwikkelen locatie is gesitueerd in een gebied dat deel uitmaakt van het bestemmingsplan “Beekbergen” en heeft daarin voor het overgrote deel de bestemming “Verblijfsrecreatie”. Daarnaast komt nog de bestemming ”Houtopstanden” voor. Genoemd bestemmingsplan is op 20 februari 1986 (nr. SO.2/18) vastgesteld door de gemeenteraad en op 19 mei 1987 (nr. RO86.19302-ROV/G5210) goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland. Sindsdien is het plan meermalen partieel herzien. Op basis van de vigerende bestemmingen is de voorgenomen realisatie van woningen niet toegestaan. Woningbouw is alleen mogelijk na herziening van het geldende bestemmingsplan. Gelet hierop is dit bestemmingsplan opgesteld. De bedrijfsactiviteiten van het recreatiebedrijf Klein Canada zullen tot het moment van planrealisatie in afgeslankte vorm worden voortgezet.
1.4
Werkwijze en opzet van de toelichting Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting bevat onder andere een beschrijving van het relevante beleidskader, de bestaande ruimtelijke situatie, de voorgestane ruimtelijke invulling van het plangebied en de juridische opzet van het plan. Ook wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
7
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
8
2
BELEIDSKADER
2.1
Streekplan Gelderland 2005 Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid. Generiek beleid Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen: handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden; behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen; optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen; het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling; door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners; intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen. Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit. De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan. Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen. Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
9
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek. Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden. De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
2.2
Structuurplan Stedelijk Gebied In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd. Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties. Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven. In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
2.3
De Groene Mal Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen. Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd. Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus. Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
10
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen. Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken. De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen. Het terrein van Klein Canada vervult geen bijzondere plek binnen de Groene Mal.
2.4
Woonvisie In vervolg op het structuurplan is de Woonvisie Apeldoorn 2010 uitgebracht. Hierin wordt het beleid ten aanzien van het wonen en van de woonomgeving geformuleerd, waarmee de nota als interne leidraad fungeert voor de ontwikkelingen in de stad waarbij het wonen centraal staat. In de visie is een woonopgave gesteld die voorziet in een goede balans tussen het goedkope, het midden- en het dure segment, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. In Wonen in Apeldoorn 2010 is voor het landelijk gebied en de dorpen binnen de gemeente Apeldoorn aangegeven dat een belangrijk deel van de dorpsbewoners er van oudsher woont. Vaak is er een sociale gehechtheid aan het dorpseigen karakter, voorzover er niet ook nog sprake is van een economische binding. De handhaving en/of versterking van het dorpse karakter is dan ook een belangrijke voorwaarde voor het ontwikkelen van het woonbeleid in de dorpen. Op schaal van het dorp moet subtiel en op maat gewerkt worden te meer omdat er tussen de dorpen onderling grote verschillen bestaan, ook op het punt van de aanwezige woningvoorraad. De dorpen kennen, gezien de lage mutatiegraad, lange wachtijden voor huurwoningen. Met het oog op de zelfredzaamheid en de zelforganisatie van de bewoners in de dorpen en de daaruit voortkomende sociale cohesie dient er een goed evenwicht in de leeftijdsopbouw van de bevolking te zijn. Verder heeft de gemeente de intentie om ook aan dorpelingen keuze vrijheid te bieden. Voorzover de vraag van inwoners in het landelijk gebied is te accommoderen, zal ook de differentiatie van de woningvoorraad in de dorpen waar mogelijk vergroot moeten worden. Bij de invulling van het woningbouwprogramma dient de vraag van de woonconsument leidraad te zijn. Ook is het wenselijk om de nieuw te bouwen woningen in alle prijscategorieën aan te bieden. Door een gedifferentieerd aanbod te realiseren kan doorstroming op gang worden gebracht. In de huursector zal de nadruk moeten liggen op nultredewoningen. In de koopsector is vooral behoefte aan nultredewoningen (gestapeld en grondgebonden) en aan goedkope woningen voor starters.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
11
2.5
Verkeersbeleid Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in het gemeentelijk verkeersbeleidsplan Wat ons Beweegt (juli 1997). Als vervolg op dit plan is in 1999 een Verkeerskaart opgesteld die in 2004 is geactualiseerd onder de naam Actualisatie Verkeerskaart (augustus 2004). Hierin zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid opgenomen. Doel ervan is de beperking van de groei van de automobiliteit ten gunste van de leefomgeving en de bereikbaarheid. Dit wordt bereikt door het autoverkeer op een beperkt aantal hoofdwegen te bundelen. De functie van de hoofdwegen is het bereikbaar houden van de bedrijventerreinen en de binnenstad en het bundelen van het autoverkeer zodat de tussenliggende verblijfsgebieden autoluw kunnen worden. Onder dit net van hoofdwegen liggen de woonstraten, waar leefbaarheid het belangrijkst is. In deze verblijfsgebieden is de maximum snelheid 30 kilometer per uur. In de Parkeernota 1999, geactualiseerd in 2004, zijn parkeernormen voor woningen, bedrijven en diverse voorzieningen opgenomen. Om het gebruik van de fiets te stimuleren is in de Verkeerskaart gekozen voor een radiaal net van doorstroomassen tussen woonwijken en de binnenstad. Onder de doorstroomassen ligt een net van primaire fietsroutes, die de woonwijken onderling en met de bedrijven verbinden. Op de doorstroomassen kunnen fietsers ongestoord, veilig en comfortabel doorfietsen. Doorstroomassen verbinden de woonwijken met de binnenstad, er is dus sprake van een radiale structuur. De doorstroomas zal fietsers aantrekken, bundelt als het ware de fietsstromen. In de deelnota Langzaam verkeer, vastgesteld in 2001, zijn de doorstroomassen aangegeven.
2.6
Waterbeleid Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze richtlijn heeft tot doel oppervlaktewater en grondwater kwalitatief en kwantitatief te beschermen en verbeteren. De richtlijn volgt de stroomgebiedsbenadering. De hoofddoelen van de Kaderrichtlijn zijn:
het bereiken van een goede chemische en ecologische kwaliteit van grond- en oppervlaktewater; het realiseren van een forse vermindering van lozingen en emissies naar het oppervlaktewater van stoffen die het milieu schaden; het bewerkstelligen van een aanzienlijke vermindering van huidige en toekomstige verontreiniging van grondwater. De lidstaten van de Europese Unie hebben de wettelijke plicht om de kaderrichtlijn in hun wetgeving vast te leggen en te laten doorwerken in hun plannen. De doelen chemisch en ecologisch moeten in 2015 voor alle waterlichamen gehaald zijn. In 2009 moeten de te bereiken resultaten vastgelegd zijn in een Stroomgebiedbeheersplan. Naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden op de grote rivieren in 1993 en 1995 en de wateroverlast door extreme neerslag in 1998, is in 1999 de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw ingesteld. Het advies van deze commissie is overgenomen in het kabinetsstandpunt "Anders omgaan met water", dat drie belangrijke onderdelen heeft: 1. Waterbeleid moet worden gebaseerd op de stroomgebiedsbenadering. 2. De watertoets en de waterparagraaf zijn verplichte onderdelen van ruimtelijke planprocedureregelss en ruimtelijke plannen. 3. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is leidraad bij de keuze van maatregels, waarbij: a. gebiedseigen (neerslag)water zo lang mogelijk vast wordt gehouden; b. neerslagwater zo veel mogelijk in het eigen gebied wordt geborgen; c. alleen overtollig water (zo traag mogelijk) afgevoerd wordt. Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt is medio 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uitvoering van het akkoord moet er
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
12
toe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005 - 2009 (2004). Uitgangspunt van dit plan is om in 2030 is het waterbeheer volledig op orde te hebben. Het Waterhuishoudingsplan dient om te voorzien in water dat geschikt is voor de verschillende functies. Het beleid gericht op specifieke functies zorgt ervoor dat de bijzondere vereisten van het watersysteem ter plaatse afgestemd worden op die functie. Een van de onderscheiden functies is het stedelijk gebied. Deze functie heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland, waar de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht moeten zijn op:
het voorkomen of beperken van wateroverlast; de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied; het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor het herstel van verdroogde natuur; het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering; het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten; het beperken van de invloed van bronbemaling. Voor wateroverlast door neerslag in gebieden met de functie stedelijk gebied geldt een norm van eens in de 100 jaar. Nieuw stedelijk gebied kan alleen ontwikkeld worden als grondwateroverlast wordt voorkomen zonder daarmee waterhuishoudkundige problemen in het stroomgebied te veroorzaken. Watertekort in stedelijke gebieden wordt zoveel mogelijk ondervangen door maatregels die erop gericht zijn gebiedseigen water vast te houden. De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkeling, herinrichting en herstructurering dient waterneutraal te zijn en wordt benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen. Een van de sleutelprojecten die de provincie in het Waterhuishoudingsplan heeft geformuleerd is het realiseren van beekherstel in en rond de stad Apeldoorn. In 2005 is "Werken aan water", het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets. De hoofdlijnen van het waterplan zijn:
afkoppelen en bergen Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen. herstel van beken en sprengen Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding. saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
13
met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk uitgenut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Hiertoe wordt een grondwaterbank in het leven geroepen. In het waterplan zijn de hoofdlijnen per deelgebied uitgewerkt in uitgangspunten voor de waterparagraaf.
2.7
Duurzaamheidsbeleid De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's "Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel" (DAFnota) en "Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier", in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANSklimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020. Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang. Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd. De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota "Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015". Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets. In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet. Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid. Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.
2.8
Dorpsvisie Beekbergen-Lieren Voor Beekbergen en Lieren geldt de “Dorpsvisie Beekbergen en Lieren” d.d. 19 september, door de gemeenteraad vastgesteld op 25 september 2008. Wonen is daarin een belangrijk onderwerp. In de streekplanuitwerking "Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking", op 12 december 2006 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en op 18 april 2007 in werking getreden, is de oostrand van het dorp (aan de oostzijde van de Ruitersmolenweg) gedeeltelijk aangewezen als zoekzone voor wonen. Hierdoor zal een nieuwe dorpsrand gaan ontstaan aan die kant van het dorp.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
14
3
BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED EN OMGEVING Om inzicht te krijgen in de bestaande situatie, zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving, wordt deze in dit hoofdstuk beschreven.
Luchtfoto planlocatie in zijn omgeving
3.1
Historie Beekbergen is een flankesdorp (enkdorp) en heeft een agrarische oorsprong. Het oude, open enklandschap direct rond het dorp is goed bewaard gebleven. De oude dorpsbebouwing bestaat voornamelijk uit negentiende eeuwse villa's en woonhuizen aan de Dorpsstraat, Arnhemseweg en aan de dorpsrand. Na 1945 kreeg het noordoostelijke enken landschap een complexmatige woningbouw invulling en een recreatieterrein aan de rand. Tot in het begin van de 20e eeuw was het plangebied in gebruik als bouwland, een enk. In 1925 is de locatie betrokken bij de bebouwde kom van het dorp. De heer Middendorf uit Rotterdam liet een villa bouwen aan de Papenbergweg 15 (thans de Ruitersmolenweg). De villa werd voorzien van een grote schuur, zes kippenhokken voor de fokkerij en een kleinschalige formele landschapsinrichting (U-vormig oprijlaan en symmetrische paden). In de jaren dertig is het een kampeerterrein geworden, geheel passend in de ontwikkeling van Beekbergen als vakantiedorp. De benaming van deze plek als Klein Canada wordt voor het eerst gedocumenteerd in 1948. In dat jaar kreeg de heer Vaessen, die getrouwd was met een Canadese, de eerste vergunning voor een te bouwen zomerhuisje op het reeds aanwezige kampeerterrein. Eén voor één kwamen er extra zomerhuisjes, alle op de noordelijke helft van het terrein en voornamelijk met Canadese namen (Alberta, Toronto, Maple Leaf). Esdoorns waren overgehaald uit Canada om het terrein te verfraaien. De schuur werd in gebruik genomen als kantine. Later werd dit een hotel dat "motel" werd genoemd, een referentie naar de motorway hotels die in Noord Amerika te vinden zijn. In de jaren tachtig werd het campinggedeelte opgeheven en is er een aantal recreatie-
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
15
bungalows toegevoegd op de zuidelijke helft. Er werden eengezinswoningen gebouwd aan de Ruitersmolenweg en Keizersmantel, aansluitend op de naoorlogse woningbouw, waardoor het terrein uiteindelijk omsloten werd door permanente bebouwing. In 1983 en 1996 is het recreatiebedrijf van eigenaar gewisseld. Momenteel is het terrein en de aanwezige bebouwing nog tijdelijk als recreatieve voorziening in gebruik. De voormalige dienstwoning wordt nog bewoond. De in het noordoostelijke deel van de locatie te handhaven vier recreatiebungalows maken geen deel uit van het voormalige recreatiebedrijf. Deze bungalows, die in particulier eigendom zijn, worden nog als zodanig gebruikt.
3.2
Ruimtelijke en functionele structuur Beekbergen is een dorp dat een bepaalde gelaagdheid heeft in zijn stedebouwkundige structuur. Het dorp is in een aantal fasen opgebouwd. Iedere fase wordt gekenmerkt door zijn eigen verkavelingspatronen. De locatie zelf heeft een zeer gesloten ruimtelijk karakter met veel houtopstanden. Er is een beperkte zichtbaarheid vanaf de openbare weg. Het terrein Klein Canada is een groene vlek in een relatief intensief bebouwde omgeving. Ruimtelijk haakt het terrein vrijwel niet aan op omliggende structuren (afgezien van de percelen met zelfstandige recreatiebungalows die voorheen ook tot het terrein behoorden). Het terrein is duidelijk te onderscheiden als een groen bosperceel te midden van de bebouwde omgeving.
3.3
Groenstructuur Bestaande bomen Op de locatie staan een groot aantal waardevolle bomen en boomstructuren. Door de voormalige functie als recreatieterrein hebben deze bomen voldoende ruimte gehad om uit te groeien. Op het terrein van de bestaande villa staat een boom die zodanig waardevol wordt beschouwd dat er een status van "bijzondere boom" aan is toegekend. Dergelijke bomen wordt in het bestemmingsplan specifiek beschermd. Randen Alle randen van Klein Canada, met uitzondering van een enkel deel en de grens met de te handhaven recreatiebungalows, bestaan uit waardevol opgaand groen. Vooral het groen aan de oostrand, op de overgang naar het open landschap is in landschappelijk en cultuurhistorisch opzicht waardevol. Voor de randen richting de bestaande wijk geldt dat de groenstrook een waardevolle bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit. Delen van de rand zijn opgebouwd uit naaldhout. Landschappelijk zijn deze minder waardevol. Verankering met bestaande woonwijk Vanuit de groenstructuur van het dorp loopt er een groene zone vanaf het centrale park in Beekbergen richting de open enk. Het plangebied vormt momenteel een fysieke barrière hierin die ook na de planvorming niet geheel is op te lossen doordat een te handhaven bungalow in de as ligt.
3.4
Natuurwaarden De natuur op de woningbouwlocatie Klein Canada is in 2004 onderzocht door bureau Grontmij (dd 22 okt. 2007, proj.nr. 242556, ref. 99035194). Het onderzoeksrapport opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting. Relevant is toetsing van de onderzoeksresultaten aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van Habitat- en Volgerrichtlijngebieden
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
16
geregeld. Het dichtstbijzijnde Habitat- en Vogelrichtlijngebied is de Veluwe. Dit gebied ligt op circa een kilometer afstand van Klein Canada maar is hiervan geïsoleerd door de aangrenzende bebouwing van Beekbergen. De veranderingen in het plangebied zullen geen negatieve gevolgen hebben voor de natuurwaarden waarvoor de Speciale Beschermingszone Veluwe is aangewezen. Het plangebied ligt niet in de beschermingszone en er zullen geen significante of verstorende invloeden optreden, waardoor geen passende beoordeling nodig is. In het kader van de Flora- en faunawet wordt beoordeeld of er beschermde planten en diersoorten in het gebied voorkomen en of er een ontheffing voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden dient te worden aangevraagd. Aangetroffen beschermde zoogdieren in/nabij het plangebied zijn egel, mol, konijn, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis en gewone bosmuis. Deze soorten staan op lijst 1 (algemene beschermde soorten) van de Flora- en Faunawet. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd mits de zorgplicht (niet opzettelijk verstoren/verwonden) in acht wordt genomen. Van de broedvogels zijn 37 beschermde soorten (Natuurloket 2004) in/nabij het gebied waargenomen. Geen van deze soorten staat op de Rode Lijst (bedreigde soorten) of behoort tot de Vogelrichtlijnsoorten. Alle vogels zijn zwaar beschermd. Als de werkzaamheden echter buiten het broedseizoen (15 maart-15 juli) worden uitgevoerd hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Overige beschermde soorten die in/nabij het plangebied zijn waargenomen betreffen de amfibieën gewone pad, kleine watersalamander en bruine kikker (poel noord plangebied) en de kleine maagdenpalm (laatste plantensoort aangeplant en dus niet oorspronkelijk). Deze amfibieën staan op lijst 1 waarvoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Ook voor aangeplante, adventieve beschermde plantensoorten is geen ontheffing nodig.
3.5
Verkeer en vervoer De verkeersontsluitingen van zowel het voormalige recreatiebedrijf Klein Canada als de vijf zelfstandige recreatiebugalows bevinden zich aan de Ruitersmolenweg. De Ruitersmolenweg ligt binnen de bebouwde kom van Beekbergen en maakt deel uit van het 30km/u-gebied van Beekbergen. Dit 30km/u-regime wordt op de Ruitersmolenweg ondersteund met verkeersdrempels waardoor de lage snelheid over het algemeen goed wordt gewaarborgd. Voor het fietsverkeer zijn aan beide kanten op de rijbaan van de Ruitersmolenweg fietsstroken gemarkeerd. Voor de voetgangers is geen aparte voorziening aanwezig.
3.6
Archeologie In 2004 is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestond uit een booronderzoek ten einde vast te stellen wat de bodemopbouw was ter plaatse en of die geroerd of ongeroerd was. Er is geconstateerd dat zich ter plaatse een enk (es) bevindt die grotendeels ongeroerd is. De dikte van de enk (zwarte enkeergrond) varieert tussen 0,8 en 1,4 meter. Een esdek is een oude akkergrond dat door bemesting met mest en plaggen soms een dikte bereikt kan hebben van meer dan 1 meter. Het oude maaiveld waarop bewoning plaats gevonden kan hebben, is daarbij afgedekt. Daarom heeft een esdek een hoge archeologische waarde. Hoewel er in de boormonsters geen archeologische indicatoren zijn waargenomen wordt een aanvullend archeologisch onderzoek nodig geacht. In opdracht van Bouw Advies en Servicebureau T.G.M. Dijkhof, als aannemer voor woningbouwvereniging de Goede Woning, heeft Grontmij Nederland bv een archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd op recreatiepark Klein Canada, te Beekbergen. Doel van het proefsleuven onderzoek was het opsporen en in kaart brengen van eventueBeekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
17
le archeologische vondsten, sporen en/of nederzettingen Het proefsleuvenonderzoek is op 3 en 4 mei 2006 conform het PvE uitgevoerd. Sleuf 1 vertoonde in de bovenste 0,3 m aanzienlijke verstoringen door de aanleg van diverse kabels. Verder bleek de bodem onverstoord. Er zijn geen archeologische vondsten of sporen aangetroffen. Bij sleuf 2A en 2B bleek, evenals de eerste sleuf, de enk onverstoord. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Door de aanwezigheid van enig (bekend) kabelwerk is deze sleuf in twee delen opgegraven. Kort na aanvang van het aanleggen van sleuf 3 zijn de werkzaamheden gestaakt door de aanwezigheid van gas- en waterleidingen. Om verdere overlast en schade te voorkomen is met zowel de gemeentelijk archeoloog als de opdrachtgever overeengekomen de werkzaamheden op een later tijdstip, tijdens het bouwrijp maken van de bodem, voort te zetten en af te ronden. Tot dusver is er ongeveer 370 m² proefsleuf gegraven. Dit houdt voor het plangebied in dat er nog ca. 350 m² proefsleuf gegraven dient te worden. Hoewel de resultaten tot nu geen belemmeringen voor de beoogde woningbouw laten zien, wordt een definitief oordeel pas gegeven nadat de laatste proefsleuf is gegraven en onderzocht.
3.7
Cultuurhistorie De belangrijkste cultuurhistorische kenmerken van de locatie zijn: Dorpsrand: De locatie ligt aan de dorpsrand van Beekbergen. Het heeft zicht op een open enklandschap (deels tot aan Lieren) én bepaalt het aanzicht op het dorp vanuit dat landschap. Dit aanzicht kent een samenstelling van bomen, kleinschalig bebouwing en doorkijkjes en weides. De perceelgrenzen van de locatie werden van oorsprong bepaald door een historische substructuur: een zandweg die naar het westen boog. Dit kenmerk werd ontkracht door de bouw van woningen aan de rechtgetrokken lijn van de Ruitersmolenweg. Veel groen: Een houtwal aan de zuidgrens (jong) en bij de ingang (oud), Canadese esdoorns bij de bungalows en informele beplanting en paden zijn de voornaamste groen elementen. Zij zijn tastbare restanten van en herinneringen aan de ontstaansgeschiedenis van deze plek. Villawoning en recreatiefunctie: De bouw van een villa in 1925 en bijbehorende fokkerij heeft voor een bepaalde inrichting gezorgd. De villa als vrijstaande woning heeft een meerwaarde voor de locatie en een voortdurende gebruikswaarde. De schuur heeft te veel wijzigingen ondergaan om als leesbaar element van de oorspronkelijke inrichting te fungeren. Ook als hotel is het geen waardevol gebouw.
3.8
Kabels en leidingen Op circa 130 meter aan de oostzijde van de Ruitersmolenweg loopt evenwijdig aan het plangebied een bovengrondse hoogspanningsleiding (150 KV). Vanwege deze afstand levert de leiding geen hinder voor de woningbouwontwikkeling.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
18
4
RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE OPZET
4.1
Bebouwing en groen Mede op basis van de in hoofdstuk 3 beschreven bestaande situatie zijn voor de herinrichting van de locatie tot een woongebied uitgangspunten en randvoorwaarden benoemd. De voornaamste uitgangspunten en randvoorwaarden voor de toe te passen bebouwing en het te behouden of te ontwikkelen groen zijn: Cultuurhistorie De locatie dient een nieuwe gezicht te krijgen naar de Ruitersmolenweg toe, uit respect voor de dorpsrand. Dit betekent het terrein niet omheinen of volledig afsluiten van het landschap. Zorg dat verhouding landschap en gebouwen goed is. Het gezicht en/of silhouet dient gevarieerd te zijn door afwisseling van bebouwing en beplanting. Een wand van bebouwing of seriebouw is dan ook uitgesloten. Groene accenten houden de link met het landschap. Diversiteit in kavelgroottes langs de straat geeft een beeld van een natuurlijke ingreep en maakt de ingreep daarmee minder hard ten opzichte van de enk. Diverse eenheden met diversiteit aan stijlen en detaillering zal hieraan ook bijdragen en sluit aan bij het beeld van hoe het dorp zich lange tijd ontwikkeld heeft. Behoud en herstel van de villa met haar directe erf levert een bijdrage aan bovengenoemde diversiteit en houdt de ontstaansperiode van deze plek zichtbaar en leesbaar. De villa zelf, een visueel historisch element, kan een accent zijn en de binding leggen met het historische dorp. Stedenbouw De invulling van Klein Canada moet een eigen bijdrage leveren aan de gevarieerde, fasegewijs gerealiseerde opbouw van Beekbergen. De locatie moet een eigen karakter krijgen, ook in zijn begrenzing naar het landschap (die in verschillende bouwperioden ook telkens anders benaderd is). Desalniettemin moet het nieuwe plan goed aansluiten op zijn omgeving en de voorwaarden die voortvloeien uit de stedebouwkundige context. Het op een vanzelfsprekende manier opnemen van de kavels met recreatiebungalows die voorheen ook tot het terrein behoorden. Het zorgvuldig aanhaken op achterkant situaties van omringende bebouwing. Groen Opnemen van de waardevolle bomen in het stedenbouwkundige plan. De bomen kunnen een plek krijgen in tuinen van woningen maar ook in de openbare profielen. Bij de situering van de woning dient voldoende afstand tot bestaande bomen te worden gehouden. Belangrijke uitgangspunten zijn: - het handhaven en treffen beschermingsregeling voor de bijzondere boom bij de villa; - het handhaven van het boomrijke karakter van de locatie aan de rand van het dorp; - het handhaven van de waardevolle groene randen om de locatie. Om het project een goede verankering met de bestaande wijk te geven is het wenselijk de groene zone door te trekken tot in het plangebied en daarbij vorm te geven als openbare groenstrook. Het woongebied krijgt zoveel mogelijk een bosrijk karakter. De te handhaven bomen en de aan te planten hagen, op grote delen van de erfscheidingen, dragen hieraan bij.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
19
Wonen Met in achtneming van het gemeentelijk woonbeleid zoals beschreven in hoofdstuk twee biedt de locatie goede mogelijkheden om de differentiatie van het woningaanbod in het dorp te vergroten door realisatie van appartementen, laagbouw rijenwoningen en vrijstaande woningen. Gedacht wordt om de appartementen te realiseren in de goedkope en middeldure koopsector. Bij de rijen laagbouwwoningen wordt gedacht aan een mix van sociale huur, sociale koop en middeldure koop woningen. De vrijstaande woningen worden gerealiseerd in de dure koopsector, waarvan ook een aantal als kavels zullen worden uitgegeven.
4.2
Infrastructuur Bij een eigen stedenbouwkundig karakter van de locatie behoort ook een eigen ontsluiting. Voortborduren op de bestaande infrastructuur in het dorp vanuit het westen leidt tot vertroebeling van het concept. Ontsluiting van het plangebied vanaf de Ruitersmolenweg lijkt de meest heldere oplossing. Voor langzaam verkeer is het praktisch gezien echter wél wenselijk om een toegang in het westen te creëren.
4.3
Verkeer en parkeren Mede op basis van de in paragraaf 3.5 beschreven bestaande situatie zijn voor de herinrichting van de locatie tot een woongebied de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden benoemd in verband met verkeer en parkeren: 1. Geen doorgaand autoverkeer door de nieuwe woonstraten. 2. Om de verkeersoverlast voor de bewoners aan de Koningspage te beperken moet het woningbouwproject voor het autoverkeer worden ontsloten via de Ruitersmolenweg. 3. De inrichting van de woonstraten binnen het plangebied moet passen binnen een 30 km/u gebied. 4. Woningen moeten goed bereikbaar zijn voor de hulpdiensten. 5. Het aantal parkeerplaatsen in het woningbouwplan moet voldoen aan de door de gemeente Apeldoorn vastgestelde parkeernormen. Deze parkeernormen staan vermeld in de geactualiseerde Parkeernota (2004) en zijn van kracht binnen de gehele gemeente. Voor verschillende woningtypen worden verschillende parkeernormen gehanteerd. In onderstaand schema staan de gehanteerde parkeernormen weergegeven, alsook de behoefte die daardoor in de openbare ruimte ontstaat. De behoefte in de openbare ruimte bedraagt 32 parkeerplaatsen , in het plan zijn 31 parkeerplaatsen voorzien in de openbare ruimte. Behalve in de parkeervakken kan er binnen het plan ook nog op de rijbaan geparkeerd kan worden. Deze parkeercapaciteit is niet meegeteld bij het bepalen van het aantal aanwezige parkeerplaatsen waardoor er extra flexibiliteit in het plan aanwezig is. Type woning Aantal woning zonder eigen parkeer- 9 voorziening woning met garage en oprit 12 woning met carport 2 appartementen/stapelbouw met 11 gezamenlijke parkeervoorziening Totaal: 34
Parkeernorm 1,5
Totale parkeerbehoefte 13,5
In openbare ruimte 13,5
1,75 2,25 1,6
21 4,5 17,6
9 2,5 6,6
57 parkeerplaatsen
31,6 parkeerplaatsen
De 4 woningen die hun uitrit op de Ruitersmolenweg hebben, worden in dit overzicht niet meegeteld. Deze woningen realiseren hun parkeerbehoefte geheel op eigen terrein. De opzet van het plan is zodanig dat de parkeerbehoefte binnen in het plangebied kan
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
20
worden opgevangen. Derhalve wordt er geen parkeeroverlast op de Ruitersmolenweg of in de omliggende woonbuurt verwacht als gevolg van het plan. 6. De parkeerplaatsen moeten functioneel zijn (op een logische plaats liggen) en goed bereikbaar zijn voor de auto. 7. Om het langzaamverkeer te stimuleren moet het nieuwbouwplan beschikken over een goede fiets- en voetgangersontsluiting. In onderstaande weergave van het plangebied zijn te te realiseren parkeerplaatsen te zien.
Parkeerplaatsen in het plangebied, gezien van het noorden naar het zuiden: 11 openbare parkeerplaatsen vóór de rij van zes woningen
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
21
9 openbare parkeerplaatsen vóór het appartementengebouw 11 inpandige parkeerplaatsen onderin het appartementengebouw 11 openbare parkeerplaatsen vóór de rij van zeven woningen 16 parkeerplaatsen op particuliere, individuele kavels verspreid over het plangebied Opgeteld: 58 parkeerplaatsen in totaal
4.4
Duurzaam bouwen Voor het bepalen van de DAF-prestaties voor de woningbouw, nieuwbouw, wordt gebruikt gemaakt van het instrument GPR-Gebouw. (DAF staat voor: Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel; GPR-gebouw staat voor: Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Gebouw.) De minimale prestaties voor woningbouw zijn: Energie 8,0
Materialen 7,5
Water vrij
Afval vrij
Gezondheid vrij
Woonkwaliteit Totaal 8,5 47,0
Genoemde GPR-scores zijn gebaseerd op GPR-Gebouw versie 3.2. Naast de hierboven geformuleerde minimale GPR-scores geldt tevens een korte lijst van verplichte maatregelen.
4.5
Ruimtelijke opzet Op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden is tot een nieuwe ruimtelijke invulling van het plangebied gekomen. De nieuwe inrichting onderscheidt twee delen: een strook losse volumes in het groen langs de Ruitersmolenweg en het terrein daarachter, dat volledig wordt omsloten door andere bebouwing. Stedenbouw Langs de Ruitersmolenweg worden vier vrijstaande woningen toegevoegd. Deze woningen voegen zich binnen de lintstructuur zoals die elders langs de Ruitermolenweg aanwezig is, met dien verstande dat de woningen zich tussen de bestaande bomen bevinden. De toeritten tot deze woningen worden op twee plaatsen gebundeld en door bestaande openingen in de houtwal geleid. Op deze wijze ontstaat langs de Ruitersmolenweg een continu beeld van lintbebouwing, dat zich ter plekke van Klein Canada onderscheidt van de rest van het lint door zijn groene karakter. Het binnenterrein blijft ontsloten middels de huidige toegang van het kampeerterrein. Voor autoverkeer is dit de enige ontsluiting. Dat maakt het binnenterrein relatief autonoom binnen de stedenbouwkundige context. Doordat de recreatiewoningen in de noordoostelijke hoek van het terrein gehandhaafd blijven, is het niet mogelijk de uitloper van het park tot aan het buitengebied door te trekken als gewenst. Via de toegang tot het terrein wordt het langzaamverkeer uit het park echter wel de mogelijkheid geboden om het buitengebied te bereiken. Het bosrijke karakter van Klein Canada zorgt er bovendien voor dat het groen van het park aansluiting krijgt op het buitengebied. De uitstraling van het binnenterrein is overwegend introvert. De vele bomen geven het buurtje een intiem karakter. De verkaveling is helder van opbouw. Twee rijen van zes, respectievelijk zeven woningen aan de noord- en zuidzijde vormen de "boekensteunen" waartussen de verkaveling is opgespannen. Centraal, tegenover de entree van het gebied is ruimte voor een kleinschalig appartementengebouw als zwaartepunt van het plan. Het gebied daartussen wordt ingevuld met ruime vrijstaande wonin-
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
22
gen op grote kavels met veel groen. Een collectieve erfscheiding waarborgt de ruimtelijke kwaliteit naar alle zijden van deze woningen. Juist vanwege de grote mate van verscheidenheid in de bebouwing vormt het groen een bindende factor voor het plangebied. Groen In de nieuwe opzet wordt de groene uitstraling zoveel mogelijk gehandhaafd. Binnen een klein deel van de groene rand worden woningen toegevoegd. Het overige deel van de rand blijft zoals het is. Door de geringe woningtoevoeging in de rand in combinatie met het groen wordt er niet of nauwelijks afbreuk gedaan aan de kwaliteit van de rand en het omringende landschap. Ook op het binnenterrein blijft de groene uitstraling zoveel mogelijk gehandhaafd. Daarmee blijft de uitstraling van het terrein als geheel naar de buurt in hoofdzaak groen. Op deze manier behoudt het gebied haar uitstraling als groen perceel in de dorpsrand en doet het niet af nauwelijks afbreuk aan de omgeving of het landschap. De randen om het terrein zijn landschappelijk waardevol, met name de oostrand is zowel in cultuurhistorisch als landschappelijk opzicht waardevol. De randen aan de oostkant blijven in het nieuwbouwplan gehandhaafd. De inritten van de vier woningen aan de Ruitersmolenweg zijn gesitueerd op plekken waar reeds een opening in de bestaande rand aanwezig is. De waardevolle randen aan de zuidkant, het grootste gedeelte aan de westkant en een gedeelte aan de noordkant vormen een ruimtelijke kwaliteit. Deze vallen buiten de plangrens maar blijven in de nieuwe situatie aanwezig. De gedeeltes van de randen opgebouwd uit naaldhout zijn landschappelijk minder waardevol, aan de westkant komt dit deel van de rand te vervallen. Aan de uiterste zuidzijde van het plangebied is een gebiedsscheidend gedeelte (een iets verhoogde grondstrook) dat buiten de achtererven - plus achterpad - van de geprojecreerde rij van 7 woningen valt, als 'Groen' bestemd. Zowel van binnenuit als van buitenaf het plangebied beschouwd, is dit een goede bestemming voor deze gebiedsrand. Wonen Het plan is opgenomen in het woningbouwprogramma 2006/2007 en voorziet in de ontwikkeling van Klein Canada tot een woongebied. Totaal betreft het 38 woningen, onderverdeeld naar type en prijsklasse conform onderstaande tabel. Woningbouwprogramma Gestapeld Laagbouw Totaal %
SH1 7 7 18%
SK 4 2 6 16%
VS1
VS2 7 2 9 24%
2 2 5%
VS3 14 14 37%
Totaal 11 27 38 100%
% 29% 71% 100%
Prijsgrenzen 2007 SH1 SK VS1 VS2 VS3
= = = = =
Sociale huur 1 Sociale koop Vrije sector 1 Vrije sector 2 Vrije sector 3
= = = = =
huurprijs maximaal € 535 per maand v.o.n. prijs tot maximaal € 180.000 v.o.n. prijs € 180.000 t/m € 225.000 v.o.n. prijs € 225.000 t/m € 275.000 v.o.n. prijs > € 275.000
Van de 27 laagbouwwoningen worden er 13 in een rij en 14 vrijstaand gerealiseerd. Het plan voldoet met dit woningbouwprogramma aan verschillende operationele doelstellingen van de Woonvisie, te weten: a. het aanbieden van comfortabele appartementen in het sociale en middeldure segment; b. het vergroten van de woonmilieudifferentiatie in de dorpen; c. het betaalbaar maken van (koop)woningen voor de doelgroep van beleid (lagere inkomensgroepen)
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
23
d. het realiseren van woningen door middel van particulier opdrachtgeverschap. De voormalige dienstwoning op de locatie wordt gehandhaafd en krijgt een functie als eengezinswoning. Vier aanwezige recreatiebungalows worden als zodanig gehandhaafd. Verkeer Op basis van de gestelde randvoorwaarden is er voor gekozen om het nieuwbouwplan Klein Canada te ontsluiten via de Ruitersmolenweg en de Koningspage, waarbij de ontsluiting via de Koningspage alleen door langzaamverkeer en hulpdiensten mag worden gebruikt (dit wordt fysiek geregeld met een klappaal). Hiermee wordt voorkomen dat er verkeersoverlast in het gebied ontstaat als gevolg van nieuwe doorgaande autoverbindingen. Verder is gekozen voor een inrichting van de woonstraten die past binnen het geldende 30km/u regime van Beekbergen. De aansluiting van Klein Canada op de Ruitersmolenweg wordt voorzien van een kruispuntplateau die de maximumsnelheid ondersteunt. Als gevolg van de nieuwbouw zal de verkeersdruk op de Ruitersmolenweg toenemen. Overigens is de verwachting dat dit niet leidt tot een verandering in het verkeersbeeld (verkeersbeleving). Het fietsverkeer wordt vanuit Klein Canada zowel via de Ruitersmolenweg als de Koningspage ontsloten. Ook zorgt de doorsteek tussen Klein Canada en de Koningspage voor een goede looproute vanuit de nieuwbouw naar het bestaande bebouwde gebied van Beekbergen. Verder voorziet het plan op basis van de parkeernormen in 58 parkeerplaatsen (eigenlijk zijn er 57 vereist), waarvan 31 op het openbaar terrein. (In dit parkeeroverzicht zijn de vier woningen die de uitrit op de Ruitersmolenweg hebben, niet meegenomen. Deze woningen voorzien in hun eigen parkeerbehoefte, op eigen terrein.) Tot slot is in het ontwerp van de nieuwbouwproject rekening gehouden met de bereikbaarheid voor hulpdiensten door het maken van voldoende ruime straten en bochten.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
24
5
UITVOERBAARHEID Doel van dit bestemmingsplan is om een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied mogelijk te maken. Daarbij volstaat het niet om uitsluitend nieuwe bestemmingen vast te leggen voor het gebied. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan dient ook aangetoond te worden dat de nieuwe bestemmingen daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. In dit hoofdstuk komen die zaken aan de orde welke een rol spelen bij de uitvoerbaarheid van het plan.
5.1
Milieuaspecten
5.1.1
Inleiding Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
5.1.2
Bodem Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Bouwstoffenbesluit. In het Bouwstoffenbesluit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheersplan. Onderzoeksresultaten bodem In de rapportages "Bodemonderzoek camping "Klein Canada" te Beekbergen, projectnummer 166598", d.d. 27 mei 2004 , en "Aanvullend bodemonderzoek camping "Klein Canada" te Beekbergen, projectnummer 166598", d.d. 27 juli 2005, beide opgesteld door Grontmij Advies&Techniek bv. en opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. De onderzoeken zijn uitgevoerd conform de NVN5725 en NEN5740. Daarnaast is ook voldoende aandacht besteed aan asbest. De locatie is onverdacht op asbest. Zintuiglijk zijn plaatselijk in de boven- en ondergrond lichte tot sterke bijmengingen aangetroffen met asfalt, stenen en puin. Aan de hand van de bijmengingen is besloten een mengmonster aanvullend te analyseren op asbest. Het betrof een monster met resten puin (niet uiterst puinhoudend). In het op asbest geanalyseerde monster is geen asbest aangetroffen. Omdat de grondwaterstand dieper dan 5 m-mv is, is conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek uitgevoerd. Plaatselijk zijn de parameters PAK en EOX licht verhoogd gemeten. Ter plaatse van de twee ondergrondse tanks zijn geen verontBeekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
25
reinigingen gemeten. Geconcludeerd kan worden dat er geen bodemhygiënische belemmeringen zijn voor de geplande bestemmingsplanwijziging. 5.1.3
Milieuzonering Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies; het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2007. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
26
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer. milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
richtafstand tot omgevingstype rustige richtafstand tot omgevingstype gemengd woonwijk gebied 10 m 0m 30 m 10 m 50 m 30 m 100 m 50 m 200 m 100 m 300 m 200 m 500 m 300 m 700 m 500 m 1.000 m 700 m 1.500 m 1.000 m
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. De richtafstandenlijst is voor gebieden met functiemenging niet toepasbaar. Voor deze gebieden bevat de VNG-uitgave een "Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging". Daarin zijn alle milieubelastende activiteiten opgenomen die in principe in een gebied met functiemenging kunnen worden toegelaten. De milieubelastende activiteiten zijn ingedeeld in categorie A, B of C. Categorie A bestaat uit activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in gebieden met functiemenging aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding van wonen en bedrijven zijn hiervoor voldoende. Het gaat hier om activiteiten die in de richtafstandenlijst in milieucategorie 1 zijn ingedeeld. Categorie B staat voor activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar een zodanige milieubelasting voor hun omgeving hebben dat ze bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaats dienen te vinden. Dit zijn activiteiten die in de richtafstandenlijst een richtafstand van maximaal 10 meter voor milieuaspect gevaar, maximaal 30 meter voor aspecten stof en geur en maximaal 50 meter voor aspect geluid hebben en een index voor verkeer van maximaal 1G en 2P. Categorie C bestaat uit de activiteiten uit categorie B die vanwege hun verkeersaantrekkende werking op een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen. Hier gaat het om activiteiten met dezelfde richtafstanden als bij categorie B en een index voor verkeer van maximaal 2G en 3P. Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder. Onderzoeksresultaten milieuzonering Er is onderzoek gedaan naar de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies alsmede naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden. Uit het onderzoek is het volgende gebleken. Direct ten noordoosten van de geplande woningbouw bevindt zich op het overige deel van het perceel Ruitersmolenweg 15 te Beekbergen, het overgebleven deel van het bungalowpark Klein Canada. Volgens het bestemmingsplan Beekbergen is de huidige bestemming van dit deel van het perceel 'Verblijfsrecreatie - recreatieve woonverblijven'. Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
27
De afstand van de planlocatie tot aan de dichtstbijzijnde blijvende bungalow bedraagt 4 meter. Aangezien de bestemming alleen recreatieve woonverblijven toestaat, kan het overgebleven deel gelijkgesteld worden aan de bestemming 'wonen' en zal derhalve niet van invloed zijn op de te projecteren woonbestemming. Het overgebleven deel van het bungalowpark vormt geen belemmering voor de omzetting van de bestemming van een deel van de Ruitersmolenweg 15 van 'verblijfsrecreatie' naar 'wonen'. Aan de overzijde van de Ruitersmolenweg liggen gronden met de bestemming 'agrarisch gebied met landschappelijke waarden'. Hier is in principe ook fruitteelt met bestrijdingsmiddelen toegestaan, daarom heeft dit perceel op basis van jurisprudentie een milieuzone van 50-100 meter. In principe vormt dit een belemmering voor het omzetten van de bestemming van een deel van Ruitersmolenweg 15. Echter op basis van de feitelijke activiteit (landbouw; geen fruitteelt) vormt bovengenoemde bestemming geen belemmering. Omdat er reeds op de planlocatie recreatiewoningen aanwezig zijn, zijn de mogelijkheden voor het uitbreiden of wijzigen van de huidige agrarische activiteiten reeds beperkt. De verandering van de bestemming van verblijfsrecreatie naar wonen verandert hier niets aan. Op de agrarische bestemming kunnen geen activiteiten gaan plaatsvinden die overlast bezorgen aan de reeds bestaande of geprojecteerde woningen. Daarom vormt de agrarische bestemming ons inziens geen belemmering voor de omzetting van de vigerende bestemming 'verblijfsrecreatie' naar de bestemming 'wonen' van een deel van de Ruitersmolenweg 15 te Beekbergen. 5.1.4
Geluidhinder Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Wegverkeerslawaai Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van: wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied; wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur. De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied. Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh), kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat er een onheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingsgronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai De wegen in de omgeving van het plangebied vallen allemaal onder het 30 km/u regime. Akoestisch onderzoek is hiermee in het kader van de Wgh niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter wel de Ruitersmolenweg onderzocht vanwege de geringe afstand tot aan de toekomstige woningen.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
28
In de rapportage d.d. 19 oktober 2007 met projectnummer 242648 en referentienummer I&M-99060573-FO/SLN, opgesteld door Grontmij Nederland bv, is de geluidbelasting ten gevolge van de Ruitersmolenweg berekend. (Deze rapportage is opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting). De Ruitersmolenweg is niet gezoneerd in het kader van de Wgh, maar vanwege een goede ruimtelijke ordening wel onderzocht. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 51 dB(A) incl. aftrek ex art. 103 Wgh, hetgeen normaal is voor eerstelijns bebouwing binnen een dorpskern. Wel moet bij de bouwaanvraag middels een akoestisch onderzoek worden aangetoond dat er wordt voldaan aan de eis uit het Bouwbesluit. De eis is dat de geluidsbelasting zonder aftrek maximaal 56 dB is, en dat de woning een gevelkarakteristieke geluidwering van 23 dB(A) behaalt. Op 25 maart 2009 is bekeken of het onderzoek nog up-to-date is. Aangezien de verkeersgegevens en de bouwplannen niet gewijzigd zijn, veranderen de conclusies uit het akoestisch onderzoek niet en zijn deze nog geldig. 5.1.5
Luchtkwaliteit De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden; de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen. Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg; woningbouwlocaties met niet meer dan dan 1000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling; kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 33.333 m2 en één ontsluitingsweg; kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 66.667 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Wanneer een voorgenomen ontwikkeling niet onder de categorieën van gevallen valt, kan het bestuursorgaan op andere wijze aannemelijk maken dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen waarvoor grenswaarden gelden. Onderzoek luchtkwaliteit In dit plan is sprake van de bouw van 37 woningen (inclusief de vier woningen aan de Ruitersmolenweg en exclusief de oude villa Ruitersmolenweg 13). Derhalve is nader onderzoek van de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
29
5.1.6
Externe veiligheid - Geen Bevi-bedrijven in omgeving Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt. Besluit externe veiligheid inrichtingen Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies. Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen In de nabijheid van terrein Klein Canada bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen in het gebied. Buisleidingen In de nabijheid van de locatie Ruitersmolenweg 13-15 bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Elektromagnetische straling Ten oosten van het plangebied en de Ruitersmolenweg bevinden zich twee 150 kV hoogspanningscircuit elk hangend aan één zijde van de mast. Voor ruimtelijke ordening in de buurt van hoogspanninglijnen heeft de staatssecretaris van Milieu, op 3 oktober 2005 in een brief een beleidsadvies vastgelegd, naar aanleiding van de Nota Nuchter omgaan met risico's. Het advies geeft aan dat vermeden moet worden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij voor gevoelige bestemmingen de referentiewaarde van 0,4 micro-tesla wordt overschreden. Naar de invloed van deze hoogspanningsleidingen is door het bureau KEMA onderzoek
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
30
uitgevoerd rapportnr 2101202.0501-QUA/EMC d.d. 12 januari 2007. Het rapport geeft aan dat de referentiewaarde van 0,4 micro- tesla is gelegen op 38,5 meter uit de de hoogspannings leidingen. Het plangebied is gelegen op een grotere afstand. De bovengrondse hoogspanningsleidingen vormen geen belemmering voor de nieuwe bestemming Wonen. Transport gevaarlijke stoffen In Apeldoorn zijn geen speciale routes voor gevaarlijke stoffen aangewezen. In verband met de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over spoorlijnen en wegen, is door Royal Haskoning onderzoek uitgevoerd naar het zogenoemde plaatsgebonden risico en het groepsrisico langs transportroutes in Apeldoorn. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Veilig langs transportassen d.d. 14 januari 2003. Daaruit blijkt dat het aspect externe veiligheid voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen zowel over de spoorlijn als over de wegen nabij het plangebied geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen. 5.1.7
Externe veiligheid - Bevi-bedrijf zonder invloed in/nabij plangebied In de nabijheid van terrein Klein Canada bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen in het gebied.
5.1.8
Externe veiligheid - Bevi-bedrijf met invloed in/nabij plangebied In de nabijheid van terrein Klein Canada bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen in het gebied.
5.2
Waterhuishouding
5.2.1
Algemeen Klein Canada ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 2 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.
5.2.2
Grondwater Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. De Gemiddeld Hoogste Grondaterstand ligt ca. 3,0 m beneden maaiveld en vormt daardoor geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
5.2.3
Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur De Oude Beek die ten noorden van de Beekbergen stroomt ligt op een te grote afstand van de planlocatie om te spreken van een invloedsrelatie. Daarnaast is de beek ook deels een opgeleide beek waardoor deze in hydrologisch opzicht losstaat van zijn omgeving. In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
5.2.4
Afvoer van hemelwater Al het hemelwater binnen het plangebied wordt geïnfiltreerd overeenkomstig het rapport van de Grontmij "Watertoets en waterparagraaf", uitgebracht (dd 22 okt. 2007, proj.nr. 166598/ 242556, ref. 99035193).
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
31
5.2.5
Afvoer van afvalwater De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6
Watertoets De Grontmij heeft ten behove van de locatieontwikkeling een rapport "Watertoets en waterparagraaf" uitgebracht (dd 22 okt. 2007, proj.nr. 166598/ 242556, ref. 99035193). Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse over een goede waterdoorlaatbaarheid beschikt. Hemelwater kan ter plaatse dus goed geïnfiltreerd worden.
5.3
Natuurwaarden
5.3.1
Algemeen Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bosen natuurcompensatie. Soortbescherming Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
algemene soorten Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod. overige soorten Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium "doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort". soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria: 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en 2. er is geen alternatief; en 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid. Gebiedsbescherming Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
32
niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan. Bos- en natuurcompensatie Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming "Bos" en "Natuur" die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn. Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden gelden de volgende regels: compensatie binnen de gemeente of aangrenzende gemeente; compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 hectare; compensatie bij voorkeur ter versterking van de ecologische hoofdstructuur. In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie. In de gemeentelijke praktijk is gebleken dat het gelijktijdig beschikbaar zijn van kwalitatief toereikende compensatiearealen (alsook de daartoe benodigde bestemmingsplanafstemming) vrijwel nooit van toepassing is; in veel gevallen wordt dan ook een beroep gedaan op de mogelijkheden van financiële compensatie. Daarom heeft de gemeente, met instemming van de provincie, een groenfonds ingesteld, genaamd de Groene Kluis. In deze Groene Kluis worden de gelden voor financiële compensatie gereserveerd voor het treffen van compensatiemaatregels in de Groene Mal. Hiermee wordt op een structurele wijze gewerkt aan de realisatie van een duurzaam groen (lokaal) ecologisch netwerk dat aansluit op de nationale en regionale groenstructuren. Voor de Groene Kluis gelden de volgende regels:
De hoogte van financiële compensaties zal worden gebaseerd op de aankoop van gronden en inrichting daarvan ten behoeve van compensatie van gelijkwaardig groen op de voor dat moment geldende bekende gemiddelde prijzen waarop vervolgens de compensatiefactor (gebaseerd op de kwaliteitscategorieën van het bestaande groen) van toepassing is. De in de Groene Kluis geregistreerde compensatiebudgetten zijn uitsluitend in te zetten voor realisatie van groene waarden ter compensatie van groene waarden die bij bestemmingswijziging verloren gaan. De Groene Mal is te beschouwen als een voorkeurslocatie van in te zetten compensatiegroen indien ter plaatse van het plangebied geen locaties voor compensatie beschikbaar zijn die bijdragen aan de gewenste groenstructuur van Apeldoorn. Bij het zoeken naar compenserend groen zal de volgende beslisladder van toepassing zijn: (1) realisatie van groencompensatie ter plekke van het plangebied; (2) realisatie van groencompensatie ten behoeve van groenstructuren Groene Mal in nabijheid; (3) realisatie van groencompensatie ten behoeve van groenstructuren Groene Mal elders.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
33
5.3.2
Onderzoeksresultaten De natuur op de woningbouwlocatie Klein Canada is onderzocht in 2004 door bureau Grontmij (dd 22 okt. 2007, proj.nr. 242556, ref. 99035194). Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting. Relevant is toetsing van de onderzoeksresultaten aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van Habitat- en Volgerrichtlijngebieden geregeld. Het dichtstbijzijnde Habitat- en Vogelrichtlijngebied is de Veluwe. Dit gebied ligt op circa een kilometer afstand van Klein Canada maar is hiervan geïsoleerd door de aangrenzende bebouwing van Beekbergen. De veranderingen in het plangebied zullen geen negatieve gevolgen hebben voor de natuurwaarden waarvoor de Speciale Beschermingszone Veluwe is aangewezen. Het plangebied ligt niet in de beschermingszone en er zullen geen significante of verstorende invloeden optreden, waardoor geen passende beoordeling nodig is. In het kader van de Flora- en faunawet wordt beoordeeld of er beschermde planten en diersoorten in het gebied voorkomen en of er een ontheffing voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden dient te worden aangevraagd. Aangetroffen beschermde zoogdieren in/nabij het plangebied zijn egel, mol, konijn, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, aardmuis en gewone bosmuis. Deze soorten staan op lijst 1 (algemene beschermde soorten) van de Flora- en Faunawet. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd mits de zorgplicht (niet opzettelijk verstoren/verwonden) in acht wordt genomen. Van de broedvogels zijn 37 beschermde soorten (Natuurloket 2004) in/nabij het gebied waargenomen. Geen van deze soorten staat op de Rode Lijst (bedreigde soorten) of behoort tot de Vogelrichtlijnsoorten. Alle vogels zijn zwaar beschermd. Als de werkzaamheden echter buiten het broedseizoen (15 maart-15 juli) worden uitgevoerd hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Overige beschermde soorten die in/nabij het plangebied zijn waargenomen betreffen de amfibieën gewone pad, kleine watersalamander en bruine kikker (poel noord plangebied) en de kleine maagdenpalm (laatste plantensoort aangeplant en dus niet oorspronkelijk). Deze amfibieën staan op lijst 1 waarvoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Ook voor aangeplante, adventieve beschermde plantensoorten is geen ontheffing nodig.
5.4
Cultuurhistorie
5.4.1
Cultuurhistorische waarden Zie paragraaf 3.7.
5.4.2
Archeologische waarden Overeenkomstig de hoge trefkans voor dit gebied op de archeologische waardenkaart van Apeldoorn, is voor het hele terrein Klein Canada de dubbelbestemming "Waarde Archeologie Hoog" opgenomen. Het leggen van deze dubbelbestemming is onvermijdelijk, gezien de onvolledigheid van het gedurende het bestemmingsplantraject uitgevoerde archeologische onderzoek. De reden voor deze onvolledigheid is in paragraaf 3.6 beschreven, inclusief de oplossing: de voorzetting van het onderzoek zodra het plangebied bouwrijp wordt maakt.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
34
5.5
Financieel-economische uitvoerbaarheid De gemeente voert op deze locatie een faciliterend grondbeleid. Met de initiatiefnemer is daartoe een anterieure overeenkomst conform de Grondexploitatiewet (hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening) gesloten. Hierin is geregeld dat de initiatiefnemer aan de gemeente een bijdrage betaalt ten behoeve van het fonds bovenwijkse voorzieningen, apparaatskosten en een bijdrage in het honorarium (controle van het bestek en toezicht op de uitvoering) van de gemeente. Daarbij is een regeling opgenomen indien de kosten van de gemeente de exploitatiebijdrage overschrijden. Alle met deze planherziening samenhangende kosten komen aldus ten laste van de initiatiefnemer. De herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er behoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De exploitatieopzet voor het plangebied is als bijlage 6 bij de plantoelichting gevoegd.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
35
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
36
6
JURIDISCHE PLANOPZET In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.2 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.3 tenslotte wordt de plankaart beschreven.
6.1
Inleiding Bestemmingsplan Klein Canada is een geheel zelfstandig bestemmingsplan, dat zowel de nieuwbouw van woningen mogelijk maakt als een beheerregeling biedt voor de periode na realisatie. Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
6.2
De regels
6.2.1
Inleidende regels Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen.
6.2.2
regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Deze bestemmingsregelingen worden hierna besproken. Groen De te handhaven delen van de groene randen om de locatie hebben de bestemming "Groen" gekregen, met nadere aanduiding "bos'. Deze bestemming richt zich in hoofdzaak op handhaving en bescherming van de aanwezige groenvoorzieningen. In het plangebied bevindt zich een boom die door burgemeester en wethouders als monumentale boom is aangewezen. Monumentale bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de monumentale bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De monumentale boom is op de plankaart aangegeven. In de voorschriften is bepaald dat, daar waar de aanduiding "monumentale boom" voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen. Onder voorwaarden kan een aanlegvergunning worden verleend voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de boom is een aantal werken en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen slechts toegestaan indien een aanlegvergunning is verleend. Recreatie - Recreatiewoning Ten behoeve van de vier zelfstandige recreatiewoningen is de bestemming "RecreatieReacreatiewoning" opgenomen. Uitgangspunt bij de bestemmingsregeling is het geldend recht (o.a. het aantal toegestane recreatiewoningen) en het specifieke provinciaal beleid (o.a. wat betreft de maximale inhoud) in deze geweest. Dit houdt onder andere in dat binnen het bestemmingsvlak acht recreatiewoningen zijn toegestaan.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
37
Verkeer - Verblijfsgebied Gebieden met een verblijfsgebiedfunctie hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen toegestaan. Wonen De woningen in het plangebied hebben de bestemming "Wonen" gekregen. Voor de woningen is op de plankaart een bebouwingsvlak gegeven. Door middel van een aanduidingslijn is aangegeven waar de grens tussen tuin en erf ligt. Deze grens is van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet op grond met de bestemming tuin mogen worden gebouwd. Ze zijn dus uitsluitend toegestaan binnen het bebouwingsvlak en op de erfbestemming. Door middel van een nadere code is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen. De code [vrij] staat voor vrijstaande woningen, de code [aeg] voor aaneengesloten woningen en de code [gs] voor gestapelde woningen. De maximaal met bouwvergunningplichtige bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen te bebouwen oppervlakte is afhankelijk van de kavelgrootte. Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroepsmatige gebruik blijft overheersen. Door middel van een ontheffing is ook het gebruik voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook hier gelden beperkingen om het woonkarakter te behouden. Alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als categorie 1bedrijven zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. De regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van de woning zijn opgenomen in artikel 6.5. Waarde - Archeologie Hoog Het hele bestemmingsplangebied heeft de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoog" gekregen. Dit is op de plankaart aangegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2008 (met een bepaalde kruisarcering). De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoog" dient ertoe om de ter plekke bestaande archeologische verwachtingswaarden te bescheremen. Daartoe worden het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden (in en aan de grond) aan regels gebonden. De regels voor het bouwen sluiten aan op de bouwvergunningsprocedure, zoals geregeld in de Woningwet. De regels voor werken en werkzaamheden worden effectief gemaakt door middel van een aanlegvergunningsvereiste dat geldt voor werken en werkzaamheden van meer dan een bepaalde omvang en/of mate van ingrijpendheid.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
38
6.2.3
Algemene regels en overgangs- en slotregels In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 9 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 9.1 van dit artikel staat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied is toegestaan waar bebouwing is toegestaan, behalve binnen het bestemmingsvlak Recreatie - Recreatiewoning, en alleen is toegestaan waar het gaat om ondergronds bouwen voor een functie die aan de bestemming gerelateerd is. In dit lid is ook een regeling opgenomen voor de bomen die door burgemeester en wethouders als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding "bijzondere boom" voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan ontheffing worden verleend voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen slechts toegestaan indien een aanlegvergunning is verleend. Lid 9.3 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten goothoogte. In artikel 10 staan de algemene gebruiksregels. Naast het verbod om grond en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming, bevat dit artikel ook regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen. Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroepsmatige gebruik blijft overheersen. Door middel van een ontheffing is ook het gebruik voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook hier gelden beperkingen om het woonkarakter te behouden. Alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de lijst in bijlage 1 bij de regels zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als categorie 1-bedrijven zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. In artikel 13 staan de procedureregels die bij ontheffing en nadere eisen in acht genomen moeten worden. Artikel 14 tenslotte geeft een regeling voor verwijzingen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten zeer bekende regels die geen nadere bespreking behoeven. Hoofdstuk 4 bevat tot slot de strafbepaling, het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
6.3
De plankaart Het plangebied is getekend op één gekleurde plankaart, schaal 1:1000. De plankaart is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2003. maar met toepassing van de bestemmingsmethodiek behorend bij IMRO 2008 en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2008 .
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
39
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
40
7
INSPRAAK EN OVERLEG
7.1
Vooroverleg In 2006 is de eerste opzet van het plan gepresenteerd aan de omgeving. De hoofdopzet is gelijk gebleven. In 2007 zijn vervolgens de woningen gepresenteerd. Daarom is er voor gekozen om meteen een ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen. Er is op 30 maart 2009 een inloopavond gehouden om het ontwerpbestemmingsplan toe te lichten. Het ontwerp heeft ter visie gelegen van 26 maart tot en met 6 mei 2009. Het concept van het ontwerp is in februari 2009 voor eventuele opmerkingen voorgelegd aan Dorpsraad Beekbergen-Lieren. Tijdens een gesprek met het bestuur van de dorpsraad op 11 maart 2009 zijn de reacties van de dorpsraad op het conceptplan genoteerd. In het volgende verslag van dit gesprek staan de reacties opgesomd:
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
41
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
42
Naar aanleiding van de opmerking van de dorpsraad over de toerekening van de te bouwen 38 woningen (gerekend inclusief de te behouden oude villa Ruitersmolenweg 13) moet gememoreerd worden dat deze discussie al eerder is gevoerd, in verband met de voorbereiding en vaststelling door de gemeenteraad van de “Dorpsvisie Beekbergen en Lieren” d.d. 19 september 2008 (vastgesteld op 25 september 2008). De discussie hierover valt buiten het bestek van dit bestemmingsplan. De opmerking van de dorpsraad over de parkeernorm heeft aanleiding gegeven paragraaf 4.3 van de plantoelichting uit te breiden met de parkeerberekening voor het plangebied. Een discussie over de verhoging van de parkeernorm valt echter buiten het bestek van dit bestemmingsplan. De laatste opmerking van bovenstaand verslag heeft geen betrekking op het plangebied Beekbergen - Klein Canada.
7.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan het Waterschap Veluwe, op 18 februari 2009. De reactie van het Waterschap , d.d. 27 maart 2009, is verwerkt in paragraaf 5.2 Waterhuishouding. Gelet op de aard en de beperkte omvang van deze herziening is het plegen van overleg met overige provinciale diensten als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijnen voor de behandeling van gemeentelijke planologische maatregelen van gedeputeerde staten van Gelderland.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
43
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
44
Bijlagen bij de toelichting
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
45
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
46
Bijlage 1
Uittreksel geldend bestemmingsplan
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
47
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
48
Bijlage 2
Bodemonderzoek
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
49
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
50
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
51
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
52
Bijlage 4
Natuurwaardenonderzoek
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
53
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
54
Bijlage 5
Archeologisch onderzoek
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
55
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
56
Bijlage 6
Exploitatieopzet
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
57
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
58
REGELS behorende bij het bestemmingsplan Beekbergen - Klein Canada
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
59
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
plan Het bestemmingsplan Beekbergen - Klein Canada van de gemeente Apeldoorn.
1.2
bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in NL.IMRO.0200.bp1018 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3
het
GML-bestand
aan- of uitbouw Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
ter plaatse van de aanduiding "erf"; binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4
aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5
aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6
aanduidingsvlak Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7
ander werk Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.8
aaneengebouwde woning Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.9
antennedrager Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10
antenne-installatie Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11
bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12
begeleid wonen Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
60
1.13
beroepsuitoefening aan huis Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.14
bestaand bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning; bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.15
bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak.
1.16
bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17
bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18
bouwgrens De grens van een bouwvlak.
1.19
bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.20
bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21
bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22
bijgebouw Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.23
detailhandel Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24
dienstverlening Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.25
erkend archeoloog Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
61
1.26
evenementen Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.27
folly Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.28
gebouw Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29
gestapelde woning Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.30
hoge archeologische verwachtingswaarde Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.31
hoofdgebouw Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32
hoofdverblijf a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.33
kampeermiddel Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een bouwvergunning vereist is als bedoeld in de Woningwet; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.34
kantoor Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.35
kavel De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.36
monumentale boom Een boom, die als bijzondere boom is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
62
1.37
nutsvoorziening Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.38
overkapping Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.39
peil Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.40
permanente bewoning Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan: a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.41
prostitutie Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.42
publieksgerichte dienstverlening Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.43
recreatiewoning Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.
1.44
seksinrichting Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen: a. seksbioscoop Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. b. seksclub Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. c. seksautomaat Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard. d. sekswinkel Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. e. prostitutiebedrijf
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
63
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie. 1.45
twee-onder-een-kapwoningen Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd, al dan niet geschakeld door middel van bijgebouwen.
1.46
verblijfsgebied Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.47
verblijfsrecreatie Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.
1.48
winkel Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.49
woning Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.50
zakelijke dienstverlening Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.51
zonnecollector Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.52
zorgwoning Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2
de goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3
de oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
64
2.4
het bebouwingspercentage De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5
de vloeroppervlakte Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6
de inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7
de dakhelling Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
65
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 3.1
Groen
Bestemmingsomschrijving De voor Groen aangewezen gronden (deze zijn voorzien van de nadere aanduiding 'bos') zijn bestemd voor: a. bosachtig groen: bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting; b. behoud en bescherming van monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding monumentale boom; c. nutsvoorzieningen; d. watergangen; met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2
Bouwregels Naast de algemene bouwregels van artikel 9 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing
Maximale opper- Maximale gootvlakte hoogte
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.3
Maximale bouwhoogte
Bijzondere regels
2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bosachtig groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4
Aanlegvergunning
3.4.1
Vergunningplicht Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een monumentale boom: a. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen; b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen; c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren; d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen; e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
3.4.2
Uitzonderingen vergunningplicht Het onder 3.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; c. als bedoeld in sublid 3.4.1 onder e, voor zover de artikelen 4.5.1 tot en met 4.5.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing zijn.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
66
3.4.3
Beoordelingscriteria Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de monumentale boom niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 4 4.1
Recreatie - Recreatiewoning
Bestemmingsomschrijving De voor Recreatie - Recreatiewoning aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsrecreatie, met uitsluiting van overnachting in kampeermiddelen; b. recreatiewoningen; c. behoud en bescherming van monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding "monumentale boom"; d. nutsvoorzieningen; met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
4.2
Bouwregels Naast de algemene bouwregels van artikel 9 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing
Maximale oppervlakte Gebouwen en overkap- 65m² pingen
Maximale goothoogte 3m
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
Maximale bouwhoogte 6m
Bijzondere regels
- maximaal 8 recreatiewoningen in het bouwvlak toegestaan; - uitsluitend vrijstaande recreatiewoningen toegestaan; - bij recreatiewoningen mogen geen bijgebouwen worden gebouwd. overkappingen: 3 de bouwhoogte van erf- en terreinafm scheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsterrein- en erfaf- gebied georiënteerde gevel(s) bedraagt scheidingen: 2 m ten hoogste 1 m overig: 2 m
4.3
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 4.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy oprichten van een tuin- of erfafscheiding tot een hoogte van 2m voor de voorgevelrooilijn bij recreatiewoningen, indien dit met het oog op sociale- en verkeersveiligheidsredenen en het in het plan beschreven stedebouwkundig beeld aanvaardbaar is. Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
4.4
Aanlegvergunning
4.4.1
Vergunningplicht Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een monumentale boom: a. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen; b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen; c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
67
d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen; e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben. 4.4.2
Uitzonderingen vergunningplicht Het onder 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; c. als bedoeld in sublid 4.4.1 onder e, voor zover de artikelen 4.5.1 tot en met 4.5.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing zijn.
4.4.3
Beoordelingscriteria Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in artikel 6 lid 6.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 5 5.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied; b. evenementen; c. behoud en bescherming van monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding "monumentale boom"; d. markten en standplaatsen voor ambulante handel; e. nutsvoorzieningen; f. tuin; met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2
Bouwregels Naast de algemene bouwregels van artikel 9 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzing ("5.3") verwijst naar de in lid 5.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing
Maximale oppervlakte Maximale goothoogte
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.3
Maximale bouwhoog- Bijzondere regels te antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (5.3) overig: 2,50 m
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert. Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
68
5.4
Aanlegvergunning
5.4.1
Vergunningplicht Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een monumentale boom: a. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen; b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen; c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren; d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen; e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
5.4.2
Uitzonderingen vergunningplicht Het onder 5.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; c. als bedoeld in lid 5.4.1 onder e, voor zover de artikelen 4.5.1 tot en met 4.5.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing zijn.
5.4.3
Beoordelingscriteria Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in artikel 6 lid 6.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 6 6.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak; b. zorgwoningen en woningen, ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning"; c. beroepsuitoefening aan huis; d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis; e. behoud en bescherming van monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding "monumentale boom"; f. nutsvoorzieningen; g. tuin en/of erf; met de daarbij behorende bouwwerken.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Toegestane woningtypen Als woningtypen zijn toegestaan: a. ter plaatse van de aanduiding b. ter plaatse van de aanduiding c. ter plaatse van de aanduiding staande woningen; d. ter plaatse van de aanduiding
"aaneengebouwd": aaneengebouwde woningen; "gestapeld": gestapelde woningen; "twee-aaneen": twee-onder-een-kapwoningen en vrij"vrijstaand": vrijstaande woningen;
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
69
6.2.2
Bebouwingsschema Naast de algemene bouwregels van artikel 9 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen ("6.4a") ("6.4b") ("6.4c") verwijzen naar de in lid 6.4 genoemde ontheffingen.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
70
Bebouwing
Maximale goothoogte Woningen met de bouwvlak zie de ter plaatse aanduiding "gestapeld" van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogt (m)' aangegeven waarde Woningen met de bouwvlak, mits niet zie de ter plaatse aanduidingen "vrijmeer dan 60% van de van de aanduistaand", "tweekavel (met inbegrip van ding 'maximale aaneen" en "aaneenalle op de kavel aangoot- en bouwgebouwd" wezige bebouwing) hoogt (m)' aangegeven waarde bebouwd wordt
Bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen met de aanduidingen "vrijstaand", "tweeaaneen" en "aaneengebouwd"
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
Maximale oppervlakte
bij een kaveloppervlak- bijgebouwen en te tot 500 m²: 50 m²; aan- of uitboubij een kaveloppervlak- wen: 3 m te tussen 500 m² en 750 m²: 65 m²; bij een kaveloppervlakte vanaf 750 m²: 85 m²; mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan
Maximale bouwhoogte
Bijzondere regels
zie de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogt (m)' aangegeven waarde (6.4a) zie de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogt (m)' aangegeven waarde
- binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, voorzover de woningen daarop niet aaneen gebouwd zijn, voor woningen met de aanduidingen "vrijstaand" en "twee-aaneen" ten minste 2,50 m - binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tussen woningblokken voor woningen met de aanduiding "aaneengebouwd" ten minste 5 m bijgebouwen en aan- of - tevens toegestaan ter uitbouwen: 5 m plaatse van de aanduiding overkappingen: 3 m "erf" - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (6.4b) - wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat maximaal aan één zijde en aan de achtergevel van de woning - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw, overkapping of aan- of uitbouw waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publiekgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan tuinmeubilair: 3 m de bouwhoogte van erf- en antenne-installatie: 15 m terreinafscheidingen ter overig: 2 m plaatse van de aanduiding "tuin" bedraagt ten hoogste 1 m (6.4c)
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
71
6.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor: a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit; b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
6.4
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 6.2 bepaalde: a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten; b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd; c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is. Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
6.5
Specifieke gebruiksregels
6.5.1
Gebruik niet bebouwde grond De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan.
6.5.2
Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden: a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel; b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu; c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte; d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend; e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg; f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend; g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
72
6.6
Aanlegvergunning
6.6.1
Vergunningplicht Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een monumentale boom: a. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen; b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen; c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren; d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen; e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
6.6.2
Uitzonderingen vergunningplicht Het onder 6.6.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; c. als bedoeld in sublid 6.6.1 onder e, voor zover de artikelen 4.5.1 tot en met 4.5.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing zijn.
6.6.3
Beoordelingscriteria Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in artikel 6 lid 6.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
6.7
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming Wonen de aanduiding "zorgwoning" toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien: a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat; b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien; c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt; d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie Hoog
Bestemmingsomschrijving De voor de bestemming Waarde - Archeologie Hoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
7.2
Bouwregels Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels: a. Bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
73
gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog; 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing. 7.3
Aanlegvergunning
7.3.1
Vergunningplicht Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; c. aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m².
7.3.2
Uitzonderingen vergunningplicht Het onder 7.3.1 opgenomen verbod geldt niet: a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik; c. voor werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; d. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet van toepassing zijn.
7.3.3
Beoordelingscriteria De onder genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een aanlegvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
7.3.4
Voorwaarden aan aanlegvergunning Overeenkomstig het in artikel 3.16 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde kunnen burgemeester en wethouders de aanlegvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
74
7.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
75
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 8
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 9.1
Algemene bouwregels
Algemene regels a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming. d. Ter plaatse van de aanduiding "monumentale boom" dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen. e. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag - behalve binnen het bestemmingsvlak Recreatie - Recreatiewoning - tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels. of: f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan (behalve binnen het bestemmingsvlak Recreatie - Recreatiewoning) voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, werken verkeersfuncties, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels. g. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, met een maximale diepte van 1,20 m en een maximale bouwhoogte van 3,50 m toegestaan. h. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze - indien het gebouwen betreft - geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 meter, en - indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde, betreft - geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter. i. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
9.2
Ontheffing van de algemene regels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het verkleinen van de in lid 9.1 onder d genoemde afstand tot niet minder dan 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom. Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
76
9.3
Afdekking van gebouwen
9.3.1
Afdekbepaling Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven dient het gebouw vanaf die hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60 graden, met dien verstande dat: a. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de voorgeschreven maximale goothoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies zijn toegestaan; b. geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 60 gradenlijn door gedeelten van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen schoorstenen en ondergeschikte dakkapellen, is toegestaan.
9.3.2
Aanwezige afwijkende afdekking Voorzover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de onder 9.3.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
9.3.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de nokrichting van gebouwen, voor zover dit noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundig beeld zoals dat in het plan is beoogd. Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
9.3.4
ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder 9.3.1 bepaalde, voor zover dit geen onevenredige afbreuk doet aan het stedenbouwkundig beeld zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd. Op het verlenen van ontheffingen zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
Artikel 10
Algemene gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geldt in ieder geval: a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting; b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn; c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken; d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken; f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; g. het verstoren van archeologische waarden door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens burgemeester en
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
77
wethouders op te stellen Programma van Eisen; indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen burgermeester en wethouders op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaats vinden; het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Artikel 11 11.1
Algemene ontheffingsregels
Ontheffingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan: a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen folly), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 3 meter, en indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken; b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 40 meter en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik; c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein; d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt; e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.
11.2
Voorwaarden voor ontheffing Ontheffingen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend: a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast; b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
11.3
Verwijzing procedureregels ontheffing Op het verlenen van ontheffingen als bedoeld in lid 11.1 zijn de in artikel 13 opgenomen procedureregels van toepassing.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
78
11.4
Aangrenzende percelen Een in lid 11.1 bedoelde ontheffing kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de ontheffing kan worden voorkomen.
11.5
Bouwwerken onder het overgangsrecht Het in lid 11.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 15 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 12 12.1
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen: a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt; b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
12.2
Voorwaarden voor wijziging Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 13
Algemene procedureregels bij ontheffing en nadere eisen
Een beslissing omtrent het verlenen van een ontheffing dan wel het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het verlenen van ontheffing dan wel het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aanhuisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen met betrekking tot de voorgenomen ontheffing respectievelijk nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 14
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
79
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 15 15.1
Overgangsrecht bouwwerken
Overgangsrecht Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2
Ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Op het verlenen van ontheffing als bedoeld in dit lid zijn de in artikel 13 lid opgenomen procedureregels van toepassing.
15.3
Overgangsrecht niet van toepassing Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 16 16.1
Overgangsrecht gebruik
Overgangsrecht Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
16.2
Ander strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
16.3
Onderbreken gebruik onder overgangsrecht Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
16.4
Overgangsrecht niet van toepassing Het Naar aanleiding van eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17
Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Beekbergen - Klein Canada. Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
80
d.d.
nr.
Mij bekend, de griffier, namens hem: het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling, J.M. van der Zwan
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
81
Bijlagen bij de regels
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
82
Bijlage 1 SBI-CODE 221 2223 223 361 511 527 61, 62 6322, 6323 634 633 642 65, 66, 67 70 72 732 74 9302 9302 9305
Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis OMSCHRIJVING Uitgeverijen (kantoren) Grafische afwerking Reproduktiebedrijven opgenomen media Meubelstoffeerderijen Handelsbemiddeling (kantoren) Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Expediteurs, cargadoors (kantoren) Reisorganisaties Telecommunicatiebedrijven Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor Verhuur van en handel in onroerend goed Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Schoonheidsspecialist op afspraak Kapper op afspraak Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
Beekbergen - Klein Canada, vastgesteld oktober 2009
CATEGORIE 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
83