BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE
Kenmerk :
CONSULTATIE OP VRAAG VAN HET KABINET ECONOMIE, ENERGIE, BUITENLANDSE HANDEL EN WETENSCHAPSBELEID TEN AANZIEN VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT VAN XXX BETREFFENDE DE VASTE EN NOMADISCHE RADIOTOEGANG
Op vraag van het kabinet Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid organiseert het BIPT een consultatie met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit van xxx betreffende de private radiocommunicaties en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen. De belangstellende partijen werden verzocht hun opmerkingen uiterlijk 4 weken na de datum van de publicatie van deze raadpleging mee te delen aan: Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie Sterrenkundelaan 14, bus 21 1210 Brussel Op vraag van enkele operatoren wordt deze datum verlengd tot 6 weken, nl. tot 23 maart 2007. Aan de respondenten wordt gevraagd om elk deel van hun antwoord dat zij als vertrouwelijk beschouwen, nauwkeurig te willen aanduiden. Gelieve een elektronische versie van uw bijdrage op te sturen naar het volgende adres:
[email protected]
M. Van Bellinghen
G. Denef
Lid van de Raad
Lid van de Raad
C. Rutten
E. Van Heesvelde
Lid van de Raad
Voorzitter van de Raad
KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE
(Datum) Koninklijk besluit betreffende de vaste en nomadische radiotoegang VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig besluit creëert een geactualiseerd kader voor het aanbieden van vaste en nomadische radiotoegang. Een praktische toepassing daarvan is de zgn. “WLL”, “wireless local loop”. Vaste en nomadische radiotoegang wordt steeds belangrijker, zowel voor professionele gebruikers als voor het grote publiek. Tegelijk moet echter vastgesteld worden dat dergelijke radiotoegang nog steeds geregeld wordt in het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken Deze situatie is om meerdere redenen niet meer houdbaar : operatoren die radiotoegang wensen aan te bieden, dienen volgens de letter van dit besluit nog over een vergunning te beschikken – hetgeen uiteraard niet meer in overeenstemming is met het huidige wetgevende kader en meer bepaald met de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Bovendien voorziet dit besluit enkel in de mogelijkheid van vaste radiotoegang, en niet van nomadische radiotoegang. Inmiddels evenwel is nomadische radiotoegang niet alleen technisch mogelijk, maar biedt zij de gebruikers een grote mate van comfort. In deze omstandigheden is een nieuwe reglementering aangewezen, en dat is precies waarin onderhavig besluit voorziet. Tot slot kan nog opgemerkt worden dat de definities van de wet van 13 juni 2005 uiteraard van toepassing zijn op dit uitvoeringsbesluit. ARTIKELGEWIJZE BESPREKING Artikel 1 betreft de definities. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de definitie van nomadische radiotoegang. Deze definitie houdt in dat het eindapparaat eenvoudig te verplaatsen is maar dat het enkel gebruikt kan worden wanneer het stil staat. Het gaat m.a.w. niet om een mobiel toestel. In die zin zijn de toepassingen die in dit besluit worden geregeled grondig verschillend van wat door de “klassieke” mobiele operatoren wordt aangeboden. Artikel 2 legt het toepassingsgebied “ratione personae” vast van onderhavig besluit : een operator kan aanspraak maken op de in dit besluit vermelde gebruiksrechten alleen wanneer hij een behoorlijke kennisgeving heeft gedaan in de zin van de hogergenoemde wet van 13 juni 2005.
Artikel 3 legt de duur vast van de gebruiksrechten. Artikel 4 vermeldt de frequentieblokken die gebruikt kunnen worden voor vaste en nomadische radiotoegang. Het verschil tussen de blokken vermeld in § 1 en deze vermeld in § 3 is dat deze laatste hoger liggen in het spectrum en daardoor een minder kwaliteitsvolle dienstverlening mogelijk maken. (Vandaar ook hun aanzienlijk lagere kostprijs – zie artikel 8 van onderhavig besluit). Spectrum is evenwel hoe dan ook een schaars goed. Vandaar dat in de §§ 2 en 4 ernaar gestreefd wordt dit schaarse spectrum te verdelen tussen zoveel mogelijk operatoren, en te vermijden dat één of enkele kapitaalkrachtige operatoren het beschikbare spectrum innemen en zodoende de intrede in de markt van anderen verhinderen. Artikel 5 wordt verantwoord door de vaststelling het technische onmogelijk is om de frequenties die in een scheidingsband gelegen zijn toe te kennen aan een derde operator zonder aanzienlijke storingen te veroorzaken. Operatoren die houder zijn van gebruiksrechten die betrekking hebben op aangrenzende capaciteit kunnen wel de frequenties van de veiligheidsband gebruiken. Daartoe moeten zijn een overeenkomst dienaangaande sluiten en deze voorleggen aan het Instituut. Het Instituut zal hierover oordelen rekening houdend met een efficiënt spectrumbeheer. Dergelijke regeling werd reeds voorzien in het koninklijk besluit van 22 juni 1998, meer bepaald in artikel 31quater, § 3. Artikel 6 is een overname van artikel 31octies van het koninklijk besluit van 22 juni 1998. Artikel 7 creëert het kader van de verplichtingen waaraan de radiotoegangsoperator zich zal moeten houden. Zo zal het Instituut bijvoorbeeld in het kader van het punt 2° vaststellen wat het maximale vermogen van de basisstations van de radiotoegangsoperator zal mogen zijn. Artikel 8 legt de te betalen bedragen vast voor de gebruiksrechten. Deze bedragen zijn zeer vergelijkbaar met hetgeen voor frequentiebanden betaald moest worden in het kader van het koninklijk besluit van 22 juni 1998. Artikel 9 en artikel 10 regelen het vrijmaken van de banden die in voorkomend geval nog door andere gebruikers dan radiotoegangsoperatoren worden ingenomen. Artikel 11 legt een aantal algemen regels vast inzake de controle. § 3 is een overname van artikel 31septies in fine van het koninklijk besluit van 22 juni 1998. Artikel 12 regelt de schorsing of intrekking van de gebruiksrechten als sanctie voor een operator die zijn verplichtingen niet nakomt. Deze sanctie wordt verantwoord door de vaststelling dat wanneer een radiotoegangsoperator zijn verplichtingen niet naleeft, dit kan leiden tot storingen voor andere spectrumgebruikers. Dit neemt niet weg dat het Instituut ook kan opteren voor andere mogelijke sancties zoals bijvoorbeeld een ingebrekestelling die in voorkomend geval gevolgd wordt door een administratieve boete, overeenkomstig artikel 21 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector.
De artikelen 13 tot 20 regelen de procedure voor de toekenning van gebruiksrechten. Grosso modo werd de toekenningsprocedure van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 overgenomen met evenwel een belangrijke correctie : in onderhavig besluit worden de operatoren die radiotoegang wensen aan te bieden in een beperkt gebied, op voet van gelijkheid behandeld met de operatoren die dit op landelijk niveau wensen te doen. In het koninklijk besluit van 22 juni 1998 kregen de operatoren die landelijk wensten te opereren, een gunstigere behandeling. Er is geen reden meer waarom deze ongelijke behandeling behouden zou moeten blijven. De verdere wijzigingen t.o.v. het koninklijk besluit van 22 juni 1998 heeft betrekking op verduidelijkingen.
De artikelen 21 tot 23 behoeven geen commentaar. Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd. Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Consumentenzaken Freya VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Marc VERWILGHEN De Minister van Consumentenzaken
KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE koninklijk besluit betreffende de vaste en nomadische radiotoegang
ALBERT II, KONING DER BELGEN, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,ONZE GROET. Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, meer bepaald de artikelen, 21 en 30; Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op Gelet op het akkoord van de Inspecteur van Financiën, gegeven op Gelet op het advies van de Minister van Begroting, gegeven op Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op... Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken en van Onze Minister van Economie; Hebben wij besloten en besluiten wij : HOOFDSTUK I. – Terminologie en definities Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Eindtoestel: radioapparatuur van een eindgebruiker 2° Radiotoegang: verbindingen via radiogolven tussen een eindtoestel en een basisstation ; 3° Vaste radiotoegang: radiotoegang waarvoor het eindtoestel dat zich op een bepaald vast punt bevindt, altijd met hetzelfde basisstation verbonden is; 4° Nomadische radiotoegang: radiotoegang waarvoor het eindtoestel zich op verschillende punten kan bevinden maar dat tijdens het gebruik wel vast blijft 5° Totale capaciteit in een gemeente: som van de downlink- en de uplink-capaciteiten voor alle basisstations die zich in die gemeente bevinden; de downlink-capaciteit van het basisstation is het maximale debiet dat het basisstation op gelijk welk ogenblik in de downlink kan verwerken,; de uplink-capaciteit van het basisstation is het maximale debiet dat het basisstation op gelijk welk ogenblik in de uplink kan verwerken;
6° Netwerk voor radiotoegang: geheel van de basisstations die nodig zijn om de radiotoegang te verlenen;
7° Totale capaciteit van een netwerk voor radiotoegang: som van de downlink- en de uplink-capaciteiten voor alle basisstations van het netwerk voor radiotoegang 8° gebruiksrechten : door het Instituut toegekende rechten die het gebruik dekken van de frequenties vermeld in artikel 4; 9° radiotoegangsoperator : operator die gebruiksrechten heeft verworven; 10° Vorige gebruiker : de gebruiker van de frequenties vermeld in artikel 4, § 1, 1° en 2°, alvorens deze frequenties door het Instituut werden toegewezen aan een radiotoegangsoperator.
HOOFDSTUK II. – Algemeen Art. 2. Dit besluit is van toepassing op iedere operator die een kennisgeving heeft gedaan overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie die frequenties wenst te bekomen voor het aanbieden van vaste of nomadische radiotoegang in de frequentiebanden vermeld in artikel 4. Art. 3. § 1. De gebruiksrechten worden toegekend per basisstation en is tien jaar geldig vanaf de datum van betekening ervan. Na afloop van die eerste periode kan het Instituut de gebruiksrechten voor telkens vijf jaar verlengen. § 2. De gebruiksrechten dekken : 1°de ingebruikneming van nomadische of vaste systemen voor radiotoegang op het nationale grondgebied of op een bepaald aantal gemeenten, evenals 2° het gebruik van de frequenties die in de gebruiksrechten zijn toegewezen voor andere verbindingen dan radiotoegang in de mate dat deze andere verbindingen worden gerealiseerd in het kader van het opzetten van een systeem van radiotoegang.
HOOFDSTUK III. - Frequentiegebruik
Art. 4. § 1. Het Instituut wijst de radiotoegangsoperatoren de volgende vier frequentieblokken toe in de frequentieband 3400-3600 MHz: 1° 3410-3430 MHz en 3510-3530 MHz 2° 3430-3450 MHz en 3530-3550 MHz 3° 3450-3475 MHz en 3550-3575 MHz 4° 3475-3500 MHz en 3575-3600 MHz
§ 2. Een radiotoegangsoperator kan slechts één frequentieblok krijgen, waarvan sprake in § 1 van dit artikel. Die beperking geldt ook voor elke radiotoegangsoperator
die direct of indirect deelneemt in het kapitaal van een andere radiotoegangsoperator, voor zijn eventuele dochterondernemingen en voor de ondernemingen die de diensten van die radiotoegangsoperator verkopen, indien het betreffende participatieniveau meer bedraagt dan 10 %. § 3. Het Instituut wijst de radiotoegangsoperatoren de volgende frequentieblokken toe in de frequentieband 10150-10300 / 10500-10650 MHz:
twee
1° 10154-10210 MHz en 10504-10560 MHz 2° 10238-10294 MHz en 10588-10644 MHz
§ 4. Een radiotoegangsoperator kan slechts één frequentieblok krijgen, waarvan sprake in § 3 van dit artikel. Die beperking geldt ook voor elke radiotoegangsoperator die direct of indirect deelneemt in het kapitaal van een andere radiotoegangsoperator, voor zijn eventuele dochterondernemingen en voor de ondernemingen die de diensten van die radiotoegangsoperator verkopen, indien het betreffende participatieniveau meer bedraagt dan 10 %.
Art. 5. Twee radiotoegangsoperatoren die in een gegeven gemeente houder zijn van in artikel 4, § 3 vermelde frequentieblokken, mogen bij het Instituut een aanvraag indienen om gebruiksrechten te krijgen om de frequenties te gebruiken in de beveiligingsband die de twee blokken van elkaar scheidt. De betrokken radiotoegangsoperatoren voegen bij hun aanvraag een kopie van de overeenkomst die ze voordien hebben gesloten over de voorwaarden voor het gebruik van de frequenties in de betreffende beveiligingsband.
Art. 6. Het gebruik van de stations voor radiocommunicatie in het kader van de radiotoegang worden gebruikt en op de frequenties vermeld in artikel 4 , is vrijgesteld van de vergunning als bedoeld in artikel 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Art. 7. De radiotoegangsoperator respecteert : 1° de verplichtingen die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft; 2° de verplichtingen die het Instituut heeft vastgesteld om interferentie tussen radiotoegangsoperatoren te voorkomen; 3° de verplichtingen die het Instituut heeft vastgesteld om interferentie tussen de radiotoegangsoperatoren en de andere gebruikers van het radiospectrum te voorkomen.
HOOFDSTUK IV. - Rechten voor het gebruik van het radiospectrum en de controle op de frequenties
Art. 8. § 1. De radiotoegangsoperator betaalt een recht, jaarlijks recht voor de beschikbaarstelling van frequenties genaamd, voor de beschikbaarstelling en de coördinatie van de radiofrequenties, alsook de daarbij horende controlekosten. Voor een nationale radiotoegangsoperator, m.a.w. een houder van gebruiksrechten die het hele nationale grondgebied bestrijken, bedraagt het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van frequenties 25.000 euro per MHz toegewezen voor de frequenties vermeld in artikel 4, § 1 en 10.000 euro per MHz toegewezen voor de frequenties vermeld in artikel 4, § 3. Voor de andere Radiotoegangsoperatoren wordt het bedrag gecorrigeerd met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door de bevolking van de gemeenten waarop de gebruiksrechten betrekking hebben te delen door de totale Belgische bevolking.
Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal toewijzingen die de frequentie in kwestie exploiteren. Het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van elke frequentie wordt betaald binnen dertig dagen na de ingebruikneming van die frequentie, naar rato van het aantal maanden dat overblijft tot 31 december van het lopende jaar.
§ 2. Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum, geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief. Die intrest wordt berekend pro rata van het aantal dagen vertraging.
§ 3. De bedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2006. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de verkregen bedragen afgerond tot het hogere honderdtal euro. HOOFDSTUK V. – Vorige gebruiker van de frequentieband
Art. 9. Op verzoek van het Instituut neemt de vorige gebruiker alle nodige maatregelen om de frequentieblokken vermeld in artikel 4, § 1, 1° en 2° vrij te maken. De frequenties worden vrijgemaakt binnen een termijn van ten hoogste een jaar vanaf het verzoek van het Instituut.
Art. 10. § 1. De radiotoegangsoperatoren die in artikel 4, § 1, 1° en 2° vermelde frequentieblokken hebben gekregen, vergoeden de vorige gebruiker voor de
opgelopen kosten door een speciaal element te betalen in het eerste recht voor de beschikbaarstelling van de frequenties, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.
§ 2. Voor de berekening van dat speciale element deelt de vorige gebruiker aan het BIPT de kosten mee die zijn veroorzaakt door de reorganisatie van haar radiocommunicatieapparatuur die in de betreffende frequentieblokken werkt. Daartoe maakt de vorige gebruiker een uitvoerig verslag op waarin het gevraagde bedrag wordt gemotiveerd: dat verslag wordt onderzocht door het Instituut, dat de gegrondheid van het gevraagde bedrag bepaalt en waaraan de vorige gebruiker alle aanvullende inlichtingen verstrekt aan de hand waarvan een volledige en objectieve beoordeling kan worden gemaakt.
§3. Die kosten worden toegerekend aan de verschillende radiotoegangsoperatoren naar rato van het jaarlijkse recht voor de beschikbaarstelling van de frequenties zoals berekend in artikel 8, § 1.
HOOFDSTUK VI. – Controle en sancties
Art. 11. § 1. Het Instituut controleert de naleving van de voorwaarden van dit besluit en van gebruiksrechten door de radiotoegangsoperatoren.
§ 2. Een radiotoegangsoperator is verplicht op verzoek van het Instituut alle inlichtingen te verstrekken over de staat van ingebruikneming van zijn netwerk. Een radiotoegangsoperator verleent gratis zijn medewerking bij elke gemotiveerd verzoek van het Instituut dat erop gericht is na te gaan of de bepalingen van dit besluit en van zijn gebruiksrechten worden nageleefd. Een radiotoegangsoperator verleent aan de behoorlijk geaccrediteerde vertegenwoordigers van het Instituut toegang tot zijn kantoren en installaties, opdat zij de vereiste controles kunnen uitvoeren. § 3. Een radiotoegangsoperator deelt gedurende de drie jaren die volgen op de toekenning van de gebruiksrechten, elke maand, aan het Instituut de volledige lijst mee van de basisstations die in gebruik zijn. Na deze periode volstaat de betreffende kennisgeving per kwartaal.
Art. 12. § 1. Het Instituut kan de gebruiksrechten van een radiotoegangsoperator die zich niet schikt naar de bepalingen van dit besluit of de voorwaarden van zijn gebruiksrechten te allen tijde schorsen of intrekken.
§ 2. De schorsing of intrekking wordt altijd voorafgegaan door een ingebrekestelling vanwege het Instituut, die de radiotoegangsoperator de gelegenheid biedt om alle verplichtingen na te komen. De radiotoegangsoperator heeft ten minste een maand tijd om zijn situatie in orde te brengen. Die termijn kan worden verlengd naar gelang van de aard van de
vastgestelde inbreuk. Op zijn verzoek wordt de radiotoegangsoperator gehoord door het Instituut. Een schorsing of intrekking geeft nooit aanleiding tot een schadeloosstelling noch terugbetaling van het geheel of een deel van de rechten die eventueel betaald zijn overeenkomstig artikel 8 van dit besluit.
§ 3. De sancties vermeld in voorgaande paragrafen sluiten geen andere sancties of maatregelen vanwege het Instituut uit.
HOOFDSTUK VI. – Procedure voor de toekenning van gebruiksrechten
Art. 13. Een operator die gebruiksrechten wil verkrijgen, moet zijn kandidatuur indienen in de vorm en volgens de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden vastgesteld.
Art. 14, § 1. De kandidaatstelling moet als volgt geschieden: 1° tussen 9 en 17 uur op werkdagen, en uiterlijk de laatste werkdag van de maand die volgt op diegene waarin in het Belgisch Staatsblad de mededeling is bekendgemaakt waarmee het Instituut de termijn voor het indienen van aanvragen open heeft verklaard; 2° bij het Instituut, tegen overhandiging van een ontvangstbewijs. §2. Een mededeling waarmee het Instituut de termijn voor het indienen van aanvragen open verklaart mag op slechts één frequentieband betrekking hebben, namelijk die welke vermeld wordt in artikel 4 §1 of die welke vermeld wordt in artikel 4 § 3. Art. 15. De kandidatuur bevat de volgende inlichtingen : 1° de naam van de aanvrager, zijn volledige adres; 2° de lijst van de gemeenten waar de aanvrager vaste of nomadische systemen voor radiotoegang wil uitrollen; 3° de totale capaciteit waarin de eerste drie jaar voor die gemeenten voorzien wordt. 4° het bewijs van kennisgeving overeenkomstig artikel 9 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. § 2. Het Instituut stelt het formaat vast waaraan de kandidaturen moeten voldoen.
Art. 16. § 1. Na afloop van de in artikel 14 vastgestelde termijn, beoordeelt het Instituut of het beschikbare radiospectrum het mogelijk maakt om aan alle geldige kandidaatstellingen te voldoen.
Art. 17. Als het beschikbare radiospectrum het mogelijk maakt om aan alle geldige kandidaatstellingen te voldoen, geeft het Instituut aan alle kandidaten gebruiksrechten af. Art. 18. Als het beschikbare radiospectrum het niet mogelijk maakt om aan alle geldige kandidaatstellingen te voldoen, start het Instituut een procedure voor het selecteren van de kandidaten, die hierna beschreven wordt: 1° Het Instituut berekent de totale gewogen capaciteit van het netwerk voor radiotoegang dat met elke kandidatuur overeenstemt: C = 0,6 x C1 + 0,3 x C2 + 0,1 x C3 waarbij- C staat voor de totale gewogen capaciteit van het netwerk voor radiotoegang - C1 staat voor de totale capaciteit van het netwerk voor radiotoegang een jaar na het toekennen van de gebruiksrechten; - C2 staat voor de totale capaciteit van het netwerk voor radiotoegang twee jaar na het toekennen van de gebruiksrechten; - C3 staat voor de totale capaciteit van het netwerk voor radiotoegang drie jaar na het toekennen van de gebruiksrechten; 2° Het Instituut bepaalt de beperkte groep van compatibele kandidaatstellingen waarvoor de som van totale gewogen capaciteiten van de radionetwerken maximaal is. De kandidaatstellingen worden beschouwd als compatibel als het beschikbare radiospectrum het mogelijk maakt om aan alle kandidaatstellingen te voldoen.
Het Instituut geeft gebruiksrechten af aan alle kandidaten binnen die beperkte groep van kandidaatstellingen.
3° Het Instituut stelt vervolgens een rangschikking van kandidaatstellingen die nog niet zijn ingewilligd, in dalende volgorde, gebaseerd op de totale gewogen capaciteit van het netwerk voor radiotoegang. 4° Het Instituut behandelt vervolgens de kandidaatstellingen één voor één in de volgorde van de opgestelde rangschikking: Het Instituut deelt aan de aanvrager mee welk deel van de aanvraag kan worden ingewilligd. De operator stelt het Instituut binnen zeven dagen op de hoogte van zijn beslissing om de resterende capaciteit te aanvaarden of zijn aanvraag in te trekken. Indien het Instituut na afloop van die termijn geen antwoord ontvangen heeft, wordt de aanvraag beschouwd als volledig ingetrokken.
Art. 19. § 1. De lijst van de gemeenten waarvoor de gebruiksrechten gelden alsook de
verbintenissen die de radiotoegangsoperator in het kader van zijn kandidaatstelling heeft aangegaan, maken deel uit van de gebruiksrechten.
§2. Alle kandidaten ontvangen een kopie van het besluit van het Instituut waarin de gebruiksrechten worden verleend. Art. 20. Een radiotoegangsoperator kan het Instituut verzoeken om de lijst van gemeenten die in zijn gebruiksrechten zijn opgenomen, te wijzigen. Wanneer er gemeenten aan de lijst worden toegevoegd, bepaalt het Instituut of er een nieuwe procedure moet worden gestart dan wel of de lijst onmiddellijk kan worden gewijzigd. HOOFDSTUK VI. – Slotbepalingen Art. 21. De volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, zoals gewijzigd door de koninklijk besluiten van 27 juni 2000 en 16 juli 2001, worden opgeheven : a) artikel 13bis, § 1, 1° en 2°; b) artikel 31bis, 1° en 2°; c) artikel 31ter, eerste en tweede lid; d) artikel 31quater, § 2, 1° en 2°; e) artikel 10N, punten 9.1.1. en 9.1.2. van de bijlage.
Art. 22. § 1. De operatoren die de dag waarop dit besluit in werking treedt, een vergunning hebben om overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken vaste lokale radioverbindingen te gebruiken in de in artikel 4 vermelde frequentieblokken, worden automatisch radiotoegangsoperator overeenkomstig dit besluit.
§ 2. Voor de radiotoegangsoperatoren vermeld in § 1 van dit artikel: 1° gaat de in artikel 3 vermelde periode van tien jaar in de dag waarop dit besluit in werking treedt; 2° zijn de in artikel 19, vermelde verbintenissen conform het kandidatuurdossier voor het verkrijgen van de vergunning om vaste lokale radioverbindingen te gebruiken.
Art. 23 - Onze minister van Consumentenzaken en onze minister bevoegd voor telecommunicatie zijn, ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te
, [DATUM*
ALBERT VAN KONINGSWEGE:
De Minister van Consumentenzaken Freya VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Marc VERWILGHEN