Bekend, maar niet als sporter
Bekend, maar niet als sporter Doorgaans kennen we ze alleen van de zaalshow, film of plaat die ze op hun palmares hebben bijgespijkerd, maar bij een select publiek zijn ze ook bekend van het veld, terrein of sportcomplex: de sportieve BV, de beroemde man of vrouw die al heel wat van zijn of haar kostbare tijd aan lichamelijke uitdaging heeft besteed. Voortaan gaan we in iedere Menzo op zoek naar een handvol BV’s met een sportieve link. In dit nummer praten Joke van de Velde, Stefan Van Loock, Martine Prenen en Rick de Leeuw over de sport die ze doen of gedaan hebben. Door Greg Van Roosbroeck Fotografie: Mike Steegmans
75
76
Bekend, maar niet als sporter
september-oktober 2012 Menzo
Tot vandaag heeft Joke van de Velde nog steeds spijt dat ze als jong meisje het keurturnen heeft opgegeven. Keurturnen was voor de ex-Miss België een passie, een uitlaatklep en een manier om zowel geestelijk als lichamelijk in vorm te blijven. “Ik heb dat altijd graag gedaan. Maar toen ik dat ene meisje op haar nek zag vallen, heb ik toch ne schrik gepakt.” Tussen je zes en je dertien jaar heb je aan keurturnen gedaan. Leg eens even uit wat die sport precies inhoudt. Joke van de Velde: “Het is de allerhoogste divisie in het turnen. Ik deed acro, bewegingen doen met een ander, ouder meisje, en tumbling. Dat is dan weer een aantal oefeningen op een mat afwerken, zoals bijvoorbeeld flikflak. In totaal moesten wij vijf keer per week trainen en dat is de reden waarom ik ermee gestopt ben. Ik zat in het tweede jaar Latijn en kon het trainen niet langer combineren met mijn studies. Dat was een zware beslissing, zelfs een die nog maanden en jaren is blijven nazinderen. En eigenlijk heb ik nu nog steeds een heel klein beetje spijt dat ik ooit gestopt ben.”
Joke van de Velde, keurturnen
“Nog altijd spijt dat ik gestopt ben”
Is vijf keer trainen per week niet wat veel voor iets wat voor de meeste jonge meisjes als een hobby begint? Van de Velde: “Ik zal heel eerlijk zijn: vijf keer trainen was echt nodig. (lacht) Keurturnen is een heel zware sport, waarbij de focus ligt op fysiek, afwerking en lenigheid. Je moest daar dus wel vijf dagen per week mee bezig zijn, anders kon je niet mee. Tussendoor deden wij ook wedstrijden, dus je kon het je niet permitteren om veel trainingen over te slaan. En ja, dat was bijzonder zwaar en niet voor iedereen weggelegd. Mijn nichtje, bijvoorbeeld, is ook met keurturnen begonnen en die heeft het maar een jaar volgehouden.” Hoe ben jij bij keurturnen terechtgekomen? Van de Velde: “Op mijn vijfde deed ik aan ballet, maar dat was mijn ding niet. Enkele meisjes uit de buurt waren volop bezig met keurturnen en zo ben ik bij Olympia Merelbeke terechtgekomen. Ik moest een soort ingangsproef afleggen, won die zowaar meteen en werd geselecteerd door de club.” Je zei daarnet dat je aan wedstrijden deed Heb je veel prijzen gewonnen? Van de Velde: “Niet echt. Bij Olympia Merelbeke zat ik bij de beste turnsters. Ik weet nog dat ik met onze club
altijd moest concurreren tegen een vereniging uit Deinze. Ofwel ging de eerste plaats naar hen, ofwel naar ons. Maar als we eens een internationale wedstrijd moesten doen in Amsterdam, zat ik steevast in de middenmoot. Eén keer ben ik op zo’n wedstrijd wel geschrokken. Vlak voor mij moest een meisje haar tumbling-oefening doen op de mat en tijdens de flikflak kwam ze keihard op haar nek terecht. Dat meisje heeft het gelukkig overleefd, maar moest wel afgevoerd worden en daar heb ik toch ne schrik van gepakt. Het heeft zelfs een hele tijd geduurd eer ik dat beeld uit mijn hoofd kon zetten.” Heb je zelf ongelukken of blessures gehad? Van de Velde: “Ik heb ooit een teen gebroken tijdens een oefening. Dat lijkt een kleine blessure, maar ik kan je verzekeren dat het dat helemaal niet is. Je tenen gebruik je heel vaak, dus je voelt die pijn echt constant. Maar voor het overige viel het qua blessures goed mee bij mij. Ik had wel eens last van mijn polsen, maar met steunverbanden los je veel op. Als ik nu ga lopen, gebruik ik trouwens nog steeds steunverbanden. Ik heb ooit eens de Ten Miles van Antwerpen gelopen zonder goeie voorbereiding en daar draag ik nu nog steeds een beetje de gevolgen van.” (lacht) Welke sporten doe je nu? Van de Velde: “Ik heb twee jaar thaiboks gedaan, een sport die
heel goed is voor je zelfvertrouwen, maar daar ben ik ondertussen mee gestopt. Nu ga ik vier keer per week joggen en in de winter doe ik aan bikram yoga. Dat is yogaoefeningen doen in een zaal die verwarmd wordt met temperaturen tussen de veertig en vijfenveertig graden. Een aanrader!” Heb je er nooit aan gedacht om opnieuw met keurturnen te beginnen? Van de Velde: “Nee, want ik weet dat ik het niveau niet meer zou aankunnen en dan begin ik er liever niet aan. Net als mijn ouders en broer ben ik heel perfectionistisch. Dus aan keurturnen doen terwijl ik eigenlijk niet mee kan, is niets voor mij. Laat mij maar joggen en bikram yoga beoefenen . Bij die sporten voel ik nog elke dag dat ik ooit bijna zes jaar aan keurturnen gedaan heb.”
77
78
Bekend, maar niet als sporter
Bekend, maar niet als sporter
Stefan Van Loock (51) mag als ex-voetbalcommentator en huidig communicatiemanager van de Koninklijke Belgische Voetbalbond dan wel onlosmakelijk verbonden zijn met voetbal, begin jaren ’70 stond hij bekend als onbevreesde doelman bij hockeyclub Avia. “Ik kwam een keer uit en trapte de bal keihard tegen een aanvaller. Zijn gezicht was één grote vlek met bloed.”
Is hockey dan een gevaarlijke sport? Stefan Van Loock: “Ze was vooral gevaarlijk voor mijn tegenstanders. Als doelman beschikte ik over een groot masker, indrukwekkende beenbeschermers, gigantische handschoenen en een heel stevig pak. Dat spectaculaire van het doelman zijn, sprak me wel aan. Ik had ook nooit schrik. Dat was mijn sterkste punt. En dan kon er al eens iets fout lopen, zoals stevig uitkomen en de bal keihard tegen een tegenstander trappen. Tja, die veldspelers waren niet beschermd zoals ik, hé.” (lacht) Hockeyspelers zijn een zeldzaamheid in deze reeks. Hoe ben jij als alom gekend voetbaldier met de sport in contact gekomen? Van Loock: “Begin jaren ’70 woonde ik in Steenokkerzeel en de kinderen van mijn buren speelden hockey bij Avia, een derdeklasser die zijn thuisbasis had in Evere, achter de toenmalige Sabca-fabrieken en vlakbij het huidige NATOgebouw. Avia stond bekend als ploeg van het leger en omdat hun vader piloot was, hadden mijn buren zich natuurlijk bij die club aangesloten. Ik ben mee gaan spelen omdat ik echt wel een sport wilde doen. En ik koos heel bewust voor de positie van doelman, net uit interesse voor dat brute geweld dat er een beetje rondhangt.”
Stefan Van Loock, hockey
“Eén grote vlek met bloed”
Hockey was – zeker in die tijd – een heel elitaire sport met veel jongens uit rijke families. Kon jij jouw draai daar vinden? Van Loock: “Bij Avia waren ze niet zozeer rijk – de zoons van een of andere generaal uitgezonderd – maar de club was wel volledig Franstalig. En we kwamen natuurlijk veel elitaire clubs als tegenstander tegen: Leopold, Uccle, Heracles, Dragons, Beerschot… daar voelde je toch een andere sfeer dan in het voetbal, hoor. En eigenlijk was dat elitaire ook de reden waarom ik na een kleine drie jaar gestopt ben met hockey. Ik voelde me er niet thuis en ook de verre verplaatsingen begonnen te wegen. Ik speelde bij de nationale scholieren en dan speel je tegen clubs uit Luik, Brugge, Antwerpen...
Vooral voor mijn ouders was het niet evident om me elke wedstrijd opnieuw te vervoeren.” Als je op nationaal niveau speelt, moet je wel iets kunnen. Hoe goed was jij? Van Loock: “Ik had wel redelijk wat talent, moet ik toegeven. Op een bepaald moment zeiden ze zelfs dat ik bij de nationale ploeg van mijn leeftijdscategorie zou kunnen beginnen. Maar zover is het dus nooit gekomen. Ik ben uiteindelijk gaan voetballen bij Steenokkerzeel VO. Ook daar kon ik me heel goed uit de slag trekken als doelman. Maar op een bepaald moment had ik het daar ook gezien. Ik wisselde ongelooflijke reddingen af met even ongelooflijke flaters. Ik speelde trouwens in dezelfde ploeg als Frank Vander linden van De Mens! Als hij in het doel stond, speelde ik als rechtsachter, en omgekeerd.” (lacht) Weet je dat hockey momenteel zo ongeveer de snelst groeiende sport is in ons land? Van Loock: “Ja, en dat is echt wel zo. Dat heeft natuurlijk te maken met de prestaties van de nationale hockeyploeg, want zowel de mannen als de vrouwen stonden toch maar mooi op de Olympische Spelen. En dat speelt heel hard mee, hoor. Toen de Rode Duivels in 1986 met een vierde plaats terugkwamen van Mexico zijn massaal veel kinderen beginnen voetballen. Bovendien heeft hockey het voordeel dat het inschrijvingsgeld een pak democratischer geworden is dan vroeger. Ik denk trouwens dat de sport nog niet aan haar plafond zit, want ze kan nog veel meer gemediatiseerd worden.” Volg je het hockey nog van dichtbij? Van Loock: “Ik volg natuurlijk de prestaties van onze nationale hockeyploegen, maar toch is dat allemaal eerder van op een afstand. De laatste keer dat ik nog eens een wedstrijd echt ter plaatse gevolgd heb, was als verslaggever van Exqi Sport. Toen heb ik live de Belgische bekerfinale gevolgd en becommentarieerd. Ergens vind ik het wel jammer dat ik de sport een beetje uit het oog verloren ben. Een kleine droom van me is een hockeywedstrijd volgen in de Ganzenvijver in Ukkel. Daar staat het oudste stadion van België en een paar keer per jaar spelen ze daar nog wedstrijden. Als stadionfreak en ex-hockeyspeler moet ik daar vroeg of laat écht wel eens belanden voor een partijtje.” (lacht) Met dank aan KHC LEUVEN!
79
80
Bekend, maar niet als sporter
Bekend, maar niet als sporter
Als kind is Martine Prenen er nog enkele keren “stevig afgekletterd”, zoals de sympathieke televisiepresentatrice het zo mooi verwoordt. Maar ondertussen is haar band met paarden en het berijden ervan niet meer stuk te krijgen. “Ik heb al twee maal een paard van een veld laten halen. Ik ben de schrik van de eigenaars uit de buurt.” In tegenstelling tot de meeste mensen hou jij je bezig met natural horsemanship. Wat is dat precies? Martine Prenen: “Het is iets anders dan het klassieke,‘Engelse’ paardrijden. Je rijdt met een westernzadel, gebruikt geen bit of zweep en leert vooral op een non-verbale manier communiceren met je paard, zoals met je lichaamshouding. Af en toe rij je zelfs zonder zadel en je paard staat niet in een stal, maar leeft in een kudde, tussen de andere paarden. Wat mij betreft is dat een totaal andere, meer diervriendelijke manier van omgaan met paarden.” Hoe heb je die nieuwe manier leren kennen? Prenen: “Dankzij mijn zoontje. Hij is een heel gevoelige jongen,
dus zocht ik naar iets waardoor hij volledig tot rust zou komen, los van alle prikkels die we voortdurend om ons heen hebben. Ik zag hem op een verjaardagsfeestje met paarden bezig en zag hem genieten. Dat intrigeerde me natuurlijk wel. Na een tijdje rijden op een klassieke manège waar niet echt vriendelijk met de dieren werd omgesprongen, ging ik verder zoeken en kwam ik terecht bij de manège waar we nu rijden. Vervolgens ben ik ook beginnen rijden en ik moet toegeven: er ging echt een hele wereld voor me open. Ondertussen ben ik een jaar bezig. Minstens één keer per week probeer ik te gaan paardrijden.” Heb ook jij ondertussen die speciale band of klik met paarden? Prenen: “Ja, want ik heb altijd graag paarden gezien en dat helpt natuurlijk. Ik woon zelfs naast paarden, want mijn buurman heeft er in zijn weide staan. Tot over een jaar gaf ik die dieren altijd wel een knuffel, maar echt op zo’n dier gaan zitten, was voor mij een brug te ver. Tot ik natural horsemanship leerde kennen, hé. Ik begrijp nu veel beter hoe paarden in elkaar zitten en heb geleerd dat ook zij hun goeie of een slechte dagen hebben. En dat het belangrijk is om contact te maken voor je gaat rijden. Eerst even ‘keutelen’. Beetje borstelen en rustig opzadelen, zodat het dier ook weet dat hij bereden gaat worden.”
Martine Prenen, paardrijden
“De schrik van de paardeneigenaars”
Ik kan me voorstellen dat niet iedereen daar uitgebreid de tijd voor neemt. Prenen: “Maar nee, jong! Afgelopen zomervakantie ben ik met mijn gezin gaan wandelen met Camargue-paarden in Italië. Die begeleiders zetten ons zomaar direct op die dieren. Ook mijn man, die niet echt vertrouwd is met paarden. ‘Nee’, zeg ik tegen
hem. ‘Ga eerst even bij dat paard staan en maak er contact mee. En kruip pas dan op dat dier zijn rug.’ Dat is belangrijker dan je denkt, hoor.” Heb je al een eigen paard? Prenen: “Nee, dat niet. Voor een deel omdat een paard en het daaraan gekoppelde onderhoud natuurlijk veel geld kost. Stalgeld alleen al kost bijvoorbeeld zo’n 300 euro per maand. Maar vooral omdat je de tijd moet hebben om voor dat dier te zorgen en die heb ik niet. Als je zo’n levend wezen koopt, vind ik dat je de verantwoordelijkheid moet dragen om ervoor te zorgen. En dat heeft niet iedereen, hoor. Hoe vaak zie jij paarden onderkomen in hun weide staan? Zonder beschutting in weer en wind en met doorgegroeide hoeven of bevroren water, zodat ze niet kunnen drinken? Vaker dan je denkt. Ik ben al meerdere keren naar de politie geweest om paarden van hun veld te laten halen. Ondertussen ben ik de schrik van de eigenaars uit de buurt.” (lacht) Waar ga jij rijden als je op stap bent met je paard? Prenen: “Voorlopig rij ik nog steeds binnen de manègepistes,
want bitloos rijden vergt veel oefening. Je trekt en sleurt het paard immers niet waar jij naartoe wil. Ik doe het dus rustig aan, tot ik de nodige documenten heb om buiten te kunnen rijden. Je ziet: helemaal anders dan het gekende, typische ‘Engelse’ paardrijden, hé, waar al veel sneller buiten wordt gereden. (op dreef) Mensen die geïnteresseerd zijn, moeten maar eens kijken op www.anders-paardrijden.be.” Al ongelukken gehad? Prenen: “Geen enkel, buiten een paar valpartijen toen ik als jong
meisje met vriendinnetjes ging paardrijden. Maar ik begrijp je vraag. Paardrijden is en blijft een risicosport, net zoals motorrijden. Je zit nog steeds op een dier en dat dier kan schrikken. Onlangs gingen we met onze paarden het water in om te zwemmen. Echt super, maar iemand van onze groep is toen gevallen omdat haar paard ergens van opsprong. Ik ben dus heel voorzichtig en doe alles stap voor stap. Ik draag trouwens een beschermingsvest, net als mijn zoontje. En geloof mij: zo’n vest is helemaal niet cool!” (lacht) Heb je ook competities in natural horsemanship? Prenen: “Groots opgezette jumpingwedstrijden heb je natuur-
lijk niet, maar men kijkt wel hoe goed je kan communiceren met paarden en hoe je leiderschap doorgeeft aan hen. Kan je goed werken met een bekend paard? En wat met een onbekend paard? Er wordt ook gelet op het grondwerk, wat je doet als ruiter wanneer je niet op de rug van je paard zit. Maar daar ben ik dus nog lang niet. Eerst buiten leren rijden!” (lacht)
81
82
Bekend, maar niet als sporter
Bekend, maar niet als sporter
Op zijn veertiende wist Rick de Leeuw (51) het wel zeker: hij was voorbestemd om de nieuwe Johan Cruijff te worden. Sterker nog: hij was geboren om nog beter te worden dan de legendarische nummer veertien. Maar de Nederlandse zanger, schrijver en dichter kon zijn eigen torenhoge verwachtingen nooit inlossen. “Nochtans was ik er rotsvast van overtuigd dat ik ontdekt zou worden. Ik deed er echt alles aan.” Wat deed je dan zoal om ontdekt te worden? Rick De Leeuw: “Vanaf mijn zevende voetbalde ik elke dag met mijn vrienden in het park tegenover ons huis in Haarlem, de plaats waar ik geboren ben. Ik ging er spelen voor school, na school en liefst ook tijdens de school. (lacht) Naast dat park was een bushalte, en ik was ervan overtuigd dat op een goede dag meneer Michels, de trainer van Ajax, in de bus zou zitten. Omdat ik me die kans niet wilde laten ontglippen, zorgde ik ervoor dat ik altijd aan de bal was als er een bus langskwam. Bal hooghouden, een sliding, een paar schijnbewegingen, in een hoog tempo liet ik de passagiers in de bus zien wat ik kon. Geef toe, een briljante strategie.” (lacht) Ben je uiteindelijk bij een club terechtgekomen? De Leeuw: “Ik ben begonnen bij HFC, de Haarlemsche Football Club, en was linksbuiten. Ik was er zonder enige bescheidenheid van overtuigd dat ik de nieuwe Johan Cruijff zou worden. Misschien wel nog beter! Verzachtende omstandigheid: dat was dus op mijn twaalfde. Op mijn zestiende was die droom allang op niet mis te verstane wijze stukgevallen op de harde realiteit van mijn begrensde talenten. (lacht) Ik was afgegleden naar het middenveld en besefte dat ik dan toch niet de capaciteiten had om de nieuwe Nederlandse topvoetballer te worden.”
Rick De Leeuw, voetbal
“Op een dag zou meneer Michels in de bus zitten”
Was die droom om ooit topvoetballer te worden voor jou dé reden om met voetbal te beginnen? De Leeuw: “Nee, voetbal is een gemakkelijke sport om mee te beginnen als je jong bent. Het is moeilijker om niet te gaan voetballen dan wel. Je hebt alleen maar een bal, een veldje en een paar vrienden nodig, hé. Dat is iets anders dan zwemmen, waarvoor je eerst al naar een zwembad moet, of wielrennen, waar je een strak truitje, een rare broek en een volledig uitgeruste fiets voor moet aanschaffen.” Een topvoetballer mag je dan misschien niet geworden zijn, maar herinner je je nog legendarische wedstrijden? De Leeuw: “HFC tegen een selectie oud-internationals van Nederland in 1972! Een traditionele wedstrijd op nieuw-
jaarsdag, en wij mochten de voorwedstrijd spelen. De wedstrijd werd gespeeld in een mooi stadion met echte tribunes en die zaten natuurlijk vol met persmensen en belangrijke scouts. Voor mij nog maar eens een unieke gelegenheid om ontdekt te worden. Ik leefde er maanden op voorhand naartoe. Maar een paar dagen voor de wedstrijd overleed mijn moeder. ‘Nu kan ik die wedstrijd wel vergeten’, schoot het door mijn hoofd. Nog altijd schaam ik me voor die eerste reactie. Maar van mijn vader mocht ik de wedstrijd toch spelen. Anders zou ik twee tegenslagen op rij moeten verwerken. Uiteindelijk verloren we met 2-1. Mijn enige troost was dat ik de eerreddende tegentreffer scoorde. Tja, de uitslag van die wedstrijd vatte de situatie goed samen.” Voetbal je nu nog steeds? De Leeuw: “Nee, eerst ben ik geleidelijk aan overgestapt op hardlopen, begonnen om mijn conditie enigszins op peil te houden. Een jaar of zes geleden heb ik de marathon van Berlijn zelfs gelopen. Laat ik zeggen dat daarna de behoefte aan een andere sport zich meer en meer begon op te dringen. (lacht) Ondertussen doe ik aan wielrennen. Dat komt zo: na afloop van de Ronde van Vlaanderen 2010 stond ik ’s avonds, glas in de hand, in het café en tot mijn eigen verbazing hoor ik mezelf uitroepen: ‘Volgend jaar rij ik de Ronde van Vlaanderen!’ Omdat ik vond dat het tijd werd dat ik mezelf eens aan mijn woord ging houden, heb ik ‘m het jaar daarop uitgereden. (lacht) 260 kilometer, inclusief alle kasseistroken en beklimmingen ben je daar toch gauw een dag mee zoet. Ontzettend zwaar, moet ik eerlijk zeggen.” Kan je ten slotte jouw visie als ex-voetballer eens geven op het falende Nederlandse elftal op het afgelopen EK? De Leeuw: “Het was een gênante afgang. Zo krachteloos, zo machteloos,… dat Van Marwijk nog even heeft gedacht dat hij kon aanblijven als bondscoach begrijp ik met de beste wil van de wereld niet. Met nul punten uit drie wedstrijden op een EK leg je niet direct de perfecte basis voor een nieuwe campagne, lijkt mij. Ik vind het stom dat het Nederlandse elftal altijd getraind wordt door een Nederlandse coach. Van mij mag dat wel eens een buitenlander zijn. Die ziet misschien beter waar de problemen zijn en kan met een frisse blik een aantal oude stokpaarden slachten en een nieuw elan binnenbrengen. Jürgen Klinsmann, of misschien wel Erik Gerets. Waarom niet? We zouden dan wellicht al heel wat verder staan.”
83