1
2
3
4
5
6
Oefententamen Leren Dokteren 5 – B3 – 2012-2013
A Bron
Wk
Voor patiënten met COPD ontbreekt een gevalideerd prognostisch instrument waarmee de voorspelling van het overlijden binnen zes maanden mogelijk is. Toch zijn er kenmerken die de inschatting van een korte levensverwachting mogelijk maken. Bij welke patiënt met COPD is de geschatte levensverwachting korter? a. Een patiënt met slechte bloedgassen tijdens een exacerbatie b. Een patiënt met een BMI van 21
b
4
Een patiënt met COPD blijft benauwd, ondanks adequate doseringen van de luchtwegverwijders en corticosteroïden. De patiënt is niet terminaal. Stelling: het meest aangewezen beleid is om nu te starten met orale morfine medicatie. a. Juist b. Onjuist
a
Mevrouw Verbeek is terminaal. Tegen de pijn krijgt zij zesmaal daags 20 mg morfine subcutaan. Meestal slaapt zij, soms heeft zij haar ogen open. Communicatie is echter niet mogelijk. Ze ligt er ontspannen bij, er zijn geen tekenen van lijden. Het stervensproces duurt echter veel langer dan verwacht. Haar echtgenoot, die veel bij haar aanwezig is, raakt uitgeput. Hij vindt het vreselijk dat het zo lang duurt en zijn vrouw niet helemaal in coma is en dit dus ook meemaakt. Uiteraard probeert de huisarts de echtgenoot steun te bieden. Wat kan de huisarts daarnaast het beste doen? a. De dosering morfine ophogen om het overlijden te bespoedigen b. Uitleggen dat hij nu niets doet omdat er geen tekenen van lijden te zien zijn c. Starten met dormicum, om haar bewustzijn te verlagen
b
U ziet een 81-jarige dame met hartfalen die tevens lijdt aan diabetes mellitus. Zij is de afgelopen zes maanden 8% van haar lichaamsgewicht verloren. Zij heeft een bloeddruk van 100/60 en een pols van 110 per minuut in rust. Bij echografie is er een ejectiefractie van 20%. Haar BNP 1500 pg/ml. Haar prognose is: a. Redelijk b. Slecht c. Zeer slecht
c
Iedere ziekte verloopt via een eigen traject. Welke ziekte past bij een traject met een geleidelijke progressieve achteruitgang, met tussentijds ernstige episodes van acuut ziek zijn? a. Kanker b. Hartfalen c. Dementie
b
Een patiënt met COPD heeft last van een droge hoest. De klachten reageren niet op opioïden. Wat is nu de volgende stap in de behandeling? a. Paroxetine starten b. Vernevelen met lidocaïne c. Vernevelen met fysiologisch zout
b
1
Richtlijn oncoline COPD
Richtlijn
4
oncoline COPD
Richtlijn
4
oncoline palliatieve sedatie
Richtlijn
4
oncoline hartfalen
Richtlijn
4
oncoline algemene inleiding palliatieve zorg
Richtlijn oncoline hoesten
4
7
Een patiënt van 80 jaar ligt op de eerste hulp in verband met pijn rechtsboven in de buik. Er is drukpijn rechtsboven in de buik. De arts denkt aan een cholecystitis. Wanneer er bij deze patiënt geen verhoogde infectieparameters zijn en er geen sprake is van koorts a. Wordt de diagnose cholecystitis onwaarschijnlijk b. Blijft de diagnose cholecystitis in de differentiaaldiagnose staan
b
Chirurgie
2
8
Een patiënt met een ADH (anti diuretisch hormoon) producerende tumor is verward, moet braken en heeft heftige maagklachten. Deze patiënt heeft een teveel aan water met a. Een normaal natrium b. Een hyponatriëmie c. Een hypernatriëmie
b
Klapper
2
Dwangbehandeling in het kader van de Wet Bopz betekent dat (een deel van) het zorgplan tegen de wil van de cliënt en/of vertegenwoordiger mag worden uitgevoerd. Stelling: dit mag alleen als er voldaan is aan het gevaarscriterium. a. Juist b. Onjuist
a
9
‘Water en zout’
Engberts
3
e
(2 druk) H3, pagina 72) + college vrijheidsbep erkende maatregelen
10
Stelling: Het wetsvoorstel zorg en dwang stelt het toedienen van gedragsbeïnvloedende a medicatie altijd gelijk met onvrijwillige zorg, ook als een cliënt instemt met deze medicatie. a. Juist b. Onjuist
Samenvattin
3
g artikel Frederiks bij practicum vrijheidsbep erkende maatregelen
11
Een oudere man overlijdt door verstikking in een stuk fruit. Hij is bekend met slikklachten die hij heeft overgehouden aan een CVA een jaar eerder. In bovenstaande casus is sprake van a. Een natuurlijke dood b. Een niet-natuurlijke dood
b
Engberts H5
4
12
Het hoofddoel van opname op een transferafdeling is: a. Opname in een verpleeghuis b. Terugkeer naar huis c. Opname in een ziekenhuis
b
Klapper zorg
1
Wat is een acute complicatie van diabetes mellitus type II? a. Gevoelsstoornissen in de voeten b. Urineweginfectie c. Hypertensie d. Cognitieve achteruitgang
b
13
in NL
2
Landefeld H33
2
14
15
16
17
18
Als specialist ouderengeneeskunde behandelt u Mw. Bos voor haar hoge bloeddruk met bètablokkers. Wat is een veel voorkomende bijwerking van bètablokkers? a. Benauwdheid b. Jeuk c. Obstipatie d. Nachtzweten
a
De beoordeling van wilsbekwaamheid is primair gericht op: a. Het besluitvormingsvermogen van de patiënt b. De uitkomst van de beslissing
a
Superoxide dismutase: a. Bindt vrije ijzer-ionen b. Is een onderdeel van de glutathion redox cyclus c. Functioneert in cellen als een anti-oxidant d. Zorgt voor een goede electron-overdracht in de mitochondriën
c
Bij normale veroudering daalt procentueel het meest: a. De glomerulaire filtratiesnelheid b. Het longresidu c. Het brekend vermogen van de cornea d. De geleidingssnelheid van de perifere zenuwen
a
Landefeld
2
H20
Klapper
3
‘Wilsbekwaa mheid’
Fysiologie
1
college + stuk klapper
Fysiologie
1
college + stuk klapper
Door veroudering en/of ziekten kan de farmacokinetiek veranderd zijn. Dit heeft betrekking a op: a. De absorptie, verdeling en eliminatie van medicijnen b. De reactie die een werkzame stof heeft na interactie met receptoren, alsmede de intensiteit en duur ervan
FtK
2
‘geneesmidd elen bij ouderen’ + college polyfarmacie
19
Welke groep van geneesmiddelen heeft anticholinerge effecten? a. Tricyclische antidepressiva b. NSAID’s c. Antihypertensiva
a
FtK
2
‘geneesmidd elen bij ouderen’ + college polyfarmacie
20
21
Welk kenmerk is bij uitstek van belang om onderscheid te maken tussen een delier en dementie? a. De aanwezigheid van stoornissen in de praxis b. De aanwezigheid van denkstoornissen c. De aanwezigheid van bewustzijnsstoornissen d. De aanwezigheid van oriëntatiestoornissen
c
Palliatieve zorg is hetzelfde als terminale zorg a. Juist b. Onjuist
b
Landefeld H10 / Hengeveld H8 / colleges week 3
H8 ‘Het geneeskundi g proces’
3
3
4
22
23
24
25
26
27
Op de afdeling chirurgie wordt elke oudere patiënt rondom de operatie gezien door en klinisch geriater. Hij kijkt naar de risico’s op een delier en andere postoperatieve complicaties bij de oudere patiënt met comorbiditeit. Als het nodig is zal hij bijvoorbeeld een delier zelf behandelen. De chirurg verricht de operatie en doet de postoperatieve controles. Deze vorm van samenwerken is een voorbeeld van: a. Verwijzen b. Consultatie c. Consultatieve verwijzing d. Gezamenlijke behandeling
d
Geneeskund ig proces H10
De Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) schrijft voor dat bij a verslaglegging van een consult dor een arts anamnese, lichamelijk onderzoek, probleemstelling, differentiaal diagnose en beleid wordt beschreven. Stelling: ook is het nodig om op te schrijven wat er tegen de patiënt gezegd is en wat deze hiervan heeft begrepen. a. Juist b. Onjuist
H11
Multimorbiditeit vergroot het risico op complicaties van medische behandelingen. a. Juist b. Onjuist
a
H13
Bij dhr. Jansen, 82 jaar, is een half jaar geleden dementie van het type Alzheimer vastgesteld. Hij is geregeld zijn sleutels kwijt of kan de suiker voor de koffie niet vinden. Hij wordt dan boos op zijn vrouw en beschuldigt haar er van deze dingen te verstoppen voor hem. Wat is uw advies aan mevrouw Jansen hoe hiermee het beste om te gaan? a. Dhr. Jansen hier elke keer op aanspreken, want hij doet dit met opzet b. Niet de discussie aan gaan met dhr. Jansen en zijn beschuldigingen negeren
b
De casemanager speelt een rol in de zorgdiagnostiek rondom een dementerende en zijn/haar mantelzorgers. Stelling: zorgdiagnostiek wordt alleen gedaan op het moment dat de diagnose dementie wordt gesteld. a. Juist b. Onjuist
b
Mevrouw Klop, 83 jaar, woont al enkele jaren op een psychogeriatrische verpleegafdeling in verband met een vorderende dementie van het type Alzheimer. Op dit moment is zij volledig afhankelijk van de zorg bij het wassen en aankleden. Tijdens het wassen gebeurt het regelmatig dat zij schokkend de armen of de benen beweegt. Zij heeft hier geen invloed op. Er is hier sprake van: a. Rigiditeit b. Myoclonieën
b
4
1
1
Verslagleggi ng en registratie geneeskundi g proces
1
geneeskundi g proces
Klapper +
3
practicum dementie & belasting mantelzorg
Klapper +
3
practicum dementie & belasting mantelzorg
Klapper ‘symptomen late fase dementieel beeld’
3
28
29
30
31
32
33
34
Bij een 80-jarige patiënte is sprake van een matig ernstige depressie. Welk farmacon, of groep van farmaca heeft de voorkeur bij medicamenteuze behandeling hiervan? a. MAO-remmers b. TCA’s c. SSRI’s d. Lithium
c
Een 76 jarige vrouw heeft als gevolg van een CVA een broca afasie. Waar zit de laesie die deze afasie heeft veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk? a. In een ondertak van de a. cerebri media b. In een boventak van de a. cerebri media c. In een ondertak van de a. cerebri anterior d. In een boventak van de a. cerebri anterior
b
Van welk van onderstaande interventies is in wormen, fruitvliegen en muizen een verlenging van de maximale levensduur aangetoond? a. Aanbieden van een natuurlijke leefomgeving b. Calorische restrictie c. Onmogelijk maken van seksuele activiteit d. Elimineren van microörganismen in en op het lichaam
b
Sirtuïnen staan sterk in de belangstelling in verouderingsonderzoek. Waarom gaat momenteel speciale aandacht uit naar SIRT3? a. SIRT3 komt met name hoog tot expressie in diersoorten met een lang leven b. SIRT3 activeert p53, waardoor veroudering wordt geremd c. SIRT3 is een ‘master regulator’, die de andere sirtuïnen activeert d. SIRT3 verlaagt de vorming van vrije zuurstofradicalen (‘reactive oxygen species’) in mitochondria
d
Bij het voorschrijven van opiaten dient op de eerste plaats preventief maatregelen genomen te worden tegen: a. Delier b. Obstipatie c. Euforie d. Jeuk
b
Het belangrijkste onderscheid tussen een dementie-syndroom en mild cognitive impairment (MCI) berust op a. De aan- of afwezigheid van IADL interferentie b. Het aangedaan zijn van het geheugen dan wel een ander cognitief domein c. Het wel of niet kunnen objectiveren van een geheugenstoornis d. Het wel of niet hebben van hippocompusatrofie op de MRI-scan
a
Voor de diagnose vasculaire dementie is de aanwezigheid van significante cerebrovasculaire afwijkingen op CT of MRI noodzakelijk. a. Juist b. Onjuist
a
5
Landefeld
3
H14
Klapper
2
‘neuropsych ologische functiestoorn issen’
College
1
pathologie + NEJM 2001 Guarente
College
1
pathologie + NEJM 2001 Guarente
Colleges
4
palliatieve zorg
Landefeld
3
H11 + Hengeveld H 8.2 + colleges week 3
Landefeld H11 + Hengeveld H 8.2 +
3
colleges
35
Bij frontotemporale dementie is er sprake van a. Ontremd gedrag b. Apathisch gedrag c. Dwangmatig gedrag d. Alle 3 genoemde mogelijkheden
d
Landefeld H
3
11 + Hengeveld H 8.2 + colleges week 3
a
36
Landefeld H
3
11 + Hengeveld H 8.2 + colleges week 3
Deze transversale FLAIR opname van een 59-jarige patiënt laat bipariëtale atrofie zien. Dit atrofie-patroon wordt vooral gezien bij: a. De ziekte van Alzheimer met preseniel begin b. De ziekte van Alzheimer met begin op oudere leeftijd (>65 jaar) c. Dementie met Lewy lichaampjes d. Alle genoemde aandoeningen 37
38
De belangrijkste verschillen tussen de vroege (preseniele) en de seniele variant van de ziekte van Alzheimer zijn: a. Bij de seniele variant van de ziekte van Alzheimer is er vaker sprake van vasculaire betrokkenheid dan bij de preseniele variant. b. Bij de preseniele variant van de ziekte van Alzheimer is er vaker sprake van vasculaire betrokkenheid dan bij de seniele variant. c. Het beloop van de preseniele variant van de ziekte van Alzheimer is minder snel progressief dan bij de seniele variant. d. Bij de seniele variant van de ziekte van Alzheimer is er vaker sprake van vasculaire betrokkenheid en staan geheugenstoornissen meer op de voorgrond dan bij de preseniele variant.
d
De aanwezigheid van hippocampus atrofie op de MRI-hersenen a. Heeft een hoge voorspellende waarde voor de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer bij personen met milde geheugenstoornissen b. Is specifiek voor de ziekte van Alzheimer
a
6
Landefeld H
3
11 + Hengeveld H 8.2 + colleges week 3
Landefeld H11 + Hengeveld H8.2 +
3
colleges week 3
39
40
41
42
43
44
45
Welke oogaandoening komt vaker voor bij de oudere patiënt met diabetes dan bij de oudere patiënt zonder diabetes? a. Conjunctivitis b. Cataract c. Maculadegeneratie
b
Stelling: Oudere patiënten met diabetes hebben een verhoogd risico op moeilijk behandelbare infecties zoals een maligne otitis externa. a. Juist b. Onjuist
a
Stelling: Eén van belangrijkste redenen om hypertensie te behandelen bij een oudere patiënt is het voorkomen van een CVA. a. Juist b. Onjuist
a
Stelling: ECT werkt bij ernstig depressieve ouderen sneller dan antidepressiva. a. juist b. onjuist
a
Een 80-jarige man die recent 3 maal is gevallen, vertelt dat zijn benen het bij het lopen begeven, meteen na opstaan uit een stoel. Daarbij is hij licht in het hoofd zonder bewustzijnsverlies of paresen. Als medicatie voor hypertensie gebruikt hij nifedipine. Welke factor draagt het meest bij aan zijn valrisico? a. Globale achteruitgang van functionele status b. Orthostatische hypotensie c. Sarcopenie
b
Je wordt als arts –assistent interne –ouderengeneeskunde in de dienst, om 2.30 uur, opgebeld over een delirante patiënt op de afdeling heelkunde. Het is een 78-jarige man met een heupfractuur. Een goede anamnese is niet mogelijk. Bij lichamelijk onderzoek is het een verwaarloosde man, gedesoriënteerd in trias en psychomotorisch onrustig. De bedoeling is hem de volgende ochtend te opereren. Welke van onderstaand activiteiten moeten ondernomen worden en in welke volgorde? a. Eerst doornemen van de medicijnlijst, dan starten van Haldol post-operatief b. Eerst Haldol starten en dan doornemen van de medicijnlijst en een bladderscan c. Eerst Haldol starten, aanvullend onderzoek post-operatief verrichten d. Eerst een ECG maken, dan starten van Haldol
b
Hoe wordt arteriitis temporalis in eerste instantie behandeld? a. Lage dosis prednison b. Hoge dosis prednison
b
7
Landefeld
2
H33
Landefeld
2
H33
Landefeld
2
H20
Colleges
3
week 3
Landefeld
2
H12
Landefeld
3
H10 + college delier
Landefeld H26
2
46
47
48
49
Wat is de definitie van ernstige osteoporose? a. Botdichtheid tussen de 1 en 2.5SD onder het gemiddelde van een jong volwassene met fracturen b. Botdichtheid van > 2.5SD onder het gemiddelde van een jong volwassene zonder fracturen c. Botdichtheid van > 2.5SD onder het gemiddelde van een jong volwassene en aanwezigheid van 1 of meer fracturen
c
De behandeling van decubitus stadium I en II bestaat onder andere uit: a. Chirurgische debridement b. Alginaten c. Polymeer film (wond folie)
c
Mw. Jacobs, 73 jaar, heeft vorige week haar rechter heup gebroken. Zij is direct geopereerd, wat zonder complicaties is verlopen. Vandaag wordt zij opgenomen op de revalidatieafdeling van het verpleeghuis om te revalideren. Zij woont alleen en liep thuis met een rollator. Tot haar pensioen heeft zij gewerkt als bibliothecaresse. Haar medische voorgeschiedenis vermeldt hypertensie en osteoporose. Vraag: van welke factor uit bovenstaand verhaal is bekend dat deze een negatieve invloed heeft op de prognose met betrekking tot het herstel na een heupfractuur? a. Haar leeftijd b. Gebruik van rollator voor de heupfractuur c. Ze is alleenstaand d. Osteoporose
b
Dhr. Jansen, 86 jaar, heeft 3 maanden geleden een CVA gehad, waarna hij niet meer zelfstandig kan lopen. Tijdens het verblijf op de revalidatieafdeling is er intensief met hem getraind, maar het blijkt niet meer haalbaar voor hem om langere afstanden zelfstandig te lopen. Er wordt een rolstoel aangevraagd waarin hij zich kan verplaatsen, zowel binnenshuis als erbuiten.
a
Landefeld
2
H27
Landefeld
2
H28
Landefeld
2
H37
Klapper
2
multidisciplin aire zorg
Dhr. Jansen zal moeten leren hoe zich met een rolstoel buiten, in het verkeer te verplaatsen. Welke hulpverlener schakelt u hiervoor in? a. De ergotherapeut b. De fysiotherapeut c. De activiteitenbegeleider 50
51
Stelling: Bij zorgdiagnostiek wordt er gekeken welke zorgbehoeften er voortkomen uit de ziekten en de gevolgen van ziekten. a. Juist b. Onjuist
a
Stelling: Patiënten met een chronische lichamelijke ziekte hebben even vaak psychische stoornissen als mensen zonder chronische ziekte. a. Juist b. Onjuist
b
8
Klapper
1
gevolgendia gnostiek
Blackboard, Deeg, langdurige zorg
1
52
53
54
55
56
57
58
59
Stelling: Wanneer een oudere patiënt meer dan 10% van zijn lichaamsgewicht verliest in 6 a maanden tijd is dat een reden voor verder onderzoek. a. Juist b. Onjuist
Landefeld
Hypertensie geeft een risico op cardiovasculaire en cerebrovasculaire schade. Bij oudere patiënten met hypertensie is dit risico: a. Groter b. Kleiner
a
Landefeld
Aanvragen voor tijdelijke hulpmiddelen gaan via de a. WMO b. Zorgverzekeraar
a
De prevalentie van onderstaande chronische ziekten is hoog op oudere leeftijd. Welke categorie van chronische ziekte(n) geeft de meeste lichamelijke beperkingen? a. Beroerte b. Osteoporose c. Maculadegeneratie
a
Bij patiënten met syncope moet aanvullende diagnostiek plaatsvinden om de oorzaak op te sporen. Wat moet in ieder geval bij alle patiënten met syncope gedaan worden? a. MRI hersenen b. ECG c. Duplex carotiden
b
Een oudere patiënt klaagt over vertigo, gepaard gaande met misselijkheid. Dit treedt vooral op na draaien van het hoofd. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak? a. Acute labyrinthis b. Ziekte van Meniere c. Benigne paroxismale positie veranderingsduizeligheid
c
Voor chronische pijn worden vaak NSAID’s gebruikt. Wat is het nadeel van chronisch gebruik van NSAID’s? a. Het risico op gastrointestinale bijwerkingen b. Het risico op leverfalen door een niet-intentionele overdosis c. Het risico op obstipatie als bijwerking
a
Mw. Heemsbergen, 60 jaar, komt bij de huisarts vanwege terugkerende pijnklachten van de rechter knie en linker pols. Aan de hand van de anamnese vermoedt de huisarts dat er sprake is van reumatoïde artritis. Welk onderzoek is het belangrijkst bij het stellen van deze diagnose? a. Lichamelijk onderzoek b. Bepaling reuma factor in het bloed c. Onderzoek van de synovia d. MRI van het gewricht
a
1
H4
2
H20
Klapper
1
financiering
9
Blackboard,
1
hoofdstuk + artikel Deeg
Landefeld
1
H17
Landefeld
1
H17
Artikel
4
‘Treatment of chronic non-cancer pain’
Landefeld H26
2
60
61
62
63
64
65
Mevrouw Spies, 67 jaar en met een ernstige vorm van COPD heeft de arts gevraagd voor een gesprek. Zij is bang om te stikken. De arts legt haar uit dat dit bijna nooit voorkomt. Wat vertelt hij haar om uit te leggen dat mensen die ervaring van stikken niet zullen hebben? a. Door het tekort aan zuurstof treedt een bewustzijnsdaling op b. Door stapeling van koolstof treedt een bewustzijnsdaling op c. Met uitzuigen kan stikken worden voorkomen d. Met corticosteroïden kan stikken worden voorkomen
b
Wat is een Cheyne-Stokes-ademhaling? a. Een hortende ademhaling met steeds langer wordende pauzes tussen de ademteugen b. een snelle, oppervlakkige ademhaling waarbij de patiënt uitgeput raakt c. een regelmatige, diepe ademhaling die steeds meer afneemt in frequentie
a
Stelling: het hebben van lage estradiol spiegels op oudere leeftijd is een voorspeller van een lage botmassa op latere leeftijd. Deze stelling is: a. Juist b. Onjuist
a
Een 79-jarige, beginnend demente vrouw, die nog graag tv kijkt en buiten loopt waarbij zij soms valt, heeft een visus beperking aan het linkeroog van 20/50. De oogarts stelt cataract vast. Wat is nu voor haar de meest aangewezen behandeloptie? a. Cataract operatie is bij een patiënt met dementie niet zinvol b. Cataract operatie c. Cataract operatie is niet aan te bevelen gezien de hoge kans bij ouderen op endophthalmitis
b
Welke stelling met betrekking tot presbyacusis is juist: a. Het is een unilateraal sensorisch hoge tonen verlies b. Het is de meest voorkomende vorm van gehoorverlies bij ouderen c. Bij een milde vorm van presbyacusis is een cochleair implantaat zinvol
b
In welk van de onderstaande situaties bij lichamelijk onderzoek, is er volgens de definitie, sprake van orthostase? a. Liggende bloeddruk 120/60, na 1 minuut staande positie 110/55 b. Liggende bloeddruk 170/90, na 1 minuut staande positie 140/80 c. Liggende bloeddruk 120/60, na 1 minuut staande positie 105/60
b
10
Richtlijn
4
oncoline dyspneu
Oncoline –
4
zorg in de stervensfase
H27
2
Landefeld
H16
1
Landefeld
H16
1
Landefeld
H17 Landefeld
1
66
67
68
69
70
71
Op uw spreekuur als internist-ouderengeneeskunde ziet u een 71 jarige vrouw met insuline afhankelijke diabetes en een ulcus cruris. Bij lichamelijk onderzoek ziet u pussige afvloed, roodheid van de omgeven huid, u voelt crepitaties rondom de wond. Het vermoeden op een geïnfecteerd ulcus ontstaat. Wat is nu de juiste handeling om een verwekker aan te kunnen tonen? a. Een oppervlakkige kweek via een uitstrijkje van het zichtbare pus b. Een diep weefsel biopt c. Een botbiopt
b
Wanneer een oudere patiënt gedurende een week bedlegerig is, kan hierdoor: a. Het vetpercentage snel toenemen b. De spiermassa snel afnemen c. De botdichtheid snel afnemen d. De BodyMassIndex snel toenemen
b
U wordt als huisarts geroepen bij mevrouw Jacobs, 68 jaar. Zij is thuis gevallen, de toedracht van de val is onduidelijk. Ze klaagt over pijn in de linker lies en kan niet meer lopen van de pijn. Bij onderzoek ziet u geen standafwijkingen van de benen. Wat doet u nu? a. u schrijft pijnstilling voor en geeft het advies even rustig aan te doen b. u stuurt mevrouw in naar de spoedeisende hulp voor een foto van de heup c. u regelt een opname in het verpleeghuis waar mevrouw kan revalideren
B
Een arts besluit bij een ernstig demente patiënt met een pneumonie, in overleg met haar echtgenoot, geen curatieve behandeling met antibiotica in te zetten, maar slechts haar symptomen te bestrijden. Het niet inzetten van een in potentie curatieve behandeling, is een vorm van a. Normaal medisch handelen b. Euthanasie
A
Meneer ter Laak lijdt aan een bronchuscarcinoom. Hij heeft nog een levensverwachting van enkele maanden. Echter, plotseling krijgt hij een massale bloeding en is daarin aan het stikken. De arts wil onmiddellijk midazolam spuiten om zijn bewustzijn te verlagen om dit lijden niet mee te maken. De patiënt is niet meer in staat om te antwoorden en zijn familie is voor overleg niet bereikbaar. Mag de arts, in deze acute situatie, overgaan tot sedatie met midazolam? a. Ja, in een dergelijke acute situatie mag bij uitzondering zonder toestemming van de patiënt of diens familie tot sedatie worden overgegaan b. Nee, zonder toestemming van patiënt of diens familie mag niet overgegaan worden tot sedatie
A
Hoe hoog is de sterfte na een jaar bij oudere patiënten die geopereerd zijn voor een heupfractuur? a. 5% b. 25% c. 50%
b
11
H34
1
Landefeld
H38
1
Landefeld
Leerboek
2
chirurgie + college heupfracture n
Standpunt
4
KNMG euthanasie
Richtlijn
4
oncoline palliatieve sedatie
Leerboek chirurgie + college heupfracture n
2
72
73
Een patiënt revalideert voorspoedig na een proximale femurfractuur rechts waarvoor hij een dynamische heupschroef heeft gekregen. Na zes weken krijgt hij echter pijn bij lopen in zijn rechter heup. Wat is nu de beste stap? a. Adviseren twee weken rust te nemen b. Röntgenfoto van de rechterheup laten maken c. Pijnstilling geven en doorgaan met mobiliseren
b
Wat is de aangewezen medicatie bij doorbraakpijn? a. Een snel-inwerkende opioïde b. Een anxiolyticum c. Een NSAID
a
Leerboek chirurgie + college heupfracture n
Colleges palliatieve zorg
12
2
4