ALL-CRM Installatie handleiding AC-ReportingStudio Installatie & Geavanceerde instellingen
Auteur:
GvBoxtel
Datum: Versie: Reference:
06-08-2013 v2.0
© 2014-2015, All-CRM
1 Inhoudsopgave 1
Inhoudsopgave
2
2
Document geschiedenis
3
3
Disclaimer & Legal
4
4
Inleiding
5
4.1 4.2
5 5
5
Inrichten van het systeem 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.5.1 5.5.2
6
7
Algemeen Wat is nieuw in versie 2015
6
AC-ACC AC-GeoData AC-Service runner Aanmaken en inrichten van AC-ReportingStudio Bekende problemen Framework is wel geïnstalleerd maar IIS gebruikt het niet Gecomprimeerde HTML files
6 7 10 18 29 29 38
Installatie Webapplicaties
40
6.1
40
Installatie van AC-MapView
Eerste start en inrichten rechten
46
7.1 7.2
46 50
Start AC-ReportingStudio en instellen wachtwoorden Instellen rechten voor de app’s
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 2 of 51
2 Document geschiedenis Versie 0.1 0.2 1.3 1.4 2.0
Date: 6-1-2015
Datum 06-08-13 16-02-13 14-11-14 20-11-14 06-01-15
Auteur GvB GvB GvB GvB GvB
Aanpassingen Initial version. Revision Trouble shooting uitgebreid Kleine tekstuele aanpassingen Rechtenstructuur voor de webapp’s is aangepast. De handleiding is hierop aangepast
V 1.4
page 3 of 51
3 Disclaimer & Legal Alhoewel dit document met de grootste zorg is samengesteld kan het fouten bevatten of incompleet zijn. Er kunnen geen rechten aan dit document worden ontleend. De inhoud van dit document is vertrouwelijk van aard. Het wordt onder de nadrukkelijke voorwaarde van non-disclosure ter beschikking gesteld. The disclosed information is the (intellectual) property of All-CRM copying it or using it in any way other than the intended purpose of cooperation is a breach of copyrights and the agreement under which this document has been supplied. All rights reserved © 2014-2015 All-CRM.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 4 of 51
4 Inleiding 4.1 Algemeen Bij het schrijven van deze handleiding is uit gegaan van de installatie van AC-MapView. Dit programma geeft een grafische presentatie van de geografische ligging van contacten, suspects, prospects en andere relaties. (In de handleiding wordt gesproken over “Contacts”.) Omdat AC-MapView onderdeel vormt van AC-ReportingStudio, kan de handleiding zondermeer ook worden gevolgd voor de installatie van de andere door ALL-CRM ontwikkelde webapplicaties. Na de algemene installatie worden de specifieke instellingen per Webapplicatie beschreven. Zo kent bijvoorbeeld AC-MapView een aantal specifieke instellingen en opties. De handleiding beschrijft het gebruik van de instellingen en opties. Hierbij volgt de handleiding het reguliere proces van inrichten van AC-WebMapView.
4.2 Wat is nieuw in versie 2015 Met name de rechtenstructuur is in de 2015 versie veranderd. Daarom is in de handleiding hiervoor een nieuw hoofdstuk toegevoegd. De nieuwe rechtenstructuur werkt op basis van de stelling “Zolang er niets is ingesteld heeft iedereen alle rechten, zodra er rechten worden ingesteld zit alles op slot tenzij er rechten zijn toegekend aan de gebruiker. Het is dus noodzakelijk dat een gebruiker inlogd”.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 5 of 51
5 Inrichten van het systeem
5.1 AC-ACC AC-WebMapView (en ook de andere webapplicaties) worden beheerd vanuit AC-ACC. Voor het beheren van AC-WebMapView is het daarom noodzakelijk om AC-ACC te starten. Indien AC-ACC nog niet op het systeem is geïnstalleerd, dan is het (vanzelfsprekend) noodzakelijk dit (gratis) product alsnog op het systeem te installeren. Zie hiervoor de installatiehandleiding AC-ACC. Hierna worden de stappen uitgelegd die moeten worden doorlopen om de basissoftware voor de webapplicaties te installeren. Daarna worden de stappen voor de afzonderlijke webapps toegelicht.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 6 of 51
5.2 AC-GeoData Deze stap is alleen nodig indien gebruik wordt gemaakt van de AC-MapView applicatie. Voor de andere apps kan deze stap worden overgeslagen. Een locatie op de landkaart wordt aangegeven met 2 getallen, de Latitude en Longitude getallen. AC_WebMapView werkt met de postcode van het bezoekadres van contacten. Er moet dus een vertaling zijn van postcode naar de Latitude en Longitude. Deze vertaling van postcode naar geografische data wordt verzorgd door AC-GeoData. De vertaalsoftware moet eenmalig worden geinstalleerd om beschikbaar te zijn op het systeem. Hierna wordt de procedure uitgelegd om deze software te plaatsen. 1. Start AC-ACC, en login op het systeem 2. Klik in het hoofdmenu op “Install add-ons” 3. Klik in het submenu op “Install AC-Reporting” 4. Klik in het submenu op “Install basic modules, AC-GeoData”
Het gebruik van AC-GeoData is onderworpen aan aanvullende licentie voorwaarden. Voordat AC-GeoData op het systeem kan worden geïnstalleerd moeten daarom de aanvullende licentie voorwaarden worden geaccepteerd.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 7 of 51
Na acceptatie worden de noodzakelijke bestanden van de www.All-CRM.nl website gedownload. Het betreft een groot bestand, zodat het downloaden meerdere minuten kan duren. Gedurende deze tijd, zal AC-ACC niet reageren. (Er is ook geen voortgang indicator.) De benodigde tijd is afhankelijk van de verbinding met internet.
Daarna wordt AC-GeoData op het systeem geïnstalleerd. Dit kan geruime tijd in beslag nemen. (enkele uren). Er is relatief veel schijfruimte nodig voor deze applicatie. Reken op minimaal 500 Mb extra ruimte. Deze ruimte wordt vooral gebruikt op de SQL server. Date: 6-1-2015
V 1.4
page 8 of 51
Tijdens de installatie is er veel communicatie met de SQL-server. Mogelijk ondervinden de andere gebruikers en applicaties die gebruik maken van de SQLserver hier hinder van.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 9 of 51
5.3 AC-Service runner AC-Service runner verzorgd achtergrond taken die nodig zijn om de andere door ALL-CRM ontwikkelde applicaties goed te laten functioneren. Hierbij kan worden gedacht aan het bijwerken van de GeoData ten behoeve van ACMapView, het toevoegen van historie informatie aan tabellen in Super-Office waarmee trendanalyses kunnen worden uitgevoerd. De AC-Service runner wordt daarom elke nacht draait op de server. Meestal de Applicatie server of de SQL-server. Hierna wordt aangegeven op welke wijze deze service applicatie op de server kan worden geïnstalleerd. (Van zelfsprekend moet de service applicatie op een server worden geïnstalleerd.) 1. Start AC-ACC, en login op het systeem 2. Klik in het hoofdmenu op menu “Install Add-ons” 3. Klik in het submenu op “Install AC-Reporting” 4. Klik nu op “Install Basis modules: AC-Servicerunner”
Nu wordt erop gewezen dat de service applicaties alleen op een server kan worden geïnstalleerd. Indien AC-ACC op een van de servers is gestart, bevestig dan de vraag met “JA” / “Yes”.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 10 of 51
Vervolgens wordt het navolgende scherm getoond:
5. Klik op de knop “Next”. Nu wordt het scherm getoond waarin de aanvullende software van de All-CRM website wordt geladen.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 11 of 51
De voorgestelde instellingen zijn aangepast voor de server waarop de applicatie wordt geïnstalleerd, en zijn dus feitelijk altijd correct. Alleen bij afwijkende installaties is het nodig de standaard instellingen aan te passen. De downloadlocatie is het internet adres dat wijst naar de locatie waar de aanvullende software zich bevindt. Het is niet zinnig om dit adres aan te passen. De software wordt geïnstalleerd in een vaste submap van de in het veld na “Installation path”/ “hoofdmap” opgegeven folder. Klik op de knop “Download” om de applicatie bestanden te downloaden en te installeren in de opgegeven folder. Dit downloaden en installeren kan enige tijd in beslag nemen. Nadat de bestanden zijn opgehaald van het internet, en geïnstalleerd, wordt dit door het programma gemeld. (Het is verstandig om altijd de laatste versie van deze applicatie te gebruiken. Deze applicatie mag op slechts 1 server actief zijn. Indien tegelijkertijd meerdere versies van deze applicatie actief zijn kan dit tot problemen leiden.) Klik nadat het downloaden is afgerond op de knop “Next”, deze wordt na het downloaden en installeren actief. Tevens verschijnt een groene balk onderin het beeld. .
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 12 of 51
6. Aanmaken geplande taak. In deze stap wordt een zogenoemde geplande taak aangemaakt. Deze taak, die elke nacht wordt uitgevoerd, zal alle voor de MangementTools en AC-ReportingStudio noodzakelijke gegevens verzamelen en bewerkingen uitvoeren.
In het scherm worden alle reeds ingestelde geplande taken getoond. Door op de naam van een taak te klikken en vervolgens op de knop “Properties”/”Eigenschappen” te klikken worden de eigenschappen van de taak getoond. Een taak kan des gewenst worden verwijderd door eerst op de naam van de bewuste taak te klikken en vervolgens op de knop met opschrift “Delete”/”Verwijderen”.
Voor de voortgang van het proces is het vereist dat op de knop “Nieuwe taak” / “new Task” wordt geklikt. Nu wordt het onderstaande scherm getoond, klik op “Yes” om de default instellingen te gebruiken.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 13 of 51
Vervolgens wordt een scherm getoond waarin wordt gewezen op een handmatige instelling. (Deze instelling kan niet vanuit het installatie programma worden ingesteld.)
Vervolgens wordt een eigenschappen scherm getoond. Alle informatie in dit scherm wordt automatisch ingevuld, alleen op tabblad 3 staat een fout. In het omcirkelde deel staat 72, dit moet worden aangepast in 18. Hiermee wordt voorkomen dat meerdere versies van de applicatie tegelijkertijd actief zijn.
Het is niet nodig om de andere instellingen aan te passen. Klik op de knop “OK” om de taak definitief aan te maken. Door op de knop “OK” te klikken wordt een klein nieuw scherm getoond. Hierin moet het wachtwoord van de geselecteerde gebruiker worden opgegeven. Na het opgeven van de gebruikersnaam en het bijbehorende wachtwoord worden alle dialoog schermen gesloten en is de nieuwe taak zichtbaar in de lijst van geïnstalleerde taken.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 14 of 51
Ter controle kan de geplande taak ook worden opgezocht in de Windows taskmanager. De Windows taskmanager kan worden gestart vanaf een dosprompt met de opdracht: “Taskschd.msc”. Het linker scherm bestaat uit een boom. Klik alles dicht tot dat alleen “Task Scheduler (Local) nog zichtbaar is. Dubbelklik nu 1 maal op “Task Schelduler (Local)”. Nu wordt de map “Task Scheduler Libary” zichtbaar. Klik eenmaal op deze tekst. (Klap de map niet uit!). In het middelste scherm is nu de taak zichtbaar.
Controleer op het tabblad “Triggers” of de taak “Enabled” is. Zo niet dan kan deze op Enable worden gezet door te dubbelklikken op de omcirkelde tekst.
Klik op de knop met opschrift “Next” in de wizard om het volgende scherm te tonen.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 15 of 51
7. De SQL connectie aanmaken voor de Service runner Voor een goede werking van de Service Runner is het noodzakelijk om een verbinding met de database te hebben. Dit scherm stelt deze verbinding in. De verbindingsgegevens worden overgenomen vanuit de AC-ACC applicatie en zullen daarom correct zijn.
Door op de knop “Write”/”Schrijf” te klikken worden de verbindingsgegevens wegschreven naar het configuratiebestand. Klik daarna op de knop “Next”.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 16 of 51
8. Eerste keer starten van de AC-Service runner Zoals al is aangegeven zal de AC-Servicerunner elke dag draaien. Om te testen of alles correct is ingesteld kan het programma handmatig worden gestart. Klik hiervoor op de knop “Run”.
Houdt er rekening mee dat het uitvoeren van alle activiteiten die AC-Service runner moet uitvoeren de nodige tijd in beslag nemen. Gedurende deze tijd worden een aantal “zwarte schermen” getoond, ook wel “Dosboxen” genoemd. Hierin wordt de voortgang van het programma worden gevolgd.
9. Afsluiten van de wizard Alle onderdelen van de wizard zijn doorlopen en deze wizard is voltooid. Door op de knop “Finish” te klikken wordt deze wizard afgesloten.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 17 of 51
5.4 Aanmaken en inrichten van AC-ReportingStudio AC-WebMapView is net als AC-TimeWriter en AC-TimeLine onderdeel van ACReportingStudio. Dit zijn allemaal webapplicaties die gebruik maken van de Internet Informatie Server (IIS-server). De IIS-server is standaard beschikbaar op Microsoft servers. Op een dergelijke server kunnen virtuele mappen en applicatiepools worden aangemaakt. Door per applicatie een eigen virtuele map aan te maken en gebruik te maken van een eigen applicatiepool worden de verschillende applicaties die draaien op dezelfde IIS server van elkaar gescheiden. Door deze werkwijze is geen onderlinge beïnvloeding mogelijk. Via de Wizard die wordt gestart vanuit AC-ACC wordt een nieuwe virtuele map aangemaakt en wordt tevens een nieuwe applicatiepool aangemaakt. De handleiding (en Wizard) zijn gemaakt voor de Windows2008 server. 1. Start AC-ACC, en login op het systeem 2. Klik in het hoofdmenu op “Install Add-ons”. 3. Klik in het submenu op “Install AC-Reporting” 4. Klik in het submenu op “Install Basic modules: AC-Webparts”.
Nu wordt erop gewezen dat de service applicaties alleen op een webserver kan worden geïnstalleerd. Dus een server waarop IIS draait. Indien AC-ACC op (een van) de webserver(s) is gestart, bevestig dan de vraag met “JA” / “Yes”. Nu wordt de wizard gestart en getoond.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 18 of 51
5. Klik op de knop “Next”. Door op deze knop te klikken worden een nieuw scherm geopend waarin de functionaliteit wordt geboden om de noodzakelijke aanvullende bestanden op te halen. Deze bestanden vormen samen AC-ReportingStudio.
In dit scherm zijn 2 instellingen beschikbaar.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 19 of 51
De “Download location” wijst naar de internet locatie waar de bestanden van ACReportingStudio klaar staan. Dit is een vaste locatie. Aanpassing is niet zinvol. Het “Roothpath default website” is het path naar de default website. Ingevuld is de standaard instelling (zoals door Microsoft wordt gebruikt). Mocht het roothpath van de IIS-server anders zijn ingesteld, dan dient het juiste path worden opgegeven. Klik op de knop “Download” om het ophalen van de noodzakelijke bestanden van het internet te starten. Daarna worden de opgehaalde bestanden automatisch in een submap van het opgegeven Roothpath van de website geplaatst. Deze folder met daarin AC-ReportingStudio wordt een virtuele submap van de default website. Het downloaden en plaatsen van de bestanden op de server kan enkele minuten duren. Gedurende deze tijd wordt geen voortgangsindicator getoond. Klik op de knop met opschrift “Next” om de volgende stap te starten.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 20 of 51
6. SQL connectie aan maken. Voor een goede werking van AC-ReportingStudio is het noodzakelijk om een goede verbinding met de database te hebben. Dit scherm stelt deze verbinding in. De verbindingsgegevens worden overgenomen vanuit de AC-ACC applicatie en zullen correct zijn. Door op de knop “Write”/”Schrijf” te klikken worden de verbindingsgegevens wegschreven naar het configuratiebestand.
De SQL configuratie voor de AC-Service runner en AC-ReportingStudio zullen aan elkaar gelijk zijn, echter de informatie wordt op verschillende locaties weggeschreven. Hoewel beide applicaties in de praktijk vrijwel altijd op dezelfde server zullen worden geïnstalleerd is dit technisch niet noodzakelijk. Optioneel biedt AC-ReportingStudio extra veiligheidsmaatregelen die kunnen worden ingezet om de in Super-Office aanwezige informatie extra te beschermen. Een van deze maatregelen heeft betrekking op de SQL configuratie. Neem contact op met de ALL-CRM medewerkers indien deze extra veiligheidsmaatregelen gewenst zijn. De Wizard moet schrijfrechten hebben om de modificaties weg te schrijven in een XML bestand. Indien de volgende melding verschijnt, dan moeten de rechten op de betreffende map worden aangepast.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 21 of 51
Haal het vinkje bij “Read-only (only applies to fies in folder)” weg. Klik op “apply” en “ok” en daarna weer op “ok”. Ga terug naar het AC-ACC scherm en klik weer op “Write”/”Schrijf”. Klik daarna op “Next”. Zie hierna:
Klik op de knop “Next” om naar de volgende stap te gaan.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 22 of 51
7. Aanmaken van de Web applicatie. Een IIS-server kan 2 soorten van webpagina’s tonen. Statische pagina’s (eindigend op html) en Dynamische pagina’s (eindigend op ASPX). Zonder aanvullende instellingen zal de IIS server de pagina’s van AC-ReportingStudio als statische pagina’s tonen. Dit is ongewenst, daarom moeten de hierna beschreven stappen worden doorlopen. Om ook de dynamische pagina’s te kunnen tonen moet de huidige virtuele ACReportingStudio map worden omgezet naar een virtuele applicatie binnen IIS. De wizard die is gestart door op de knop “Create WebPage” te klikken zal hierbij helpen. (Feitelijk is de naam niet correct, in feite wordt een statische website omgebouwd naar een applicatie binnen IIS.) Het scherm van de wizard ziet er uit als hierna is weergegeven:
In dit scherm zijn 3 instellingen beschikbaar. “Website RoothPath” verwijst naar de instelling die eerder is ingegeven als “Roothpath default Website”. Beide moeten gelijk zijn. De “Virtual app name” is feitelijk een vaste instelling, “AC-ReportingWeb” mag niet worden gewijzigd. Application Pool vereist meer uitleg. Binnen de IIS-server kunnen meerdere zo genoemde application pools beschikbaar zijn. Elke applicationpool is in feite een eigen systeem (vergelijkbaar met een PC) waarbinnen een of meer programma’s kunnen draaien. Programma’s binnen 1 pool kunnen elkaar beïnvloeden, maar hebben geen weet van, en dus ook geen enkele invloed op, de programma’s in de andere pools. Het is dus een uitstekend systeem om de verschillende applicaties van elkaar te scheiden, waarbij geen enkele beïnvloeding mogelijk is. Dit sluit mogelijke problemen uit.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 23 of 51
Op het moment dat deze wizard wordt gestart wordt een controle uitgevoerd. Als uit deze controle blijkt dat de applicationpool met als naam “AllCrmAppPoolV4.0” nog niet bestaat dan zal de wizard proberen deze pool toevoegen. Gezien de voorgaande uitleg ligt het voor de hand om AC-ReportingWebStudion binnen de “AllCrmAppPoolV4.0” pool te laten draaien. Klik op de knop “Create”/”Maak” om de Virtuele map “AC-ReportingWeb” om te vormen naar een virtuele applicatie met dezelfde naam (en hetzelfde webadres). In het scherm is aangegeven dat enkele instellingen binnen de IIS-Manager moeten worden gecontroleerd. Start daarom de IISmanager (vanaf de dosprompt InetMgr). Nu wordt het startscherm van dit programma getoond:
Klik op de servernaam om (in rood omcirkelt). Hierdoor worden de aanwezige applicationpools en websites getoond. Klik eerst op “Application Pools”. Hierdoor worden alle op het systeem aanwezige pools getoond.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 24 of 51
Klik met de rechter muistoets op de naam van de pool die wordt gebruikt door ACReportingStudio. Kies in het getoonde submenu voor “Addvanced Settings....” om het uitgebreide instellingen scherm te openen. Bij een 64 bits server is de instelling te vinden om ook 32 bits toepassingen toe te staan. (AC-ReportingStudio) is een 32 bits applicatie en het toestaan van 32 bits applicaties is dus noodzakelijk. Noot: Hier is ook de instelling “Ide Time-out” te vinden. Deze instelling heeft geen effect op het inslaap vallen van aspx websites! Dit is een bekend probleem van ASPX applicaties. Indien gewenst kan ALL-CRM een programma leveren die het inslaap vallen van de webapplicatie voorkomt. Ook de ISAPI and CGI Restrictions moeten worden gecontroleerd en eventueel ingesteld. Klik om de instellingen te controleren op de server naam en dubbelklik vervolgens op het icoon “ISAPI and CGI restrictions”,
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 25 of 51
Nu worden de betreffende instellingen getoond.
Controleer of bij alle regels de Restriction staat op “Allowed” , zoals in het voorbeeld. Indien bij een van de regels “Denied” staat, kan dit worden aangepast door op de betreffende regel te klikken en vervolgens in het rechterscherm op “Allow” te klikken.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 26 of 51
Er moeten 2 regels met de tekst “ASP.NET v4.0 ….” voorkomen. (een voor de 32 bits applicaties en een voor de 64 bits applicaties. Het verschil tussen de 32 en 64 bits applicaties is niet direct zichtbaar.) Mocht ASP.NET v4.0 in zijn geheel ontbreken dan dient het framework 4.0 op deze server te worden geïnstalleerd. Indien het framework moet worden geïnstalleerd, installeer dan de volledige versie van het framework en niet de cliënt versie. (In de cliënt versie ontbreken een aantal componenten die AC-ReportingStudio nodig heeft.) Het kan ook zijn dat het framework wel is geïnstalleerd maar dat het niet beschikbaar is gemaakt voor IIS. (Als IIS is geïnstalleerd dan is het te vinden in de map: %windir%\Microsoft.NET\Framework\V4.0…..) Het framework kan beschikbaar worden gemaakt voor IIS met de volgende opdracht: %windir%\Microsoft.NET\Framework\v4.0.21006\aspnet_regiis.exe -i Zie ook paragraaf 5.5.1 Vanaf dit moment zijn de verschillende onderdelen van AC-ReportingStudio beschikbaar. Dit kan worden getest vanuit de IIS manager.
Klik hiervoor achter een volgens op: 1. De IIS server naam 2. “Default Web Site” uitklappen 3. “AC-ReportingStudio” uitklappen 4. Wissel van “Features” naar “Content View” door op “Content View” te klikken
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 27 of 51
5. Klik op “AC-MapView.aspx” (zonder .cs) om dit onderdeel te selecteren 6. Klik op “Browse” om een internet browser te laten openen en de pagina te laten tonen. Zie het voorbeeld hierna:
Als alternatieve pagina kan worden geklikt op TestPage.html . Deze pagina bevat een aantal controle onderdelen die alle belangrijke onderdelen controleert en het resultaat toont. Nadat alle instellingen zijn gecontroleerd kan op de knop “Finish” worden geklikt waarmee deze wizard wordt afgesloten. Hiermee zijn alle basiscomponenten geïnstalleerd.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 28 of 51
5.5 Bekende problemen 5.5.1 Framework is wel geïnstalleerd maar IIS gebruikt het niet Het is tijdens de installatie van het DOT.Net framework mogelijk om aan te geven dat IIS geen gebruik mag maken van het framework. Hiervoor heeft micrsoft een tool, de ASP.NET IIS Registration Tool, Aspnet_regiis.exe. Toelichting voor het gebruik: The ASP.NET IIS Registration tool (Aspnet_regiis.exe) is used to register ASP.NET applications with Internet Information Services (IIS). This topic describes the options, syntax, and other information for using the tool. Using the ASP.NET IIS Registration tool, you can perform tasks such as the following: Register or remove the .NET Framework ASP.NET installation with IIS. Create new ASP.NET application pools. Display the status of all installed versions of ASP.NET. Important note The version of Aspnet_regiis that is included with the .NET Framework version 4 has new features and capabilities, which are summarized in the Options section. However, these features are available only when you install the .NET Framework 4 on Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7. If you install the .NET Framework version 4 on any version of Windows XP or Windows Server 2003, the tool works the same as in version 3.5 and earlier of the .NET Framework. For details about how Aspnet_regiis works on Windows XP or Windows Server 2003, see ASP.NET IIS Registration Tool for the .NET Framework Version 3.5. The .NET Framework 4 can be installed side-by-side with previous versions of the .NET Framework on a single computer. If IIS was previously enabled on the computer, the setup process for the .NET Framework automatically registers ASP.NET 4 with IIS. However, if you install the .NET Framework 4 before you enable IIS, you must run the ASP.NET IIS Registration tool in order to register the .NET Framework with IIS and create application pools that use the .NET Framework 4. Caution note For information about how to find the correct version of Aspnet_regiis.exe, see Finding the Correct Version of Aspnet_regiis.exe later in this document. aspnet_regiis [options] The i, ir, iru and enable options are typically the only options that you require in order to register ASP.NET applications with IIS.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 29 of 51
-i =>Installs ASP.NET 4 and updates existing applications to use the ASP.NET 4 version of the application pool. It updates both the IIS Classic mode and the IIS Integrated mode handler and script mappings in the IIS metabase. This option creates two application pools, ASP.NET v4.0 and ASP.NET v4.0 Classic. The DefaultAppPool application pool and the Classic .NET AppPool application pools are set to the .NET Framework 4 version of the CLR. The 32-bit version of Aspnet_regiis.exe adds only 32-bit scriptmaps to the Applicationhost.config file. The 64-bit version of Aspnet_regiis.exe adds 32-bit and 64-bit scriptmaps to the Applicationhost.config file. This is done because 64-bit versions of Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7 installations that have IIS 7.0 enabled will also have Windows on Windows 64bit (WOW64) support available. Note In the Windows Features dialog box of the operating system, the option for ASP.NET integration is not selected. (This option is in the Internet Information Services section.) The Windows Features dialog box displays only the status of ASP.NET 2.0 integration. It does not display information about version 4.
%windir%\Microsoft.NET\Framework\v4.0.21006\aspnet_regiis. exe -i
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 30 of 51
-c => Legacy option that does not apply when you run applications under ASP.NET version 4. For information about how this option works with previous versions of ASP.NET, see ASP.NET IIS Registration Tool for the .NET Framework Version 3.5. -disable => On IIS 6.0 and on IIS 7.0 running in Classic mode, disables the ASP.NET ISAPI extension. The command does not apply to IIS 7.0 in Integrated mode. This option can be combined only with the -i, -ir, or -r options. It is not available with IIS versions earlier than IIS 6.0. -e =>Removes the client scripts for ASP.NET from the aspnet_client subdirectory of each IIS site directory. Only the client scripts for the ASP.NET version that is associated with Aspnet_regiis.exe are removed. -ea => Removes the client scripts for all versions of ASP.NET from the aspnet_client subdirectory of each IIS site directory. -enable => On IIS 6.0 and on IIS 7.0 in Classic mode, option enables the ASP.NET ISAPI extension. The command does not apply to IIS 7.0 in Integrated mode. This option can be combined only with the -i, -ir, or -r options. It is not available with IIS versions earlier than IIS 6.0 or with ASP.NET versions earlier than ASP.NET version 2.0. -ga user => Grants the specified user or group access to the IIS metabase and other directories that are used by ASP.NET. You typically use this option when you are creating a custom service account. For more information, see How to: Create a Service Account for an ASP.NET 2.0 Application. This option is not available with ASP.NET versions earlier than ASP.NET 2.0. For installations on Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7, this option enables you to set ACLs for groups. Note: The version of Aspnet_regiis.exe that is provided in ASP.NET versions 3.5 and earlier fails when specifying a local user or group. -ir => Installs and registers ASP.NET 4. This option is the same as the -i option except that this option does not change the CLR version that is associated with any existing application pools. -iru => If ASP.NET is not currently registered with IIS, performs the tasks described for i. If a previous version of ASP.NET is already registered with IIS, this option performs the tasks described for -ir. -k path => This option is not supported under Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7. For information about how this option works when you run under Windows XP or Windows Server 2003, see ASP.NET IIS Registration Tool for the .NET Framework Version 3.5. -kn path => This option is not supported under Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 31 of 51
For information about how this option works when you run under Windows XP or Windows Server 2003, see ASP.NET IIS Registration Tool for the .NET Framework Version 3.5. -lk => Lists the path and version of all IIS metabase keys where ASP.NET is mapped. This option is not supported on Windows Vista and later versions. The keys that inherit ASP.NET scriptmaps from a parent key are not displayed. -lv => Lists the status and installation path of all versions of ASP.NET that are installed on the computer. -norestart => This option is not supported under Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7. For information about how this option works when you run under Windows XP or Windows Server 2003, see ASP.NET IIS Registration Tool for the .NET Framework Version 3.5. -r => Performs the tasks described for -i and in addition switches all application pools to use the .NET Framework 4 CLR. -s path => Updates scriptmaps and application-pool assignments for the specified application and for all sub-applications. For a non-root Web application (not W3SVC\ or W3SVC\ROOT), the application pool settings for the non-root Web application and all its sub-applications are copied to a new application pool named ASP.NET V4.0 original application pool name, and the non-root Web application is then moved to the new application pool. The new application pool has the same settings as the original application pool, except that the copy is mapped to the .NET Framework 4 CLR and has ASP.NET 4 settings. If the new application pool ASP.NET V4.0 original application pool name already exists, the step of creating and cloning the application pool is skipped. Instead, Aspnet_regiis.exe uses the existing application pool and sets it to use the .NET Framework 4 CLR, but makes no other changes. The tool then moves the specified application and its sub-applications to the corresponding application-pool copy. Existing application-pool settings are left unchanged. If the specified application is the Web root (W3SVC\ or W3SVC\ROOT), Aspnet_regiis.exe updates all application pools to use the .NET Framework 4 CLR and ASP.NET 4. -sn path => Performs the tasks described for -s, except that -sn is not recursive. Updates scriptmaps and application-pool assignments for only the specific application. No sub-applications are changed. If the specified application is the Web root (W3SVC\ or W3SVC\ROOT), Aspnet_regiis.exe changes the application pools named DefaultAppPool, Classic .NET AppPool, ASP.NET V4.0, and ASP.NET V4.0 Classic" to use the .NET Framework 4 CLR and ASP.NET 4. -u => For uninstallation, leaves the two 4 versions of the application pools, leaves any applications that were in the two version 4 application pools. This option also removes the managedRuntimeVersion attribute of application pools that were mapped to the .NET Framework 4 CLR. This reverts the application pools to the IIS
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 32 of 51
7.0 default value for the runtime, which is 2.0 on Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7. The option removes all explicitly set version 4 handler and module mappings. It also removes all scriptmaps (32-bit and 64-bit), regardless of whether the 32-bit or 64-bit version of Aspnet_regiis.exe is used. -ua => For uninstallation, leaves the two 4 versions of the application pools, and leaves any applications that were in the two version 4 application pools. This option removes all ASP.NET registrations (both versions 2.0 and 4) from the Applicationhost.config file. It also removes all scriptmaps (32-bit and 64-bit), regardless of whether the 32-bit or 64-bit version of Aspnet_regiis.exe is used. Existing application pools will still be associated with the .NET Framework 2.0, because that is the default value for the managedRuntimeVersion attribute. -? => Displays the command syntax and options for the ASP.NET IIS Registration tool. Configuration Options -config+ => Enables remote access to ASP.NET configuration. -config- => Disables remote access to ASP.NET configuration. -pa => container account. Grants permission for the specified user or group account to access the specified key container. This option can take the following modifiers: -pku => Substitutes a user-specified container for the default machine container. -csp provider => Specifies the container provider to use. -full => Specifies that full access should be added (by default, access is read-only). -pc container => Creates an RSA public/private key pair in the specified container. This option can take the following modifiers: -size keySize Specifies the key size. The default is 2048 bytes. -pku Substitutes a user-specified container for the default key container. -exp Specifies that private keys must be able to be exported. -csp provider Specifies the container provider to use. -pd section Decrypts the configuration section. This argument can take the following parameters: -app virtualPath Specifies that decryption should occur at the level of the included path. -location subPath Specifies the subdirectory to decrypt. -pkm Specifies that the Machine.config file should be decrypted instead of the Web.config file. -pdf section webApplicationDirectory Decrypts the specified configuration section of the Web.config file in the specified physical (not virtual) directory.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 33 of 51
-pe section
Encrypts the specified configuration section. This option can take the following modifiers: -prov provider Specifies the encryption provider to use. -app virtualPath Specifies that encryption should occur at the level of the included path. -location subPath Specifies the subdirectory to encrypt. -pkm Specifies that the Machine.config file should be encrypted instead of the Web.config file. -pef section webApplicationDirectory Encrypts the specified configuration section of the Web.config file in the specified physical (not virtual) directory. -pi container file Imports an RSA public/private key pair to the specified container from the specified XML file. This option can take the following modifiers: -pku Substitutes a user-specified container for the default machine container. -exp Specifies that private keys can be exported. -csp provider Specifies the container provider to use. -pr container account Removes permission for the specified user or group account to access the specified key container. This option can take the following modifiers: -pku Substitutes a user-specified container for the default machine container. -csp provider Specifies the container provider to use. -px container file Exports an RSA public/private key pair from the specified container to the specified XML file. This option can take the following modifiers: -pku Substitutes a user-specified container for the default machine container. -csp provider Specifies the container provider to use. -pz container Deletes the specified key container. This option can take the following modifier: -pku Substitutes a user-specified container for the default machine container. Remarks When multiple versions of ASP.NET are installed on a computer, the versions of ASP.NET are said to be running side-by-side. In this scenario, you must configure IIS to indicate which version of the ASP.NET ISAPI (aspnet_isapi.dll) should process a page in an ASP.NET application. In IIS 7.0, in both Classic and Integrated mode, the CLR version set for the application pool determines which version of ASP.NET and which associated version of the CLR are used to run an application. In IIS 6.0, a scriptmap is used to associate an application with a specific ASP.NET ISAPI version, and the ISAPI version in turn determines which version of the CLR is used to run the application. There are 32-bit and 64-bit versions of Aspnet_regiis.exe. For Windows Vista and Windows Server 2008, you can run the 32-bit version of the tool on a 64-bit installation of IIS. This lets you run mixed 32-bit and 64-bit worker processes on the same 64-bit system. The following table lists special cases and limitations that apply when you run the 32-bit version of the tool on a 64-bit version of IIS. IIS Version: Special cases for 32-bit versions of Aspnet_regiis.exe 6.0
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 34 of 51
You can run the 32-bit version of Aspnet_regiis.exe under a 64-bit IIS 6.0 installation on Windows Server 2003 with the following restrictions: The 32-bit version runs only if IIS has been set to run in 32-bit mode. The 64-bit version runs only if IIS has been set to run in 64-bit mode. 7.0 On Windows Vista, Windows Server 2008, or Windows 7, when you run the 32-bit version of Aspnet_regiis.exe under IIS 7, the tool does not automatically set the enable32BitAppOnWin64 attribute of the applicationPools element. On a default 64-bit operating system installation, with Windows on Windows 64 enabled, you can use 32-bit Aspnet_regiis.exe to configure IIS 7, but you will not be able to run any 32-bit applications, unless you explicitly change the enable32BitAppOnWin64 attribute to enable running the application in Windows on Windows 64. For more information about IIS 7.0 configuration options, see the documentation for the applicationPools element in the Applicationhost.config file. The ASP.NET IIS Registration tool is commonly used with the -s or -sn option to remap an ASP.NET application to the version of the .NET Framework that it is associated with. Use the -s option to update an application at the specified root path and in all of its subdirectories. If you do not want applications in subdirectories to be updated, use the sn option. NoteNote The path parameter refers to the root path of the application, not the physical path. For example, W3SVC/1/ROOT/SampleApp1. You can also use the ASP.NET IIS Registration tool to view information about ASP.NET. To list the status and installation path of all of the versions of ASP.NET that are installed on your computer, use the -lv option. The -norestart option prevents a restart of the World Wide Web Publishing Service after ASP.NET script maps are installed or updated. If you are running multiple Web sites in IIS and they are in various application pools, and if you do not want all of them to be restarted, use this option. Any changes made using the ASP.NET tab on the Internet Information Service console application also cause all application pools to be recycled. If you want to change the ASP.NET version that an application uses without causing all application pools to be recycled, run the following two commands to change the version. aspnet_regiis -s w3svc/
/root -norestart iisapp /a /r The ASP.NET IIS Registration tool can also be used to install and uninstall the linked version of ASP.NET. Use the -i option to install ASP.NET and to update the script maps of all existing ASP.NET applications. Use the -ir option to install ASP.NET without updating the script maps. To uninstall the ASP.NET version that is associated with the tool, use the -u option. If you want to uninstall all versions of ASP.NET from the computer, use the -ua option. You can also use the ASP.NET IIS Registration tool to view information about ASP.NET. To list the status and installation path of all of the versions of ASP.NET that are installed on your computer, use the -lv option. If you want to see the paths to all of the IIS metabase keys where ASP.NET is mapped, use the -lk option. You can use Aspnet_regiis.exe to install and remove system client-side script, such as script for client-side validation. Use the -c option to install client script for the version of ASP.NET that is associated with the tool. (Script is installed in the Aspnet_client subdirectory of each IIS site directory.) To remove the client-side script for just the ASP.NET version that is associated with the tool, use the -e option. To remove the clientside script for all installed versions of ASP.NET, use the -ea option.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 35 of 51
When you are using impersonation and if the impersonation account does not have Read access to the IIS metabase, a COMException exception with the message "Access is denied" is thrown when you try to access DirectoryEntry. This can occur when the Code subdirectory of the application exists in the application root directory. This error can also occur when an application is mapped to a UNC share and the UNC account does not have Read access to the metabase. In both cases, running the ASP.NET IIS Registration tool with the -ga user option for the impersonation or UNC account fixes the issue. For more information about scriptmaps and application root paths, see the IIS documentation on the Microsoft Web site. Examples The following command installs the ASP.NET version that is associated with the version of the ASP.NET IIS Registration tool that you are using, and updates existing ASP.NET applications. On IIS 6.0, the command updates the scriptmaps of existing ASP.NET applications that are currently mapped to an earlier version of ASP.NET. On IIS 7.0, the command updates both classic mode and integrated mode handlers in the IIS metabase. It also switches the DefaultAppPool and the Classic .NET AppPool applications pools to use the .NET Framework 4 CLR. aspnet_regiis -i The following command installs the ASP.NET version that is associated with the tool without updating existing applications. On IIS 7.0, the command does not update the version of the .NET Framework associated with the DefaultAppPool and Classic .NET AppPool application pools. aspnet_regiis -ir The following command displays the status and installation path of all versions of ASP.NET that are installed on the computer. aspnet_regiis -lv The following command updates a Web application and all of its sub-applications to use the ASP.NET version that is associated with the tool. On IIS 6.0, the scriptmaps are updated. On IIS 7.0, the application is mapped to a new application pool. aspnet_regiis -s W3SVC/1/ROOT/SampleApp1 The following command performs the same functions as the -s command, except that it does not affect applications in subdirectories. aspnet_regiis -sn W3SVC/1/ROOT/SampleApp1 The following command grants the specified user or group accounts access to the IIS metabase and the other directories used by ASP.NET. aspnet_regiis -ga MyUserGroup W3SVC/1/ROOT/SampleApp1 Finding the Correct Version of Aspnet_regiis.exe Aspnet_regiis.exe is installed in the Microsoft.NET Framework directory. If the computer is running multiple .NET Framework versions side-by-side, multiple versions of the tool might be installed. The following table lists the locations where the tool is installed for different versions of the .NET Framework. Version of .NET Framework Location of Aspnet_regiis.exe file .NET Framework version 1 => %windir%\.NET\Framework\v1.0.3705 .NET Framework version 1.1 => %windir%\Microsoft.NET\Framework\v1.1.4322 .NET Framework version 2.0, version 3.0, and version 3.5 (32-bit systems) => %windir%\Microsoft.NET\Framework\v2.0.50727 .NET Framework version 2.0, version 3.0, and version 3.5 (64-bit systems) => %windir%\Microsoft.NET\Framework64\v2.0.50727 .NET Framework version 4 (32-bit systems) => %windir%\Microsoft.NET\Framework\v4.0.30319
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 36 of 51
.NET Framework version 4 (64-bit systems) => %windir%\Microsoft.NET\Framework64\v4.0.30319 Directories for the .NET Framework versions 3.0 and 3.5 do not have a copy of the tool. For more information, see the entry How to set an IIS Application or AppPool to use ASP.NET 3.5 rather than 2.0 on Scott Hanselman's blog.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 37 of 51
5.5.2 Gecomprimeerde HTML files In IIS kan worden aangegeven dat gebruik wordt gemaakt van gecomprimeerde HTML bestanden. Dit werkt echter niet met onze applicatie. De getoonde fout is: 500.19 . Er wordt vaak verwezen naar een DLL die er niets mee te maken heeft. De oplossing is als volgt: 1. Open IIS en ga naar compressie zoals hierna is aangegeven
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 38 of 51
2. Vink dynamische compressie uit, zie voorbeeld hierna
Hiermee moet dit probleem zijn opgelost. Kan hiermee de dynamische compressie niet worden uitgeschakeld dan kan een command prompt opdracht oplossing bieden. Het juiste commando kan op Internet worden gevonden. Dit probleem doet zich vooral voor bij SBS servers. (Small Business Servers) en dan in combinatie met Sharepoint (iets wat standaard wordt meegeleverd.) Het wordt veroorzaakt doordat bij de installatie van SBS 32 en 64 bits componenten door elkaar heen zijn geïnstalleerd.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 39 of 51
6 Installatie Webapplicaties Hier worden de aanvullende installaties voor de verschillende apps beschreven.
6.1 Installatie van AC-MapView 1. 2. 3. 4.
Start AC-ACC op de gebruikelijke wijze Ga in het hoofdmenu naar menu “Installeer Extra modules” Selecteer in het submenu “Install AC-Reporting” Kies in het nu getoond submenu voor “Install AC-MapView”
5. Nu wordt gecontroleerd of een geldige licentie op het systeem aanwezig is voor AC-MapView. Ontbreekt de licentie dan wordt een scherm getoond waarin de licentie kan worden aangevraagd. (Zie hierna.)
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 40 of 51
6. Nu wordt de wizard gestart waarmee AC-MapView wordt geconfigureerd.
7. Klik op de knop “Maak”/”Create” om een panel in Super-Office aan te maken. Er zijn geen instellingen.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 41 of 51
8. De Wizard toont alle Web apps die kunnen worden toegevoegd aan Super-Office. Als er geen apps meer zijn zal het hierna getoonde scherm worden getoond:
9. Sluit de wizard door op het kruisje rechtsboven te klikken. Er is geen “Finish” knop beschikbaar.
10. Desgewenst kunnen de instellingen in de Super-Office admin worden bijgesteld: Indien gewenst kunnen de instellingen voor de tabbladen worden aangepast in de SuperOffice admin. Open om de instellingen van het webpanel aan te passen de SuperOffice admin en ga naar het onderdeel “Lists” door op “Lists” in het linker menu te klikken. Nu wordt in het werkblad een overzicht van alle lijsten getoond. Scroll naar beneden, waar zich de lijst “Web panel” bevindt.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 42 of 51
11. Dubbelklik op “Web panel”. Nu wordt een nieuw werkblad getoond. In dit nieuwe werkblad staat ook het webpanel “AC-WebMapView”. Door hierop enkel te klikken worden de gegevens in het rechterdeel van het scherm gevuld. Door op de tekst “AC-WebMapView” te dubbelklikken worden de instellingen van SuperOffice voor “AC-WebMapView” getoond.
Indien gewenst kan het webpanel worden toegevoegd aan de navigatie knoppen aan de linkerzijde van het scherm. Kies in dat geval om de applicatie te koppelen aan een “Navigator button” (in windows in de groep “Other”).
12. Bewerken van de Categorieen Voor AC-WebMapView zijn per categorie aanvullende instellingen nodig. Deze instellingen kunnen worden aangepast in AC-ACC. - Open hiervoor AC-ACC - Log in - Klik in het linker menu op “User Apps” en vervolgens op “AC-Management” - Klik tot slot op het tabblad “AC-WebMapView”. Nu wordt het onderstaande scherm getoond:
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 43 of 51
13. Door op een van de categorie namen te klikken wordt een nieuw scherm geopend. Dit scherm is hierna weergegeven.
14. Door In dit scherm zijn een aantal instellingen aanpasbaar nadat op de knop “Bewerken” is geklikt. Selecteer uit de lijst achter “Interne naam” de omschrijving die het beste past bij de categorie. (Deze lijst is niet uitbreidbaar.) Koppel vervolgens een afbeelding uit de lijst die achter “Afbeelding” staat. De namen geven aan wat de kleur van de punaise is. De punaise met de naam “PinDoNotShow.png” wordt niet op de map getoond. AC-WebMapView kan een filter toepassen op contacten waarvan al enige tijd niets meer is vernomen. Dit filter wordt als laatste ingesteld, achter “Toon alleen contacten nieuwe dan:”. Omdat dit filter de verversingstijd behoorlijk negatief beïnvloedt kan het gehele filter worden uitgeschakeld. Door op de overzichtspagina een vinkje te plaatsen achter “Ignore date settings” Date: 6-1-2015
V 1.4
page 44 of 51
Door op “Ok” te klikken worden de wijzigingen direct opgeslagen.
Hiermee is AC-MapView op het systeem geïnstalleerd. Wel moet het programma via ACACC worden geconfigureerd. Zie daarvoor de Gebruikers handleiding van AC-MapView.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 45 of 51
7 Eerste start en inrichten rechten In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de rechtenstructuur minimaal moet worden ingericht. De handleiding gaat uit van een schone installatie. (Dus AC-Reporting Studio wordt voor de eerste keer geïnstalleerd en gestart.)
7.1 Start AC-ReportingStudio en instellen wachtwoorden Bij de installatie van AC-ReportingStudio is een URL aangemaakt waarmee de applicatie kan worden gestart. Start de applicatie door gebruik te maken van deze url. In de handleiding wordt een tablet gebruikt om het systeem in te richten. Het kan natuurlijk ook op een normale werkplek. Nadat de applicatie is gestart wordt het volgende scherm getoond:
Om in te loggen dient een in SuperOffice bekende gebruikersnaam te worden ingevoerd. Er kan een willekeurig wachtwoord worden ingevoerd. Er is (nog) geen controle op het gebruikte wachtwoord. Het is van belang dat het ingevoerde wachtwoord minimaal 2 tekens bevat. Nu wordt het algemene scherm getoond. Dit is hierna weergegeven:
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 46 of 51
De lay-out is voor de desktop versie iets anders dan de hierboven getoonde tablet versie maar in essentie zijn alle kloppen in beide versies aanwezig. De beheerfunctionaliteit is te vinden in het onderdeel AC-ACC WEB. Klik daarom op deze knop om dit onderdeel te openen. Nu wordt het onderstaande scherm getoond:
In de linkerlijst (onder Associates) staan alle in SuperOffice aanwezige Associates. In het rechter deel van het scherm alle programma onderdelen waarvoor rechten kunnen worden ingesteld. De in de Webapplicaties gebruikte wachtwoorden zijn niet gelijk aan de wachtwoorden die in SuperOffice worden gebruikt. (De wachtwoorden zijn niet uitwisselbaar.)
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 47 of 51
Het instellen van de wachtwoorden voor de Webapplicaties moet voor elke associate worden ingesteld. Doorloop hiervoor de volgende procedure: - Klik in het linker scherm op de betreffende associate - Klik op de menuknop “Properties” Nu wordt het properties scherm getoond, zoals hierna weergegeven:
-
Klik nu op de knop “Reset password. Hierdoor wordt een popup geopend.
-
Vul in dit popup scherm het gewenste wachtwoord in en klik daarna op de knop “Ok” Hierdoor is het wachtwoord ingesteld. Overigens kan op gelijke wijze eventueel het wachtwoord opnieuw worden ingesteld (als de associate het wachtwoord is vergeten).
Herhaal deze procedure voor alle in het systeem aanwezige associates. LET OP: zodra er voor een associate het wachtwoord is ingesteld verkrijgen alle associates pas toegang nadat de associate naam en het bijbehorende wachtwoord is ingevoerd.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 48 of 51
De controle op wachtwoord wordt dus ingeschakeld nadat er voor een associate een wachtwoord is ingesteld.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 49 of 51
7.2 Instellen rechten voor de app’s Door het instellen van de wachtwoorden voor de associates kunnen de associates gebruik maken van de Web applicaties. Tot op dit moment zijn er geen restricties en kan elke associate in principe alle programma’s gebruiken. Hierna wordt beschreven op welke wijze het gebruik kan worden beperkt. -
Start AC-Reporting Web op , zoals in de vorige paragraaf is beschreven. Klik op de knop met opschrift “AC-ACC Web” om dit onderdeel te starten Selecteer de gewenste associate Klik nu op de menuknop “Rights”. Nu wordt het rechtenscherm zoals hierna is weergegeven getoond:
-
Klik op de programmanaam van de app waarvoor de rechten moeten worden ingesteld voor de betreffende associate. Nu wordt een popup scherm getoond waarin de rechten kunnen worden aangegeven. Zie onderstaande voorbeeld.
Date: 6-1-2015
V 1.4
page 50 of 51
-
Stel de rechten in door voor de gewenste rechten vinkjes te plaatsen. - Lees rechten (Laagste rechten) - Schrijf rechten (geeft meer rechten voor de app) - Bewerk (geeft alle rechten) - Eventueel programma specifieke rechten
-
Klik op de knop “Ok” om de wijzigingen door te voeren. LET OP: Wijzigingen worden direct doorgevoerd.
Aandachtspunten (Lees deze voordat wordt begonnen): -
-
Date: 6-1-2015
Wijzigingen worden direct doorgevoerd. Ook de rechten voor AC-ACC kunnen worden ingesteld. Stel als eerste uw eigen rechten in. Anders komt u er nooit meer bij. Er zijn geen “achterdeurtjes” in de webversie. Denk na en teken uit wie welke rechten moeten krijgen.
V 1.4
page 51 of 51